2019-03-VL-Voka Paper

Page 1

Een maandelijkse uitgave van Voka vzw | Verschijnt niet in juli en augustus | Jaargang 3- maart 2019 Koningsstraat 154-158, 1000 Brussel P912687

VOKA

PAPER MAART 2019

E V R U BO N WE

DUURZAAM (VER)BOUWEN Hoe van ons gebouwenpark een klimaattroef maken


O B

DUURZAAM (VER)BOUWEN INHOUD

Duurzaam (ver)bouwen Hoe van ons gebouwenpark een klimaattroef maken De essentie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Het huidige beleidskader . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 Van doelstelling naar uitdaging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 Van uitdaging naar opportuniteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Vier klimaatvriendelijke hoekstenen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 Beleidsaanbevelingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18

colofon Voka-kenniscentrum Niko Demeester | Secretaris-generaal Bart Van Craeynest | Hoofdeconoom Sonja Teughels | Arbeidsmarkt Veronique Leroy | Arbeidsmarkt en arbeidsverhouding Vincent Thoen | Innovatie en economie Jonas De Raeve | Onderwijs Goedele Sannen | Mobiliteit en logistiek Ellen Vanassche | Milieu en klimaat Klaas Nijs | Energie en klimaat Steven Betz | Ruimtelijke ordening en milieu Karl Collaerts | Fiscaliteit en begroting Pieter Van Herck | Welzijns- en gezondheidsbeleid Gilles Suply | EU en internationaal ondernemen

2 VOKA PAPER MAART 2019

Eindredactie Sandy Panis, Katrien Stragier, Zoë Vandekerckhove Foto’s Dann en Shutterstock Vormgeving Capone Druk INNI Group, Heule

‘Duurzaam (ver)bouwen’ is een brochure van Voka, Vlaams netwerk van ondernemingen. De overname of het citeren van tekst uit deze Voka Paper wordt aangemoedigd, mits bronvermelding. Verantwoordelijke uitgever Hans Maertens i.o.v. Voka vzw Burgemeester Callewaertlaan 6 - 8810 Lichtervelde info@voka.be - www.voka.be


O

VOKA.BE

De essentie Het is een bekend gezegde: ‘De Vlaming wordt geboren met een baksteen in de maag’. Maar die spreekwoordelijke baksteen dreigt ons een indigestie te bezorgen. Op het vlak van duurzaamheid scoren onze gebouwen immers bar slecht. Onze verouderde en slecht geïsoleerde gebouwen staan in voor een derde van de broeikasgasuitstoot waar Vlaanderen verantwoordelijk voor is. We zijn het derde slechtst presterende land in de EU, met woningen die maar liefst 40% meer energie verbruiken dan het Europese gemiddelde! We zullen dus snelle én massale vooruitgang moeten boeken om onze gebouwen klaar te maken voor een duurzame toekomst.

D

it is tegelijk een grote opportuniteit, want de bouwsector is een sterke en lokaal gebonden waardeketen met veel mogelijkheden tot innovatie en verdere groei. Met een doordacht beleid om de uitstoot van onze gebouwen te verminderen kunnen we tegelijk andere beleidsdoelstellingen (bvb. inzake woonkwaliteit, tewerkstelling of kansarmoede) en de versterking van de kernen helpen realiseren. Maar om al die ambities waar te maken, moeten we het aantal renovaties dringend verhogen en versnellen.

volgehouden inspanning over vele jaren inhouden om ons gebouwenpark klimaatneutraal te krijgen. Bijgevolg moeten we dan ook een consistent, stabiel en rechtszeker beleid hebben over de lange termijn. Het is daarbij zaak om op zoek te gaan naar oplossingen die opschaalbaar zijn en lokaal snel geïmplementeerd kunnen worden. Dat betekent echter niet dat we het warm water opnieuw moeten uitvinden. Nuttige resultaten van proefprojecten uit het binnen- en buitenland moeten hier vertaling en navolging krijgen.

Ons gebouwenpark is oud en energieverslindend. Dat kan worden verklaard door de geschiedenis van onze regio. We gaan dat niet van vandaag op morgen (kunnen) veranderen. Het zal dus een

Het gebouwenrenovatiebeleid van de afgelopen jaren was alvast onvoldoende succesvol. Een sterke focus op communicatie en het premiebeleid heeft niet de verhoopte resultaten bereikt. Ondertussen tikt de tijd weg en wordt de uitdaging elk jaar groter. We zouden nu al tien woningen per uur grondig moeten renoveren om in 2050 een k limaatneutraa l gebouwenpark te hebben. Dat aantal zal jaar na jaar oplopen als we de trend niet snel keren.

“Onze renovatiegraad moet meer dan verdrievoudigen om terug op schema te geraken voor 2050.”

WIE? Structurele partner:

KLAAS NIJS Senior adviseur klimaat & energie

klaas.nijs@voka.be Klaas Nijs volgt op het Voka-kenniscentrum dossiers op rond klimaat en energie.

MAART 2019 VOKA PAPER 3


DUURZAAM (VER)BOUWEN DE ESSENTIE

Onze renovatiegraad moet meer dan verdrievoudigen om terug op schema te geraken voor 2050. Een combinatie van allerhande beleidsmaatregelen voor private én publieke gebouwen, huizen én appartementen, woningen én kantoren moet een hefboom vormen voor deze versnelling.

“De verbouwing van ons volledig gebouwenpark zal grote investeringsnoden met zich meebrengen.” Zonder verplichtingen gaan we er in ieder geval niet geraken. Willen we écht werk maken van onze klimaatambities, dan zullen naast fiscale stimuli ook renovatieverplichtingen bij de verwerving van gebouwen (woningen én kantoren) cruciaal zijn. Dat zo een beleid nut heeft, bewijzen de resultaten van ons EPB-beleid voor nieuwbouw, dat een breed draagvlak kent en voor uitstekende resultaten zorgt op het terrein. De verbouwing van ons volledig gebouwenpark zal grote investeringsnoden met zich meebrengen. Tegelijk zijn de potentiële baten voor alle actoren vele malen groter. De eigenaar ziet zijn pand onmiddellijk in waarde stijgen. De bewoner krijgt een lagere energiefactuur en meer comfort. De bouwsector kan als belangrijke economische sector verder bloeien en groeien. En ook de schatkist vaart er wel bij: een derde van de investeringen in renovatie vloeit direct of indirect terug naar de overheid. Om de investeringen te kunnen dragen, moet ingezet worden op kostenreducties en innovatieve financieringsmiddelen. Een collectievere aanpak en goed gebruik van de mogelijkheden inzake industrialisering en digitalisering kunnen de prijs van renovaties aanzienlijk verlagen. ESCO’s en rollende fondsen kunnen volgens Voka bijkomende financieringskanalen vormen als aanvulling op de traditionele kredietverstrekking. Met renovaties alleen zullen we onze klimaatdoelstellingen evenwel niet bereiken. Een heleboel woningen zijn te verouderd om kostenefficiënt te verbouwen. We kunnen de beschikbare middelen dan beter gebruiken voor sloop en heropbouw van deze woningen. Zo vermijden we lock-ins en bijkomende inspanningen achteraf. Binnen de bouwsector zelf moeten nog knelpunten worden weggewerkt. De Belgische bouwsec4 VOKA PAPER MAART 2019

10 per uur We zouden nu al tien woningen per uur grondig moeten renoveren om in 2050 een klimaatneutraal gebouwenpark te hebben.

tor kampt al jaren met knelpuntberoepen. We zullen tegelijk moeten inzetten op het aantrekken van extra personeel binnen de bouwsector via duaal leren, het promoten van STEM-opleidingen en zij-instromers én op efficiëntiewinsten boeken. Daarvoor is het stimuleren van industrialisatie in de bouw (bvb. prefabricage), collectieve renovatieprocessen en innovatie noodzakelijk. Een klimaatneutraal gebouwenpark zal er niet vanzelf komen. Talrijke knelpunten moeten weggewerkt worden. De mogelijke baten zijn echter te groot om hier geen speerpunt in het klimaaten energiebeleid van te maken. In deze paper reiken we alvast enkele bouwstenen aan om van ons renovatiebeleid een succesverhaal te maken voor de Vlaming en het klimaat.


