3 minute read

Cor Swanenberg ademt dialect

COR SWANENBERG

“Blèèj dà ge gekomme bent. Vat unne zit!” Met deze zinnen heette Cor ons hartelijk welkom. Cor is een warm pleitbezorger van het Rosmalens dialect. Hij heeft zijn sporen daarin echt verdiend. Zijn pleidooi voor herwaardering van het dialect stoelt op het idee dat het dialect niet minderwaardig is aan het Standaardnederlands, maar juist een volwaardig communicatiemiddel is met een rijk en genuanceerd idioom.

Advertisement

Hoe komt het dat je ons zo welkom heet en hoe ben je tot de studie van het Rosmalens dialect gekomen?

Dè za ’k oe vertelle. Ik ben geboren op Tenblakke, een gehucht tussen Rosmalen en Nuland, aan de overkant van waar nu de Waterzuiveringsinstallatie van Brabant Water zit. We hadden in mijn jeugd geen stromend water en bij ons thuis spraken mijn ouders, broers en zussen alleen maar dialect. De eerste vreemde taal, die ik leerde op school, was Nederlands. De meester probeerde echter het dialect er bij ons uit te slaan. Ik ging naar de kweekschool in Den Bosch en daar mocht ik van de fraters geen dialect praten. Leuk om te vertellen is, dat wij woonden in een boerderij zonder gas en elektriciteit. Onze behoefte moesten wij doen in een soort van poepdoos, die buiten op de misse stond. Ook wel bekend als ‘t huiske. Jaarlijks moest de plee naar de moestuin worden uitgereden. Daarbij kon het gebeuren dat door een onhandige maneuver de inhoud van de kar onderweg omkieperde. Toen mijn vader dat overkwam, verzuchtte hij: “Nou hebben we een heel jaar voor niks zitten schijten!”.

Nu woon je in Berlicum of zo gezegd in Balkum. Is er veel verschil tussen het Balkums en het Rosmalens?

Tussen het huidige Balkums en het Rosmalens zijn er nauwelijks verschillen. In beide dialecten wordt met ‘romme’ melk aangeduid en ‘mùlk’ is karnemelk. Het Bosch daarentegen verschilt als stadsdi-

ADEMT DIALECT

alect duidelijk van het Rosmalens: zo spreken Bosschenaren de lange o bijna uit als een donkere ôô – Tôôn van de wôônbôôt is dôôd – terwijl in het Rosmalens de lange o meestal klinkt zoals in het Nederlands. In het Rosmalens klinkt ‘tafel’ als ‘toffel’ (kort) terwijl in het Bosch de klinker gerekt wordt tot ‘toafel’ (lang).

Heb je de teksten van je liederen geschreven en gezongen in het dialect?

Zeer zeker. Beluister ze maar eens. Op mijn website www.corswanenberg.nl en op You Tube vind je er enkele. Wel zorgde ik tijdens mijn optredens altijd voor een handreiking of een toelichting, zodat ‘vrimde’ mensen mij toch konden verstaan en waarderen. In carnavalstijd trad ik in Rosmalen enkele jaren op als ‘tonpraoter’ onder de naam Knillus Klippel. Een klippel is zowel een boerenlummel als een stuk hout, waarmee op de billen geslagen werd. Zowat de helft van mijn boeken en liederen zijn in dialect geschreven. Met mijn oudste zoon Jos schreef ik het grote Meierijse woordenboek Eige grèij, de grammatica Op goei gevuul en de bundel Oost-Brabants.

Je zei in het begin van ons gesprek dat je in je werkzame leven leraar Engels en Duits bent geweest. Is er een relatie met het onderwijs?

Zeker! De leraren werden aangesproken met mister en met uwes. ‘Mister, heet uwes de punte al?’ Ik ben begonnen als onderwijzer op de woonwagenschool in Den Bosch en later werd ik leraar op de toenmalige Sparrenburg Mulo (later Mavo), waar ik Engels, Duits en Nederlands gaf. Ik was vervolgens leraar aan de kweekschool en het Zwijsen College in Veghel. Heb ik altijd met veel plezier gedaan.

Is er nog toekomst voor het Brabants dialect?

Pessimisten denken dat het dialect op wat langere termijn uitsterft. Je ziet het inderdaad verschralen. Het verdwijnt bij menige jongere, maar het zal, denk ik, niet uitsterven. Mooie dialectwoorden raken in vergetelheid: ‘lievermennekes’ voor duizendschoon en ‘snuffelkes’ voor anjers. Mijn boek ‘Wie wè bewaort, diej hé wa’ is een soort eerbetoon aan zegswijzen, die dreigen te verdwijnen. De diverse plaatselijke dialecten ontwikkelen zich tot regiolecten (streektalen). Net als de standaardtaal ontwikkelen zich ook de dialecten: je kunt taal niet onder een stolp zetten.

Waarop ben je het meest trots?

Zonder twijfel op mijn ‘werk’ als schrijver en zanger. Vaak word ik nog uitgenodigd om lezingen op het gebied van dialect te houden en optredens te verzorgen. Al sinds 33 jaar verzorg ik de Brabantse Spreukenkalender, waarvoor tot in Canada en Nieuw-Zeeland belangstelling bestaat.

Cor eindigt met een leuke zinssnede: Mie hé heel schón kumkes op de kaast. (Marieke heeft mooie borsten).

Guido Robbens en Piet Kerssens

This article is from: