Chemie magazine 2009 - juni

Page 1

Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie 06

24 juni 2009

Magazine

SABIC Innovative Plastics wint Responsible Care-prijs

Tweede leven voor plastic es


Evides Bron van Kennis Als toonaangevende waterpartne rtner voor de industrie du in Ned ederland is Evides Industriewater verantwoordelijkk voor or de productie tie en leve vering van industriewater, gedemineraliseerd en gedestilleerd wat ater, landbouwwate uwwater en proceswater. Evides Industriewater er heeft verschillende installaties voor industriewater- en afvalwaterzuive zuivering in bezit en beheer. beh Dee installaties installatie worden intern ontworpen en gebou bouwd. Daarna draagt Evides Industri Industriewater langjarig zorg voor de waterl erlevering. Kortom: Korto Evid vides Industriewater iewate neemt haar h klanten de zorg voor de watervoorziening watervoorz graag uit handenn!

Evvides Industriewater triewate Sch haardijkk 150 • 3063 30 NH ROTTERD TTERDAM Postb bus 4472 • 3006 AL ROTTERDAM tel. +31 (0 (0)10 293 51 72 www.evides.nl


Inhoud d

06 24 juni 2009

FOTO: SHUTTERSTOCK

24

Branchebrede Arbocatalogus niets voor chemie

FOTO: CASPER RIL A

De VNCI ziet niets in een algemeen boek met maatregelen die w werkgevers en werknemers moeten helpen om veilig en gezond te werken. Volgens beleidsmedewerkerr Macco Korteweg Maris is de sectorr veel te divers. ‘En dat maakt het vrijwel onmogelijk om iets te maken waarr alle ondernemingen ook écht iets aan hebben. Bovendien staat het arbomanagement als gevolg van strenge Europese wet- en regelgeving in chemische bedrijven al op een hoog niveau.’

48 Prijs voor tweede leven plastic 30

Gratis emissierechten maar geen cadeautje0

Het overgrote deel van de Nederlandse chemische industrie lijkt in aanmerking te komen voorr gratis CO2-rechten. Dat is de conclusie uit een rapport dat de VNCI heeft laten samenstellen. Die gratis rechten krijgen de bedrijven niet cadeau, want ze zijn gebaseerd op de beste prestaties op het gebied van energieefficiency. ‘Zoals het err nu naarr uit ziet, zullen de meeste bedrijven stevig moeten aanpoten om aan de prestatie-eisen te voldoen,’ aldus samenstellerr Jan van derr Kolk.

SABIC Innovative Plastics heeft de Responsible Careprijs 2009 gekregen voorr het gebruik van PET-flessen als nieuwe grondstof, ofwel een tweede leven, bijvoorbeeld als deurgreep in een auto. Volgens de juryy is de toepassing een schoolvoorbeeld van Responsible Care. De prijsuitreiking vond plaats tijdens de drukbezochte VNCI-jaarvergadering op 4 juni in Den Haag.

juni 2009 Chemie magazine 3


# !$ # % ! ! ! #! $ % ! % "# $ "# "" # # % ! !

! & ! &&& & !


Inhoud d 9 19

06 24 juni 2009

Opinie

07

- Geen cadeautje

Trends

34

Innovatie

11

- Fles van suikerriet

Duurzaam ondernemen

15

- Chemische industrie breidt rapportage overr producten uit

Veiligheid, gezondheid en milieu

17

- Handreiking werken met nano-deeltjes

Actueel

19

- Nieuwe hoogleraarr Jan Willem Erisman overr managen van stikstof

Achtergrond Uitgelicht

34

- Chemie in de tandartspraktijk

Kennis en ervaring

36

- Nieuwe techniek voorr bodemsanering

Maatschappij

38

- REACH te kostbaarr en onzeker. Kan het goedkoper?

Infographic

42

- Geen olie meerr nodig met biorafďŹ naderij

In beeld

46

- VNCI-jaarvergadering in Den Haag

38

Feiten en Visies Column

44

- Huub in het Panhuis van werkgeversvereniging AWVN vindt uitvoering deeltijd-WW W te complex

Groene chemie

45

- Nieuwe generatie bioplastics en biogrondstoffen op komst

VNCI - Personalia en agenda

54

juni 2009 Chemie magazine 5


Infra

Industrie

Controlec Engineering

Building Systems

Asset Management

SPIE een gezamenlijke ambitie

SPIE-Asset Management Advies over en realisatie van de hoogst mogelijke economische waarde van productiefaciliteiten voor eigenaars en gebruikers. SPIE-Building Systems Advies, ontwerp, realisatie en onderhoud van elektrotechnische en werktuigbouwkundige installaties. SPIE-Controlec Engineering Advies en onafhankelijke, technische, multidisciplinaire oplossingen op het gebied van engineering & design, procurement, project -en construction management. SPIE-Industrie Advies, ontwerp, installatie, start-up, onderhoud, projectmanagement, processautomatisering en inspectie op het gebied van mechanische technieken, piping, luchtconditionering, elektrotechniek, meet- en regeltechniek en analysersystemen. SPIE-Infra Ontwerp, realisatie, inspectie, service en onderhoud op de terreinen: energie, verkeer en vervoer, telecommunicatie en hoogspanningslijnen.

Met het oog op de toekomst Een onderneming kan in de 21e eeuw past echt succesvol zijn als deze ook duurzaam is. Om dit te bewerkstelligen zoekt SPIE continu naar oplossingen die werken en blijven werken. Systemen en procedures die kostenreducerend, maar vooral veilig zijn, als het even kan daarbij zelfs de verwachtingen van opdrachtgevers overtreffen. Uiteraard met ontzag voor het milieu. SPIE biedt een compleet pakket multitechnische diensten aan de industriële, commerciële en institutionele branche. Samen met de klanten ontwerpen en bouwen onze specialisten innoverende oplossingen die ertoe bijdragen dat onze infrastructuur, industrie en onze leef- en werkwereld erop vooruitgaan. De bundeling van onze krachten Met het inschakelen van SPIE staat er een stevig team gemotiveerde specialisten en vakmensen voor u klaar. Vanzelfsprekend kan elke divisie ook een beroep doen op de kennis en ervaring van één van de andere divisies.

SPIE NEDERLAND Huifakkerstraat 15 • 4815 PN Breda • Postbus 2265 • 4800 CG Breda tel. +31 (0)76 544 54 44 • info.beheer@spie.com • www.spie-nl.com


Opinie VNCI

Geen cadeautje

D

e Nederlandse chemische industrie lijkt voor het overgrote deel in aanmerking te komen voor gratis CO2-rechten, blijkt uit een recent rapport van Van der Kolk Consultancy in opdracht van de VNCI.

‘Een cadeautje voor de industrie’, hoor ik de milieubeweging al roepen. Niets is echter minder waar. De hoeveelheid rechten die een bedrijf krijgt, is gebaseerd op een benchmark van de energie-efficiency. Daarbij krijgt het bedrijf dat het beste presteert, de meeste gratis rechten, maar de chemische industrie als geheel zal nog steeds rechten moeten kopen. De Europese Commissie legt de lat hoog en de meeste bedrijven zullen volgens Van der Kolk heel stevig moeten aanpoten als ze tot het selecte gezelschap willen behoren dat geen rechten hoeft bij te kopen. In de praktijk kunnen ze dus kiezen: of ze investeren in schone technologie om de uitstoot te verminderen, of ze kopen extra rechten bij. Bovendien daalt het totaal aantal beschikbare rechten op termijn, waardoor er steeds minder te verdelen valt en de prijs zal stijgen. Als het goed gaat geeft het Europese handelssysteem de chemische industrie de ruimte om internationaal te concurreren en tegelijk te werken aan de invoering van schone technologie waardoor de CO2-uitstoot verder afneemt. En voor het klimaat is het essentieel dat de chemie kan blijven produceren, want de branche levert met haar producten, zoals lichtere materialen en isolatieschuim, een belangrijke bijdrage aan de reductie van CO2-emissie.

Het spreekt voor zich dat de chemie een bijdrage wil leveren aan het beperken van de klimaatverandering. Maar het kan niet zo zijn dat alléén Europese bedrijven hiervoor de prijs moeten betalen. Het is goed dat Europa leiderschap toont, maar Brussel moet de belangen van de industrie niet uit het oog verliezen. Totdat er sprake is van een mondiaal gelijke beprijzing van CO2-rechten, zal de sector - op basis van prestatie - gratis rechten moeten blijven krijgen om de concurrentie aan te kunnen.

VNCI-directeur Colette Alma

En tot die tijd zal ook de overheid, zolang ze meer CO2 -geld int dan overheden buiten Europa, die opbrengst moeten besteden om versneld vernieuwingen door te kunnen voeren in - onder meer - de chemische sector, en zal ze de verleiding moeten weerstaan om dit geld te besteden aan ‘leuke dingen voor de mensen’. p

juni 2009 Chemie magazine 7


8 Chemie magazine juni 2009


Wetenswaardig

Grootschalige productie start deze maand

Bio-methanol

uit levert een belangrijke bijdrage aan het verminderen van de CO2-uitstoot en past binnen de EU-richtlijnen van de Renewable Energy Directive. Bio-methanol is te gebruiken als brandstof, maar ook als grondstof voor verantwoorde producten, zoals biowaterstof, verf en kunststoffen. De fabriek maakt gebruik van vacuümdestillatie om de glycerine te zuiveren. Vervolgens wordt de glycerine verdampt en daarna gekraakt tot syngas, waaruit bio-methanol wordt geproduceerd. De procestechniek is door BioMCN gepatenteerd. De nieuwe fabriek gooit ook in het buitenland hoge ogen. In april van dit jaar bracht het Zweedse koningspaar onder begeleiding van Koningin Beatrix een uitgebreid bezoek aan de plant in Delfzijl. p

FOTO: BIOMCN

Bij BioMCN in Delfzijl start deze maand een nieuwe fabriek met grootschalige productie van bio-methanol. Tijdens de jaarvergadering van de VNCI, waar de overgang naar een biobased economy centraal stond, vertelde CEO Rob Voncken over het opstarten van de productie. ‘Voor ons is het uur van de waarheid aangebroken. In 2008 werkte een proeffabriek op kleine schaal uitstekend, maar het opstarten van een grote chemische plant blijft altijd spannend’, aldus Voncken. De nieuwe site in Delfzijl moet de komende jaren 800.000 ton bio-methanol op basis van glycerine gaan produceren. Omdat glycerine een bijproduct is van onder meer de productie van biodiesel, is bio-methanol te classificeren als tweedegeneratiebiobrandstof. Het

juni 2009 Chemie magazine 9


CRISIS ? OPLEIDINGS- EN SUBSIDIEMOGELIJKHEDEN ?

VAPRO MAAKT VAN STILSTAND

VOORUITGANG M E E R W E T E N ? K I J K O P VA P R O . N L O F B E L M E T 0 7 0 – 3 3 7 8 3 0 0 .


Innovatie

Coca-Cola introduceert suikerrietfles Frisdrankproducent Coca-Cola is in Noord-Amerika een proef gestart om een nieuwe plastic fles te maken die gedeeltelijk k uit de plantaardige materialen suikerriet en melasse bestaat.

D

e ‘Plant Bottle’ bestaat voorr 30 procent uit suikerriet en melasse en voorr 70 procent uit polyethyleentereftalaat (PET), afkomstig uit aardolie. Voorr de productie van de nieuwe fles is niet alleen minderr olie nodig, err komt tevens 25 procent minderr C02 vrij. Volgens Coca-Cola is het nieuwe materiaal volledig te recyclen. Met deze innovatie bewijst de frisdrankproducent dat de toepassing van duurzame materialen

tevens kostenbesparend kan zijn. Voorr de grootste producent van waterr en suikerr (frisdrank) zijn de plantaardige suikers bijproducten in het productieproces. Coca-Cola lanceert de nieuwe fles in Noord-Amerika en start deze proef met het mineraalwaterr van het merk Dasani. Laterr dit jaarr zal het project worden uitgebreid met frisdranken in andere markten. Coca-Cola Nederland volgt de ontwikkelingen in Noord-Amerika nauwlettend en werkt lokaal met leveranciers om de verpakkingen zo duurzaam mogelijk te maken. Of het bedrijf de nieuwe fles ook in Nederland introduceert, is mede afhankelijk van de resultaten van de proef. p

TU Eindhoven start onderzoek

Kun je menselijke weefsels namaken? Onze aorta heeft uitzonderlijke eigenschappen. Bij hoge inspanning wordt hij stijver en minder elastisch. Hoe dat komt, is niet bekend. Het ontrafelen van dit mysterie is cruciaal voor het namaken van weefsels uit het menselijk lichaam. e Technische Universiteit Eindhoven investeert de komende vier jaar één miljoen euro in het project ‘Biomimetic materials’ dat zich toelegt op de mechanische eigenschappen van menselijke weefsels. Programmaleider professor Rint Sijbesma vertelt dat er tijdens het onderzoek in een laboratorium wordt geëxperimenteerd met gel-achtige materialen. ‘Tijdens het experiment kijken we of het materiaal met trekken en duwen stijver en slapper wordt. Het uiteindelijk doel van het onderzoek is om de gevonden principes toe te passen op kunstmatige materialen die lijken op menselijk weefsel.’ Als het onderzoek slaagt, betekent dat niet alleen een grote stap voorwaarts voor de gezondheidszorg. De uitkomsten zullen ook bruikbaar zijn in andere vakgebieden. Denkt Sijbesma dat hij binnen vier jaar tot het gewenste resultaat kan komen? ‘Op dit moment zijn er al verschillende testmaterialen beschikbaar. Ik verwacht dat we binnen een tot tweeënhalf jaar in staat moeten zijn om geoptimaliseerde materialen te presenteren. Of dat ook daadwerkelijk leidt tot een materiaal dat alle gewenste eigenschappen heeft, kan ik nu nog niet zeggen. Dat zal de tijd ons leren’, aldus Sijbesma. p

FOTO: SHUTTERSTOCK

D

juni 2009 Chemie magazine 11


“Als het om veiligheid draait”

GRONDZUIGTECHNIEK, VEILIGER DAN GRAVEN DE

BODEM VAN

NEDERLAND

KOMT ALSMAAR VOLLER TE LIGGEN MET KABELS EN LEIDINGEN,

ZEKER ALS WE KIJKEN NAAR DE CHEMIEPARKEN.

STEEDS

VAKER KOMT HET VOOR DAT KABELS

EN LEIDINGEN GERAAKT WORDEN EN DAT COMPLETE INSTALLATIES PLAT KOMEN TE LIGGEN.

DIT

KAN GROTE GEVAREN EN KOSTEN MET ZICH MEEBRENGEN .

TECHNIEK

ZEER

GOED

GEBRUIKT

WORDEN

BIJ

DIVERSE

TEVENS

KAN DEZE

SANERINGSACTIVITEITEN .

van der Flier B.V. Hoofdstraat 57 9686 VG Beerta t. 0597 - 33 16 19 f. 0597 - 33 12 26 e. info@vanderflierbv.nl www.vanderflierbv.nl


Bestrijding economische crisis

Che sam Als gevo kielzog en Strat ineen en

H

et fu uit in gedeeld mie en d samenw oplossin werking staan de in hun strijd tegen de economische crisis en de toegenomen concurrentiedruk. Volgens Thorsten Ploss van Roland Bergerr werkten sommige autoproducenten en chemische bedrijven wel op individuele basis met elkaar samen, maarr was err van structurele, branchebrede samenwerking geen sprake. Roland Bergerr voert de komende maanden gesprekken met seniorr managers in de chemie en de auto-industrie. ‘Het doel daarvan is te komen tot strategische oplossingen voor de ogenschijnlijk conflicterende belangen. Het gevaarr bestaat dat noodlijdende autoproducenten hun leveranciers zullen uitknijpen. Doorr overnames en schaalvergroting zal de druk op de chemische toeleveranciers alleen maarr toenemen. Dat willen we voorkomen doorr te anticiperen op de toekomstige marktontwikkelingen en doorr te onderzoeken wat de industrieën samen kunnen bereiken. Daarbij denken we aan verschillende oplos-

leiden tot besparingen. Op die manierr wordt inzichtelijk waarr nog winst te behalen valt’, aldus Thorsten Ploss.

Gewijzigde vraag Management Consultant Arjen de Leeuw w den Bouterr van Roland Bergerr vertelt hoe de chemie doorr middel van intensieve samenwerking kan anticiperen op veranderingen in de markt. ‘We zien nu bijvoorbeeld een verschuiving van de verkoop van luxe auto’s naar kleine auto’s, de zogenoemde microcars. Het materiaal voorr zo’n auto is wel vijf keerr minderr waard dan het materiaal voorr een luxe wagen. De totale vraag zal dus veranderen. De gelikte bumperr zal minderr vaak overr de toonbank gaan, maarr err zal een nieuwe markt ontstaan voorr producten die energiezuinig rijden bevorderen. Kleine, en ook elektrische auto’s worden geproduceerd met andere materialen. Een behoefte die de che-

mie en de auto-industrie samen kunnen onderzoeken en definiëren.’ Ploss: ‘Doorr de enorme daling van autoverkopen worden bestaande, geleidelijke ontwikkelingen in een razend tempo versneld. Recycling en duurzaamheid worden alsmaar belangrijker. Doordat de financiële middelen van de industrie uitgeput zijn, moet de hele keten zo efficiënt mogelijk gaan produceren. Nadelig voorr de Europese auto-industrie is dat de niet uit Europa afkomstige nieuwkomers bepaalde voordelen hebben. Zo beschikt het Midden-Oosten overr goedkope grondstoffen en Azië overr goedkope arbeidskrachten. Dat vraagt om extra inspanning van de Europese spelers.’ ECMSA A en Roland Bergerr maken de resultaten van het onderzoek begin oktoberr bekend tijdens een bijeenkomst van de EPCA A (European Petrochemical Association) in Berlijn. p

Dyneema-vezel van DSM

Lichtgewicht vrachtnet voor ‘groener’ luchtvervoer Minder brandstof, kostenefficiënter en beter voor het milieu. Dat zijn de verdiensten van een nieuw lichtgewicht net dat wordt gebruikt voor het vastzetten van pallets tijdens het luchtvrachtvervoer.

