
1 minute read
Tussen de regels
AAN DE POLITICI IN DEN HAAG
Tussen de regels
Advertisement
Het aantal leugens dat in oorlogstijd en dictaturen wordt verteld, kan nog zo groot zijn, maar de taal komt er doorheen. Als ‘oorlog’ in Rusland als taboewoord verboden wordt, ontstaan er eufemismen, versluiering (‘militaire actie’), dubbelzinnigheid en misleidend taalgebruik. Wie in Nazi-Duitsland het woord humaniteit in de mond nam, riskeerde al gevangenisstraf. Overal overheerste de ideologische en racistische gebedsmolen van de machthebbers, als blokkade voor vrijmoedige uitspraken.
En toch… behalve in wat er in de dictatuur gezegd en geschreven wordt, is de taal ook datgene wat niet gezegd kan/mag worden. In Ik ga leven schrijft Lale Gül dat je met talen de grenzen en de uithoeken van je denken kunt opzoeken. Haar roman is bij uitstek een laudatio op het vrije woord en ze verzint daarbij ook nieuw-Nederlandse uitdrukkingen als ‘die hoop kon ik beter ontkoesteren’ of een ‘redenering van Jan Kalebas’. Als in de taal van de dictatuur gelogen wordt, geneest de taal zichzelf weer in de literatuur van democratische landen. Het mag zo zijn dat de burger in de dictatuur zich voelt als een goudvis, die telkens tegen de glazen rand van een te kleine viskom opbotst, maar de taal ontglipt aan deze inkapseling.
In het Duitse woordenboek uit de DDR-tijd ontbreken uitdrukkingen als ‘vrije meningsuiting’ en woorden als ‘wereldreis’ of ‘wanbeleid’. Het DDR-Duits kenmerkte zich door pathetiek en stereotypie: ‘de vaste en onverbrekelijke vriendschapsband met de Sovjet-Unie’; ‘onze DDR, de arbeider- en boerenstaat’; de vergoelijking van de muur van Berlijn als ‘antifaschistischer Schutzwall’. Zelfs in een DDR-kookboek uit 1962 tikt de staatsideologie op de schouder: wie een recept zoekt voor een pruimentaart, moet zich eerst door een inleiding werken waarin in het kader van de socialistische staatsorde de lezer een gezonde toekomst wordt toegewenst.
Maar mensen als Lale Gül nemen óf geen notitie van de ideologische clichés óf lezen tussen de regels door; uiteindelijk sijpelt spot en ironie als belichaming van het vrijheidsgevoel door en zingt elk vogeltje toch zoals het gebekt is. Zo werd de officieel bejubelde DDRauto, de Trabant, in de volksmond spottend ‘Asphaltblase’ of ‘Leukoplastbomber’ genoemd. Het volk laat zich uiteindelijk geen sjabloontaal voorschrijven.