Chemie magazine oktober 2011

Page 1

Multidisciplinaire aanpak energiebesparing

'Double dip' in Europa?

Aanpassing inspectie brandblusinstallaties

Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie 채 10 채 19 oktober 2011

NEDERLAND GAAT RESTFOSFAAT HERGEBRUIKEN EN EXPORTEREN

Magazine


Andus Construction HSM Steel Structures Intersteel Slovakia Lengkeek Staalbouw P&K Rail RijnDijk Construction

Andus Oil & Gas HSM Offshore

Andus Process Asselbergs Ventilatoren FIB Industries

Andus Refractories Gouda Refractories Gouda Vuurvast Services Gouda Vuurvast Belgium Gouda Feuerfest GFD Services

Serving the industry Ons kernwoord: klanttevredenheid. Onze kerncompetenties: vuurvaste bekledingen, grootschalige industriĂŤle staalgerelateerde projecten, sluizen en bruggen, olie- en gasplatforms, drukvaten, warmtewisselaars, opslagtanks, kelderbierinstallaties, systemen voor filtratie en separatie,

ANDUS Group BV Beukenlaan 117

luchttechniek, bovenleidingsystemen voor het spoor, service en onderhoud. Nationaal en internationaal gecertificeerd, werkend volgens de hoogste veiligheidsnormen.

5616 VC Eindhoven Tel. +31 (0)40 - 211 58 00 info@andusgroup.com

Kennismaken? Graag. Belt u even of kijk op www.andusgroup.com.


10 19 oktober 2011

INHOUD 22

Als het Ketenakkoord ‘Sluiten Fosfaatkringloop’ zijn beoogde uitwerking heeft, kan Nederland zich ontpoppen tot exporteur van secundair fosfaat.

INTERVIEW

‘Double dip? Ik zie geen signalen die daar op wijzen.’

26 oktober 2011 Chemie magazine 3


Binneen drie jaarr bennt u makkkellijkerr te verrvanggen w vaakm menseen. daan uw

Het rendement van uw bedrijf komt de komende jaren stevig onder druk te staan. Bestaand personeel vergrijst en nieuwe vakmensen worden schaarser. Dat dit geen vergezocht doemscenario meer is blijkt uit de onafhankelijke onderzoeken in deze Vapro-file. Maar wij stellen niet alleen de harde realiteit aan de orde, wij geven ook een praktische oplossing. U kunt de file gratis aanvragen via www.vapro.nl/file of bel 070 301 10 86.


10 19 oktober 2011

INHOUD 19

RC-dag in teken van security en eco-footprint

36

Multidisciplinaire aanpak energiebesparing bij Nyrstar

42 Opslag CO2 onder Noordzee kan vanaf 2015

VROM-inspectie en Arbeidsinspectie over quickscan en de ‘lijst van Atsma’

Opinie ‘De chemie wordt een trendsetter’, vindt Colette Alma Agenda

07 07

NIEUWS Wetenswaardig Alligatorvet als grondstof voor biodiesel Innovatie Manifest biobased economy Veiligheid Zelfinspectietool voor gevaarlijke stoffen Responsible Care Evonik en AkkuSer winnen Europese RC-award Actueel Chemie positief over Bedrijfslevenbrief

08 11 13 15 17

ACHTERGROND Milieu Ketenakkoord fosfaat getekend Interview Moncef Hadri, hoofdeconoom Cefic Veiligheid VNCI initieert aanpassing inspectieschema voor automatische brandblusinstallaties Uitgelicht Rosae Plasticae Energie Multidisciplinaire aanpak energiebesparing bij Nyrstar Ruimtelijke ordening Verweer tegen planologische bedreigingen Klimaat Industrie en overheid in Rotterdam bouwen CO2-infrastructuur Biobased economy Eerste mobile grasraffinage-installatie in bedrijf Veiligheid VROM-inspectie en AI willen meer inzicht in veiligheid BRZO-bedrijven Evenement Internationaal Jaar van de Chemie Starters Chemische producten voor de glasindustrie Discussie Chemie moet meer zekerheid en stabilitiet bieden om werknemers te binden Column hoofdredacteur Bedrijven Mensen Volgende maand Colofon

22 26 30 34 36 40 42 46 50 55 57 59

61 61 62 62 62

50 oktober 2011 Chemie magazine 5


IF?; ZZc \ZoVbZca^_`Z VbW^i^Z IF?;">cYjhign HE>:">cYjhign hiZai jl dehaV\"! egdYjXi^Z" Zc WZYg^_[hoZ`Zg]Z^Y kZ^a^\ ^c Za`Z [VhZ lVVg^c j YZoZ cdY^\ VX]i# D[ ]Zi cj \VVi db YZ c^ZjlWdjl! d[ dcYZg]djY ^cXajh^Z[ YZ ^cWZYg^_[hiZaa^c\! d[ ]Zi dehiZaaZc Zc bVcV\Zc kVc jl lZg`egdXZYjgZh! j `jci Vai^_Y gZ`ZcZc de dch iZVb# BZi gZheZXi kddg kZ^a^\]Z^Y Zc ]Zi b^a^Zj W^ZYZc l^_ ZZc YjjgoVbZ deadhh^c\ kddg Za` ^cYjhig^ZZa egdWaZZb# BZi HE>:">cYjhign ]VVai j ZZc ZgkVgZc eVgicZg ^c ]j^h Vah ]Zi \VVi db lZg`ij^\Wdjl! ZaZ`igd"! bZZi" Zc gZ\ZaiZX]c^Z`! egdXZhVjidbVi^hZg^c\! e^e^c\! VeeVgViZcWdjl! h`^Y"Wdjl! WZidcWdjl! =K68 Zc VcVanhZgiZX]c^Z`# L^_ WdjlZc Zc kZgWZiZgZc iZX]c^hX]Z ^chiVaaVi^Zh kddg eZigd X]Zb^hX]Z WZYg^_kZc! da^Z" Zc \VhWZYg^_kZc! de" Zc dkZghaV\WZYg^_kZc! YZ hiVVa^cYjhig^Z! ZcZg\^ZXZcigVaZh Zc YZ kdZY^c\hb^YYZaZc! [VgbVXZji^hX]Z Zc eVe^Zg`VgidccV\Z ^cYjhig^Z# KVcoZa[hegZ`ZcY cZbZc l^_ YZ odg\ de dch dkZg VaaZ dcYZgYZaZc Y^Z ZmigV VVcYVX]i kZgZ^hZc# HiZZYh kV`Zg `g^_\Zc l^_ YVVgdb YZ kZgVcilddgYZa^_`]Z^Y dkZg ]Zi kdaaZY^\Z dcilZge! ^chiVaaVi^Z" Zc dcYZg]djYigV_ZXi# HE>: CZYZgaVcY W^ZYi ZZc XdbeaZZi eV``Zi bjai^iZX]c^hX]Z Y^ZchiZc VVc YZ ^cYjhig^ aZ! XdbbZgX^ aZ Zc ^chi^iji^dcZaZ WgVcX]Z# 9Z Y^k^h^Z HE>:">cYjhign `Vc dd` ZZc WZgdZe YdZc de YZ `Zcc^h Zc ZgkVg^c\ kVc ZZc kVc YZ VcYZgZ Y^k^h^Zh kVc HE>: CZYZgaVcY/ HE>:"IZX]cdad\n! HE>:"7j^aY^c\ HnhiZbh! HE>:"8dcigdaZX :c\^cZZg^c\ Zc HE>:">c[gV# HE>:">cYjhign ? HX]g^_clZg`ZghigVVi (% ? (&.) 6: =dd\ka^Zi ? I (& % &% ),' +( %% 9Z 7gVjllZ\ ,)"-' ? (&'* 6: HX]^ZYVb ? I (& % &% )%. %) %% ? lll#he^Z"ca#Xdb


Agenda / Voorwoord

AGE NDA 3 november VNCI RC Dag Antropia, Driebergen-Rijsbergen 22 november Lab Career Event RAI, Amsterdam 28, 29, 30 november Slotevenement IYC DeFabrique, Maarssen

VNCI 10 november WG Responsible Care Global Charter VNCI, Den Haag 11 november BG Communicatie VNCI, Den Haag 15 november BG Innovatie Novotel, Breda 17 november BG Energie en Klimaat ExxonMobil, Breda 22 november WG Stoffenbeleid VNCI, Den Haag

VNCI-directeur Colette Alma

BUZZWORDS radle-to-cradle, life cycle analysis, circulaire economie, urban mining, recycling, upcycling, reststroomvalorisatie, kringloopsluiting. Wie als een trendwatcher het woordgebruik in de media onderzoekt om daaruit te concluderen wat de echte trends zijn, te onderscheiden van de waan van de dag, kan niet om bovenstaande buzzwords heen. Het zijn allemaal termen die aanduiden dat de wereld naarstig op zoek is naar nieuwe werkwijzen om met zijn schaarse grondstoffen om te gaan en de belasting door afvalstromen te verminderen.

C

Onlangs werd het ketenakkoord fosfaat getekend (zie pagina 22 van deze Chemie magazine), dat de ambitie heeft om binnen twee jaar zo veel mogelijk restfosfaat – uit bijvoorbeeld rioolslib – op een milieuverantwoorde wijze in de kringloop te brengen en te exporteren. Dit ketenakkoord maakt ten eerste duidelijk dat deze trend zich aan het ontworstelen is aan de status van een randverschijnsel dat een nichemarkt bedient en een mainstreambeweging aan het worden is. Dat is tenminste mijn conclusie als ik lees dat het aandeel secundair fosfaat in het grondstoffengebruik van een bedrijf als ICL Fertilizers nu al 10 tot 15 procent bedraagt en over een paar jaar nog groter zal zijn. Ten tweede laat dit ketenakkoord zien dat de chemiesector zich in het centrum van deze mainstreambeweging bevindt. De chemie is tenslotte de industrie die de ene stof omzet in een (nuttiger) andere stof. Ook al gebruiken we traditioneel fossiele of minerale grondstoffen, daarmee is geenszins gezegd dat andere - herwonnen, herbruikbare - grondstoffen geen optie zijn. En zo wordt de chemie een trendsetter! p

29 november WG Procesveiligheid Sabic IP, Bergen op Zoom 30 november WG Arbeidsveiligheid Sabic IP, Bergen op Zoom 30 november Algemeen/Dagelijks Bestuur VNCI, Den Haag 1 december Regiegroep Chemie Academiegebouw, Utrecht 6 december WG Security VNCI, Den Haag

oktober 2011 Chemie magazine 7


Alligatorvet, een restproduct uit onder meer de handtasjesindustrie, is een prima grondstof voor biodiesel. Dit melden wetenschappers van de University of Louisiana in het tijdschrift Industrial & Engineering Chemistry Research. methanol, van deze vetzuren biodiesel. Het De wetenschappers betrokken monsters van product bleek op vrijwel alle punten te vollokale alligatorkwekers en stelden vast dat doen aan de Amerikaanse standaard voor alligatorvet voornamelijk palmitoleïnezuur, biodiesel. palmitinezuur en oleïnezuur bevat. Wanneer Aangezien de Amerikaanse alligatorvleesde beesten vis in plaats van vlees te eten en handtasjesindustrie jaarlijks zo’n zeven krijgen, worden de koolstofketens gemiddeld miljoen kilo alligatorvet weggooit, zou iets langer. Op labschaal maakten de wetenopschaling interessant kunnen zijn. schappers, via de gebruikelijke transesterificatie met natronloog als katalysator en

8 Chemie magazine oktober 2011

FOTO:RGBSTOCK

miljoen


Wetenswaardig

oktober 2011 Chemie magazine 9


Wat wilt u exact weten over het gascilindergebruik in uw bedrijf? ACCURA® van Linde vertelt het u allemaal… Het nieuwste online systeem van Linde Gas heet ACCURA® Cilinder Management. Een naam die wáár maakt wat hij belooft. Want wordt het geen tijd dat u 24 uur per dag kunt zien waar de gascilinders in uw bedrijf staan? Uit overwegingen van kosteninzicht, efficiency, veiligheid, kwaliteit of traceerbaarheid? Nu is het er. Een abonnement waarmee u zelf voortdurend alle cilinderbewegingen, standtijden, gebruiksrapportages, keurdata en wat al niet meer heel precies kunt inzien en omzetten in spreadsheet-overzichten. Minder cilinders, minder administratie, minder kosten én veiliger! ACCURA®. Zo nauwkeurig kan gas management zijn.

Linde Gas – ideas become solutions.

Linde Gas Benelux B.V. Havenstraat 1, 3115 HC Schiedam Tel. 088 262 62 62, fax 010 246 15 06 info.lg.nl@linde.com, www.linde-gas.nl

Linde Gas Belgium NV Westvaartdijk 85, 1850 Grimbergen Tel. +32 2890 95 10, fax +32 2890 95 29 contact.lg.be@linde.com, www.linde-gas.be

Doseren ...

... transporteren, mengen, breken, zeven: GERICKE beschikt over de kennis en de technieken voor iedere denkbare processtap of totaaloplossing. Wij leveren al meer dan 115 jaar machines en complete systemen als optimale toepassing in stortgoed gerelateerde processen. Wij bieden u onze kennis en kwaliteit in combinatie met onze betrouwbaarheid, efficiënte en wereldwijde service.

Geavanceerde stortgoedtechnologie CH-8105 Regensdorf T +41 (0)44 871 36 36

DE-78239 Rielasingen T +49 (0)7731 92 90

Singapore 787813 T +65 64 52 81 33

FR-95100 Argenteuil T +33 (0)1 39 98 29 29

NL-3870 CA Hoevelaken T +31 (0)33 25 42 100

www.gericke.net

gericke.nl@gericke.net

GB-Ashton-under-Lyne Lancashire, OL6 7DJ T +44 (0)161 344 1140


Innovatie

FOTO: ROBERT VAN DEN BERGE/HET FOTOBURE AU

MANIFEST BIOBASED ECONOMY

Rob Versluijs van Glycanex werkt aan een techniek om groente en fruit in verpakkingen langer houdbaar te maken

H

et idee is dat kleine bedrijfjes die financieel nog niet levensvatbaar zijn maar wel innovatieve ideeën hebben, deze bij SABIC kunnen uitwerken, met gebruikmaking van goedkope huisvesting en de onderzoeksfaciliteiten en know how van SABIC. Rein Willems, voorzitter van de Regiegroep Chemie, verleende het project

O

onlangs het predicaat ‘Center for Open Chemical Innovation’ (COCI).

ndertekenaars zijn onder meer Natuurmonumenten, Oxfam Novib, Solidaridad, Stichting Natuur en Milieu, Wereld Natuur Fonds, IUCN NL, Avantium, AVEBE, Cosun, DSM, Eneco, Essent, Havenschap Rotterdam, KLM, Purac en de Rabobank. De partijen stellen vast dat transitie van fossiele naar hernieuwbare grondstoffen niet eenvoudig zal zijn en risico’s met zich meebrengt. Duidelijk is ook dat de biobased economy extra werkgelegenheid kan creeren en technologie, sociale innovaties en een kennisinfrastructuur kan helpen ontwikkelen.

Groene chemie

Mening delen

Dit betekent dat Bergen op Zoom hét centrum wordt voor de groene chemie. De zes bedrijfjes die zich tot nu toe hebben aangemeld werken nauw samenhang met SABIC en met Avans Hogeschool, die een onderwijstraject in de groene chemie ontwikkelt. Eén van de nieuwe bedrijfjes, EPL Europe, gaat volledig afbreekbare bakjes en bekertjes uit papier- en kartonafval produceren voor de medische sector, de voedingsmiddelen- en de verpakkingsindustrie. Op de campus wordt onderzocht of het ook uit bietenpulp kan. Glycanex, een ander bedrijfje, werkt aan een techniek om groente en fruit in verpakkingen langer houdbaar te maken. p

De partijen delen de mening dat productie van hernieuwbare grondstoffen nooit ten koste mag gaan van voldoende, veilige en gezonde voeding. Invoering mag niet alleen voor Nederland gunstig zijn en moet bijdragen aan vermindering van het energie- en materiaalverbruik. Verder heeft de inzet van hernieuwbare grondstoffen in de regio van herkomst prioriteit en moet prijsspeculatie zoveel mogelijk worden voorkomen. De handelsmarkt moet ondersteund worden met goede regelgeving en duurzaamheidscriteria. Er zal onderzoek worden gedaan naar het verduurzamen van productie- en distributieketens, verbetering van de kwaliteit van arbeid en scholing en afstemming van opleidingen op de biobased economy. Ook het meedenken over duurzaamheidscriteria, biomassacertificering, verdere ontwikkeling en handhaving van internationale wet- en regelgeving en maatschappelijke acceptatie van biobased staan op de agenda. p

‘GROENE’ COCI IN BERGEN OP ZOOM De nieuwe Green Chemistry Campus op het terrein van SABIC Innovative Plastics in Bergen op Zoom wordt hét middelpunt van de biobased economy. Het project kreeg onlangs het predicaat ‘Center for Open Chemical Innovation’, wat betekent dat alle initiatieven om technieken te ontwikkelen en producten te maken op basis van reststoffen uit de landbouw voortaan in Bergen op Zoom worden geconcentreerd.

Eind september hebben vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven een manifest ondertekend over de ontwikkeling van de biobased economy.

STYREEN EN ACRYLZUUR UIT PLANTAARDIGE GRONDSTOFFEN Onderzoekers van BASF, GreenICT, Synbra, en DSM werken samen met Wageningen Universiteit en onderzoeksinstituut Wageningen UR Food & Biobased Research aan de processen om de bulkchemicaliën styreen en acrylzuur uit plantaardige grondstoffen te produceren. Het ACTION-project is onderdeel van het Biobased Performance Materials-programma dat werkt aan groene bouwstenen en materialen voor een biobased economy.

S

tyreen en acrylaten zijn twee van de meest gebruikte bulkchemicaliën ter wereld en worden momenteel gemaakt uit fossiele oliën. Ze worden gebruikt in onder meer de productie van coatings, optische vezels, plexiglas, lijmen en plastics. In het onderzoeksproject “Acrylic and Styrenic Monomers and Polymers from Biomass” (ACTION) worden als grondstof suikers uit planten en eiwithoudende reststromen gebruikt, die vrijkomen bij bijvoorbeeld de productie van biobrandstof. ‘Op basis van ons patent en de wetenschappelijke literatuur denken we dat we deze stoffen van biomassa

kunnen maken. De processtappen zijn alleen nog nooit allemaal achter elkaar gezet. En dat gaan we nu doen,’ aldus Jérôme Le Nôtre, projectleider van het ACTION-project.