H

offmann Air Cargo Equipment en DSM Dyneema hebben de afgelopen vijf jaar

samengewerkt aan lichtgewicht netten voor de luchtvaart. Door het gebruik van de ultrasterke en lichte Dyneema-vezels zijn de nieuwe netten even veilig en sterk als traditionele vrachtnetten. Het nieuwe lichtgewicht net weegt amper acht kilo, tegen vijftien tot achttien kilo voor een ouderwets polyester net. Vervanging van één traditioneel

vrachtnet levert jaarlijks een besparing op van 805 liter kerosine en een vermindering van de CO2-uitstoot met 4,2 ton. In Duitsland trok deze bijzondere uitvinding al eerder de aandacht. De minister van Economische Zaken van de Duitse deelstaat Hessen kende eind 2008 een Innovation Award toe aan Hoffmann ACE en DSM

Dyneema voor het innovatieve en milieubewuste pallet-netsysteem. Luchtvervoerders moeten nog even wachten voor het nieuwe vrachtnet op de markt verkrijgbaar is. In oktober 2009 lanceren de producenten het op de vakbeurs Inter Airport in München. p Meer informatie: www.dsm.com

juni 2009 Chemie magazine 13


6cYjh 8dchigjXi^dc =HB HiZZa HigjXijgZh >ciZghiZZa C^\Zg^V >ciZghiZZa HadkV`^V AZc\`ZZ` >?bdcY AZc\`ZZ` HiVVaWdjl BZWgV BZiVVaWZlZg`^c\ E&@ GV^a G^_cY^_` :c\^cZZg^c\ G^_cY^_` HiZZa 8dcigVXi^c\ G^_cY^_` IZX]c^XVa hZgk^XZh LKA HiVVaWdjlZgh

6cYjh D^a <Vh =HB D[[h]dgZ

6cYjh EgdXZhh 6hhZaWZg\h KZci^aVidgZc ;>7 >cYjhig^Â…aZ 7ZYg^_kZc

6cYjh GZ[gVXidg^Zh <djYV GZ[gVXidg^Zh

4FSWJOH UIF JOEVTUSZ

<djYV Egd_ZXih <djYV KjjgkVhi HZgk^XZh <djYV KjjgkVhi 7Za\^jb <djYV ;ZjZg[Zhi

Dch `ZgclddgY/ `aVciiZkgZYZc]Z^Y# DcoZ `ZgcXdbeZiZci^Zh/ kjjgkVhiZ WZ`aZY^c\Zc! \gddihX]Va^\Z ^cYjhig^Â…aZ hiVVa\ZgZaViZZgYZ egd_ZXiZc! haj^oZc Zc Wgj\\Zc! da^Z" Zc \VheaVi[dgbh! Ygj`kViZc! lVgbiZl^hhZaVVgh! dehaV\iVc`h! `ZaYZgW^Zg^chiVaaVi^Zh! hnhiZbZc kddg [^aigVi^Z Zc hZeVgVi^Z!

6cYjh <gdje 6VahiZglZ\ &-( *+)) G6 :^cY]dkZc IZa %)% " '&& *- %%

ajX]iiZX]c^Z`! WdkZcaZ^Y^c\hnhiZbZc kddg ]Zi heddg! hZgk^XZ Zc dcYZg]djY# CVi^dcVVa Zc ^ciZgcVi^dcVVa \ZXZgi^[^XZZgY! lZg`ZcY kda\Zch YZ ]dd\hiZ kZ^a^\]Z^YhcdgbZc# @Zcc^hbV`Zc4 <gVV\# 7Zai j ZkZc d[ `^_` de lll#VcYjh\gdje#Xdb#


Meer aandacht voor producten

Chemische industrie breidt rapportage uit In mei heeft de internationale chemische industrie (ICCA) overeenstemm vertegenwoordigers van de UNEP (United Nations Environmental Progra nationale overheden overr hoe te rapporteren overr de veiligheids-, gezon prestaties van de sector. Dit gebeurde op de tweede internationale confe caliënmanagement (ICCM-2) in Genève.

‘I

n het kaderr van Responsible Care rapporteert de chemische industrie al enige jaren overr de prestaties op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu, inclusief een aantal zaken op het gebied van Product Stewardship. Daarr komen nu voorr Product Stewardship zo’n twintig zogenoemde prestatie-indicatoren bij’, aldus Sjoerd Looijs, managerr Responsible Care en duurzaamheid van de VNCI. Tijdens de eerste conferentie (ICCM-1) in 2006 in Dubai tekenden de bestuursvoorzitters van de 150 grootste chemieconcerns het zogenoemde Global Charter. Dit betekende een uitbreiding van het Responsible Careprogramma. Speciaal voorr het thema Product Stewardship is de Global Product Strategy (GPS) in het leven geroepen, een soort wereldwijd antwoord op de Europese REACHregelgeving. Naarr aanleiding van beide vernieuwingen hebben de leden van de VNCI zich in 2008 opnieuw w aan Responsible Care gecommitteerd. Looijs: ‘Aanvankelijk ging Responsible Care vooral overr de veiligheidsen milieuprestaties op de productielocaties. Maarr in antwoord op de bezorgdheid van de samenleving overr chemische stoffen die in de eindproducten verwerkt zijn, besteden we sinds een decennium ook meerr aandacht aan de producten. Om transparant te kunnen communiceren overr wat onze sectorr op dat gebied doet, gaan we nu de bestaande vragenlijst voor Responsible Care met twintig vragen uitbreiden. Dit betekent overigens niet dat we alle vragen vanuit de VNCI direct aan de bedrijven zelf zullen stellen. Het kan zijn dat we de informatie ook op een andere wijze kunnen verkrijgen. Mocht het echterr nodig zijn de bedrijven jaarlijks een paarr extra vragen te stellen, dan gaan we ervan uit dat de chemiebedrijven hieraan mee kunnen werken, omdat ze immers het Global Charterr hebben ondertekend. Daarmee hebben ze zich gecommitteerd om ook op het gebied van Product Stewardship meerr te doen. De uitbreiding geldt vooral vragen voorr de business van de bedrijven, omdat die de expertise heeft en verantwoordelijkheid is voorr de verkochte producten.’

Twintig indicatoren De chemische industrie heeft al vijftien jaar ervaring met de rapportage overr Responsible

Care. Afgesproken is dat d Strategy-rapportage met Product Stewardship ond deel zal zijn van de jaarlijkse Responsible Care-rapportage, om zo maximaal te kunnen profi teren van de expertise op gebied. De chemie is de e ste industriesectorr die oo kwantitatieve gegevens a levert in het kaderr van de afspraken voorr wereldwij tage. De ICCA A vertegenwo bedrijven en nationale ver VNCI, uit 53 landen. Rusla men. De VNCI verzamelt d Nederland en levert die m webtool aan de ICCA, die alle landen aggregeert en ceert. ‘Daarr komen nu twintig p indicatoren bij. Die zijn best lastig, want ze gaan overr de prestaties van producten in de hele keten.’ ‘Het opzetten van de systematiek om de Responsible Care-gegevens en de extra vragen overr Product Stewardship te vertalen naarr de rapportage-eisen vanuit de ICCM-2, is een hele klus geweest. Je hebt het dan nog alleen overr de systematiek en definities, en nog niet overr het verzamelen van de gegevens zelf, een activiteit die elk land afzonderlijk moet gaan organiseren. Dat vergt de nodige tijd. We beginnen dit jaarr met het uitbreiden van het systeem voorr het verzamelen van de extra informatie. Dit loopt doorr tot in 2010. De nieuwe cijfers komen dan voorr het eerst overr de jaren 2010 en 2011 beschikbaar en zullen bij de derde ICCM-conferentie in 2012 worden gepubliceerd’, aldus Looijs. De ICCM-conferenties vallen in feite onder SAICM (the Strategic Approach to International Chemicals Management), een initiatief van de overheden onderr de vlag van UNEP om meerr te weten te komen overr de emissies en de eigenschappen van chemicaliën. p Meer informatie: Sjoerd Looijs, tel. 070-3378747, e-mail: looijs@vnci.nl

Meer actueel nieuws over chemie en de chemische industrie? Ga dan naar www.vnci.nl voor het dagelijks nieuws uit de sector en onze wekelijkse nieuwsbrief. juni 2009 Chemie magazine 15


Onze focus: uw doel. Bent u op zoek naar een toegewijde partner die uitgebreide kennis en ervaring heeft op het gebied van procesautomatisering in de life science industrie? Dan bent u bij Endress+Hauser aan het juiste adres. Wij zorgen er samen met u voor dat u uw doelen realiseert. U kunt bij ons terecht om op een gedegen wijze uw bedrijfsrisico’s te minimaliseren. En zo helpen we u om uw processen en uw kwaliteit op een gevalideerde manier te optimaliseren. Endress+Hauser: uw doelgerichte partner. www.nl.endress.com/life_sciences

Endress+Hauser BV Postbus 5102 1410 AC Naarden

Tel. (035) 695 86 11 info@nl.endress.com www.nl.endress.com


Veiligheid, gezondheid en milieu

Blootstelling zoveel mogelijk voorkomen

VNO-NCW Wp publiceert handreiking g voorr werken met nanomaterialen VNO-NCW W heeft een handreiking opgesteld voorr het omgaan met nanomaterialen. De brochure geeft praktisch advies aan bedrijven en onderzoeksinstellingen overr hoe zij kunnen voorkomen dat mensen aan nanodeeltjes worden blootgesteld. Fenneke Linker, managerr arbeidshygiëne & toxicologie van de ARBOdienst DSM, die bij de totstandkoming van de handreiking betrokken was: ‘Voorr stoffen en dus ook voor nanomaterialen geldt dat het risico voorr de gezondheid gelijk is aan het gevaarr maal de blootstelling. Overr het gevaarr van nanodeeltjes is nog weinig bekend. De truc is dan om blootstelling te voorkomen, zodat je de risico’s van het werken met nanodeeltjes minimaliseert. Dat geldt voorr de blootstelling aan nanodeeltjes in zowel de R&D-laboratoria

als bij de toepassingen.’ In Nederland staat de toepassing van nanodeeltjes in producten, nog in de kinderschoenen. Wel doen bedrijven en universiteiten onderzoek naarr nanomaterialen. Daarr zijn naarr schatting zo’n 400 mensen bij betrokken. Ook DSM doet onderzoek naarr nanodeeltjes, maarr past de deeltjes nog niet op grote schaal toe. ‘Overr de gezondheidseffecten wordt steeds meerr bekend. In OESOverband (Organisatie voorr Economische Samenwerking en Ontwikkeling, red.) kijken wetenschappers naarr welke testen zich het beste lenen om de gevaren van nanodeeltjes in kaart te brengen. Err verschijnen al heel veel wetenschappelijk publicaties overr dit onderwerp, maarr het veld is breed. Je praat overr verschillende nanomaterialen en talrijke potentiële toepassingen daarvan.

Daarom kun je geen algemene uitspraken doen overr de risico’s van de nanotechnologie en is het in dit stadium verstandig om geen risico te nemen en blootstelling aan met name onoplosbare nanodeeltjes te voorkomen’, aldus Linker. Wanneerr nanodeeltjes eenmaal zijn ingebed in materialen, zoals bedrijven als DSM die maken, is err van blootstelling geen sprake meer. De VNCI werkt momenteel ook aan het verbeteren van de uitwisseling van informatie overr nanodeeltjes tussen bedrijven onderling en de samenleving. Ook staat err een project op stapel om mkb-bedrijven te helpen om veilig en verantwoord te werken met nanodeeltjes. p Meer informatie: Macco Korteweg Maris, tel. 070-3378748, e-mail: kortewegmaris@vnci.nl

Chemiepark Delfzijl helpt bij ongeluk met tankwagen Een tankwagen van de Duitse transportfirma Rinnen was half mei onderweg met een lading aniline van BASF in Antwerpen naar Teijin Aramid in Delfzijl. Vlak voor de aankomst kantelde de wagen om kwart over zeven ’s ochtends door nog onbekende oorzaak en belandde in de berm. De chauffeur, die op een gebroken vinger na ongedeerd was, klom uit de cabine en informeerde meteen de brandweer.

‘T

oen we bij de plaats van het incident aankwamen, hebben we eerst alles geïnspecteerd. De veiligheidsklep naast het mangat lekte. Om bodemverontreiniging te voorkomen hebben we er een lekbak onder gezet. Daarna duurde het nog enkele uren, voordat de tankauto was leeggepompt en weer met twee telescoopkranen overeind was gezet’, vertelt Daphne Oude Veldhuis, Officier van Dienst van de Brandweer Regio Groningen. ‘We moesten voorzichtig te werk gaan, want naast de weg ligt een pekelbad van AkzoNobel. Als dat verontreinigd zou raken met aniline, zou het hele park stilliggen en zou een miljoenenschade ontstaan. De communicatie met alle betrokkenen is heel goed verlopen. Behalve mensen van Teijin Aramid en AkzoNobel is ook de commandant van de bedrijfsbrandweer van BASF Antwerpen ter plekke komen kijken’, aldus Oude Veldhuis. ‘De calamiteitenorganisatie van Chemiepark Delfzijl heeft ons direct gebeld, zegt Hedzer Rozeboom, veiligheidskundige van Teijin Aramid. ‘Bij de calamiteitenorganisatie van het Chemiepark is bekend, dat Teijin Aramid de enige gebruiker is van aniline in het park, dus wisten ze ons meteen te vinden. Onze storingsdienstfunctionaris is, voorzien van de nodige informatie,

waaronder het veiligheidsinformatieblad van aniline, naar de plek van het ongeluk gegaan en heeft het coördinatieteam plaats incident van de gezamenlijke hulpdiensten geadviseerd.’ ‘Om vijf voor acht ging mijn pieper’, zegt Jan Willem Eshuis, plantmanager van AkzoNobel Industrial Chemicals in Delfzijl. ‘Ik liep die dag dienst. AkzoNobel is een van de bedrijven die voor Chemiepark Delfzijl afwisselend bereikbaar is voor de overheid om in geval van calamiteiten te kunnen assisteren. Samen met onze veiligheidsdeskundige en de deskundige van Teijin, die ook dienst hadden, heb ik nauw overleg gevoerd met brandweer over de mogelijkheden om de tankwagen en lading daar weg te krijgen en de risico’s voor het Chemiepark Delfzijl daarbij tot een minimum te beperken. ’

Adviseren De VNCI ziet graag dat alle chemiebedrijven in Nederland aan de internationale databank ICE laten weten over welke stoffen ze de hulpdiensten bij een transportincident kunnen adviseren, ook als ze de stof niet maken of niet verantwoordelijk zijn voor het vervoer ervan. Met ICE wordt hier European Transport Emergency Response Scheme bedoeld, een initiatief van begin jaren

negentig, dat deel uitmaakt van het programma International Chemical Environment (ICE) van de Europese chemische industrie. Macco Korteweg-Maris, beleidsmedewerker Veiligheid, Gezondheid en Milieu van de VNCI: ‘Bedrijven denken vaak dat ze dan bij een transportincident uit eigen beweging iets moeten doen, maar dat is niet zo. De publieke brandweer zal hen zo nodig om hulp vragen. Bij incidenten is tijd heel belangrijk. Via ICE weet de brandweer snel welk lokaal bedrijf te hulp kan schieten. In dit geval kantelde de tankwagen in het zicht van de chemielocatie Delfzijl en was al snel duidelijk welk bedrijf kon adviseren. De afwikkeling is probleemloos verlopen. Maar als de tankwagen halverwege de reis was gekanteld, was dat misschien anders geweest en was er met ICE tijdwinst behaald.’ Rozeboom van Teijin: ‘Naar aanleiding van het incident hebben we besloten om ons ook voor aniline bij ICE in te schrijven, een stof waar wij veel van af weten.’ p

juni 2009 Chemie magazine 17


ʸˇ˔˙ˇ˔ˍˇ˔ ˘˃ːʜ ʫːˆ˗˕˖˔ˋˇˇˎ ˃ˈ˘˃ˎ˙˃˖ˇ˔ ʱˎˋˇˊˑ˗ˆˇːˆ ˃ˈ˘˃ˎ ʤ˔˃ːˆ˕˖ˑˈ˔ˇ˕˖ˇː ʥˊˇˏˋ˕˅ˊ ˃ˈ˘˃ˎ

ʣˈ˘˃ˎ˕˖ˑˈˈˇː ʶˇ˔ˏˋː˃ˎ ʯˑˇ˔ˆˋˌˍ ʤʸ

ʸˎ˃˕˙ˇˉ ʓʔʏ ʖʙʚʔ ʲʹ ʯˑˇ˔ˆˋˌˍ ˙˙˙ʎ˃˖ˏˏˑˇ˔ˆˋˌˍʎːˎ ʶˇˎʜ ʒʓʘʚʐʕʚʛʔʚʛ ʨ˃˚ʜ ʒʓʘʚʐʕʚʛʔʙʒ ʥˑː˖˃˅˖˒ˇ˔˕ˑːˇːʜ ʴˋ˅ˍ ʮˇˇ˔ˋːˍ ʊʒʘʐʗʕʘʛʚʛʚʕʋ ʈ ʴˑː ˘˃ː ʸˇ˔ˍ ʊʒʘʐʗʓʓʔʖʒʒʖʋ ʣʶʯ ˋ˕ ˇˇː ˄ˇˆ˔ˋˌˈʎ


Actueel

Nieuwe hoogleraar Jan Willem Erisman:

Hoe kun je de stikstofcyclus het beste managen? ‘Het tegengaan van de klimaatverandering staat in de wereld hoog op de agenda. De aandacht gaat daarbij vooral uit naarr de vermindering van de CO2uitstoot, wat neerkomt op het managen van de koolstofcyclus. Err zijn echter ook k andere cycli in het spel, waaronderr de stikstofcyclus, die overigens weer een wisselwerking vertoont met de koolstofcyclus. Hoe kun je die stikstofcyclus het beste managen? Daarr doen we wetenschappelijk k onderzoek k naar’, zegt Jan Willem Erisman, sinds 1 mei bijzonderr hoogleraarr Integrale Stikstofproblematiek k aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam.

E

risman is ook unitmanagerr Biomassa, Kolen en Milieuonderzoek van het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN). Bij de faculteit Aard- en Levenswetenschappen van de VU gaat hij samen met anderen kennis en modellen ontwikkelen. Dit om de relatie tussen de stikstofcyclus en de koolstofcyclus beterr te begrijpen en zo de milieubelasting verderr te kunnen verminderen. ‘Neem bijvoorbeeld de landbouw. Daarr gebruik je stikstofmest om te zorgen dat gewassen beterr groeien, waarbij ze in feite meerr koolstof uit de lucht opnemen. Err is hierr dus sprake van een duidelijke relatie tussen de koolstof- en de stikstofcyclus. De vraag is dan vervolgens hoeveel stikstof je moet gebruiken en of je dit op de lange termijn kunt vasthouden, of dat dit alleen op de korte termijn kan. Ook is bekend dat de aërosolen (fijne druppeltjes met verontreinigingen in de lucht, red.) in de lucht 60% stikstofverbindingen bevatten en een koelende werking hebben, omdat ze zonlicht weerkaatsen. Daardoorr kan het managen van de stikstofcyclus, bijvoorbeeld doorr de stikstofuitstoot te verminderen, tot gevolg hebben dat de instraling van zonlicht toeneemt, waardoor het broeikaseffect wordt versterkt. Er zijn nog heel veel relaties tussen koolstof, stikstof en het klimaat die onzekerr zijn en naderr onderzoek behoeven.’