VOKA.BE

Inleiding Op het vlak van betaalbaarheid, bereikbaarheid en duurzaamheid zullen we snelle én sterke vooruitgang moeten boeken om onze gebouwen klaar te maken voor de toekomst. In deze paper belichten we in de eerste plaats het aspect duurzaamheid. De opwarming van de aarde noodzaakt immers inspanningen van ons allen op het vlak van uitstoot van broeikasgassen en energieverbruik.

O

nze gebouwen zijn goed voor ongeveer een derde van de totale CO2-uitstoot. Daarbij zijn de (directe) broeikasgasemissies van huishoudens en de dienstensectoren bijna allemaal afkomstig van de verwarming van gebouwen. In élke strategie voor een koolstofarme toekomst wordt een drastische reductie van de uitstoot binnen de gebouwensector als beleidsprioriteit vermeld. Dit biedt voordelen op het vlak van klimaat, comfort en een verlaging van de energiefactuur. Bij nieuwbouw merken we dat de EPB-regelgeving in Vlaanderen ons alvast in het Europese koppeloton zet. Een gradueel verstrengingspad, gekoppeld aan een effectief handhavingskader zorgt ervoor dat bij nieuwbouw energiezuinigheid als norm wordt beschouwd en toegepast. Voor het bestaande gebouwenpark scoren we echter een pak slechter. Onze startpositie is op dat vlak ook weinig benijdenswaardig. Onze gebouwen zijn gemiddeld ouder dan in veel andere landen. Vlaanderen kent daarbij ook bovengemiddeld veel grotere en vrijstaande woningen. In 87% van de gevallen is een natuurlijk persoon de eigenaar, veel meer dan elders. En ondanks

onze koudere winters, isoleren we onze daken en gevels maar even weinig als woningen in Spanje, Italië en Griekenland. We bengelen dan ook onderaan op het vlak van energieverbruik van onze gebouwen, als derde slechtst presterende land in de EU. Onze woningen verbruiken maar liefst 40% meer energie dan het Europese gemiddelde.

Belgische gebouwen scoren slecht voor klimaat

Energiegebruik per woning, omgerekend naar gemiddeld EU-klimaat (toe/woning) 2,50

“Alle indicatoren inzake renovaties staan op rood.”

2,00 1,50 1,00 0,50

Portugal

Spanje

Polen

Nederland

Verenigd Koninkrijk

EU

Zweden

Duitsland

Frankrijk

België

Kroatië

Luxemburg

0,00

Dat we dit gat niet gemakkelijk zullen kunnen dichtrijden, is evident. Erger nog: alle indicatoren inzake renovaties staan op rood. We zullen een kentering moeten creëren. Onze renovatiegraad moet meer dan driemaal versnellen.

Bron: Odyssee

MAART 2019 VOKA PAPER 5


DUURZAAM (VER)BOUWEN HET HUIDIGE BELEIDSKADER

1. Het huidige beleidskader Europa is een voorloper in klimaatbeleid. Dit heeft ertoe geleid dat we veel maatregelen op verschillende domeinen hebben ontwikkeld. En ondanks zijn imperfecties heeft dat beleid ook al vruchten afgeworpen. Om de EU-doelen voor 2030 te bereiken, zal iedereen echter een versnelling hoger moeten schakelen. Zo moet België haar CO2-emissies met 35% verminderen. Zonder bijkomende inspanningen geraken we in Vlaanderen echter maar aan 10%.

V

oor wat het verleden betreft stellen we vast dat het beleid zich voornamelijk heeft toegespitst op broeikasgasreducties bij de bedrijven. Ondernemingen staan daardoor momenteel in voor 85% van de CO2reducties die gerealiseerd werden. Bedrijven kunnen nog wat meer doen, maar dan zullen bijkomende innovaties en een positief investeringsklimaat absoluut noodzakelijk zijn.

85%

Ondernemingen staan in voor 85% van de CO2-reducties die gerealiseerd werden.

In deze paper analyseren we daarom in de eerste plaats het renovatiebeleid dat van toepassing is op residentiële gebouwen. Veel van de gesignaleerde aandachtspunten kunnen echter evengoed gelden voor andere types gebouwen.

“De focus moet nu liggen op woningen en transport om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen.”

Er zijn in het beleid hiertoe al veel plannen, visies en ambities geformuleerd, onder meer in het Energierenovatieprogramma 2020, de parlementaire Klimaatresolutie, de Vlaamse Energievisie en het interfederale Energiepact. Recent werd ook een Vlaams Klimaat- en Energieplan 2020-2030 goedgekeurd, dat ook een hoofdstuk over gebouwen bevat. En uiteraard is de huurwetgeving en fiscaliteit ook van groot belang.

De grootste winst inzake minder broeikasgassen valt de komende jaren elders te halen, waar nog niet veel is gedaan tot nu toe. De focus moet nu liggen op woningen en transport om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, want die zijn binnen het Vlaams klimaatbeleid elk voor minstens 30% van de uitstoot verantwoordelijk. We spitsen ons hier vooral toe op de uitdagingen en de opportuniteiten die zich stellen om onze gebouwensector naar een koolstofarme toekomst te loodsen. De gebouwensector is echter geen uniform geheel. Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen residentiële en niet-residentiële gebouwen (met daarin kantoren, bedrijfsgebouwen en publieke gebouwen).

De speerpunt van het renovatiebeleid wordt echter gevormd door het zogenaamde Renovatiepact, dat in het kaderstuk op pagina 7 in detail wordt toegelicht.

Nog veel reductiepotentieel bij woningen en transport

Residentiële gebouwen (woningen en appartementen) zijn goed voor 76% van de uitstoot van de gebouwen, tertiaire gebouwen (kantoren, scholen, …) slechts voor 24%. Kantoren wisselen vaker van eigenaar. Dat biedt meer renovatiepotentieel, waarbij er wel telkens een economische afweging gemaakt moet worden. Voor publieke gebouwen en bedrijfsgebouwen werd een apart

Afval (5%) Industrie (14%) Landbouw (16%) Gebouwen (30%) Transport (35%) Bron: Vlaams Klimaatplan

Afval (5%)

6 VOKA PAPER MAART 2019

beleid ontwikkeld, gezien hun specifieke situatie. Zo gelden voor publieke gebouwen aparte Europese doelstellingen. Industriële gebouwen zijn vanwege hun specifieke aard en gebruik dan weer beter te vatten via een maatwerkbeleid, wat onder meer gebeurt binnen het kader van de energiebeleidsovereenkomsten.

Industrie (14%) Landbouw (16%) Gebouwen (30%) Transport (35%)


OU

VOKA.BE

2. Van doelstelling naar uitdaging

Om de klimaatdoelstellingen te halen, moeten we dringend méér renoveren en daarbij de verbetering van de energieprestatie per renovatie ferm aanscherpen. We zullen daarvoor enkele forse uitdagingen moeten aanpakken: de te lage renovatiegraad, de zeer slechte staat van onze gebouwen, de hoge investeringsnoden en de benodigde bouwcapaciteit. Knelpunt 1 De renovatiegraad brokkelt af Momenteel bedraagt de renovatiegraad in Vlaanderen maar tussen 0,5% à 0,7% op jaarbasis en neemt ze nog af. Om al onze gebouwen in lijn te krijgen met de klimaatdoelstellingen, moet het roer drastisch worden omgegooid: de renovatiegraad moet stijgen naar minimaal 2,5 à 3% per jaar. We moeten dus minstens driemaal meer renoveren dan nu het geval is! Vlaanderen worstelt hier overigens niet alleen mee. Zelfs de renovatievoorbeelden uit de best presterende lidstaten binnen de EU brengen ons maar halfweg naar een koolstofarm gebouwenpark tegen 2050. Een recent rapport van Climate Action Tracker (CAT) stelt daarom terecht dat de gebouwensector een van de drie prioritaire gebieden is waarop de EU zich zou moeten focussen om klimaatactie op te schalen.1

1. 2.

climateactiontracker.org/documents/505/ CAT_2018-12-06_ScalingUp_EU_FullReport.pdf www.vcb.be/press-room-detail?id=1379

Een goed moment om deze renovaties in gang te zetten, is op het moment van verwerving. De Vlaamse Confederatie Bouw (VCB) berekende dat door de verwerving van een woning te koppelen aan energetische verbeteringen tegen 2050 maar liefst 90 procent van de woningen energetisch gerenoveerd kunnen worden.2 Dat zou een belangrijke stap in de goede richting zijn.

Het Renovatiepact

Het Renovatiepact werd op 16 december 2014 gelanceerd en formeel goedgekeurd door de Vlaamse regering via een conceptnota op 17 juli 2015. Het vormt het centraal beleidskader voor de renovaties van ons gebouwenpark op de korte, middellange en lange termijn. Het heeft drie grote doelen: 1. Verbouwingen moeten grondiger gebeuren met een betere energieprestatie tot gevolg. 2. Er moet meer worden verbouwd. De oude woningen moeten aangepakt worden. 3. Tegen 2050 moet het volledige woningpark energetisch opgewaardeerd worden. Bij de laatste evaluatie van het Renovatiepact door de Vlaamse regering werd per ‘werf’ een stand van zaken opgenomen. In afwachting van een opvolging van de renovatiegraad via de woningpas, wordt gewerkt via opvolging van een aantal deelindicatoren. Deze wijzen op een overwegend negatieve evolutie. Voor het vervolgtraject van het Renovatiepact vraagt men om werk te maken van een duidelijkere politieke stellingname en een actiever engagement. Men beklemtoont ook de nood aan kwaliteitsvol en betaalbaar renovatieadvies en een ondersteunend fiscaal kader. Voor dat laatste worden momenteel ook nog de resultaten van het lopende RETAX-onderzoek afgewacht.

MAART 2019 VOKA PAPER 7


DUURZAAM (VER)BOUWEN VAN DOELSTELLING NAAR UITDAGING

gebouwd werden na de invoering van de energieprestatieregelgeving (2006) zich via een graduele verbetering steeds meer in de ‘groene zone’ bevinden. Op basis van het bouwjaar kan je dus verwachten dat onze gebouwen slecht zullen presteren. Er circuleren in de pers echter soms cijfers waaruit je – onterecht – zou kunnen opmaken dat het nogal meevalt. Uit enquêtes blijkt bijvoorbeeld dat ‘slechts’ 47% van de woningen in 2015 geen muurisolatie had en 18% geen dak- of zoldervloerisolatie. Maar veel van de aanwezige isolatie is te oud en dus versleten, of simpelweg niet voldoende. Dit geeft dus een onderschatting van het probleem. Knelpunt 2 De barslechte staat van onze woningen Naar schatting 97% van de Europese woningen voldoet volgens het Buildings Performance Institute Europe (BPIE) niet aan de normen voor 2050. Dit is veel meer dan de 75% die de Europese Commissie in haar communicatie zelf naar voren schuift. Dat komt doordat er in het verleden simpelweg werd aangenomen dat alles wat gebouwd werd voor 1990 als ‘niet efficiënt’ moest worden beschouwd en alles erna wél. Maar de waarheid is genuanceerder. Eigenlijk zijn enkel de Europese gebouwen die gebouwd werden na 2010 gemiddeld genomen ‘efficiënt’ te noemen.

Een onderzoek van het Steunpunt Wonen uit 2015 geeft gedetailleerd de aanwezige dakisolatie weer op basis van een statistische steekproef uit de EPC-databank. Daaruit blijkt zeer duidelijk dat de dakisolatie voor minder dan de helft van de woningen toereikend is vergeleken met

“Eigenlijk zijn enkel de Europese gebouwen die gebouwd werden na 2010 gemiddeld genomen ‘efficiënt’ te noemen.”

Helaas scoort Vlaanderen zelfs nog slechter dan het EU-gemiddelde. Ons gebouwenpark is nog sterker verouderd. Zo dateert ongeveer 60 procent van onze woningen van voor 1970, het begin van de oliecrisis en een scherper energiebewustzijn bij de consument. Woningen van voor 1970 hebben daarom meestal een zeer slechte energieprestatie. Woningen die gebouwd werden na de invoering van isolatiereglementering (1993) scoren al beduidend beter, terwijl woningen die

120 100 80 60 40 20 0

de huidige normen. Als we bijvoorbeeld uitgaan van de huidige minimumwaarde voor het verkrijgen van een premie voor dakisolatie (minimale Rd-waarde van 4,5 m²K/W), dan voldoet amper 11 à 14% van de bestaande woningen aan deze eis. Knelpunt 3 Grote investeringsnoden We moeten onze slechte gebouwen meer renoveren. Uit binnen- en buitenlandse bronnen blijkt dat de kosten van een renovatieproject sterk kunnen variëren, met een gemiddelde van rond de 60.000 euro. De precieze kosten hangen af van de grootte van het huis en het bouwjaar. En wie handig is, kan de kosten omlaag brengen door sommige dingen zelf te doen (bijvoorbeeld dakisolatie aanbrengen).

Renovatiegraad neemt af (2010 = 100) 120 100 80 60 40 20 2010 0

2011 2010

2012 2011

2013 2012

2014 2013

2015 2014

2016 2015

2017 2016

2017

Aantal energiepremies Renovatievergunningen woningen Aantal energiepremies Bron: VEA, Vlaams Parlement en Statbel

Renovatievergunningen woningen

8 VOKA PAPER MAART 2019

Als we ervan uitgaan dat we nog 97% van ons gebouwenpark moeten renoveren en we met een gemiddelde investeringsvork van tussen de 40.000 en 80.000 euro rekenen, dan komt dit al snel neer op 100 à 200 miljard euro over de komende 30 jaar. Oftewel een gemiddeld investeringsbedrag van 5 miljard euro per jaar. Het spreekt vanzelf dat het geen evidente opgave is om deze middelen te krijgen tot bij al wie het nodig heeft.


VOKA.BE

Hoe jonger het gebouw, hoe beter de energieprestaties 600

40 35 30 25 20 15 10 5 0

500 400 300 200 100

Ouderdom gebouwen VL

2500

2500

2000

2000

500

500

0

0 id nd

>2010

2000-2010

1980-1989

1990-1999

Energiescore per bouwjaar (kWh/m²)

Bijna alle twintig bouwberoepen met het grootste aantal vacatures hebben trouwens in zeer belangrijke mate te maken met het klimaat.

Bron: BPIE, Census 2011 en Steunpunt Wonen

Bouw zoekt personeel In 6 stappen naar een energiezuinig huis:

2500 2000

1500

uc

fle

Gezinnen met een oudere eengezinswoning kunnen een aantal ingrepen doen om energiezuiniger te worden. Hieronder enkele belangrijke stappen die ze kunnen nemen.

1000

ch

ni

cu

s

Co Te

er W

Ouderdom gebouwen EU

W teu st erfl r ud ei ie de Co bur r Te nd ea ch W er uc u ni fle cu t id s Cal eur er st cu ud la Co Te ie to nd ch uc M bur r ni on cu e te Te te au ur s c st hn u ud Ca r C i c In us lc .V ie st bu kl ula . al re im to la au te at r ur M is Te da ont ati Ca ch ta eu e lc ul ne r ni at In cu t C. Plor st Sa s k we V. rk M aa all n l on Te ts at ita ima en te er eu ir ch t ur va r d ins isat ni C. cu a t i n In V. ve tan alla e st s kl al nt et te im la u i w Sa lat te at Pl e r ur is aa ni ies rke at ts ta da ys n ie e ir t ta rv in em ne st an en tw a lla ve Sa Pl er te nt aa ni ke ur ila ta ts n tie ir er in s va ys st n al te ve la m te nt en ur ila tie sy st em en

1500 1000

er

1500 1000

1970-1979

<1945

1945-1969

0

aan bepaalde technische profielen maar ook aan hoger opgeleide en/of gespecialiseerde profielen. Bij de meerderheid van de meest gevraagde bouwberoepen (elf van de twintig) vragen de bedrijven uitdrukkelijk (voor meer dan helft van de vacatures) naar hoog- of naar middengeschoolden. Spijtig genoeg daalde het aantal leerlingen in het studiedomein Bouw met 15% in drie jaar. We kunnen de vraag nu nog aan, maar een versnelling van de renovatiegraad zal de capaciteit onvermijdelijk onder druk zetten.

500 0

Ontvangen vacatures Ontvangen vacatures

Werkzoekenden Werkzoekenden

6

ZONNEPANELEN

5

HOGERENDEMENTSGLAS IN WOON- EN SLAAPGEDEELTE

4

SPOUWMUURISOLATIE

3

DAKISOLATIE (10 CM)

2

VLOERISOLATIE (10 CM)

1

KOOLSTOFARME VERWARMINGSINSTALLATIE

A

Bron: VDAB

Ontvangen vacatures

Werkzoekenden

Maar het zou fout zijn dit louter als een kost te bekijken. Er zijn immers aanzienlijke terugverdieneffecten. Voor de eigenaar, in de vorm van hogere verkoop- en verhuurprijzen. Voor de bewoner, door lagere energiekosten. En voor de bouwsector, die veel extra werven kan opstarten. De bouwsector kent nu al 66.000 ondernemingen met een toegevoegde waarde van meer dan 6 miljard euro. Ondernemingen die activiteiten ontwikkelen rond renovaties lieten een groei optekenen van 13% de laatste 10 jaar. Maar ook de overheid kan rekenen op meer inkomsten. Uit een studie van KPMG blijkt dat de geschatte terugverdieneffecten 34% per renovatie bedragen.3 Knelpunt 4 De bouwsector kampt nu al met een capaciteitstekort Bijna 2,5 miljoen Vlaamse woningen moeten verbouwd worden tegen 2050. Dat is meer dan 75.000 woningen per jaar of bijna 10 per uur. De bouwsector kampt echter nu al met een sterk tekort aan bepaalde arbeidskrachten. Van de 175.000 vacatures op de VDAB-website, komen er 25.500 uit de bouwsector. Er is een sterk tekort

B C D E F G

6

3 4 5

1

2

3.

Via BTW, onroerende voorheffing, RSZ, vennootschapsbelasting, bedrijfsvoorheffing.

MAART 2019 VOKA PAPER 9


DUURZAAM (VER)BOUWEN VAN UITDAGING NAAR OPPORTUNITEIT

3. Van uitdaging naar opportuniteit

N E

We mogen ons niet laten verlammen door de grootte van de uitdagingen. Als we die op een intelligente wijze weten aan te pakken zijn de voordelen van een doorgedreven renovatiebeleid enorm. Naast terugverdieneffecten voor de gebruiker, levert het ook inkomsten op voor de overheid, jobs en tal van andere voordelen.

O

nze overheden kunnen bij verhoogde renovatieambities rekenen op een hogere economische groei. Dit gaat gepaard met bijkomende inkomsten door allerlei fiscale en parafiscale meeropbrengsten, die kunnen oplopen tot 34% van de investeringen, oftewel 1,7 miljard euro. Een stijging van de – Belgische – renovatiegraad van 0,52% à 2% zou volgens KPMG ook nog eens leiden tot 17.550 extra banen voor laaggeschoolden en zo bijkomend tot 24 miljoen euro besparingen per jaar op werkloosheidsuitkeringen. Lokale overheden kunnen dan weer de sociale leefkwaliteit van een buurt aanzienlijk verhogen door in te zetten op grotere wijkrenovatieprojecten. Dit concept van ‘urban regeneration’ vindt dan ook meer en meer ingang. De lokale luchtkwaliteit stijgt in gebieden waar via sterke energetische renovaties de warmtebehoefte van gebouwen daalt.

“Onze overheden kunnen bij verhoogde renovatieambities rekenen op een hogere economische groei.” Maar uiteraard kunnen ook de eigenaars en gebruikers van de gebouwen genieten van een heleboel voordelen. Zo is er de onmiddellijke waardevermeerdering van het gebouw na renovatie (volgens proefprojecten kunnen deze voor residentiële gebouwen oplopen tot zelfs 20%). Een Europese studie uit 2013 in samenwerking met VITO en Wienerberger kwam tot de conclusie dat een verbetering van 100 kWh/m² overeenkomt met een gemiddelde waardevermeerdering van bijna 5% en een meeropbrengst via verhuur van iets meer dan 3%. Deze waardevermeerde10 VOKA PAPER MAART 2019

17.550

Een stijging van de Belgische renovatiegraad van 0,52% à 2% zou volgens KPMG leiden tot 17.550 extra banen voor laaggeschoolden.

ring kan nog hoger oplopen indien ze gekoppeld wordt aan een bredere wijkaanpak. Studies stellen ook vast dat energetische kenmerken steeds belangrijker worden doorheen de tijd.