Groen alternatief De biomassareststromen zijn een groen alternatief voor fossiele olie, zijn goedkoop en bevatten na productie van biobrandstof nog ongeveer 35 procent eiwitten. Uit deze eiwitten worden in twee stappen via een enzymatische en een katalytische reactie - styreen en acrylaten gemaakt. Een tweede lijn van onderzoek richt zich op het maken van acrylzuur uit suikers. De suikers worden door middel van fermentatie uit de resten van planten gehaald. Onderzoekers werken aan het verbeteren van deze processen en opschaling van de productie van styreen en acrylzuur uit biomassarestromen. De bedrijven kunnen met deze groene bouwstenen optische vezels maken en het plastic polystyreen, dat ook gebruikt wordt als isolatiemateriaal. p

oktober 2011 Chemie magazine 11


Bezoek ons tijdens de

INTERMODAL EUROPE 2011 29 NOV - 01 DEC Stand D-48, Hamburg

4660 4,,.,564,5 /,; =,030.:;, 3(+05. A,2,905.::@:;,,4 =669 */,40:*/ ;9(5:769; 6=,9 3(5+ ,5 A,, 7\ *DUG RPVOXLW GH ODGLQJ RS ]HHU EHWURXZEDUH HQ HIIHFWLHYH ZLM]H +HW ZHUNW VQHO pQ YHLOLJ RQ]H SURGXFWHQ ]LMQ VSHFLDDO RQWZLNNHOG HQ JHFHUWLÀ FHHUG YRRU YHUYRHU YDQ JHYDDUOLMNH VWRIIHQ SHU VSRRU RYHU ]HH HQ RS GH ZHJ 7\ *DUG LV NRVWHQEHVSDUHQG HQ PLOLHXYULHQGHOLMN YRRUNRPW ODGLQJVFKDGH HQ LQFLGHQWHQ ]RGDW KHW PRRL PHHJHQRPHQ ZRUGW pQ QHWMHV DDQNRPW 9RRU PHHU LQIRUPDWLH RYHU GLW SURGXFW EH]RHN RQ]H ZHEVLWH 2I HUYDDU KHW ]HOI YUDDJ QDDU HHQ YULMEOLMYHQGH SURHIYHUVFKHSLQJ RI GHPRQVWUDWLH RYHU GLW XQLHNH SURGXFW YDQ :DOQXW ,QGXVWULHV

;@ .(9+ ,<


Veiligheid

INDUSTRIE PAKT VEILIGHEID AAN Het bedrijfsleven gaat de veiligheid in bedrijven die grootschalig met gevaarlijke stoffen werken, de zogenoemde BRZO-bedrijven, verder vergroten. Dit moet leiden tot het voorkomen van incidenten zoals de brand in Moerdijk begin dit jaar. Voorzitter Bernard Wientjes van VNO-NCW heeft mede namens de brancheorganisaties VNPI, VNCI, VHCP en VOTOB het actieplan ‘Veiligheid Voorop’ aan staatssecretaris Atsma aangeboden.

V

olgens Atsma komt het plan als geroepen. De staatssecretaris sprak daarom zijn waardering uit voor het actieplan, in het bijzonder omdat het een plan ván en vóór het bedrijfsleven is. ‘Niets beter dan dat bedrijven elkaar gaan helpen om de veiligheidscultuur sterk te verbeteren. Het zijn juist de koplopers die de achterblijvers met overtuiging kunnen motiveren om een paar tandjes bij te zetten en extra vaart te

maken met veiligheid in en om een risicovol bedrijf,’ aldus Atsma in zijn reactie. In het plan zeggen de branches toe om aan de hand van tien actiepunten de veiligheid in bedrijven verder te verbeteren. Uitgangspunt is dat een betere veiligheidscultuur zich niet alleen door wetgeving laat afdwingen; het gaat om de houding en het gedrag van iedereen die in het bedrijf werkt. Het actieplan van het bedrijfsleven moet ertoe leiden dat bij iedereen en op elke plek in het bedrijf veiligheid bij het werken met gevaarlijke stoffen voorop staat.

Voorwaarden Voor een goede veiligheidscultuur moet ook aan andere voorwaarden worden voldaan, menen de brancheorganisaties. Noodzakelijk zijn volgens hen betrokken leiderschap, een continue verbetering van het veiligheidsbeheerssysteem en actieve veiligheidsnetwerken. Het is bovendien belangrijk, aldus het plan,

Overhandiging rapport met Atsma (links) en Wientjes (rechts)

dat bedrijven van elkaar eisen dat ze een goede veiligheidscultuur hebben. Daarnaast moeten de BRZO-bedrijven al voldoen aan strenge Europese veiligheidswetgeving. Het bedrijfsleven doet daarnaast een beroep op het kabinet om de uitvoering van de BRZO-wetgeving te verbeteren. De totstandkoming van kwalitatief hoogwaardige Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) speelt hierbij een belangrijke rol. De RUD’s verzorgen de vergunningverlening, toezicht en hand-

having in een regio. Er zouden vier van deze diensten moeten zijn. Hierdoor is elke RUD automatisch verantwoordelijk voor voldoende te controleren BRZObedrijven, waardoor hun specialistische kennis geborgd is. VNONCW vindt het een gemiste kans als de overheid de huidige versnipperde aanpak van de BRZOwetgeving laat bestaan en vraagt de staatssecretaris snel over te gaan tot het aanwijzen van de BRZO-RUD’s. p

ZELFINSPECTIETOOL VOOR GEVAARLIJKE STOFFEN

FOTO: SHUT TERSTOCK

De Arbeidsinspectie heeft voor (mkb)bedrijven een zelfinspectietool voor gevaarlijke stoffen ontwikkeld, een digitale tool waarmee een bedrijf zelf kan bepalen of er gewerkt wordt volgens de arbowetgeving van gevaarlijke stoffen of niet.

E

en bedrijf dat een aantal vragen in deze zelfinspectietool doorloopt, krijgt een rapport waarin staat wat het bedrijf op orde heeft en welke punten met betrekking tot het beleid op gevaarlijke stoffen nog verbeterd moe-

ten worden. Hierbij wordt ook aangegeven hoe die punten verbeterd kunnen worden. De zelfinspectietool voor gevaarlijke stoffen is gelanceerd op 4 oktober tijdens de landelijke stoffendag in Amersfoort. p

advertentie

oktober 2011 Chemie magazine 13



Responsible care

Evonik won met een waterbesparend product voor heraanplant van de arganboom

AkkuSer haalt 90 procent van de waardevolle metalen uit de batterijen

EVONIK EN AKKUSER WINNEN EUROPESE RC-AWARD Mat een waterbesparend product voor heraanplant van de arganboom in Marokko heeft het Duitse Evonik Industries de Europese Responsible Care-award 2011 gewonnen in de categorie grotere bedrijven. Het Finse AkkuSer ontving voor de energie-efficiënte recycling van batterijen de prijs voor het mkb. Een speciale prijs ging naar het Franse Union des Industries Chimiques, dat in dit Internationale Jaar van de Chemie via kunst de aandacht van het publiek op de chemie vestigde. De Europese Responsible Care-award, uitgereikt door de Europese branchevereniging Cefic, is bedoeld voor chemiebedrijven die afgelopen jaar hun prestaties op het gebied van gezondheid, veiligheid en milieu het meest in het oog springend hebben verbeterd. Tekst: Igor Znidarsic

D

e arganboom wordt door de lokale bevolking in zuidwest Marokko gebruikt als bron van hout, voer en olie. De boom gedijt in extreem dorre omstandigheden op betrekkelijk arme grond, maar het gebied dat door deze bomen is bedekt, wordt snel kleiner. Herbeplanting is lastig omdat doorgaans 70 procent van de jonge aanplant doodgaat. Met de STOCKOSORB superabsorberende polymeren van Evonik – oorspronkelijk gebruikt in luiers, maar hier speciaal toegepast voor de landbouw – wordt de overlevingskans van de aanplant, afhankelijk van de omstandigheden, aanzienlijk verhoogd. STOCKOSORB absorbeert meerdere keren zijn gewicht aan water en laat het, wanneer de omgeving een bepaalde droogte heeft bereikt, weer geleidelijk los. Dankzij de hydrogel, die in de grond wordt geïnjecteerd, is er geen irrigatie nodig, wat behalve water-

besparing ook een kostenbesparing oplevert. Evonik werkt in het project, waarin inmiddels meer dan duizend bomen zijn geplant, onder meer nauw samen met het Marokkaanse Hassan II Institute of Agronomy.

Waardevolle metalen Gebruikte droge accu’ s en batterijen worden traditioneel gerecycled via een hydrometallurgie-proces, een pyrometallurgie-proces of verhitting. In AkkuSer’s recyclingproces wordt het afval in diverse fasen verpulverd en in een semiautomatisch (er komt handwerk aan te pas) en droog proces met visuele, magnetische en op gewicht gebaseerde methodes gescheiden in onder meer nikkel, kobalt, koper, ijzer en aluminium. Plastic en karton worden als energie gebruikt. Het stof dat bij het proces ontstaat, wordt verzameld en aan het eindproduct toegevoegd. De gepatenteerde methode haalt 90 procent van de waardevolle metalen uit de batterijen en accu’s. Omdat er geen water aan te pas komt, wordt er geen afval in het riool geloosd. En omdat de recycling bij kamertemperatuur plaatsvindt, is het energieverbruik laag. De milieubelasting is minimaal omdat er geen afval is.

Rozen Het Union des Industries Chimiques won met het project L’Art en la Matière, waarbij kunstenaars werden uitgenodigd om in vier Franse steden op chemie geïnspireerde kunstwerken te maken. Zo maakte MarieHélène Richard in Parijs de “Rosae Plasticae”, waarbij de rozen werden gemaakt van duizenden gebruikte plastic tassen. Daarmee promootte ze de “circular material economy”. Er waren dit keer meer dan veertig inzendingen uit twaalf landen. ‘De wedstrijd was

opnieuw bijzonder vanwege het hoge aantal inzendingen,’ aldus Cefic’s president Giorgio Squinzi, die de prijzen uitreikte tijdens de jaarlijkse Cefic-bijeenkomst in Madrid. ‘De awards helpen de chemische industrie de zichtbaarheid van Responsible Care te verhogen en de boodschap te verspreiden om mkb-bedrijven in de Responsible Care-familie op te nemen.’ p

EUROPESE AANBEVELING VOOR CHEMIELOOP De jury van de Europese Responsible Care-award 2011 heeft laten weten dat de door de VNCI georganiseerde Chemieloop van 10 september een officiële aanbeveling heeft gekregen. Dit betekent dat de Chemieloop een plek krijgt op de Responsible Care-awards-website van Cefic.

T

ijdens de Chemieloop renden zo’n 750 deelnemers in en rondom het Dow-terrein in Terneuzen de halve marathon of de 10 kilometer. De juryleden zijn vooral gecharmeerd door de manier waarop de Chemieloop chemie midden in de maatschappij plaatst, onder meer doordat een gedeelte van de marathon over het Dow-terrein liep. Deelnemers konden zo eenvoudig de link leggen tussen chemie en het dagelijkse leven. p

oktober 2011 Chemie magazine 15


De energiebesparende persluchtoplossingen van Atlas Copco:

Een hogere productiviteit en lagere bedrijfsproceskosten

Atlas Copco is een begrip op het gebied van perslucht en loopt voorop als het gaat om kwaliteit, betrouwbaarheid en innovatie. Ons doel is uw productie te optimaliseren en uw bedrijfsproceskosten te verlagen. Wij maken ons sterk om u de beste energiebesparende persluchtoplossingen te bieden. Zo leveren we samen een bijdrage aan een gezonde toekomst voor onze wereld. Wilt u weten wat onze persluchtoplossingen kunnen betekenen voor de verlaging van uw energieverbruik en CO2-uitstoot? Neem dan vrijblijvend contact met ons op. Op basis van uw speciďŹ eke situatie krijgt u een advies op maat. Atlas Copco Compressors Nederland Merwedeweg 7, 3336 LG Zwijndrecht Postbus 200, 3330 AE Zwijndrecht Tel (078) 6230 230 Fax (078) 6100 670 www.atlascopco.nl


Actueel

VNCI JUICHT VERSTERKING CONCURRENTIEKRACHT TOE

CHEMIE POSITIEF OVER BEDRIJFSLEVENBRIEF

De VNCI stelt tevreden vast dat het kabinet zijn beleid richt op versterking van de concurrentiekracht van de Nederlandse economie. De VNCI is van mening dat een sterk bedrijfsleven de motor is van welvaart, vernieuwing en verduurzaming van de samenleving. Het kabinetRutte deelt die mening, zo blijkt uit de Miljoenennota 2012.

De chemische industrie in Nederland herkent veel van zijn eigen strategie en ambities in de Bedrijfslevenbrief. Dat meldt Nelo Emerencia, speerpuntmanager innovatie & onderwijs bij de VNCI, in reactie op de door minister Verhagen van EL&I aan de Tweede Kamer gepresenteerde Bedrijfslevenbrief. Het document vormt een reactie op de adviezen van de negen topsectoren (waaronder de chemie) van afgelopen zomer.

D

D

e VNCI leest in de Miljoenennota dat de lasten voor bedrijven in deze kabinetsperiode blijven zoals vermeld in het Regeerakkoord. Er komt een belangrijk pakket maatregelen dat innovatief ondernemerschap (voor een belangrijk deel gericht op het mkb) stimuleert. Daarnaast is de VNCI verheugd dat het kabinet stappen zet om de belastingheffing te vereenvoudigen door veel kleine heffingen te schrappen. Het kabinet trekt 500 miljoen euro uit voor een nieuwe fiscale aftrek voor R&D, zodat het fiscaal aantrekkelijker wordt om te investeren in innovatie. De VNCI juicht die maatregel toe, want ze onderschrijft de ambitie van het kabinet om ons land tot de top vijf van kenniseconomieën te laten behoren. De chemische industrie in Nederland geeft al zo’n 2,5 procent van de omzet uit aan onderzoek en ontwikkeling binnen het eigen bedrijf. p

oel van de brief is de kenniseconomie naar een hoger plan te tillen. Zo oppert het plan de suggestie dat het bedrijfsleven richting geeft aan de activiteiten van de overheid en kennisinstellingen. ‘We zijn verheugd dat de industrie na lange tijd meer ruimte aangereikt krijgt om te ondernemen, haar prioriteiten uit te voeren en zo innovatie te bewerkstelligen,’ aldus Emerencia.

Versterkte samenwerking Wel verwacht de overheid dat het bedrijfsleven zijn samenwerking met universiteiten, hogescholen en onderzoeksinstituten versterkt. Ook zouden bedrijven meer geld moeten steken in onderzoek & ontwikkeling. Het resultaat hiervan moet zijn dat in 2020 Nederland behoort tot de top vijf van de kenniseconomieën en 2,5 procent van zijn bruto binnenlands product in onderzoek stopt. Volgens Emerencia loopt de chemie hierin voorop. ‘Momenteel geeft de chemische industrie in Nederland al zo’n 2,5 procent van de omzet uit aan onderzoek en ontwikkeling binnen het eigen bedrijf.’

FOTO: HOLL ANDSE HOOGTE

Masterplan Emerencia is het meest positief over het masterplan bètatechniek, bedoeld om het (dreigende) personeelstekort in de bètasector te verkleinen. De topsector Chemie voert hierbij de regie, waarbij het Platform Bèta Techniek ondersteuning biedt. Hij is daarnaast enthousiast over het innovatiefonds voor het mkb en de ambitie om sterker in te zetten

op groene chemie. Zo komt er een high level-groep voor de biogebaseerde economie.

Kanttekening De belangrijkste kanttekening zet de VNCI-speerpuntmanager bij het geld dat beschikbaar komt voor het sectorplan scheikunde. Dit plan, bedoeld om wetenschappelijk onderwijs en onderzoek te verbeteren, vereist tussen 2011 en 2015 20 miljoen euro per jaar. De overheid heeft te kennen gegeven slechts de helft hiervan bij te dragen. Emerencia: ‘De uitvoering van dit plan zal een enorme uitdaging zijn voor de sector. We gaan dit daarom samen met de wetenschap aanpakken.’

Positief Het bedrijfsleven reageerde positief op het bedrijvenbeleid van Verhagen. ‘Het kabinet legt een stevig fundament onder onze toekomstige economische groei,’ stelden de ondernemersorganisaties VNO-NCW, MKB Nederland en LTO Nederland. Jan Kamminga, voorzitter van de ondernemersorganisatie FME-CWM, noemt Verhagen ‘koersvast als het gaat om bedrijvenbeleid’. Blijvend investeren in innovatie is volgens hem nodig om de concurrentiepositie te behouden en uit te bouwen. Hans Chang, algemeen directeur van de KNAW (Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen), is blij met de fiscale maatregelen voor bedrijven. Maar hij vindt het jammer dat de regering niet breed in alle wetenschappelijke vakgebieden investeert.

Innovatiecontracten Verhagen wil dat bedrijven in de negen topsectoren en onderzoekers zogenoemde innovatiecontracten sluiten en samen bepalen op welk gebied onderzoek kan leiden tot betere, vernieuwende en concurrerende producten. De topsectoren en kennisinstituten, zoals NWO, KNAW en TNO, moeten voor het eind van het jaar plannen indienen, waarna Verhagen in het voorjaar van 2012 beslist hoeveel overheidsgeld beschikbaar is per project.In 2012 is jaarlijks in totaal 1,3 miljard euro overheidsgeld beschikbaar, vanaf 2015 ruim 2 miljard euro. p oktober 2011 Chemie magazine 17


BELEIDSMAKERS: CHEMIE EU NIET TRANSPARANT Beleidsmakers in Europa vinden het lastig om de chemische industrie te steunen vanwege haar vermeende gebrek aan transparantie volgens andere belangengroepen en het grote publiek. Ook wordt de chemie verweten geen geloofwaardige, praktische visie voor de toekomst te hebben. Dat blijkt uit een onderzoek dat koepelorganisatie Cefic uit heeft laten voeren onder beleidsmakers van de Europese Unie. De resultaten werden op 30 september bekendgemaakt in Madrid tijdens de jaarlijkse Cefic-bijeenkomst.

W

il de Europese chemische industrie haar gebrek aan transparantie oplossen, dan moet de sector vol-

gens Cefic-president Giorgio Squinzi de handschoen oppakken. ‘We moeten naar buiten, passie laten zien, en innovatief omgaan met anderen.’ Ook de noodzaak voor een langetermijnvisie werd tijdens het debat over de resultaten onderschreven. Volgend jaar, als de bijeenkomst plaatsvindt in Londen, zal de vooruitgang op beide vlakken bekeken worden.

Positief Er waren gelukkig ook positieve geluiden te horen in de conclusies van het onderzoek. Zo vindt vrijwel iedereen chemicaliën essentieel voor het leven van mensen, beschouwt 72 procent van de respondenten chemie cruci-

HERSTEL BELGISCHE CHEMISCHE INDUSTRIE ZET DOOR Na een dramatisch 2009 (-17,2 procent) steeg de omzet van de Belgische chemische industrie in 2010 met 15,2 procent tot 52,5 miljard euro. 2011 laat ook een herstel zien, maar dit zal bescheidener uitvallen, aldus de Market Monitor van kredietverzekeraar Atradius.

V

an de subsectoren stegen zeep, wasmiddelen en cosmetica met 11 procent op jaarbasis; kunststoffen en rubberverwerking met 15 procent; verven, vernissen en inkten met 9 procent; en basischemicaliën met 27 procent. Farmaceutica laat een daling zien van 7 procent, evenals meststoffen vanwege de relatief hoge veestapel, die zorgt voor de nodige meststoffen, waardoor er minder kunstmest nodig is. De uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling namen toe met 6 procent en bereikten een recordniveau. De totale export van de sector steeg met 16 procent, dankzij de in het kielzog van het economische herstel weer opgeflakkerde vraag naar chemische producten.

