4 minute read

De herinnering smaakt zoet

Next Article
521 63 61 of

521 63 61 of

DE HERINNERING

Het wil maar niet licht worden vanmorgen. Uit de grauwe lucht dwarrelt een enkele sneeuwvlok aarzelend naar beneden. We hebben zojuist de kerstspullen uit de berging gehaald.

Advertisement

Manlief brengt de laatste doos binnen. Daar zitten de gipsen beelden in, zwaar aangetast door de tijd. Ze komen nog uit mijn ouderlijk huis en ik kan er geen afscheid van nemen. Ze zijn minstens 75 jaar oud. Alles zit verpakt in stevig papier. Een paar schapen en een herdershond heb ik al uitgepakt als ik het kerstkind met de kribbe vind.

De beeldengroep - nog uit mijn ouderlijk huis - is 85 à 90 jaar oud. De tand des tijds heeft er behoorlijk aan geknaagd. De kameel is helaas gesneuveld. Met het kleinood in mijn handen ben ik weer thuis: de kerststal, in onze woonkeuken, een gewelfd donker dak, grotpapier door mijn vader kunstig om de brokkelige muren gedrapeerd. Een fietslampje in de nok, zwak brandend op een batterij. De os en de ezel zette ik, als kind van een jaar of 8, links en rechts van Jezuke. Het goddelijke kind mocht het niet koud krijgen. De warme dierenlijven stonden er garant voor.

Ik zoek naar mijn favorieten van toen door het papier heen en ja hoor, daar is de os. ‘Weet jij eigenlijk het verschil tussen een koe en een os’, vraag ik mijn man. ‘Eh, volgens mij is een os een gecastreerde stier. Hij werd vroeger als trekdier gebruikt in de landbouw. Door de castratie werd het oersterke beest meer handelbaar.’ ‘Goh, hoe weet je dat allemaal,’ reageer ik, maar voordat hij antwoord kan geven, schiet me wat te binnen: ‘Wist je dat wij thuis met kerstmis ossentong aten?’ ‘Ossentong? Waar smaakt dat naar?’ ‘O, het is heel zacht vlees, je kunt het bijna zuigen als het gekookt is. En gróót zo’n ding. Hij weegt denk ik wel 2 kilo. We hadden er met tienen meer dan genoeg aan’. ‘Zou het nog gegeten worden?’ vraagt mijn man. ‘Ik ben er eigenlijk wel nieuwsgierig naar.’ Zijn opmerking brengt me op een idee...

Die avond google ik ‘ossentong’ en heb direct een recept te pakken: Laat de tong enige uren in koud water weken, ververs het water. Borstel hem af. Bedek de bodem van een pan met grof zout, leg de tong erop, bedek ook deze met zout en laat 24 uur staan. Veeg dan het zout eraf en leg de tong in een grote pan met 3 liter water. Voeg er bouquet garni aan toe en een bouillonblok. Breng het geheel aan de kook en laat de tong minstens 4 uur zachtjes koken.

SMAAKT ZOET

Jakkes, dat eet je toch niet Ja, dat herken ik. Ik zie het weer voor me hoe mijn moeder daags voor kerst in de weer was met een onsmakelijk uitziend gedrocht, waar een gelig vel vol dikke papillen omheen zat. Ze sneed pezen af van het keelstuk, ze spoelde, borstelde en zoutte. Een beetje griezelig was het wel, maar als het gerecht eenmaal op het vuur stond, ging het lekker ruiken in de keuken. Als het vlees gaar was, moest het eerst een tijdje afkoelen, waarna het dikke vel zich heel gemakkelijk liet verwijderen.

Op eerste kerstdag stond de keukentafel chic gedekt met een stijf gesteven linnen kleed. Moeder en mijn oudere zussen hadden het goede servies uit de kast gehaald en het zilver gepoetst. Bij elk bord, 10 in getal, lag een takje hulst met rode bessen. Brandende kaarsen verspreidden een sprookjesachtige gloed. De tl-verlichting boven de tafel ging uit. Een enkele schemerlamp en het lampje van de kerststal bleven aan. De tong belandde, door mijn vader in dikke plakken gesneden, warm op onze borden, vergezeld van een rijk gevulde champignonsaus, aardappelpuree, spruitjes en tuttifrutti. Op de achtergrond klonk zachte kerstmuziek, uit de radio met het altijd wakende groene oog.

Voor we onze tanden in het feestmaal mochten zetten werd eerst ‘De engel des Heren’ gebeden. Moeder zette in: ‘De engel des Heren bracht aan Maria de boodschap.’ Wij volgden: ‘En zij heeft ontvangen van de Heilige Geest...’ Terwijl we smulden werd het voor even stil in de anders zo levendige keuken. Mijn moeder had het weer goed voor elkaar.

Dat ziet er smakelijker uit

De volgende dag bel ik de slager van ons dorp. Op mijn vraag of hij ossentong kan leveren, moet hij hard lachen. ‘Nee mevrouw, geen mens die er ooit om vraagt. Dat is geen handel meer. Ik vermoed dat ze tot honden- en kattenvoer verwerkt worden.’ Ik ben er even beduusd van. ‘Als u wilt kan ik wel proberen om aan kalfstongetjes te komen. Dat wil misschien wel lukken.’ ‘Nee, dank u,’ zeg ik ontgoocheld. ‘Kalfsvlees eet ik liever niet.’ Mijn plan gaat niet door. Deze kerst geen ossentong op tafel, maar de herinnering eraan smaakt zoet.

Trix Zehenpfenning

This article is from: