




Marco Krijnsen
Edwin Plokker
Marco Krijnsen
Edwin Plokker
Voorwoord 7
De troostknuffel van Roombeek 8 1
De geldkar van Van Heek 18
Het wederopbouwblikje van Groot Roombeek 28
Het zoutpotje van JOZO 38
De Jodenster van stoomweverij Nijverheid 48
De designpc van Holborn 58
De poster van de Casa Loma’s 68
De armband van de luchtschiplanding 78
Het straatnaambord van de Sesamstraat 88
De mal van ijzergieterij Sanders 98
De ijskast van WEZO 10
De hagelstenen in was 20
Het stilleven van Johannes Torrentius 30
De pispot van Jan Bernard Blijdenstein 12
De schaakklok van Ben Bulsink 14
Het suikerpotje van het bombardement 22
Het bakje van Johan Schreur 32
De garenwinder van Coenraad ter Kuile 24
De drag queenjurk van de Night of the Pride 34
De autoband van Vredestein 16
Het condoom van Saxon 26
De strijdhamer van de Bamshoevelaan 36
Het gereedschap van de brandkastkraker 40 Het koekijzer van Hof Espelo 42
De maiskolfpijp van Henry Tibbe 44
De reistas van Jan Cremer 46
Het raam van het oude raadhuis 50
De minielpee van Olga Lowina 52
De klepper van de nachtwachter 54
De krekkelplank van de stad 56
De routekaart van Albert Plesman 60
Het steentje van Rijksmuseum Twenthe 70
De dokterstas van Rika Voogsgeerd 80
De helm van Bescherming Burgerbevolking 62
De cartes de visite van Bruna 72
De loep van Holocaustoverlever Sig Menko 82
Het aandeel van koning Willem I 64 29
De tjaps van de Enschedese textielfabrieken 74
De doopvont van de Grote Kerk 84
De eerste parkeerschijf van Nederland 66
Het vaandel van de eerste katholieke arbeidersvereniging 76
De legpuzzel van de THT 86
Het bierglas van het Volkspark 90 Het kampioens
De vervormde fles en de eerste dakpan 100 47
De ambtsketen van Lonneker 102
De stoel van staatsman Thorbecke 94
De Simplexasbak van Ramie Union 104
Het teckelkussen van Edwina van Heek 96
De meteoriet van Glanerbrug 106
De gouden ring van Felice DenneboomCohn 108
De stenen restanten van de Eschpoort 118
De bleekspaan van De Bolhaar 128
De meetapparatuur van overhemdenfabriek Blom 138
Het gevelbord van het weeshuis 148
De bontjassen van TrautmannMenko en Bontex 158
De voorraad van apotheker Bets Holst 168
De trom van de schutterij 178
De pet van het gas en waterbedrijf 188
De therapeutische fiets van Gerhard Jannink 198
De vuurstenen voorwerpen van jagersverzamelaars 110
De stereoscoop van Bernard van Heek 120 57
Het vlekkenwonder van Enschede 130
De miniatuurmolen van Van Deinse 140
De fonograaf van H.F. van Baaren 150
Het tankstation van Willem Gassner 160
Het fabrikantenboek voor G.J. van Heek 170
De fotocamera van Polaroid 180
Het herbarium van Julius Blijdenstein 190
De telescoop van Lambertus Nieuwenhuis 200
De spaarbus van de Twentsche Bank 112
De prijzenkast van de Quentemeijers 122
Het servies van NSB’er Lasonder 132
Het skelet van een prestigeproject 142
Het Beatlesjurkje van stoomweverij Nijverheid 152
De matze van Hollandia 162
Het kussen van Luchtvaartmaatschappij Twente 172
De bierpul van GeertJan ‘Bruns’ Bruinsma
De speld van de Enschedesche Wielerclub 192
De leren emmer van de brandweer
De vergulde klomp van hotel De Klomp 114
Het glas van de Boerclub 116
Het bordspel van Bad Boekelo 124
Het kant van de Vlaamse vluchtelingen 134
De kunstgebitpasta van Chet Baker 144
Het schaalmodel van de Twentse solarauto 154
De conformateur van de firma Drehfahl 164
De cartoon van de opgeblazen Twentestad 174
De pootschop van Albert Jan Blijdenstein 184
Het Turkstalige bord van de fabriek 194
De caféstoel van de Groote Sociëteit 126
De kookpot van Glanerbrug 136
Het bierviltje van Willem Wilmink 146 70
De tuinstoel van Hartman 156
De fankaart van TeachInzangeres Getty Kaspers 166
De kanonskogel van de Duivelskeuken
Het kogelwerend vest van NSB’er Antonie Berends 176
De houten wasmachine van St. Joseph 186
De hanglamp van Pathmos 196
De zaaiviool van de ontsmettingsdienst
Enschede telt in de twintigste eeuw zeker zes frisdrankfabrikanten en/of distillateurs. Misschien wel de bekendste is de firma WEZO (Wevers & Zn).
Het bedrijf produceert niet alleen limonade en sterke drank, maar levert ook blokken ijs voor de lokale caféhouders.
WEZO is niet het eerste bedrijf in dranken in Enschede. Oprichter Jan Willem Wevers gaat eerst als flessenvuller aan de slag in spuitwaterfabriek Barské aan de Noorderhagen. In 1905 vindt hij het tijd om met een eigen bottelarij in bier en limonade te beginnen. Het is arbeidsintensief werk. De (ondoorzichtige) kruikjes moeten namelijk eerst handmatig worden schoongemaakt, daarna gevuld en vervolgens met een hondenkar, paardenwagen of transportfiets naar klanten worden gebracht. Maar de zaken gaan goed. Zo goed zelfs, dat Wevers na vijf jaar al de zaak van zijn oude baas Barské overneemt.
De introductie van de glazen flesjes in 1910 is een belangrijke doorbraak. Zo kun je beter te zien of een fles schoon is. Wevers maakt er graag reclame mee: “WEZO grapefruit, alleen in doorzichtige flesschen!” Eerst wordt de prik verkocht in kogelflesjes, later in beugelflessen en uiteindelijk doet de kroonkurk z’n intrede. De frisdrank wordt koel gehouden in een kist met ijs, de voorloper van de elektrische koelkast.
De groei van het bedrijf maakt in 1925 verhuizing noodzakelijk naar een nieuw bedrijfspand met woning aan de Blekerstraat 57. Daar breidt Wevers het assortiment uit met wijn, die in vaten van 100 tot 200 liter wordt ingevoerd. Vooral de zoete Spaanse wijn doet het goed in Enschede. Geliefd zijn ook de zelfgemaakte alcoholvrije likeuren, bereid uit suikerwater met
Eigenaar Wim Wevers (links) achter de vulmachine in de distilleerderij van WEZO in 1975.
kleurstof en een smaakje. Maar WEZO heeft vooral succes met sterke drank van eigen huis: Oranjebitter, advocaat, Twentse kruidenbitter.
Handschoenen en pikhouweel
Een nevenverdienste is het bezorgen van ijs bij caféhouders in Enschede en omgeving. Die hebben het nodig voor het koelen
van hun dranken. WEZO betrekt het ijs van bierbrouwer De Klok (voorloper van Grolsch). De 80 centimeter lange en 25 kilo zware staven worden in dekens gewikkeld en in een zinken bak vervoerd naar de horecazaken. Handschoenen en een pikhouweel behoren tot de vaste uitrusting van de ijsverkopers
van WEZO. De opmars van de vrieskist maakt deze activiteit na verloop van tijd overbodig. Daarna wordt vooral geld verdiend met de handel in gedistilleerd in heel Twente en de Achterhoek. De limonadeproductie stopt in 1971 door de moordende concurrentie van grote fabrieken.