Internationale conjunctuur De Belgische chemiesector, de tweede grootste productiebranche van het land (goed voor 34,5 procent van de totale export) en een van ‘s werelds grootste chemieproducenten, is in sterke mate afhankelijk van de internationale conjunctuur, aangezien 80 procent van de producten wordt uitgevoerd – vooral naar andere Europese landen en naar de Verenigde Staten. De Belgische beroepsvereniging van de chemiesector Essenscia voorziet ook voor 2011 een verdere groei. Hoewel die waarschijnlijk bescheidener zal uitvallen dan die van 2010, wordt verwacht dat productie en omzet zullen uitstijgen tot boven de precrisisniveaus van 2008.

Betere prestaties In vergelijking met de overige Belgische sectoren presteren de chemiebedrijven beter qua kapitaalsterkte, solvabiliteit en liquiditeit. Ook qua wanbetalingen en faillissementen presteert de chemische industrie als een van de beste. p 18 Chemie magazine oktober 2011

aal voor innovatie en groei, en is 90 procent van mening dat de sector een belangrijke bijdrage levert aan de economie.

Reputatie Voor het onderzoek sprak een onderzoeksbureau tussen juli en september dit jaar met vijftig beleidsmakers, waaronder medewerkers van de Europese Commissie, Permanente Vertegenwoordigers en Europarlementariërs. Doel van het onderzoek was om de reputatie van chemicaliën, de chemische industrie en Cefic in kaart te brengen. p


FOTO: SHUT TERSTOCK

Actueel

CORRECTIES In de vorige editie van Chemie magazine is op pagina 62 de naam van de nieuwe general manager van Shell Pernis verkeerd geschreven. Zijn correcte naam is Bart Voet. Op pagina 61 is de L van LANXESS weggevallen. Het bedrijf heet dus LANXESS.

RC-DAG IN TEKEN VAN SECURITY EN ECO-FOOTPRINT De Responsible Care-dag staat dit jaar in het teken van drie veelbesproken en actuele onderwerpen op het gebied van RC: security, de eco-footprint van de Nederlandse chemische industrie en een LCA-tool voor individuele bedrijven.

S

ecurity is sinds medio 2009 formeel onderdeel van het Responsible Careprogramma. De VNCI werkt daarom aan het invoeren van securitymanagement bij haar leden. Momenteel wordt een tool ontwikkeld waarmee de “securitybehoefte” van een bedrijf vastgesteld kan worden. Tijdens de RC-dag komt deze tool uitgebreid aan de orde. Dat geldt ook voor het project “eco-footprint van de Nederlandse chemische industrie”, dat de VNCI op verzoek van

de chemiesector in samenwerking met Agentschap NL is gestart. Met dit project hoopt de VNCI een antwoord te geven op de vraag hoe groot de eco-footprint van de Nederlandse chemische industrie is. Daarnaast is de VNCI op verzoek van MGB-lidbedrijven een tool aan het ontwikkelen waarmee bedrijven LCA-berekeningen (life cycle analysis) kunnen uitvoeren en zo kunnen nagaan hoe zij hun ecologische voetafdruk kunnen verkleinen. De VNCI Responsible Care-dag, op 3 november in Antropia te Driebergen, is bedoeld voor iedereen die te maken heeft met Responsible Care, ketenbeheer en duurzame ontwikkeling binnen de VNCI-lidbedrijven. p Meer informatie: looijs@vnci.nl

AGRO, PAPIER EN CHEMIE JAGEN SAMEN MET OVERHEID GROENE ECONOMIE AAN De VNCI en de Stichting Dutch Biorefinery Cluster hebben gezamenlijk een Green Deal gesloten met het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De partijen willen hiermee de ontwikkeling van de biobased economy versnellen en zo bijdragen aan de verduurzaming van de maatschappij. De deal laat zien dat groen en groei hand in hand gaan via publiek–private samenwerking en loopt tot 2014. et de deal belooft de industrie het gebruik van biomassa te bevorderen, waarbij zij veel kansen ziet voor bijvoorbeeld eiwitten uit afval halen en chemische bouwstoffen uit planten benutten. Het ministerie tekent daarbij voor assistentie en ondersteuning hierbij, onder meer via consistente wet- en regelgeving en instrumenten om potentiële business cases eenvoudig om te zetten naar commerciële initiatieven. Nieuw is het sectoroverschrijdende karakter van de deal: agro, papier en chemie (APC) werken samen aan initiatieven om het gebruik van biomassa uit te breiden. Het

M

APC-platform wil voor 2014 minstens zes business cases opleveren die door bedrijven uit deze sectoren via samenwerking commercieel ingezet worden.

Enthousiasme ’De chemische industrie is zeer enthousiast over de Green Deal,’ aldus Colette Alma, directeur van de VNCI en een van de ondertekenaars van de Green Deal. ‘Het past in onze strategie om als chemische industrie grote stappen te zetten naar een biobased economy en zo bij te dragen aan een duurzame samenleving.’ Annita Westenbroek, directeur van the Dutch Biorefinery Cluster, onderstreept daarnaast het belang van de intersectorale samenwerking. ‘In de nieuwe biobased economy verdwijnen de muurtjes tussen de sectoren. De agro- en papierindustrie verwerken al eeuwenlang biobased grondstoffen tot waardevolle fooden non-foodproducten. Er kan echter nog meer waarde worden gehaald uit biomassa, waarmee het een belangrijke grondstof wordt voor de chemische industrie.’ p

oktober 2011 Chemie magazine 19



Actueel

CHEMIE IN ZEELAND GROEIT MINDER SNEL Doordat de chemische industrie er minder groeit dan in voorgaande jaren, zwakt de groei van de Zeeuwse economie in 2011 en 2012 af, zo verwacht het economisch bureau van ING. ZeeuwsVlaanderen, waar de chemie sterk is vertegenwoordigd, gaat de teruggang het hardst voelen. De economie zal er in 2011 en 2012 toenemen met respectievelijk 0,8 en 0,4 procent. In de rest van Zeeland zal de groei 1,5 en 1 procent bedragen.

O

mdat in Zeeuws-Vlaanderen de industrie voor meer dan 40 procent de economie bepaalt, zal de afvlakkende wereldmarkt en export vooral de economie van deze regio nadelig beïnvloeden. Die ontwikkeling zal worden versterkt door de aanwezigheid van transportbedrijven, die eveneens geraakt worden door de afnemende export. De ontwikkeling van de Zeeuwse economie wordt verder belemmerd door de geringe bevolkingsgroei. Doordat de huizenprijzen zullen dalen, kan het woonklimaat er verbeterd worden en kunnen starters aangetrokken worden, meent de ING. Een voorwaarde is wel dat er voldoende werkgelegenheid is. Aangezien de werkloosheid in Zeeland laag is en de bevolking de komende jaren vergrijst, hoeft dit geen probleem te zijn. p

De KNCV, beroepsvereniging voor chemici, is op zoek naar net gestarte chemici, life scientists, procestechnologen en vergelijkbare werknemers voor haar jaarlijkse startersenquête. Doel hiervan is om in kaart te brengen wat de vraag, perspectieven en salarissen van deze beroepsgroep zijn.

P

otentiële deelnemers van de vragenlijst moeten na 1 januari 2010 afgestudeerd of gepromoveerd zijn. Het invullen duurt maximaal 15 minuten en deelnemers maken kans op een ballonvlucht voor 2 personen. De resultaten worden aan het eind van het jaar bekend gemaakt. p Meer informatie: www.kncv.nl

FOTO: FOTOGR AFICUS.NL

WAT VERDIENT DAT NOU, CHEMIE?

SNELSTE VROUW In de vorige editie van Chemie magazine is helaas een verkeerde naam genoemd bij de winnaars van de 10 kilometer van AkzoNobel tijdens de Chemieloop. De snelste vrouw bij deze wedstrijd werd namelijk, op de 17ste plaats, ir. M.M.C. (Maartje) Bastings. Zij is promovenda in de chemie en is werkzaam op de Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep Molecular Science and Technology. p

WWW Meer actueel nieuws op www.vnci.nl en in de wekelijkse gratis Chemie nieuwsbrief (meld je aan via de site). oktober 2011 Chemie magazine 21


Nederland gaat secundair fosfaat hergebruiken en exporteren

KETENAKKOORD FOSFA Hoewel arm aan primaire grondstoffen, kan Nederland zich ontpoppen tot exporteur van secundair fosfaat. Althans als het Ketenakkoord ‘Sluiten Fosfaatkringloop’, dat op 4 oktober werd ondertekend, zijn beoogde uitwerking heeft. Niet minder dan twintig partijen spreken daarin de ambitie uit om binnen twee jaar zoveel mogelijk restfosfaat milieuverantwoord in de kringloop te brengen en te exporteren. Tekst: Joost van Kasteren

et ketenakkoord sluit naadloos aan op onze ambities,’ stelt Willem Schipper, bij Thermphos in Vlissingen verantwoordelijk voor new business development. ‘We importeren jaarlijks circa 600.000 ton fosfaaterts. Daar maken we fosfor en afgeleide verbindingen van die weer als halffabricaat worden gebruikt in een scala aan producten, variërend van voedingsmiddelen tot elektronica. In 2020 willen we helemaal zijn overgestapt op secundaire fosfaatgrondstoffen. Als we die ambitie willen realiseren, hebben we partners nodig en moeten

FOTO: HOLL ANDSE HOOGTE

‘H

22 Chemie magazine oktober 2011

we ketens vormen.’ Dirk den Ottelander, bij Thermphos verantwoordelijk voor global health, safety, environment & quality legt uit hoe het zit: ‘Momenteel bestaat ruim 10 procent van onze input uit secundair fosfaat. Een van de stromen die geschikt is als grondstof voor de fosforproductie is de as van rioolslib. Het is afkomstig van SNB, de Slibverwerking Noord-Brabant, een bedrijf in Moerdijk dat het zuiveringsslib verbrandt dat vrijkomt bij de afvalwaterzuivering. De as van de verbranding kan gemengd worden met fosfaaterts en kan dan de ovens in.’

Een belangrijke partner in de keten is dus SNB, de leverancier van de reststof. Maar daar blijft het niet bij. Den Ottelander: ‘Om de reststof te kunnen gebruiken, moet die aan een aantal eisen voldoen. De belangrijkste daarvan is dat er geen ijzer in de as mag zitten. Dat betekent echter dat de water- en zuiveringsschappen die de installaties voor afvalwaterzuivering beheren, hun proces moeten aanpassen.’ Normaliter gebruiken de wateren zuiveringsschappen een ijzerhoudende verbinding om fosfaat neer te slaan uit het afvalwater, vertelt Den Ottelander. ‘Om een voor ons bruik-


Milieu

AT GETEKEND

bare grondstof te produceren, moeten ze de ijzerhoudende verbinding vervangen door een verbinding met aluminium. Dat betekent dat zij ook weer technische en logistieke aanpassingen moeten doen. Een behoorlijk aantal water- en zuiveringsschappen heeft dat inmiddels gedaan of is ermee bezig.’

Secundair fosfaat Zoals gezegd, gaat het zogeheten rioolfosfaat – de as van zuiveringsslib – mee met de grote stroom primair fosfaaterts de ovens in bij Thermphos. ‘We hebben nog geen ervaring met 100 procent secundair fosfaat,’ zegt Den Ottelander, ‘maar de kans is groot dat wij onze installaties en procedures aan zullen moeten passen.’ ‘Gelukkig hebben we daar veel ervaring mee,’ vult Schipper aan. ‘Thermphos is waarschijnlijk een van de weinige, zo niet de enige fosforproducent ter wereld die steeds wisselende mengsels van fosfaaterts verwerkt. We hebben namelijk geen eigen mijnen, dus zijn we afhankelijk van wat er op de wereldmarkt wordt aangeboden. Bijgevolg kunnen we redelijk voorspellen hoe we onze ovens moeten inregelen voor verschillende fosfaatertsen en daarmee ook voor rioolfosfaat en andere secundaire reststromen die we inzetten.’ Gevraagd naar de motieven van Thermphos om zo fors in te zetten op secundaire grondstoffen, noemt Schipper er twee. ‘Om te beginnen de prijs van fosfaaterts op de wereldmarkt. In 2008 vertoonde die een enorme piek. Later daalde de prijs weer, maar we zien toch een gestage stijging. Dat ligt ook voor de hand. Aan de ene kant neemt de vraag toe, onder meer vanwege de groeiende behoefte aan fosfaat kunstmest. Aan de andere

KETENAKKOORD ‘De oorsprong van het ketenakkoord gaat een paar jaar terug. Toen hebben we een aantal partijen uit verschillende sectoren bij elkaar gebracht om fosfaatschaarste en duurzaam gebruik van nutriënten op de agenda te zetten,’ vertelt Ger Pannekoek van het Nutriënt Platform. ‘Op dat moment was er nog veel te weinig maatschappelijke en politieke aandacht voor die uitdaging. Als vervolg daarop hebben we begin dit jaar het Nutriënt Platform opgericht; een cross-sectoraal netwerk met als doel een duurzamer gebruik van nutriënten door de hele keten heen.’ (www.nutrientplatform.org) Met betrokken partijen en andere – in totaal 19, maar er kunnen er nog meer bij – werd op 4 oktober het Ketenakkoord Fosfaatkringloop ondertekend. Een van de partijen is de overheid. Arnoud Passenier, strategisch adviseur bij het ministerie van I&M: ‘Als wij onze ambitie willen waarmaken om minder afhankelijk te worden van grondstoffen door een nieuwe markt te creëren met secundaire fosfaatgrondstoffen, dan moeten we partijen stimuleren tot onderling vertrouwen en samenwerking, tot de vorming van nieuwe combinaties, waardoor investeringen efficiënter worden ingezet voor de verwerking van secundair fosfaat.’ Een van de uitvloeisels van het Ketenakkoord is dat de overheid ook de wet- en regelgeving kritisch tegen het licht gaat houden. Passenier: ‘In de tijd dat de wetten werden gemaakt, golden mest en zuiveringsslib als afvalstof. Het komende halfjaar gaan we vanuit de kringloopgedachte kijken hoe de wetgeving kan worden aangepast om het gebruik van secundaire grondstoffen te bevorderen, zonder in te leveren op de eisen voor een schoon milieu.’ Een belangrijk aspect van het Ketenakkoord tenslotte is het stimuleren van kennis en innovatie. Diverse kennisinstellingen zijn mede-ondertekenaar en de verwachting is dat het winnen en benutten van secundaire grondstoffen ook aan de orde komt in de innovatiecontracten, zeg maar de ‘road maps’ voor kennis en innovatie die de topsectoren voor 31 december moeten opstellen. Dat geldt dan met name voor de topsectoren Chemie, Agro&Food en Water en eventueel energie. Het project past ook binnen de routekaart Chemie, waarin ook gekeken wordt naar (alternatieve) grondstoffen, re/up-cycling en ketensamenwerking.

oktober 2011 Chemie magazine 23


‘De kans is groot dat wij onze installaties en procedures aan zullen moeten passen’ kant stijgen de productiekosten omdat de makkelijk winbare voorraden uitgeput raken. Fosfaaterts raakt voorlopig niet op, maar wordt wel steeds moeilijker winbaar en dus duurder. Bovendien is Europa afhankelijk van de paar landen die wel over grote voorraden beschikken, zoals Marokko en China. Dat kan een risico zijn.’ Het tweede motief om primair fosfaaterts gaandeweg te vervangen door secundaire fosfaatgrondstoffen is, volgens Schippers, dat het in deze tijd maatschappelijk niet verantwoord is om een nuttige grondstof te verspillen. ‘De as van zuiveringsslib komt nu terecht in asfalt of cement, waardoor het daarin voorkomende fosfaat niet meer beschikbaar is. Zo langzamer-

24 Chemie magazine oktober 2011

hand is iedereen er wel van doordrongen dat dat niet de route is die we als samenleving moeten nemen. Als je de kans krijgt om fosfaat te hergebruiken, dan moet je die niet laten liggen.’

Fosfaatoverschot Voor Antony Zanelli van ICL Fertilizers komt daar nog een overweging bij. ‘Nederland is dankzij de import van grondstoffen voor veevoer en humane voeding een land met een fosfaatoverschot. Daarmee belasten we het milieu. Het is toch veel mooier om dat overschot te verwerken en vervolgens te exporteren naar gebieden in de wereld die kampen met een ernstig tekort aan fosfaat. Als ICL exporteren we 90 procent van onze productie. Als het aandeel secundair fosfaat in ons grondstoffengebruik 10 tot 15 procent is en over een paar jaar nog meer, dan is dat toch prachtig.’ Zanelli is managing director van ICL Fertilizers Europe CV in Amsterdam, de grootste producent van fosfaatkunstmest in Europa. Hij vertelt dat ICL, na een aantal jaren experimenteren in het laboratorium, momenteel pilottesten uitvoert om secundair fosfaat te verwerken in de kunstmestformules. Een voordeel bij deze vorm van verwerking is dat er geen technische en logistieke aanpassingen nodig zijn om ijzerhoudende verbindingen te verwerken. Een van de bronnen voor het secundaire fosfaat bij ICL is namelijk, evenals bij Thermphos, de as van verbrand zuiveringsslib. Daarnaast maakt het bedrijf gebruik van assen die vrijkomen bij het verbranden van kippenmest. Dierlijke meststromen, afkomstig van varkens en koeien, bevatten fosfaat, maar zijn (nog) niet in beeld als bron van secundair fosfaat. Zanelli: ‘Op dit moment is nog niet uitgekristalliseerd hoe die meststromen verwerkt gaan worden. Maar op termijn is het zeker een interessante bron.’ De derde reststroom die bruikbaar is voor de productie van kunstmest is struviet, een fosfaatverbinding die gemaakt wordt tijdens de

zuivering van afvalwater. Hier wordt fosfaat niet neergeslagen met ijzer- of aluminiumzouten, maar met magnesium en stikstof. Nadeel van struviet is dat een kwart tot de helft van de aanwezige fosfaat alsnog verloren gaat. Het fosfaat in de as van zuiveringsslib kan voor ongeveer 90 procent worden teruggewonnen. Zanelli: ‘We denken dat we zonder al te veel problemen 10 tot 15 procent van het aangevoerde fosfaaterts kunnen vervangen door secundair fosfaat. We zullen waarschijnlijk het een en ander aan moeten passen aan onze installaties en in onze procedures, maar we kunnen dan wel de kunstmest maken die we nu ook maken. Als het aandeel secundair fosfaat groter wordt, moeten we misschien onze kunstmestformules en onze processen ingrijpender aanpassen, maar dan wordt het een ander verhaal. Want dan moet je ook de markt zien mee te krijgen.’

