Moeders!




Anselm Kiefer
Oeroude mythen en stevige gebaren
Düsseldorf
Marc Chagall
Groot overzicht van Russische verbinder
Rotterdam
Fenix Nieuw kunstmuseum over migratie
de tentoonstellingsagenda
44 pagina’s gratis bijlage
































































16.02.25 09.06.25
Anselm Kiefer
Oeroude mythen en stevige gebaren
Düsseldorf
Marc Chagall
Groot overzicht van Russische verbinder
Rotterdam
Fenix Nieuw kunstmuseum over migratie
de tentoonstellingsagenda
44 pagina’s gratis bijlage
16.02.25 09.06.25
In 1992 steunde Vereniging Rembrandt de aankoop van dit trompe-l’oeil stilleven van Samuel van Hoogstraten door het Dordrechts Museum. Al sinds 1883 geven wij Nederlandse musea onmisbare steun bij de aankoop van topkunst, zodat iedereen daar blijvend van kan genieten. Dit brievenbord is tot en met 4 mei te zien in Museum Rembrandthuis op de tentoonstelling De illusionist. Samuel van Hoogstraten.
Ook bijdragen aan zulke aankopen?
Sluit je aan voor € 85 per jaar (€ 37,50 tot 25 jaar) en krijg vrije toegang tot meer dan 125 musea, drie keer per jaar ons kunstmagazine en meer.
Vereniging Rembrandt. Voor topkunst in Nederland.
Rembrandt
Frans Hals
Pieter de Hooch en meer
14 februari — 1 juni 2025
Een gedeelde liefde
Hendrick Bloemaert, ‘Maria met kind’, 1635-40, olieverf op doek, 67,5 x 55,8 cm, Centraal Museum, Utrecht (foto: Ernst Moritz) 48
museumtijdschrift.nl nr 2 / mrt-apr 2025
Museumtijdschrifttips:
De mooiste tentoonstellingen in binnen- en buitenland
het atelier
Ana Oosting een dag uit het leven van Mick La Rock boeken recensies en tips varia museumnieuws lezerspagina ‘de vrijwilliger’, reacties
Bezoek Art Rotterdam + Lezing over Kunstmuseum Fenix
VAN OUD TOT HEDENDAAGS Moeders in de kunst
Naast de roze wolk en de heilige Maria, tijd voor het echte leven door Myrthe Meester
HEDENDAAGSE KUNST
Dubbel eerbetoon aan belangrijke, naoorlogse schilder en beeldhouwer door Robert-Jan Muller
INTERVIEW
Anne Kremers over het eerste kunstmuseum ter wereld omtrent migratie door Edo Dijksterhuis
MODERNE KUNST
Marc Chagall
Veertig jaar na zijn overlijden is zijn dromerige werk populairder dan ooit door Jaron Beekes
FOTOGRAFIE
Zet de wereld al jaren naar haar hand in betoverende taferelen door Joke de Wolf
MODERNE KUNST
Waarom zochten veel kunstenaars in het interbellum naar zingeving? door Sophia Zürcher
HEDENDAAGSE KUNST
Schiedammer vond rust en schoonheid in zakdoek en pakpapier door Kees Keijer
OUDE KUNST
Indrukwekkend overzicht van prominenten uit veertiende-eeuws Siena door Erik Spaans
Het Centraal Museum laat de vele vormen van moederschap in de kunst zien, zo beschrijft Myrthe Meester in haar artikel (vanaf pagina 22). Met welk moederbeeld identificeren onze medewerkers zich?
“In elk vrouwenlijf schuilt een donker, bloederig holletje, waar een potentieel kind zou kunnen groeien. Hoewel ikzelf absoluut geen moeder wil worden, vind ik dat toch een heel bijzonder, magisch besef. Ik word dan ook geprikkeld door het bloedrode, keramische beeldje Where the babies come from (1989) van Rhonda Zwillinger, waarmee ze de baarmoeder verbeeldt als een mythisch orgaan vol uitstekende vruchtjes, stengels en babyarmpjes en -beentjes – een kommetje vol mogelijkheid.” Myrthe Meester, filosoof en cultuurjournalist
“Vroeger hanteerde mijn vader thuis cirkelzagen en steeksleutels en maakte mijn moeder van alles op de naaimachine. Dat eerste begreep ik een beetje, het tweede niet. Dit gemis hoop ik binnenkort recht te zetten, als mijn moeder mij de ins en outs van de naaimachine gaat uitleggen. Kunstenaar Anne Verhoijsen wil al jaren mannen met textiel laten werken. Vorig jaar nam ik deel aan haar performance, toen ik met drie mannen in pak voor publiek zat te borduren.” Kees Keijer, kunsthistoricus en -criticus
“Gek, hoe je geraakt kan worden door andermans/vrouws aanstaande moederschap. Toen Ana Oosting, zie de Atelierfoto, vertelde hoe ze haar zwangerschap combineert met een expositie, laaide spontaan bewondering op. Aangezien Tanja Ritterbex tijdens haar zwangerschap misselijk werd van de geur van verf, maakte ze elke dag een tekening aan de keukentafel. Ik kocht er een. De omarming van moeder en ongeboren kind, vind ik van een ontroerende schoonheid.”
Marina de Vries, hoofdredacteur van Museumtijdschrift
museumtijdschrift.nl/nieuwsbrief
Download nu gratis Museumtijdschrift+, met het nieuwe digitale magazine. Beschikbaar voor Apple én Android via de App store of Google play @museumtijdschrift kunt u ook volgen op social media
Jaargang 38, nummer 2 maart-april 2025
Museumtijdschrift
Het grootste kunsttijdschrift van Nederland
Uitgever
WBOOKS/Openbaar kunstbezit
Marti Huetink (directeur)
Redactie
Marina de Vries (hoofdredacteur)
Sophia Zürcher (eindredacteur)
Julia Steenhuisen (redacteur)
Redactieraad
Mariette Dölle, Friso Lammertse, Bart Rutten en Anneke van Wolfswinkel
Medewerkers aan dit nummer
Jaron Beekes, Pauline Broekema, Eva Claassen (stagiaire), Edo Dijksterhuis, Leontine van der Elst (stagiaire), Marjolein Geraedts, Kees Keijer, Myrthe Meester, Robert-Jan Muller, Frank van der Ploeg (correcties), Chris Reinewald, Gert Jan van Rooij, Erik Spaans, Dorien Tamis, Monique Wijbrands, Joke de Wolf
Artdirection
Anke Revenberg
Marketing
Ilona van Leeuwen
Redactieadres
Postbus 16849, 1001 RH Amsterdam tel.: 020-3200100 museumtijdschrift@museumtijdschrift.nl
Advertenties
Reserveren: Thora Johansen/Thorell projects tel.: 06-53797504
Aanleveren: thora.johansen@bifrons.net
Bijsluiters aanleveren: WBOOKS, t.a.v. T. Dam, Boerendanserdijk 33A, 8024 AE Zwolle tel.: 038-4673400
Distributie
Betapress, Burgemeester Krollaan 14 5126 PT Gilze
Abonnementen
Abonnementenland
Nederland
Postbus 20, 1910 AA Uitgeest tel.: +31(0)251-257924
abonneren: museumtijdschrift.nl/winkel adreswijzigingen en opzeggingen: aboland.nl België
Diependaalweg 6, 3020 Herent tel.: +32(0)28085523
abonneren: museumtijdschrift.nl/winkel adreswijzigingen en opzeggingen: aboland.be
Jaarabonnement (8 nummers + Museumtijdschrift+) € 93,50
Gereduceerd jaarabonnement (Museumkaarthouders, studenten, 65+) € 88,50
Abonnementen binnen Europa, maar buiten Nederland en België € 125,00. Abonnementen buiten Europa € 134,50. Bij betaling per machtiging wordt € 2,00 in mindering gebracht.
Verzamelband € 22,95; bestellen bij WBOOKS, Postbus 1129, 8001 BC Zwolle; tel.: 038-4673400
Het abonnement kan op elk gewenst moment ingaan. De eerste abonnementsperiode geldt voor bepaalde tijd en kunt u niet tussentijds beëindigen. Indien u het abonnement aan het einde van deze periode wilt beëindigen, dient u uiterlijk 8 weken voor het einde van de abonnementsperiode op te zeggen. Abonnementen worden na de eerste abonnementsperiode omgezet naar een jaarabonnement dat telkens voor een jaar wordt gefactureerd.
© 2025 Museumtijdschrift en de auteurs Van werken van beeldend kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie zijn de publicatierechten geregeld met Pictoright, Amsterdam ISSN 1874-9798
In verband met tussentijdse wijzigingen adviseert Museumtijdschrift voorafgaand aan een tentoonstellingsbezoek te controleren of de vermelde gegevens juist zijn.
Wij hebben onze uiterste best gedaan om de rechten m.b.t. de illustraties volgens de wettelijke bepalingen te regelen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, kan zich alsnog tot Museumtijdschrift wenden.
Met verwondering kijkt hij naar gezinnen in Frankrijk, waar pubers hun ouders zonder morren vergezellen bij museumbezoek. Dat vertelde een vriend die regelmatig in dat land verkeert tijdens een aangename lunch. Dat het in Nederland anders is, is bekend. Kinderen tot dertien jaar gaan mee met hun ouders, tussen dertien en negentien hebben tieners vaak andere prioriteiten.
Sowieso staan Frankrijk en Duitsland bekend om hun respect voor kunst en cultuur. Maar onderschat de Nederlanders niet. Zelfs in de sportschool krijg ik wekelijks te horen naar welke musea mijn medesporters de afgelopen week zijn geweest. Al die kunstliefhebbers zullen watertanden van het nummer dat nu voor u ligt. Want probeer maar eens te kiezen uit het rijke tentoonstellingsaanbod dit voorjaar.
Op mijn lijstje staan minstens drie tentoonstellingen die ik graag wil zien. Dat begint met de expositie in het Centraal Museum Utrecht, gewijd aan moeders in de kunst. Jarenlang bepaalde Maria hoe moederschap eruit zou zien, zie het prachtige schilderij van Hendrick Bloemaert op de cover: de moeder met serene, gelukzalige oogopslag, het kind tevreden aan haar borst. Maar de werkelijkheid is weerbarstig, het moederschap complex en niet altijd een toonbeeld van gelukzaligheid, schrijft Myrthe Meester in dit nummer.
Ten tweede: Kiefer. Toen ik in 1986 in Amsterdam de tentoonstelling bezocht over de Duitse kunstenaar Anselm Kiefer, maakte zijn werk grote indruk. Hoe Kiefer de oorlog in de ogen durfde te
kijken, zijn blik op beladen mythen en sagen, zijn krankzinnige materiaalg ebruik en formaten – het was opzien barend. Nu wijden het Van Gogh Museum en het Stedelijk Museum in Amsterdam een dubbeltentoonstelling aan deze Duitse grootheid en het artikel van Robert-Jan Muller wekt alvast mijn nieuwsgierigheid. Ook op mijn lijstje: Fenix in Rotterdam, een kunstmuseum gewijd aan migratie. Speciaal voor Museumtijdschrift geeft directeur Anne Kremers in dit nummer een kijkje in dat nieuw te openen museum en geeft zij tijdens kunstbeurs Art Rotterdam in Ahoy een openbare lezing * . Eigenlijk wil ik alles zien wat in dit nummer aan bod komt. Dat lukt natuurlijk niet. Maar alleen al het lezen van de artikelen zorgt voor voorpret en inspiratie en draagt hopelijk bij aan vermindering van keuzestress. Het doet ons in elk geval plezier dat we berichten krijgen van onze lezers als: “Geïnspireerd door uw artikel ga ik op de valreep naar de expositie van Erich Heckel in Gent.” Of: “Aangespoord door het artikel een paar nummers terug ben ik naar Düsseldorf en Bottrop gereisd voor de Sheila Hicks-exposities. Erg mooi en indrukwekkend bij elkaar.”
Wij wensen u veel lees-, kijk- en tentoonstellingsplezier. Met of zonder morrende pubers.
MARINA DE VRIES mdevries@museumtijdschrift.nl
museumtijdschrift.nl voor recensies, tips, nieuws, lezingen en acties
* Voor een bezoek aan Art Rotterdam en de lezing over Kunstmuseum Fenix, zie pagina
Coco Olakunle, ‘Verborgen verhalen Velsen’ (detail), 2024
Voor geldigheid Museumkaart (MK), Rembrandtkaart (R) en Vriendenloterij-vipkaart (VL), zie de Tentoonstellingsagenda door Myrthe Meester
Van poezelig schootdier tot bloederige jager – de kat is een populaire muze voor hedendaagse kunstenaars. Het dier speelt de hoofdrol in de expositie ‘Schattig en kattig’, waarin schilderijen, beelden, video’s en installaties te zien zijn van zo’n 25 eigentijdse makers uit binnen- en buitenland. Sommige kunstenaars benadrukken graag het restje wildheid in hun huisdier. Zo heeft de gestreepte, langgerekte poes
Poopoo in het werk van Ralf Kokke (1989) wel iets weg van een tijger. Anderen vermenselijken het dier juist, zoals Minyoung Kim (1989), die een hygiënische kat schildert die twee vissen afspoelt onder de kraan. Ook de kattentas van Tinkebell (1979) mag natuurlijk niet ontbreken, het controversiële werk waarmee de kunstenaar de vraag oproept waarom we huisdieren zo anders behandelen dan
‘Gezichten van Noord-Holland’ biedt ruimte voor nieuwe verhalen en gezichten in het museum. De hedendaagse portretten geven samen een representatiever beeld van de verschillende gemeenschappen in de eenentwintigste-eeuwse samenleving. Haarlem, Frans Hals Museum; 4 april t/m 17 augustus; franshalsmuseum.nl
productiedieren uit de bio-industrie. Sommige werken zijn gemaakt van ongebruikelijke materialen, zoals de aaibare textielbeelden van Elen Braga (1984) en Klaas Rommelaere (1986), en de absurdistische, opgezette kat met een motortje erin van Dennis Tyfus (1979).
Ruurlo, Kasteel Ruurlo; 9 maart t/m 29 juni; museummore-kasteelruurlo.nl
Alejandro Galván verbeeldt in zijn gedetailleerde schilderingen zijn ervaringen met het opgroeien in de arbeiderswijken van Mexico, waar corruptie jarenlang de toon zette. Volgens Galván een vooralsnog ongehoord verhaal dat niet verloren mag gaan. Maastricht, Marres; 13 maart t/m 31 augustus; marres.org
< Mohammed Sami, ‘Your place waiting you’ (detail), 2021
‘Ongehoord – Verzamelde vrouwen’ belicht zes eeuwen Nederlandse vrouwengeschiedenis. Leidraad vormen ruim dertig vrouwelijke kunstenaars, geportretteerden en historische figuren uit de collectie van Museum Gouda. Er is veel aandacht voor historische vrouwen die – dwars tegen de tijdgeest in – participeerden in de maatschappij en financieel zelfstandig waren. Zoals Lydia Amerlisdr. van Rijswijk (1525-1602), die de familiefinanciën regelde en eigenhandig rechts-zaken aanspande. Of Cornelia de Rijk (1653-1726), een succesvol schilder van vogels, die haar eigen verfwinkel runde. Ook discriminatie komt aan bod, zoals bij de vrouwelijke kaarsenmakers op een tekening van Jan Toorop (1858-1926) die minder verdienden dan hun mannelijke collega’s. De gevierde schilders Suze Robertson (1855-1922), Barbara van Houten (1862-1950) en Charley Toorop (1891-1955) vertegenwoordigen de vrouwenemancipatie van de twintigste eeuw. En het verhaal over de feministische museumdirecteur Josine de Bruyn Kops (1940-87) verklaart hoe al die vrouwelijke makers in de collectie van Museum Gouda zijn beland.
Gouda, Museum Gouda; vanaf 8 maart; museumgouda.nl
In de eerste solotentoonstelling in Nederland van Mohammed Sami (1984) zijn diens raadselachtige schilderijen te zien, waarin hij zijn persoonlijke herinneringen uitdrukt. Universele gevoelens van melancholie en kwetsbaarheid in zijn werk spreken tot de verbeelding. Den Haag, KM21; 22 maart t/m 29 juni; km21.nl
Kunst en sport komen samen in de expositie ‘Doorzetters’. De getoonde werken, zoals artistieke hardloopvideo’s van Jeroen Geleen (1967) en foto’s van Katrin Korfmann (1971), brengen een ode aan de volharding van sporters, de kracht van hun lichamen en hun maatschappelijke impact. Ook is er aandacht voor historische sportprestaties die aan perfectie grenzen. ’s-Hertogenbosch, Noordbrabants Museum; 15 maart t/m 29 juni; hetnoordbrabantsmuseum.nl
Ebrahim Noroozi/AP, ‘Vrouwelijke voetbalploeg in Kaboel, Afghanistan’, 2022
Barbara van Houten, ‘Portret van Mej. Van der Gaag’, ca. 1940-48
‘Salomon Mesdach’ toont de vroegzeventiende-eeuwse portretten uit het oeuvre van de onbekende, maar geliefde meester (1575/80-ca. 1628). Fotograaf Carla van de Puttelaar (1967) liet zich door hem inspireren en voegt twee hedendaagse portretten toe. Zierikzee, Stadhuismuseum Zierikzee; tot en met 15 juni; stadhuismuseum.nl
De keramische beelden van Kaori Kurihara (1987) lijken wel tropische vruchten uit een magisch regenwoud. De Japanse kunstenaar put inspiratie uit bestaande, geschubde fruitsoorten als de ananas en de doerian, maar geeft daar een kleurrijke, fantasievolle draai aan. ‘Kaori Kurihara – Céramique botanique’ presenteert haar handgemaakte werk, dat herinnert aan de verfijnde Japanse keramiektraditie.
Purmerend, Purmerends Museum; 21 maart t/m 17 augustus; purmerendsmuseum.nl
Kaori Kurihara, ‘Super jus d’orange’, 2024
‘De Kremer collectie – Een gedeelde liefde’ biedt een inkijkje in een belangrijke privéverzameling van zeventiende-eeuwse, Nederlandse schilderkunst. Er zijn bijna vijftig werken te zien gemaakt door grootheden als Rembrandt, Frans Hals, Abraham Bloemaert en Pieter de Hooch. Een van de hoogtepunten is het intieme schilderij Een jong dienstmeisje (ca. 1660) van Michael Sweerts, die ook wel ‘de Brabantse Vermeer’ wordt genoemd. Het sober geklede meisje is afgebeeld tegen een donkere achtergrond en kijkt dromerig over haar schouder, waarmee ze inderdaad subtiel doet denken aan Vermeers Meisje met de parel (1665), dat rond dezelfde tijd geschilderd werd. De expositie vertelt niet alleen de verhalen achter de schilderijen. Ook is er aandacht voor de verzamelliefde van George en Ilone Kremer en de redenen waarom ze juist deze werken onmisbaar vonden voor hun collectie.