Het is een vast ritueel in de eerste helft van de twintigste eeuw. Elke week lopen twee werknemers van Van Heek & Co. met een houten handkar vanaf het kantoor aan de Oude Markt naar het gebouw van de Twentsche Bank aan het Hoedemakersplein. Daar wordt de kar gevuld met het weekloon voor de 2.800 arbeiders van de textielfabriek. Bewakers voor het geldtransport zijn niet nodig.
Terug in het administratiekantoor van Van Heek begint pas het echte werk. Het muntgeld moet worden verdeeld over de 2.800 loonzakjes. Daar gaat een ingewikkelde berekening aan vooraf, want de gemiddelde textielarbeider wordt in stukloon betaald. Alleen bazen, onder en touwbazen ontvangen een vast weekloon. Zij houden ook het weef en spinresultaat per werknemer nauwkeurig bij. Elke week kan het resultaat dus anders zijn, afhankelijk van de productiviteit of eventueel defect aan een machine. Of van een inhouding door een miskleun of ongepast gedrag. Niet altijd zijn de arbeiders het eens met het door hun zaalbaas opgegeven weekresultaat. Maar ze durven er geen discussie over te voeren. De baas moet je altijd te vriend houden, anders kun je zomaar op straat komen te staan.
De productiviteit van elke arbeider wordt doorgegeven aan het hoofdkantoor. Daar berekenen ze hoe hoog het loon per persoon deze week is. Het loon waarvan de wever of spinner vaak
ook nog zijn hulpjes moet betalen, meestal de eigen kinderen. Het geld gaat in de duizenden loonzakjes, die elke zaterdag met de handkar worden vervoerd naar de verschillende afdelingen van de fabriek.
Hoop en vrees
Van Heek & Co is begin twintigste eeuw de grootste industriële onderneming van Nederland. De fabrieken strekken zich uit vanaf de Noorderhagen in het stadscentrum langs de spoorlijn naar Gronau tot voorbij de latere Oliemolensingel. Een terrein van bijna een kilometer lang, waar de geldkar telkens wordt begroet met een gevoel tussen hoop en vrees. Hoeveel zit er dit keer in mijn loonzakje? Wat kan ik vanmiddag uitgeven in de kroeg? En lukt het wel om hiervan rond te komen met mijn gezin? Vragen die talloze textielarbeiders kwellen, en die onlosmakelijk verbonden zijn met de geldkar van Van Heek.
In november 1913 krijgt Ko van Deinse, voorzitter van de Oudheidkamer Twente, een bijzonder object onder ogen: een ronde eikenhouten plank met een doorsnee van ongeveer 50 centimeter. Het is jarenlang in de winkel van de firma Sachse van Essen aan de Hengelosestraat gebruikt als deksel en daarna heeft het liggen verstoffen op een zolder.
De afbeelding op het ronde paneel is in 1913 amper te zien. Maar nadat Van Deinse het oppervlak met een natte spons reinigt, ziet hij een typisch zeventiendeeeuws tafereel. Het is een geschilderd stilleven: een halfgevulde wijnroemer, staand tussen een aarden en een metalen kan op een tafel waarop ook twee tabakspijpjes liggen. Van de tafel hangt een blad muziekpapier af, met een oudhollands rijmpje:
Wat buten maat bestaat, Int onmaats gaat verghaat.
De kwaliteit van het schilderij is zo goed dat Van Deinse de directeur van het Rijksmuseum in Amsterdam inschakelt. Die ontdekt aan de achterzijde een merkteken waaruit blijkt dat het werk deel uitmaakte van de verzameling van de Engelse koning Karel I. Nader onderzoek wijst uit dat het in 1614 is geschilderd door Jan Simonsz. van der Beeck (ca. 15881644), beter bekend onder zijn alias Johannes Torrentius. Het is het enige schilderij dat van hem bewaard is gebleven.