Onderling vertrouwen Zanelli is, evenals Schippers en Den Ottelander van Thermphos zeer te spreken over het ketenakkoord fosfaat. ‘Afspraken met andere partijen in de keten zorgen voor onderling vertrouwen,’ zegt hij. Als bedrijf ben je eerder geneigd om te investeren in vernieuwingen als je weet dat de neuzen van je toeleveranciers en van je afnemers in dezelfde richting staan. Belangrijk is ook dat de overheid partij is in het Ketenakkoord. Dat geeft ons goede hoop dat ook de wet- en regelgeving zal worden aangepast.’ Rein Coster, directeur van de VKP, de Vereniging van Kunstmest Producenten, ziet het akkoord als een flinke stap in de goede richting. De VKP is lid van het Nutriënt Platform (zie kader), maar heeft het Ketenakkoord niet ondertekend, omdat VKP-lid ICL Fertilizers al partij is. Coster: ‘Het Ketenakkoord Fosfaatkringloop markeert de omslag in het denken. Vroeger werden kunstmestproducenten gezien als deel van het probleem; nu zijn we deel van de oplossing.’ p


$ " " # # " ! " # ! " "

"

$ *-

' ) !"# --- +%%' ) !"# &$ $ . '&+ +( )*'& & ! # )!&# '& , & )#


Moncef Hadri, hoofdeconoom Cefic

‘Recessie? We groeien nog!’ Griekenland aan de rand van een faillissement, oplopende tekorten in EU-lidstaten, teruglopend vertrouwen bij de consument en angst voor een nieuwe recessie. Europa leeft in onzekere tijden. Dient de gevreesde “double dip” zich toch aan? En wat betekent dat alles voor de chemische industrie in Europa? Hoofdeconoom dr. Moncef Hadri van Cefic denkt dat het zal loslopen. Laconiek: ‘Recessie? We groeien nog. Double dip? Ik zie geen signalen die daar op wijzen.’ Tekst:Jos de Gruiter

26 Chemie magazine oktober 2011


Interview

de binnenlandse markt, voor de werkgelegenheid en omdat we high tech producten willen hebben. Wat we goed zouden kunnen gebruiken, is een Europees industriebeleid, een beleid dat onze industrie in staat stelt te concurreren met de wereld.’

e in Cefic georganiseerde chemische industrie zet per jaar 491 miljard euro om en biedt werkgelegenheid aan 1,2 miljoen burgers. Het marktaandeel in de wereldwijde productie daalde de afgelopen jaar van bijna 30 naar ruim 20 procent, maar desondanks groeide de afzet over het decennium jaarlijks gemiddeld zo’n 4 procent. Het gaat dus goed met de chemische industrie in Europa, is dan ook de conclusie van dr. Moncef Hadri, hoofdeconoom van de koepelorganisatie van de chemische industrie in Europa.

dan de opkomende economieën, in het bijzonder op het gebied van specialties. Verder hebben we een belangrijke interne markt. Driekwart van onze productie wordt afgezet op de Europese markt, wij hoeven maar een kwart van onze productie te exporteren. Andere landen moeten een veel groter deel van hun productie afzetten op de wereldmarkt. Het gaat echt goed met de chemische industrie in Europa. Het enige wat we echt nodig hebben is regelgeving die ons gelegenheid biedt om te groeien en concurrerend te zijn met andere delen van de wereld.’

En dat dalende marktaandeel? ‘Dat neemt af omdat andere continenten met een inhaalrace bezig zijn. Europa heeft een aantal problemen: onze werknemers zijn productief, maar hoogopgeleid, dus relatief duur. In China zijn de loonkosten een kwart tot de helft lager dan in Europa. Daarnaast is de Chinese bevolking gemiddeld jonger dan de vergrijzende Europese bevolking, dus is de vraag naar een aantal producten, cosmetica bijvoorbeeld, groter. Samenvattend: wij hebben te maken met hogere loonkosten, een gematigde economische groei, vergrijzende bevolking en Europese regelgeving, zoals REACH en ETS, die het ons moeilijk maakt om op te boksen tegen de concurrentie uit Azië.’

Hoe zal die trend zich verder ontwikkelen? ‘In 2003 deed Cefic onderzoek naar de ontwikkelingen in de chemie tot 2015. We spraken daarin wel wat zorgen uit: als er niets werd gedaan aan het ondernemingsklimaat in de EU-lidstaten zou ons marktaandeel zakken naar 16 procent. We zitten nu op 21 procent, dus er zijn dingen ten goede gekeerd. Ik durf nu te zeggen dat ik optimistisch ben over de kansen van de Europese chemie. Landen als India en China hebben onze kennis en producten nodig en regelgeving als REACH, waarmee wij nu te kampen hebben, zal misschien de komende tien jaar ook in China worden geïntroduceerd. Bovendien: chemie is het begin van het verhaal. Je kunt heel veel producten niet maken als er geen chemie is. Dertig procent van elke auto is direct afhankelijk van producten uit de chemische industrie. We hebben chemie in Europa nodig: voor

FOTO: CA SPER RIL A

D

We hebben toch ook wel een paar voordelen, mag ik hopen? ‘Zeker: wij spenderen meer aan R&D

U schetst een positief beeld, maar we hebben een financiële en economische crisis achter de rug. In welke mate heeft de Europese chemische industrie daaronder geleden? ‘De chemische industrie in Europa bestaat in de kern uit 55 grote bedrijven die 70 procent van de markt bestrijken. Maar we hebben ook veel mkb-bedrijven. Dat zijn bedrijven die veel lokale werkgelegenheid scheppen, maar ze zijn ook heel gevoelig voor conjuncturele schommelingen en afhankelijk van de beschikbaarheid van extern kapitaal. Op het dieptepunt van de crisis in december 2008 was het grote probleem dat bedrijven geen extern kapitaal konden aantrekken. Als je niet op wereldschaal opereert, geen grote zak met geld beschikbaar hebt en niet aan kapitaal kunt komen, dan kun je niet anders dan de productie stopzetten of verminderen. Dat gebeurde dan ook op grote schaal. We zagen in die periode productiedalingen van 25 tot 40 procent in sommige sectoren. Over heel 2009 daalde het productievolume met 11 procent. Hetzelfde gebeurde in de VS. Het wrange is wel dat de VS vaak de schuld is van crises, maar er sneller van herstelt.’ Is de Europese chemische industrie inmiddels volledig hersteld van de crisis? ‘We verwachten dat herstel sinds het eind van 2009 en we zien sindsdien veel positieve indicatoren. De productie zit op 80 procent van zijn capaciteit. Dat is niet ver verwijderd van de 82 procent, het niveau dat door de jaren heen gebruikelijk is. We hebben een goed 2010 meegemaakt met 9,7 groei, waarbij ik wel moet aantekenen dat dat minder spectaculair is dan het lijkt, want we kwamen van min 11 procent in 2009. Het eerste kwartaal van 2011 was goed met 5 procent groei en een positieve stemming, maar sinds juni zitten we met de huidige crisis en e oktober 2011 Chemie magazine 27


‘Natuurlijk zijn er spanningen’ Dus: zeur niet over de euro, help Griekenland en tel je zegeningen? ‘Inderdaad.’

moesten onze verwachtingen bijstellen naar 2,5 groei in 2011, wat overigens niet slecht is.’ Staan we niet op de drempel van een nieuwe crisis? ‘We hebben nog 3,2 procent groei nodig om terug te keren naar het hoge niveau waarop we voor de start van de crisis zaten, in 2007. Zonder grote externe schok bereiken we in de eerste helft van 2013 het niveau van 2007.’ Daar zegt u iets: de wereld is in shock of kan binnenkort in shock zijn. ‘Mijn verwachting is gebaseerd op de bestaande situatie en de ontwikkeling zoals we die op dit moment mogen verwachten. Ik kijk daarvoor naar factoren als de vraag naar onze producten, de olieprijs en de politieke situatie. Natuurlijk zijn er spanningen, maar er zijn ook positieve signalen.’ Zoals? ‘De snelheid waarmee het Duitse parlement zijn instemming betuigde met steun aan Griekenland bijvoorbeeld. En vergeet niet dat de wereldhandel zich niet slecht ontwikkelt.’ U bent erg optimistisch gestemd over de kansen om goed uit de eurocrisis te komen. ‘Iedereen heeft het over de problemen rond de euro, maar laten we niet vergeten dat de euro ons veel welvaart heeft gebracht. Als er in 2008 geen euro en geen interne markt waren geweest, dan waren we gevolgen van de financiële crisis veel ernstiger geweest. Bedrijven uit Nederland zijn erg afhankelijk van export. Zelfs de export naar landen binnen de EU leverde voorheen problemen vanwege de verschillende munten en handelsbelemmeringen. Dezelfde bedrijven opereren nu in een sterke interne Europese markt.’ 28 Chemie magazine oktober 2011

U geeft aan dat het goed gaat met de chemische industrie in Europa, u bent optimistisch over de afloop van de eurocrisis, maar de schuldencrisis heeft gevolgen voor het consumentenvertrouwen en dus de economische groei. Is dat op termijn geen bedreiging? ‘Wat ik via mijn netwerk uit de diverse landen hoor is dat de economie niet geweldig goed draait, maar dat de chemische industrie het uitstekend doet. Er zijn hooguit wat vertragingseffecten. Ik wacht met spanning op de resultaten over het derde kwartaal. Als die goed is, zijn we veilig. Als er weer een dalende tendens is, zal ik mijn optimisme moeten temperen, maar ik zie nog altijd geen signalen die duiden op een double dip.’ Ook niet in 2012? ‘Nee. Er is wat vertraging. Het eerste kwartaal van 2011 gaf 5 procent groei te zien, het tweede 1,2 procent. Dat is een dramatische daling, maar we groeien nog. Voor 2012 verwachten we 2,5 procent groei, dus er is geen recessie, geen double dip. Sommigen denken dat de Amerikaanse economie in recessie gaat, maar als ik kijk naar de concrete cijfers wijst niets op een double dip. Om te kunnen spreken van een recessie moet een economie twaalf maanden achtereen omlaag gaan. Dat is niet aan de orde. We hebben een eurocrisis, maar de zaken ontwikkelen zich gunstig.’ U bent niet optimistisch tegen de verdrukking in? Het orkest op de Titanic bleef ook spelen terwijl het schip al aan het zinken was. ‘De euro heeft maar een beperkt effect. Als de waarde van de munt te hoog is, beïnvloedt hij onze export. Maar er is zo veel vraag in de wereld naar producten van de chemische industrie dat het nadeel van de prijs teniet wordt gedaan. Ik probeer echt niet optimistisch te klinken tegen de verdrukking in: er is domweg geen reden om aan te nemen dat er een double dip zit aan te komen als we voortgaan op de huidige weg. Natuurlijk gaan de ontwikkelingen in Europa

asymmetrisch. Duitsland, Nederland, België, Polen en Frankrijk gaan goed, in het zuiden gaat het minder. Griekenland is een probleem, maar stelt relatief niet veel voor.’ Nog één poging. Het grote publiek denkt: als Griekenland omvalt, valt de euro, valt Europa, dus ik koop geen nieuwe spullen, dus dat vertraagt de economie. ‘Als we Griekenland opofferen, gaan we een gevaarlijke weg op. Griekenland redden kost geld, maar er is geen gevaar dat andere landen zullen volgen. Het tweede risico is de euro, maar die is niet te duur. Het derde risico is het bankwezen. Sommige banken hebben veel geleend aan Griekenland. Maar de Europese lidstaten helpen Griekenland.’ Obama is van mening dat de Europese politieke leiders niet erg doortastend zijn. ‘Dat zegt hij te gemakkelijk. Hij vergeet dat het een zeer gecompliceerd vraagstuk is. Het is nieuw voor Europa om op deze wijze de solidariteit tussen landen gestalte te geven. De Verenigde Staten kennen het probleem al langer. Staten als Alabama en Mississippi zijn de Griekenlanden van de VS. Illinois, Californië en Delaware zijn de Duitslanden en Nederlanden. De rijke staten steunen de arme. De Amerikanen noemen dat de prijs van solidariteit. We moeten er aan wennen: het is goedkoper om de Grieken te redden dan om ze te laten vallen. En laten we het niet overdrijven: Griekenland is geen hopeloze zaak. Het land heeft een bloeiende toeristenindustrie. De corruptie moet bestreden worden, dat is het belangrijkste.’ U hebt meer vertrouwen in de Europese gedachte dan sommige politieke stromingen in Nederland en Frankrijk. ‘Zeker, want zij bieden geen oplossing. In een crisis kun je twee dingen doen: je neerleggen bij het feit dat je hebt verloren of kijken hoe je eventuele weeffouten in het systeem kunt verbeteren. In het geval van de EU zou dat kunnen betekenen dat we Brussel meer instrumenten geven voor een Europees beleid. Dat gebeurt momenteel en ik denk dat het de juiste weg is. We moeten in Europa geloven.’ p


Interview

FOTO: CA SPER RIL A

‘Voor 2012 verwachten we 2,5 procent groei, dus er is geen recessie, geen double dip’

oktober 2011 Chemie magazine 29


Een schuiminstallatie in werking in een PGS 15 opslaghal

EIGENZINNIGE INSPECTIEMETHODEN Inspectie-instellingen gaan bij het inspecteren van automatische brandblusinstallaties veel te ver, vindt de VNCI. Zij stellen aanvullende eisen en keuren de installaties daarop onterecht af. Dit jaagt bedrijven onnodig op kosten. De VNCI heeft daarom het initiatief genomen om dit inspectieschema drastisch aan te passen en zo tegemoet te komen aan de wensen van het bedrijfsleven. Tekst: Erik te Roller

30 Chemie magazine oktober 2011

et is de bedoeling dat het door de VNCI geïnitieerde aangepaste inspectieschema voor automatische brandblusinstallaties door het Centrum Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) zal worden beheerd. Dit centrum ontwikkelt en implementeert in samenwerking met publieke en private organisaties kennis en instrumenten om onder meer de brand- en inbraakveiligheid te verhogen. Hiertoe ontwikkelt en beheert de CCV ook certificatie- en inspectieschema’s. ‘In Nederland moeten de meeste

H

FOTO: A JA X CHUBB VAREL

VNCI initieert aanpassing inspectieschema voor automatische brandblusinstallaties


Veiligheid

bedrijven die meer dan 10 ton gevaarlijke stoffen in opslag hebben een automatische blusinstallatie hebben. Een bedrijf en het bevoegd gezag de brandweer spreken samen af waaraan een installatie moet voldoen. Ze leggen dit vast in een UPD, oftewel een uitgangspuntendocument,’ verklaart Jos Jalving. Hij is directeur van advies- en ingenieursbureau AIVN en geeft onafhankelijk advies over veiligheid aan bedrijven. ‘Bij een de jaarlijkse inspectiekeuring van de blusinstallatie dient de inspecteur volgens de officiële norm (NEN-EN-ISO/IEC 17020 – red.) alleen te controleren of de installatie nog steeds voldoet aan het UPD en niet meer dan dat.’

Inspectieschema Vier Nederlandse inspectie-A-instellingen (leden van het VIVB) hebben enkele jaren geleden voor henzelf een inspectieschema opgesteld en dat bij de CCV in beheer gegeven. Daarin staat wat inspecteurs tijdens een inspectie moeten doen en wat het toetsingskader is. Dat is in dit schema meer dan in de norm staat aangegeven. ‘Hoewel de inspecteurs het misschien anders doen voorkomen, heeft dit inspectieschema geen enkele juridische status. Zo’n schema verplicht bedrijven tot niets, tenzij het in de bouw- en/of milieuvergunning is opgenomen,’ aldus Jalving.

Verzet De vier inspectie-A-instellingen hebben onlangs geprobeerd een CCVregeling te ontwikkelen waarin staat

dat zij eerst een UPD moeten hebben beoordeeld voordat een installatie kan worden geïnspecteerd. Maar hiertegen hebben de afnemers en leveranciers zich gezamenlijk verzet. ‘Hiermee zou een inspectie-instelling bij het opstellen van een UPD betrokken zijn, wat niet toegestaan is. Voor de afnemers en leveranciers is dit aanleiding geweest om gezamenlijk tot een aangepast inspectieschema te komen,’ aldus Jalving. Op grond van het huidige inspectieschema controleren de vier inspectie-

A-instellingen vaak niet alleen of de blusinstallaties conform het UPD zijn, maar ook of die in hun eigen ogen doeltreffend zijn. Jalving: ‘Stel bijvoorbeeld dat een installatie volgens het UPD al jaren beschikt over een nietspatwaterdichte akoestische alarmgever en de inspecteur vindt dat deze volgens de nieuwste productnorm spatwaterdicht moet zijn. Dan kan hij de installatie afkeuren, ook al voldoet deze aan het UPD. Dit leidt tot extra kosten, want het bedrijf moet de installatie laten aanpassen en de inspecteur moet nog keer langskomen om de installatie alsnog goed te keuren. In feite speelt de inspecteur dan voor commercieel rechter, terwijl hij of zij alleen de conformiteit moet beoordelen, dus of de installatie voldoet aan de eisen van het UPD.’ Verder blijkt dat de inspecteurs blusinstallaties na de brand bij ChemiePack in Moerdijk eerder afkeuren. Jalving: ‘Als er tussen twee periodieke inspecties in niets aan de installatie of het te beveiligen gebied is veranderd, heeft de inspecteur wel wat uit te leggen. Of de vorige keuring deugt niet, of de nieuwe.’ Hij wijst erop dat bedrijven die slechte ervaringen hebben met een inspectieA-instelling vrij kunnen overstappen naar een andere inspectie-A-instelling die geen lid is van de VIVB, zoals e

PGS-15-NORM NIET ALTIJD VERPLICHT Uit een rapport van VROM-Inspectie naar de brandveiligheid bij opslagen van gevaarlijke stoffen van dit voorjaar blijkt dat bij 43% van de 338 bedrijven het bevoegd gezag noch het bedrijf kan aantonen dat de automatische brandblusinstallatie is goedgekeurd. ‘In de enquête is de vraag misschien te eng gesteld,’ geeft Jos Jalving van advies- en ingenieursbureau AIVN als verklaring. ‘In vergunningen van meer dan tien jaar oud staat soms niet vermeld dat de brandblusinstallatie jaarlijks gekeurd moet worden. Een aanpassing van de vergunning heeft doorgaans echter veel voeten in de aarde. Daarom kan de vergunningverlener besluiten om de herziening uit te stellen tot er ook andere zaken aangepast moeten worden. In dat geval laat het bedrijf de installatie wel periodiek onderhouden en inspecteren, maar staat dit niet in de vergunning. Er is dan officieel geen sprake van goedkeuring.’

Aanpassing Er volgt binnenkort een aanpassing van de PGS-15 (nummer 15 van de Publicatiereeks Gevaarlijke stoffen bedoeld voor opslagbedrijven). Daarin komt niet alleen te staan dat een bedrijf een UPD (uitgangspuntendocument) voor een installatie moet hebben, maar ook wat er zoal in moet staan. Verder komen in het nieuwe Bouwbesluit (2012) prestatie-eisen te staan voor brandblusinstallaties die gelden voor zowel nieuwbouw als bestaande bouw. Tussen het Bouwbesluit en PGS-15 bestaat echter geen directe relatie. ‘Een veel voorkomend misverstand is dat bedrijven verplicht zijn om zich aan de PGS-15 te houden. De PGS-15 is een richtlijn en heeft primair geen juridische status, tenzij daar in de bouw- of gebruiksvergunning expliciet naar verwezen wordt,’ aldus Jalving.

oktober 2011 Chemie magazine 31


‘Dat een inspecteur fouten signaleert is goed, maar hij moet geen opperrechter spelen’

KIWA en VdS. ‘De meeste bedrijven weten dat nog niet.’