Alkmaar, Stedelijk Museum Alkmaar; tot en met 1 juni; stedelijkmuseumalkmaar.nl
De ‘Nikon comedy wildlife awards 2024’ pleit op een humoristische manier voor natuurbehoud. De expositie presenteert de grappigste en meest creatieve ‘wildlife’-foto’s van veertig finalisten, aangevuld met inspirerende portfolio’s. Tilburg, Natuurmuseum Brabant; tot en met medio mei; natuurmuseumbrabant.nl
Zichtbaar onzichtbaar
‘Gezien en ongezien’, een nieuw deel van de vaste museumopstelling, vertelt de verhalen van de Koninklijke Marechaussee. Objecten, voertuigen en persoonlijke verhalen laten zien hoe de marechaussee zowel zichtbaar als onzichtbaar paraat staat. Soest, Nationaal Militair Museum; sinds 16 januari; nmm.nl
Confronterende video’s
De Japanse kunstenaar Meiro Koizumi (1976) brengt diepgewortelde pijnpunten en taboes uit de Japanse samenleving aan de oppervlakte in zijn video’s, tekeningen, beelden en VRinstallaties. ‘Meiro Koizumi – Theaters of life’ is zijn eerste grote solotentoonstelling in Nederland. Hoogtepunt vormt de video-installatie The angels of testimony (2019), waarin geschokte jongeren Japanse oorlogswreedheden tot zich door laten dringen. Tilburg, De Pont Museum; 29 maart t/m 31 augustus; depont.nl
Koizumi, ‘Theater of life’, 2023
David Claerbout, ‘Birdcage’, 2023
Het Italiaanse designduo Formafantasma onderzoekt de nauwe verstrengeling tussen mens en schaap. In de afgelopen millennia zijn de dieren van onze zorg afhankelijk geworden en is andersom wol niet meer weg te denken uit de menselijke cultuur. Op het eerste oog doet de opstelling van de expositie ‘Formafantasma – Oltre terra’ denken aan een traditioneel natuurhistorisch museum. Maar door de combinatie van verschillende soorten objecten – levensechte reproducties van schapenrassen, kunstwerken, wollen tapijten en bijproducten van productieprocessen – beginnen klassieke grenzen te vervagen, zoals het onderscheid tussen natuur en cultuur en tussen organisch materiaal en een product. In het midden is de poëtische video Tactile afferents (2022) van Formafantasma en kunstenaar Joanna Piotrowska (1985) te zien, waarin mensenhanden een schaap betasten. De bewegingen zijn afwisselend gewelddadig en teder, zoals ook het samenleven met (productie)dieren meerdere gezichten kent.
Amsterdam, Stedelijk Museum Amsterdam; tot en met 13 juli; stedelijk.nl
rust en ramp
De film Birdcage (2023) van de Belgische videokunstenaar David Claerbout (1969) gaat over verstoorde harmonie: in een ogenschijnlijk serene tuin ontstaat plots chaos. Dit weerspiegelt de spanningen in de huidige maatschappij. Alkmaar, Grote Kerk Alkmaar; 29 maart t/m 18 mei; grotekerk-alkmaar.nl
Goud is hét symbool voor welvaart, macht en goddelijkheid, maar is ook een aanjager van hebzucht, uitbuiting, (neo)kolonialisme en ecologische destructie. ‘In de ban van goud’ belicht deze gezichten van het kostbare materiaal aan de hand van 436 historische artefacten en hedendaagse kunstwerken. Denk aan pre-Colombiaans goud, Peruaanse dodenmaskers, koninklijke juwelen, hedendaagse modeaccessoires en de video-installatie Portrait with golden mask (2009) van Marina Abramović. De zeven zalen van de expositie zijn gewijd aan diverse thema’s, zoals goudwinning, de goudkoers, goud als statussymbool, alchemie en de spirituele betekenis van goud.
Joanna Piotrowska en Formafantasma, ‘Tactile afferents’, 2022
Henk Chabot (1894-1949) is altijd gefascineerd geweest door Rembrandts werk. ‘Menselijkheid en vrijheid - Rembrandt als voorbeeld’ toont de schilderijen en tekeningen van vluchtelingen en onderduikers die Chabot maakte tijdens de Tweede Wereldoorlog en waarin hij clair-obscur toepaste. Rotterdam, Chabot Museum; tot en met 29 juni; chabotmuseum.nl
‘Volk van de ventweg – Reizigers in Drenthe’ biedt een inkijkje in het leven van Drentse woonwagenbewoners door de eeuwen heen. Er is in de tentoonstelling aandacht voor trekarbeiders sinds de middeleeuwen, de negentiendeeeuwse opkomst van de woonwagen, het lot van de Sinti en Roma in de Tweede Wereldoorlog en het ‘woonwagengevoel’ van hedendaagse reizigers.
Assen, Drents Museum; 16 maart t/m 14 september; drentsmuseum.nl
Leiden, Wereldmuseum Leiden; tot en met 26 oktober; leiden.wereldmuseum.nl
Museum Boijmans Van Beuningen bezit een rijke collectie Italiaanse tekeningen uit de renaissance, waarvan een selectie te zien is in ‘Secrets of Italian drawings’. Niet alleen komen er werken van grote namen aan bod, zoals Michelangelo, Rafaël, Leonardo da Vinci, Giorgione, Tintoretto en Veronese. Ook is er ruimschoots aandacht voor minder bekende tekeningen, waarnaar de afgelopen zes jaar grondig wetenschappelijk onderzoek is gedaan. De expositie neemt de bezoeker mee in het onderzoeksproces. Hoe identificeer je een kunstenaar en hoe kun je zien in welke Italiaanse stad een tekening is gemaakt? Hoe onderscheid je een origineel werk van een vervalsing? Daarbij blijktdat minder bekende kunstenaars als Benozzo Gozzoli, Jacopo Bassano en Federico Zuccaro met hun kwalitatief hoogwaardige tekeningen niet voor hun beroemde collega’s onderdoen.
Rotterdam, Depot Boijmans Van Beuningen; tot en met 23 maart; boijmans.nl
Restauratie in beeld
‘Hemelbestormers – De restauratie’ biedt de unieke kans om een van de best bewaard gebleven zestiendeeeuwse Nederlandse beschilderde tongewelven van dichtbij te bewonderen. Beklim de steiger en sta oog in oog met de schilderingen. Naarden, Grote Kerk Naarden; t/m zomer 2026; grotekerknaarden.nl
Bassano (Jacopo da Ponte), ‘Hoofd van een bebaarde man in profiel naar rechts’, ca. 1560 (foto: Studio Tromp)
Zelfs na tachtig jaar vrijheid zijn de gevolgen van de Friese luchtoorlog nog invoelbaar. ‘Impact, de luchtoorlog in Friesland, 1940-45’ vertelt aan de hand van persoonlijke voorwerpen de verhalen van ondergedoken geallieerde vliegers, verzetsleden en burgerslachtoffers. Leeuwarden, Fries Verzetsmuseum; 29 maart t/m 27 juli; friesverzetsmuseum.nl
Haegue Yang, ‘The randing intermediates – Underbelly alienage duo’, 2020 (foto: Maculangan/Pioneer Studios) © Haegue Yang
De Zuid-Koreaanse kunstenaar Haegue Yang (1971) transformeert alledaagse objecten, als jaloezieën, droogrekken, ventilatoren en bellen, tot nieuwe, poëtische beelden. Ze gebruikt daarbij beweging, licht en geluid om een zintuiglijke beleving te bieden. ‘Haegue Yang – Leap year’ is haar eerste grote solotentoonstelling in Nederland. Veel van haar werk is geïnspireerd door volksrituelen en traditionele ambachten. Zo werkte ze voor de quasi-ceremoniële rieten objecten The randing intermediates – Underbelly alienage duo (2020) samen met Filipijnse ambachtslieden. Speciaal voor de tentoonstelling maakte Yang Star-crossed rendezvous after Yun (2024), een ode aan de dissidente Zuid-Koreaanse componist Isang Yun. Rotterdam, Kunsthal; 1 maart t/m 31 augustus; kunsthal.nl
Verzamelwoede
Anne Geene (1983) verzamelt bladeren en andere natuurlijke materialen, die ze ordent op grootte, kleur of patroon en vervolgens fotografeert. Dat resulteert in strakke, semiwetenschappelijke composities, die uitnodigen om meer oog te hebben voor alledaagse schoonheid in de natuur. Voor ‘Anne Geene – Buitengewoon’ onderzoekt ze de Scheveningse kust en de museumtuin van De Mesdag Collectie. Den Haag, De Mesdag Collectie; 21 maart t/m 27 juli; demesdagcollectie.nl
TIP In het digitale magazine Museumtijdschrift+ vindt u vanaf 26 maart een interview met Anne Geene.
De vleselijke beelden van Berlinde De Bruyckere (1964), die ons confronteren met de kwetsbaarheid en vergankelijkheid van het leven, staan bol van de culturele verwijzingen. In de omvangrijke solotentoonstelling ‘Berlinde De Bruyckere - Khorós’ presenteert de Belgische kunstenaar haar oeuvre te midden van haar inspiratiebronnen, zoals hindoeïstische Lingam-sculpturen, schilderijen van Lucas Cranach, filmfragmenten van Pier Paolo Pasolini, muziek van Patti Smith en foto’s van Nan Goldin. Brussel, Bozar; tot en met 31 augustus; bozar.be
Na een tumultueuze relatie was Oskar Kokoschka (1886-1980) nog jarenlang stapelverliefd op componiste
Alma Mahler (1879-1986). ‘Frau in Blau – Oskar Kokoschka und Alma Mahler’ presenteert de vele kunstwerken die hij aan haar wijdde. Essen, Museum Folkwang; 20 maart t/m 22 juni; museum-folkwang.de
Het moederschap wordt omgeven met hooggestemde idealen en verwachtingen. ‘Mama – Von Maria bis Merkel’ laat zien hoe deze ideeën door de eeuwen heen zijn geëvolueerd, maar ook deels gelijk zijn gebleven. De getoonde schilderijen, beelden, foto’s, video-installaties en gebruiksvoorwerpen zijn afkomstig uit de veertiende eeuw tot heden. Denk aan middeleeuwse Maria-sculpturen of de moederportretten van Marie-Victoire Lemoine (1754-1820), Paula Modersohn-Becker (1876-1907), Alice Neel (1900-84) en Sumi Anjuman (1989), maar ook een moderne designkinderstoel en magazinecovers. Meer kunst over het moederschap is te zien in het Centraal Museum in Utrecht, zie het artikel vanaf pagina 22.
Düsseldorf, Museum Kunstpalast; 12 maart t/m 3 augustus; kunstpalast.de
Cultfiguur en modeontwerper Leigh Bowery (1961-91) zette het Londense nachtleven op zijn kop met provocatieve performances en extravagante kostuums. In ‘Leigh Bowery’ wordt hij herinnerd via de foto’s, video’s en schilderijen die anderen (zoals Lucian Freud) van hem maakten. Londen, Tate Modern; tot en met 31 augustus; tate.org.uk
De verstilde, grijze beelden van Hans Op de Beeck (1969) lijken wel bedolven onder een laag stof. In ‘Nachtreis’ vormen ze een droomwereld vol mysterieuze personages, zoals een punkmeisje met een uil, een gevleugeld elfje en een ruiter met een aapje op zijn schouder. Ook zijn er twee kunstfilms van Op de Beeck te zien.
Antwerpen, KMSKA; 22 maart t/m 17 augustus; kmska.be
< Djanira, ‘Empinando pipa’ (vliegeren), 1950
Tarsila do Amaral, ‘O lago’ (het meer), 1928
Het Braziliaanse modernisme combineert Europese invloeden met de eigen multiculturele identiteit en rijke cultuur. ‘Brasil Brasil – The birth of modernism’ toont 130 werken van de tien belangrijkste Braziliaanse kunstenaars uit 1910 tot 1970 – die onderling zeer verschillen. Zo hangen er weelderige Braziliaanse landschappen van Tarsila do Amaral (1886-1973), abstracte doeken vol spirituele symbolen van de AfroBraziliaanse Rubem Valentim (1922-91) en kleurrijke volkstaferelen van de inheemse Djanira (1914-79).
Londen, Royal Academy of Arts; tot en met 21 april; royalacademy.org.uk
Geometrische abstractie, de stijl van Wassily Kandinsky (18661944), kreeg veel navolging in Europa en Amerika. ‘Kosmos Kandinsky – Geometrische Abstraktion im 20. Jahrhundert’ toont werk van Kandinsky zelf en zeventig anderen, zoals Sonia Delaunay (1885-1979) en Agnes Martin (1912-2004). Potsdam, Museum Barberini; tot en met 18 mei; museum-barberini.de
Al millennia gebruikt de mensheid goud om kleding te versieren. ‘Golden thread – The art of dressing from North Africa to the far East’ toont luxueuze kaftans, kimono’s, doodsgewaden en designjurken van over de hele wereld. Parijs, Musée du quai Branly; tot en met 6 juli; quaibranly.fr
Te zien t/m 9 juni
De kunstgeschiedenis wemelt van de zoetsappige, zichzelf wegcijferende Maria’s met Kind. Het Centraal Museum in Utrecht biedt tegenwicht aan dit eenzijdige moederschapsideaal met een waaier aan rauwere voorstellingen. DOOR MYRTHE MEESTER
Bij een schilderij dat Mutterfreude heet, ‘moedervreugde’, verwacht je een lieflijk tafereel: een glimlachende moeder die een schattige, blozende baby in haar armen houdt en teder de borst aanbiedt. Inderdaad toont Mutterfreude (2021) van de Zwitserse Miriam Cahn een voedende moeder met kind, maar lieflijk en teder kun je het bloedrode doek zeker niet noemen. Daarvoor is de brede lach op het moedergezicht te geforceerd, haast cartoonesk. En daarvoor lijkt hun houding te veel op een gevecht, alsof moeder en kind worstelend over de grond rollen. Je begrijpt meteen dat ‘moedervreugde’ hier ironisch bedoeld is, omdat dit schilderij juist een beklemmende, angstaanjagende sfeer ademt: deze moeder en kind zijn, of ze het nu willen of niet, tot elkaar veroordeeld in een claustrofobische, baarmoederachtige ruimte.
De expositie ‘Good mom / bad mom – De moedermythe ontrafeld’ in het Centraal Museum, waar Mutterfreude te bezichtigen is, wemelt van dit soort dubbelzinnigheden, spanningen en contrasten. Na eeuwen van vrome, eenzijdige Madonna’s met
kind – hét moederpersonage dat de kunstgeschiedenis heeft gedomineerd – is het hoog tijd voor meer doorleefde, complexe en waarachtige verbeeldingen van het moederschap. Voor schilderijen, beelden, video’s en installaties waarin twijfels, bloed, miskramen en gebroken nachten niet worden verdoezeld achter een poezelige façade en waarin het moederschap talloze uiteenlopende gezichten aan kan nemen. De is de eerste grootschalige tentoonstelling in Nederland over dit actuele thema, dat ook internationaal veel aandacht krijgt.
“De moeder wordt, in ons collectieve onderbewuste, nog steeds vereenzelvigd met de Heilige Maagd Maria, symbool voor de onwankelbare, opofferende liefde”, aldus Élisabeth Badinter, auteur van de feministische klassieker De mythe van het moederschap (1980). In de tentoonstelling vind je een stuk of twaalf van zulke geïdealiseerde Maria taferelen uit verschillende tijden, afkomstig uit de eigen collectie van het Centraal Museum, zoals een van Hendrick Bloemaert (160172) en een van Otto van Rees (18841957). Meteen valt op dat deze mannelijke makers, ondanks hun grote verschillen in stijl, steeds hetzelfde tafereel verbeelden – dat weliswaar heel mooi en lieflijk is, maar ook een beetje bloedeloos en saai.
Het is dan ook een verademing om deze ‘good moms’, die een eigen ruimte in de eerste tentoonstellingszaal bevolken, te verruilen voor de prikkelende, meer gelaagde ‘bad moms’ even verderop. Behalve eerdergenoemde Mutterfreude van Cahn, die de spot drijft met de mythe dat een moeder zich altijd gelukkig voelt in de moederrol, springt vooral de ‘shit mom’ van de Iraanse kunstenaar Tala Madani in het oog. Die is niet, zoals je misschien zou verwachten, gemeen en kwaadaardig, maar lijkt te zijn bezweken onder uitputting en het gevoel te falen: in Madani’s schilderij Shit mom (quads) (2019) vormt de moeder een hoopje uitgesmeerde stront op de grond, waarin haar vier losgeslagen baby’s wild rondspringen. Juist omdat het moederschap – veel
meer dan het vaderschap – wordt omgeven met hooggespannen verwachtingen, gedetailleerde voorschriften en onrealistische idealen, kun je als moeder eigenlijk alleen maar tekortschieten, suggereert Madani.
Haar ‘shit mom’ vormt dan ook de onvermijdelijke keerzijde van de Mariamythe: zolang we van moeders vergaande zelfopoffering verwachten en hen al snel als hoofdschuldige aanwijzen als hun kind problemen krijgt of ontspoort, houden we ongenuanceerde archetypes als de Goede Moeder versus de Slechte Moeder in stand en laten we moeders onnodig worstelen met hun onzekerheid, schuldgevoel en schaamte.
Dat het ook anders kan, bewijzen de overige zalen van de expositie, waar de rauwe, rijkgeschakeerde realiteit van het moederschap zich losmaakt van het traditionele
gepolijste ideaal. De getoonde werken zijn – op enkele in historische themaruimtes na – veelal gemaakt door twintigste en eenentwintigste eeuwse vrouwelijke kunstenaars uit binnen en buitenland. Zij werden tot voor kort niet altijd serieus genomen in de kunstwereld, omdat werk over h et moederschap al snel werd afgedaan als ‘baarmoederkunst’: therapeutisch en sentimenteel. Gelukkig is er de afgelopen jaren een kentering gaande en staan vrouwelijke makers ineens volop in de belangstelling, zoals ook lichamelijkheid, seksualiteit en vruchtbaarheid momenteel populaire onderwerpen in de kunst zijn.
De tweede zaal, gewijd aan het vlezige, bloederige en hormonale karakter van zwangerschap, bevalling en kraamperiode, sluit aan bij die tendens. Hier vind je bijvoorbeeld de drie beroemde portretten
Julie, Tecla en Saskia (1994) van de Nederlandse fotograaf Rineke Dijkstra. Je ziet de vrouwen vlak na hun bevalling – een
straaltje bloed langs hun been, de baby beschermend tegen zich aan, een restje verbijstering over het baargeweld op hun gezicht.
Hier vind je ook de aanzet tot een interessant nieuw genre, noem het ‘lichamelijke abstractie’, dat zich lijkt af te zetten tegen de rationele, wat steriele abstractie van mannelijke kunstenaars uit de canon, zoals Piet Mondriaan en Kazimir Malevitsj. Zo maakt de Amerikaanse schilder Loie Hollowell in Eight saints (2021) gebruik van abstracte vormen die ze op het vrouwelijk lichaam baseert: in het midden gaapt een enorme roze vulvavorm, omgeven door acht ronde, druipende borsten die er als planeten omheen draaien.
En de VenezolaansAmerikaanse Luchita Hurtado, die in haar goudkleurige schilderij Birth (2019) de bevalling weergeeft vanuit het perspectief van de vrouw, brengt het oergebeuren terug tot de meest
LIEFLIJK EN
TEDER KUN JE
HET DOEK
NIET NOEMEN
Anoniem, Zuid-Nederlands, ‘Madonna met Kind’, ca. 1535, olieverf op paneel, 60,9 x 51,5 cm incl. lijst, Centraal Museum, Utrecht
basale vormen: drie ronde heuvels suggereren borsten en buik, terwijl de benen een vallei vormen waaruit het babyhoofdje ‘opkomt’ als de zon. Met deze werken onderstrepen Hollowell en Hurtado de waardigheid van het (moeder)lichaam en bewijzen ze dat abstractie niet haaks hoeft te staan op de concreetheid en vlezigheid van het echte leven.