Ziekten en plagen Stikstofoxyden behoren ook tot de verzurende stoffen. Erisman: ‘De verzuring is de afgelopen decennia afgenomen, vooral doordat de uitstoot van zwaveldioxide drastisch is verminderd. Maarr de landbouw w draagt met ammoniak nog vrijwel onverminderd bij aan de verzuring en de stikstofoxyden doen dat ook nog steeds, zij het in mindere mate. Overigens is niet zozeerr de verzuring een probleem als wel de eutrofiëring: de stikstofver-

bindingen bemesten als het ware de planten. Bepaalde soorten nemen daardoorr in aantal toe en zeldzame plantensoorten verdwijnen. En dan is err nog het probleem van de uitspoeling van de stikstofverbindingen in de bodem. In natuurgebieden leidt dit weerr tot extra uitstoot van lachgas, een sterk broeikasgas. Ook neemt bij planten de verhouding tussen wortels en bladeren af. Doorr de ondiepe worteling zijn planten kwetsbaarderr voor ziekten en plagen. De vraag bij dat alles is: hoe kan je de stikstofcyclus het beste managen. Als je maatregelen neemt om de stikstofuitstoot verderr terug te dringen, welke neveneffecten hebben die dan?’ ECN en de VU werken al enige jaren

samen aan dit onderwerp. ‘ECN is meerr toepassingsgericht bezig en de VU zorgt voorr de wetenschappelijke onderbouwing’, aldus Erisman. Daarnaast voert de VU ook wetenschappelijke studies in opdracht uit. ECN en de universiteit gaan bijvoorbeeld voorr de UNEP (milieuorganisatie van de VN) de stikstofbelasting in de kustgebieden in de wereld bestuderen en maatregelen voorstellen voorr het verbeteren van de situatie in sterk geëutrofieerde gebieden. p

‘Veel relaties tussen koolstof, stikstoff en het klimaatt moeten we naderr onderzoeken’, steltt hoogleraarr Jan Willem Erisman

juni 2009 Chemie magazine 19


#

8]Zb^Z dcYZgodZ`i! dciYZ`i! egdYjXZZgi BZZg lZiZc4 3 lll#X]Zb^Z^hdkZgVa#ca

!!!

USBOTQPSUFSFO EPTFSFO NFOHFO CSFLFO (&3*$,& CFTDIJLU PWFS EF LFOOJT FO EF UFDIOJFLFO WPPS JFEFSF EFOLCBSF QSPDFTTUBQ PG UPUBBMPQMPTTJOH 8JK MFWFSFO BM NFFS EBO KBBS NBDIJOFT FO DPNQMFUF TZTUFNFO BMT PQUJNBMF UPFQBTTJOH JO TUPSUHPFE HFSFMBUFFSEF QSPDFTTFO 8JK CJFEFO V PO[F LFOOJT FO LXBMJUFJU JO DPN CJOBUJF NFU PO[F CFUSPVXCBBSIFJE FG¾ DJqOUF FO XFSFMEXJKEF TFSWJDF

) 3FHFOTEPSG )

%& 3JFMBTJOHFO 5

4JOHBQPSF 5

3 "SHFOUFVJM 3

/- $" )PFWFMBLFO 5

(# "TIUPO VOEFS -ZOF -BODBTIJSF 0- %+ 5


Actueel

DSM’s Eward Hofstede verkozen tot Plantmanager of the Year

‘Charismatisch, inspirerend en overtuigend’

De champagne vloeide rijkelijk toen jury-voorzitterr Jos Benders DSM’s Eward Hofstede uitriep tot Plantmanagerr of the Year. De 39-jarige plantmanagerr van de harsenfabriek in het Drentse Schoonebeek had een aantal leden uit zijn team meegenomen om de finale samen te beleven. En groot was de vreugde toen de keuze uiteindelijk op Hofstede bleek te zijn gevallen. De andere genomineerden, Jan-Jaap van derr Beij (Sabic Innovative Plastics, Bergen op Zoom) en Bart Leenders (Huntsman Holland, Rozenburg), reageerden sportief en feliciteerden hun opponent met de overwinning. De kandidaten waren van tevoren op hun werkplek bezocht door Jos Benders, VNCI-directeur Colette Alma en Spie-directeur Corr Kloet. Op basis van gesprekken met hun naaste medewerkers keek de juryy bij de uiteindelijke beoordeling vooral naarr de maatschappelijke betrokkenheid, het leiderschap en de communicatieve vaardigheden van de genomineerden. Op alle gebieden

scoorde Hofstede het hoogst. Volgens juryvoorzitterr Jos Benders is het ‘onwaarschijnlijk knap hoe hij met zijn managementteam in vierr jaarr tijd ingrijpende reorganisaties heeft doorgevoerd die zijn locatie deed veranderen van teleurstellende scores naarr “vlaggenschip”resultaten binnen de criteria, welke voorr een typische DSM Resins plantorganisatie gelden.’

Trots Ook Ben van Kooten, directeur van de businessgroep DSM Resins, is trots dat een van zijn medewerkers de titel in de wacht heeft gesleept: ‘Eward is een goed voorbeeld van vernieuwend leiderschap. Hij heeft DSM Resins in Schoonebeek in de interne beoordeling van DSM fabriekslokaties op het gebied van management, financieel beheer, veiligheid, gezondheid en milieu tot in de top 10 gebracht. Ook was hij de drijvende kracht achterr de bouw w van een nieuwe installatie waardoorr een aantal belangrijke milieu- en energie-

FOTO: ERIC DE VRIES

Begin juni is tijdens het jaarlijkse Deltavisie-congres in Rotterdam Eward Hofstede van DSM gekozen tot Plantmanagerr of the Year. De jury, onderr leiding van oud-Lyondell topman Jos Benders, was vol lof overr de managementcapaciteiten van de winnaar, die in vierr jaar tijd onderr meerr de veiligheids- en milieuprestaties van de harsenfabriek k in Schoonebeek k flink k wist te verbeteren.

Een voorbeeld d van vernieuwend d leiderschap

besparingsdoelstellingen van de fabriek zijn gerealiseerd.’ Eward Hofstede startte zijn carrière bij DSM in 1994 als process control engineer. Vanaf 2003 maakt hij deel uit van DSM Resins als projectmanager. In 2005 volgde zijn benoeming tot plantmanagerr bij DSM Resins in Schoonebeek. En vanaf 1 juli vervolgt hij zijn carrière binnen DSM als Global Directorr Manufacturing bij DSM Engineering Plastics. De verkiezing Plantmanagerr of the Yearr is een initiatief van het

blad Petrochem en de VNCI, in samenwerking met de Rotterdamse belangenbehartigingsorganisatie Deltalinqs en het Havenbedrijf Rotterdam. De wedstrijd wil bijdragen aan een positief imago van de Nederlandse procesindustrie doorr de inspanning en prestaties van plantmanagers op het gebied van onder andere veiligheid, gezondheid, milieu en productiviteit te benoemen en te waarderen. p

Eind mei stond de Chemie is overal-stand op het BCF Event in Amsterdam. De carrièrebeurs voor geïnteresseerden in een baan in de bio-, chemie-, food- en farma-industrie trok ruim tweeduizend belangstellenden. Chemici in opleiding Michael Welvaart (links) en Sven Grolleman kregen veel positieve reacties op de materialen in de stand. Zo vonden de dvd met de moodfilm ‘Chemie is overal’ (ook online beschikbaar), de brochures, buttons en de campagneansichtkaarten gretig aftrek.

juni 2009 Chemie magazine 21


t *# &* - )+ &.'') ! + ), 0 $!& % ' / $,*! !& & $,/ & '$ &

t &1! &$!"# #'*+ & *( )!& %' $!"# % + ($'*%! $ & & ) +! &*+ $$ +! *

)

" ) ) ) $!*

*)!! # '% & & # $' & # # # & # $"$ # ' & # " ! # " # # " , # % &' # %$"% # & # & & # & # # * &% # * &+ &" # - * #

' #' # !), t # $ ' #' $" t ' #' $! # % - $ $

' #' # !), t +++ ' #' $" t ($&( ' #' (

> G H = M B G B ">MM ª EFDSFBMJTUFO OM

8IBU T JO UIF QJQFMJOF JOEVTUSJBM QSPKFDUT NVMUJEJTDJQMJOBJSF TIVUEPXOT QSFGBCSJDBUJPO QJQJOH DPOTUSVDUJPO QJQJOH

/FEFSMBOE 5 #FMHJÑ 5

DPOTUSVDUJPO FRVJQNFOU

TUFBN USBDJOH

JOGP!NPC CW OM XXX NPC CW OM


Actueel

Neste Oil start bouw biodieselfabriek Neste Oil heeft eind mei op de Rotterdamse Maasvlakte de eerste steen gelegd voor een fabriek die per jaar 800.000 ton hernieuwbare diesel gaat produceren. De fabriek kost 670 miljoen euro en levert 100 banen op. Met behulp van de eigen NExBTL-technologie produceert het bedrijf op basis van onder andere palmolie schone diesel, die alles bij elkaar genomen 40% tot 80% minder CO2emissie oplevert dan conventionele diesel.

V.l.n.r.: Antonino Macri Pellizzeri (Technip Italy), Matti Lievonen (President & CEO Neste Oil), Juha Jokirinne (plantmanager Neste Oil Rotterdam), Jarmo Honkamaa (Deputy CEO & Executive Vice President Neste Oil).

Lanxess ontwikkelt brandstofbesparend rubber

EU zet in op energiezuinige autobanden Als de Raad van Europa deze zomerr groen licht geeft, moeten alle nieuwe auto’s vanaff 2011 voorzien zijn van brandstofbesparende banden. Daarnaast zullen in 2012 alle autobanden worden verkocht met een prestatielabel. Lanxess speelt err op in.

H

FOTO: L ANXESS

et Europees Parlement stemde onlangs in met een voorstel van de Europese Commissie om veilige, milieuvriendelijke banden verplicht te maken. De consument zou overr drie jaarr via een label het energieverbruik, de grip op een nat wegdek en de rolweerstand van alle autobanden kunnen beoordelen. De best presterende banden zullen worden verkocht als klasse A en de zwakste banden krijgen een klasse G-label. Als de Raad van Europa de beslissingen van het Europees Parlement goedkeurt, zullen vanaf 2012 alle Europese autobanden moeten voldoen aan de nieuwe eisen. Volgens de Europese Commissie kan het gebruik van brandstofbesparende banden leiden tot twintig procent minderr benzineverbruik en een aanzienlijke uitstootvermindering van CO2. Doordat de banden minderr rolweerstand hebben, verbruiken ze minder brandstof. Van belang is natuurlijk dat de grip op de weg daarr niet onderr lijdt. Overigens produceert synthetisch rubberproducent Lanxess het brandstofbesparende rubberr nu al. Het wordt onderr meerr verwerkt in de ‘groene’ banden van Michelin en Vredestein. p Meer informatie: www.lanxess.com juni 2009 Chemie magazine 23


Veiligheidsmanagement in chemiebedrijven vraagt om maatwerkoplossingen

Branchecatalogus heeft geen toegevoegde waarde

24 Chemie magazine mei 2009


Thema

D

e overheid heeft twee jaarr geleden de Arbeidsom mstandighedenwet, kortweg de Arbowet, gewijzigd. g Doel van deze operatie was om be edrijven en werknemers niet meerr met allerlei starre regels op te zadelen, maarr samen in goed overleg een veilig en gezond werkklimaa at te scheppen. In de Arbowet staat omschreven hoe h dat doel moet worden bereikt. De manierr waarop ligt in handen van werkgevers en werknem mers. Deze benadering zou moeten bijdragen aan maatwerk m en minderr regeldruk voorr bedrijven. Een van de maniere en waarop verschillende sectoren dit invullen is de e Arbocatalogus. Een boek met maatregelen dat we erkgevers en werknemers moet helpen veilig en gezzond te werken. Denk aan beschrijvingen van technieken en methoden, goede praktijkvoorbeelden, normen en praktische handleidingen. De afspra aken in de Arbocatalogus komen in de plaats van de huidige Arbobeleidsregels van de overheid. Die kom men perr 1 januari 2010 te vervallen. De VNCI ziet echterr weinig of geen toegevoegde waarde in een Arbo ocatalogus, stelt VNCI-beleidsmedewerkerr veiligh heid, gezondheid en milieu, Macco Korteweg Maris. ‘Daarvoorr is de sectorr in de eerste plaats veel te divers. En dat maakt het vrijwel onmogelijk om een catalogus te maken waar alle ondernemingen n ook écht iets aan hebben. Bovendien staat hett veiligheidsmanagement in chemische bedrijve en al op een hoog niveau. Ze nemen uitgebreide maatregelen, ook op Arbogebied, om een veilig en gezond werkklimaat te realiseren in het ka aderr van het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO). Veel veiligheidsvoorschriften vloeien re echtstreeks voort uit Europese wet- en regelgeving g. Het merendeel van de chemische bedrijven in on ns land, ruim 95 procent, valt hieronder. De overh heid ziet err nauwlettend op toe dat bedrijven deze regels r ook in de praktijk naleven. Daarr verandert na 2010, 2 als de Arbobeleidsregels komen te vervallen, helemaal niets aan.’

De chemische industrie is een sector met zeer uiteenlopende bedrijven die uitgebreide maatregelen nemen om een veilig en gezond werknemersklimaat te realiseren. Veel regels vloeien rechtstreeks voort uit Europese richtlijnen waarbij de overheid streng op de naleving toeziet. Veiligheidsmanagement in chemiebedrijven vraagt om maatwerkoplossingen. Daarom ziet de sector geen toegevoegde waarde in een branchecatalogus. Adriaan van Hooijdonk

FOTO: SHUTTERSTOCK

Veiligheidsnetwerken Daarr komt bij dat de e chemische industrie onderr de vlag van het mondia ale Responsible Careprogramma bezig iss om haarr prestaties, ook op arbeidsomstandigh hedengebied, continu te verbeteren. En dat is zekerr geen wassen neus, zoals in sommige kringen nog n wel eens wordt gedacht over dergelijke vrijwillige programma’s van het bedrijfs- e juni 2009 Chemie magazine 25


‘Chemie actief bezig met doelen Arbowet’ leven. Daarvoorr zorgt onderr meerr de externe verificatie doorr een onafhankelijk accountantsbureau waarr de VNCI dit jaarr mee van start gaat. Bovendien is de chemische industrie de trekkerr van de landelijk bekende veiligheids checklist aannemers (VCA). Daarvan is onlangs nog een speciale versie voorr de chemie verschenen, waarin onder meerr een gedragsprogramma vereist is voorr de aannemers die dagelijks in de fabrieken werken. Op gedragsgebied valt namelijk nog veel winst te behalen. Het spreekt voorr zich dat deze regels ook voor het eigen personeel gelden. Verderr heeft de VNCI in verschillende regio’s van het land de oprichting van veiligheidsnetwerken gestimuleerd. Daarin wisselen bedrijven onder meerr goede praktijken op het gebied van procesveiligheid met elkaarr uit. Maarr ook als err nieuwe wetgeving, bijvoorbeeld op het gebied van explosieveiligheid (Atex), gemaakt is, organiseert de vereniging bijeenkomsten om de leden te ondersteunen bij de invoering en naleving.

Actieve invulling ‘De chemische industrie geeft dus op alle fronten actief invulling aan de doelstellingen van de Arbeidsomstandighedenwet’, meent Macco Korteweg Maris van de VNCI. ‘Toch lijkt het erop dat andere partijen hierr niet altijd even goed van op de hoogte zijn. Neem bijvoorbeeld het algemeen overleg met ministerr Donnerr van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van begin dit jaar. Daarin riepen

onderr meerr Anja Timmerr van de PvdA A en Paul Ulenbelt van de SP de ministerr op om met name werkgevers in de chemiesectorr te verzoeken om alsnog tot een catalogus te komen. Daardoorr wekken ze de indruk dat de chemie het niet zo nauw neemt met de regels. En dat is niet terecht. Want uit verschillende onderzoeken, onderr andere van de Arbeidsinspectie, blijkt dat de branche een van de veiligste sectoren is om in te werken. Net als in andere sectoren van de economie vinden err incidenten plaats. Maarr die nemen wel af. En zelfs in een enquête van de FNV V binnen de chemische industrie uit januari en februari vorig jaarr antwoordde 90 procent van de 1370 deelnemers dat bedrijven voldoende maatregelen nemen om de mogelijke gevaren van gevaarlijke stoffen zo klein mogelijk te houden.’

Werkdruk toegenomen ‘Dat mag dan wel zo zijn’, reageert FNV-bestuurder Hermen Pol, ‘maarr het betekent dat een op de tien medewerkers vindt dat dat err niet voldoende maatregelen tegen gevaren genomen worden. En dat is hoog in een sectorr waarin de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen grote risico’s met zich meebrengt, voorr mensen binnen en buiten het bedrijf.’ Volgens Pol, van huis uit chemisch technoloog, is er doorr de chemische industrie op papierr een hoop geregeld om de veiligheidsrisico’s te minimaliseren. ‘En we hebben ook niet de illusie dat je hier met een Arbocatalogus nog iets aan toe kan voegen. Maarr waarr het ons om gaat is dat de werkdruk in de branche op een onverantwoorde manierr is toegenomen. Zo krijgen wij regelmatig signalen van onze kaderleden dat de afgelopen jaren de ploegbezetting sterk is teruggedrongen. En dan hoeft er maarr iets mis te gaan, of je hebt de poppen aan het e

Macco Korteweg Maris van de VNCI:

Dré Mevissen van Helm Chemicals:

’Eenzijdige benadering van de FNV’

‘Er is al zoveel vastgelegd’

Macco Korteweg Maris vindt de ervaringen van Hermen Pol in het noorden van het land zeer betreurenswaardig, net als het dodelijke ongeval bij Thermphos, maar stelt dat de FNV op basis van de gebeurtenissen en de uitkomsten van de enquête de gehele chemische industrie niet voor eeuwig moet generaliseren. ‘De laatste jaren heeft de sector op veiligheidsgebied een positie opgebouwd waar andere branches een puntje aan kunnen zuigen. En als Hermen Pol de cijfers van de Arbeidsinspectie in twijfel trekt, weet ik niet waar we dan onafhankelijke informatie vandaan moeten halen. Ook over de suggestieve vraagstelling in de enquête van vorig jaar heb ik zo mijn twijfels. Die begint met een grote foto met een mediterend persoon met de tekst ‘Hij gaat voor weinig stress, u ook?’ 26 Chemie magazine juni 2009

Adjunct-directeur Dré Mevissen van Helm Chemicals stelt eveneens dat ieder chemisch bedrijf in feite al een Arbocatalogus heeft. ‘Alle bedrijven die onder de BRZO en ARIE-regeling vallen moeten van de overheid een veiligheidsbeheersysteem (VBS) onderhouden. Daarin is alles op Arbogebied al geregeld. Alle bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken, moeten regelmatig een risico-inventarisatie en -evaluatie met een stappenplan maken. Wanneer dat is ingevoerd, voegt een Arbocatalogus niets meer toe.’ Volgens Mevissen biedt de huidige aanpak veel meer ruimte voor maatwerk en flexibiliteit. Een branchebrede Arbocatalogus is in zijn ogen zeker geen oplossing voor de toegenomen werkdruk waar de FNV mee schermt. ‘Daarvoor is de risico-inventarisatie en -evaluatie veel beter geschikt. Onderdeel hiervan is dat je regelmatig met werknemers overlegt over Arbozaken. Mochten ze problemen ondervinden door de werkdruk, dan ben je als ondernemer verplicht om hier iets aan te doen.’ Met de nieuwe Europese wetgeving op stoffengebied REACH gaat het Arbobeleid volgens hem nog een stuk verder. Zo moet de chemische industrie scenario’s opstellen waarin ze vastlegt hoe ze de blootstelling aan stoffen voor mens en milieu beheerst. Hierdoor wordt er hard gewerkt om de kwaliteit van de veiligheidsinformatiebladen nog verder toe te spitsen op de gebruiker.