Niet betrokken ‘Als certificatie- en inspectie-instelling kiest KIWA er bewust voor om niet betrokken te zijn bij het opstellen van uitgangspunten,’ zegt Erik Teubler, Fire Safety & Security – Kiwa Nederland. ‘Doe je dit wel dan wek je als inspectie-instelling de schijn niet meer objectief en onafhankelijk te zijn bij een inspectie. Dit neemt niet weg dat als tijdens een beoordeling blijkt dat een uitgangspuntendocument “onder de norm” is opgesteld, niet voldoet aan de geldende weten regelgeving of de doelstelling niet duidelijk is verwoord, dit tot afkeur leidt.’ Inmiddels heeft de VNCI met haar ledenorganisaties, zoals de Vereniging van de Verf- en Drukinktindustrie (VVVF) en het Verbond van Handelaren in Chemische Producten (VHCP), het voortouw genomen om in samenwerking met het CCV te komen tot een inspectieschema dat tegemoet komt aan de wensen van het betalende bedrijfsleven.

Grotere rol leden De NOVB (Nederlandse Organisatie voor Brandveiligheid), de branchevereniging van de leveranciers en onderhoudsbedrijven van onder meer brandblusinstallaties, streeft naar een grotere rol van zijn leden. Directeur Rob Hartgerink: ‘Al in 2006 hebben we samen met het CCV het initiatief genomen tot de ontwikkeling van Model Integrale Brandveiligheid Bouwwerken (IBB). De gedachte hierbij is dat de brandveiligheid niet alleen afhangt van het functioneren van de afzonderlijke blusinstallaties en bouwvoorzieningen, maar vooral ook van de samenhang daarvan. Over dit model zijn we in gesprek met het betalend bedrijfsleven.’ Hij weet dat afnemers zich storen aan de eigenzinnige inspectiemethoden van sommige inspectie-A-instellin32 Chemie magazine oktober 2011

gen. ‘Binnen de branche streven we daarom naar certificatie van het werk van de installateurs. Een onafhankelijke certificatie-instelling beoordeelt de installateur, de installatie en het onderhoud van de blusinstallatie en reikt een certificaat uit als alles in orde is. Zoiets biedt de afnemer de zekerheid van een keurmerk. Bij inspecties hoeft de inspecteur dan alleen nog maar een vinkje te zetten bij de blusinstallatie op de controlelijst en kan zich daarna richten op alle andere zaken die niet gecertificeerd zijn, maar wel bij moeten dragen aan de brandveiligheid, zoals bouwkundige en organisatorische zaken.’ De NOVB is eveneens voor aanpassing van de inspectieschema’s. ‘Als een certificerende instelling een blusinstallatie goedkeurt en een inspecteur keurt haar af, wekt dat grote verwarring. Dat een inspecteur fouten signaleert is goed, maar hij moet geen opperrechter spelen en het eigen oordeel als dé waarheid poneren,’ aldus Hartgerink.

Belang goede organisatie Hartgerink wijst op het belang van een goede organisatie rondom een brandblusinstallatie. ‘Dat is de verantwoordelijkheid van de afnemer. Stel bijvoorbeeld dat hij ineens chemicaliën opslaat in een hal waar eerder alleen meubels stonden. Dan is de blusinstallatie wel in orde, maar niet berekend op een brand met chemicaliën. Allerlei wijzigingen kunnen dus consequenties hebben voor de brandveiligheid.’ Jalving ziet het als een gezamenlijk doel van afnemers en installateurs het aantal inspecties terug te dringen. ‘Als een gecertificeerd bedrijf een brandblusinstallatie eens per halfjaar onderhoudt, hoeft de inspectie straks nog maar eens in de twee of drie jaar langs te komen. Dat vraagt meer verantwoordelijkheid van de leverancier ten aanzien van opleiding en documentatie. Maar daar willen de afnemers naartoe.’ p

VNCI: INSPECTIEREGIME ‘OVER THE TOP’ Volgens VNCI-beleidsmedewerker Macco Korteweg Maris brengen de inspectie-instellingen en certificeerders bedrijven met een PGS 15-voorziening in de problemen door geen certificaat of goedkeurend inspectiedocument af te geven. Uit de door de VROM-inspectie uitgevoerde quickscan PGS 15 blijkt dat nog steeds de helft van de bedrijven (146) zo’n document niet heeft. ‘Toch laten de inspectie-instellingen verenigd in de VIVB (Vereniging van inspectie instellingen voor veiligheid en brandveiligheid) na zo’n quickscan niets van zich horen,’ aldus Korteweg Maris. ‘Ze geven niet aan wat de grootste problemen zijn en vertellen niet waarmee de veiligheid structureel aangepakt zou kunnen worden. Daarmee nemen ze geen verantwoordelijkheid en laten ze de bedrijven, branches en ook de VROM-inspectie in het ongewisse of de veiligheid echt structureel in het geding is.’

Doorgeslagen afkeurdrang Als voorbeeld van de ‘doorgeslagen afkeurdrang’ noemt Korteweg Maris een lidbedrijf met een automatische brandmeld- en blusinstallatie die jaarlijks wordt gekeurd door een onafhankelijke instantie: ‘De inspectierapporten geven jaar na jaar aan dat de installaties in goede staat zijn en werken zoals mag worden verwacht. De rapporten van het inspectiebedrijf geven ook aan dat de norm voor het functioneren van blusgasinstallaties niet kan worden gehaald met de huidige installatie. De reden: de benodigde tijd om de juiste CO2-concentratie te bereiken, is te lang (120 seconden in plaats van de in de norm genoemde 90 seconden). Hier is bewust voor gekozen om de werknemers meer tijd te geven om zich in veiligheid te brengen als het alarm afgaat. Dit is ook geaccordeerd door de provincie, die voor de locatie als bevoegd gezag optreedt. Het bedrijf krijgt formeel geen certificaat, wat op zich logisch lijkt, maar het bedrijf heeft ook een volledig geëquipeerde bedrijfsbrandweer die tijdens de laatste BRZO-inspectie door de overheid als “zeer goed” is gekwalificeerd. Die bedrijfsbrandweer alleen al zou als voldoende borging van de brandveiligheid erkend moeten worden. Puur op formele gronden heeft de inspectie-instelling gelijk, maar qua veiligheid niet. Inmiddels heeft het bedrijf wel een certificaat, maar het heeft door het ‘naming en shaming’ van de VROM-inspectie ondertussen wel reputatieschade opgelopen.’

Minors Volgens Korteweg Maris is gebleken dat het in veel gevallen vooral gaat om kleine zaken (‘minors’ in certificatieterminologie) en dat de veiligheid vaak niet in het geding is. ‘Tot op heden heeft de VIVB nog niet de indruk gewekt dat men begrijpt dat het huidige systeem “over the top” is en dat we terug moeten naar een systeem waarbij we vertrouwen hebben in bedrijven die op een verantwoorde manier met brandveiligheid omgaan.’


Havep moe.t. TEL MAAR OP! je hebben. Thomas, 35 Shiftleader

Bescherming Draagcomfort Duurzaam Visitekaartje voor bedrijf Voor ons is er geen twijfel mogelijk. Wij

werken

er

elke

dag

in,

dus

we

Peter, 33

weten waar we het over hebben. Als je

Senior operator

optelt

alle kwaliteiten van HAVEP bij elkaar en

je

kijkt

ook

naar

prijs,

service en levering, kom je tot maar ĂŠĂŠn conclusie: HAVEP moet je hebben.

Kijk voor meer informatie op www.havep.com/chemie T NL +31 (0)13 531 32 56 BE +32 (0)14 30 07 37 E verkoop@havep.com


Rosae

34 Chemie magazine oktober 2011


Uitgelicht

Plasticae FOTO: BERNARD L ACHAUD

Tijdens de uitreiking van de Europese Responsible Careaward 2011 eind september in Madrid ging een speciale prijs naar het Franse Union des Industries Chimiques, dat in dit Internationale Jaar van de Chemie via kunst de aandacht van het publiek op de chemie vestigde. Het Union des Industries Chimiques kreeg de speciale prijs voor het project L’Art en la Matière. Hierbij werden kunstenaars uitgenodigd om in vier Franse steden (Parijs, Lyon, Lille and Marseille) op chemie geïnspireerde kunstwerken te maken die het publiek vier verschillende en ongebruikelijke

gezichtspunten bieden op thema’s die belangrijk zijn voor de toekomst van de planeet en een directe relatie hebben met chemie: recycling, biobased chemistry, luchtkwaliteit en nieuwe energiebronnen. Een van hen, Marie-Hélène Richard, maakte in Parijs de Rosae Plasticae. De rozen die in dit ‘poëtische’ kunstobject zijn verwerkt, zijn gemaakt van zo’n 7000 gebruikte plastic tassen. Het kostte negen maanden om deze te verzamelen. Met het kunstwerk wil Richard de inspanningen benadrukken van de chemie om plastic materialen te maken die makkelijk te recyclen zijn en hergebruikt kunnen worden. p oktober 2011 Chemie magazine 35


Multidisciplinaire aanpak energiebesparing bij Nyrstar Budel succesvol

VERRASSENDE Zinkproducent Nyrstar in Budel heeft samen met de adviesen ingenieursbureaus CCS, Jacobs Consultancy en Traxxys en de Technische Universiteit Eindhoven een nieuwe aanpak gevolgd om te kijken naar de mogelijkheden om extra energie te besparen. ‘Dit heeft verrassende ideeën opgeleverd, waar we zelf niet gauw opgekomen zouden zijn,’ zegt Cris Copini, manager technology van Nyrstar in Budel. Tekst: Erik te Roller

e integrale aanpak warmte bij Nyrstar was een proefproject in het kader van het programma Industriële Warmtebenutting van Agentschap NL, waarbij vanuit verschillende disciplines gezamenlijk naar de energie- en warmtehuishouding van Nyrstar is gekeken.’Doel van het programma is om bedrijven te ondersteunen bij het vinden van innovatieve ideeën om de energie-efficiency te verhogen in het kader van de convenanten MJA3 en MEE en daarmee ook

D

36 Chemie magazine oktober 2011

hun concurrentiekracht te verbeteren,’ zegt Arjan van der Weiden, programma-adviseur bij Agentschap NL. Nyrstar verwerkt zinkconcentraat uit onder andere Australië met behulp van een elektrolytisch proces tot zink metaal. Voor elke ton zink is ongeveer 4 megawattuur stroom nodig. De stroomkosten maken zodoende ongeveer de helft van de directe operationele kosten uit. Het bedrijf is er dan ook alles aan gelegen om die kosten te verminderen en zoekt naar mogelijkheden om de efficiency van het zink-

proces verder te verhogen. ‘Normaal spreken we intern over de cijfers van het energieverbruik in de verschillende delen van het proces en kijken aan de hand van energiebalansen of er nog verbeteringen mogelijk zijn,’ zegt Copini. Bij dit project hebben echter vier partijen vanuit verschillende invalshoeken naar het zinkproces gekeken. Zo heeft Cornelissen Consulting Services (CCS) eerst naar de exergie van het proces gekeken, waarna Jacobs Consultancy een pinch-analyse heeft uit-


Energie

Tijdens het proefproject is vanuit verschillende disciplines gezamenlijk naar de energie- en warmtehuishouding van Nyrstar gekeken

IDEEËN gevoerd (voor uitleg van deze begrippen zie verderop in dit artikel). Traxxys heeft de mogelijkheden voor procesintensificatie bestudeerd en de Technische Universiteit Eindhoven heeft zicht gericht op verbetering van de procesbesturing. De coördinatie van de aanpak lag in handen van CCS.

Afzonderlijk aan de slag ‘Eerst hebben we de adviseurs verteld hoe de processen in elkaar steken en de nodige gegevens uit energie- en massabalansen aangereikt,’ vertelt Copini. ‘Daarna zijn ze afzonderlijk aan de slag gegaan. Traxxys bijvoorbeeld deed met een quickscan op het gebied van procesintensificatie iets heel anders dan de universiteit die naar de procesregelingen keek. Na enkele weken hadden we een gezamenlijke brainstormsessie, waarbij in totaal 130 ideeën op tafel kwamen voor het verminderen van het energiegebruik, het opwekken van energie en indirecte besparingen. Daar zaten natuurlijk ideeën bij die onzinnig waren of niet in de Nyrstar-strategie passen en daarom direct de prullenbak in gingen. Er bleven ongeveer veertig ideeën over. Die hebben we gerangschikt met behulp van zeven criteria

van Nyrstar, waaronder de geschatte energiebesparing, investering en terugverdientijd, de invloed op het productieproces, de complexiteit en de slaagkans. De criteria waren voorzien van weegfactoren. Het zwaarstwegend waren de energiebesparing en de grootte van de investering. Ons doel is immers om geld te besparen. Op die manier hebben we de meest kansrijke besparingsideeën bovenaan de lijst gezet.’ René Cornelissen, directeur van CCS: ’Een exergie-analyse laat zien waar energie in het proces verloren gaat, energie die op een andere manier beter benut kan worden. Klanten zeggen mij vaak: ‘Meer inzicht in energieverliezen is leuk, maar ik wil graag weten wat je daar concreet aan kan doen’. Juist hiervoor dient de integrale aanpak, waarbij de exergie-analyse gevolgd wordt door een pinch-analyse en een procesintensificatie-scan. Ten slotte is de vraag of dat allemaal regelbaar is en daarvoor dient de analyse van de regeltechniek, die eveneens een belangrijk onderdeel van de geïntegreerde aanpak vormt.’ Volgens Cornelissen richt een exergie-analyse de aandacht op de installaties waar het meeste aan te verbeteren valt.

‘Nyrstar beschikt over een omvangrijk proces. Aan de hand van de informatie van de exergie-analyse wisten we op welke delen van het proces we moesten inzoomen om daar met de pinchanalyse en procesintensificatie-scan aan de gang te gaan.’ Een pinch-analyse maakt duidelijk hoe de warmte die op diverse plaatsen in het proces vrijkomt het beste weer elders benut kan worden en dus hoe de warmtehuishouding verbeterd kan worden. Bij procesintensificatie gaat het om de mogelijkheden reacties en scheidingen in compactere installaties, soms gecombineerd uit te voeren, zodat eveneens op energie en ook op grondstoffen kan worden bespaard. e

‘Na enkele weken hadden we een gezamenlijke brainstormsessie’

oktober 2011 Chemie magazine 37


Voor elke ton zink is ongeveer 4 megawattuur stroom nodig

38 Chemie magazine oktober 2011

Uitwerken van drie ideeën Uiteindelijk heeft Nyrstar gekozen voor het uitwerken van drie ideeën: het stabiliseren van de procesregelingen op de korte termijn, meer doen met de stoomproductie op de middellange termijn en het elektrolyseproces verbeteren in samenwerking met de TU Eindhoven op de lange termijn. ‘Voor ons was het elektrolyseproces altijd een vast gegeven: je hebt elektrische energie nodig om een bepaalde reactie te laten verlopen. De

TU Eindhoven heeft ons echter op het idee gebracht om eens naar verschillende nieuwe elektrolysemethoden te kijken, die momenteel in opkomst zijn. Hier gaan we samen met de TU naar kijken. Thermodynamisch gezien valt er niet zoveel aan het elektrolyseproces te veranderen. Maar een kleine verhoging in de energie-efficiency levert gezien het omvangrijke stroomverbruik toch een flinke besparing op,’ aldus Copini. Cornelissen: ‘De exergie-analyse


Energie

‘Meer inzicht in energieverliezen is leuk, maar ik wil graag weten wat je daar concreet aan kunt doen’

leverde ook als inzicht op, dat er bij de omzetting van zinksulfide uit concentraat in diverse stappen naar zink voldoende energie vrijkomt om het proces in stand te kunnen houden, althans in theorie. Nyrstar zou bij wijze van spreken zonder gas- of elektriciteitscontract kunnen werken. Maar vanwege de exergie-verliezen op diverse plaatsen in het proces is dat lastig realiseren. En als je daar wat aan wilt doen, loop je al gauw tegen de economische wetten aan. Nyrstar kan zich namelijk geen investeringsprojecten veroorloven met lange terugverdientijden.’ Hij doelt op diverse ideeën voor warmte-integratie, zoals het maken van elektriciteit uit stoom om ventilatoren aan te drijven in plaats de ventilatoren met stoom aan te drijven, en gebruik te maken van restwarmte om processtromen op diverse plaatsten voor te verwarmen en daardoor het stoomgebruik terug te dringen. Het besparingsvoordeel daarvan wordt grotendeels teniet gedaan door de relatief hoge kosten van de benodigde apparatuur. Daarom zet Nyrstar die plannen voorlopig in de ijskast.

Integrale aanpak Hebben andere chemiebedrijven ook iets aan zo’n geïntegreerde aanpak? Copini vindt van wel:’Niet alleen voor chemiebedrijven, maar voor bedrijven in het algemeen is deze integrale aanpak geschikt om op belangrijke ideeën voor energiebesparingen te komen. In een bedrijf heb je vaak oogkleppen op, omdat je al zolang met hetzelfde proces werkt. Dan is het goed als anderen naar je proces komen kijken; experts die er zonder belemmeringen met een frisse blik naar kijken. Juist de combinatie van verschillende benaderingen bij deze aanpak versterkt de

waarde van de analyse.’ Hij waardeert met name de brainstormsessies.’Iedereen kwam met oplossingen vanuit z’n eigen gezichtspunt en vooral door de discussie daarover kwamen we op de beste ideeën,’ aldus Copini. Uitgaande van vijf bijeenkomsten met tien mensen, heeft de aanpak in totaal ongeveer achthonderd mensuren gevergd. Zodoende heeft het project enkele tienduizenden euro’s gekost. Lost daarvan hebben ook de medewerkers van Nyrstar de nodige tijd in het project gestoken. Bedrijven en sectoren kunnen de integrale aanpak warmte gebruiken om mogelijkheden voor energiebesparing op het spoor te komen in kader van de energieconvenanten MJA3 en MEE. Bovendien vormen de gehanteerde methodieken een belangrijke pijler onder het invullen van het energie efficiency deel van de routekaart 2030 waarin de chemische sector tot 50% CO2 reductie in 2030 in de gehele keten wil komen.

Pilotproject Bij Nyrstar gaat het om een pilotproject, die ook bedoeld is om de methodiek verder te ontwikkelen, zegt Van der Weiden. ‘In het vervolg verwachten we dat de aanpak efficiënter en daardoor goedkoper uit te voeren zal zijn. Het uitvoeren van de inventarisatie en analyses op het gebied van exergie, pinch, procesintensificatie en procesbesturing kun je in kleiner verband uitvoeren. Daarna haal je er de specialisten en innovatoren bij om de resultaten van de analyses in een brainstormsessie te bespreken en tot ideeën te komen. En als je dit eenmaal gedaan hebt voor één bedrijf in een bepaalde sector, bijvoorbeeld een asfaltfabriek, kun je dezelfde aanpak

bij een andere asfaltfabriek sneller uitvoeren. Hierbij behouden de bedrijven in kwestie overigens de vrijheid om hun eigen keuzes te maken voor wat betreft het uitvoeren van de ideeën. De resultaten van de aanpak worden opgenomen in een kennisbank, zodat ook andere bedrijven in een sector er kennis van kunnen nemen. Wat deze aanpak vooral de moeite waard maakt, is dat er verrassende ideeën op tafel kunnen komen waar de bedrijven zelf niet gauw opkomen, maar waar ze wel hun voordeel mee kunnen doen, vooral ook als ze aan de Europese emissiehandel deelnemen.’