Wanneer begint het moederschap eigenlijk? Bij de zwangerschap? Of nog daarvoor, bij een kinderwens of het innerlijke beraad of je überhaupt moeder wil worden? De expositie, die veel kunstwerken toont rondom wensouderschap, suggereert dat laatste.
Zo vormt Untitled attempt (to carry) (2022) van Eva Spierenburg uit Utrecht, een buikvormig schilderij met een gezichtje erin, een denkbeeldig gesprek met haar mogelijke toekomstige kind. En de indringende, titelloze aquarel van de Nederlandse Aline Thomassen uit 2009, waarin een moederfiguur wordt omringd door drie foetussen die via hun navelstreng met haar hart verbonden zijn, laat zien dat je je ook na een miskraam of doodgeboorte altijd moeder blijft voelen. Richting het slot van de tentoonstelling wordt het concept van moederschap nog
Tyna Adebowale, ‘Lineage of glory too.02’, 2023, uit de serie
‘I have five mums, I turned out great’, acrylverf op doek, 387 x 205 cm, courtesy de kunstenaar en Ellen de Bruijne Projects, Amsterdam
verder verbreed, voorbij biologische verwantschap: van adoptie en queer ouderschap tot collectieve vormen van ‘mothering’. Indrukwekkend is de zaal waarin de Nigeriaanse Tyna Adebowale met een serie reusachtige portretten een ode brengt aan de vijf vrouwen uit de Unemegemeenschap die haar samen hebben grootgebracht. De titel van de serie, I have five mums, I turned out great (2023), maakt duidelijk dat de kunstenaar heel dankbaar is voor haar collectieve opvoeding en uitgebreide familie. Ook veel wetenschappelijke onderzoeken wijzen uit dat ‘alloparenting’ (‘allo’ betekent ander), opvoeden samen met anderen, beter aansluit bij onze evolutionaire aanleg dan het geïndividualiseerde, soms ronduit eenzame ouderschap dat in de hedendaagse wereld gangbaar is.
In Lineage of glory too.02, een van de werken uit de serie, verbeeldt Adebowale dit collectieve moederschap heel treffend. Op
het metershoge, blauwe doek zie je een beteuterd peuterjochie in de lucht zweven. Waarschijnlijk wilde hij nieuwsgierig aan de wandel gaan, maar een anonieme vrouwenarm, die vanaf de rechterkant het beeld in steekt, heeft hem bij zijn mouw gegrepen. Dit is een ‘moederportret’ dat alles open laat: of deze vrouw een ‘good mom’ of een ‘bad mom’ is, en zelfs of ze zijn biologische moeder is, blijft in het midden. Ze kan iedereen zijn, en vormt daarmee het tegendeel van het beeld van de eendimensionale, hoogverheven Madonna, waarmee deze tentoonstelling succesvol afgerekend heeft.
Myrthe Meester is filosoof en cultuurjournalist
‘Good mom / bad mom – De moedermythe ontrafeld’, 29 maart t/m 14 september; Centraal Museum, Agnietenstraat 1, Utrecht; di t/m zo 11-17; MK R VL geldig; publicatie (uitgeverij Valiz) € 32,50; centraalmuseum.nl
Voor de liefhebber van geschiedenis en kunst
Dordrecht behoort tot de meest geschilderde steden van ons land. Kunstenaars van heinde en verre lieten zich inspireren door de schilderachtige ligging aan het water, het historische belang van de oudste stad van Holland en de reputatie als geboorteplaats van Aelbert Cuyp.
Boek bij de tentoonstelling in het Dordrechts Museum met topstukken uit het museum en particuliere collecties, 16 februari t/m 1 juni 2025.
Uitvoering: Gebonden
ISBN 978 94 625 8681 9
Aantal pagina’s: 264 € 27,95
Nu in de boekhandel. Bestel via wbooks.com of bel 038 - 467 34 00
‘Oh Halme der Nacht’, 2019-21, o.a. emulsie, olieverf, acrylverf, schellak, bladgoud, stro, klei, staal en gips op doek, 380 x 570 cm, collectie van de kunstenaar*
Ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag organiseren het Van Gogh Museum en het Stedelijk Museum
Amsterdam een dubbeltentoonstelling over Anselm Kiefer. Centraal staan zijn twee fascinaties: Van Gogh en de Duitse geschiedenis.
DOOR ROBERT-JAN MULLER
n 1963 maakt de dan 17-jarige
Anselm Kiefer (1945) met een reisbeurs vanuit Duitsland een tocht in de voetsporen van Vincent van Gogh. Zijn pelgrimage leidt hem langs de belangrijke plekken die hij kent van diens schilderijen en brieven: naar Nederland, België en Frankrijk. Kiefers fascinatie voor Van Gogh blijkt onder meer uit enkele onschuldige landschapstekeningetjes.
In 1969, zes jaar na zijn Van Goghreis, zal Kiefer nogmaals door Europa trekken, maar dan kiest hij zijn eigen weg. Kiefer laat zich in Zwitserland, Italië en Frankrijk fotograferen op pleinen, voor gebouwen en in de natuur. De crux van de foto’s: hij heeft zich gekleed in zijn vaders Wehrmachtuniform en brengt overal de Hitlergroet uit.
De fotoserie Besetzungen (1969-75) (niet in de tentoonstelling in Amsterdam) zal Kiefer berucht maken en zal, met name in Duitsland, een schandaal veroorzaken. De parodie ontgaat de meeste mensen in Duitsland, want daar wordt rond 1970 het
beladen verleden van de Tweede Wereldoorlog nog grotendeels onder het tapijt geveegd. De beschuldigingen van nazisympathieën vliegen Kiefer al snel om de oren – absurd als je nu die foto’s ziet van een jongeman met warrig haar in een sjofel militair kloffie.
Die twee fascinaties, voor Van Gogh en het Duitse (oorlogs)verleden, staan centraal in een dubbeltentoonstelling in twee musea op het Amsterdamse Museumplein
Kiefer, geboren in 1945 in Donaueschingen en opgegroeid tussen de puinhopen na de oorlog, is van een Duitse kunstenaarsgeneratie die zich afvraagt: wat is er misgegaan met Duitsland? Zo schildert zijn landgenoot Georg Baselitz (1938) in die jaren eenzame figuren in armetierige, bruine legeruniformen tegen een onbestemde achtergrond en houdt Markus Lüpertz (1941) zich in zijn schilderijen bezig met Wehrmachthelmen.
In de jaren 1970 bewerkt Kiefer foto’s, vaak van landschappen, met verf, gouache
of inkt. Hij geeft ze titels die verwijzen naar de Tweede Wereldoorlog, zoals Unternehmen Barbarossa (1975), naar Hitlers invasieplan van de Sovjet-Unie. Rond 1980 begint hij dit soort voorstellingen te bewerken met zand, stro, takken, bladeren en klei. Materialen die Kiefer vindt op de bodem van zijn ‘Heimat’. De schijnbare haveloosheid van zijn doeken die daardoor ontstaat, met de opzettelijke beschadigingen van het oppervlak, weerspiegelen Kiefers donkere onderwerpen als oorlog, geweld en verval. Het is een duisternis die intrigeert. Zo is zijn drie meter brede Innenraum (1981), dat een vervallen versie van de mozaïekzaal van Hitlers Rijkskanselarij voorstelt, van een paradoxale verleidelijkheid. Het rigoureuze perspectief van de monumentale hal trekt je blik naar binnen. Maar een eerbetoon aan Albert Speers nazibouwwerk is het niet. De historische inhoud, de teerachtige zwartheid van de verf en de opzettelijke beschadigingen van het doek stoten uiteindelijk af. Kiefers materiaalgebruik is cruciaal voor
Het kan nog groter, laat Kiefers werkterrein in Zuid-Frankrijk zien
het goede begrip van zijn werk. Het vijfenhalve meter brede doek Märkischer Sand (1982) is bedekt met zand en zwartige verf. Elke Duitser, vooral van een vooroorlogse generatie, zal de titel associëren met het lied uit de Duitse deelstaat Brandenburg dat de schoonheid van het landschap bezingt. Het heeft nu een wrange bijsmaak doordat het lied werd toegeëigend door de nationaalsocialisten. Op kartonstrippen schreef Kiefer met zijn kenmerkend sierlijke handschrift de plaatsnamen van dit deel van Brandenburg, de geboorteplaats van het Pruisische militarisme. Ook hier stoot de smurrieachtigheid van zand en verf af, maar het perspectief zuigt je het landschap met de hoge horizon in. De verwijzingen naar oorlog zullen altijd in Kiefers werk blijven figureren. Zo verwerkt hij in de omvangrijke installatie Sag mir wo die Blumen sind (2024) – die hij speciaal voor zijn tentoonstelling in het Stedelijk Museum Amsterdam samenstelt en die in de omloop van het trappenhuis wordt geïnstalleerd – naast rozenblaadjes en goud, ook klei en uniformen.
In de loop der jaren vult Kiefer zijn schilderijen en installaties met verwijzingen naar oeroude mythen en legenden. Daarvan lijkt Duitsland er buitengewoon veel te bezitten: van de verhalen over een legendarische veldslag van de Germanen tegen de Romeinen in de eerste eeuw (de ‘Hermannsschlacht’) tot en met de fantasieën over een zoveelste duizendjarig rijk. Der-
gelijke verhalen, door de nazi’s misbruikt als legitimering van hun wereldbeeld, legt Kiefer als een transparante folie over ‘de echte geschiedenis’, alsof hij zegt: ‘kijk, dit denken en voelen in deze verhalen ligt ten grondslag aan onze cultuur en daarmee aan historische gebeurtenissen’.
Kiefer bekritiseert de Duitse geschiedenis niet zozeer (hij laat dat over aan zijn generatiegenoten), maar laat zien dat zowel aan Duitse als aan andere culturen eenzelfde patroon ten grondslag ligt. Hij refereert aan volkslegenden uit het oude Europa als de IJslandse Edda, de Hebreeuwse Kabbala, de Finse Kalevala. Zo benoemt Kiefer in zijn schilderij Urd, Werdandi, Skuld (Die Nornen) (1982) de drie schikgodinnen Verleden, Heden en Toekomst, uit de Noordse mythologie. De Griekse mythologie kent vergelijkbare noodlotsgodinnen. Kiefer benadrukt met zulke werken het universele patroon van ondergang en regeneratie. Formaten van acht of negen meter breed zijn bij Kiefer niet ongewoon. Hij vertelt in
onder: Anselm Kiefer, ‘Sag mir wo die Blumen sind’ (artist impression), 2024, o.a. emulsie, olieverf, acrylverf, schellak, bladgoud, sediment van elektrolyse, klei, gedroogde bloemen, stro, textiel (uniformen) en houtskool op doek, 2.400 cm breed**
een interview in 2007 over het grote formaat: “Ik werk graag met mijn lichaam. Ik houd ervan te dansen en je hebt een bepaald formaat nodig om dat te kunnen doen”. De materialen op zijn doeken, zoals lood, stro, glas, metaal en zand, vereisen dan ook dat hij (samen met assistenten weliswaar) ze lichamelijk te lijf gaat. Het overrompelende effect van de grote kunstwerken is niet in de laatste plaats te danken aan de buitensporigheid van formaat, volume en het theatrale aspect dat suggereert dat je midden in Kiefers verhaal staat, dat je er als individu deel van uitmaakt en, niet onbelangrijk, erdoor wordt overweldigd.
In 2022 kreeg Kiefer de uitzonderlijke gelegenheid de monumentale zalen van het Venetiaanse Dogenpaleis in te richten.
De bekende Noorse schrijver Karl Ove Knausgård sprak Kiefer meerdere keren op verschillende plekken. In Het bos en de rivier – Over Anselm Kiefer en zijn kunst verwerkte hij deze gesprekken over de beladen kunstwerken. Het boek verschijnt dit voorjaar bij uitgeverij Athenaeum.
balletschoenen, zee, branding, spoorrails, doodskist als doge, tombe, kerk, jute zakken op stokken met verf”. Het symbolisch gebruik van materiaal als betekenisdrager en het kernachtige beeld, doorgaans zo kenmerkend voor Kiefer, waren hier verpletterd door een drang naar monumentaliteit.
Het historische bestuursgebouw staat bekend om zijn imposante schilderingen van renaissancemeesters en de indrukwekkende met goud gedecoreerde ruimtes. Kiefer liet zich kennelijk niet intimideren en bedekte de wanden met zijn eigen immense panelen en doeken: een visueel bombardement aan vormen, kleuren, materialen en objecten.
De zaal gaf de indruk van een door ‘horror vacuï’ (vrees voor het lege) bezeten kunstenaar. Om grip op de installatie te krijgen, wist ik de zaal alleen nog te definiëren als een opsomming van voorstellingen, objecten en materialen. Die noteerde ik in mijn mobiel: “Noord-Duits landschap, winkelwagens met stro, goud, houtskool, fietsen, onderzeeërs, stoet van verbrande kleding, zeisen, San Marcoleeuw, toeristen als in een vagevuur, vlammen, uitgegoten lood, ladder boven weiland, gouden
Maar het kan nog groter, laat Kiefers werkterrein in Zuid-Frankrijk zien. “Kom niet te dicht bij de torens, Kiefer is een kunstenaar en geen architect!”, waarschuwt de gids die me in de zomer van 2023 rondleidt over Kiefers 44 hectare metende grondgebied Fondation Eschaton in het Zuid-Franse Barjac. De zes wankele torens, Die Himmelspaläste (200318), zijn gemaakt van betonplaten, gegoten tussen twee metalen damwanden en ruwweg gestapeld, precair balancerend. Ze komen vaker voor in Kiefers werk en hebben Bijbelse betekenissen als de stad Jericho of de berg Ararat, waarop de Ark van Noach vastliep. In het open veld staan ze erbij als een schots en scheve versie van de middeleeuwse torens in het Toscaanse San Gimignano. Het zijn maar een paar constructies op een totaal van zo’n vijftig door Kiefer ontworpen kassen, paviljoens, geheimzinnige ondergrondse ruimtes, hangarachtige
tentoonstellingshallen, ateliers en een auditorium dat dit gebied rijk is. Op een heuvel ontdek je in een glazen broeikas ondersteboven hangende, in witte verf gedrenkte zonnebloemen: een kennelijke verwijzing naar Van Gogh en het nabijgelegen Arles. Het zonnebloemmotief keert ook terug in een van de immens grote hangars waar het vele meters hoge schilderij Sol invictus (2007) de ruimte domineert. In dit schilderij, waarvan een andere versie naar het Van Gogh Museum afreist (Sol invictus, 1995), is Kiefers lichaam geportretteerd in de ‘semi-dode’ savasanahouding. Een zonnebloem groeit uit zijn romp, een verwijzing naar het idee van hergeboorte door dood. Het loden wandkunstwerk Frauen der Revolution (1986) uit de collectie van het Amsterdamse Stedelijk Museum voerde Kiefer in Frankrijk uit als intrigerende installatie met de Franse titel Les Femmes de la Révolution (2006). De bedden in het lazaret symboliseren elk een vrouw uit de Franse revolutie, van Charlotte Corday tot koningin Marie-Antoinette. In deze Franse installatie is op de muur, in het vale licht, een foto uit de serie Besetzungen bevestigd, maar nu is Kiefer op de rug gezien zonder de groet. Hij geeft ermee te kennen dat hij zich niet meer associeert met die levensfase uit 1970. Wellicht beseft hij ook dat in deze tijd nogal wat mensen het hem zouden nadoen: in het openbaar en niet alleen in Duitsland. “Heden ten dage zou ik niet meer met mijn arm een Hitlergroet kunnen brengen”, zegt hij dan ook. “Onmogelijk.”
Robert-Jan Muller is kunstcriticus
• ‘Anselm Kiefer – Sag mir wo die Blumen sind’, 7 maart t/m 9 juni, Van Gogh Museum, Museumplein 6, Amsterdam; ma t/m zo 9-18; R VL geldig (toeslag € 10,00 bij MK); catalogus (uitgeverij Tijdsbeeld) € 34,95; vangoghmuseum.nl
• ‘Anselm Kiefer - Sag mir wo die Blumen sind’, 7 maart t/m 9 juni, Stedelijk Museum Amsterdam, Museumplein 10, Amsterdam; ma t/m zo 10-18; R VL geldig (toeslag € 10,00 bij MK); stedelijk.nl
NB. Een ticket geeft toegang tot beide musea
* = te zien in Van Gogh Museum
** = te zien in Stedelijk Museum Amsterdam
INTERVIEW-
Rotterdam is vanaf mei een uniek museum rijker. Fenix is het eerste museum in Nederland dat geheel gewijd is aan migratie. Het is bovendien het eerste museum wereldwijd dat het thema migratie onderzoekt door de ogen van kunstenaars. Een gesprek met de kersverse directeur, Anne Kremers. DOOR EDO DIJKSTERHUIS
Het onderwerp domineerde vrijwel alle 78 nationale verkiezingen die in 2024 werden gehouden. Migratie was het speerpunt waarmee het Rassemblement national in Frankrijk kiezers wist te mobiliseren en president Macron vleugellam maakte. Donald Trump stookte de Make-America-Great-Againmassa op met verhalen over hordes grensoverstekers die huisdieren zouden eten. En Geert ‘minder-minder’ Wilders beloofde het electoraat de strengste asielpolitiek aller tijden, waarmee zijn PVV het schopte tot grootste partij van ons eigen land. Toch is Fenix, dat op 16 mei opent in Rotterdam en geheel gewijd is aan het onderwerp migratie, volgens directeur Anne Kremers nadrukkelijk geen politiek museum. “Wij nemen geen stelling”, stelt zij. “Wij hebben het niet alleen over vluchtelingen en asielzoekers, maar ook over landverhuizers, expats, arbeidsmigranten, nieuwkomers en uitwisselingsstudenten. Het gaat ons bovendien niet om die groepen, maar om mensen zoals iedere familie er minstens eentje kent. Wie hier komt, zal dingen herkennen: dit gaat over mij of over mijn tante, vader, vriend of vriendin. Migratie is van overal en altijd. Zolang de mens bestaat, is hij in beweging. Migrati e behoort tot de essentie van het menszijn.”
Migratie mag dan universeel en tijdloos zijn, de museale aandacht ervoor is relatief nieuw. Het Australische Adelaide kent sinds 1986 een Migration Museum. In Parijs opende in 2014 het Musée national de l’histoire de l’immigration in het gebouw waar vorige eeuw nog koloniale tentoonstellingen werden gehouden. Weer twee jaar later werd Dublin verrijkt met Epic, dat op emotioneel meeslepende en indrukwekkend gedetailleerde wijze het verhaal vertelt van de massamigratie van miljoenen Ieren. Dichter bij huis, in Antwerpen, is het Red Star Line Museum. Alle ruim twintig musea die inmiddels zijn aangesloten bij het Migration Museum Network zijn aan te merken als cultuurhistorisch. “Fenix is anders”, vertelt Kremers. “Wij behandelen het onderwerp migratie vanuit de beeldende kunst.”