FOTO: ERNST BODE

Thema

Annemarie van der Rest van Shell:

’Ploegbezetting stellen we nauwkeurig vast’ Manager veiligheid, gezondheid en milieu Annemarie van der Rest van Shell is geen voorstander van een Arbocatalogus op brancheniveau voor de chemische industrie. ‘Het lijkt een goede zaak voor industrieën met een single activititeit, zoals bijvoorbeeld de meubelmakers. Maar de chemische industrie werkt met zoveel verschillende chemicaliën, processen en contractors dat het onmogelijk is om tot een uniforme beschrijving te komen. Uiteraard hebben wij, net als andere petrochemische bedrijven, voor onze fabrieken uitgebreide veiligheids-, gezondheid-, en milieumanagementsystemen in gebruik. Dat zijn wij ook in het kader van de BRZO-wet en regelgeving verplicht. Het gaat om hele specifieke beschrijvingen en procedures waar andere bedrijven helemaal niets aan hebben. Overigens hebben we ook een Arbocatalogus gemaakt voor de Shell-bedrijven in Nederland.’ Ze benadrukt dat Shell de risico’s van alle fabrieken

nauwkeurig in kaart brengt. ‘Stel dat er een calamiteit plaatsvindt. De belangrijkste vraag voor ons is hoe we vervolgens de fabriek veilig uit bedrijf kunnen nemen. Daarbij kijken we heel nauwkeurig naar de hoeveelheid mensen die daarvoor nodig is. Daar stemmen we de ploegbezetting op af. Als er een brand uitbreekt, heb je mensen nodig die op verschillende plaatsen bijvoorbeeld kleppen gaan afsluiten. Om te bepalen hoeveel mensen daarvoor nodig zijn, werken de operators uit de fabriek nauw samen met de specialisten van de VGM-afdeling.’ ‘Maar het is zo’n gemakkelijk argument van de FNV om te stellen dat we met steeds minder mensen zouden zijn gaan werken. En het zou bijzonder knap zijn als de vakbond op afstand een gedegen risicoinventarisatie zou kunnen maken. Dat kan helemaal niet. Mensen van buiten het bedrijf hebben immers altijd een informatie-achterstand in vergelijking met eigen medewerkers.’ juni 2009 Chemie magazine 27


dansen.’ Daarbij gaat het volgens Pol met name om risico’s bij niet-beschreven situaties, zoals onderhoudsstops. ‘Dan lopen err veel externe mensen, veelal afkomstig uit het buitenland, rond op de fabrieken. Deze mensen komen uit een andere cultuurr en zijn minderr goed op de hoogte van de

Macco Korteweg Maris

‘Werkdruk op onverantwoorde manier toegenomen’ situatie bij een bedrijf. Uiteraard geldt err ook voor hen een batterij aan voorschriften, maarr die werken alleen als alles perfect verloopt. Err hoeft maarr een kleine verstoring op te treden en err ontstaan problemen. De procedures zijn err wel, maarr die kunnen niet worden nageleefd en daardoorr ontstaan risico’s met de kans op incidenten.’

Dré Mevissen

Maar uit recent onderzoek van de Arbeidsinspectie blijkt toch dat het aantal incidenten in de chemische industrie flink is gedaald? ‘Dat wil ik nog wel geloven, maarr als err in de chemische industrie een incident plaatsvindt, is het veiligheids-, en gezondheidsrisico bovenmatig groot. Ik ben zelf ruim zes jaarr bestuurderr geweest bij een

groot chemiebedrijf in het noorden van het land. Daarr heb ik twee ongevallen meegemaakt, beide met dodelijke afloop. Verderr hebben we een aantal jaren geleden een enquête onderr onze leden in de chemie in de Botlek gehouden. Daaruit bleek dat het aantal incidenten bij de officiële instanties veel lagerr was, dan onze leden zelf hadden ervaren. Kortom, niet alle incidenten worden gemeld.’ Volgens Hermen Pol ziet de FNV V geen toegevoegde waarde in een Arbocatalogus waarin op een zeer gedetailleerde manierr allerlei zaken op het gebied van procesveiligheid staan beschreven. ‘Daarr is het ons ook nooit om te doen geweest. Maarr wij willen wel graag afspraken maken overr hoe je err voorr kunt zorgen dat je risico’s als gevolg van factoren die niets met procesveiligheid hebben te maken, kunt minimaliseren.’ Waarom is dat niet gelukt? ‘Ik begrijp wel dat de chemische bedrijven hierr niet aan willen. Stel dat je tot de conclusie zou komen dat de ploegbezetting inderdaad te laag is, en omdat je de voorschriften wilt naleven, err een mannetje bij moet. Dan grijp je in op een proces dat zou kunnen leiden tot kostenverhogingen. Toch begrijp ik het niet, want het aandeel van de loonkosten in de chemie, in verhouding met de andere productiefactoren, zoals de installaties, is niet zo groot.’

Directeur Rob de Ruiter van Thermphos:

’De klap is keihard aangekomen’ In de nacht van 14 op 15 mei werden twee vaste krachten van fosforproducent Thermphos in Vlissingen-Oost onwel toen zij aan het werk k waren in een oven. Bewusteloos werden ze naarr het ziekenhuis gebracht waarr ze dezelfde dag overleden. ‘Ongeloof en verdriet overheersen nog steeds. De klap is keihard aangekomen’, aldus directeurr Rob de Ruiter.

’T

wintig dagen zonderr ongevallen’, staat err op het bord bij de ingang van Thermphos in Vlissingen-Oost. Het is dan ook nog maarr kort geleden sinds twee ervaren medewerkers van het bedrijf tijdens onderhoudswerkzaamheden onwel werden en vervolgens om het leven kwamen. Directeurr Rob de Ruiterr is nog steeds zichtbaarr aangeslagen doorr het noodlottige ongeval. Zorgvuldig formulerend, op zachte toon, zoekend naarr de juiste woorden, vertelt hij wat er is gebeurd. ‘Twee van onze mensen waren bezig om een plaat naarr de bodem van een oven, waarin we fosforr produceren, te takelen. De oven, zes meterr hoog en tien meterr breed, was een aantal weken buiten gebruik geweest voorr onderhoud. Zo is onderr meer 28 Chemie magazine juni 2009

de bekleding van de wanden gerepareerd. In die periode hebben veel verschillende mensen in die oven gewerkt. Op het moment van het ongeval was een medewerkerr de oven ingegaan om de plaat los te koppelen. Opeens voelde hij zich niet goed worden. Hij waarschuwde zijn collega, die ook op weg naarr beneden was om hem te gaan helpen met het karwei. Die kon op tijd naarr boven komen, maarr zelf is hij waarschijnlijk halverwege van de ladderr gevallen. Err is alarm geslagen en een derde collega is naar beneden gegaan om zijn gevallen collega te zoeken. Die collega is ook onwel geworden. De inmiddels gearriveerde bedrijfshulpverleners zijn vervolgens met perslucht de oven ingegaan om hun twee collega’s te redden. Maarr dat heeft uiteindelijk allemaal niet mogen baten.’

Weet u al meer over de oorzaak van het ongeval? In de media werd gesproken over een fosfinevergiftiging als gevolg van vaten met afval die in de oven zouden hebben gestaan. ‘Die informatie is niet van ons afkomstig en in iederr geval niet juist. Veel meerr kan ik err nu niet overr zeggen. Err loopt een strafrechtelijk onderzoek en de Arbeidsinspectie is zekerr nog een half tot driekwart jaarr bezig om de oorzaak te bepalen. Op dit moment houden we met alle mogelijkheden rekening. Daarom hebben we ook TNO, dat bekend staat als een deskundige, onafhankelijke partij, gevraagd om de oorzaak te achterhalen. Het spreekt voorr zich dat we dit nooit, maarr dan ook nooit meer willen meemaken. De klap is bij iedereen keihard aangekomen. Uiteraard ook bij mij persoonlijk. Ik kreeg om half twee ’s nachts een telefoontje, ben meteen in de auto gesprongen en hierr naarr toe gereden.’ En wat trof u aan? ‘Een ploeg die volledig van slag was. Ongeloof en verdriet. Dat

gold en geldt ook voorr mij. Het frustrerende is dat je helemaal niets kunt doen, wanneerr je aankomt. Tientallen keren hebben we de meest uiteenlopende noodscenario’s geoefend, maar daarr heb je in zo’n geval helemaal niets aan’ ‘De enige beslissing die je op dat moment moet nemen, is bepalen wanneerr je de familie van de slachtoffers gaat inlichten. Een heel emotioneel moment. Daar kun je je niet op voorbereiden. Op zo’n moment heb je helemaal niets aan communicatieplannen, draaiboeken of scenario’s. De mens staat dan centraal.’ En de rest van het personeel? ‘Al onze mensen hebben we ’s morgens vroeg opgevangen in de kantine en geïnformeerd. Dat was erg emotioneel. De slachtoffers waren ervaren krachten die al jaren bij ons werkten. Veel collega’s kenden hen persoonlijk. Voorr de ploeg waarin het ongeval gebeurd is en de hulpverleners hebben we direct opvang geregeld. De volgende ochtend konden ze hun verhaal kwijt bij de bedrijfsarts, een


Thema

Hoe gaat de FNV nu verder? ‘Inmiddels zijn wij een tweede enquête aan het voorbereiden die binnenkort onderr de leden wordt verspreid. Daarin proberen we met name te achterhalen of de werkdruk inderdaad zo sterk is toegenomen en wat voorr gevolgen dat heeft. Of het kabinet werkgevers gaat dwingen om een Arbocatalogus te maken, is overigens nog maarr de vraag. Dat betekent dat de FNV V nog twee opties

heeft. In de eerste plaats kunnen we het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid erop wijzen dat de chemische industrie haarr afspraak niet nakomt. En dat betekent dat de Arboregels in 2010 voorr de sectorr dus niet komen te vervallen. In de tweede plaats kunnen we proberen om bepaalde Arbo-onderwerpen in de komende cao-trajecten mee te laten lopen.’ p

Annemarie van derr Rest

Paul Ulenbelt van de SP:

‘Arrogantie multinationals voorkomt Arbocatalogus’

traumapsycholoog en mensen van slachtofferhulp. Het heeft overigens een tijd geduurd voorr iedereen met de verwerking van het ongeval kon beginnen. De begrafenis vond veel laterr plaats dan normaal, omdat de lichamen van de slachtoffers nog moesten worden onderzocht doorr het Nederlands Forensisch Instituut. Dat onderzoek naarr de mogelijke doodsoorzaak heeft best lang geduurd. Onderr andere omdat er rekening mee gehouden werd, dat err fosfine in het spel was geweest en daarr in Nederland vrijwel geen ervaring mee is. Reden waarom de overheid ook Duitse specialisten heeft ingeschakeld. Onze mensen waren massaal aanwezig bij de begrafenissen om hun collega’s de laatste eerr te bewijzen. Dat was erg aangrijpend. ’ Heeft de hoge werkdruk in de chemie, waar de FNV regelmatig mee schermt, mogelijk een rol gespeeld bij het ongeval? ‘Daarr is hierr absoluut geen sprake van. Doorr de economische crisis hebben wij werktijd-

Ze zouden juist hun kennis en ervaring ter beschikking moeten stellen aan de kleinere bedrijven. De Arbo-catalogus komt in de plaats van wetgeving. Anders zouden er helemaal geen regels op arbogebied gelden. En dat kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn.’ Volgens Macco Korteweg Maris verwart Paul Ulenbelt doel en middel. ‘Het doel is veilige en gezonde arbeidsomstandigheden en niet het aantal Arbocatalogi. En het vervallen van de beleidsregels is in mijn ogen echt geen drama. De chemische industrie doet al veel meer dan in de regels staat. Maar daar heeft niemand het over.’

FOTO: BAS STOFFELSEN

‘De arrogantie van de multinationals voorkomt dat er een branchebrede Arbocatalogus tot stand komt’, meent het Tweede Kamerlid voor de SP Paul Ulenbelt. Het voormalig hoofd bureau beroepsziekten van de FNV heeft geen begrip voor de opstelling van de chemische industrie. ‘Waar het om gaat is dat een meerderheid van de Tweede Kamer begin 2007 voor de liberalisering van de Arbowetgeving heeft gekozen. De sociale partners moeten dat met elkaar regelen. Het argument van de chemische industrie dat er bij bedrijven verschillende situaties zijn, laat onverlet dat er wettelijke regels op VGM-gebied moeten worden nageleefd. De grote chemische bedrijven hebben op dat gebied hun zaakjes wel goed voor elkaar.

Paul Ulenbelt

Directeurr Rob de Ruiterr van Thermphos

verkorting aangevraagd. En gekregen. De mensen hadden dus alle tijd om onderhoud aan de oven te plegen.’ Denkt u dat de overheid het ongeval zal aangrijpen om nog meer regels op te stellen voor de chemie?

‘Dat weet ik niet. Het zal natuurlijk ook van de conclusies van het onderzoek afhangen. In zijn algemeenheid is het natuurlijk wel zo dat de wetgeverr de chemie nu al steeds meerr de richting van nog meerr regels opstuurt. Maarr wat krijg je dan? Mensen die zich bij gevaarlijke situaties afvragen

welke regel van toepassing is. Daarbij kunnen ze de mogelijke risico’s uit het oog verliezen. In theorie kun je voorr alle gevaarlijke situaties regels opstellen, maarr in de praktijk werkt dat niet altijd.’ p

juni 2009 Chemie magazine 29


Jan van de Kolk over CO2-rechten:

‘Gratis maar zeker niet cadeau’ De Nederlandse chemische industrie lijkt voor het overgrote deel in aanmerking te komen voor gratis CO2-rechten, zo blijkt uit een rapport dat is opgesteld in opdracht van de VNCI. Samensteller Jan van der Kolk van Van der Kolk Consultancy: ‘Gratis rechten klinkt lekker makkelijk, maar die worden wel vastgesteld op basis van de prestaties van de beste jongetjes in de klas. Als je daar niet aan kunt voldoen, moet je toch rechten bijkopen.’ Joost van Kasteren 30 Chemie magazine juni 2009


Interview

FOTO: CASPER RIL A

misch aantrekkelijk wordt om de productie naarr het buitenland te verplaatsen. Een andere mogelijkheid is dat afnemers hun halffabricaten voortaan van buiten de EU halen, omdat daarr geen prijskaartje hangt aan de uitstoot van CO2. Dat terwijl de uitstoot perr eenheid product mogelijk hogerr is dan in de Nederlandse chemische industrie, die ‘‘zoals bekend’’ behoorlijk efficiënt fi omgaat met energie. De verplaatsing van productiecapaciteit naarr landen zonderr CO2beprijzing noemen we carbon leakage. De mate waarin een bedrijfstak daaraan wordt blootgesteld, de exposure, bepaalt of je in aanmerking komt voorr gratis CO2-rechten.’

H

et rapport draagt de wat mysterieuze titel ‘Exposure to carbon leakage of the chemical industryy in the Netherlands’. Wat wordt bedoeld met – letterlijk vertaald – het ‘weglekken’ van koolstof? Van derr Kolk: ‘Carbon leakage is een term die gebruikt wordt voorr een van de effecten, die voortvloeien uit het beprijzen van CO2-emissies. De Europese Commissie heeft bepaald dat vanaf 2013 CO2-emissierechten worden geveild: het ETS, ofwel het Emission Trading System. Als bedrijven moeten gaan betalen voorr het recht om CO2 uit te stoten, bijvoorbeeld omdat ze emissierechten moeten aankopen, heeft dat effect op de kostprijs van hun producten. Dat effect kan zo groot zijn, dat het econo-

Kun je die exposure - die blootstelling wel objectief vaststellen? Die is toch van veel meer factoren afhankelijk dan de kosten van CO2? Van derr Kolk: ‘Om de blootstelling te bepalen, hanteert de EU twee afzonderlijke criteria, of een combinatie daarvan. Een ervan is de kosten van CO2-emissie als percentage van de bruto toegevoegde waarde en een anderr criterium is de handelsintensiteit, zeg maarr de waarde van import en export van en naarr landen buiten de Europese Unie. Een derde criterium, als je het zo kunt noemen, is een combinatie van beide criteria. Om vast te stellen of een bedrijfstak voldoet aan de criteria baseert de Europese Unie zich op openbare gegevens. Het unieke van de VNCI-studie is dat de kosten van CO2-rechten, als percentage van de bruto toegevoegde waarden, zijn gebaseerd op individuele bedrijfsgegevens.’ ‘Als de kosten van CO2-emissie ten minste 30 procent van de bruto toegevoegde waarde bedragen, dan komt een bedrijfstak in aanmerking voor gratis emissierechten. Hetzelfde geldt voorr de handelsintensiteit. Als die hogerr is dan 30 procent dan komt een bedrijfstak eveneens in aanmerking voorr gratis emissierechten. Bij de combinatie van beide criteria moeten de kosten van CO2-emissie ten minste vijf procent van de bruto toegevoegde waarde zijn en moet de handelsintensiteit meerr dan tien procent bedragen.’ En? Voldoet de chemische industrie daaraan? Van derr Kolk: ‘In feite wel, maarr daar moet ik meteen een aantal kanttekeningen bij maken. Als je alleen naar het eerste criterium kijkt dan variëren de CO2-kosten voorr de onderzochte bedrijven tussen twee en 300 procent van de bruto toegevoegde waarde. Voorr alle bedrijven samen schommelen ze rond de 30 procent. Als je kijkt naarr subsectoren dan zitten de orga-

nische basischemicaliën daarr iets onder, terwijl de kunstmest daar, met meerr dan 100 procent, ruim boven zit. Belangrijk is op welk niveau je naar een subsectorr kijkt, het driecijferige of viercijferige niveau van de SBI-code van het CBS (NACE-code in EU-jargon). In de EU-wetgeving is daarvoor geen eenduidige regel opgenomen.’ Maar je weet toch nog niet hoeveel de CO2-emissie gaat kosten? Van derr Kolk: ‘Voorr de berekeningen gaan we uit van 30 euro perr ton CO2, zoals voorgeschreven doorr de Europese Commissie voorr deze berekeningen. Voorr de Nederlandse bedrijven in de chemie die aan emissiehandel deelnemen, zou dat neerkomen op een extra kostenpost van 630 miljoen euro perr jaar. Voorr de gehele chemische industrie is dat nog meer, vanwege de doorbelasting van CO2 -rechten doorr de elektriciteitssector, die geen gratis rechten krijgt. Maarr we kunnen inderdaad niet voorspellen wat de prijs voorr CO2-rechten is, want die wordt doorr de markt vastgesteld. De schattingen lopen uiteen van 20 tot 75 euro perr ton. Een bijkomende factorr is dat de beschikbare totale hoeveelheid CO2-rechten jaar op jaarr kleinerr zal worden om de doelstelling van 20 procent reductie in 2020 te realiseren. Je kunt wel ongeveerr uitrekenen wat die krimp voor gevolgen zal hebben op de prijs van CO2, maarr ook daarr heb je te maken met allerlei onzekerheden. Veel zal afhangen van de vraag of de economie weerr aantrekt. Als de vraag naarr producten van de chemische industrie weerr gaat stijgen, ontstaat err eerder krapte aan CO2-emissierechten dan wanneerr de economie de komende jaren flauw w blijft.’ Een aantal subsectoren zou dus onder de 30 procent CO2-kosten van de toegevoegde waarde kunnen zakken. Hoe zit het met het criterium handelsintensiteit? Van derr Kolk: ‘De handelsintensiteit van de chemische industrie ligt tussen de vijftien en 50 procent, afhankelijk van de subsector. Deze cijfers zijn gecorrigeerd voorr her-export, dat zijn chemicaliën die in Nederland worden geïmporteerd, maarr direct weerr worden geëxporteerd (vooral via de Rotterdamse haven). Het aandeel herexport is hoog, wat overigens ook gevoeligheid voorr concurrentie uit het buitenland laat zien. Uit een analyse van Adviesbureau CE blijkt dat vrijwel alle subsectoren in de chemische industrie uitkomen boven de 30 procent handelsintensiteit, met uitzondering van de subsectorr basischemicaliën, kunstmest, plastic en rubber.’ Als ik het even samenvat, komt het erop neerr dat een aantal subsectoren e juni 2009 Chemie magazine 31


Interview

‘Bedrijven moeten stevig aanpoten om aan prestatie-eis te voldoen’ net wel of net niet voldoet aan het eerste criterium: de CO2-kosten bedragen meerr dan 30 procent van de bruto toegevoegde waarde en een aantal subsectoren voldoet net wel of net niet aan het tweede criterium: een handelsintensiteit van 30 procent. Alle subsectoren voldoen wel aan het combinatiecriterium van vijf procent toegevoegde waarde en tien procent handelsintensiteit. Geen wolkje aan de lucht dus? Van derr Kolk: ‘Ja en nee. De handelsintensiteit ligt voorr alle subsectoren boven de tien procent, zowel op driecijferig als viercijferig SBI code-niveau

(op één uitzondering na op viercijferig niveau). De CO2-kosten, als percentage van de bruto toegevoegde waarde, liggen voorr alle subsectoren waarvoorr we dat zichtbaarr kunnen maken boven de vijf procent. Sommige sectoren bevatten echterr zo weinig bedrijven die deelnemen aan emissiehandel dat we die cijfers niet openbaarr kunnen maken. Overigens kun je in geval van twijfel nog een kwalitatief assessment uitvoeren.’ Wat is dat? Van derr Kolk: ‘Om te voorkomen dat een bedrijfstak de dupe wordt van een gebrek aan gegevens of een bedrijfstak nèt onderr de grenswaarden uitkomt, kun je via een kwalitatieve analyse aannemelijk proberen te maken, dat je concurrentievermogen ten opzichte van niet-EU- leveranciers wordt aangetast doorr de kosten die je moet maken om CO2 uit te mogen stoten. In deze studie hebben we dat

onderr andere gedaan voorr krakers als voorbeeld (want ook de krakers zitten in een subsectorr die voldoet aan de grenswaarden). De belangrijkste producten ervan, de basischemicaliën ethyleen en propyleen zijn onderzocht. Strikt genomen is de handelsintensiteit daarvan gering omdat ze vrijwel niet worden verhandeld met landen buiten de Europese Unie. Hun polymeren, poly-ethyleen en poly-propyleen, zijn echterr wel gemakkelijk te transporteren en te verhandelen. Zou de productie van ethyleen en propyleen duurder worden als gevolg van het CO2-beleid van de EU, dan wordt het voorr de afnemers interessant om de polymeren in te voeren vanuit bijvoorbeeld het Midden-Oosten. We hebben uitgerekend dat dat interessant wordt bij een prijs van 40 - 48 euro perr ton CO2. Als je zo’n keteneffect plausibel kunt maken, dan kan dat een reden zijn om gratis emissierechten toe te wijzen.’ Al met al toch een gunstige uitkomst voor de Nederlandse chemische industrie: waarschijnlijk vrijwel industriebreed gratis emissierechten? derr Kolk: ‘Gratis rechten klinkt alsof je een cadeautje krijgt van de Europese Commissie. In de praktijk is dat natuurlijk niet zo. De hoeveelheid rechten die een bedrijf krijgt, zal zijn gebaseerd op een benchmark van de energie efficiency: wie het best presteert, krijgt de meeste gratis rechten. Zoals het err nu naarr uit ziet, wordt die benchmark vrij stevig aangezet en moeten de meeste bedrijven stevig aanpoten om aan de prestatie-eisen te voldoen. Lukt ze dat niet, dan krijgen ze naarr verhouding minderr rechten en zullen ze alsnog rechten moeten kopen. En vergeet ook niet de daling van het totaal aantal beschikbare rechten in de loop van de tijd: err valt steeds minderr te verdelen’ p

Onderzoek onder 21 bedrijven

VNCI wil opbrengst veiling investeren in vernieuwing

Het rapport ‘Exposure to carbon leakage’ is gebaseerd op een onderzoek onder 21 bedrijven die vanaf 2013 deelnemen in het ETS (Emission Trading System). Ze vertegenwoordigen 13,7 megaton CO2 aan directe uitstoot en 7,1 megaton aan indirecte uitstoot, dat wil zeggen in de vorm van elektriciteit en warmte die ze van derden betrekken. Daarmee dekken ze ongeveer 90 procent van de directe CO2-emissies die voor de periode 2008-2012 zijn toegewezen. Alle bedrijven zijn SBI/ NACE-code 20 (chemische industrie) of 21 (farmaceutische industrie). Om uit te rekenen welk percentage van de Bruto Toegevoegde Waarde moet worden besteed aan CO2-kosten, is gebruik gemaakt van gegevens van de bedrijven zelf, over 2007. Voor het berekenen van de handelsintensiteit zijn gegevens van het CBS gebruikt. Het onderzoek is uitgevoerd door Van der Kolk Consultancy in samenwerking met adviesbureau CE in Delft en KPMG Sustainability.

De onafhankelijke studie naar de blootstelling van de Nederlandse chemische industrie aan carbon leakage laat zien dat een significant aantal bedrijven kwetsbaar is voor concurrentienadeel als gevolg van de voorgenomen emissiehandel in CO2-rechten. Die kwetsbaarheid blijft, ook als de bedrijfstak gratis emissierechten krijgen toegewezen. Immers ook goed presterende bedrijven zullen een deel van hun emissierechten moeten kopen. Naarmate de CO2ruimte krimpt, zal dat deel steeds groter worden. Innovatie is essentieel om te komen tot een duurzame ‘low carbon’ economie. Nieuwe processen en producten moeten de komende decennia leiden tot een substantiële verlaging van emissies. Om dat voor elkaar te krijgen, moeten bedrijven niet alleen concurrerend kunnen opereren, maar moeten ze ook de ruimte hebben om te investeren. De VNCI pleit er dan ook voor om een substantieel deel van de veilingopbrengsten van het European Trade System te oormerken voor het investeren in vernieuwing.

32 Chemie magazine juni 2009


Olifanten eten duizenden bomen kaal Ze kunnen niet leven zonder hun omgeving te beschadigen. Maar u wel. Met bewezen sustainability management software van SAS. www.sas.com/nl


Tandarts als

De behandelkamer van de tandarts heeft veel overeenkomsten met een chemisch lab. Zelfs de meest eenvoudige reparaties aan ons gebit gaan gepaard met chemie. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er tijdens de studie tandheelkunde veel aandacht is voor het vak chemie. In het lab van de tandarts worden ter plekke allerlei chemische processen in gang gezet en producten gemaakt. Zo worden tandgaatjes gevuld met 34 Chemie magazine juni 2009

legeringen van amalgaam of composiet. De kwikverbindingen of de verbindingen tussen het kunsthars met glas/kwarts worden direct na verhitting in de mond aangebracht. De dampen die tijdens dat chemische proces vrijkomen, worden door de tandartsassistent direct afgezogen. In de tandartspraktijk gelden uiteraard strenge arbo-regels voor het werken met gevaarlijke stoffen. Een trend waarbij chemie een grote rol speelt, is dat steeds meer mensen

hun tanden bij de tandarts laten bleken. Bij het bleken wordt een hoge concentratie waterstofperoxide (3035%) gebruikt in de vorm van een vloeistof of gel. Vervolgens wordt de bleekreactie door warmte of licht versneld. De tandarts brengt een rubberen lapje aan om het tandvlees te beschermen en daarna wordt elke vijf tot tien minuten waterstofperoxide ververst. p


chemicus

juni 2009 Chemie magazine 35


Snelle en effectieve techniek oorr bodemsanering

Chemie h aan met chemie In-Situ Technieken timmert aan de weg met In-Situ Chemische Oxidatie (ISCO) voor een snelle en forse verbetering van de bodemkwaliteit. Met Fenton’s Reagens, waterstofperoxide of persulfaat blijven van allerlei vervuilende koolwaterstoffen alleen water en koolzuur over. Harm Ikink

V

oorr ir. Wim Plaisier, directeur van In-Situ Technieken, is chemische oxidatie bij uitstek de techniek voorr snelle bodemreiniging van chemische verontreinigingen: ‘Met biologische technieken ben je al gauw w maanden of jaren bezig. Met onze techniek kun je binnen een paar weken klaarr zijn.’ Hij voegt eraan toe het eigenlijk wel heel leuk te vinden ‘dat je een chemisch proces gebruikt om chemische verontreinigingen aan te pakken’. Chemische oxidatie staat als reinigingstechniek op de kaart sinds duidelijk is geworden dat volledige reiniging van vuile bodems een illusie is. Ook voorr de wetgeverr is het uitgangspunt niet langerr dat vervuilde grond weerr volledig in de ‘natuurlijke’ toestand teruggebracht moet worden. Daarmee werd sanering met in-situ technieken - het terr plaatse saneren van de verontreiniging - een zinvolle optie. Plaisier: ‘Je kunt daarr eigenlijk perr defi finitie geen honderd procent reiniging mee bereiken, omdat je geen volledige controle hebt overr wat zich in de bodem afspeelt. Maarr als je het slim aanpakt, kun je wel in korte tijd heel verr komen. Met snelle bronbestrijding haal je de angel uit het vervuilingsprobleem en kun je verdere verspreiding een halt toeroepen’. In-Situ Technieken werkt in

36 Chemie magazine juni 2009

Wageningen al sinds 2000 aan de ontwikkeling van de chemisch oxidatieve reinigingstechnologie; volgens Plaisierr was het bedrijf de eerste van Europa. Sinds drie jaarr is In-Situ Technieken, waarr inmiddels achttien mensen werken, onderdeel van ARCADIS Nederland.

Staalkaart Bij ISCO worden verontreinigde bodems terr plekke gesaneerd door een oxidatiemiddel in te brengen. Vaak is dat waterstofperoxide, in combinatie met een katalysator, zoals ijzer(II)sulfaat. In die combinatie spreekt men van Fenton’s reagens, waarvan de werking al in 1894 werd beschreven doorr de Britse chemicus H.J.H. Fenton. Ir. Tessa Pancras, projectleiderr bij In-Situ Technieken licht toe dat de kracht van het Fenton’s reagens te danken is aan de vorming van zeer reactieve vrije hydroxylradicalen. Deze zijn in staat aromatische ringen, dubbele bindingen of heterocyclische molecuulgroepen open te breken. Onderr de juiste omstandigheden worden uiteindelijk alle koolstof-koolstof en koolstof-waterstof bindingen verbroken en vindt volledige omzetting plaats tot koolstofdioxide, zuurstof en water. Ook ozon, persulfaat en permanganaat zijn geschikte oxidatiemiddelen.

In-Situ Technieken richt zich de laatste jaren met name op de reiniging van (petro)chemische fabrieksterreinen. ‘Doorr de juiste keuze van oxidatiemiddel en hulpstoffen is ISCO geschikt voorr allerlei typen oplosmiddelen en monomeren’, zegt Pancras’ collega, drs. Steven Boogert. ‘We hebben inmiddels zicht op een hele staalkaart aan verbindingen die je met chemische oxidatie kunt aanpakken’. In-Situ Technieken werkt daarbij nauw samen met de sectie Milieutechnologie van Wageningen Universiteit en Researchcentrum, waarr het bedrijf overr laboratoriumfaciliteiten beschikt. Wim Plaisierr stelt dat In-Situ Technieken daarmee een bijzondere positie inneemt, die de chemische sectorr zou moeten uitbuiten. ‘Industriele chemici weten altijd heel goed met een stof om te gaan, zolang het om chemische productie gaat. Maarr als er eens een keerr iets de grond in loopt staan ze met de handen in het haar. Eigenlijk is dat opmerkelijk.’ Juist de bundeling van de productkennis van de industrie met de saneringskennis van In-Situ Technieken leidt volgens Plaisierr tot optimale bestrijding van de vervuiling. Hij gaat die samenwerking graag aan. ‘Het aanpakken van minderr bekende vervuilingen is voorr ons een interessante uitdaging, naast standaardsaneringen bij spills van per, tri, benzeen of minerale olie’

Succesvolle sanering De afgelopen jaren resulteerde de aanpak van In-Situ Technieken in succesvolle sanering van onderr andere het voormalige BASF-terrein in de Kleefse Waard in Arnhem en het terrein van INVISTA A (voorheen DuPont) aan de Baanhoekweg in Dordrecht. Bij BASF ging het om een vervuiling van styreen onderr de vroegere latexfabriek. Het bedrijf wilde de grond op


Kennis en ervaring

professionele wijze gesaneerd opleveren na het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten. Plaisierr vertelt dat in Arnhem een combinatie van technieken is toegepast: bodemluchtonttrekking voorr de vervluchtiging van de verontreiniging, chemische oxidatie voorr de eerste snelle afbraak en ten slotte biologische sanering voorr het verwijderen van de laatste resten. Tijdens de sanering was het gebied voortdurend in gebruik, onderr andere voorr de vestiging van nieuwe bedrijven. Inmiddels zijn houtveredelaar Titan Wood en Helianthos, fabrikant van zonnecelfolie, op het voormalige BASF-terrein actief. Een recent project van In-Situ Technieken is de sanering bij INVISTA in Dordrecht. Na overname van DuPonts installaties doorr INVISTA bleek de bodem vervuild met THF (tetrahydrofuraan), een oplosmiddel gebruikt bij de productie van THERATHANE® (een halffabricaat voor onderr andere de productie van LYCRA®-vezels). In mei van dit jaar werd met succes Fenton’s reagens toegepast om de belangrijkste vervuiling aan te pakken. Plaisierr verwacht dat het vervuilde terrein in 2010 schoon kan worden opgeleverd.

Finetuning De sanering van THF was nieuw w en is daarom een goed voorbeeld van de manierr waarop In-Situ Technieken te werk gaat. Het begint vrijwel altijd met een laboratoriumanalyse van bodemmonsters op grond waarvan een plan van aanpak wordt gemaakt. Met afbraakproeven in het lab worden verschillende combinaties van oxidanten en hulpstoffen getoetst, waarna de ‘receptuur’ wordt bepaald. Steven Boogert: ‘De kunst is om vervolgens in de praktijk de finetuning te beheersen. Wat gebeurt err in de bodem? Wat is de buffercapaciteit, hoe

FOTO:RINIE BOON

pakken e spelen heterogeniteiten een rol, wat gebeurt err in de matrix van - onder andere - minerale deeltjes. Als je zicht hebt op al dat soort aspecten kun je tot een optimale toepassing van InSitu Chemische Oxidatie komen. Snel, effectief en met minimale inzet van reagentia.’ De uiteindelijke full scale sanering is vaak slechts een kwestie van enkele weken. Voorr het volledige traject, van aanvraag tot sanering, moet een opdrachtgeverr ongeveerr een halfjaar rekenen. Plaisier: ‘Dat heeft vooral te

maken met aanbestedingsprocedures en vergunningverlening, die meerr tijd vergen dan men graag zou willen. Technisch gezien kan het een stuk sneller.’ De relatief korte periode van daadwerkelijke sanering maakt dat de techniek relatief makkelijk is in te passen in de bedrijfsvoering van een chemische plant. ‘Je kunt je voorstellen dat we tijdens een shut down het terrein op komen en dat de bodem gesaneerd is tegen de tijd dat de installaties weerr in gebruik worden genomen.’ p

INVISTA milieucoördinatorr Marleen de Groot en Wim Plaisierr van In-Situ Technieken

Proeftuin In-Situ Chemische Oxidatie (ISCO) heeft de laatste vijf jaarr een vaste plaats in het scala van saneringstechnieken verworven. In het kielzog van In-Situ Technieken uit Wageningen brengen verschillende andere bedrijven de technologie inmiddels naar de markt. De focus ligt daarbij vooral op het verwijderen van vervuilingen van gechloreerde koolwaterstoffen, PAK’s, BTEX X en minerale olie. Om de toepassing van ISCO te stimuleren ging eind 2006 het project Holland In-Situ Proeftuin (HIP) van start. Dit is een initiatief van de kennisorganisaties SKB (Stichting Kennisontwikkeling Kennisoverdracht Bodem) en TNO Bouw w en Ondergrond (inmiddels opgegaan in Deltares). De ministeries van Economische Zaken en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu subsidiëren het HIPproject, waarin verschillende pilots van start zijn gegaan. Meerr informatie op www.hollandinsituproeftuin.nl Een Cahierr uitgegeven doorr de SKB geeftt informatie overr de techniek k en is te bestellen via de website www.skbodem.nl

juni 2009 Chemie magazine 37


Maatschappij

Invoering stuit op veel hindernissen

Kan REACH goedkoper? Business Europe vindt REACH te kostbaar en stelt ook vraagtekens bij de juridische haalbaarheid van sommige onderdelen. Daarom presenteerde directeur Philippe de Buck eind mei, tijdens de tweede stakeholdersbijeenkomst van ECHA in Helsinki, suggesties om tot een werkbaar en goedkoper stoffenbeleid te komen. Adriaan van Hooijdonk

‘R

EACH is te kostbaarr en te onzeker. Europese bedrijven gaven al een vermogen uit om aan de huidige verplichtingen te voldoen. Daarom moeten het agentschap en de Europese Commissie, zekerr in deze e crisiscrisis tijden, maatregelen nemen om REA ACH in de toekomst op een zo kosteneffectievve mogelijke manierr in te voeren’, stelde Business Europedirecteurr Philippe de Buck tijdens de bijeenkomst. Business Europe is de Europese koepelorga anisatie van werkgeversverenigingen. Zo gaf hij onderr meerr aan dat het voorr bedrijven mogelijk moet zijn om de bedragen die zij aa an ECHA (Europees agenschap voorr chemische stoffe en) betalen om hun stoffen te registreren, in gedeeltes te voldoen. ‘Wanneerr we err van uit gaan dat sle echts tien procent van de huidige 2,8 miljoen geprereg gistreerde stoffen tot een registratie zullen le eiden, praat je nog overr ruim 1,4 miljard euro aan inkomsten voorr het agentschap. ECHA A heeft zovee el geld niet nodig’, aldus De Buck. Verderr benadruk kte hij dat andere Europese wet- en regelgeving, zoalss de beperking van gevaarlijke stoffen in electronica (ROHS), het Eco-label en de EU Cosmetics Directive, zoveel mogelijk in lijn moet worden gebrach ht met de wet- en regelgeving op stoffengebied, ofwell REACH, om bedrijven niet met dubbele lasten op te zadelen.

Juridische onduidelijkheden ‘REACH H is te kostbaarr en te onzeker’, aldus Business Europe-directeur Philippe de Buck

38 Chemie magazine juni 2009

Ook stond hij stil bij de vele juridische onduidelijkheden in de REACH wet- en regelgeving. Daardoor komt het in de praktijk regelmatig voorr dat nationale helpdesks volstrekt tegenstrijdige antwoorden op

vragen van bedrijven geven. Daarom wil De Buck dat de industrie meerr wordt betrokken bij het opstellen van ‘technical guidance’ documenten die onduidelijkheden rond REACH moeten verhelderen. Tevens lijkt het Business Europe een goede zaak als deze handleidingen in alle Europese talen beschikbaarr komen. De organisatie van werkgeversverenigingen vindt daarbij tevens de Europese Raad voorr het Concurrentievermogen gedeeltelijk aan haarr zijde. De Raad riep de Europese Commissie eind mei op om het effect van REACH, met name op het middenen kleinbedrijf, nauwlettend in de gaten te houden. Business Europe is overigens niet de enige partij die zich zorgen maakt overr de invoering van het stoffenbeleid. Tijdens de stakeholdersbijeenkomst in Helsinki, die werd bijgewoond doorr 570 belanghebbenden afkomstig uit 33 landen, lanceerde ECHA een ‘awareness campagne’ onderr het motto: ‘The clock is ticking, form yourr SIEF now’. Doel van deze campagne is om bedrijven te wijzen op de noodzaak om hun stoffen zo snel mogelijk te registreren. Dan


Maatschappij

juni 2009 Chemie magazine


FOTO: ECHA COMMUNICATIONS

soms erg lastig om te achterhalen wie de eigenaar van een bepaalde studie is. Soms ontstaat err onenigheid overr de kosten en de keuze van de studie, bleek uit een aantal reacties. Volgens ingewijden spelen deze problemen niet in de consortia die onderr de vleugels van Cefic zijn opgezet. Daarr vertrouwen bedrijven elkaar, en dat kun je niet zeggen van de ondernemingen die nu pas bij elkaarr komen in een SIEF. Het onderstreept nog maarr eens het belang van het lidmaatschap van een belangenbehartigingsvereniging.

De helpdesk k van ECHA

‘Opstellen blootstellingsscenario’s is veel werk’

Directeurr Dancett van ECHA: ‘De klus gaatt geklaard d worden’

Jan-Paul Kimmel van Royal Haskoning

40 Chemie magazine juni 2009

maken ze automatisch deel uit van een ‘Substance Information Exchange Forum’. Daarin kunnen ze informatie overr stoffen met elkaarr uitwisselen. Binnen een SIEF maken bedrijven onderling uit wie de leiding neemt ( ‘lead registrant’), wie wat doet en hoe de kosten worden verdeeld. Uit de soms felle discussie tussen een scala aan stakeholders in de zaal, variërend van vertegenwoordigers van onderzoeksinstituten als TNO, representanten van chemische bedrijven en handelsassociaties uit de EU, VS en Rusland, consultants en advocaten, en medewerkers van ECHA, kwam het beeld naarr voren dat de samenwerking in de SIEF’s op zijn zachtst gezegd niet altijd even vlekkeloos verloopt. Om overr de communicatie met ECHA A nog maarr te zwijgen…. Zo wees een Duitse advocaat erop dat een cliënt veel geld had verloren, omdat het maanden duurde voor hij een antwoord kreeg op een bepaalde vraag. Verderr bestaat err veel wrevel overr de in sommige ogen bureaucratische opstelling van het agentschap als het overr de aanlevering van dossiers gaat. Err hoeft bijvoorbeeld maarr een kleine fout in te staan, en het hele dossierr gaat zonderr pardon retour. Daarom werkt ECHA A hard aan een ‘technical completeness check’ waarmee bedrijven kunnen controleren of het dossierr aan de juiste eisen voldoet. Eind 2009 moet dit hulpmiddel beschikbaarr komen. Verderr werd een aantal problemen aan de orde gesteld overr de data van verschillende stoffen. Door de vele overnames in de chemische industrie is het

Deadline staat vast Volgens bezoekerr en seniorr market manager process & chemical industryy Jan-Paul Kimmel van Royal Haskoning bestaat err zowel bij ECHA A als bij veel bedrijven geen goed beeld van welke partijen er allemaal in een SIEF zitten. ‘Vooral bedrijven die in de periferie van REACH opereren, zoals recyclingen afvalbedrijven, hebben uit voorzorg veel verschillende stoffen gepreregistreerd. Vaak zitten ze in de verkeerde SIEF’s en is het lastig voorr ze om het juiste forum te vinden.’ Daarnaast hebben sommige consultants stoffen gepreregistreerd om binnen de SIEF’s aan tafel te kunnen zitten en opdrachten in de wacht te kunnen slepen. Volgens REACH mogen dienstverleners immers ook preregistreren. Die bedrijven werpen zich vaak op als ‘facilitator’, een term die voorkomt in de technische handleidingen van REACH, maar niet in de wetgeving zelf. Hierdoorr heeft een ‘facilitator’ geen officiële juridische status, maarr dat heeft een aantal err niet van weerhouden om bijvoorbeeld aanbetalingen aan andere bedrijven te vragen. ‘De rol van “facilitator” wordt soms doorr partijen naar zich toe getrokken die daartoe helemaal niet in staat zijn’, meent Jan-Paul Kimmel. De deadline van 1 decemberr 2010, waarop een deel van de stoffen die onderr REACH vallen geregistreerd moet zijn, komt inmiddels steeds dichterbij. Maar tijdens de conferentie werd duidelijk dat het nog maarr de vraag is of deze deadline wordt gehaald. Vooral met het opstellen van de blootstellingscenario’s is nog erg veel werk gemoeid. En is het agentschap wel in staat om alle dossiers tijdig te verwerken? Directeurr Geert Dancet bleef tijdens de vele interviews met internationale media stoïcijns volhouden dat het ‘een uitdaging’ zou zijn, maarr dat ‘de klus geklaard gaat worden.’ ECHA A is van plan om de komende maanden verschillende online bijeenkomsten te organiseren voorr de ‘lead registrants’ (bedrijven die bij de registratie de leiding nemen in een SIEF) om err voorr te zorgen dat ze op tijd hun dossiers klaarr hebben voorr de deadline van 1 december 2010. Volgens Eurocommissaris van milieu, Dimas, is de Europese Commissie vooralsnog niet van plan om de deadline van 1 decemberr 2010 aan te passen. In zijn ogen moeten bedrijven REACH zien als een kans om te innoveren en een beterr imago te krijgen. p


Maatschappij

Meerr wereldwijde regels voorr chemische stoffen

Helsinki Chemicals Forum Err is meerr wereldwijde wet- en regelgeving nodig voorr chemische producten, stelde Eurocommissaris voorr milieu, Stavros Dimas, eind mei tijdens een forum in Helsinki. Hij maakt zich vooral zorgen over de effecten van ‘chemische cocktails’, hormoonverstorende stoffen en nanotechnologie.

H

et eerste Helsinki Chemicals Forum, dat moet uitgroeien tot een jaarlijkse bijeenkomst van belanghebbenden uit de industrie en wetenschap, beleidsmakers en ngo’s, vond eind mei plaats in de Finse hoofdstad. Doorr de Finse overheid, in samenwerking met de Europese Commissie, waren kosten noch moeite gespaard om Helsinki te positioneren als ‘the worlds chemical capital’. Helsinki heeft dan ook een goede uitgangspositie met de vestiging van het Europese agentschap voorr chemische stoffen (ECHA) dat REACH in goede banen moet leiden. Doel van de bijeenkomst was om een ‘Helsinki Agenda’ op te stellen voor een veiligere en duurzamere ontwikkeling, productie en gebruik van chemische stoffen. Achim Steiner, directeurr van het VN-milieuprogramma UNEP, ging err tijdens een speech uitgebreid op in. Volgens hem ontwikkelt zich, buiten het zicht van het grote publiek, bij verschillende onderzoeksinstituten steeds meerr kennis overr het effect van chemische stoffen op mens en milieu. Daardoorr ontstaat err volgens hem steeds meerr belangstelling bij beleidsmakers en industrie om de negatieve effecten zoveel mogelijk te beperken. Het onderzoek krijgt tevens een andere dimensie doorr de klimaatverandering. Zo wees Steinerr erop dat verschillende giftige en gevaarlijke stoffen (persistente organische vervuilingen, afgekort als POP’s naarr de Engelse naam persistent organic pollutants) vrijkomen uit gletsjers en poolijs, als gevolg van de hogere temperaturen op aarde. Tevens wees hij op recent onderzoek uit de Verenigde Staten en Japan waaruit zou blijken dat err nog veel te weinig bekend is overr de cocktaileffecten van verschillende chemische stoffen die in voeding, drinkwater, de lucht of cosmetica voorkomen en elkaars schadelijke werking verster-

Stavros Dimas, Eurocommissaris voorr milieu

ken. Bij het stellen van normen van dergelijke toxische stoffen wordt hier echterr meestal geen rekening mee gehouden, aldus Steiner. Daarom is de combinatietoxicologie, de wetenschap die zich hiermee bezighoudt, sterk in opkomst, bleek uit een aantal reacties op de speech. Eurocommissaris Dimas wees eveneens op de noodzaak om de ontbrekende informatie overr het effect van ‘chemische cocktails’ in kaart te brengen. Volgens hem kijkt REACH alleen naarr het effect van unieke stoffen, terwijl ‘wij dagelijks blootstaan aan een mengsel van verschillende chemische stoffen.’

Internationale afspraken Steinerr riep de aanwezige beleidsmakers op om in internationaal verband afspraken te maken overr chemicaliënbeleid. De vertegenwoordigers van verschillende industriële bedrijven zijn daarr ook voor, maarr vinden dat de data die ze voorr REACH verzamelen eerst in andere delen van de wereld geaccepteerd moeten worden. Een nieuw, internationaal opererend orgaan is volgens hen niet nodig om de wereldwijde harmonisatie te regelen. Daarvoorr volstaat de huidige samenwerking in VN-verband onder het SAICM-programma (Strategic Approach to International Chemicals Management). Doorr de verschillende regels in

Europa, Rusland, de Verenigde Staten en Japan is het voorr chemische bedrijven in landen als Egypte en Oman erg lastig om err achterr te komen aan welke eisen ze nu precies moeten voldoen, bleek uit reacties van beleidsmakers en vertegenwoordigers van de industrie uit deze landen.

‘REACH kijkt alleen naar effecten unieke stoffen’ Klaus Berend van de Europese Commissie erkende het probleem, maarr gaf aan dat de chemicaliënwetgeving in de Verenigde Staten, Japan en Rusland zich steeds meerr in de richting van REACH ontwikkelt. ‘Wanneerr de verzamelde data straks door alle landen worden geaccepteerd, betekent dat een grote stap vooruit’, aldus Berend. Tijdens het tweedaagse congres werden err ook paneldiscussies gehouden overr verschillende onderwerpen, varierend van concurrentie en innovatie, veiligheid en duurzaamheid tot chemische wetgeving. De uitkomsten daarvan hebben geleid tot de ‘Helsinki Agenda’ die (net als alle presentaties) te zien is op www.helsinkicf.eu Volgend jaarr vindt het forum plaats op 20 en 21 mei; het onderwerp is dan chemie & klimaatverandering. p

Klaus Berend d van de Europese Commisie

juni 2009 Chemie magazine 41


Hoe werkt een biora D

e huidige maatschappij is voor een groot deel afhankelijk van olie, gas en kolen. Deze grondstoffen raken echter in snel tempo op. Daarom onderzoeken verschillende partijen, waaronder chemische bedrijven, universiteiten en de overheid, de mogelijkheid om over te schakelen naar een op groene grondstoffen gebaseerde economie (de bio-based economy). In deze overgang speelt bioraffinage een sleutelrol. Bioraffinage is de veelgebruikte term voor een diversiteit aan technologieën en concepten waarbij biomassa wordt gescheiden in verschillende fracties, die al dan niet na verdere bewerking ieder afzonderlijk een specifieke toepassing krijgen. De voeding van een bioraffinaderij kan onder meer bestaan uit verse biomassa, zoals maïs, granen en bomen, maar ook uit agrarische reststromen, zoals gft-afval, snoeihout en bietenpulp. Door verschillende scheidings- en conversietechnologieën in te zetten, kan de bioraffinaderij een scala aan producten maken, variërend van farmaceutische en chemische producten met een hoge toegevoegde waarde, tot brandstof en biogas. De voordelen zijn legio: verlaging van de uitstoot van broeikasgassen, minder afhankelijkheid van fossiele grondstoffen, én nieuwe economische kansen. p

42 Chemie magazine juni 2009


Infographic

fďŹ naderij?

juni 2009 Chemie magazine 43


Column

Huub in het Panhuis Te veel duiveltjes huizen in details deeltijd-WW!

D

e chemie verkeert doorr de recessie in zwaarr weer. Als de economie straks weerr gaat groeien, zullen de vooruitzichten behoorlijk zijn. Maarr nu overheerst de vraag: hoe kan de chemie de huidige periode overbruggen? Naast andere prioriteiten staat het behoud van ervaren en goed opgeleide vakkrachten hoog op de agenda, want de chemische industrie is daarvan als intensieve kennissectorr extra afhankelijk. Om die reden is daarr de afgelopen jaren veel in geïnvesteerd, ook tegen de achtergrond van de vergrijzing en de vervanging die daaruit voortvloeit. In dit perspectief zag de chemie de bijzondere werktijdverkortingsregeling als uitkomst. Allereerst omdat schaarse en ervaren werknemers aan de onderneming verbonden bleven. Maarr ook omdat de regeling in de internationale concurrentiedruk een antwoord gaf op de wijze waarop regeringen in buurlanden, ondernemingen ondersteunen. Echter, de Nederlandse variant van de werktijdverkortingsregeling was complexerr dan die in het buitenland en bovenal van korte duur.

Velen slaakten dan ook een zucht van verlichting toen in april kabinet en sociale partners een vervolg overeenkwamen, met deeltijd-WW W voorr een periode van vijftien maanden. Op hoofdlijnen komt deze regeling tegemoet aan het belang om vakkrachten te behouden. Maarr de deeltijd-WW W is een complex juridisch compromis: een mix van de bijzondere WTV V (werktijdverkorting, red.) en de WW-voorziening. Daardoorr is het spijtig genoeg, een regeling die zijn eigen doelstelling bedreigt. En daardoorr is het ook een beperkte bijdrage in het creëren van gelijke concurrentievoorwaarden met omringende landen, waarr vergelijkbare regelingen kennelijk makkelijkerr en met minderr risico’s worden verkregen. En het is bovenal een voorziening, die het gevaarr in zich draagt, dat bedrijven toch afscheid nemen van vakkrachten. Huub in het Panhuis is senior adviseur arbeidsvoorwaarden & arbeidsverhoudingen van werkgeversvereniging AWVN

Bij ondernemingen die de deeltijd-WWregeling willen gaan uitvoeren, blijkt dat aanvankelijk enthousiasme omslaat in twijfel of, en voorr wie, de regeling eventueel kan worden aangevraagd. Er ontstaat een gevoel dat zich nagenoeg in iederr detail een duiveltje heeft gehuisvest, dat dwingt te kiezen tussen afzien van de regeling, of risico lopen. Weegt het voordeel überhaupt op tegen alle inspanningen en de risico’s waarmee rekening moet worden gehouden? Hoe kan een onderneming in deze tijd, waarin macroeconomische kerncijfers bijna dagnoteringen zijn, zekerheden inbouwen voorr een periode van vijftien maanden, althans als er van de regeling geen onbezonnen gebruik wordt gemaakt! Bijvoorbeeld, als gekeken wordt naarr de termijnen die nodig zijn om WW-rechten te herstellen, of de terugbetaling als toch onverhoopt gereorganiseerd moet worden. Dat zijn consequenties die soms moeilijk te overzien zijn overr vijftien maanden en die maken ondernemingen kopschuw. Doorr ogenschijnlijke diabolische dilemma’s ontstaan onzekerheden, met als gevolg dat het gebruik van deeltijd-WW W wordt ingeperkt! Dit dreigende ongewenste effect moet snel de kop in worden gedrukt, want doel en strekking van deeltijd-WW W zijn goed. Met andere woorden: als de overheid de uitvoering minderr complex maakt, wint deeltijd-WW W zekerr aan schoonheid! p


Groene chemie

Nieuwe bestemming voorr agrarisch afval

Van suikerbiet naar goedkope kunststof Kun je van suikerbieten behalve suiker ook kunststof voor een suikerbus maken? Suiker- en zetmeelbedrijf Royal Cosun en researchbedrijf Avantium denken van wel, en nog goedkoper ook. Sinds begin dit jaar werken beide bedrijven samen aan een proces voor het maken van een nieuwe generatie bioplastics en biobrandstoffen, op basis van grondstoffen uit agrarische reststromen. Erik te Roller Opmerkelijk: de omzetting van agrarische grondstoffen in ‘Furanics’’ is een chemisch proces en geen industrieel biotechnologisch proces

G

ert-Jan Gruter, chief technologyy officerr van Avantium: ‘In de reststromen, zoals bietenpulp, melasse en citruspulp, zitten verschillende componenten die goed gedefinieerd zijn en als grondstof voorr bioplastics en biobrandstoffen gebruikt kunnen worden. We kijken vooral naarr suikers als sucrose, fructose, arabinose en dergelijke. Die willen we omzetten in alcoholen en carbonzuren. Dit zijn monomeren waarvan je polymeren kunt maken, zoals polyesters en polyamiden. Kenmerkend voorr de carbonzuren afkomstig van suikerr is dat ze een furaanring bevatten, een vijfhoekige ring van vierr koolstofatomen en één zuurstofatoom. Neem bijvoorbeeld furaandicarbonzuur. Dit lijkt op tereftaalzuur, het monomeerr van PET, maarr het bevat in plaats van de zeshoekige benzeenring een furaanring, waaraan dan weerr de carbonzuurgroepen zitten. Vanwege de furaanring noemen we de nieuwe generatie bioplastics en biobrandstoffen Furanics.’ Hoewel sommige furaanverbindingen als zeerr giftig te boek staan, gaat het hierr om onschuldige stoffen. ‘Dit soort furanen komen ook in wijn, bier, stroop en honing voor’, aldus Gruter. Avantium gaat de katalysatoren ontwikkelen voorr het maken van zowel de monomeren als de polymeren. Cosun richt zich op de isolatie en zuivering van specifieke stoffen uit agrarische reststromen. Het onderzoek loopt ongeveerr twee jaar. Als de resultaten positief zijn gaan beide bedrijven de processen op industriële schaal toepassen.

Vervanging traditionele kunststoffen Avantium verwacht dat de bioplastics op basis van furanen goedkoperr zullen zijn dan die op basis van fossiele grondstoffen. ‘Paraxyleen, de grondstof voorr de PET-productie kost nu ongeveerr 800 tot 1000 euro perr ton. Suikerr kost minderr dan 250 euro perr ton en de reststromen daarvan zijn nog goedkoper. Daarom verwachten we de Furanics tegen een concurrerende prijs te kunnen aanbieden. Ze hebben uitstekende eigenschappen. Doorr dit alles verwachten we dat ze de traditionele kunststoffen in vele bestaande toepassingen kunnen vervangen’, aldus Gruter. Het Amsterdamse bedrijf werkt ook aan het omzetten van agrarische grondstoffen in furaanverbindingen met een hoge energiedichtheid, die mengbaarr zijn met conventionele brandstoffen. Als het allemaal lukt, dan helpen de Furanics de afhankelijkheid van aardolie te verminderen en de CO2-uitstoot te beperken. Cosun en Avantium doen het onderzoek op eigen kracht. Dit project maakt geen deel uit van programma’s zoals B-basic (industriële biotechnologie) of CatchBio (ontwikkeling van katalysatoren voorr het omzetten van biomassa). Wel ontvangen beide bedrijven geld van SenterNovem in het kaderr van de subsidieregeling Polymeren. Opmerkelijk is dat de omzetting van agrarische grondstoffen in ‘Furanics’ een chemische proces zal zijn en geen industrieel biotechnologisch proces. Chemie dus, maarr wel met een groen randje. Meerr informatie: www.avantium.com p juni 2009 Chemie magazine 45


1 2 VNCI Jaarvergadering 2009

’Chemici zijn tovenaars’ Ruim tweehonderd belangstellenden (waaronder veel jonge talenten van VNCI-leden) bezochten begin juni de jaarvergadering van de vereniging in de Nieuwe Kerk in Den Haag. Daar werd de overgang naar een op groene grondstoffen gebaseerde economie uitgebreid belicht door DuPont Applied BioSciencedirecteur Armand Klein. De chemische industrie speelt daarbij een essentiële rol, bleek uit zijn voordracht. ‘En daar mag de sector best wat trotser op zijn, aldus een van de bezoekers. ‘Chemici zijn tovenaars. De klassieke defensieve houding is volledig onterecht. Laat zien welke oplossingen de chemie heeft te bieden voor tal van maatschappelijke problemen. En wees er fier op!’ Foto 1: Opening door VNCI-directeur Colette Alma Foto 2: ‘De toekomst is aan de chemie’, stelde voorzitter Jan Zuidam Foto 3: ‘De bio-based economy komt er aan’, aldus Armand Klein Foto 4: Dagvoorzitter Richard Engelfriet in gesprek met ondernemers van Peer+ en Algaelink Foto 5: VNCI-bestuurslid Paul Hamm Foto 6: Lancering van de online game ‘Mijnchemie.nl’ Foto 7, 8, 9: Haring en korenwijn

46 Chemie magazine juni 2009

3


In beeld

4 5 Defensieve houding onterecht

6 7 8 9

juni 2009 Chemie magazine 47


48 Chemie magazine juni 2009


Opinie

SABIC Innovative Plastics wint Responsible Care-prijs met ‘upcycling’ PET-flessen voor drinkwater en frisdranken vormen voor SABIC Innovative Plastics een nieuwe grondstof. Het bedrijf is in staat het materiaal van de flessen, polyetheentereftalaat (PET), om te zetten in polybutyleentereftalaat (PBT), een polyestertype voor duurzame toepassingen. Op die manier kan het materiaal een tweede leven leiden, bijvoorbeeld als deurgreep van een auto of de behuizing van een computer. Erik te Roller Jos van Gisbergen van SABIC C ontvangtt de prijs uit handen van jurylid d Henk k Leegwaterr (r)

V

oorr de upcyling van plastic flessen heeft SABIC Innovative Plastics de Responsible Care-prijs 2009, een glazen sculptuurr en een oorkonde, ontvangen uit handen van juryvoorzitterr Henk Leegwater. Dit gebeurde tijdens de VNCI-jaarvergadering op 4 juni in Den Haag. De juryy ziet de ontwikkeling van SABIC Innovative Plastics als een schoolvoorbeeld van Responsible Care, omdat het bedrijf naast normale grondstoffen ook afval van consumenten of bedrijven inzet voorr productie. Leegwater: ‘Het bedrijf heeft niet alleen naarr zijn eigen keten gekeken, maarr ook naarr afval uit de ketens van andere bedrijven en is met deze ontwikkeling naarr buiten getreden. Wij vinden het belangrijk dat bedrijven kenbaar maken wat ze aan Responsible Care doen.’ De juryy is ook van de SABIC-ontwikkeling gecharmeerd, omdat hierr sprake is van ‘upcycling’, oftewel het hergebruik van materiaal in hoogwaardige toepassingen. En dat past mooi in de Cradle to Cradle-gedachte, waarbij afval tevens als grondstof dient. Bijzonderr aan dit nieuwe proces is namelijk dat het PBT oplevert van minimaal dezelfde kwaliteit als PBT gemaakt van ‘verse’ grondstoffen. Jos van Gisbergen, Technology Leaderr Crystalline Performance Products legt uit hoe het werkt: ‘Eerst worden de dopjes van de PET-fl flessen, etiketten en andere materialen verwijderd. Dan worden de flesfl jes vermalen tot PET-vlokken, die weerr worden gewassen en gedroogd. Daarna voegen we een overmaat aan ethyleen glycol aan de vlokken toe, bij een temperatuurr van tussen de 180 en 230 graden Celsius, om het mengsel minderr viskeus te maken. Met behulp van een katalysatorr vallen de PET-polymeerketens uiteen en blijven err oligomeren over; verbindingen die het midden houden tussen monomeren en polymeren. Daarna brengen we het oligomerenmengsel overr naarr een andere reactorr en voegen we butaandiol toe. De butaandiol vervangt ethyleenglycol in de

diverse verbindingen (transesterifi ficatie). Nu volgt de herpolymerisatie in een andere reactorr bij hoge temperatuurr en lage druk, waarbij zich PBT-copolymeerr vormt en het vluchtige ethyleenglycol ontwijkt. De ethyleenglycol en de overmaat aan butaandiol winnen we terug met destillatie. Perr saldo blijft err ethyleenglycol overr dat andere producenten weerr kunnen gebruiken voorr het maken van PET.’

Nu duurder, straks goedkoper ‘In de afgelopen drie jaarr hebben bij SABIC Innovative Plastics in Amerika, Bergen op Zoom en India in totaal vijftien tot twintig personen aan dit proces gewerkt’, zegt Van Gisbergen. ‘Het draait nu op semicommerciële schaal in India. Voordat we de PBT verkopen, maken we err compounds van doorr het te mengen met andere stoffen. Dit gebeurt in India, Nederland en Amerika. Deze compounds vormen een aanvulling op onze bestaande Valox®- en Xenoy® productlijnen. We bieden ze als nieuwe familie van duurzame materialen aan, onderr de namen Valox iQ* en Xenoyy iQ*. Voorr één type Valox iQ*, een 40% glasgevuld polyesterr voor meubelonderdelen, hebben we al een Cradle to Cradle-certificaat. fi En een bepaald type

Xenoyy iQ* is geschikt voorr toepassing als energie-absorbeerderr in bumpers, die voldoen aan de meeste stringente EU-eisen voorr wat betreft voetgangersveiligheid. Verderr hebben we recentelijk een halogeenvrij vlamvertragende polyesterr voorr computeronderdelen op de markt gebracht. Van Gisbergen erkent dat de iQ*-compounds nu nog duurderr zijn dan de conventionele compounds. ‘Maarr dat gaat veranderen als we de recycling in de nabije toekomst op veel grotere schaal uitvoeren.’ SABIC Innovative Plastics heeft doorr onafhankelijke instituten laten uitrekenen, dat de productie van PBT via de nieuwe route een vermindering van de CO2-emissies met 55% tot 75% oplevert, vergeleken met de klassieke route. Om 1 kg Valox iQ PBT te maken is ongeveerr 0,87 kg PET-afval nodig , ofwel zo’n 35 flesjes. Als alle PBT in de wereld van PETafval gemaakt zou worden, dan zouden hierfl (661.000 ton) niet voorr 23 miljard PET-flesjes gestort of verbrand hoeven te worden. Ten slotte is err voorr de productie van Valox iQ PBT 55 tot 75% minderr grondstof en brandstof nodig. Voorr de totale PBT-productie in de wereld zou dat vijf miljoen vaten olie perr jaar schelen. p

Meer inzendingen: kwaliteit wisselend De jury van de Responsible Care-prijs is positief over het aantal inzendingen dit jaar: dertien tegen zes vorig jaar. ‘Maar de kwaliteit is wisselend. Aanvullende informatie ontbreekt nogal eens en de bereikte resultaten zijn niet of matig gedefinieerd. Ook zijn veel projecten nog niet afgerond. Bedrijven dienen zich er beter van bewust te zijn, dat een project pas succesvol is als dit ook zo door onze stakeholders wordt ervaren. Op enkele uitzonderingen na, is de vraag “wat vindt de samenleving er nu van?” nauwelijks beantwoord. Vijf van de dertien projecten waren van goede kwaliteit’, aldus de jury in haar considerans.

juni 2009 Chemie magazine 49


Methode om CO2-uitstoot te verminderen

AkzoNobel stelt voetafdruk vast AkzoNobel Industrial Chemicals (locatie Amersfoort) kreeg een eervolle vermelding voorr het integraal koolstofbeleid dat de business unit sinds 2008 voert. En dat helpt bij de communicatie overr duurzaamheid.

‘W W

e willen kunnen meten waarr we staan, als het gaat om de energie die nodig is om onze producten te maken en de CO2 die daarbij vrijkomt’, vertelt Technologyy DirectorJos Keurentjes. ‘Dat helpt ons de juiste prioriteiten te stellen voorr investeringen en R&D, zodat we effectief kunnen werken aan het verbeteren van energie-efficiencyy en het verminderen van de CO2-uitstoot. Ook helpt het ons beterr te communiceren overr onze prestaties op het gebied van duurzaamheid, zowel in eigen huis, als met andere bedrijven, de overheid en onze aandeelhouders.’ Onderdeel van dit beleid is het vaststellen van de zogenoemde carbon footprint van alle producten. Inmiddels heeft AkzoNobel dit gedaan voorr alle producten op de locatie Delfzijl. Meerr locaties volgen. Het bedrijf gaat hierbij uit van een ketenbenadering: het kijkt niet alleen naarr de CO2uitstoot van de eigen productie,

maarr ook naarr die van de winning, productie en transport van de grondstoffen en komt daarmee tot een totale hoeveelheid uitgestoten CO2 (of CO2-equivalenten) perr ton product van ‘Cradle to Gate’.

Duurzaamheid betaalt zich uit Uit de analyse is naarr voren gekomen, dat de carbon footprint van zout perr ton product, tamelijk klein is. Maarr vanwege de enorme hoeveelheden zout, neemt de zoutproductie een flink deel van de CO2emissie van het bedrijf in Delfzijl voorr zijn rekening. Verderr blijkt dat zout maarr een beperkte bijdrage levert aan de carbon footprint van de productie van chloorr en natronloog. De grootste bijdrage is afkomstig van de elektriciteit die AkzoNobel van het openbare net afneemt. Op basis van dit soort analyses heeft het bedrijf een lijst opgesteld met potentiële mogelijkheden voorr CO2-reductie. Het gaat in totaal om 50 projecten. ‘Bovenaan de lijst staan natuurlijk de projecten, waarr duurzaamheid zich

Kosten dalen van 25.000 tot 5.000 euro per jaar

BASF houdt koelwater schoon met ultrageluid BASF heeft een eervolle vermelding gekregen voorr een nieuwe techniek k om koelwater bacterievrij te houden. Hoe werkt het?

B

ASF produceert in Nijehaske watergedragen bindmiddelen voorr de drukinkten verfindustrie en maakt daarbij gebruik van een open koeltoren om proceswarmte af te voeren. Hierin regent het koelwaterr naarr beneden en geeft het zijn warmte af aan de opstijgende luchtstroom, waarna het koelwaterr weerr in het proces wordt teruggevoerd. Aangezien het koelwaterr recirculeert, leidt dat tot een opeenhoping van bacteriën aan de wanden van leidingen en in dode hoe50 Chemie magazine juni 2009

ken. Jarenlang gebruikte het bedrijf chemicaliën om de aangroei van bacteriën in het koelwatersysteem tegen te gaan. Twee jaar geleden was de opslag en doseerinstallatie voorr de chemicaliën aan vervanging toe. ‘We hebben toen gekeken welke technieken zoal beschikbaarr waren om bacteriegroei tegen te gaan en wat de eisen van de IPPC-richtlijn waren’, vertelt Jaap Wierink, deputyy sitemanager. ‘We kozen uiteindelijk voorr een nieuwe techniek van het Amerikaanse bedrijf Ashland, dat werkt met hoogfrequente trillingen en fijne luchtbellen. Bacteriën voelen zich daarr niet prettig bij en zenden signaalstoffen af om andere bacteriën te waarschuwen. Het

gevolg is dat de bacteriën van de pijpwanden en hoeken loslaten om zich mee te laten voeren met de koelwaterstroom, waardoorr het systeem vanzelf schoonspoelt. We hebben de nieuwe installatie in de zomerr van 2007 opgestart. Eerst zagen we de bacterieconcentratie in het koelwaterr enorm toenemen, doordat de aangegroeide bacteriën loskwamen. Toen het koelwaterr schoon was, hebben we nog een jaarr nodig gehad om alles goed in te regelen.’

Minder koelwater verversen Voorheen gebruikte BASF vijftien ton zwavelzuurr en zes ton chloorbleekloog perr jaarr om het koelwaterr te reinigen, plus een middel


Opinie

meteen uitbetaalt. Het gaat om verbeteringen van bestaande processen. Hiermee verwachten we de CO2-emissie perr ton van onze producten voorr 2015 met 10% te kunnen verminderen. Voor de rest gaat het om ideeën voor andere producten en beleidsmatige acties, zoals deelname in windenergieparken. Ook denken we aan de inzet van hernieuwbare grondstoffen, waarmee we voor 2015 grote slagen kunnen maken. Hierbij moet je denken aan een reductie van de CO2-intensiteit van onze producten van ruim boven de 10%. Daarvan hebben we nog geen helderr financieel plaatje, maarr duidelijk is dat ook hierr duurzaamheid zich uitbetaalt tegen de achtergrond dat prijzen van CO2-emissierechten in de toekomst verderr zullen stijgen, evenals die van olie en aardgas.’

Geen hobby Volgens Keurentjes heeft de analyse van de carbon footprint zijn nut al bewezen: ‘Doorr deze benadering zijn we ons beter gaan realiseren, dat de grondstoffen en energiedragers die we inkopen ook een CO2-emissie vertegenwoordigen. Bij

AkzoNobel Industrial Chemicals zie je natuurlijk meteen hoeveel energie je err bij de zoutwinning in stopt. Maarr bij AkzoNobel Coatings bijvoorbeeld is dat minderr duidelijk. Daarr is de directe energiebehoefte van de verffabriek relatief klein, maarr kopen we in feite energie in de vorm van pigmenten, binders en oplosmiddelen in, dus de energie die nodig is om deze grondstoffen te maken. Onze inkopers kijken daarom niet meerr alleen naar de prijzen van de grondstoffen, maarr ook naarr de carbon footprint ervan. Zo weten ze dat het maken van het witte pigment titaandioxide met het zogenoemde chlorideproces veel minderr energie kost en emissies oplevert dan het zogenoemde sulfaatproces. We anticiperen erop, dat de CO2-prijs een steeds grotere rol gaat spelen in de hele keten en hebben nu een instrument in handen om dit aan het licht te brengen. Het vaststellen van de carbon footprint is geen hobby. We zijn ervan overtuigd, dat we ons bedrijf hiermee gezond kunnen houden. Daarbij speelt onze positie op de beurs mee. Steeds meer

om corrosie tegen te gaan. Nu gebruikt het bedrijf geen chemicaliën meerr en een anticorrosiemiddel dat goedkoperr is en biologisch afbreekbaar. Hierdoorr zijn de jaarlijkse kosten afgenomen van 25.000 euro tot 5.000 euro. Klaas Kramer, HSE Manager: ‘Maarr dat niet alleen. We hoeven minderr koelwaterr te verversen. Vroegerr moesten we koelwater spuien en nieuw w waterr innemen om te voorkomen dat de concentratie chemicaliën in het koelwaterr te sterk zou oplopen. Nu we geen chemicaliën meerr gebruiken, hoeven we 30% minderr te spuien. Hierdoorr is dus ook het volume afvalwater, wat naarr de gemeentelijke waterzuivering gaat, afgenomen. De spui

adviseurs raden aandeelhouders aan alleen geld in multinationals te steken die maatschappelijk verantwoord ondernemen. AkzoNobel is zich van dit alles terdege bewust en geeft hoge prioriteit aan duurzame ontwik-

maarr voorr loog valt dit bijna niet te kwantificeren, fi omdat dit product een grondstof en hulpstof is voorr tal van andere processen in de chemie en andere industriesectoren, in productieketens die bestaan uit meerdere stappen.