Het EPC+ en de woningpas

Het Vlaams Energieagentschap lanceerde dit jaar twee nieuwe instrumenten die iedereen meer inzicht geven in de energieprestaties van gebouwen én de mogelijkheden tot verbetering hiervan. Het EPC geeft de energieprestatie van een woning weer en is sinds eind 2008 verplicht bij elke verkoop of verhuur. De invoering van het EPC+ verfijnt dit instrument. Het belangrijkste verschil is dat er niet enkel een energiescore maar ook een energielabel wordt meegegeven. Dit label kan gaan van A+ (zeer goed) tot F (zeer slecht). Het EPC+ doet ook aanbevelingen om de woning energiezuiniger te maken. Het bevat hiervoor een kostenindicatie. De woningpas is opgevat als een uniek digitaal ‘paspoort’ van iedere woning. Het biedt de gebruiker inzicht in alle relevante gebouwaspecten waaronder energie, maar ook de bodem, de vergunde werken, de woningkwaliteit en – zeer relevant in dit kader – de evolutie naar de langetermijndoelstelling van 2050. De woningpas biedt op termijn toegang tot alle data en attesten waarover de overheid beschikt i.v.m. de woning (bijvoorbeeld ook asbestinventarisatie en overstromingsgevoeligheid). Daarmee vermindert het administratieve lasten en werkt het als een soort digitale kluis voor de huidige en toekomstige eigenaars. De woningpas werd in december 2018 gelanceerd en wordt gaandeweg verder uitgebreid.


N

VOKA.BE

En bij kantoren? Daar gelden de voordelen inzake lagere energiefacturen uiteraard evengoed (of zelfs nog meer wegens de koelingsnood), maar een interessante vaststelling is dat daarnaast de productiviteit van kantoormedewerkers bij een renovatieproject tot maar liefst 12% kan stijgen dankzij een beter binnenklimaat, slimmere verlichting, geluidsisolatie en temperatuurbeheersing.

De overheid moet het goede voorbeeld geven

De overheid beschikt over een groot gebouwenpark en moet dus zeker het goede voorbeeld geven. De Europese Commissie legt daarom verplichte energiebesparingsdoelstellingen op voor publieke gebouwen. Jaarlijks moet 3% van het publiek gebouwenpark gerenoveerd worden. Het Energiepact stelt dat overheidsgebouwen tegen 2040 energieneutraal moeten zijn. Alleen al voor het onderwijs is dit een gigantische uitdaging. Zowel de fysieke infrastructuur (gebouwen) van de Belgische scholen als de technische en digitale uitrusting ervan moet beter. De meeste scholen in Vlaanderen (80%) zijn immers gebouwd vóór 1980, 40% zelfs vóór 1960. Volgens de auteurs van het Investeringspact is er in dit kader nood aan 17 miljard euro investeringen (tot 2030) om de publieke gebouwen in lijn te brengen met de klimaatdoelstellingen. Om deze middelen vrij te krijgen, stelt het plan pps- en/of constructies via energieprestatiecontracten voorop. Dit impliceert nog altijd de nood aan 850 miljoen euro extra publieke middelen per jaar, waarvan 150 miljoen euro voor de federale overheid en de rest voor de gewestelijke overheden en lokale besturen. De meerinkomsten die gerealiseerd worden bij een verhoging van de renovatiegraad in de private woningmarkt kunnen hiervoor potentieel een oplossing bieden. Bij de aanbesteding van renovatieopdrachten moet de overheid aandacht besteden aan innovatieve technieken en materialen en zo op dit vlak hefboomeffecten creëren en marktintroducties faciliteren.

MAART 2019 VOKA PAPER 11


DUURZAAM (VER)BOUWEN VIER KLIMAATVRIENDELIJKE HOEKSTENEN

4. Vier hoekstenen voor klimaatvriendelijker gebouwenpark Eerder identificeerden we vier grote knelpunten om onze langetermijndoelen voor de energieprestaties van ons gebouwenpark te bereiken: ten eerste, de (te) lage renovatiegraad; ten tweede, de gemiddeld zeer slechte staat van onze gebouwen; ten derde, de grote investeringsnood; en tot slot, het capaciteitstekort binnen de bouwsector. In dit hoofdstuk proberen we voor elk van deze knelpunten zinvolle oplossingen te detecteren, onder meer vanuit proefprojecten in binnenen buitenland.

12 VOKA PAPER MAART 2019


VOKA.BE

1. HET BELEID MOET VERDER DURVEN KIJKEN DAN ENKEL STIMULANSEN Het huidige renovatiebeleid focust zich op financiële stimulansen en bewustmakingsacties. Dit heeft – hoe goedbedoeld ook – nog niet de gewenste versnelling in renovaties tot stand gebracht. Meer verplichten

Er is een breed draagvlak bij de stakeholders1 om meer renovatieverplichtingen en langetermijndoelstellingen voor de energieprestatie van gebouwen vast te leggen, inclusief duidelijke tussentijdse doelstellingen voor 2030 en 2040. Indien we renovatieverplichtingen aan natuurlijke overdrachtmomenten zouden koppelen, dan kunnen we daarmee al 90% van ons woningenpark gerenoveerd krijgen tegen 2050. In het ontwerp van Vlaams Klimaat- en Energieplan (VKEP) is zo een renovatieverplichting alvast principieel voorzien, maar nog niet geoperationaliseerd.

“Er is een breed draagvlak bij stakeholders om meer renovatieverplichtingen voor de energieprestatie van gebouwen vast te leggen.”

De overheid moet minstens de administratieve lasten tot een minimum beperken. Daarnaast moet ze structuren opzetten die eigenaars eenvoudige toegang tot betrouwbare informatie en eventueel coaching aanbiedt, zeker voor doelgroepen zoals senioren.2

Het VKEP bevat nu als principe dat na overdracht van een woning drie energiebesparende maatregelen uit een lijst van zes binnen de vijf jaar uitgevoerd moeten worden: dakisolatie, muurisolatie, vensters (profielen en beglazing), vloerisolatie, een condensatieketel of warmtepomp of een hernieuwbare energieboiler. Deze lijst zal regelmatig bijgewerkt worden om voldoende kansen te laten voor innovatie. Om de effectiviteit van deze verplichting te garanderen, zal net zoals bij nieuwbouw een geloofwaardig en performant handhavingskader cruciaal zijn.

2. OOK AFBRAAK EN HEROPBOUW IS DEEL VAN DE OPLOSSING Met renovaties alleen zullen we onze klimaatdoelstellingen niet bereiken. Een heleboel woningen zijn te verouderd om kostenefficiënt te verbouwen. We zullen telkens moeten afwegen of de kosten om een bestaande woning via ingrijpende renovatie future proof te krijgen, wel de beste manier is om de beoogde comfort- en energiewinsten te kunnen boeken.

De volgende Vlaamse regering zal hier dringend werk van moeten maken, om tijdig een hefboomeffect te creëren. Ze zal dit kader ook consistent moeten aanhouden over een lange periode, zodat het voor iedereen duidelijk is dat uitstelgedrag geen zin heeft en de markt zich hierop kan organiseren. Beter motiveren

Uit onderzoek blijkt dat voor huishoudens comfortverhoging en welzijn de belangrijkste drivers zijn om tot renovatie over te gaan. Men kijkt echter op tegen de ongemakken die renovatiewerken met zich kunnen meebrengen.