Op 16.000 vierkante meter museumoppervlakte is onder andere een installatie ( Het Kofferdoolhof ) te zien van tweeduizend gedoneerde koffers plus de biografieën van hun eigenaren. Zo was een van de koffers van Willemine, die in 1911 haar man achterna reisde naar China en na zijn overspel haar vier kinderen meenam op de Transsiberië Express terug naar Den Haag. Ook is er een levensgrote kopie van een New Yorkse bus (The bus, 1995) van popartkunstenaar Red Grooms, waar je binnen wordt opgewacht door figuren met gezichten in alle tinten: de culturele meltingpot van de hedendaagse grootstad. Fenix is het eerste grote project van Droom en Daad, de filantropische stichting van de ondernemersfamilie Van der Vorm. Deze Quote 500-veteranen verdienden hun oorspronkelijke fortuin met de Holland-Amerika Lijn, die vanaf de oprichting in 1873 zo’n drie miljoen mensen vervoerde naar een nieuw leven in voornamelijk Noord- en Zuid-Amerika. Onder hen bevonden zich onder anderen Albert Einstein, Tarzanacteur Johnny Weissmuller en schrijver Thomas Mann. Vanuit het nieuwe museum kijk je uit op het voormalige HAL-hoofdkantoor, tegenwoordig Hotel New York, en de kade waar de schepen aanmeerden. De strook land waar Fenix op staat heet Katendrecht en heeft een verleden als een van de oudste Chinatowns van Europa. Het museum is gehuisvest in de Fenixloods, die bij oplevering in 1923 nog de
daarentegen een visuele upgrade van jewelste gekregen. Deze werveltrap van het Chinese architectenbureau MAD zweeft als een glimmend ruimteschip boven het gebouw. Een dubbele helix –vergelijkbaar met de structuur van het menselijk DNA – leidt naar een plateau met uitzicht rondom. “Net als het museum gaat de Tornado over beweging”, licht Kremers toe. “De constructie is bovendien bekleed met 297 roesvrijstalen panelen, die allemaal van verschillend formaat zijn. Hetzelfde geldt voor de ruim tienduizend houten planken op de trap. Bezoekers kunnen straks zelf de route omhoog bepalen. Daarmee staat de trap symbool voor een reis waarin je verschillende afslagen kunt nemen.”
DE WERVELTRAP
ZWEEFT ALS
EEN RUIMTESCHIP
BOVEN HET GEBOUW
San Franciscoloods heette, ruim twee keer zo lang was en tot de grootste overslagloodsen ter wereld behoorde. “Het is officieel geen monument, maar wij behandelen het wel als zodanig, want we zien het als onderdeel van de collectie”, zegt Kremers over de betonkolos. “De kades werden tijdens de Tweede Wereldoorlog opgeblazen en het pand brandde in de jaren 1950 grotendeels af. Bij de restauratie zijn afwegingen gemaakt in het terugbrengen naar de stijl van de jaren 1920 en 1950.”
Het interieur ademt de rauwheid van utiliteitsbouw waar vroeger graan en staal werd opgeslagen. Met de toevoeging van de zogenoemde Tornado heeft de loods
Kremers werd in 2020 gevraagd als eerste directeur van Fenix. Ze was pas 31, nogal jong voor zo’n omvangrijke en prestigieuze klus, maar beschikte toen al ruimschoots over relevante ervaring. Haar loopbaan begon als ‘de jongste museumdirecteur van Nederland’, aan het hoofd van Villa Mondriaan in Winterswijk. Daarna werkte ze een paar jaar voor de kunststichting van de grootste juwelier van Hongkong, waar ze naar eigen zeggen leerde “snel te handelen en soms mijn mond te houden om uit te vinden hoe dingen ook anders kunnen”. Toen ze in Rotterdam neerstreek, was de aannemer net begonnen met de restauratie van de Fenixloods – alleen al het reinigen van vijftienduizend vierkante meter beton kostte vele maanden. Een eerste
Eerst in Rotterdam: dé hedendaagse kunstbeurs van Nederland, Art Rotterdam, vindt in 2025 voor het eerst plaats in evenementenhal Ahoy in Rotterdam, van vrijdag 28 t/m zondag 30 maart. Daar heeft de beurs de beschikking over een zee aan ruimte, met naast een uitbreiding van deelnemende galeries ook de terugkeer van eerdere succesvolle deeltentoonstellingen. Wat is er te zien en te beleven? 120 galeries uit binnen en buitenland tonen hun paradepaardjes op gebied van hedendaagse kunst. Het onderdeel ‘Projections’, met een keur aan videokunst, keert terug. Net als het ‘Sculpture Park’ (beelden) en ‘Intersections’ (grootschalige installaties). In ‘Prospects’ toont het Mondriaan Fonds jaarlijks een vlootschouw van startende kunstenaars. In het hart van de beursvloer vinden lezingen plaats. Ook de omgeving van Ahoy en de stad Rotterdam staan in het teken van bijzondere (pop up)tentoonstellingen. Voor meer informatie: artrotterdam.com en rotterdamartweek.com
Kijk vanaf vrijdagmiddag 28 maart op museumtijdschrift.nl voor een fotoverslag van Art Rotterdam.
‘WIE HIER KOMT, ZAL DINGEN HERKENNEN’
collectiestuk was al gekocht: een neonwerk van Alfredo Jaar (1956) dat de migratieroutes van het mondiale zuiden naar het noorden laat oplichten. Met het team, dat langzaam groeide van drie tot veertig medewerkers, bouwde Kremers de verzameling verder op met aankopen tijdens kunstbeurzen als Art Rotterdam, in galeries en ateliers.
Van Fernando Sánchez Castillo (1970) kocht Fenix een Vrijheidsbeeld met een zwarte man, ketens nog zichtbaar aan een enkel, in de rol van Lady Liberty. Bezoekers van de vorige Biënnale van Venetië zullen Refugee astronaut (2024) van Yinka Shonibare (1962) herkennen, de ruimtevaarder in Vliscopak die bij de ingang van de Arsenale stond.
Maar er is ook werk van minder bekende kunstenaars en zelfs van amateurs. Zoals de tekening van een kind, gemaakt tijdens de boottocht die een groep van ruim negenhonderd Joodse vluchtelingen in 1939 naar Noord-Amerika bracht. Zowel de Cubaanse als de Amerikaanse autoriteiten lieten de passagiers niet ontschepen en stuurden hen terug naar Europa. Velen vielen alsnog in de handen van de nazi’s (het meisje en haar ouders ontsprongen die dans).
Dat doet denken aan de pushbacks waarmee de Europese grensbewakers van Frontex bootvluchtelingen een zekere dood op de Middellandse Zee insturen. En
zo steekt de verontrustende actualiteit wel vaker de kop op in Fenix. De Syrische Omar Imam (1979) maakte een beeld van een enorme skippybal, waarop zijn kind en hij reizen door een fantasiewereld die afleidt van het door burgeroorlog verwoeste vaderland. En Daria Kozak bouwde met kranten een kopie van haar ouderlijk huis, een standaardflat in Oekraïne zoals er duizenden zijn. Voor de buitenkant gebruikte de kunstenaar dagbladen met berichten over de oorlog in Oekraïne, aan de binnenkant zijn artikelen te herkennen uit de Sovjettijd, waar velen inmiddels met heimwee aan terugdenken.
De openingstentoonstelling bevat 150 werken uit de collectie die inmiddels 200 werken telt en nog steeds groeit. Vijf kunstwerken zijn exclusief in opdracht gemaakt. Het meest in het oog springend zijn de geboetseerde koppen door Efat Zehavi (1974). Zij ging de straat op in Rotterdam en stelde voorbijgangers de vraag: waar gaat u heen?
In de stad met 179 verschillende nationaliteiten ging het antwoord opmerkelijk vaak niet over bestemming maar over herkomst. Terwijl Zehavi haar dwarsdoorsnede van Rotterdam vereeuwigde in klei, voerde ze langere gesprekken met haar modellen. Die zijn opgenomen in een boek dat het eerste is van een publicatiereeks die Fenix uitbrengt.
Naast Zehavi’s portretten en de eerder genoemde kofferinstallatie presenteert Fenix ook een kleine presentatie over de geschiedenis van de plek en een fototen-
< Ondergebracht in ‘The Family of Migrants’: Haywood Magee, ‘Migranten uit het Caribisch gebied komen aan op het treinstation in Londen. Zij zijn per schip in het Verenigd Koninkrijk aangekomen’, 1956, zilvergelatinedruk, onbekende afmetingen, Fenix, Rotterdam © Getty Images
Tekening door een 11-jarig meisje over haar noodlottige reis op de MS St. Louis, uit een serie van 3 tekeningen, 1939, potlood en krijt op papier, 27,9 x 18 cm, bruikleen United States Holocaust Memorial Museum Collection, schenking Liesl Joseph Loeb
toonstelling die de titel ‘The Family of Migrants’ heeft meegekregen. Puttend uit krantenarchieven, beeldbanken en sociale media is met bijna tweehonderd documentairefoto’s een variant gemaakt op The Family of Man, de legendarische fotoserie uit 1955 die een collectief portret van de wereldbevolking probeerde neer te zetten. Bij de opening is één tentoonstellingsruimte nog leeg – daar komen vanaf 2026 verdiepende presentaties. Ook nog ongevuld is het grote overdekte stadsplein dat dagelijks gratis toegankelijk is. “Je kunt er lunchen, elkaar ontmoeten, skaten of Chinees nieuwjaar vieren”, vertelt Kremers. “We gaan dit plein programmeren met de stad en weten nog niet precies wat voor soort plek het gaat worden. Maar het zal gaan over vieren, ontmoetingen, samen eten.”
De ervaring staat voorop in Fenix. “Dit is geen huiswerkmuseum”, bevestigt Kremers. “We gaan ook niks invullen voor bezoekers, alleen maar vragen stellen, verhalen vertellen en hoop geven.” Fenix is daarmee in alles het tegendeel van de polariserende en soms ontmenselijkende retoriek die het maatschappelijke migratiedebat de laatste tijd zo grimmig kleurt. Misschien is het nieuwe museum toch meer politiek dan het zich voordoet.
Edo Dijksterhuis is kunstcriticus
Fenix opent op 16 mei 2025. Kijk voor de actuele openingstijden op fenix.nl
Kunstbeurs Art Rotterdam in Ahoy is groter dan ooit. Via Museumtijdschrift kunt u entreetickets kopen met korting. Op zaterdag 29 maart organiseert Museumtijdschrift bovendien een lezing: museumdirecteur Anne Kremers vertelt over het in mei te openen Fenix, het nieuwe kunstmuseum over migratie in Rotterdam. De lezing is vrij toegankelijk voor bezoekerspubliek in bezit van een Art Rotterdam-ticket. Er zijn zitplaatsen voor 80 personen. Reserveren is helaas niet mogelijk.
Praktische informatie
Wanneer: 28 t/m 30 maart 2025 29 maart om 14.30 uur lezing in de Reflectionsruimte door museum directeur Anne Kremers
Waar: Rotterdam Ahoy, Ahoyweg 10, Rotterdam
Wat: Bezoek kunstbeurs Art Rotterdam op eigen gelegenheid
Prijs: € 14,50 (i.p.v. € 22,50)
Schrijf u nu in (op=op)!
Bestel vóór 17 maart uw kaarten via de webwinkel: museumtijdschrift.nl/winkel/ artrotterdam2025 of bel 038-467 34 00
museumtijdschrift.nl/winkel
Pauline Broekema is schrijver en journalist
Schilderen doet hij erbij. Het is niet zijn beroep. Hij heeft een azijnmakerij en is brandewijnstoker. Van de Rotterdammer Willem Paets (16361715) zijn slechts enkele tekeningen en een aquarel bekend. En dit zelfportret. Het raakt mij onmiddellijk als ik het ontdek in de collectie van Museum Gouda. En helemaal als ik het van heel dichtbij mag zien. Dan valt bijvoorbeeld op dat de ogen van Willem verschillend van kleur waren. Lichtblauw en heel lichtgroen. We weten verder maar weinig over hem. Dat zijn stadsgenoot, de virtuoze schilder Adriaen van der Werff (1659 1722), trouwt met een nicht van zijn vrouw. Het is zo ongeveer het enige. Schilderen zoals Van der Werff kan Paets bij lange na niet. Toch ben ik nieuwsgierig. Wil hem als het ware dichterbij halen. Wat heeft hij gezien? Wie heeft hij gekend? Het zelfportret mist dus volledig de perfectie van het werk van zijn aangetrouwde familielid. Die zou bijvoorbeeld de witte kraag tot in detail hebben uitgewerkt. Willem richt zich op wat hij wél kan. Losjes zet hij zichzelf neer. Met lichte trots en bravoure kijkt hij je aan. Je zou hem zo op straat kunnen tegenkomen en in een flits kunnen denken: hé, loopt daar Chris Martin van Coldplay?
Broers
Ik ga naar het historische centrum van Delfshaven, wandel over de kade, langs het water. Daar proef je nog iets van het Rotterdam uit zijn tijd. Z’n oudere broer behoort tot de elite: Adriaen Paets (163186) is advocaat, notaris, bestuurder van de stad en de VOC. Dankzij die invloedrijke broer zal Willem over belangrijke contacten hebben beschikt.
We kennen oudere broer Adriaen van gezicht. Van een portret van Museum Rotterdam, in langdurig bruikleen bij het Rijksmuseum in Amsterdam. Anders dan Willem, draagt hij daarop een pruik. Heeft wallen onder de ogen en een onderkin. De broers lijken voor geen meter op elkaar.
Ook van de aangetrouwde Adriaen van der Werff kunnen we ons een voorstelling maken. Dankzij een vorstelijk werk, eveneens te vinden in het Rijksmuseum. Hij schilderde zichzelf en zijn vrouw en dochtertje. De gezichten van het drietal vertonen, in een afstandelijke perfectie, geen enkele oneffenheid.
Hoe anders dan de afschrikwekkende rauwheid die Willem Paets in 1672 vastlegt. Overgenomen van een schilderij. De aquarel, van het Regionaal Archief Dordrecht, toont de gruwelijk toegetakelde lichamen van de gebroeders De Witt zoals die
na de lynchpartij in Den Haag aan het volk werden getoond. De wreedheid staat haaks op wat een kennis van hem in Rotterdam predikt. Als de jonge dominee Gerard Brandt (165783) voorgaat, zit de kerk altijd stampvol. Brandt roept op tot liefde, vrede en verdraagzaamheid. De hoogbegaafde theoloog en schrijver ging op z’n dertiende al naar de universiteit. Hij leest Latijn, Grieks, Hebreeuws, Frans, Engels en Italiaans. Maar vaak moet de predikant het laten afweten; hij is regelmatig ziek. Begin december 1683 zal Willem het bericht hebben ontvangen dat Gerard op sterven ligt. Jaren later beschrijft diens vader het smartelijke lijden. Hoe hij probeerde zijn zoon te troosten door hardop voor hem te bidden. Maar na enkele woorden al moest stoppen. Zo ‘beklemd’ was zijn hart.
Zijn ogen waren verschillend van kleur: lichtblauw en heel lichtgroen
Na het overlijden, komen op verzoek van de familie drie kunstenaars langs om de overledene te vereeuwigen. Willem Paets is één van hen. Een opdracht om met lood in de schoenen uit te voeren. In de studiezaal van de Universiteitsbibliotheek van Leiden bekijk ik de twee indrukwekkende tekeningen die hij maakte van zijn ruim twintig jaar jongere kennis. Ik zie Willem voor me. Met het tekenbord op zijn schoot schetst hij in ijle streken de overledene. In doodshemd en met een witte muts op zijn hoofd. Maar ook legt hij hem vast zoals hij zich hem herinnert. Prekend, in een toga met een witte bef.
Willem wordt voor die tijd extreem oud en is te ruste gelegd onder een van de honderden zerken in de Rotterdamse Laurenskerk.
Hoe het zelfportret in Gouda terechtkwam? Het is een voormalige deurwaarder met historisch inzicht die het in 1951 aan het museum schenkt.
Conservator Ingmar Reesing draait het portret van de jongeman vol levenslust om en toont de achterkant. Daar staat, keurig op de lijntjes, met geboorte en sterfdatum, in onregelmatige letters gepenseeld:
Willem Paets vincentszoon
Door Hemzelfs GESCHILDERT
Kijk op museumtijdschrift.nl voor de voorgelezen columns van Pauline Broekema.
‘De violist’ (1911-14), olieverf op doek, 94,5 x 69,5 cm, Kunstsammlung NordrheinWestfalen, Düsseldorf
Veertig jaar na de dood van de kunstenaar, geeft K20 in Düsseldorf een groot overzicht van het oeuvre van Marc Chagall. Zijn dromerige schilderijen, bevolkt door zwevende boerderijdieren en nostalgische vioolspelers, zijn onverminderd populair. DOOR JARON BEEKES
Volgens zijn autobiografie, die hij al rond 35-jarige leeftijd schreef, werd Marc Chagall (1887-1985) doodgeboren. In een emmer koud water werd hij tot leven gewekt, terwijl niet ver daarvandaan een brand de halve stad Vitebsk in de as legde. Het zegt iets over Chagalls mythevorming rond zijn eigen persoon: hij trekt met dit scheppingsverhaal een vergelijking met zijn Bijbelse naamgenoot Mozes (zijn oorspronkelijke, Jiddische naam luidde Moishe Sjagal).
Die was immers als baby in een mandje uit het water van de Nijl gevist en zo aan de dood ontsnapt, in een tijd van onderdrukking, moord en slavernij.
Maar Chagalls wonderbaarlijke geboorte te midden van water en vuur benadrukt ook de vele tegenstellingen die de kunstenaar in zich draagt.
Veertig jaar na zijn dood is het werk van Chagall onverminderd populair, misschien wel populairder dan ooit. Reden voor
Kunstsammlung Nordrhein-West falen (K20) in Düsseldorf om in samenwerking met het Albertina in Wenen een grote overzichtstentoonstelling aan de RussischFranse kunstenaar te wijden. De tentoonstelling toont honderd werken uit alle perioden van Chagalls lange carrière: van zijn vroege Russische experimenten en zijn avant-gardetijd in Parijs, tot de monumentale werken die hij in ZuidFrankrijk maakte. Een hoofdthema is ‘de magie van het alledaagse’, het schemergebied tussen droom en werkelijkheid, kenmerkend voor zijn direct herkenbare stijl.
Wat Chagalls werk zo aantrekkelijk maakt? Misschien juist die tegenstellingen in zijn leven en zijn werk, dat water en dat vuur. Alle schijnbare tegenstrijdigheden maken hem moeilijk in een hokje te plaatsen. Toch weet hij, door die contrasten moeiteloos op te lossen, bruggen te slaan tussen werelden en culturen. Een aantal sleutelwerken in de tentoonstelling maakt dat duidelijk.
Chagalls leven beslaat niet alleen bijna de hele twintigste eeuw, het omvat ook twee continenten. Hij werd geboren in een arme, chassidische familie in Vitebsk, toen in het tsaristische Russische Rijk, nu in Belarus (Wit-Rusland) gelegen. Hij ging studeren in Sint-Petersburg en emigreerde naar Parijs. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vluchtte hij terug naar Rusland, maakte daar de Oktoberrevolutie mee, vertrok gedesillusioneerd (via Moskou en Berlijn) terug naar Frankrijk, woonde tijdens de Tweede Wereldoorlog in ballingschap in de Verenigde Staten, om de laatste vier decennia aan de Zuid-Franse kust door te brengen.