Vat met krenten
In de loop van de tijd was het beschilderde paneel weer in Nederland terechtgekomen. Daar werd het aanvankelijk niet zozeer gezien als kunstwerk, maar als een ideaal voorwerp om een vat met krenten mee af te sluiten. Zo is het jarenlang gebruikt bij bakker Van Essen in Deventer. Daarna kwam het terecht in Enschede, bij de firma J.F. Sachse van Essen die een winkel in koloniale waren bezat. Ook daar deed het schilderij dienst als deksel op een vat met krenten en overleefde het de stadsbrand van 1862.
Het Rijksmuseum in Amsterdam ziet in 1913 de waarde van het kunstwerk wél in en gaat – met toestemming van de familie Sachse – over tot een grondige restauratie. Dan blijkt pas echt de schoonheid van het werk. Reden voor het museum om het op te nemen in de collectie. In 2024 wordt het stilleven tot in de details nagemaakt voor het televisieprogramma Het Geheim van de Meester. De deksel van het Enschedese krentenvat hangt nu in de eregalerij van het Rijksmuseum, dicht bij de Nachtwacht.
In 1910 maakt Enschede voor het eerst kennis met het opstijgen en landen van een vliegtuig. Maar de luchtvaart neemt pas echt serieuze vormen aan vanaf de jaren twintig. Hoogtepunt is de landing van het luchtschip Graf Zeppelin op het net geopende vliegveld Twenthe. Tienduizenden toeschouwers komen op het spektakel af.
Een grote plankenvloer op een weiland aan de Gronausestraat. Meer stelt het eerste vliegveldje van Enschede niet voor. Het is 28 september 1910 wanneer de Belg Jan Olieslagers hier een demonstratie van zijn vliegkunsten geeft. Zijn toestel is een constructie van stangen en spandraden. De piloot zit er onbeschermd in, met zijn pet omgekeerd op het hoofd. Olieslagers vliegt telkens ongeveer een kwartiertje, op een hoogte van maximaal 500 meter. Duizenden nieuwsgierige Enschedeërs kijken hun ogen uit. Vliegen begint in de jaren twintig een interessante vorm van transport te worden, zien fabrikanten Van Heek en Tattersall. In 1926 sluiten ze een deal met KLMoprichter Albert Plesman voor de aanleg van een vliegveld aan de noordzijde van Enschede. John Tattersall staat een deel van zijn landgoed ’t Slöttelmös hiervoor af. Op 28 augustus van dat jaar is het zover: burgemeester Edo Bergsma opent het nieuwe vliegveld Twenthe, dat een bescheiden oppervlakte heeft van 700 bij 900 meter. Een jaar later gaat de eerste lijndienst naar Schiphol van start. De 87jarige mevrouw StroinkHoogklimmer, weduwe van de burgemeester van Lonneker, is de eerste passagier.
Niet alleen van vliegtuigen wordt in deze tijd veel verwacht. Ook luchtschepen lijken een mooie toekomst te hebben. De Graf Zeppelin, een gevaarte met een lengte van ruim 236 meter, is langzamer dan een vliegtuig maar is wel in staat om lange afstanden af te leggen. Het is gevuld met waterstof. Vanaf 1929 maakt de zeppelin met veel succes tochten boven Europa. Er komt zelfs een transAtlantische luchtlijn tussen Rio de Janeiro en Frankfurt.
Verkeerschaos
Op 18 juni 1932 doet het wereldberoemde luchtschip vliegveld Twenthe aan, een van de twee stops in Nederland – naast Rotterdam. De Graf Zeppelin is met een veertigkoppige bemanning en ongeveer evenveel passagiers ’s ochtends vertrokken vanuit Friedrichshafen. Zo’n 250 gymnasten van verschillende Enschedese verenigingen zijn nodig om het luchtschip vast te houden, want de luchthaven heeft geen landingsmast. Aan boord gaan KLMdirecteur Plesman en prins Hendrik – echtgenoot van koningin Wilhelmina – voor een rondvlucht boven Duitsland en Nederland.