‘Steeds meer belangstelling van aandeelhouders’ keling. Niet voorr niets zijn daarom de variabele beloningscomponent van de executives voorr een belangrijk deel gekoppeld aan AkzoNobels positie in de Dow Jones Sustainability Index, de wereldranglijst van meest duurzame bedrijven’, aldus Keurentjes.

Verder dan eigen poort Hij erkent dat het nog mooier was geweest als het bedrijf de footprint van zijn producten van ‘Cradle to Cradle’ had kunnen uitrekenen, dus ook gegevens van de CO2-emissie downstream had kunnen meenemen. ‘Voor producten als PVC-buizen en – raamkozijnen weten we precies wat de footprint downstream is,

blijft noodzakelijk in verband met de hardheid van het gebruikte leidingwater. Verderr hoeven onze operators geen containers met chemicaliën meerr aan of af te koppelen. Naar ons idee passen we hierr een best practice toe, hoewel dit ultrasone systeem nog niet onderr de IPPC-richtlijn als beste beschikbare techniek bekend staat. (De IPPC-richtlijn is de milieurichtlijn die voorschrijft dat bedrijven de best beschikbare technieken moeten gebruiken, red.) In de zogenoemde BREFdocumenten staan alleen technieken met chemicaliën en UV-licht beschreven.’ BASF in Nijehaske is onderdeel van BASF Nederland B.V. , dat naast verkoopkantoorr in Arn-

Het ligt meerr op de weg van onze afnemers en hun klanten om dit te kwantificeren.’ fi Dat is meteen de kritiek van de juryy op het project. Zij vindt dat het bedrijf de term Cradle to Gate beterr kan vervangen doorr Cradle to Cradle, omdat het project veel verder reikt dan de eigen poort. Zij erkent dat harde getallen nog ontbreken en vraagt zich af in hoeverre het project al goed is uitgetest. Toch scoort het project bij de juryy zeerr hoog, omdat het gaat om een vernieuwende toepassing van Product Stewardship, die een brug slaat tussen de producent upstream en de toeleverancierr en tussen producten en de klanten. p

hem nog twee andere vestigingen heeft: in De Meern (katalysatoren) en in Oosterhout (construction chemicals). Volgens jury-voorzitterr Henk Leegwater heeft BASF bij de vernieuwing van de koelwaterbehandeling niet voorr een standaardoplossing gekozen, maarr bewust verder gekeken en de durf gehad om iets geheel nieuws toe te passen. De juryy mist bij dit project alleen de samenwerking met de keten. Wel vindt zij dat deze ontwikkeling een grote uitstraling kan hebben op de rest van de chemische industrie. Leegwater: ‘Ik raad iedereen eens bij BASF te gaan kijken hoe het werkt.’ p juni 2009 Chemie magazine 51


Verbeteren veiligheidsprestaties tot afvalreductie

Welke projecten heeft de Responsible Care-jury nog meer ontvangen? De juryy van de Responsible Care-prijs 2009 heeft verschillende projecten ontvangen, variërend van het verbeteren van veiligheidsprestaties en energiebesparing tot afvalreductie en personeelsbeleid. De projecten voldoen aan de uitgangspunten van Responsible Care, het vrijwillige programma van de chemische industrie om de prestaties op VGM-gebied continu te verbeteren, maarr ze konden

natuurlijk k niet allemaal de top 3 halen. Bijvoorbeeld omdat ze onvoldoende informatie geven overr alle aspecten van Responsible Care, of omdat het resultaat van de projecten nog niet bewezen is. Wel laten alle projecten zien dat de Responsible Care-gedachte hoog in het vaandel staat bij de desbetreffende organisatie. En daarom heeft de juryy err veel waardering voor. Een bloemlezing.

Invoering Behavior Based Safety

Onderkennen van oorzaak en gevolg

AkzoNobel Industrial Chemicals heeft als visie om te produceren zonder een enkel ongeval of incident. Hiervoor is een sterk en duurzaam proces in gang gezet, waarbij gebruik wordt gemaakt van het ‘Leading with Safety-concept’. Uitvloeisel van dit concept is een langetermijnaanpak met Behavior Based Safety. Resultaten van het project zijn onder meer: duizenden terugkoppelingsgesprekken over veilig gedrag, bottom-up initiatieven van lokale teams in combinatie met top-down stimulering en een verbetering van de veiligheidsprestaties op de lange termijn naar een duurzaam laag niveau met een TRR van 2 (aantal ongevallen met medische behandeling per 1.000.000 gewerkte uren).

De komende vijf jaar gaat 20% van de medewerkers van Dow in Terneuzen met pensioen. Hun opvolgers zullen zo snel mogelijk moeten leren om veilig te werken in de fabriek. Daarbij is belangrijk dat ze inzicht krijgen in de samenhang van de diverse veiligheidsprogramma’s van Dow. Hiervoor is een interactieve web-based methode ontwikkeld, waarmee nieuwe medewerkers taak-risicoanalyses uitvoeren onder leiding van een mentor. Uit de ervaringen tot nu toe blijkt, dat ze op deze manier snel vertrouwd raken met de Dow-veiligheidscultuur en dat de mentoren het als een opfriscursus ervaren.

Multipurpose fabriek AkzoNobel Polymer Chemicals

Minder afval bij Dow Benelux

Het project bestond uit drie onderdelen. Als eerste heeft het bedrijf de capaciteit van de multipurpose fabriek door modificaties met ca. 40% verhoogd. Als tweede is er een installatie geplaatst om het bijproduct tetramethyl-tetrahydrofuraan (TMTHF) uit het afvalwater te verwijderen, voordat het afvalwater in de zuiveringsinstallatie terechtkomt. Als derde wordt het TMTHF nu samen met andere bijproducten via een aparte brander in het ketelhuis verbrand. Dat bespaart aardgas en verwijderingskosten. Hierdoor is de emissie van TMTHF naar de lucht met meer dan 99% afgenomen en naar water met meer dan 90%. Vanwege de grotere doorzet in de multipurpose fabriek is ook het energiegebruik per eenheid product beduidend afgenomen.

Bij het verwisselen van de katalysator in een reactor van de cumeenfabriek ging tot nu toe de helft van de katalysator verloren. Met behulp van de Six Sigmamethode heeft een team een betere manier gevonden om de reactor met katalysator en inert materiaal te vullen: in plaats van gewoon storten, wordt het materiaal netjes in de reactor gebracht. Vanwege de geringe valhoogte blijft het verlies aan katalysator nu tot 5% beperkt. Hierdoor is het mogelijk de katalysator na verloop van tijd volledig te regenereren (door afbranden). De duurzaamheid en de levensduur van de katalysator is toegenomen en er ontstaat minder afval.

Verhogen veiligheid vervoer per spoor In 2006 hebben DSM, SABIC en de Provincie Noord-Brabant de Urmondgroep opgericht. Sindsdien is er binnen de Urmondgroep informeel gesproken over de aspecten van externe veiligheid van het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor en de ruimtelijke ontwikkelingen langs het spoor. Aan de gesprekken namen ook vertegenwoordigers deel van de VNCI, ProRail, Railion, de provincies Utrecht en Limburg, de gemeenten langs het spoor en regionale brandweerkorpsen. Als ‘denktank’ heeft de Urmondgroep bij de discussies over het Basisnet een richtinggevende invloed gehad: zo zal er met risicoplafonds in plaats van met aantallenplafonds worden gewerkt. Ook denkt het bedrijfsleven nu actief mee over het oplossen van lokale knelpunten. Verder wordt beter gekeken naar welke specifieke rol partijen zoals gemeenten, bedrijven en railbeheerder kunnen spelen bij het continu verbeteren van de veiligheid.

52 Chemie magazine juni 2009

Nieuwe installatie goed voor milieu en buren Sinds begin dit jaar maakt DSM Resins in Schoonebeek gebruik van een nieuwe verbrandingsinstallatie. Deze heeft drie functies: het opwekken van warmte voor de reactoren, de verbranding van afvalwater en de verbranding van overtollige gassen. Dankzij de nieuwe installatie verbruikt het bedrijf bijna 1 miljoen m3 aardgas minder per jaar, stoot het 15% minder CO2 uit en voorkomt het stankoverlast.


Armaturen

Meet- en regeltechniek

Pompen

Warmteterugwinning en energiebesparing Dr. W. Kolb heeft vorig jaar een derde reactor in gebruik genomen om de vraag naar niet-iogene oppervlakteactieve stoffen te kunnen bijbenen. Op basis van de ervaringen met de eerste twee reactoren is besloten om de nieuwe reactor in te richten voor het primaire proces: de reactie van een grondstof met ethyleenoxide tot eindproduct. Het opwarmen, destilleren en na de reactie weer koelen vindt in andere reactoren plaats, waardoor een hogere doorzet mogelijk is. Voor het terugwinnen van warmte is een systeem geïnstalleerd met een condens-tank, stoomaccu en warmtewisselaar. Dit systeem is veel zuiniger met energie: het primaire energieverbruik is belangrijk lager dan dat van de twee bestaande oudere reactoren.

Maatschappelijk verantwoord personeelsbeleid

Sterke prestaties en gunstig in aanschaf

De nieuwe kunststof centrifugaalpomp SHB Met de nieuwe SHB serie breidt ASV Stübbe haar pompengamma uit met 3 krachtige types in de maten 25-125, 32-125 en 40-125 met een pompvolume tot 38 m 3 en een opvoerhoogte tot 29 m. 008 gus 2 atalo c M s ij r D RO de P n op C Vraag o py e c d r a e)! aan (h achin oekm f met z 820 o 1 6 320 e.de 2 ) b 0 b ( e tu +31 as v - s @ x lu bene

Chemtura Netherlands biedt mensen met een beperking een werkplek in het bedrijf aan en laat mensen in opleiding werkervaring opdoen. Er werken nu ca. 45 mensen van Werkvoorzieningschap Baanstede. Ze staan onder leiding van meewerkend voormannen en doen werk op verschillende niveaus, zoals groenonderhoud, afvullen van potjes met product, stickeren, transporteren van pallets met vorkheftrucks en ontvangen van bezoekers op de receptie. Daarnaast biedt het bedrijf studenten in het beroepsonderwijs leerwerktrajecten en een stageplaatsen aan. Ook is Chemtura een VAPRO-leerbedrijf. p

Herstel van vertrouwen omgeving In december 2008 en januari 2009 ontsnapte via de 70 meter hoge schoorsteen van de gistfabriek van DSM Food Specialties in Delft herhaaldelijk een mengsel van gist, melasse en vinasse. Dat sloeg in de aangrenzende woonwijk neer. De manager van het Gist Productie Bedrijf heeft met zijn technologische staf niet alleen de problemen in de fabriek opgelost, maar ook met de communicatieafdeling van DSM Gist aandacht besteed aan de overlast in de buurt: door regelmatig huis-aan-huis-brieven te verspreiden, een schoonmaakploeg op pad te sturen onder leiding van een DSM-medewerker, die ook als aanspreekpunt voor de omwonenden fungeerde, door schoonmaakkosten snel te vergoeden, de zaken met getroffen bewoners op een bijeenkomst te bespreken en de lokale media actief te benaderen. Dit heeft geleid tot positieve berichtgeving in de regionale pers. ‘Lof voor fabriek die smurrie uitbraakte’, stond bijvoorbeeld boven een artikel in het Algemeen Dagblad.

Trainingsprogramma Eastman Chemical Het ManuEx-programma (Manufacturing Excellence) is bij Eastman in Middelburg zeer succesvol geweest. Met grote betrokkenheid van mensen en relatief weinig investeringen zijn significante resultaten behaald. Dit heeft niet alleen geleid tot verbeteringen op het gebied van veiligheid en milieu, maar ook tot extra kostenbesparingen; verbeteringen dus voor zowel ‘People’, ‘Planet’ als ‘Profit’. Om de bereikte resultaten vast te houden is een speciaal trainingsprogramma opgezet, waarvoor Eastman onlangs de prijs ‘Beste leerbedrijf 2008, sector procestechniek’ heeft ontvangen.

Partner for Solutions

Alle technische gegevens en meer vindt u op: www.asv-stuebbe.de

ASV Stübbe Nederland B.V. Kronenburgsingel 60-02 NL-6831 GX Arnhem, Nederland +31 (0)26 320 1820 tel +31 (0)26 320 1829 fax benelux@asv-stuebbe.de


VNCI

Colofon

Odjfell

Redactie: Adriaan van Hooijdonk (hoofdredacteur) e-mail: hooijdonk@vnci.nl Jos de Gruiter e-mail: de gruiter@vnci.nl

Geert Eijsink is perr 1 juni benoemd als directeurr van Odfjell Terminals in Rotterdam. Hij volgt Zegerr Asch van Wijk op die is bevorderd tot president Odfjell Terminals Europe. p

AkzoNobel De 44-jarige Pieterr Schoehuijs is per 1 mei gestart als Corporate Information Officerr (CIO) van AkzoNobel. Hij volgt Gerard Helmink op, die binnen de onderneming meerr dan 40 jaar diverse functies heeft bekleed op het gebied van Information Technology

Adres redactie: Loire 150 2491 AK Den Haag, tel. 070-3378787, fax. 070-3203903

(IT). Schoehuijs was voorheen werkzaam als Vice President en CIO bij Church & Dwight Corporation in New w Jersey. Daarvoorr was hij global IT-directorr bij Basf Catalyst, eveneens in de VS. p

Cefic De 55-jarige Hubert Mandery, momenteel directeurr van BASF Zuid-Afrika, is voorgedragen als nieuwe directeurr van Cefic. Hij volgt Alain Perroy op die na tien jaarr met pensioen gaat. De algemene ledenvergadering van Cefic moet de benoeming begin oktoberr nog goedkeuren. Mandery begint waarschijnlijk half augustus in Brussel. Hij volgde een universitaire opleiding organische chemie en is tevens gepromoveerd aan de Technische Universiteit van Karlsruhe. Manderyy startte zijn loopbaan als onderzoekerr bij BASF en werd in 1993 benoemd tot directeurr product safety. In

Alain Perroy

Hubertt Mandery

2000 werd hij aangesteld als seniorr vice-president trade policyy and general political issues. p

15 september Werkgroep Responsible Care Global Charter, Den Haag (VNCI)

Vaste medewerkers: Rob Cloosterman, dr. ir. Astrid van de Graaf, drs. Ingeborg van Honschooten, ir. Joost van Kasteren, ir. Marlies Lukkes, ir. Erik te Roller, drs. Esther Rasenberg, dr. Annemarie Vroom ten Wolde Vormgeving: Basisvormgeving, art-direction en opmaak: Curve, Haarlem, Henk Stoffels, Joachim Mahn en Julian Huiswoud Advertentie-exploitatie: Mooijman Marketing & Sales, Julius Röntgenstraat 17, 2551 KS Den Haag, tel. 070-323 40 70 Fax 070-323 71 96 e-mail: vnci@mooijmanmarketing.nl Advertenties vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie. Druk: ALFA BASE publicatie processors B.V. Alphen aan den Rijn

VNCI Agenda 8 september Werkgroep Arbeidshygiëne, Den Haag (VNCI)

Eindredactie: Orbitaal Speeches & Publications, Haarlem

22 september Werkgroep Milieuzorg, Den Haag (VNCI)

10 september Workshop Proteus, Den Haag (VNCI)

17 september Klavertje 4, Breda (Novotel)

23 september Werkgroep Veiligheid, Den Haag (VNCI)

15 september Beleidsgroep Onderwijs & Innovatie, Breda (Novotel)

18 september Dagelijks Bestuur, Den Haag (VNCI)

24 september Stoffendag, Zeist (Woudschoten Conferentiecentrum)

Abonnementenadministratie: Nieuwe abonnementen/mutaties alleen schriftelijk opgeven bij: Judith van der Lugt via e-mail: vanderlugt@vnci.nl. Voor alle VNCI-leden, alsmede leden van aangesloten lidverenigingen, is Chemie magazine gratis. Abonnementen eindigen per eind december. Als niet vóór 1 december wordt opgezegd, loopt het abonnement nog een jaar door. Abonnementsprijs per jaar (incl. btw) 80 euro in Nederland en België 100 euro in de overige landen Chemie magazine verschijnt 11 x per jaar op woensdag Overname van artikelen en/of foto’s uit Chemie magazine is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. In de meeste gevallen zal die graag worden gegeven. Beeld cover: Shutterstock Internet: www.vnci.nl ISSN: 1572-2996


7E MAKE IT WORK

3TEEDS MEERR MODERNE BEDRIJVEN IN DE INDUSTRIÑLE SECTOR R WERKEN METT GEVAAR LIJKE PRODUCTEN EN CHEMISCHE STOFFEN $E SECTOR ZIET ZICH GECONFRONTEERD MET STEEDS STRINGENTERE WETTELIJKE EISEN DIE IN DE BEDRIJFSVOERING DE NODIGE AANDACHT VERGEN $E OPSLAG EN DISTRIBUTIE VAN DEZE STOFFEN BRENGEN RISICO S EN FORSE INVESTERINGEN MET ZICH MEE 7ANNEER U NIET DE VEREISTE KENNIS IN

HUIS HEEFT OFF LIEVER INVESTEERT IN UW ECHTE @CORE BUSINESS

IS UITBESTEDEN EEN VOOR DE HAND LIGGENDE KEUZE $AARBIJ ZOEKT U EEN SPECIALIST DIE U HET GEVOEL GEEFT DAT HET WERKELIJK GOED K ZIT )N 6AN DEN !NKER VINDT U EEN PARTNER DIE UW VERTROUWEN WAARMAAKT .AAST T ONZE LOGISTIEKE DIENSTEN BIEDTT ONS TRANSPORT EN KENNISNETWERKK U GROTE VOORDELEN

WWW VANDENANKER COM

!# 3ON 4 & % INFO VAN DEN !NKER "6 0OSTBUS

VANDENANKER COM



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.