Met zijn geboorteland heeft Chagall altijd een haat-liefderelatie gehad. Aan de ene kant idealiseerde hij zijn jeugd en het eenvoudige dorpsleven, waarin mens en dier vredig samenleven. Vooral in zijn eerste tijd als vreemdeling in Parijs, vaak zijn beste periode genoemd, spat de heimwee van het doek, zoals in De violist
(1911-14). Een oude muzikant komt je op een dorps weggetje vriendelijk tegemoet, terwijl een kind zijn pet ophoudt, in de hoop op een muntje. Je hoort de melancholische klezmermuziek er bijna automatisch bij. Tegelijkertijd heeft Chagall van jongs af aan het verlangen gevoeld Rusland te ontvluchten. Parijs, waar hij aansluiting vond bij avant-gardisten als Pablo Picasso, Robert Delaunay en
Fernand Léger, stond voor alles wat nieuw en spannend was. Vanwege zijn aanvankelijke enthousiasme voor de Russische Revolutie werd hij in 1917 politiek actief in Rusland, maar na twee jaar vertrok hij met ruzie. In 1937 werd hij Frans staatsburger.
Ten grondslag aan zijn kunst ligt dit conflict: verlangen naar én afkeer van Rusland. Een sprookjesland, maar één waar
‘De bruiloftskaarsen’,
1945,
olieverf op doek, 123 x 120 cm, Kunsthaus Zürich
hij zich nooit thuis voelde, onder meer vanwege het anti-Joodse geweld na de revolutie van 1905. Die haat-liefdeverhouding is trouwens wederzijds; tot aan zijn dood was Chagall persona non grata in de Sovjet-Unie, wegens zijn banden met Amerika. Tegenwoordig is hij een volksheld in Belarus en is zijn geboortehuis een museum.
Met zijn hang naar nostalgie onderscheidde Chagall zich van andere (Joodse) kunstenaars in Parijs. De Russische Chaïm Soutine en de Italiaan Amedeo Modigliani vermeden bewust Joodse thema’s en zochten aansluiting bij het Franse kunstpubliek met naakten, portretten en stillevens. Chagall daarentegen putte vooral uit zijn herinneringen aan het alledaagse leven in Vitebsk: krakkemikkige huisjes, uivormige torens, kippen, koeien, straatventers. Het meest opzienbarende wat er gebeurt, is dat het circus een keer langskomt. Toch is ‘gewoon’ nooit ‘gewoon’ bij Chagall.
Zie De bruiloftskaarsen (1945). Op het eerste gezicht zien we een bruidsstoet een dorpsplein oversteken, begeleid door straatmuzikanten. Maar van boven blaast een zwevende man – een engel? –op een schalmei en op de voorgrond zit een gevleugelde figuur met een geitenkop, die proost op het geluk van het jonge bruidspaar. In tegenstelling tot het wereldse gedeelte, baadt deze bovenaardse helft van het schilderij in een sprookjesachtig helderblauw licht.
De combinatie van alledaagse onder werpen en ontregelende elementen als zwevende wezens, komt voort uit oude legendes – zo zijn de rondvliegende figuren ontstaan als symbool voor Joden op de vlucht voor vervolging – maar vooral uit Chagalls fantasie. Hij geeft hiermee het eenvoudige leven een verheven, bijna sacrale status. Omgekeerd geeft hij het verhevene juist een alledaags karakter, zoals in zijn bijbelvoorstellingen, waarin figuren nooit geïdealiseerd worden, maar dezelfde uitstraling hebben als de boeren en arbeiders uit zijn jeugd.
Denk je aan Chagall, dan denk je al snel aan Joodse folklore: rabbijnen, violisten op het dak, zwevende bruiden boven een sjtetl, een traditioneel Joods dorp. Maar al vanaf 1912 vormt ook de Kruisiging een terugkerend thema in Chagalls werk. Opmerkelijk voor een bij uitstek Joodse kunstenaar. Bij Chagall draagt Jezus echter vaak een talliet, een Joodse gebedsmantel, als hoofd- of lendendoek. De schilder geeft Jezus zo zijn oorspronkelijke, Joodse identiteit terug. Voor Chagall staat de gekruisigde Jezus symbool voor het lijden van het Joodse volk en van hemzelf in het bijzonder – hij moest eerst voor Russische pogroms en later voor de nazi’s vluchten. Zijn werk werd in 1937 als ‘entartet’ bestempeld en verboden. Maar in Jezus’ herrijzenis zag hij ook een parallel met die van de Joden na de Tweede Wereldoorlog. Dat zien we bijvoorbeeld in Wederopstanding aan de rivieroever (1947, niet in de tentoonstelling), waarin hijzelf, met penselen in de hand, ook figureert.
Op latere leeftijd, vanaf de jaren zestig, voerde Chagall grote opdrachten voor kerkinterieurs over de hele wereld uit, met als hoogtepunt de immense gebrandschilderde ramen in de kathedraal van Reims, in 1974. Hij werd uiteindelijk begraven op een katholieke begraafplaats, zonder zich te hebben bekeerd.
Was Chagall in zijn thuisland geschoold door de traditionele volksschilder Jehoeda Pen, eenmaal in Parijs zoog hij als een spons invloeden van de modernste schilders op: de kubistische vlakverdeling van Pablo Picasso, de felle kleuren van Henri Matisse, de irrationele beeldtaal van de surrealisten. Een combinatie daarvan zien we bijvoorbeeld in De soldaat drinkt (1911-12) en Aan Rusland, de ezels en de anderen (1911).
Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog keerde Chagall terug naar Rusland en werd prompt benoemd tot volkscommissaris voor Kunstzaken in de provincie Vitebsk. Daar kwam hij in conflict met Kazimir Malevitsj, die alleen nog abstracte, suprematistische vormen duldde en de figuratieve droombeelden van Chagall afdeed als ouderwets en bourgeois. Toen Malevitsj de Kunstschool voor het Volk, waar ze beiden werkten, omdoopte tot Suprematistische Academie, was voor Chagall de maat vol. Hij verliet zijn geliefde Vitebsk, om nooit meer terug te keren.
Chagall mag dan als kopstuk van het modernisme gelden, abstract is zijn werk nooit geworden. Ook naoorlogse stromingen als action painting, popart en minimalisme hebben geen invloed op zijn werk gehad. Toen hij zijn kenmerkende handschrift had gevonden (dromerig, lyrisch, kleurrijk), was vernieuwing geen doel meer.
‘Aan Rusland, de ezels en de anderen’, 1911, olieverf op doek, 157 x 122 cm, Centre Pompidou, Parijs
Lange tijd werd Chagalls werk voor kitsch aangezien, of in ieder geval neigend daarnaar – denk aan het gedicht Liever niks (1973) van Gerard Reve: “Liever helemaal geen kunst dan Marc Chagall”. Een beetje connaisseur distantieerde zich van de zoete, sentimentele wereld vol rondfladderende boerderijdieren. Bovendien heeft het werk uit de tweede helft van zijn leven veel weg van een herhaaloefening; had de ooit zo idealistische kunstenaar zijn ziel aan de commerciële duivel verkocht?
De laatste decennia is er echter een herwaardering op gang gekomen, onder meer door de herontdekking van schilderijen die langdurig in de kelders van Sovjetmusea verborgen waren geweest, zoals een serie opzienbarende theaterdoeken uit 1920 voor het Joods Theater in Moskou. De vroege Chagall bleek rauwer, politieker en vooruitstrevender dan zijn naoorlogse, gezapige imago had doen vermoeden.
Daarnaast valt het toch ook te waarderen dat een volksjongen, opgegroeid als zoon van een arme haringverkoper, die als zwerver de straten van Montparnasse afschuimde, zijn carrière is geëindigd met het verfraaien van de Opéra in Parijs, het parlementsgebouw de Knesset in Jeruzalem en het hoofdkantoor van de Verenigde Naties in New York. Een leven, zou je kunnen zeggen, als een droom.
Jaron Beekes is kunstdocent en -journalist
‘Chagall’, 15 maart t/m 10 augustus, K20, Grabbeplatz 5, Düsseldorf; di t/m zo 11-18u; entree € 16,00; catalogus (Prestel Verlag) € 38,00; kunstsammlung.de
‘Het
Op afgelegen plekken zet fotograaf Scarlett Hooft Graafland –zonder digitale trucage – de wereld naar haar hand. In nauwe samenwerking met lokale bewoners creëert zij wonderlijke taferelen voor haar lens, waar vaak feministische en ecologische lagen onder sluimeren.
DOOR JOKE DE WOLF
De wereld op de foto’s van Scarlett Hooft Graafland (1973) bestaat uit spectaculaire vergezichten. Op de grote kleurenfoto’s schitteren spiegelgladde meren, strakblauwe luchten en de meest wonderschone natuur daartussen. In het landschap staan vrijwel altijd mensen: kleine figuren als harmonisch onderdeel van een groot universum. Maar als je beter kijkt, schuurt er altijd wel iets.
De fotograaf droomde als kind al van een toekomst, waarin ze in een huifkar de wereld over zou trekken. Voor ‘Mesmerizing’, haar eerste grote overzichtstentoonstelling sinds 2016 in Nederland, toont Museum Panorama Mesdag de komende maanden vijfendertig foto’s die ze maakte tussen 2004 en 2024 op allerlei plekken ter wereld: Canada, Madagaskar, India, Nederland en Turkije.
De titel van de tentoonstelling betekent ‘betoverend’ en dat zijn haar foto’s inderdaad. Ook wordt haar werk regelmatig vergeleken met de schilderijen van de surrealisten. Bij de eerste foto in de tentoonstelling wordt meteen duidelijk waarom. Daarop staat een vrouw in een roze jurk en met een bolhoed op met haar rug naar ons toe. Ze kijkt uit over een enorme, witte vlakte. Het blijkt een zoutwoestijn te zijn. Maar het eigenaardige is dat er ook twee bolhoeden in de lucht zweven, ongeveer op ooghoogte van de vrouw.
Die hoeden zijn, samen met de pijp, terugkerende attributen van de bekende Belgische surrealist René Magritte. Maar Hooft Graafland heeft deze vrouw niet eigenhandig een hoed opgezet, de hoofddeksels horen bij de kleding van de Quechuavrouwen sinds Britse spoorwegwerkers ze honderd jaar geleden in Bolivia hebben
geïntroduceerd. In de werken van Hooft Graafland zijn vaker zulke historische, culturele referenties te vinden. En daarmee verwijst ze vaak naar feministische en ecologische onderlagen. Bijvoorbeeld dat de bolhoed altijd is geassocieerd met mannelijke kleding, maar hier dus al een eeuw lang ook door vrouwen is gedragen.
Waar een schilder als Magritte het beeld eenvoudig naar zijn hand kan zetten, moet een fotograaf andere technieken gebruiken. Achteraf digitaal de foto bewerken, is geen optie voor Hooft Graafland: ze wil alles analoog fotograferen en staat zichzelf geen enkele digitale aanpassing achteraf toe. Pas van dichtbij is te zien dat er een draadje loopt van de hoed van de vrouw, via de zwevende hoeden, naar een punt buiten de foto. Toch blijft het beeld ook als de kijker dat heeft ontdekt, intrigeren. Weten hoe een goocheltruc werkt, maakt het werk van een goochelaar niet minder knap en intrigerend. Het vinden van het juiste, beslissende moment – in de fotogeschiedenis zo beroemd gemaakt door een uitspraak van Henri Cartier-Bresson – vereist in de praktijk van Hooft Graafland vaak opvallend veel geduld en moeite. Dat heeft te maken met de afgelegen locaties waar ze fotografeert en het leren kennen van de mensen van wie ze de taal vaak niet spreekt. Bovendien gaat ze met open vizier op reis: meestal krijgt ze pas ter plekke, op basis van het landschap en de mensen, een idee over wat ze uiteindelijk wil maken. Vaak komt ze daarvoor meerdere keren terug op dezelfde plek. Hoewel de kunstenaar haar foto’s nooit digitaal nabewerkt, geeft ze sommige foto’s overigens wel een speciale nabehandeling met naald en draad. Honderden
gekleurde vlekjes van zijdedraad voegde ze bijvoorbeeld toe aan de foto van een rotspartij van het eiland Socotra voor de kust van Jemen. Hooft Graafland benadrukt met de borduursteken de schoonheid van de plek.
LIEVER LIMONADE
Opvallend is dat ze zichzelf niet ziet als fotograaf. Hooft Graafland is opgeleid als beeldhouwer en daarnaast voerde ze ook performances uit. Haar werk kun je dus zien als een beeldhouwwerk dat ze door middel van de foto’s kan bewaren en met de rest van de wereld kan delen. Heel duidelijk is dat bijvoorbeeld te zien in Lemonade igloo (2007): de kunstenaar bedacht dat hier dit bouwwerk moest komen. De rode kleur van het ijs is verwarrend, maar het heeft ook een diepere betekenis. De Inuit die in zijn traditionele wolvenoutfit tegen de net gebouwde iglo leunt, is een van de laatsten die weet hoe hij deze karakteristieke koepel moet bou-
wen. De jongere generatie zit liever achter de computer met een fles limonade. Hooft Graafland werkt altijd met contactpersonen ter plaatse. Iemand die ze soms dankzij een eerder project kent en haar manier van werken begrijpt. In een interview vertelde ze dat de Inuit hier ook niet meteen warmliepen voor haar plan, totdat ze bedacht dat de iglo naast de lagere school zou komen. Zo konden de kinderen erin spelen toen de iglo af was.
In Den Haag is een selectie te zien van series die ze de afgelopen twintig jaar maakte en verwerkte in boeken, maar er zijn ook foto’s te zien die nog niet eerder zijn getoond. Vorig jaar reisde ze meerdere keren naar Cappadocië in Turkije. De foto’s hebben de kenmerkende serene uitstraling van haar werk. Bij het werk Airplane (2024) lijkt tegen een helderblauwe lucht een vrouw te zweven, alsof zij op
deze manier aan het uitrusten is. Niets is minder waar: het is een Turkse paaldanseres die vanaf een trampoline omhoog is gesprongen en tijdens die sprong zich even in deze zwevende positie heeft weten te bewegen. En dat deed ze precies op het moment dat er op de achtergrond een vliegtuig in beeld was. Met behulp van de trampoline en met acrobaten maakte Hooft Graafland meer foto’s, in andere kostuums en met andere achtergronden, die ook in Den Haag zijn te zien. Het is Hooft Graafland overigens niet om deze technische details te doen: het gaat haar om het eindresultaat. Het beeld van de zwevende mens heeft een grotere, meer universele betekenis. Zo is het te interpreteren als een verbeelding van de prestatiedruk die de huidige maatschappij op mensen legt – zouden we niet iets vaker moeten stilstaan bij waar we zijn en wie we zijn? Daarnaast lijkt het ook een kritiek op de mondialisering en de klimaatcrisis
waaraan het vliegverkeer een grote bijdrage levert.
Bij het bekijken van al deze foto’s in de tentoonstelling maakt de bezoeker een wereldreis. Onder en achter de mooie vergezichten gaan bijzondere verhalen schuil, die deels van de mensen komen die Hooft Graafland heeft ontmoet, maar deels ook haar eigen ingeving zijn. Dat zorgt voor een spanning in het beeld, die ze met de titels van de foto benadrukt. Dat is goed te zien bij de foto die ze Mothers of the forest (2012) heeft genoemd. Op de foto van meer dan twee meter breed zien we een aantal baobabs (apenbroodbomen) op Madagascar. De boom wordt ook wel ‘boom die verkeerd om groeit’ genoemd. Op de foto is meteen duidelijk waarom: de kroon lijkt opvallend veel op de wortelen van een boom. Maar Hooft Graafland heeft voor de foto tien vrouwen laten poseren met hun benen in witte leggings rechtop tegen de stam van de boom. Laat hen de moeders van het oerwoud zijn, keer de wereld om, lijkt de kunstenaar te zeggen. Want alleen dan kunnen ook de generaties na ons nog van deze wereld met de spectaculaire vergezichten blijven houden.
Joke de Wolf is kunstcriticus
‘Scarlett Hooft Graafland – Mesmerizing’, 29 maart t/m 31 augustus, Museum Panorama Mesdag, Zeestraat 65, Den Haag; di t/m zo 10-17; MK R VL geldig; panorama-mesdag.nl
Hoe kunnen kunstwerken helpen nadenken over het ‘hogere’? Museum Catharijneconvent biedt een bloemlezing van spirituele en religieuze kunst uit het interbellum. Vijf vragen over hoe kunstenaars zingeving zochten in een veranderende wereld.
DOOR SOPHIA ZÜRCHER
Waarom waren zoveel kunstenaars na de Eerste Wereldoorlog ineens bezig met spirituele onderwerpen? ‘Ineens’ is te sterk, want spiritualiteit is nooit weggeweest. Maar het einde van de Eerste Wereldoorlog was zeker een katalysator voor allerlei vernieuwingen, waaronder religieuze en spirituele, zo is te zien in de tentoonstelling ‘Tussen hemel en oorlog’ in Museum Catharijneconvent. De oorlog was verschrikkelijk geweest. Daarna was alles anders. Er heerste een algemeen gevoel dat dit een nulpunt was: een kans om iets totaal nieuws op te bouwen. Toekomstfantasieën waren aan de orde van de dag. Kon kunst helpen bij het vormen van een nieuwe wereld en een betere samenleving?
Het was ook een turbulente tijd: ‘roaring twenties’, ‘les années folles’ (de bioscoop! Jazz! Algemeen kiesrecht! Schooltuinen!), maar ook: economische depressie, opko -
mend antisemitisme. Op zoek naar orde en rust, rende de culturele elite alle kanten uit: richting katholicisme, marxisme, esoterie. Sommigen sloegen, achteraf gezien, de verkeerde weg op, richting fascisme. De populaire litho Het offer (1927) van Jan Toorop (1858-1928) is vanuit hedendaags perspectief ongemakkelijk, omdat Mussolini erop staat als de redder van Italië. Maar voor veel katholieken was ‘Il Duce’ aanvankelijk een held, onder meer omdat hij het rooms-katholicisme had hersteld als de staatsgodsdienst van Italië.
In De pelgrim (1921) van Jan Toorop, die katholiek was sinds 1905, zou je de zoektocht naar orde in die tijd kunnen zien. De immense houtskooltekening (156 x 150 cm) toont een imposant fitte man die zijn pelgrimstocht bijna voltooid heeft; Maria en Christus zijn binnen handbereik. Hij keert de wereldse verlokkingen, zoals de verleidingen van weelde (gesymboliseerd door een koning en koningin) de rug toe
en heeft de gruwelen van de oorlog (rechtsboven) al ver achter zich gelaten. Het is een mooie combinatie van de zwierige slaoliestijl, waar Toorop eerder roem mee had vergaard, met een meer geometrische stijl die sacraler werd geacht (althans, volgens de leer van de Beuroner School, ontwikkeld door een monnik).
Er komen opvallend veel driehoeken voor in deze kunstwerken, hoe dat zo?
Driehoeken, naar boven gericht, symboliseren doorgaans het opstijgen naar een hoger geestelijk niveau. Je ziet ze in de esoterische schilderijen van Wassily Kandinsky en prominent achter het hoofd van Toorops pelgrim. Achter het hoofd van de Bijbelse Eva in het wandkleed Dieu avertit (‘God waarschuwt’) uit 1929 plaatste de Nederlandse textielkunstenaar en schilder Adya van Rees-Dutilh (1876-1959) ook een driehoek, of eigenlijk
een piramide, maar die vorm krijgt hier een andere lading dan bij Toorop. Eva staat immers op het punt te gaan zondigen (door het eten van de appel). Kan dit dan een positieve driehoek zijn? In de catalogus wordt de piramidevorm geïnterpreteerd als een verwijzing naar het veelgodendom (zoals bij de oude Egyptenaren), in contrast met het recent gevonden geloof in één God van Van Rees-Dutilh. Toen haar man, Otto van Rees, in 1914 in dienst moest in Nederland, vertrok Van Rees-Dutilh met hun kinderen naar het neutrale Zwitserland. Naar het bergdorpje Ascona, dat een populaire vrijplaats was voor andersdenkenden, maar waar ook de rooms-katholieke kerk groot was. Afgesneden van haar wederhelft, oefende het saamhorigheidsgevoel in de katholieke kerk een enorme aantrekkingskracht uit op de kunstenaar. En, dacht ze, zou het kunnen dat deze oorlogswaanzin was ontstaan doordat mensen zich van God had-
Adam en Eva met een opgeheven vinger als een stevig plankje
den afgekeerd? In de winter van 1914 liet zij zich dopen. Nadat haar dochter in 1919 omkwam bij een treinongeluk, werd haar geloofsbeleving intenser.