Het spektakel trekt veel bekijks; iedereen wil de zeppelin zien. Daarom beginnen veel fabrieken en scholen deze dag iets later. Er ontstaat zelfs een file vanaf de Lasondersingel, de eerste in Twente. De 6.000 auto’s, 1.000 autobussen en 20.000 fietsen worden geparkeerd in de weilanden rondom het vliegveldje. Medewerkers met speciale armbanden proberen de drukte in goede banen te leiden.
Het vliegveld is ook daarna een populaire bestemming voor dagjesmensen uit de omgeving. Op het terras is namelijk altijd wel iets te zien. Maar het aantal passagiers op vliegveld Twenthe blijft in deze vroege jaren zeer beperkt.
Als begin 1964 duidelijk wordt dat The Beatles dat jaar naar Nederland komen voor enkele concerten, breekt de gekte los. De commercieel directeur van stoomweverij Nijverheid ziet meteen kansen. Hij gaat naar Londen en krijgt toestemming om de afbeelding van de popgroep te gebruiken voor gordijnstof en jurkjes.
Vóór Pasen 1964 zijn de eerste mouwloze Beatlesjurkjes al klaar. Handgeschilderd op basis van de foto’s van Paul, John, George en Ringo. Met het prototype in een advertentiecampagne kan de Europese markt alvast opgewarmd worden. De Nijverheid zal na de eerste bestellingen de katoenen weefsels in
massaproductie nemen. Elke vrouwelijke Beatlesfan kan dan de jurk met de vier helden uit Liverpool op tijd in huis hebben, voordat in juni de concerten beginnen.
De Nijverheid heeft al ervaring met het bedrukken van weefsels.
In de donkere oorlogsjaren zijn in de door de Duitsers overgenomen fabriek rollen stof met de Jodenster bedrukt. Na de bevrijding worden hier kledingstoffen gemaakt met dessins van de schilders Karel Appel en Corneille, evenals stoffen met afbeeldingen van Jip en Janneke en Disneyfiguren voor de kinderkamer.
De Beatlesjurkjes worden voor 9,90 gulden als doehetzelfpakket verkocht, bestaande uit twee panelen met de portretten en handtekeningen van de bandleden. Daarnaast liggen er ook kantenklare jurken bij C&A en andere modewinkels. Ook zijn Beatlesgordijnen voor de tienerkamer verkrijgbaar. Ondanks de
Designboek met stoffen van Menko en ontwerpen van Dick Holthaus.
De firma N.J. Menko houdt in het hele land modeshows met zelfmaakmode.
Beatlesrage in die jaren zijn de producten van de Nijverheid geen doorslaand verkoopsucces. De verkoopleider van de fabriek schat dat in totaal ongeveer 100.000 meter naar de detailhandel is gegaan. Minder dan verwacht. Een mogelijke rol speelt de grote haast achter de operatie, die binnen enkele maanden uitgevoerd moest worden vanwege de tournee van de Beatles. De gelijkenis van het ontwerp met de vier bandleden is niet bepaald treffend, vinden critici.
Meisjes in Menko
Een andere Enschedese producent van zelfmaakmode is de firma N.J. Menko. Onder leiding van adjunct Kanteman slaagt het bedrijf erin een groot publiek te bereiken met de landelijke reclamecampagne ‘Meisjes in Menko’. Er worden door het hele land modeshows georganiseerd voor winkeliers, groothandels en inkooporganisaties. Bekende couturiers als Dick Holthaus en Max Heijmans krijgen de opdracht om met Menkostoffen ontwerpen te maken, die professionele mannequins showen. Ook jonge ontwerpers van de kunstacademie en de eigen vrouwelijke medewerkers wor den gevraagd om kleding met Menkostoffen te ontwerpen en in modeshows te laten zien.
