
2 minute read
Voorrang in het verkeer
Onder het begrip ‘Verkeer’ vallen alle weggebruikers. Weggebruikers worden onderverdeeld in 2 groepen:
• Bestuurders: alle weggebruikers behalve voetgangers. Ook personen die een rijdier/trekdier of vee begeleiden vallen onder het begrip bestuurders. • Voetgangers: Personen te voet (niet in groepsverband). Hieronder vallen ook personen die een klein voertuig zoals een (brom)fiets, invalidenwagen, kinderwagen en kruiwagen duwen. Ook personen die zich voortbewegen door middel van skeelers, skateboards, autopeds, enzovoort vallen onder het begrip voetganger.
Advertisement
Bij voorrang maken we onderscheid tussen 2 regels: • De voorrangsregel • De rechtdoor-regel
De voorrangsregel: Voorrang speelt zich af op kruisingen en splitsingen van wegen tussen bestuurders die elkaar van links of rechts naderen. Voetgangers die van links of rechts komen gaan nooit voor, behalve als er sprake is van een uitrit of VOP-voetgangers oversteekplaats (zebrapad).
Hier is sprake van een voorrangssituatie de bestuurder van rechts gaat voor. Uitzonderingen: A. Wanneer groen van een onverharde weg nadert B. Wanneer er sprake is van een uitrit C. Wanneer er verkeersborden of haaientanden staan D. Wanneer de rode pijl een tram betreft
Een voetganger gaat niet voor (is geen bestuurder)
Rechtdoor-regel:
Bestuurders die links of rechts afslaan moeten al het verkeer dat zich op dezelfde weg bevindt en rechtdoor gaat voorlaten gaan. Bij deze regel wordt dus geen onderscheid gemaakt tussen voetgangers en bestuurders. Deze regel geldt niet voor de tram.
Opmerking: Tot een weg behoren ook bermen, zijkanten fiets en voetpaden.
De rechtdoorregel geldt voor alle weggebruikers (met uitzondering van de tram). Afslaande bestuurders moeten al het recht doorgaande verkeer voor laten gaan.
Niet verwarren: De uitdrukking ‘rechtdoor gaat voor’ klopt niet. Rechtdoor dat zich op dezelfde weg bevindt gaat voor.
Alle afgebeelde weggebruikers bevinden zich op dezelfde weg dus de bestuurder van de blauwe auto moet alle andere weggebruikers voor laten gaan.
De tram is een bijzonder voertuig en mag bijna altijd voorgaan behalve: a. Wanneer deze een voorrangskruispunt nadert b. Bij een VOP (zebrapad)
1. Voorrang is geen recht maar een plicht, voorrang mag dus nooit opgeëist worden! 2. Gehandicapten zoals blinden voorzien van een blindenstok en alle voetgangers die zich moeilijk voortbewegen (rollator) geven we voorrang, niet alleen uit beleefdheid maar is wettelijk verplicht. 3. Wanneer de bestuurder van een motorrijtuig in aanraking komt met een zwakke verkeersdeelnemer (fietser of voetganger) draait deze bestuurder - ongeacht dat deze bestuurder voorrang genoo t- vrijwel altijd op voor de schade, zeker als het kinderen onder de 14 jaar betreft.
Voorrangsregels worden vaak foutief toegepast! 1. Voetgangers die op een voorrangsweg lopen denken vaak dat zij voorrang genieten. 2. (Brom)Fietsers die afslaan terwijl er op de rijbaan haaientanden staan zullen vaak doorrijden.
Vooral bestuurders van brom of snorfietsen moeten hiervoor oppassen, zij horen namelijk niet tot de beschermde weggebruikers.
Tot slot een kleine test: wie mag eerst?
