
5 minute read
10 vragen aan
10vragen aan
Gerard Zandvliet, 80 jaar, geboren in Aalsmeer, tweede in een gezin met 6 kinderen, kleinseminarie, daarna biochemie aan de VU in Amsterdam, in 1968 voor promotieonderzoek naar Utrecht verhuisd. Daar Ireen ontmoet, die er biochemie studeerde. In 1974 gepromoveerd en getrouwd, en naar Oudorp (bij Alkmaar) verhuisd voor een baan bij een veterinairfarmaceutisch bedrijf. Eind 1980 naar Organon in Oss. Intussen vader geworden van een dochter en een zoon, die hem en Ireen 7 kleinkinderen hebben geschonken.
Advertisement
1. Hoe ben je in Rosmalen terecht gekomen?
Toen we eind 1980 voor Organon moesten verhuizen, sprak Oss ons niet erg aan. Dus toen we hoorden dat er in Rosmalen een station zou komen en er een half jaar later een stoptrein zou gaan rijden, was het besluit gauw genomen: Rosmalen dus, net als Oudorp een leuk dorp op fietsafstand van een aantrekkelijke stad. Ik kon met de trein naar mijn werk bij Organon tegenover het station in Oss. En we zouden nooit een tweede auto nodig hebben.
2. Wat zou je terugblikkend op je jeugd anders hebben willen doen?
Het seminarie is geheel mijn eigen keuze geweest, ik heb nooit enige druk van mijn ouders gevoeld. Achteraf zou ik echter liever een andere keuze hebben gemaakt. Maar als misdienaar kreeg ik een soort naïef-romantisch verlangen later te mogen voorgaan in de magische kerkelijke rituelen. Pas in de vijfde klas van de lagere school begon ik me te realiseren dat ik elke zondag een preek zou moeten houden en besefte ik daartoe niet in staat te zijn. Ik heb na het seminarie best veel moeite gehad om weer wat zelfvertrouwen te krijgen.
3. Wat zou je als eerste veranderen als jij het voor het zeggen had in dit land?
Ik zou de belasting op arbeid verlagen voor de lagere inkomens en flink progressief verhogen voor de hogere inkomens, ook op grotere vermogens. Er komen dan meer middelen beschikbaar voor de zorg, het onderwijs en de politie. Dus minder welvaart voor de meer vermogenden in het belang van meer welzijn voor allen.
4. Waarom ben je lid geworden van HEVO en hoe lang ben je al lid?
Ik ben lid geworden eind 2019. Ik had er vaak positief over horen praten en vond het belangrijk om mijn kennissenkring uit breiden. Ik ben toen op dinsdagochtend mee gaan lopen met de ‘snelwandelaars’. Inmiddels neem ik ook deel aan de maandelijkse discussiemiddag en de filosofiecursus.
5. Hoe volg je het nieuws binnen HEVO? Website, nieuwsbrief, magazine of alle 3?
Ik vind de nieuwsvoorziening binnen de HEVO buitengewoon goed en ik blader elke week wel even de Nieuwsbrief door. Complimenten!
6. Ben je actief (geweest) als vrijwilliger buiten HEVO?
Na mijn pensionering heb ik eerst een paar jaar uitgeprocedeerde asielzoekers begeleid. Vervolgens heb ik zo’n 10 jaar bij Slachtofferhulp gewerkt. Daar kon ik veel meer voor anderen betekenen: zowel door sociaal-emotionele als door juridische ondersteuning. Ik heb daar enorm veel van geleerd. Niet alleen over hoe het er feitelijk aan toegaat in het strafrecht, maar ook hoe enorm veel veerkracht mensen vaak blijken te bezitten.
vragen aan
7. Wat doe je om fit te blijven?
Ik doe 2 keer per week aan fitness en maak graag fietstochtjes tot zo’n 75 kilometer (nog steeds geen e-bike!). Ik ben ook nog lid van 2 andere wandelclubs. Tot 3 jaar geleden heb ik bijna elk jaar een fietstocht van een paar weken in het buitenland gemaakt, waarbij ik onderweg kampeerde. Op de foto sta ik op het punt te vertrekken voor mijn tocht langs de Maas naar Verdun in 2018.