Het Europese REFURB-project wil huiseigenaren stimuleren via een one-stop-shopmodel. Lokale projectpartners ontwikkelen daarbij renovatiepakketten op maat van ieders situatie en behoeften. In Vlaanderen werd dit idee uitgewerkt in het project www.mijnenergiekompas. be, dat naast een renovatiepakket op maat ook begeleiding voorzag door een renovatiecoach. Na één jaar had Energiekompas al meer dan 1.000 individuele projecten voor renovaties tot bijna energieneutrale woningen op de teller staan.

1. 2.

Zie bvb. de resultaten van de werkgroep energie-efficiëntie bij de Stroomversnelling. 86% van de senioren woont in een woning die niet is aangepast aan de leeftijd. De aanpassingswerken die nodig zijn om de woning toegankelijker en comfortabeler te maken, vormen een ideaal moment voor de koppeling met de noodzakelijke energierenovatiewerken. Begeleidingstrajecten zijn daarbij uitgetest en noodzakelijk bevonden.

MAART 2019 VOKA PAPER 13


DUURZAAM (VER)BOUWEN VIER KLIMAATVRIENDELIJKE HOEKSTENEN

Sloop en heropbouw

Volgens een woononderzoek uit 2013 zijn in Vlaanderen 350.000 woningen in heel slechte staat, en kunnen deze beter afgebroken worden, eerder dan ze te renoveren. Zo kunnen we in één beweging verschillende doelen (energiebesparing, wooncomfort en ruimtelijke ordening, …) makkelijker bereiken. Wanneer de grondwaarde van de woning hoger is dan de waarde van de woning zelf, kan het trouwens louter om investeringsredenen interessanter zijn om te kiezen voor sloop en nieuwbouw.

“Het kluwen aan woon- en energiepremies is bijzonder uitgebreid en weinig toegankelijk.”

Zo een sloop- en heropbouwbeleid biedt kansen voor andere beleidsprioriteiten, zoals die inzake ruimtelijke ordening en woningbeleid. Een ‘versleten’ alleenstaande villa in een ruimtelijk goed gelegen locatie kan dan bijvoorbeeld plaats maken voor twee à drie compactere en moderne eengezinswoningen. Voor elke gesloopte wooneenheid in 2015 kwamen er 2,2 in de plaats.

In dertien Vlaamse steden kan men als bouwheer al genieten van een verlaagd btw-tarief van 6% voor sloop en heropbouw van een woning. Particulieren die niet in één van die dertien steden wonen, kunnen sinds maart 2019 een Vlaamse sloop- en heropbouwpremie aanvragen. Deze premie werd (tijdelijk) in het leven geroepen omdat de aanpassing van de btw gecoördineerd moet worden met het federaal en Europees niveau. Dit apart systeem leidt echter tot meer complexiteit, extra administratie en de upfrontkost voor de verbouwer wordt er niet mee verlaagd. Om bouwheren aan te moedigen om de juiste afwegingen te maken, moet het vergunningenkader voor dit type bouwwerken eenvoudiger en soepeler verlopen. Nu botst men al snel op limieten qua erfgoed en stedenbouwkundige voorschriften. Ook het aan banden leggen van de eindeloze beroepsprocedures is voor de bouwen vastgoedsector hierin cruciaal. Beleidsafstemming

1 wooneenheid slopen

14 VOKA PAPER MAART 2019

Bouw van 2,2 wooneenheden in de plaats

Vlaanderen geeft zichzelf naast klimaatdoelen ook doelen inzake ruimtelijke ordening, sociaal beleid (bijvoorbeeld energiearmoede), woningkwaliteit en circulaire economie. Het is belang-


VOKA.BE

Kostendalingen via innovatie en schaalvergroting € 140.000 Roosendaal (2010) € 120.000 Kerkrade (2011) € 100.000 Apeldoorn (2012) € 80.000 Arnhem (2013)

en ongewenste sociale neveneffecten. Naarmate er meer energiezuinige woningen komen, wordt de doorrekening ervan in de energiefactuur onhoudbaar. Een verschuiving naar andere financieringsbronnen, zoals de algemene middelen, is dus onvermijdbaar. Sowieso moet het premiebeleid ook beter ontworpen worden voor de toekomst. Premies en fiscale stimuli moeten vormgegeven worden op een manier dat zij een maximaal additioneel effect creëren, aanzienlijke economische terugverdieneffecten creëren en lock-ins vermijden.

€ 60.000

€ 40.000

Energieprestatie

Doelstelling Energie neutraal

Bron: Energiesprong

rijk om de initiatieven en instrumenten van elk van deze domeinen (binnen een rechtszeker kader) op elkaar af te stemmen om zo de administratieve lasten en globale kosten zo laag mogelijk te houden. Er moet daarbij zeker voldoende aandacht gaan naar het premiebeleid binnen de diverse beleidsdomeinen. Daar is nog heel wat optimaliseringswerk nodig en mogelijk. Het kluwen aan woon- en energiepremies is bijzonder uitgebreid en weinig toegankelijk. De overheid probeert hierin wat overzicht te brengen via de algemene website www.premiezoeker.be en een uniek loket voor informatievragen bij de Energiehuizen, maar er is daarnaast zeker ook nood aan een rationalisering van het premiebeleid, met afstemming tussen de verschillende beleidsdomeinen. Een verfijnder digitaal aanvraagsysteem, bijvoorbeeld via integratie in de woningpas, kan alvast meerdere voordelen bieden: het kan bepaalde aanvragen stroomlijnen of zelfs automatiseren, het verlaagt de administratieve kosten en zorgt voor een halvering van de doorlooptijden. 3. BEPERK KOSTEN EN VERGROOT DE TOEGANG TOT INVESTERINGSMIDDELEN De bedragen die nodig zijn om alle renovaties te realiseren, zijn indrukwekkend. We moeten daarom inzetten op kostenverlagingen naast het voorzien van voldoende financieringskanalen voor de bouwheer.

Daarnaast zijn innovaties, industrialisatie/prefabricage en schaalvergroting interessante pistes om versterkt op in te zetten. Bij het Nederlands Energiesprong-project werden op deze wijze besparingen bekomen tussen een eerste renovatie proefproject van 130.000 euro naar 65.000 euro bij gelijkaardige projecten, drie jaar later. Voor een verdere doorbraak van industrialisatie in het bouwproces is het cruciaal om processen te kunnen stroomlijnen en opschalen. Bepaalde typologieën of groepen van gebouwen zijn daarbij eenvoudiger op een geïndustrialiseerde wijze te renoveren dan andere. Op dat vlak moet er in Vlaanderen nog veel data ontsloten worden. Ook een focus op een meer collectieve aanpak van renovatieprojecten, bijvoorbeeld via bouwblokrenovatie, kan zowel financiële als technologische schaalvoordelen opleveren. Dit werd onder meer gedemonstreerd in de Renoseec3- en Fenomenaal Klimaatneutraal4-projecten. De heterogeniteit van het Vlaams gebouwenpark blijft hierbij wel een uitdaging. Nieuwe evoluties inzake digitalisering en ‘smart’ toepassingen zullen steeds meer ingang vinden. Zowel in het bouwproces (bijvoorbeeld via BIM, oftwel Bouw Informatie Modellering) als in de gebruiksfase kan dit op een vrij kostenefficiënte wijze bijkomend energiebesparingspotentieel ontsluiten. Allerhande huishoudtoestellen en energiesystemen zullen slim op elkaar afgestemd worden. Hiervoor is een snelle uitrol van de digitale meter wenselijk, zodat de bedrijven die hierop nieuwe diensten willen ontwikkelen, er ook daadwerkelijk mee aan de slag kunnen. Ten slotte moet steeds de afweging gemaakt worden tussen een totaalrenovatie met een lagere totaalkost versus de mogelijkheid om via een planmatige, gefaseerde aanpak van renova-