Diversiteit Cornelissen beaamt dat: ’Het succes van deze aanpak berust op de diversiteit van de deelnemers met elk hun eigen expertise. Nyrstar heeft zijn expertise kunnen combineren met die van de verschillende partners. Dat verklaart enerzijds de kosten van de aanpak en anderzijds de uitkomst, namelijk dat Nyrstar in één klap veel meer inzicht heeft gekregen in de eigen processen en over een reeks oplossingen beschikt die verder gaan dan de standaardoplossingen.’ Met de lijst van geselecteerde ideeën kan Nyrstar voorlopig vooruit. ’We gaan ermee aan de slag, maar voeren natuurlijk niet alles ineens uit, omdat we een beperkt investeringsbudget hebben. Overigens hebben we meer dan genoeg prikkels om continu te werken aan energiebesparing door de relatief hoge energieprijzen in Nederland. Die kunnen we niet aan onze klanten doorberekenen vanwege de manier waarop de zinkmarkt is georganiseerd, waarbij de LME (London Metal exchange) de wereldprijs voor het metaal bepaalt,’ aldus Copini. p oktober 2011 Chemie magazine 39


Mogelijkheden voor verweer tegen planologische bedreigingen

INDUSTRIE WONINGEN

VS

Het komt regelmatig voor dat oprukkende woonbebouwing een industrieterrein langzaam insluit. Wanneer zo’n industrieterrein een belemmering vormt voor gemeentelijke woningbouwambities, kan dit resulteren in herziening van het bestemmingsplan, gericht op het (op termijn) verdwijnen van bestaande bedrijven. Zo’n herziening is echter aan randvoorwaarden gebonden, zo legt Arthur van Rossem, advocaat bij NautaDutilh, uit. Tekst: Arthur van Rossem

et het bestemmingsplan beschikken gemeenten over een krachtig planologisch instrument. Niet langer gewenste bedrijven kunnen wegbestemd worden of kunnen een maatbestemming krijgen. Echter, de herziening van bestemmingen is wel aan strenge voorwaarden gebonden. Met name moet voldaan worden aan het specifieke vereiste van een goede ruimtelijke ordening, maar ook aan meer algemene eisen van behoorlijk bestuur. Wanneer de planwetgever verzuimt deze en andere eisen in acht te nemen en niet de nodige zorgvuldigheid betracht, kan dit door het bedrijfsleven aangegrepen worden om zich te verweren tegen de planologische bedreigingen.

M

40 Chemie magazine oktober 2011

De meest rigoureuze planologische ingreep die een gemeente kan doen, is het wegbestemmen van een bedrijf. De bestaande industriebestemming wordt dan gewijzigd in, bijvoorbeeld, wonen. Hiermee wordt het bedrijf onder het overgangsrecht gebracht, wat wil zeggen dat bestaand gebruik (en bestaande bebouwing) dat afwijkt van het nieuwe plan mag worden voortgezet, maar wijzigingen en/of uitbreidingen zijn niet of slechts beperkt geoorloofd.

Belangen Positief bestemmen wil zeggen dat een bestaand bedrijf of activiteit ook “als zodanig” wordt bestemd, dus als ergens (legaal) een drukkerij is gevestigd, worden de betrokken gronden (de

locatie) ook bestemd als “drukkerij” of, meer algemeen, als “bedrijvigheid”. In de ogen van de bestuursrechter kan een bestaand bedrijf slechts wegbestemd worden indien het positief bestemmen op basis van nieuwe inzichten niet langer in overeenstemming is met de eisen van “een goede ruimtelijke ordening” en het belang bij de beoogde nieuwe bestemming zwaarder weegt dan de gevestigde rechten en belangen. De gemeenteraad zal in dit verband afdoende moeten onderzoeken of de belangen bij voortzetting van bestaande bedrijvigheid moeten wijken voor de belangen die zijn gemoeid met de bestemmingswijziging. Wanneer onvoldoende uitvoering is gegeven aan deze onderzoeks- en motiveringsplicht, zal dit in


Ruimtelijke ordening

31 augustus 2011 was de Afdeling daarentegen van oordeel dat het wegbestemmen onvoldoende was gemotiveerd, overwegende dat in dit geval het opnemen van een maatbestemming (zie verderop) in redelijkheid gerechtvaardigd was.

Financiële middelen

de regel resulteren in vernietiging van (een deel van) het plan. Dit biedt derhalve mogelijkheden voor een eventueel beroep van gedupeerde bedrijven. Wel zal de rechter vanwege de aan de gemeenteraad toekomende beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen terughoudend toetsen en zal derhalve slechts nagaan of de raad in redelijkheid meer gewicht heeft kunnen toekennen aan de beoogde nieuwe bestemming. Zo overwoog de Afdeling bestuursrechtspraak bijvoorbeeld in een uitspraak van 5 maart 2008 dat de planwetgever ‘in redelijkheid een groter belang heeft kunnen toekennen aan de herstructurering en opwaardering van het bedrijventerrein dan aan het ongewijzigde behoud van het bedrijf op de huidige locatie’. In een uitspraak van

Met het oog op de gevestigde rechten en belangen moet het bij wegbestemmen verder aannemelijk zijn dat de beoogde nieuwe bestemming binnen de planperiode (10 jaar) wordt verwezenlijkt. Daartoe moet in voldoende mate vaststaan dat het wegbestemde gebruik binnen 10 jaar zal worden beëindigd door verwerving (aankoop of onteigening), schadevergoeding en/of verplaatsing. Dit impliceert dat voldoende financiële middelen beschikbaar zijn voor de “sanering” van het wegbestemde bedrijf. Ook de financiële uitvoerbaarheid van het plan moet afdoende gemotiveerd worden. In de regel zullen door de gemeente met de ondernemer afspraken gemaakt worden over bedrijfsverplaatsing. Echter, indien dit niet lukt, dan kan de gemeente op basis van het nieuwe bestemmingsplan tot gedwongen onteigening overgaan. Conclusie is derhalve dat voor wegbestemmen niet alleen vereist is dat de gemeente de nieuwe bestemming van bepaalde gronden duidelijk voor ogen heeft, maar ook dat de gemeente financieel in staat is om die bestemming – ten koste van het bestaande bedrijf – binnen tien jaar te realiseren. Indien niet aan deze vereisten kan worden voldaan, dient de gemeente genoegen te nemen met een minder vergaande planologische inperking, de zogenoemde maatbestemming.

Milieucategorieën In een bestemmingsplan worden normaliter algemene bestemmingen aan gronden toegekend. Gronden bestemd voor industriedoeleinden worden bijvoorbeeld bestemd voor bedrijven in een bepaalde milieucategorie. In het groene boekje van de VNG Bedrijven en milieuzonering worden zes categorieën onderscheiden, waarbij de richtafstand tot een rustige woonwijk varieert van 10 meter voor bedrijven in milieucategorie 1 (bijvoorbeeld kantoren en supermarkten), en 1500 meter voor bedrijven in categorie 6 (bijvoorbeeld een kerncentrale). Bij een maatbestemming wordt de bestemming van bepaalde

gronden toegesneden op het bestaande gebruik. Zo kan de planwetgever besluiten de toegelaten milieucategorieën voor nieuwe bedrijven te verlagen ter vermindering van hinder voor bestaande of gewenste woonbebouwing, maar bestaande bedrijven van een hogere milieucategorie als zodanig te bestemmen. Een bestaand chemisch bedrijf wordt bijvoorbeeld specifiek bestemd als chemiebedrijf, waar voorheen ook andere soorten bedrijven binnen dezelfde milieucategorie geoorloofd waren. Hiermee worden de gebruiksmogelijkheden ingeperkt. Uit de rechtspraak blijkt evenwel dat maatbestemmingen onder omstandigheden geoorloofd zijn, ook al resulteert dit mogelijk in verminderde verkoopbaarheid en/of verhuurbaarheid. Het belang om hinder te voorkomen, weegt dan zwaarder. Op zichzelf lijkt dit allemaal nog niet zo gek. Toch rijst wel de vraag of een maatbestemming niet verder gaat dan noodzakelijk is uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening. Uiteindelijk is immers de hinder maatgevend voor de vereiste zonering. Zo bezien, maakt het niet uit of ergens een chemiebedrijf is gevestigd of een ander soort bedrijf, mits de milieugevolgen maar vergelijkbaar zijn. Bovendien moet bedacht worden dat de toelaatbaarheid van milieuhinder uiteindelijk in de omgevingsvergunning genormeerd wordt. Bij het verbinden van normen aan zo’n vergunning moet uiteraard rekening gehouden worden met omwonenden. De planologie heeft in zoverre slechts een beperkte functie.

Extra kosten Overigens is het vanwege de normering van hinder in de omgevingsvergunning raadzaam om zoveel mogelijk te voorkomen dat nieuwe woonbestemmingen op (te) korte afstand van het eigen bedrijfsterrein worden gerealiseerd. Dat kan immers op termijn resulteren in strengere milieunormen en mogelijk in extra kosten om aan de strengere normen te voldoen. In voorkomend geval is het dus zaak om tijdig een zienswijze in te dienen tegen onwelgevallige ontwerpbestemmingsplannen. Hierbij kan bijvoorbeeld een beroep gedaan worden op de geldende richtafstanden, maar ook op externe veiligheidseisen (zowel plaatsgebonden risico als groepsrisico), cumulatie van risico’s, geurnormen, luchtkwaliteit en verkeers-problematiek. p oktober 2011 Chemie magazine 41


Industrie en overheid in Rotterdam bouwen CO2-infrastructuur

OPSLAG CO2 ONDER NOORDZEE KAN VANAF

FOTO: HOLL ANDSE HOOGTE

2015 42 Chemie magazine oktober 2011


Klimaat

Onder de Noordzee zijn vijf lege gasvelden beschikbaar, waarin meer dan 200 miljoen ton CO2 kan worden opgeslagen. Dat concludeert TNO op basis van een uitgebreid onderzoek. Deze gasvelden bieden ruimte voor de ondergrondse CO2-opslag vanaf 2015 tot ongeveer 2030. Dit zeggen Ger van Tongeren en Ernst Menten van Deltalinqs, de ondernemersorganisatie in Rotterdam die TNO opdracht tot dit onderzoek heeft gegeven. Tekst: Erik te Roller

e conclusies van het TNOrapport geven de nodige zekerheid omtrent de uitvoerbaarheid van CO2opslag. Momenteel werken de VNCI, Agentschap NL en organisatieadviesbureau Berenschot de Routekaart Chemie uit, die moet leiden tot een halvering van de CO2-uitstoot van de chemiesector in 2030 ten opzichte van 2005. CO2opslag is één van de zes zogenoemde oplossingsrichtingen van de Routekaart Chemie, waarbij in de regio Rotterdam verschillende VNCI-leden betrokken zijn. ‘In de afgelopen jaren zijn overheid en bedrijfsleven in de regio Rotterdam gestart met activiteiten om de uitstoot van CO2 te halveren,’ zegt Ger van Tongeren, voorzitter van Deltalinqs Energy Forum en lid van het bestuur van Rotterdam Climate Initiative (RCI), een samenwerkingsverband van Deltalinqs, Havenbedrijf Rotterdam, DCMR Milieudienst Rijnmond en de Gemeente Rotterdam. ‘Als we niks doen, zal de uitstoot van CO2 in de regio Rotterdam toenemen tot 40 à 45 miljoen ton in 2025 door de toenemende bedrijvigheid en de bouw van nieuwe energiecentrales. Dat is bijna een verdubbeling ten opzichte van de uitstoot van 24 miljoen ton in 1990. Zover mag het niet komen. Als we de verschillende maatregelen nemen, kunnen we de uitstoot van CO2 verminderen tot 12 miljoen in 2025, de helft minder dus als in 1990. Dit komt neer op het vermijden van een CO2uitstoot van 27 miljoen ton per jaar. Doel is om vanaf 2025 jaarlijks 17,5 miljoen ton CO2 af te vangen en op te slaan, goed voor tweederde van de gewenste CO2-vermijding. Daarmee vormt CO2-opslag een belangrijk onderdeel van de totale klimaataanpak van Rotterdam.’ Ernst Menten, coördinator van het CCS-programma van Deltalinqs

D

Energy Forum: ‘Een onbeantwoorde vraag was nog of de lege gasvelden in de Noordzee zich daadwerkelijk lenen voor CO2-opslag (CCS is carbon capture & storage = afvanging en opslag, red.). Wij hebben TNO opdracht gegeven dit te onderzoeken. De organisatie verzamelt reeds voor de Nederlandse overheid, feitelijk de eigenaar van olie- en gasvelden, alle geologische gegevens over de aanwezigheid van olie en gas in het Nederlandse deel van het Continentaal Plat. Deze gegevens zijn onder meer afkomstig van de olie- en gasmaatschappijen en vertrouwelijk, maar TNO heeft ze mogen gebruiken bij het zoeken naar geschikte velden voor opslag.’

CO2-injectie Voor CO2-opslag vanaf 2015 komen volgens TNO in eerste instantie vijf velden in aanmerking: P18, ongeveer 20 kilometer uit de kust bij Hoek van Holland, Q8-A ten westen van Castri-

e

KOSTEN VAN DE OPSLAG ‘In de demonstratiefase kost de opslag nog 80 tot 90 euro per ton CO2,‘ aldus Van Tongeren. ‘Het TNO-rapport geeft hiermee de nodige zekerheid omtrent de uitvoerbaarheid van CO2-opslag. Maar naarmate meer bedrijven meedoen en het aanbod van CO2 toeneemt, zullen de kosten dalen tot ongeveer 35 tot 40 euro per ton.’ Momenteel kosten CO2-emissierechten rond 15 euro. Menten: ‘Vanaf 2013 trekt de EU de teugels aan: het emissieplafond gaat dan elk jaar verder omlaag, waardoor de prijzen van de emissierechten naar verwachting zullen gaan stijgen. Inzet van biomassa en CO2-opslag worden dan steeds aantrekkelijker. Overigens gaan wij volgend jaar, samen met het Clinton Climate Initiative, onderzoek doen naar de kostenopbouw van de diverse onderdelen voor het afvangen, transporteren en opslaan van CO2 en hoe we de kosten daarvan kunnen verlagen.’ Een bedrijf kan zich volgens Van Tongeren geen productiestoring als gevolg van CO2-afvang en -transport permitteren. ‘Daarom zijn we voor de bouw van een CO2-hub in de haven, die tijdelijke opslagruimte biedt. Van daar kan de verzamelde CO2 per pijpleiding, schip of op een andere manier naar de opslag worden gebracht. Met een dergelijke infrastructuur zal Rotterdam niet alleen aantrekkelijk zijn voor bestaande bedrijven, maar ook voor nieuwe investeerders.’

oktober 2011 Chemie magazine 43


‘De velden met CO2 zullen constant bewaakt moeten worden’ cum (leeg), Q1, P6 en K12-B ca. 150 kilometer ten noordwesten van Amsterdam. Op de wat langere termijn komen daar nog de velden P15 en Q1B bij. TNO baseert zich hierbij op onderzoek naar onder meer het volume van de velden, hoeveel CO2 er per jaar injecteerbaar is en of een betrouwbare afsluitende laag aanwezig is. Het injecteren van CO2 gebeurt al jaren om de olie- of gasproductie van sommige velden te verhogen. Nieuw is de opslag van grote hoeveelheden CO2 in offshore-velden. De operators zijn bereid de CO2 op te slaan onder

de voorwaarde dat zij geen eigenaar van de CO2 zijn vanwege de aansprakelijkheid. Voor deze kwestie zoekt RCI naar een elegante oplossing. Het TNO-onderzoek toont ook aan dat CO2 veilig kan worden opgeslagen. ‘In die velden heeft aardgas immers miljoenen jaren opgeslagen gelegen zonder te kunnen ontsnappen vanwege de ondoordringbare gesteenten die de reservoirs afsluiten. Verder zullen de velden met CO2 constant bewaakt worden, zodat eventuele lekkage tijdig gesignaleerd zullen worden,’ verklaart Menten. Op de korte termijn zijn alle ogen gericht op P18, goed voor de opslag van 35 miljoen ton CO2. Hier zal operator TAQA Energy (Abu Dhabi) zijn offshore-installaties geschikt maken voor de CO2-injectie, die eind 2015 van start kan gaan (investeringskosten circa 65 miljoen euro). Hierin zal dan onder andere de CO2 opgeslagen worden afkomstig van een

AIR LIQUIDE GAAT CO2 AFVANGEN Naast de energiebedrijven E.on en Electrabel voert ook chemiebedrijf Air Liquide een demonstratieproject uit voor de afvang en opslag van CO2 in het Rotterdamse havengebied. Sinds juni draait bij het bedrijf in de Botlek bij Rotterdam een nieuwe waterstoffabriek. Raffinaderijen gebruiken die waterstof bijvoorbeeld om olie te ontzwavelen. De grondstof is aardgas en het bijproduct CO2. De fabriek is capture ready, zodat er in de toekomst gemakkelijk een installatie bijgeplaatst kan worden die tot 500 kiloton CO2 per jaar kan afvangen. ‘Als we besluiten om zo’n installatie aan te schaffen, dan zal die op z’n vroegst in de tweede helft van 2016 kunnen draaien,’ zegt Jacques Kiewiet Business Development Manager van Air Liquide. Een belangrijke voorwaarde voor de investering is volgens hem dat het bedrijf subsidie uit Brussel en Den Haag ontvangt. Eerder heeft de Nederlandse overheid al 90 miljoen euro subsidie toegezegd, maar die moet nog bevestigd worden. Als alles doorgaat, zullen Stedin, het Rotterdams Havenbedrijf en Air Liquide samen een pijpleiding aanleggen die het bedrijf verbindt met een zogenoemde hub op de Maasvlakte, waar de CO2 vloeibaar wordt gemaakt en tijdelijk wordt opgeslagen. De pijpleiding zal zo groot zijn, dat ook andere bedrijven daar in de toekomst op zullen kunnen aansluiten. Air Liquide is tevens deelnemer van het consortium CINTRA dat de CO2-hub bouwt. Andere deelnemers zijn Gasunie, Vopak en Anthony Veder (verscheping van vloeibare gassen). CINTRA gaat het transport van CO2 verzorgen van emitterend bedrijf naar ‘sink-operator’. In eerste instantie gaat de CO2 van Air Liquide per schip naar sink-operator Maersk Oil, die het zal gebruiken om de olieproductie in een veld in het Deense deel van de Noordzee te verhogen. Dat biedt ook de gelegenheid om het hele systeem van afvang en opslag van CO2, inclusief het vervoer van vloeibaar CO2 per schip, uit te testen. Heeft opslag de toekomst? Kiewiet: ‘Het opslaan van CO2 is een middel om de overgang naar een duurzame energie- en grondstofvoorziening mogelijk te maken en zal zeker nog vijftig tot honderd jaar een rol spelen. Je kunt niet ineens op hernieuwbare grondstoffen en duurzame energiebronnen overschakelen. Dat heeft tijd nodig. En met CO2-afvang en -opslag is het mogelijk de uitstoot meteen al fors te verminderen.’