‘Meisjes in Menko’ groeit in de jaren vijftig en zestig uit tot een begrip. De slogan wordt geassocieerd met hippe, modieu ze jurken. Maar in 1967 valt het doek voor de firma. Menko kan – net als de andere textielfabrieken in Enschede – niet langer concurreren met de lagelonenlanden.
Uitgave
WBOOKS, Zwolle info@wbooks.com wbooks.com
i.s.m.
De Museumfabriek, Enschede info@demuseumfabriek.nl demuseumfabriek.nl
Tekst & samenstelling
Marco Krijnsen (tekst)
Edwin Plokker (beeldmateriaal)
Vormgeving
Frank de Wit
Geraadpleegde literatuur
Delpher (online archief van kranten, boeken en tijdschriften)
Benno van Delden. Enschede, de Hooge Heeren en ’t Sociëteit. Hengelo, 1990.
Elsbeth Etty. In de man zit nog een jongen. Willem Wilmink – de biografie Amsterdam, 2019.
Marike Fraterman en Goaitsen van der Vliet. Berichten uit de bloemenzee. Enschede, 2001.
K. Groenendijk. ‘Verboden voor Tukkers, reacties op rellen tussen Italianen, Spanjaarden en Twentenaren’ (uit: Wetenschap en partijdigheid, 1990).
Bert de Haan en Goaitsen van der Vliet. Doordouwers en verhalenbouwers Merken gesterkt in Twente. Enschede, 2005.
Wim H. Nijhof. De geschiedenis van Enschede: stad uit stoom en strijd. Apeldoorn, 2014.
’n Sliepsteen (kwartaalblad van de Stichting Historische Sociëteit Lonneker), diverse jaargangen.
L.A. Stroink. Stad en land van Twente. Hengelo, 1962.
Over de samenstellers
Marco Krijnsen is freelance schrijver/journalist en publiekshistoricus bij de Overijsselacademie. Van 1989 tot 2007 werkte hij als journalist voor de Twentsche Courant Tubantia
Edwin Plokker is sinds 2007 verbonden aan De Museumfabriek, waar hij verhalen verzamelt en vertelt. Sinds 2016 is hij hoofd Collecties van De Museumfabriek en Rijksmuseum Twenthe.
Beeldmateriaal
De foto’s van de voorwerpen zijn gemaakt door Mayke Bomert, Wynand Koekkoek, Wim Koobs, Esther Wachtmeester (allen van De Museumfabriek), Annelous van Toor en Lotte Stekelenburg.
Overige foto’s: Ariëns Instituut, archief Twentse Textielfamilies/ Huize Zonnebeek, Cultureel Erfgoed Enschede, Carlo ter Ellen (Tubantia), Fotoarchief Twente, Maureen Heurman, Imperial War Museum, De Museumfabriek, Nationaal Archief, George Nusmeijer (Tubantia), Inge Schenke, Vereniging Oudheidkamer Twente, Rijksmuseum Amsterdam, Reinier van Willigen en Zeeuws Archief.
Met dank aan (voor het beschikbaar stellen van de voorwerpen): Monique Bannink, Jan Benink, Ben Bulsink, GeertJan Bruinsma, Boksclub Twente, Rachel Denneboom, Albert Haarman, Leo Hoesstee, Carl Lange, De Museumfabriek, Rob Nolmans, museum Medisch Spectrum Twente, Geertjan Takkenkamp, Olaf Visscher, Goaitsen van der Vliet, Bennie Verveld, Wim Willemsen, Arie Schoonderbeek, Vereniging Oudheidkamer Twente.
© 2025 WBOOKS Zwolle / de auteurs Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de rechten met betrekking tot de illustraties volgens de wettelijke bepalingen te regelen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISACorganisatie is het auteursrecht geregeld met Pictoright te Amsterdam. © c/o Pictoright Amsterdam 2025.
Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt dankzij een bijdrage van Stichting Het Verhaal van Enschede.
ISBN 978 94 625 8713 7 NUR 693