8. Wat is je grote passie?
Ik tuinier graag. We hebben een prachtige tuin met planten, heesters en bomen en genieten daar enorm van. Ireen en ik hebben daarin ieder ons eigen ‘domein’, maar houden wel dezelfde stijl aan. Ireen neemt ook de moes/ kruidentuin voor haar rekening en ik de bramen met een jaarlijkse oogst van zo’n 30 tot 40 kilo. De kleinkinderen eten het hele jaar door elke avond hetzelfde toetje: yoghurt met bramenjam van opa.
9. Wat is je favoriete boek of film?
Ik heb het onlangs weer eens aan iemand aanbevolen: Publieke werken van Thomas Rosenboom, winnaar van de Libris Literatuurprijs 2000.
10. Wat is je favoriete vakantieland en waarom?
Wij gingen met de kinderen altijd 3 weken op vakantie met de vouwwagen achter de auto en 2 surfplanken erop. Eerst anderhalve week bergwandelen en cultuur om vervolgens aan een meer of aan zee uit te rusten. Zo zijn we ook 2 keer naar Griekenland geweest, waar we eerder al 2 keer ‘met backpack eilandhoppend’ rondgereisd hadden. Dat Griekenland ons favoriete vakantieland is geworden, heeft alles te maken met de hartelijkheid van de Grieken, die geen onderscheid maken tussen een vreemdeling en een gast en daar dan ook maar één woord voor hebben: xenos.
Piet Kerssens
Cerspern atius, officil iberibust faccus ea nos nobita aut ipidebi tatur? To ea quidi optatur as sa volo doluptatur, ullorerum cuptiur aut dit vererio essunte pera nobit, quatur? Axim rernate non pe vit, sinti bero to venit, quate ne most, qui num quo ommoluptatum qui de comnihi lluptatur rem exceat alitiatis conse nulpa volupta voluptaecto di alia dolute nis Qui blaborp oreiusa sequas quam qui nobitiu nducipsam sus, et, simus iduntius pro dollique corero quamus, ut ratem. Et ea dem ea veria pero et occatempor resero essedio estrum id untis iuntios inctus sed earibusant officto que nem quostio eius modigenis aut magnihitem quas ut ipis nus. Corro dendit lit, to molores cilibuscius ant. Seque lant istecaerum fugit, con eossincto et esseniscium qui dolor aut occullis modit ut la sinciis net modis sum nim harumque re, odit repre voluptae. Laceriam endi omnis veni ullabor ersperitatis minctiis inverrum aut et quiant, que nonsequis cus dolestiae nonsequame autatios eate nonsedi omnimax iminctotatem volorum eatio beri desectorem utation emperfe rferumq uatur?
Hitis nossum nam aut verum qui
et explaborum delicip itaturitam siminis iderovi tectiandae sae et volessim ut as eum quas aut occum is et, si dempercidel et molupta dolorum que volupta tiatio volore es esci voluptatum quisitatia sum apernam, con non provitia
At latur? Aritatur rest, seque nistet vellignat et aliquamet quiam, ommolup taeceatem eatibus aborror itempore vitati temodit, sitatiis as cone volo et et dolectio officto tations endisque ipicaecerem fugitae ctibusda volessi mperrorestio blab ilit que eos ma num vel ma provit, temquia sintur? Quiant est, volorat urepre, nos atiae int ex etur, ulpa sunt hici qui consect otatibus maion et dolupta consequam volorae sapersperit et pore nonsero officit officiis ent occaerum fugitia spiciis vel ist quiatur reictet eos vernam aut litatem sinctem landitio dolorrum voluptaquia nectur?