44 Chemie magazine oktober 2011

demonstratie-installatie van E.on op de Maasvlakte. Als de demonstratie slaagt, zullen E.on en ook Electrabel volledig op CO2-afvang (circa 10-11 miljoen ton per jaar) overgaan. De CO2 wordt samengeperst tot circa 80 bar en via een pijpleiding van ongeveer 25 kilometer getransporteerd naar het platform van TAQA in blok P18. GDF Suez legt deze leiding aan, die een capaciteit zal hebben van 5 miljoen ton CO2 per jaar, ruim voldoende om ook de CO2 van chemiebedrijven naar P18 te kunnen transporteren.

Pijpleidingen Een tweede kandidaat voor de opslag is het Q8-A veld met een capaciteit van 10 miljoen ton. Idee is om de CO2 via de bestaande OCAP-leiding naar Amsterdam te transporteren en vandaar een pijpleiding door te trekken naar de plek aan de kust, waar de pijpleiding van Q8-A aan land komt. Kosten: 20 miljoen euro. Het veld K12-B biedt ruimte voor 25 miljoen ton CO2. Het ligt 150 kilometer van Amsterdam, zodat de CO2 daar waarschijnlijk per schip naartoe vervoerd moet worden. Overigens verschillen de kosten van scheepstransport niet veel van pijpleidingtransport. Operator GdF heeft in dit gasveld de afgelopen jaren al met CO2-injectie geëxperimenteerd. TNO raadt aan om hier ook testen met grotere volumes uit te voeren. De velden P6 en Q1 liggen weliswaar verder op zee, maar hebben wel een capaciteit van 130 miljoen ton. Hier is aanvullend onderzoek nodig naar de stabiliteit van de afgedichte boorgaten naar de geschiktheid van de bestaande installaties. Op lange termijn bieden grote gasvelden in de noordelijker gelegen K- en L-blokken opslagruimte voor in totaal 300 miljoen ton CO2. Daar liggen de meeste en grootste gasvelden, die vanaf 2020 beschikbaar komen. Die velden komen in een vervolgstudie aan de orde die eind dit jaar afgerond zal zijn. Ook wijst TNO erop dat het wellicht mogelijk is om CO2 in “zoutformaties” (afgesloten pakketten van zout water) op te slaan. Als die geschikt zijn, bieden die nog veel meer opslagruimte. p


ALS JE KUNSTSTOFFEN MAKEN GEEN KUNST VINDT, KUN JE ZEKER JE ENERGIE MOBILISEREN

Patrick Lammers Directeur Powerhouse

In de ontwikkeling en productie van moderne kunststoffen wordt veel energie gestoken. Ook letterlijk. Daarom is het goed om te weten dat er veel is veranderd in energieland. Want u kunt nu zelf actief en flexibel ondernemen met uw energie. En dat is interessant, want dat kan u aardig wat opleveren. Met een flexibel contract bij Powerhouse koopt u uw energie op een gunstig moment in en niet gebruikte energie verkoopt u weer wanneer u daar een goede prijs voor krijgt. Energie die voor ú werkt. Interessant, nietwaar? En het is nog eenvoudig ook. Ontdek op powerhouse.nl alle voordelen van het mobiliseren van uw energie.

challenge your energy


Eerste mobiele grasrafďŹ nage-installatie in bedrijf

LEVE HET NEDERLANDSE

GRAS In Nederland, vooral in het Noorden, groeit veel gras. Te veel voor het vee, en ook de samenstelling is niet optimaal. Een overmaat aan eiwitten wordt door het vee uitgescheiden en komt als nitraat in de grond terecht of als ammoniak in de lucht. Dat kan anders en beter en daar is nu in het Hoge Noorden een begin mee gemaakt met een mobiele grasrafďŹ nage-installatie. Tekst: Paul Reinshagen

46 Chemie magazine oktober 2011


Biobased economy

Bij de grasraffinage wordt op een andere manier gekeken naar gras, niet meer alleen als veevoer maar ook als een belangrijke grondstof voor de biobased economy voor het isoleren van, en vervolgens verwerken tot, een aantal industriële producten.

Mkb

ind september demonstreerde Grassa! in Appelscha de eerste mobiele grasraffinage-installatie. Grassa! is een initiatief van Gjalt de Haan, loonondernemer in het Friese Gytsjerk, en Carel de Vries van Courage (Innovatieve projecten voor de melkveehouderij). In de installatie wordt gras ter plekke op de boerderij in drie containers geraffineerd tot vezelkoeken, een afzonderlijke eiwitfractie en tot restsap. En de koeien dan? Er is te veel gras voor ze in Nederland en een deel krijgen ze, na raffinage, weer terug als eiwitarmer veevoeder. De boer kan wel zes sneden gras van het land halen, maar als het nat is, kuilt het niet lekker in en gaat er eiwit verloren. Prima gras dus voor de raffinage. Ook neemt gras niet de plaats in van andere voedergewassen, tenminste niet in Nederland. Daarnaast kan in ruime mate gebruik worden gemaakt van wild berm- en parkgras (met minder eiwit), bietenbladeren, wortelloof, tomatenloof en dergelijke. Geen aardappelloof. Bij die plant is alle eiwit uit het loof in de knol getrokken. En die mooie plaatjes van koeien in de wei dan? Dat verandert niet, want veruit het meeste gras zal ook in de toekomst nog rechtstreeks door de koe worden opgegeten.

E

Belangrijk is dat alle partners die bij dit project zijn betrokken uit het mkb in het Noorden van Nederland stammen. Met grasraffinage komt de verbinding tussen agro en chemie van de grond, een verbinding die in de biobased economy de plaats van de band tussen aardolie en chemie moet gaan innemen. In diverse gremia heerst de mening dat deze nieuwe verbinding tussen de agrarische en de chemische industrie de motor moet zijn voor de nieuwe aanpak. Deze grasraffinage is een mooi begin en komt bovendien vanuit de agro. Interessant, en mogelijk zelfs cruciaal, is dat het hier om een mobiele installatie gaat. Gras bevat veel water (ruim 80 procent) en als je dat allemaal transporteert naar de fabriek voor verwerking, en de rest weer terug naar het land, heb je alvast tweemaal een hoop geld in het water gegooid.

Kartonindustrie Om de business case rond te maken, halen Gjalt en zijn partners eerst de vezels en eiwitten uit het gras. Een deel van de vezels gaat naar de kartonindustrie als vulmiddel, maar straks waarschijnlijk ook als basisvezel. Als het goed gaat, wordt straks ook een deel van die vezels bestemd voor de papierproductie. En een deel van de vezels kan eventueel ook gebruikt worden als veevoer. Het eiwit scheiden ze via centrifugeren uit het sap. Dat eiwit is bestemd voor dierlijke voeding, maar op termijn mogelijk ook voor humane toepassingen. Bij de introductie van Grassa! zwaaide Ton Runneboom, voorzitter van Biorenewables Business Platform, met een aantal pakken melk: de bekende alledaagse melk met dierlijk eiwit, sojamelk en rijstmelk. Dus waarom geen ‘grasmelk’? Ook uit aardappels is al aardappeleiwit geïsoleerd en daar is een sportdrankje uit gemaakt. Maar graseiwit is zeker niet het slechtste eiwit voor humane voe-

ding. Het graseiwit biedt heel veel mogelijkheden. Misschien is het wel beter voor varkens dan voor koeien. Voor koeien zit er viermaal te veel eiwit in gras, dus die kunnen nu goed gedoseerd voer krijgen. Dat is goed voor hen, maar nog beter voor het milieu, minder ammoniak uitdampend op het land als de mest is uitgereden. En ook minder nitraat dat weer uitspoelt in grond- en oppervlaktewater. Bovendien, van eiwitten kun je vele andere producten maken, zoals bionylonkunststoffen.

Miljoen hectare Zo ver is Grassa! nog lang niet, maar het gaat erom dat de business case al rond kan zijn met vezels en eiwitten voor voeding van mens en dier. De rest van het sap gaat nu nog terug op het land. Als meststof, hoewel het allerlei nuttige stoffen bevat als aminozuren, suikers, organische zuren (citroenzuur) en fosfor. Maar nu wordt het gelijk, ter plekke terug op het land gestort. Dus geen gesleep met extra water. Het mooie van deze aanpak is dat je in een later stadium nog van alles met dat sap kunt gaan doen en er allerlei waardevolle producten uit kan halen. Dat is ook het plan van Grassa! op de lange termijn. Er staat een miljoen hectare gras in Nederland en dat bevat 15-20 procent eiwit, een percentage dat door kwekers nog wel kan worden verhoogd. Eiwit genoeg om van alles mee te doen. Bijvoorbeeld de import van sojaschroot terugbrengen tot nul? En vezels om eventueel de import van Scandinavische papierpulp te verkleinen? Als je gras helemaal wilt verwaarden, kun je het laatste restje vergisten tot biogas en wat daarvan overblijft als digestaat terug op het land brengen voor sluiting van de mineralenkringloop. Leve het Nederlandse gras! Het kan een belangrijke boost zijn voor de biobased economy in het Noorden van Nederland.

Varkensvoer Overigens is het idee van grasraffinage bijna twintig jaar oud en komt oorspronkelijk uit de koker van Johan Sanders, toen nog van AVEBE, die het tijdperk tussen de aardappelcampagnes wilde opvullen met andere nuttige bezigheden. Het bedrijf isoleerde al e oktober 2011 Chemie magazine 47


In de mobiele installatie wordt gras geraffineerd tot vezelkoeken, een afzonderlijke eiwitfractie en tot restsap

ER ZIT VEEL IN GRAS Vers gras is 80-90 procent water. De rest is een prima uitgangsproduct voor mens en dier en voor de groene chemische industrie. De droge stof in gras bestaat voor 30 procent uit vezels en 20 procent uit eiwitten. Dan de suikers: 15 procent meervoudig, 9 procent enkelvoudig en 3 procent complexe suikers. Aan mineralen zit er 10 procent in, aan organische zuren 5 procent en aan vetten 3 procent. Met al die stoffen kan de biobased economy iets doen, zeker omdat er zo veel gras is. In Nederland meer dan één miljoen hectare. Mits je ze er op een economische manier uit kunt halen. (Cijfers afkomstig van Grassa!.)

‘Er staat een miljoen hectare gras in Nederland en dat bevat 15-20 procent eiwit’ eiwitten uit aardappels en men dacht dat graseiwit nuttig zou kunnen zijn in varkensvoer. Gras en aardappels bleken emotioneel toch te ver uit elkaar te liggen. Partners als Nedalco en Mommersteeg trokken zich terug en het hele project kwam stil te liggen. Vijf jaar geleden werd het idee weer opgepakt door Carel de Vries van Courage (een innovatieorganisatie voor de melkveehouderij) en Gjalt de Haan, 48 Chemie magazine oktober 2011

loonondernemer in gras in Friesland en eigenaar Hoogland Gras- en Groenvoeders. Ze weten een aantal Noordelijke bedrijven en organisaties te interesseren, zoals de NOM (Noordelijke Ontwikkelings Maatschappij), Beuker (natte diervoeders), PMF Mechanical, Eska Graphic Board (producent van karton) en Sanovations (het bedrijf van Johan Sanders, waarin zijn zoon ook actief is als pocestechnoloog en onderzoeker). Medefinanciers zijn de Europese Unie, het ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie, LTO Noord en het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN).

Bietenbladeren Grassa! klinkt een beetje als een jongensverhaal. Carel de Vries hoorde van Johan Sanders over grasraffinage. Hij zocht naar grensverleggende projecten en herkende dit als een nieuwe manier om een onverdachte eiwitbron aan te boren en als een manier om eindelijk het probleem van het niet duurzaam zijn van soja en van de sojaimporten te kunnen aanpakken. Hij kwam Gjalt de Haan tegen en samen begonnen ze in de schuur van Gjalt met nieuwe proeven. Dat was nodig omdat de kennis van AVEBE toen niet beschikbaar was. Het leek wat te wor-

den, andere bedrijven raakten geïnteresseerd. Harry Garrelts van de NOM zorgde ervoor dat ze toch gebruik konden maken van de kennis van AVEBE. Johan Sanders (niet meer bij AVEBE) kwam weer aan boord en zo groeide het project tot wat het nu is. Een samenwerking van allemaal Noordelijke bedrijven en organisaties bezig met nieuwe mogelijkheden in de biobased economy. En nu, na ruim vijf jaar ploeteren, draait de eerste mobiele grasraffinage-installatie. Carel de Vries: ‘Anderen weten ons, na de eerste demonstratie, nu ook te vinden en vooral in het westen en in het het Rivierenland is nog veel gras. Dus mogelijkheden genoeg. We gaan nu ook verder met proeven voor het raffineren van andere grondstoffen als bietenbladeren, wortelloof en afval uit tuinbouwkassen.’ Grassa! heeft contact met een bedrijf in Denemarken dat kijkt naar de mogelijkheden van graseiwit voor humane voeding. Het is echter nog te vroeg om te kunnen zeggen wanneer we onze eerste beker met graseiwit bevattende “Grasmelk” zullen nuttigen, laat staan wanneer de eerste bionylons op de markt zullen verschijnen. p


Valuepark Terneuzen beschikt over 140 hectare ideaal gelegen terrein. Als bedrijf proďŹ teert u van de nabijheid van gevestigde proces industrie waaronder Dow Benelux BV, de ondersteuning van Zeeland Seaports en diensten van service bedrijven die zich hier al gevestigd hebben.

NOG 80 HECTARE BESCHIKBAAR!

Op zoek naar een unieke locatie voor uw proces industrie?

Waarom Valuepark Terneuzen kiezen? - In het hart van de Noord/West-Europese industrialisatie; - Diepzeehaven met directe toegang tot de Noordzee (100.000 dwt); - Uitstekende verbindingen met het achterland via weg, spoor en binnenwateren; - Rail en shortsea container terminal; - Granulaatopslag en -overslag; - Opslagtanks en verwerking; - Diverse utiliteiten inclusief centrale brandbluswatersystemen.

www.vpterneuzen.com Valuepark Terneuzen is een gezamenlijke onderneming van Zeeland Seaports en Dow Benelux.

park your added value where it can grow


VROM-inspectie en Arbeidsinspectie over quickscan en de ‘lijst van Atsma’

BRZO-BEDRIJVEN Welke BRZO-bedrijven hebben de veiligheid goed geregeld en welke behoeven aandacht? De betrokken overheidsorganisaties gaan binnenkort de mogelijkheden onderzoeken om hierin meer inzicht te krijgen. Aanleiding vormen onder meer de resultaten van de quickscan BRZO-bedrijven. ‘Deze quickscan kun je zien als een eerste exercitie om een landelijk beeld van de BRZO-bedrijven te geven.’ Tekst: Erik te Roller

egin dit jaar verzocht de Tweede Kamer staatssecretaris Joop Atsma van Infrastructuur en Milieu (IenM) naar aanleiding van de brand bij ChemiePack te onderzoeken hoe het gesteld is met de veiligheid bij bedrijven die met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen werken (BRZO-bedrijven). In dat kader heeft de VROM-Inspectie (VI) in samenwerking met de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) een quickscan uitgevoerd. Het verzamelen van informatie en het analyseren daarvan heeft plaatsgevonden samen met de Arbeidsinspectie (AI) en gemeenten, provincies en brandweer (eerstelijns-toezichthouders op het BRZO). Omdat het BRZO betrekking heeft op zowel werknemersveiligheid, brandveiligheid als milieu, werden ook de ministeries van SZW en Veiligheid en Justitie erbij betrokken. Om betrekkelijk snel een indicatie van de veiligheid te kun-

B

50 Chemie magazine oktober 2011

nen geven, heeft de VI gekeken naar de resultaten van de inspecties bij de 416 BRZO-bedrijven in Nederland in 2009 en 2010 en daaruit de 27 bedrijven geselecteerd die in de afgelopen twee jaar minstens twee keer het oordeel “slecht” hebben gekregen voor het naleven van vijf VBSelementen. Die vijf elementen zijn door de VI in overleg met BRZO-inspecteurs gekozen als de meest kritische van de in totaal acht elementen van het veiligheidsbeheerssysteem (VBS), dat elk BRZO-bedrijf moet hebben.

Geen volledig beeld ‘Wij hebben er bij de quickscan bewust voor gekozen op het oordeel “slecht” af te gaan, omdat daar weinig discussie over kan zijn,’ zegt Stan Smeulders van de VI. ‘“Slecht” betekent in feite dat een vereiste maatregel of beveiliging geheel ontbreekt, dus fysiek afwezig is. Als een bedrijf


Veiligheid

ONDER DE LOEP doende dat een grote brand of explosie kan ontstaan door een samenloop van kleine afwijkingen op veiligheidsgebied. ‘Het is dus zaak kleine afwijkingen tijdig te signaleren en te verhelpen. Dat moet in de bedrijfscultuur en het beheerssysteem ingebakken zitten. Hierin kunnen veel bedrijven nog een slag slaan.’

FOTO: SHUT TERSTOCK

Groot verschil

twee keer slecht scoort, is er dus wat mis.’ Smeulders erkent dat die keuze geen volledig beeld geeft. ‘Bedrijven die bij een inspectie meerdere keren het oordeel “matig” krijgen, hebben de zaken evenmin op orde. Maar bij dit oordeel speelt de interpretatie van de BRZO-inspecteur een grotere rol. Om daar beter zicht op te krijgen, zou je met de betrokken inspecteurs alle inspectierapporten moeten doornemen. Bij de quickscan ontbrak ons daarvoor de tijd.’ Als een bedrijf zijn veiligheidszaken niet goed in beeld heeft, is de volgende vraag hoeveel risico de werknemer en de burger die vlakbij woont lopen. Paul van Lieshout, manager strategie van de Arbeidsinspectie Major Hazard Control: ‘Die vraag valt op basis van de quickscan niet te beantwoorden, omdat aard en omvang van het risico van veel factoren afhangt.’ Vaak realiseren bedrijven zich volgens Van Lieshout onvol-

Bij het uitvoeren van de quickscan bleek er een goed landelijk overzicht te zijn van de inspectieresultaten, maar niet van de handhaving op overtredingen. Arbeidsinspectie, brandweer, provincies en gemeenten stellen weliswaar een gezamenlijk inspectierapport op, maar volgen op basis van hun wettelijke bevoegdheden bij de handhaving hun eigen weg. Er is daardoor een groot verschil in de praktijk, zowel in de bejegening van de bedrijven als in de manier waarop handhaving wordt opgepakt en afgehandeld. Termijnen variëren van een half jaar tot wel drie jaar, ook is de overheid soms soepel als niet aan de eisen is voldaan. Verder wordt niet altijd duidelijk vastgelegd of een overtreding is beëindigd of niet. Naar aanleiding van de quickscan heeft Atsma de Tweede Kamer laten weten dat hij gebruikmaakt van het initiatief van het LAT Risicobeheersing Bedrijven om naast de inspectieresultaten ook de actuele gegevens over de handhaving in haar databases te verzamelen, zoals openstaande en opgeheven overtredingen, handhavingtermijnen en dergelijke. Zo komt er een actueel overzicht van inspecties en handhaving bij BRZO-bedrijven beschikbaar. Van Lieshout: ‘Het toezicht richt zich op de vraag of individuele bedrijven zich aan de wet- en regelgeving houden. De vraag van de Tweede Kamer hoe veilig de bedrijven in Nederland zijn, is een andere. Daarvoor moet gekeken worden naar hoe risicovol de activiteiten zijn, hoe bedrijven met veiligheid omgaan (leiderschap, veiligheidscultuur, gedrag) en hoe ze de veiligheidszorg hebben georganiseerd, inclusief hun veiligheidsbeheerssysteem. Die relaties onderzoeken is behoorlijk complex. Daarom hebben we het RIVM erbij ingeschakeld. We willen namelijk voorkomen dat we appels met peren gaan vergelijken.’ Het onderzoek naar de inspectieresultaten kan ieder jaar met een druk op de knop worden herhaald, stelt Smeulders. ‘Maar het analyseren van de handhavinggegevens zal meer moeite kosten. Volgend jaar is het mogelijk om te zien welke bedrijven bijvoorbeeld regelmatig met overtredingen terugkeren en welke sectoren of regio’s er uitspringen. Daar kan dan meer aandacht aan worden besteed.’