Tien jaar later, in 1929, borduurde Van Rees-Dutilh dit wandkleed Dieu avertit waarop God Adam en Eva waarschuwt met een opgeheven vinger als een stevig plankje. Eva’s arm reikt naar de schaal met appels… Adam wordt genegeerd en zit er met zijn boeket (bittere) bosbessen met (zoete) suiker neerslachtig bij.
Het geheel bestaat uit verticale steken wol in gedempte kleuren: kastanjebruin, komijnbruingeel, olijfgroen, een beetje perzik, terracotta en een vaal karmozijn-
rood. Het vormt een gewichtige voorstelling van een tafereel vlak voor de zondeval. Rechtsboven plaatste Van Rees-Dutilh een jakobsschelp als tegenhanger van de piramide; want die schelp symboliseert christelijke pelgrims op zoek naar het ware geloof in die ene God.
Het gaat nu veel over katholicisme, welke kanten waaierden kunstenaars nog meer uit?
Er waren ook veel kunstenaars die behoefte voelden aan geestelijke vernieuwing vanuit een niet-monotheïstische spiritualiteit. Vooral Helena Blavatsky’s theosofie was in trek. Dat gold in het bijzonder voor kunstenaars die naar abstractie neigden, zoals Piet Mondriaan (niet in de tentoonstelling), Kazimir Malevitsj, Jacoba van Heemskerck en Wassily Kandinsky. Kandinsky (1866-1944) schreef al in zijn boek uit 1911 dat een “geestelijke wen-
ding” op handen was. Volgens hem waren veel mensen, ook kunstenaars, te veel gehecht aan uiterlijk succes en technische vooruitgang die alleen het lichaam ten goede kwam. Maar Kandinsky was optimistisch: kunst kan de ziel beschermen tegen verdere afstomping. Sterker nog, de kunstenaar kan als een soort profeet “de weerspannig zware wagen der mensheid” omhoog en voorwaarts leiden. Zo dan. Hij vergeleek de potentie van abstractie in de schilderkunst met de zeggingskracht van muziekklanken. Fel citroengeel, bijvoorbeeld, kan net als een hoge trompettoon onrust teweegbrengen bij de ontvanger, en misschien uiteindelijk zijn “ziel tot vibreren brengen”. Of dat voor u ook geldt, kunt u ervaren bij Strahlenlinien (‘uitstralende lijnen’) uit 1927, dat met zijn kleuren en lijnen het oog over het doek laat dansen.
Waarom heb ik nog nooit van Olga Fröbe-Kapteyn gehoord?
Een verrassing in de tentoonstelling is het werk van Olga Fröbe-Kapteyn (1881-1962).
Deze dame, in Londen geboren uit Nederlandse ouders, probeerde de “diepste dingen in het leven” uit te drukken in haar abstracte werken, zo beschrijft de tentoonstellingscatalogus.
Dat ze tamelijk onbekend is gebleven, kan te maken hebben met het feit dat de spirituele kant van abstracte kunst lange tijd ondergewaardeerd werd. Zo lijkt kunstcriticus Robert Hughes in zijn standaardwerk
The shock of the new (1980) de invloed van “het kitsch spiritualisme van Madame Blavatski (sic)” op grootheid Kandinsky te betreuren.
Eind jaren 1980 komt er steeds meer aandacht voor het spirituele achter de verf. In het kielzog van de populariteit van de Zweedse spiritist Hilma af Klint, lijkt nu ook Fröbe-Kapteyn naar voren te komen.
Fröbe-Kapteyn stichtte in Ascona een conferentiecentrum dat nog steeds bestaat: Eranos, een “Begegnunststätte für Ost und West”, waar oosterse en westerse denkkaders samenkomen. Fröbe-Kapteyn en anderen verdiepten zich er in de theosofie, Indiase filosofie, de psychologie van Carl Jung en nog veel meer. Al die invloeden zijn te herkennen in haar zogenoemde ‘meditatieplaten’. Verrassend genoeg schilderde zij al mediterend geen droedels, maar juist zeer strakke voorstellingen bomvol symbolische en occulte verwijzingen: vrijmetselaarachtige alziende ogen, christelijke kruisen, de mystieke lettergreep Om. Als je naar haar werk kijkt, bekruipt je hetzelfde gevoel dat je soms kunt hebben bij prehistorische werken: je weet dat dit heel betekenisvol is voor iemand, maar bij gebrek aan een vertaalsleutel (of bij gebrek aan de correct afgestelde spirituele antenne) blijft het raadselachtig. Dat is niet erg. Hoe krachtig schijnen de lijnen
vanuit het middelpunt van The portal of initiation (ca. 1925) naar buiten, en hoe leiden ze de blik weer naar binnen; als kwieke vlindervleugelslagen.
Was het alleen maar utopisch denken in het interbellum?
Na de optimistische roaring twenties kwamen de roerige jaren 1930. De Beurskrach veroorzaakte een wereldwijde economische depressie. Hitler kwam aan de macht. In de kunst kon de onrust van die tijd uitgedrukt worden met religieuze motieven. In de tentoonstelling hangt onder andere een schilderij door Tinus van Doorn (1905-40) van de vier ruiters uit de Bijbelse Apocalyps en een onheilspellend schilderij door Carel Willink (1900-83) waarin de wereld in brand staat achter Simeon de Pilaarheilige.
In 1933 werd het werk van de Duitse Käthe Kollwitz (1867-1945) door de opkomende nazi’s ‘entartet’ verklaard en kreeg ze een
expositieverbod. Gelukkig bleef ze stiekem doorwerken en in 1937 maakte Kollwitz, die niet per se heel devoot was, een beeld dat een piëta wordt genoemd – naar het klassieke beeld van een dode Christus in zijn moeders armen.
In dit geval is die zoon niet Christus, maar Peter, Kollwitz’ zoon, die in 1914 aan het front was gesneuveld. De moeder en haar draperieën omhullen de zoon beschermend. Moeders gezichtsuitdrukking is hartverscheurend. Het is een maar al te herkenbaar beeld van rouwende moeders wereldwijd, ook nu nog, van Oekraïne tot Libanon.
Sophia Zürcher is kunsthistoricus en eindredacteur van Museumtijdschrift
‘Tussen hemel en oorlog – Kunst en religie in het interbellum’, 21 februari t/m 15 juni, Museum Catharijneconvent, Lange Nieuwstraat 38, Utrecht; di t/m vr 10-17, za-zo 11-17; MK R VL geldig; catalogus (uitgeverij Waanders) € 29,95; catharijneconvent.nl
wegens succes verlengd t/m 06 | 04 |2025
Het gelijknamige boek van Hans Hagen is te koop in het museum voor E 19,90.
Ontvang op vertoon van deze advertentie in Museumtijdschrift, twee gratis ansichtkaarten bij uw bezoek.
Zolang de voorraad strekt. www.stadsmuseumwoerden.nl
Ben je ooit in een middeleeuwse gevangenis en een eeuwenoud gerechtsgebouw geweest?
Heb je onze cipier, de beul en de rechter ontmoet?
Oog in oog gestaan met een echte guillotine?
Stap terug in de tijd en ontdek de waargebeurde verhalen over misdaad en straf door de eeuwen heen.
Vrijwilligers zijn vaak onmisbaar voor musea. In deze rubriek vertellen we de verhalen van de vrijwilligers die achter de schermen een bijdrage leveren aan het bewaren en tonen van ons bijzondere erfgoed.
Haags Openbaar Vervoer Museum, Den Haag
Een passie voor trams heb ik al vanaf mijn kindertijd”, aldus Wim van Elsacker (72).
“Als Haags jongetje was ik al gefascineerd door alles wat met trams te maken had en dat is eigenlijk nooit meer overgegaan.”
Voordat hij in 2019 met pensioen ging na een lange carrière bij Nationale Nederlanden, had hij al een lijst gemaakt met twintig dingen die hij ooit nog wilde doen. Ergens bovenaan stond vrijwilliger worden bij het Haags Openbaar Vervoer Museum (HOVM), gevestigd in een tramremise uit 1906, die tot begin jaren 1980 in gebruik is geweest bij de Haagsche Tramweg Maatschappij (HTM).
In 1989 opende het museum in dit Rijksmonument van stadsarchitect Adam Schadee, een gigantische hal met vier verspringende geveldelen en twaalf hoge houten deuren. Wim leidt rond: “Onder deze mooie lichtinval staan ongeveer 25 trams voor het publiek opgesteld, waarvan een groot aantal op de gemeentelijke monumentenlijst staat. In de aanpalende ruimte organiseren we wisseltentoonstellingen, waarin onze grote verzameling – van foto’s en maquettes tot vervoersbewijzen en conducteurspetten – aan bod komt. Ook kunnen bezoekers elke zondag meerijden met een elektrische tram uit de jaren 1950, bijvoorbeeld naar Scheveningen of Delft.”
Door: Marjolein Geraedts Illustratie: Monique Wijbrands (2) COLUMN-
Net als veel vrijwilligers in dit museum, begon Wim als gastheer op de Tourist Tram, die van april tot en met oktober elk weekend in Den Haag een hop on hop offdienst verzorgt. “Ook ik heb dus met deze tram met toeristen door Den Haag gereden. In 2020 ben ik gaan werken als rondleider in het museum en dat doe ik nu nog steeds. Elke maand ben ik te vinden in de tramremise, waar ik heel veel verschillende bezoekers ontvang. Ik begin altijd met het peilen van hun interesse en kennis. Zijn het gezinnen met kinderen, of bijvoorbeeld toeristen die toevallig zijn komen aanwaaien? Dan geef ik ze graag een introductie over de Haagse tramgeschiedenis. Maar er komen ook veel specifieke liefhebbers uit binnen en buitenland, die soms nog wel meer weten dan ik. Er komen dan mooie verhalen los over ‘vroegâh’. Ik vind het leuk om gesprekken te voeren over een gemeenschappelijk interesse.”
Sinds 2020 is Wim als redacteur ook nauw betrokken bij het tijdschrift Haagse Tramhistorie, dat het HOVM elk kwartaal uitbrengt. “Maar liefst dertig jaar lang werd het gemaakt door één en dezelfde man. Daarna werd mij gevraagd of ik die kar
wilde gaan trekken, samen met een nieuw redactieteam. We hebben het blad in een compleet nieuw jasje gestoken en nieuwe rubrieken toegevoegd. Tot dan toe lag het accent vooral op de tramgeschiedenis. Wij zijn de aandacht ook gaan richten op het museum en de vele activiteiten die we als museum organiseren. Ook zetten we in elk nummer één van onze honderd vrijwilligers in het zonnetje.”
Wekelijks is hij uren zoet met het zoeken naar kopij, waarbij hij veel heeft aan zijn netwerk. Dat levert af en toe een schat aan historische foto’s en ansichtkaarten op, of gastschrijvers die graag publiceren over hun specifieke interesse.
“Mijn eigen favoriet is de HTM Buitenlijner, die al door Den Haag reed in de eerste helft van de jaren 1920. Piepend en krakend vervoerde deze crèmekleurige tram vele reizigers op de zogenoemde ‘interlokale lijnen’, van Den Haag naar Delft en Leiden. Het karakteristieke gevaarte ziet eruit als een trein, met meerdere salonrijtuigen achter de motorwagen – heel anders dan zo’n compact stadstrammetje. Het fraaie houten balkon en het Spartaanse comfort, gecombineerd met 27 ton aan gewicht… ik vind het een kolossaal wonder der techniek.”
Stedelijk Museum Schiedam eert stadsgenoot Daan van Golden met een grote overzichtstentoonstelling. Het vinden van een stukje verpakkingspapier bracht hem ertoe de rest van zijn leven bestaande details heel precies te schilderen.
DOOR KEES KEIJER
Naast de deur van zijn atelier in Schiedam hing geen naambordje bij de bel, maar een goud geschilderd plaatje. Dat viel immers samen met zijn naam: Golden. Daarom voorzag hij ook de transportkisten waarin zijn werken vervoerd werden van een gouden cirkel, gesjabloneerd met goudverf, alsof ze een zegel van goedkeuring met zich meedroegen. Zulke details laten zien dat kunst en het dagelijks leven voor Daan van Golden (1936-2017) op een poëtische manier met elkaar verweven waren. Hij behoorde tot de meest geliefde en gelauwerde kunstenaars van Nederland, maar tegelijk was hij in zekere zin een ongrijpbare figuur. Lange tijd wist men niet goed waar zijn werk nou precies over ging of bij welke stroming het hoorde.
Maakte hij popart, vanwege de vele verwijzingen naar de populaire cultuur of was het conceptuele schilderkunst, door de manier waarop hij op het medium schilderkunst reflecteerde? Sommige schilderijen lijken fotorealistisch, terwijl diezelfde werken ook verwantschap hebben
met de seriematige manier van werken van Nulkunstenaars.
Zijn schilderijen kregen allerlei -ismen opgeplakt, maar uiteindelijk is dat tamelijk zinloos. Van Golden werkte met allerlei verschillende materialen, technieken en formaten en tegelijk hebben zijn kunstwerken een enorme samenhang, omdat afzonderlijke werken vaak naar elkaar verwijzen.
De overzichtstentoonstelling in Schiedam is niet chronologisch ingericht, maar laat verschillende aspecten van Van Goldens oeuvre thematisch voorbijkomen op basis van een motief, kleur of medium. Zo werkte Van Golden zelf ook het liefst als hij een tentoonstelling met zijn werk inrichtte.
Stedelijk Museum Schiedam ziet Daan van Golden ook als stadsgenoot. Van Golden werd geboren in de Rotterdamse wijk Katendrecht, maar hij woonde het grootste deel van zijn leven in Schiedam. Daarom wordt de overzichtstentoonstelling van Van Golden gepresenteerd als een van de hoogtepunten in het jaar waarin
Schiedam 750 jaar stadsrechten viert. Het museum vierde vorig jaar al de komst van het werk Zonder titel (Tokyo) uit 1964 Het schilderij, uit Van Goldens belangrijke Japanse periode, werd door het Fonds Schiedam Vlaardingen e.o. aangekocht en is in langdurig bruikleen gegeven aan het museum.
Tijdens de voorbereidingen merkte conservator Catrien Schreuder, die de tentoonstelling heeft samengesteld, hoezeer Van Golden als persoon voortleeft in de harten van kunstenaars en andere mensen die betrokken zijn bij het culturele leven van Schiedam. “Hij heeft op veel plekken gewoond en gewerkt die dicht bij het museum zijn. Mensen kennen hem als buurtgenoot, uit het café, uit de supermarkt of van het schoolplein. We hebben gezien dat hij op veel mensen een bijzondere indruk heeft achtergelaten.”
Misschien is het typerend voor deze tijd om op zoek te gaan naar persoonlijke verhalen achter kunstwerken, maar aan de andere kant maakte van Golden zelf ook nauwelijks onderscheid tussen zijn werk en zijn persoonlijke leven. Bijzonder persoonlijk zijn de foto’s van zijn dochter Diana, die figureerde in tal van snapshotachtige fotowerken, zoals die waarin ze een radslag maakte voor een schilderij van
Yves Klein. “Het kunstenaarschap is niet alleen het aanleveren van kunstwerken, maar heeft te maken met alles wat je doet, met de liefde bedrijven, geen troep maken, een goed mens zijn”, zei hij in een interview in 1989 in Vrij Nederland. Uiteindelijk stopte hij het leven zelf in een gouden lijstje.
Nadat hij machinebankwerker en etaleur bij de Bijenkorf was geweest, kreeg Van Golden omstreeks 1960 enige bekendheid als maker van abstract-expressionistische schilderijen en gouaches. Hij werkte voornamelijk in zwart en wit en zijn beeldtaal sloot aan bij wat kunstenaars als Willem de Kooning en Jackson Pollock op dat moment maakten. Hij bestormde de kunstwereld met enig bravoure en stond bekend als Daan ‘les mains sales’ van Golden, Daan ‘black hands’ van Golden.
Van Golden was altijd reislustig. In 1962 maakte hij een reis naar Zweden en verbleef hij enkele maanden in Parijs, waar hij een straattekening maakt als hommage aan schilder Yves Klein, die toen net overleden was. Samen met zijn vriendin maakte hij vervolgens een reis naar Turkije, Iran, Oost-Pakistan, Birma, Thailand, Maleisië, Singapore en Hongkong, met als eindbestemming Japan, waar hij twee jaar zou blijven.
Daar zou zijn kunstenaarschap een beslissende wending krijgen. Van Golden was gefascineerd door de Japanse cultuur en vooral door de aandacht en precisie van de Japanse esthetiek. Hij vond zijn eerdere werk ineens niet interessant meer. “Toen dacht ik: dan is het afgelopen met de kunst”, vertelde hij later in een documentaire uit de serie Hollandse Meesters. “Ik vond een stukje papier met een motief
erop op de vloer van mijn atelier en dat ben ik toen als rustgevend iets na gaan schilderen. En dat bleek het te zijn. Daarna heb ik nooit meer iets anders gedaan. Alleen de motieven waren anders.”
Die motieven werden alledaagse ‘platte’ voorwerpen zoals verpakkingspapier of theedoeken. In Japan genoot hij van doordacht en goed vormgegeven spullen, die met veel oog voor detail waren gemaakt. Van Golden ging anders naar zijn eigen kunst kijken. De wilde, expressionistische gebaren leken ineens betekenisloos. In plaats daarvan schilderde hij vaak met behulp van tape fijne patronen en decoratieve elementen, in strakke lakverf die geen enkel handschrift laat zien.
Van Golden hoefde niets meer te creëren, hij had een meditatieve manier van schilderen gevonden. De beslissing over wat er gemaakt moest worden, was belangrijker dan hoe het gemaakt werd. Schilderen was niet langer een weerslag van diepe zielenroerselen, maar een klusje waarbij je de radio aan kunt zetten of een gesprek kunt voeren.
Het betekent ook een omslag in het denken over het begrip originaliteit, een kernbegrip in de tentoonstelling in Schiedam. De titel ‘Daan van Golden – The original’ verwijst deels naar de mens Daan van Golden, maar belangrijker nog is dat hij zijn leven lang het begrip originaliteit heeft bevraagd en daarmee heeft gespeeld. Hij ging ervan uit dat hij als kunstenaar eigenlijk geen nieuwe beelden meer hoefde te maken. Alles is er al. In plaats van steeds maar iets nieuws te creëren, is hij gaan spelen met perceptie, met het isoleren van schoon-
heid uit de zichtbare werkelijkheid. Het is tekenend voor Van Golden dat hij tijdens een prijsuitreiking in 1990 een parabel vertelde over een keizer die een ploeg Griekse en een groep Chinese kunstenaars opdracht had gegeven ieder een wand te beschilderen. “Tussen beide muren werd een afscheiding gemaakt zodat zij elkaars werk niet voortijdig zouden kunnen zien. Toen de Chinezen klaar waren, werd hun wandschildering onthuld. Een paar weken later hadden de Grieken hun werk beëindigd en kon de keizer ook dit resultaat komen bekijken. Zij hadden hun muurvlak zo gepolijst dat de schildering van de Chinezen er zacht in spiegelde.” Iets vergelijkbaar deed Van Golden zelf ook met een ingelijst geel vlak, dat een complete tentoonstellingszaal transformeerde tot een scherm met vluchtige indrukken.