Kosten beperken

Premies en fiscale gunstmaatregelen kunnen de totale kost voor de eigenaar-verbouwer verlagen, maar creëren elders potentiële tekorten

3. 4.

www.renoseec.com www.wonenvlaanderen.be/sites/wvl/files/wysiwyg/ vwr_advies_klimaatcommissie_def.pdf

MAART 2019 VOKA PAPER 15


DUURZAAM (VER)BOUWEN VIER KLIMAATVRIENDELIJKE HOEKSTENEN

tiewerken te werken. Zo krijgen eigenaars met een beperkt budget een alternatief voor totaalrenovaties aangeboden, zonder dat het einddoel – een klimaatvriendelijke woning – uit het oog wordt verloren. Het Sanierungsfahrplan van de Duitse deelstaat Baden-Württemberg combineert daartoe de aanmoediging van zoveel mogelijk ‘deep renovations’ met stapsgewijze renovaties vertrekkende vanuit de uitgangspositie en mogelijkheden van zowel woning als eigenaar. Jonge of minder bemiddelde eigenaars kunnen op deze wijze toch stappen vooruit zetten naar een energieperformante woning op termijn.5

Het Sanierungsfahrplan

De Duitse deelstaat Baden-Württemberg ontwikkelde een beleidskader dat een grondige, stapsgewijze renovatie van woningen moet stimuleren. Dit gebeurde aan de hand van een ‘Sanierungsfahrplan’. De volgende uitgangspunten moeten ervoor zorgen dat de renovaties van individuele woningen in een hogere versnelling kon geraken: 1. Ontwikkeling van een langetermijnstrategie voor individuele gebouwen. 2. Aanmoedigen van zo groot mogelijke renovaties (‘deep renovation’). 3. Verenigbaarheid van stapsgewijze renovatie met langetermijndoelstellingen nagaan. 4. Rekening houden met de uitgangspositie en mogelijkheden van zowel de woning als haar bewoners. 5. Ontwikkelen van een optimaal pakket aan maatregelen en signaleren van aandachtspunten in de volgende renovatiefase. In een aanloopfase wordt dit voornamelijk als een informatief hulpinstrument ter beschikking gesteld. Verbouwers kunnen nagaan welke technische vereisten worden gesteld aan renovatiewerken en wat dit kost. Er wordt ook meegegeven hoe men de energieprestaties van de woning gefaseerd kan verbeteren. In de toekomst wordt onder meer gedacht aan de ontwikkeling van een langetermijnbonus-malussysteem voor subsidies. De bedoeling is dat in het kader van een premiebeleid deze aanpak de doeltreffendheid en efficiëntie van de subsidies verhoogt doordat ‘lock-in effecten’ in een gefaseerde renovatie worden vermeden, en voorrang word gegeven aan de meest energie-efficiënte ingrepen.

komt. Verschillende kredietverstrekkers bieden nu reeds interessante leenformules voor wie zijn woning energetisch wil verbeteren. Europese proefprojecten (bijvoorbeeld het Energy Efficient Mortgages Action Plan) zetten hier verder op in. In andere landen is de ESCO-financiering, waar de verwachte energiebesparing de initiële investering dekt, populairder dan in Vlaanderen. In dat model voert een bedrijf een investering uit in het gebouw van iemand anders, en zorgt het ook voor de financiering. De financiële returns (via een lagere energiefactuur) worden dan gedeeld tussen de eigenaar en het ESCO-bedrijf. Omdat een zekere schaalgrootte wel gevraagd wordt, lijkt een koppeling met wijkrenovaties of de renovatie van grote gebouwen (kantoren/appartementen) nodig. In het VK heeft men in dit kader binnen een ‘Green Deal Finance’ een grootschalig project uitgerold, waarbij het ESCO-contract werd verbonden aan het huis en niet de eigenaar. Dit maakte het ook mogelijk om bij huurwoningen investeringen te doen zonder dat verhuizen werd afgeremd. Op deze manier werd het probleem van de ‘splitincentive’ tussen eigenaar en huurder weggewerkt. De bewoner betaalde voor de energiebesparende maatregelen, zolang hij er zelf ook voordeel uit haalt.6 Zo een derdepartijfinanciering hangt mee af van de mogelijkheid voor langere periodes van afbetaling met lagere afbetalingsbedragen. In feite moet zo’n ESCO beschouwd worden als een gespecialiseerde en volledig private vorm van een rollend fonds (gekoppeld aan doorlichting en advies), een systeem waar meer algemeen op bredere schaal mee geëxperimenteerd moet worden om de financieringsnood op een performante wijze te ondervangen. In Estland werden met het KredEX Revolving Fund goede ervaringen opgedaan voor energierenovaties. In Vlaanderen zijn op beperkte schaal al experimenten in dit kader opgestart in onder meer Gent (Dampoort Knapt Op) en Limburg (DowuLim Plus). De voordelen van een rollend fonds lijken alvast groot. Er is de schaalbaarheid en de toegang tot goedkoper kapitaal vanwege de betere kredietwaardigheid van zo een fonds, dat eventueel nog verhoogd kan worden door overheidsgaranties.

Toegang tot financiering verbeteren

Het reduceren van kosten is een eerste en belangrijke stap. Daarnaast moet ook de toegang tot financiering verbeteren. Er is binnen het hypothecair kredietbeleid al een tendens om meer rekening te houden met de energieprestaties van een woning na verbouwing en de budgettaire ruimte voor afbetalingen die daarbij vrij16 VOKA PAPER MAART 2019

5. 6.

www.wonenvlaanderen.be/sites/wvl/files/wysiwyg/ vlaamse_woonraad_advies_201501_renovatie_ woningbestand_1.pdf www.wonenvlaanderen.be/sites/wvl/files/wysiwyg/ vlaamse_woonraad_advies_201501_renovatie_ woningbestand_1.pdf


VOKA.BE

4. VOLDOENDE CAPACITEIT IN DE BOUW Als we onze gebouwen allemaal willen renoveren, moeten we inzetten op een meersporenbeleid om het capaciteitstekort in de bouw weg te werken. De personeelsnood verlagen en tezelfdertijd meer mensen in de bouw en aanverwante sectoren aan de slag krijgen, is de enige manier om voldoende renovaties tijdig afgewerkt te krijgen. Schaalvergroting en innovatie

Eerder al werden de voordelen van meer collectieve renovaties besproken in het kader van de financieringsstrategie. Maar ook om de capaciteitsproblemen in de bouwsector te ondervangen is dit een nuttige piste. Meer en meer experimenteren bedrijven met prefabricageprocessen die het bouwproces stroomlijnen. Tot voor kort gebruikte men dit vooral bij de ontwikkeling van nieuwbouwprojecten, maar tegenwoordig wordt van deze optie ook gebruik gemaakt bij renovatieprojecten. Er worden daarbij – naast efficiëntie – nog veel andere voordelen bereikt, zoals betere controlemogelijkheden op de kwaliteit van de uitgevoerde elementen en een energetische optimalisering van het bouwproces zelf. De bouwheer kan zich verwachten aan onder meer een betere terugverdientijd, lagere risico’s en een snellere voltooiing van de werken. De overheid kan deze processen dan ook maar best stimuleren, bijvoorbeeld via haar normeringsbeleid of aangepaste energieprestatiereglementering. Collectieve werven (bijvoorbeeld wijkrenovatieprojecten) bieden het voordeel dat aannemers personeel, materialen en machines veel effici-

Top 10

De helft van de top 10 van knelpuntberoepen situeert zich in de bouw.