Van Golden keek net iets anders aan tegen beelden die we als normaal ervaren. In een foto van een Griekse tempel herkende hij bijvoorbeeld de vorm van een vogel. Die zag hij ook in een plaat triplex, waarin de knoesten lijken op ogen en het nervenpatroon doen denken aan snavels. Hij fotografeerde een veld met viooltjes waarin hij gezichtjes zag (New Delhi, 1991).
In een van de zalen met de titel ‘De originele kleur’ staat de kleur blauw centraal. Dat was een belangrijke kleur voor Van Golden, in navolging van de door hem bewonderde Yves Klein. In de jaren zestig begon hij met de White paintings , een reeks schilderijen met een heldere kleur blauw waarin een wit vlak zit.
Later komt de kleur blauw terug, bijvoorbeeld in de parkiet ( Blauwe studie naar Matisse, 1982) die hij ontleende aan het
werk De parkiet en de zeemeermin (1952) van Henri Matisse. Hij gebruikte hiervoor een dia die enorm uitvergroot werd, waardoor de contouren van de vogel gekarteld zijn geworden. De staartpunt van de parkiet is opzettelijk leeg gelaten. “In een schilderij mogen fouten zitten,” zei hij daarover in een tentoonstellingspublicatie in 2014. “In Marokko heb je prachtige tegeltableaus. Daarin zit altijd een foutje, want alleen God is perfect. Het goddelijke mag nooit overtroffen worden. Ik ben wel een perfectionist, maar relativeer ook.”
Kees Keijer is kunsthistoricus en -criticus
‘Daan van Golden – The original’, 22 maart t/m 14 september, Stedelijk Museum Schiedam, Hoogstraat 112, Schiedam; di t/m zo 11-17; MK R VL geldig; stedelijkmuseumschiedam.nl
In de veertiende eeuw stuwden concurrerende schilders in Siena elkaar op tot grote hoogte. In Londen worden bijzondere veelluiken, sommige voor het eerst sinds eeuwen, herenigd. DOOR ERIK SPAANS
Een geestelijke uit Arezzo en een schilder uit Siena sloten in 1320 een zakelijke overeenkomst. Bisschop Guido Tarlati liet contractueel vastleggen dat Pietro Lorenzetti (1280-1348) een groot altaarstuk zou schilderen voor de Santa Maria-kerk (ook bekend als ‘Pieve’) in Arezzo, met op het centrale paneel een voorstelling van de Heilige Maagd. Zij diende te worden omringd door portretten van heiligen. Schilder Lorenzetti verplichtte zich tot het gebruik van hoogwaardige materialen, waarbij onder meer gepreciseerd werd dat de blauwe partijen met ultramarijn geschilderd moesten worden. Ook zegde de schilder toe geen andere opdrachten aan te nemen totdat het altaar voltooid zou zijn. De bisschop bedong verregaande zeggenschap in de compositie en verplichtte zich goede panelen te leveren.
Het Pieve-altaar is om uiteenlopende reden een heel bijzonder kunstwerk. Hoewel de originele omlijsting en de predella (langwerpige schildering onder de hoofdvoorstelling) verloren zijn gegaan, is het een van de schaarse veertiende-eeuwse polyptieken (veelluiken) die in min of meer originele staat bewaard zijn gebleven.
Ongebruikelijk is ook dat de schilder zijn creatie op twee plaatsen signeerde. Onder de beeltenis van Maria valt te lezen:
“Petrus laurentii hanc pinxit dextra senensis”, waarbij de laatste woorden vertaald kunnen worden als “met virtuoze hand” danwel “met zijn rechterhand”. Die laatste duiding is nog onbescheidener dan de eerste, aangezien ze valt op te vatten als een verwijzing naar de zegenende hand van God. Op een zwaard van één van de heiligen heeft de maker nogmaals in kleine lettertjes zijn naam binnen weten te smokkelen. Daar staat “petrus me fecit” (Pietro maakte mij).
Ook opmerkelijk: nadat het Pieve-altaar ruim zeven eeuwen lang op dezelfde plaats was gebleven, ging het vorig jaar voor het
eerst op reis. Het was in The Metropolitan Museum of Art in New York te zien in een tentoonstelling die inmiddels naar The National Gallery in Londen is verkast. Daar vormt het nu een van de hoogtepunten van een indrukwekkend overzicht van meer dan honderd kunstwerken uit de veertiende eeuw: schilderijen vooral, maar ook sculpturen, textiel en edelsmeedkunst. De samenstellers verontschuldigen zich dat sommige aspecten van het culturele leven van Siena – met name de fresco’s, de muurschilderingen die niet los te maken zijn van de gebouwen – om praktische redenen onderbelicht moesten blijven. Dit voorbehoud wordt gevolgd door een opsomming van wat ze allemaal wél voor elkaar kregen. Niet zonder trots wordt vermeld dat er – buiten de stad zelf – nooit eerder zóveel werken van de prominente kunstenaars uit het veertiende-eeuwse Siena bijeen werden gebracht. Bij sommige kunstwerken is sprake van een feestelijke ‘reünie’. Zo zijn de enige twee resterende panelen van een passiereeks van Pietro Lorenzetti nu weer even zij aan zij te zien. Indrukwekkender nog is de tijde -
lijke hereniging – na bijna 250 jaar – van een deel van de Maestà, het enorme veelluik van de Sienese meester Duccio (ca. 1255-1318/19), waarvan de onderdelen in de loop der eeuwen over de halve wereld verspreid raakten.
Siena kwam tot grote bloei in de middeleeuwen, toen de Toscaanse stad een belangrijke spil vormde in een handelsnetwerk dat zich over grote delen van Europa uitstrekte. Het internationale karakter van de stad werd nog versterkt door haar ligging aan de Via Francigena – de weg die pelgrims namen op weg naar Rome. Zo vormde Siena een verbindende schakel tussen Noord- en Zuid-Europa.
De kunsten floreerden er – zeker in het tijdvak 1300-50. Dat zijn althans de ronde jaartallen in de titel van de tentoonstelling. 1348 zou wellicht een logischere afsluiting zijn geweest. In dat jaar werd Siena namelijk getroffen door een heftige uitbraak van de pest, waarbij de helft van de bevolking om het leven kwam. Onder de slachtoffers ook Pietro Lorenzetti en zijn broer Ambrogio (1290-1348): represen-
tanten van een uitzonderlijk getalenteerde generatie kunstenaars. De broers zijn twee van de vier schilders die centraal staan op de tentoonstelling. De andere twee zijn Duccio en Simone Martini (1284-1344).
Deze kunstenaars verkenden een nieuw idioom waarbij heiligen en Bijbelse personages van meer menselijke houdingen en gelaatstrekken werden voorzien. De composities kregen geleidelijk een wat meer verhalend karakter. Dat Siena zo’n vitale rol speelde in de ‘dageraad van de renaissance’ heeft alles te maken met de manier waarop de kunstenaars elkaar inspireerden en – misschien nog wel belangrijker –beconcurreerden. Van de broers Lorenzetti is bekend dat ze samenwerkten, maar ook regelmatig in hevige rivaliteit verwikkeld waren. De hoge productie van Duccio maakt aannemelijk dat hij beschikte over een legertje vaardige assistenten. Simone Martini deelde zijn atelier niet alleen met zijn broer Donato, maar ook met zijn zwager Lippo Memmi en diens broer Tederigo. Hier zwommen, kortom, veel grote vissen in een (te) kleine vijver. Dat had tot gevolg dat Sienese schilders en beeldhouwers min of meer noodgedwon-
‘Sereen’ is het karakter van dit bedrieglijk eenvoudige kunstwerkje
Tino da Camaino, ‘Man van smarten’, ca. 1329-32, marmer, 25,5 x 20 x 4 cm, privécollectie
Duccio, ‘Roeping van Petrus en Andreas’, onderdeel van predella van ‘Maestà’, 1308-11, tempera en bladgoud op paneel, 43,3 x 46,2 cm, National Gallery of Art, Washington D.C.
gen hun heil zochten in Pisa, Arezzo, Orvieto, Rome, Napels of Avignon, de toenmalige residentie van de pausen. En laten we vooral die andere invloedrijke Toscaanse stadstaat niet vergeten: Florence. In de catalogus komt meer dan eens ter sprake hoezeer Siena tekort is gedaan in vergelijking met Florence. Een aardig voorbeeld is de hardnekkigheid waarmee kunsthistorici de zogeheten RucellaiMadonna (ca. 1285-86) aan de Florentijn Cimabue (1240-1302) toeschreven. In 1790 werd in de archieven al een contract aangetroffen dat evident betrekking had op dit meesterwerk en waarin Duccio –“schilder uit Siena” – genoemd werd als de maker. Maar in weerwil van dit overtuigende bewijs duurde het nog bijna anderhalve eeuw voordat Duccio als zodanig erkend zou worden. De catalogus stelt dat dit symptomatisch is voor de al te dominante “Florentijnse blik” op de kunstgeschiedenis.
Bij het nuanceren (of corrigeren) van ingesleten conventies hoort ook het herwaarderen van kunstenaars die enigszins in de vergetelheid zijn geraakt. Tino di Camaino (1280-1337) is zo’n kunstenaar. Deze leer-
ling van de aanmerkelijk bekendere Giovanni Pisano (1250-1314), wordt nu in Londen bejubeld als “misschien wel de belangrijkste en meest innovatieve beeldhouwer van zijn generatie.”
Van Di Camaino is op de tentoonstelling een verbluffend mooi marmeren beeldje van Christus als ‘Man van Smarten’ te zien. Afgezien van de (summier weergegeven) wond in zijn zij, is nergens een spoor te bekennen van de folteringen die Christus moest doorstaan. Zijn hoofd is op zijn borst gezakt alsof hij slaapt en zijn handen zijn kruislings voor zijn buik gevouwen. ‘Sereen’ is misschien wel de beste karakterisering van dit bedrieglijk eenvoudige kunstwerkje. Nu geldt veertiende-eeuwse kunst niet als eenvoudige kost. Het curieuze perspectief (of gebrek daaraan), de hoekige, gestileerde vormen en houdingen, de zuurstokkleuren en de intense religiositeit van de taferelen zijn allemaal mogelijke obstakels voor waardering bij de argeloze toeschouwer. Vaak zit de beleving (of ontroering) in de
details. In de zogenoemde Stoclet-Madonna (ca. 1290-1300) van Duccio uit The Metropolitan Museum of Art is het Christuskind een zuigeling wiens graaiende vingertjes de sluier van zijn moeder te pakken hebben gekregen. Op het gezicht van Maria valt echter geen lachje te bespeuren. Hier is – in de traditie van Byzantijnse ikonen – een moeder afgebeeld die voorvoelt welk lot haar kind te wachten staat.
Zoals eerder gezegd, is de hoofdrol op de tentoonstelling weggelegd voor het enorme (dubbelzijdige) veelluik dat Duccio voor de kathedraal van Siena schilderde en dat bekend staat als de Maestà (majesteit). Het bestond uit maar liefst 33 panelen. Duccio en zijn assistenten deden er jaren over om het te voltooien. Toen het op 9 juni 1311 in een plechtige processie de kathedraal van Siena werd binnengedragen, gold het onbetwist als ’s werelds grootste en meest ambitieuze altaarstuk. Maar ach… de tijden veranderden en een kleine twee eeuwen later werd de Maestà van het hoofdaltaar verwijderd. Weer later werd het veelluik uit elkaar gehaald,
waarna sommige panelen werden verkocht en zodoende verspreid raakten over tien verschillende kunstcollecties in vijf landen.
Acht panelen van één van de twee predella’s van de Maestà (het negende wordt vermist) zijn nu in Londen weer bijeengebracht. Twee ervan zijn in bezit van The National Gallery zelf. De overige zes zijn in bruikleen verkregen van musea in Siena, New York, Washington D.C., Madrid en Fort Worth (Texas). Het vergt mogelijk enige inspanning van de toeschouwer om zijn of haar eenentwintigste-eeuwse blik opzij te zetten en dit ‘stripverhaal’ over de lotgevallen van Christus op waarde te schatten. Maar het loont beslist de moeite. Neem bijvoorbeeld het paneel waarop Christus een blinde geneest. Het vreemde perspectief van de gebouwen op de achtergrond transformeert voor onze ogen in een Escher-
Duccio, ‘Genezing van de blinde’, onderdeel van predella van ‘Maestà’, 1308-11, tempera en bladgoud op paneel, 45,1 x 46,7 cm, The National Gallery, Londen
achtig spel van schaakbordachtige vlakken. De aaneenklontering van apostelen telt – check – twaalf koppen. En de manier waarop de genezing van de blinde jongeman aanschouwelijk is gemaakt, heeft een aandoenlijke directheid. Duccio heeft hem – als betrof het een commercial – weergegeven vóór en na de aanraking door Christus. De blinde laat, amper genezen, zijn stok vallen. Niet meer nodig.
De Maestà is voor zover we weten het enige schilderij dat Duccio gedurende zijn hele loopbaan gesigneerd heeft. Maar in vergelijking met Pietro Lorenzetti (die met zijn signatuur zijn eigen virtuositeit benadrukte) stelde Duccio zich heel wat deemoediger op. Aan zijn naam voegde hij een smeekbede aan Maria toe. Daarin verzoekt hij om verlossing voor zichzelf en vrede voor Siena.
Erik Spaans is kunsthistoricus en journalist
‘Siena – The rise of painting, 1300-1350’, 8 maart t/m 22 juni, The National Gallery, Trafalgar Square, Londen; ma t/m zo 10-18, vr 10-21; entree £ 22,00; catalogus (National Gallery Company) £ 35,00; nationalgallery.org.uk
Schatten uit het Rijks
Nu te zien in Venlo.
Verrassende verhalen toen en nu
Met schilderijen van Koen Broucke t/m 16 mrt
REMBRANDT ALS VOORBEELD MENSELIJKHEID EN VRIJHEID
2 NOV T/M 6 APR IJSSELKADE 33
info & tickets chabotmuseum.nl museumparkvillas.nl
HENK CHABOT Schilderijen en tekeningen 1940-1945
Van Cézanne tot Picasso
Op deze kunstreis maakt u kennis met de grootste moderne kunstenaars van de 20e eeuw! De meest prominente vertegenwoordigers van de vroeg 20e-eeuwse moderne kunststromingen passeren in diverse beroemde kunstmusea de revue.
Vanuit het Duitse Weil am Rhein gaat u naar Zürich, waar u het werk van meesters als Chagall, Picasso en Giacometti bewondert. Uw bezoek aan Bern staat in het teken van Paul Klee en ook Basel hee prachtige musea, waar u kunst van grootheden als Cézanne, Braque, Kandinsky, Jawlensky en Kirchner kunt zien. Op de terugreis bewondert u als ‘toetje’ jugendstilarchitectuur in de Mathildenhöhe. Gaat u mee?
Vitra Design Museum in Weil am Rhein Kunsthaus Zürich Zentrum Paul Klee in Bern Mathildenhöhe in Darmstadt Fondation Beyeler in Riehen Kunstreis met bezoeken aan:
vertrek maart t/m november
Prijs per persoon, inclusief: busreis • 2-persoonskamers • ontbijt en diner • audiosysteem • SRC-reisleider • reserveringskosten • Calamiteitenfonds • SGR-bijdrage Exclusief: • entreegelden
een dag uit het leven van boeken varia lezerspagina
Ana Oosting (1985) studeerde neurobiologie en is opgeleid als kunstenaar. Haar werk – grote, veelal zwevende installaties opgebouwd uit ingenieus gevouwen kunststof – balanceert op de grens van kunst en wetenschap. Zo baseerde ze haar ruimtevullende, in de avond sprookjesachtig verlichte Folding life (2022) voor het Leids Universitair Medisch Centrum op de structuur van een DNA-reparerend eiwit (MutS). Voor haar nieuwste kunstwerk Breaking waves in Museum Beelden aan Zee vond ze inspiratie in de golven van de naburige Noordzee. In het bijzonder in de manier waarop die stukslaan op het strand. Twaalf mechanisch aangedreven structuren sturen de golven straks door de grote museumzaal “als een doorsnee van de zee als landschap”. In haar atelier in een voormalige treinfabriek in Weesp zijn drie assistenten 1.200 uur aan het vouwen geweest. Op de foto liggen de geprepareerde stukken, 300 meter in totaal, klaar voor installatie in Scheveningen.
→ ‘Breaking waves’ van Ana Oosting is van 14 maart t/m 9 juni te zien in Museum Beelden aan Zee, Scheveningen; beeldenaanzee.nl; meer info: anaoosting.nl
DOOR EDO DIJKSTERHUIS
Been dag uit het leven van Mick La Rock
ij de burgerlijke stand kennen ze haar als Aileen Middel, geboren in 1970 te Groningen. Maar toen ze op haar dertiende kennismaakte met de hiphopcultuur en actief werd als een van de eerste vrouwelijke graffitikunstenaars van Europa, nam ze de straatnaam Mickey aan. Daar kwam later Mick La Rock bij, waarmee ze signeert als beeldend kunstenaar. Ze maakt veel werk in de openbare ruimte, maar exposeerde ook in het Groninger Museum, Stedelijk Museum Amsterdam en vorige zomer in het Museum of Graffiti in Miami.
Hoe begin je je dag?
“Ik heb jarenlang in het onderwijs gewerkt en moest daardoor vroeg opstaan. Maar sinds ik in 2010 fulltime kunstenaar ben, begin ik wat later. Tussen 10.00 en 11.00 uur ga ik per fiets of metro van mijn woning in AmsterdamOost naar de Bijlmer. Soms maak ik een
tussenstop bij de lokale Action voor een vers potje lijm of een nieuwe set markers. Dat halfuurtje vormt een buffer tussen thuis en werk.”
Is iedere dag hetzelfde?
“Maandag is anders. Dan begin ik om 8.00 uur met een lang telefoongesprek met Hans, een senior ondernemer die als hobby zzp’ers uit de cultuursector bijstaat. Tijdens ons overleg nemen we de hele bedrijfsvoering door. Welke facturen moeten eruit? Welke evenementen staan er in de agenda? Welke mails moeten met spoed beantwoord worden? Hans is mijn klankbord, boekhouder en personal assistent ineen – zonder hem had ik het niet gered.
De rest van de week kijk ik niet meer naar mijn mail. Als iemand me nodig heeft, moet hij heel ouderwets bellen. Ik ben snel afgeleid en mijn gedachten gaan soms als een balletje in een flipperkast alle kanten op.”
Ben je dan klaar met regeldingen?
“Veel van mijn werk maak ik op locatie en de voorbereidingen doe ik in mijn atelier. Ik vraag offertes op voor hoogwerkers, verf en coating, regel de inkoop van spullen, zorg voor een persvoorbezichtiging. Meestal kom ik pas rond 15.30 uur toe aan echt creëren. Twee, drie uur later belt mijn man om te vragen of ik nog kom eten. Maar dan wil ik door. Het is heerlijk om tot diep in de nacht door te werken, vooral als ik een ontwerp moet tekenen voor een opdracht. Dan sluit ik me helemaal af van de wereld. De jaloezieën gaan dicht en ik kruip in de bedstee die ik in een kast heb gebouwd. Koptelefoon op en dan met iPad of schetsblok aan de slag.”
Hoe begin je een werk?
“Het liefst ga ik naar de plek toe waar ik een muur mag beschilderen. Ik wil de omgeving zien en voelen om te weten: wat heeft deze plek nodig van mij? Ik maak foto’s uit allerlei hoeken om te zien
hoe een muur het licht vangt. Binnen
Nederland ga ik altijd zelf kijken. Parijs is ook nog te doen. Maar als het verder weg is – ik krijg ook opdrachten uit bijvoorbeeld Hongkong – moet ik het doen met Google street view.”
KIJK IK NIET MEER NAAR MIJN MAIL
Werk je weleens samen met anderen?
“Sinds een paar jaar heb ik regelmatig tekensessies met Olivier Schimmel, een geweldige kunstenaar en inmiddels goede vriend. Dan gooien we de tafel vol stiften, fineliners, potloden, passers en papier. We drinken thee, eten borrelnootjes, draaien cd’s, kletsen en tekenen. Daar komen de beste ideeën uit voort.”
Waar haal je je inspiratie uit?
“De letters die ik gebruik als graffitischrijver zijn steeds abstracter geworden. Op een gegeven moment ging ik ze terugzien in gebouwen en het metroviaduct voor mijn atelier. Vooral brutalistische architectuur spreekt me aan, met die scherpe lijnen in rauw beton waar je je handen aan kunt openhalen.
Voor het Groninger Museum werk ik nu aan een ontwerp waarin de naar beneden kolkende trap van Mendini een rol speelt. Die wil ik combineren met een trap met rechte hoeken uit het oude museumgebouw, maar ik puzzel nog op de juiste compositie. Het duurt soms een paar dagen voordat dingen op hun plek vallen.”
Luister je naar muziek terwijl je werkt?
“Ik ben natuurlijk totaal hiphop, maar ik luister ook naar reggae en afrobeat. Ik ontdekte laatste het Franse chanson
La Poésie en dat nummer heeft toen dagenlang non-stop op repeat gestaan. Dat zijn toch helaas mijn wittemeisjesgenen, denk ik dan.”
Weet je wanneer een werk af is?
“Intuïtief herken ik het punt waarop het werk kapotgaat als ik door priegel. Liefst drijf ik het niet helemaal op het spits, stop ik iets eerder en zet ik het werk even weg. Dat is een groot voordeel van werken op een iPad: je kunt altijd een stap terug. Maar het geldt ook voor mijn analoge werk.”
Meer weten over Mick La Rock en haar projecten? Museumtijdschrift maakte ter verdieping een kunstenaarsportret van Mick La Rock. Zie museumtijdschrift.nl/ artikelen/videos/mick-la-rock of scan de QR-code.
Vrijwel iedereen kent de beroemde tuinen van Claude Monet, een heuse toeristische attractie in Giverny waar jaarlijks tienduizenden mensen op afkomen. Het is dan ook aanlokkelijk om zijn muzen – in de vorm van vijvers, treurwilgen, pioenrozen en de Japanse brug – in het echt te bewonderen. De tuinen van kunstenaars zijn lustoorden en inspiratieplekken in één. Het boek Kunstenaarstuinen laat aan de hand van twintig voorbeelden zien hoe belangrijk de tuin was in het dagelijkse gezinsleven, of juist als uitdrukking van sociaal-maatschappelijke ideeën. Belangrijke kanttekening: deze luxe was natuurlijk alleen voorbehouden aan kunstenaars die dankzij hun succes (en/ of zeer vermogende ouders) een huis met een flink stuk grond konden kopen – en daarmee ook genoeg geld en tijd hadden voor de aanleg van een tuin. Zo liet de Duitser Max Liebermann in 1909 een villa bouwen aan de Berlijnse Wannsee, op een groot perceel waarvoor hij zelf een tuinontwerp maakte. Geheel passend bij de tijdgeest koos hij voor een geometrische tuin met aan de voorzijde veel ruimte voor aardappelen en courgettes. Daarmee gaf hij een duidelijk statement: deze tuin is vooral praktisch en voor dagelijks gebruik. Aan de achterzijde was de tuin echter een schoolvoorbeeld van smaakvolle beplanting en een weergaloos uitzicht over het meer. Aan de overkant van de oceaan, ergens tussen Boston en New York, had het landelijke familielandgoed van kapiteinsdochter Florence Griswold grote aantrekkingskracht op prominente Amerikaanse impressionisten. De schilder Childe Hassam omschreef zijn verblijf als ‘high thinking and low living’,
een eenvoudige plek, waar hij samen met onder meer Willard Metcalf een kunstenaarskolonie vormde en een vervallen schuur verbouwde tot atelier. In de zoektocht naar ‘ware natuur’ sprak ook de weelderige, informele tuin hen aan, die vol stond met vingerhoedskruid, stokrozen en irissen.
De Britse kunstenaars hadden een heel wat minder romantische reden om naar het platteland te trekken. Toen in 1915 Duitse zeppelins boven Londen en kuststeden verschenen en kort daarna de dienstplicht werd ingevoerd, ontvluchtte de Bloomsbury Group, onder wie de kunstenaars Vanessa Bell en Duncan Grant, de hoofdstad voor het landelijke Sussex. Met familie en andere creatievelingen transformeerden zij de ommuurde tuin van Charleston Farmhouse in een gesamtkunstwerk met beelden, mozaieken en vijvers.
En zo heeft elke tuin zijn eigen verhaal, uitgebreid en liefdevol opgetekend door de Britse groenauteur Jackie Bennett. Helaas komt de ietwat houterige Nederlandse vertaling niet in de buurt van haar eigen flamboyante schrijfstijl. Wie toch doorleest, en oog heeft voor de prachtige foto’s en illustraties, zal opmerken dat het boek evengoed zeer de moeite waard is – ook voor kunstliefhebbers zonder groene vingers.
MARJOLEIN GERAEDTS
Een buste is een beeldhouwwerk dat enkel het hoofd, de borst en schouders toont van de afgebeelde persoon. In musea lonken vooral de voorkanten van deze beelden. Is de achterkant niet ook interessant of misschien zelfs interessanter?
Dat vraagt interieur- en productvormgever Thomas Eurlings zich af in zijn Engelstalige koffietafelboek Reverse, een zorgvuldig samengestelde verzameling foto’s van de achterkanten van zo’n tweehonderd beelden. Ieder van de twintig hoofdstukken staat in het teken van een ander onderwerp, materiaal of techniek. Van terracotta tot Romeins marmer, van Johannes de Doper tot koning Charles III. Dan zie je: MarieAntoinettes achterhoofd imponeert met haar uitgebreide kapsel met krullen, vlechten, parels en zijden linten. De Romeinen kozen er juist voor een realistischer beeld neer te zetten, inclusief huidplooien in de nek.
Door het zien van zoveel achterhoofden na elkaar, biedt Eurlings een nieuwe en verfrissende kijk, waardoor je niet alleen (anders) gaat kijken naar de achterkant van beelden, maar gek genoeg ook naar de achterhoofden van de mensen om je heen. LEONTINE VAN DER ELST
Thomas Eurlings, Reverse; uitgeverij Lecturis; Engels; 384 blz.; € 48,00; ISBN 978 94 6226 5165
Een expositie in Huis Marseille in Amsterdam en dit daarbij verschenen boek belichten de pioniersjaren van de twee generaties tellende, Franse fotografenfamilie Séeberger. Centraal staan hun vroege, onbekende straatfoto’s die men op de zolder van een Parijs woonhuismuseum vond.
Rond 1900 beoefenden de broers en zussen, aanvankelijk textieldessinontwerpers, fotografie als dure liefhebberij. De straatfoto’s maakten ze voor vier thematische fotowedstrijden (1904-1907), waarmee de vooruitziende stad Parijs een foto-topografisch archief startte. De foto’s van Jules Séeberger (1872-1932) vallen op door hun quasi-natuurlijkheid. Lange sluitertijden veroorzaakten bewogen foto’s, maar Jules omzeilde deze technische beperking door de passanten doodstil staand te laten poseren. Met zijn broers Henri (1876-1956) en Louis (1874-1946) fotografeerde Jules verder armoedige scènes op de nog dorpse Montmartre-heuvel en ambachtsbedrijfjes bij de rivier de Bièvre. Het boek toont ook hoe ‘Les Séebergers’ als eersten hun foto’s afdrukten op een groter formaat dan de negatieven ervan en hoe ze die in kartonnen passe-partouts presenteerden. CHRIS REINEWALD
→ ‘Revoir Paris’ is tot en met 22 juni te zien in Huis Marseille, Amsterdam
Anne de Mondenard en Marie Simon, Séeberger frères. Photographier Paris 1900 / Picturing Paris 1900; uitgeverij Éditions Paris Musées, Engels en Frans; 144 blz.; € 29,00; ISBN: 978 27 5960 5989.
Jheronimus Bosch (ca. 1450-1516), is niet onderhand alles over die duivelskunstenaar al drie keer uitgekauwd en teruggespuugd? Toch niet, want in Jheronimus Bosch en de LieveVrouwe-broederschapskapel weet onderzoeker Loes Scholten een andere weg in te slaan: eentje die het nodige oplevert. Bepaald een koffietafelboek is de publicatie niet, met zijn enorme hoeveelheid bronmateriaal – voor wie dat wil, zijn die bronnen ook direct te raadplegen via de verbonden, voorbeeldige website Boschdoc. Laatmiddeleeuwse documenten en objecten worden door Scholten zorgvuldig gewogen en in context geplaatst. Uit een half woord weet ze nog informatie te peuren, van atelierlocaties en familieruzies tot de inrichting van de Lieve Vrouwekapel van de Sint-Janskathedraal in Den Bosch. Juist in die secure detaillering leert de lezer meer over de omgeving waarin Bosch functioneerde. Scholten spreekt de hoop uit meer van dit tijdrovende onderzoek te kunnen uitvoeren, maar nu al is haar boek van waarde voor andere onderzoekers, kunsthistorici en meer-dan-terloops geïnteresseerden. DORIEN TAMIS
Loes Scholten, Jheronimus Bosch en de LieveVrouwe-broederschapskapel – De schildersfamilie Van Aken in ’s-Hertogenbosch; uitgeverij Walburgpers; 276 blz.; € 34,99; ISBN 978 94 6456 4549. Zie ook: boschdoc.huygens.knaw.nl
Iedere 1e zondag van de maand van 13:00 - 17:00 uur geopend
Museum Gouda heeft een zeldzaam paneel uit 1582 verworven. Het is waarschijnlijk afkomstig uit het atelier van de Goudse glazenier Wouter Pietersz (I) Crabeth (1510-89). Het gedetailleerde werk toont kleurrijke figuren die meten en wegen en geeft inzicht in hoe wiskunde en meetkunde werden toegepast in de zestiende eeuw. Na restauratie is het schilderij geschonken door de Vereniging van Vrienden voor het 150-jarig jubileum van het museum.
Twee musea krijgen in 2025 een nieuwe directeur. Harry Tupan van het Drents Museum bereikt dit najaar de pensioengerechtigde leeftijd en draagt na acht jaar het stokje over. Charles Esche (foto) verlaat na twintig jaar het Van Abbemuseum om zich te concentreren op zijn promotieonderzoek. Museumtijdschrift volgt de benoemingen van hun opvolgers voor u op de voet.
In 2025 gaan verschillende musea verbouwen. Museum Prinsenhof Delft verbouwt zijn monumentale klooster tot begin 2027. Het Van Abbemuseum in Eindhoven vernieuwt het klimaat systeem en dak voor energiebesparing en om zijn collectie beter te kunnen bewaren. Museum Kampen krijgt een flexibele inrichting en heropent in 2026. De verbouwingen leiden tijdelijk tot sluiting of beperkte toegang, maar uiteindelijk kunnen de musea weer jarenlang vooruit.
Vanaf 6 maart 2025 wordt journalist Jeroen Junte hoofdredacteur van Museumtijdschrift. Hij volgt Marina de Vries op, die na elf jaar afscheid neemt. Junte schrijft als freelancejournalist voor onder andere de Volkskrant en zijn eigen platform DesignDigger.nl. Hij brengt ruime ervaring en een sterk netwerk mee. Zijn plan is om het digitale aanbod en live-programma uit te breiden, met behoud van de scherpe en toegankelijke koers van het tijdschrift. De Vries: “Met Junte is Museumtijdschrift klaar voor de volgende fase.”
Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB) en de Museumvereniging hebben de handen ineengeslagen. Voor het eerst kunnen bezoekers op vertoon van het Boekenweekgeschenk gratis toegang krijgen tot meer dan 200 deelnemende musea. Deze speciale actie is alleen geldig op de laatste dag van de Boekenweek, zondag 23 maart.
“Welkom en pas op de drempel”, zegt kunstliefhebber, ICT-beheerder en museumvrijwilliger Albert Bruining bij binnenkomst in het Cobra Museum. Daar is een verrassende tentoonstelling te zien, met beeldhouwwerken als bomen verspreid over de grote zaal. De museumvloer is met een dikke laag leem bedekt, waarop je zonder schoenen kunt lopen. Bruining werkt gemiddeld een halve dag in de week als vrijwilliger.
“Hoe langer je kijkt, hoe meer je kunt ontdekken”, zegt hij over ‘The new mother sculptures’. Het rode, vulva-achtige werk naast hem – titels en kunstenaarsnamen ontbreken – spreekt aan, omdat het “echt typisch een relatie heeft met een vrouw”. Driekwart van de getoonde werken is door vrouwen gemaakt, vertelt Bruining trots.
Reageren?
Stuur uw reactie van maximaal 100 woorden vóór 10 maart naar museumtijdschrift@museumtijdschrift.nl of Museumtijdschrift, Postbus 16849, 1001 RH Amsterdam. Vermeld daarbij uw naam, adres en telefoonnummer. Uit de binnengekomen berichten maakt de redactie een selectie, waarover niet wordt gecorrespondeerd.
Speciaal voor abonnees
MUSEUMTIJDSCHRIFT+
Weet u dat we ook een digitaal magazine hebben? Dat verschijnt 4x per jaar en is gratis voor abonnees. Het eerste nummer van 2025 bevat onder meer een interview met kunstenaar en verzamelaar Anne Geene en een podcast over een aankoop door het Dordrechts Museum. → Verschijningsdatum: woensdag 26 maart.
REACTIES lezerspagina
“Geïnspireerd door uw artikel bezoek ik op de valreep Heckels tentoonstelling in Gent. Sophia Zürcher beschrijft onder meer het werk Häuser am Morgen (1917) met de Augustijnenbrug in Brugge. Een merkwaardig schilderij, schrijft zij, want ‘is die blauwe band het kanaal?’ en ‘waarom loopt het water dan óver de brug’?
Ik verblijf vaak bij vrienden die wonen in het hoge witte huis tegenover de brug en heb gezien dat bij een bepaalde lichtval de blauwige keitjes van de brug blauwer oplichten. Het gaat mijns inziens dus niet over water maar over stenen, mogelijk het Belgische blauwarduin.” – Leen van den Berg
Nieuwsbericht versoberde verbouwingsplannen Kröller-Müller Museum
• “Jammer, ik houd wel van spectaculaire architectuur. Zoals de piramide van architect Ieoh Ming Pei bij het Louvre. Liever sprongsgewijze (r)evolutie dan gezapige evolutie.” – Paul Jansen
• “Goed dat Tadao Ando zijn ontwerp wil herzien. Het hoeft niet spectaculair, zoals het eerste ‘noodgebouw’ van Henry van de Velde en de laatste uitbreiding van Wim Quist laten zien. De juiste verhoudingen en de relatie met de natuur maken dit museum uniek.”– Onno Groustra
Webrecensie ‘Voeten afvegen aan een Wildersdeurmat’
• “Zo’n deurmat wil ik hebben. Handig als ik met moddervoeten uit de tuin kom.” – Kees
• “Wat een walgelijk ‘kunstwerk’ over Wilders.” – Henk Roos
ARRANGEMENT ART ROTTERDAM Op zaterdagmiddag 29 maart organiseert Museumtijdschrift een lezing op de beursvloer van kunstbeurs Art Rotterdam in Ahoy. Daar vertelt museumdirecteur Anne Kremers over het in mei te openen Fenix, het nieuwe kunstmuseum over migratie in Rotterdam. → Voor meer informatie zie pagina 39.
VOORDEEL 3 tot 4x per jaar een exclusieve kunstboekaanbieding
te zien t/m 13 april 2025
Met trots introduceert Musiom een nieuwe traditie. Dit is namelijk de eerste editie van een driejaarlijks evenement. De Glaskunst Triënnale Amersfoort.
Met glaskunstenaars Willem van Oijen, Hans Janssen, Thea Figee, Sjaak Smetsers, Rachel Daeng Ngalle, Wilfried Grootens, Christine Vanoppen en Patula Berm.
vrijdag, zaterdag, zondag 12.00 - 17.00 uur stadsring 137, amersfoort www.musiom.art | info@musiom.art
3x + korting
Sluit nu een kortlopend abonnement af en geef 3 nummers van Museumtijdschrift cadeau voor slechts € 32,50 (i.p.v. € 38,85).
U ontvangt als cadeaugever een chique cadeaubon, leuk om te geven!
• Het abonnement loopt automatisch af
• De ontvanger krijgt alle voordelen van een abonnement, zoals korting op boekaanbiedingen, deelname aan winacties en arrangementen
• Inclusief digitaal lezen
• Inclusief de meest complete tentoonstellingsagenda in handig zakformaat
Vul de antwoordkaart in of bestel online.
Prinses uit Venlo, strepen en wie was Johan de Witt?
Giselle Kuster
Daniel Buren
Meer lezen? Kijk op www.museumtijdschrift.nl voor actuele informatie, tips, recensies en interviews
Johan de Witt
Museumtijdschrift nummer 3 ligt op 16 april in de winkel
Museumtijdschrift verschijnt 8x per jaar (om de 6 weken en tijdens zomer en winter om de 8 weken)
cadeau bij een jaarabonnement
De schilders van Dordrecht
Dordrecht behoort tot de meest geschilderde steden van ons land. De schilderachtige ligging aan het water, het historische belang van de oudste stad van Holland en de reputatie als de geboorteplaats van Aelbert Cuyp, hebben bijgedragen aan de grote aantrekkingskracht op tal van binnen- en buitenlandse kunstenaars door de eeuwen heen. De stad werd vaak gezien als het Venetië van het Noorden.
256 pagina’s, gebonden, 19,7 x 19,7 cm, ISBN 978 94 625 8681 9 € 27,95
cadeau bij een tweejarig abonnement
ABBA Compleet | Het verhaal van de 114 songs
Het is begin jaren zeventig als Agnetha Fältskog, Anni-Frid ‘Frida’ Lyngstad, Benny Andersson en Björn Ulvaeus hun muzikale talenten bundelen en er in Zweden een bijzondere popgroep ontstaat. Met behulp van hun trouwe geluidstechnicus Michael B. Tretow slaagt ABBA er in minder dan tien jaar tijd in om een onovertroffen Zweedse popgeschiedenis te schrijven. ABBA Compleet duikt in het hart van het altijd aanstekelijke repertoire van het kwartet met honderden miljoenen verkochte platen.
528 pagina’s, gebonden, 25 x 29 cm, ISBN 978 94 625 8574 4 € 69,95