ënter kunnen inzetten om meerdere gebouwen tegelijk te renoveren en moeten dus verder gestimuleerd worden om de capaciteitsbehoefte omlaag te krijgen. En innovatie mag zeker niet vergeten worden. Het gebruik van metselrobots op bouwplaatsen, het 3D-printen van beton en het inzetten van drones voor de inspectie van gebouwen en uitgevoerde werken zijn maar enkele van de ontwikkelingen die we binnenkort mogen verwachten.

“Er zal een sterke inspanning geleverd moeten worden om aan de groeiende vraag naar gekwalificeerde STEM-profielen te kunnen voldoen.” Personeelsbestand in de bouwsector

Er is vandaag al een grote vraag onder bouwbedrijven naar mensen met de meest uiteenlopende vaardigheden en kwalificaties. Zo zijn nog steeds de helft van de top 10 van knelpuntberoepen te situeren in de bouw. De capaciteit van de bouwsector verhogen is dus een absolute must willen we voldoende renovaties realiseren in de komende jaren om de klimaat- en energiedoelen te bereiken. De sector is in ieder geval al intensief bezig met dit probleem en experimenteert volop met systemen als duaal leren (werkplekleren). Het onderwijs moet daarnaast de technische en beroepsrichtingen meer aanprijzen als een volwaardig alternatief voor het ASO-onderwijs. Nieuwe evoluties in ICT, robottechnologie, artificiële intelligentie, internet of things en big data spelen echter meer en meer een grote rol in het bouwproces. Momenteel wordt in 26% van de vacatures voor bouwberoepen daarom al gevraagd naar hogergeschoolden en in 32% van die vacatures naar middengeschoolden. Er zal een sterke inspanning geleverd moeten worden om aan de groeiende vraag naar gekwalificeerde STEM-profielen te kunnen voldoen. Ter illustratie: per jaar studeren amper 120 jongeren af als burgerlijk ingenieur bouwkunde. Tegelijk biedt een modernisering van de bouwsector (door onder meer digitalisering en drones) kansen om meer diverse profielen aan te spreken, zoals jongeren en vrouwen.

MAART 2019 VOKA PAPER 17


DUURZAAM (VER)BOUWEN BELEIDSAANBEVELINGEN

5. Beleidsaanbevelingen Energie-efficiëntie vormt de basis voor een betaalbaar en betrouwbaar koolstofarm energiesysteem van de toekomst. Hoe minder energie we verbruiken, hoe minder we er zullen moeten opwekken. Dat geldt dubbel voor België: onze mogelijkheden inzake hernieuwbare energie zijn van nature uit beperkter dan in vele andere landen.

18 VOKA PAPER MAART 2019


VOKA.BE

D

e grootste energiebesparingen in Vlaanderen zijn tot nu toe binnen de industrie gerealiseerd. Maar we kunnen het ons niet veroorloven om enkel naar de ondernemingen te kijken voor het verhogen van onze energie-efficiëntie. Iedereen zal aan zet moeten komen. Gebouwen zijn verantwoordelijk voor ongeveer een derde van onze CO2-emissies, voornamelijk door hun verwarming. Nieuwbouw scoort in dit opzicht al veel beter. We slagen er echter niet in om voor bestaande gebouwen een kentering in te zetten. Een ambitieus renovatiebeleid zal ons gebouwenpark grondig moeten moderniseren. Eenvoudig zal het niet worden, maar noodzakelijk is het wel. We spitsen de beleidsaanbevelingen toe op een aantal prangende knelpunten die de renovatiegraad drastisch kunnen verhogen. Zij zouden de speerpunten van een nieuw Renovatiepact moeten vormen: 1. Met het ontwerp Vlaams Klimaat- en Energieplan worden voorzichtige stappen in de richting van renovatieverplichtingen voor woningen en kantoren aangekondigd. Die principes moeten nu dringend vertaald worden in concreet beleid, zonder dat ze leiden tot een te laag ambitieniveau en/of lock-ins voor de gebouwen in kwestie.

“Er schuilt zeer veel besparingspotentieel in nieuwe digitale toepassingen en producten.” 2. Het potentieel van sloop en heropbouw moet ontsloten worden. Slooppremies zijn hoogstens een tijdelijke oplossing, een grondigere aanpassing van de fiscale aspecten dringt zich op. Versoepel het vergunningenkader en leg de (onredelijke) beroepsprocedures aan banden. Zo kunnen we nutteloze investeringen vermijden en voordelen in woon- en energiebeleid maximaliseren. Zet daarbij zeker ook in op collectieve renovatiestrategieën voor kostenreducties en schaalvergroting.

gerecupereerd worden en die elders doorgerekend moeten worden. Naast deze drie speerpunten zijn voor Voka ook de volgende beleidsvoorstellen belangrijk om tot een succesvol renovatiebeleid te komen: 4. Beperk en ondervang de complexiteit die komt kijken bij renovaties. De overheid moet haar systemen stroomlijnen en verder beleid ontwikkelen om de zorgen en de complexiteit voor de gebouweigenaars weg te nemen. De woningpas biedt alvast een goede basis om op verder te werken. 5. De overheid moet in overleg met de sector het capaciteitsprobleem oplossen door barrières weg te werken inzake industrialisatie en flexibiliteit op de arbeidsmarkt. Voor industrialisatie is al veel ervaring opgedaan in binnen- en buitenland. Vertaal de best practices naar de lokale context en schaal ze op. Voor het personeelsprobleem moet de overheid nog meer inzetten op duaal leren, de opwaardering van technische en beroepsrichtingen in het secundair onderwijs en het promoten van zij-instromers. 6. De toekomst van onze gebouwen is digitaal. Er schuilt zeer veel besparingspotentieel in nieuwe digitale toepassingen en producten. BIM-modellering kan renovaties efficiënter maken. Maar ook in de gebruiksfase is digitaal de toekomst. De digitale meter is op dat vlak een must, en moet dringend uitgerold worden. 7. Geef als overheid het goede voorbeeld. Er is nog zeer veel werk om tot een energieneutraal publiek gebouwenpark te komen tegen 2040. Laat daarbij in bestekken ruimte voor innovatieve toepassingen om de marktintroductie van nieuwe toepassingen te faciliteren.

3. Gerichte en innovatieve financieringsinstrumenten moeten de investeringsnoden lenigen. De oprichting van een rollend fonds, uitgebaat door de private sector maar geschraagd door overheidsgaranties, biedt een alternatief voor premies die niet MAART 2019 VOKA PAPER 19


DUURZAAM (VER)BOUWEN Hoe van ons gebouwenpark een klimaattroef maken

20 VOKA PAPER MAART 2019


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.