Eerste exercitie De VNCI heeft kritiek op het feit dat alleen de bedrijven met twee keer het oordeel “slecht” openbaar te kijk staan, terwijl er ook bedrijven zijn die wellicht op bijna alle VBSe oktober 2011 Chemie magazine 51


‘Als je wilt weten of het de goede kant op gaat, moet je eerst weten wat je als uitgangspunt neemt’

TANATEX CHEMICALS: OORDEEL “SLECHT” NIET TERECHT

elementen “matig” scoren, maar niet op de ‘Atsma-lijst’ staan. Is het niet beter om de prestaties van alle bedrijven te noemen? ‘Dat is zeker zinvol,’ zegt Smeulders. ‘Deze quickscan kun je zien als een eerste exercitie voor een landelijk beeld van de BRZO-bedrijven.’ Van Lieshout: ‘Uit de quickscan blijkt ook dat slechts 13 van de 416 bedrijven op alle vijf VBS-elementen “goed” scoren. Dit betekent dat er een grote middengroep van 376 bedrijven bestaat. Dat valt bitter tegen. Bij het signaleren van de trends is die middengroep van groot belang. Beweegt die de goede kant op? Als je wilt weten of het de goede kant op gaat, moet je eerst weten wat je als uitgangspunt neemt. Dan kun je pas goed vergelijken.’ Atsma heeft de namen van bedrijven gepubliceerd op dringend verzoek van de Tweede Kamer, en wachtte daarmee tot juli, toen alle informatie rond de overtredingen bij het bevoegd gezag was geverifieerd. Smeulders wijst er ook op dat in de quickscan nadrukkelijk is gekeken of een bedrijf inmiddels actie heeft ondernomen en de overtredingen heeft opgeheven. ‘Dat meer dan de helft van de 27 bedrijven dat heeft gedaan, is een goede zaak.’ Toch wordt de ‘Atsma-lijst’ door bedrijven als een schandpaal ervaren. Macco Korteweg Maris, beleidsmedewerker bij de VNCI: ‘Wij kunnen met transparantie over de prestaties van bedrijven instemmen, mits daarbij de regels voor een behoorlijke rechtsbescherming in acht worden genomen. De gevolgen voor de bedrijven kunnen bij “naming en shaming” enorm zijn. Renee Leegte van de VVD bracht dit tijdens het Algemeen Overleg Handhaving en Vergunningverlening op 15 september ook prominent naar voren. De VNCI wil lacunes geenszins bagatelliseren, maar een wederhoor van de betreffende bedrijven bij de naar buiten gebrachte rapporten was wel op zijn plaats geweest.’ Ook het feit dat er in 2009 een probleem was, zoals bij Tanatex (zie kader), rechtvaardigt volgens Korteweg Maris niet om dat bedrijf tot in lengte van jaren te brandmerken. Verder gaat het volgens de VNCI in veel gevallen niet om de acute veiligheid, maar om de borging. Korteweg Maris: ‘Daar worden nogal eens tekortkomingen geconstateerd. We zijn wel van mening dat de chemie een veilige branche is met een prima trackrecord qua veiligheid. Derhalve is de VNCI van mening dat de middengroep van 376 bedrijven niet bij voorbaat beschouwd moet worden als potentieel onveilig, maar die moet aantonen dat men veilig werkt.’ 52 Chemie magazine oktober 2011

Tanatex Chemicals in Ede, producent van chemicaliën voor de textielindustrie, is in januari 2009 bezocht door een team van vijf inspecteurs van de Arbeidsinspectie, brandweer en provinciale BRZO-pool. Zij constateerden twee tekortkomingen, waarover zij het oordeel “slecht” uitspraken. Ten eerste had het bedrijf niet in zijn procedures vastgelegd dat het zijn veiligheidsmaatregelen en veiligheidsstudies periodiek beoordeelt (onderdeel van VBS-element C). Ook was niet vastgelegd hoe het de risico’s van nietprocesgebonden activiteiten identificeert en beoordeelt. Een half jaar later had Tanatex deze aspecten in zijn procedures opgenomen. ‘Toen we dit nog niet hadden vastgelegd, waren wij onvoldoende in staat om aan te tonen dat dit in de praktijk wel degelijk plaatsvond,’ aldus Rob Duijghuisen, Manager Quality, Health, Environment & Safety. Ten tweede constateerden de inspecteurs dat de wijzigingen van de installaties niet volledig waren gedocumenteerd (VBS-element E). Duijghuisen: ‘Wij documenteerden alleen de wijzigingen die een significante verhoging van het risico met zich meebrachten, maar de inspecteurs verlangden dat we alle wijzigingen zouden documenteren. Daarop hebben we in de procedure vastgelegd bij welke wijzigingen de hele veiligheidsprocedure moet worden doorlopen en dit vonden zij voldoende. Tegelijk hebben we bezwaar gemaakt tegen de beoordeling “slecht”. In beide gevallen waren de procedures niet afwezig, maar alleen onvolledig gedocumenteerd. Aan de uitvoering van de werkzaamheden hoefde weinig te veranderen, alleen aan de procedures. Daarom vinden wij het oordeel “slecht” in beide gevallen een te zware kwalificatie.’ Ook vindt hij dat de aard en omvang van het bedrijf, alsook de daadwerkelijke risico’s, moeten meewegen bij de eisen die aan de documentatie gesteld worden. ‘Tanatex valt in de hoogste BRZO-categorie, omdat er op het terrein een bepaalde hoeveelheid van een in de BRZO-lijst met name genoemde toxische stof ligt opgeslagen. Ook de inspectie moet daarop afgestemd zijn en dient dus maatwerk te zijn.’

RUD’s Tijdens het Algemeen Overleg zegde Atsma toe de vergunningverlening voor BRZO-bedrijven onder te brengen bij vier gespecialiseerde RUD’s (Regionale UitvoeringsDiensten). De VNCI is blij met deze toezegging. ‘Hiermee wordt een stap voorwaarts gezet in de professionalisering van de vergunningverlening voor deze categorie bedrijven,’ aldus Korteweg Maris. Maar de VNCI ziet niets in het plan van de staatssecretaris om een strikte scheiding aan te brengen tussen vergunningverlening (via de vier RUD’s) en toezicht en handhaving via één rijksinspectie. ‘BRZO- en IPPCbedrijven streven naar een optimale risicobeheersing. Adequate samenwerking tussen vergunningverleners, toezichthouders en handhavers is hierbij cruciaal. Splitsing van deze taken waarborgt die samenwerking niet en breekt af wat in jaren is opgebouwd.’ p


Automatisch efficiĂŤnt

Vacature selectie

Focus : Optimaal voeden van mengers en processen 13460 Technician Analytical Development 12875 Recruiter 5055 Ambitieuze starters (HLO Analytische Chemie of Life Sciences)

13375 Regulatory Expert 13380 Biociden Registratie Specialist

13370 Scientist Organic Chemistry

13450 Analist Microscopie

13430 Regiomanager Special Products 12700 QC Research Analist 12825 Analisten Analytisch Laboratorium QC

Verzeker uw voorsprong Betrouwbare en economische oplossingen voor de automatisering van uw grondstoffen en processen:

Bekijk alle vacatures op

www.azo.be

tel: 0182 590 210

www.checkmark.nl

Explore your Talent AZO N.V. Katwilgweg 15 B-2050 Antwerpen Tel.: +32-3-250 16 00 Fax : +32-3-252 90 02 info@azo.be www.azo.be

Recruitmentspecialist in chemie & life sciences


Tillen met alle gemak van de wereld

“Voor elke toepassing een balancer op maat.â€? De Dalmec balancers zijn intelligente oplossingen die producten tot 900 kilo schijnbaar gewichtloos maken. De systemen zijn zo ontworpen dat elke producthandling met uiterste precisie, exibiliteit en veiligheid gebeurt. Én met minimale fysieke inspanning van uw personeel. Zo verbeteren we zowel de efďŹ ciĂŤntie als de arbeidsomstandigheden binnen uw bedrijf. Neem voor meer informatie contact op via 0345 - 63 60 50 of balancers@dalmec.nl. Voordelen op een rijtje: t NPHFMJKLIFEFO WSJKXFM POCFQFSLU t IBOEMJOH VJUFSTU QSFDJFT FO n FYJCFM t FSHPOPNJTDI WFSBOUXPPSE

t FFOWPVEJH JO HFCSVJL t TFSWJDF FO POEFSIPVE www.dalmec.nl

VOOR ELKE ORGANISATIE DIE VOORUIT WIL MIDDELBARE VEILIGHEIDSKUNDE (MVK)

HOGERE VEILIGHEIDSKUNDE (HVK)

SPECIALISATIE (PETRO)CHEMIE

VEILIGHEID VOOR PROJECTLEIDERS

Voor wie? Medewerkers binnen organisaties die in samenspraak met directie en overige betrokkenen een veiligheidsbeleid opstellen en dit beleid vertalen binnen de gehele organisatie.

Voor wie? MVK-ers die zich met de theoretisch kennis en praktische vaardigheden verder willen specialiseren naar HVK-er om de arbeidsveilgheid en -omstandigheden te integreren in de processen en de opdrachtgevers en/of werkgevers daarover te adviseren.

Voor wie? Veiligheidskundigen die zich verder willen verdiepen in de speciďŹ eke gevaren binnen de (petro)chemie.

Voor wie? Projectleiders, uitvoerders, meewerkende voormannen.

Vooropleiding: - Mbo-niveau (op basis van diploma Mbo niveau 4 Ăłf vaststelling op basis van intakegesprek) - VOL-VCA FunctieproďŹ el: De MVK-er: - is in staat om in het kader van het veiligheidsbeleid te signaleren; - is (mede)verantwoordelijk voor het ontwikkelen, adviseren, ondersteunen en het realiseren van het veiligheidsbeleid; - is in staat om te handelen volgens de veiligheidsvoorschriften; - is op de hoogte van wet- en regelgeving inzake Veiligheid, Gezondheid, Welzijn en Milieu; - kan zorgen voor het uitvoeren en opzetten van een dynamische risicobeheersing en evaluatie; - heeft kennis van brandveiligheid en bedrijfshulpverlening. Studiebelasting: - Cursorisch: 126 cursusuren. - Individueel eindwerk en verdediging: 40-60 uur. De gehele opleiding duurt circa 6 maanden Start zes keer per jaar; locaties Bergen op Zoom, Dordrecht, Nijmegen en Veldhoven

Vooropleiding: - Hbo-niveau (op basis van diploma Hbo Ăłf vaststelling op basis van intakegesprek) - MVK-diploma (HobĂŠon SKO-gecertiďŹ ceerd) Intakegesprek is verplicht t.b.v. deďŹ nitieve toelating. FunctieproďŹ el: De HVK-er: - is in staat om een complexe omgeving in beeld te brengen; - is in staat om aanwezige risico’s te herkennen en evalueren; - is in staat om onderzoek te kunnen uitvoeren en de resultaten daarvan te verwerken tot een rapport c.q. beleidsplan; - is in staat om het rapport c.q. beleidsplan te implementeren en te vertalen naar actieplannen en te presenteren; - is op de hoogte van wet- en regelgeving inzake veiligheid, gezondheid, psychosociale arbeidsbelasting; - is in staat te functioneren als projectleider en beschikt over goede sociale, commerciĂŤle en communicatieve (advies)vaardigheden.

Vooropleiding: - Minimaal opleiding Middelbare Veiligheidskunde (HobĂŠon SKO-gecertiďŹ ceerd). FunctieproďŹ el: Cursist heeft kennis van de chemische en fysische processen in de (petro)chemie inclusief recente en aankomende wetswijzigingen. Studiebelasting: Cursorisch: vijf cursusdagen verdeeld over twee weken Start op basis van minimum aantal deelnemers en/of incompany; locatie nader te bepalen.

Vooropleiding: - Geen speciďŹ eke eisen(VOL-VCA aanbevolen) - Mbo- werk- en denkniveau FunctieproďŹ el: - herkent de structuur van de gehele arbowetgeving; - kent de wettelijke kaders van het VG-plan uitvoeringsfase; - kan gevaarlijke situaties vertalen naar risico’s binnen de kaders van TRA en VG-plan; - herkent het verschil tussen gevaar en risico; - herkent de arbeidshygiĂŤnische strategie; - herkent de risico’s en maatregelen bij risico’s op bouwplaatsen. Studiebelasting: Cursorisch: vijf cursusdagen Start op basis van minimum aantal deelnemers en/of incompany; locatie nader te bepalen.

Studiebelasting: Totaal circa 900 uur, waarvan cursorisch 435 uur. De gehele opleiding duurt circa 12-14 maanden Start twee keer per jaar; locaties Bergen op Zoom, Dordrecht, en/of Veldhoven

Claushof 8 • 4532 BB • Terneuzen • 0115-683444 • info@apply-opleidingen.nl • www.apply-opleidingen.nl


Evenement

Internationaal Jaar van de Chemie 2011 is uitgeroepen tot het Internationaal Jaar van de Chemie. Het hele jaar door vinden activiteiten plaats om chemie te promoten als oplossing voor vraagstukken rond energie, huisvesting, gezondheid, voedsel, infrastructuur en economie. Een greep uit het aanbod.

MADAME CURIE & HET GEHEIM VAN DE SIDDERENDE STRAAL OMSCHRIJVING: Muziektheaterprogramma. Marie Curie is bezig met een belangrijke ontdekking (röntgenstraling) als zij ontvoerd wordt. Iedereen is ongerust, ze zou in Zweden de Nobelprijs in ontvangst nemen. Dan worden zij en een van haar ontvoerders verliefd (chemie!) en weten ze m.b.v. een onzichtbaarheidserum te ontsnappen. TIJD EN PLAATS: Vanaf maart. O.a. in het Zeeheldentheater, Den Haag. DOELGROEP: Jeugd bovenbouw. ORGANISATIE EN INFO: Briza, info@briza.nl.

TENTOONSTELLING MUSEUM BOERHAAVE OMSCHRIJVING: Tentoonstelling over chemie en de menselijke zoektocht naar bronnen van energie. Bevat belangrijke objecten van Curie. Bijzonder zijn ook de voorwerpen uit de voormalige bedrijfscollectie van Shell. TIJD EN PLAATS: 30 september tot medio april 2012. Museum Boerhaave, Leiden. DOELGROEP: Iedereen. ORGANISATIE EN INFO: www.museumboerhaave.nl.

LAB EXPERIENCE DAYS OMSCHRIJVING: Eén of meerdere bedrijven in een regio verzorgen samen met tenminste één opleiding mlo en/of één opleiding hlo een Lab Experience Day. Middelbare scholieren gaan aan de slag als laboratoriummedewerker, terwijl hun ouders een interessant programma bij het bedrijf volgen.

TIJD EN PLAATS: Onder meer 27 en 29 oktober in Spijkenisse en 12 en 19 november in Arnhem. DOELGROEP: Middelbare scholieren, ouders, docenten. ORGANISATIE EN INFO: Stichting C3 en Hyphen Projects. www.labexperience.nl.

GLOBAL CHEMISTRY EXPERIMENT OMSCHRIJVING: Jongeren in de hele wereld doen onderzoek naar de waterkwaliteit in hun regio. In Nederland voeren basisschoolkinderen en middelbare scholieren onder begeleiding experimenten uit. TIJD EN PLAATS: Najaar. In oktober verzorgen chemici een gastles op de basisschool. DOELGROEP: Kinderen tot 12 jaar, jongeren tussen 13 en 18, professionals en docenten. ORGANISATIE EN INFO: C3. www.c3.nl, www.globalchemistryexperiment.nl.

WETENSCHAPSDAG UNIVERSITEIT LEIDEN OMSCHRIJVING: Wetenschappers laten zien met wat voor soort werk zij zich bezig houden. Zo zijn er shows waarin professoren vertellen over hun werk, een PretLab waar interessante proefjes gedaan kunnen worden en er is een wetenschapsmarkt met veel kramen. TIJD EN PLAATS: 30 oktober. Universiteit Leiden. DOELGROEP: Kinderen 0-12, Kinderen 13+, Volwassenen, Docenten. ORGANISATIE EN INFO: Universiteit leiden. www.wetenschapsdag.leidenuniv.nl, m.crama@science.leidenuniv.nl.

NWO–LEZING: ROL VAN CHEMIE BIJ RESTAURATIE KUNST OMSCHRIJVING: Professor Anne van Grevenstein laat de resultaten zien van kunstrestauratie, waaronder van ‘t Lam Gods van de gebroeders Van Eijck uit 1432. In het kader van het Jaar van de Chemie krijgen de chemische aspecten extra aandacht. TIJD EN PLAATS: 30 oktober. Museum Boerhaave, Leiden. DOELGROEP: Volwassenen. ORGANISATIE EN INFO: Museum Boerhaave, www.museumboerhaave.nl.

TWENTSE CHEMIEDAG

Boerhaave, Leiden. ORGANISATIE EN INFO: KNCV.

WETENSCHAPPELIJK SLOTEVENEMENT IYC: CHAINS OMSCHRIJVING: Officieus sluitstuk van het Internationale Jaar van de Chemie, met onder meer vele lezingen waarbij de raakvlakken tussen de diverse chemische disciplines overschreden zullen worden. TIJD EN PLAATS: 28, 29 en 30 november. DeFabrique, Maarssen. DOELGROEP: Bedrijfsleven, wetenschappers, studenten. ORGANISATIE EN INFO: KNCV en NWO, www.chains2011.nl.

OMSCHRIJVING: Bezoekers nemen ’s ochtends een kijkje in de wetenschappelijke keuken van de Universiteit Twente en maken kennis met onderzoekers. ’s Middags strijden leerlingen om de Twentse Chemie Cup. TIJD EN PLAATS: 10 november. Universiteit Twente, Enschede. DOELGROEP: Leerlingen 3de t/m de 6de klas vwo, scheikundeleraren, TOA’s. ORGANISATIE EN INFO: www.utwente.nl/twentsechemiedag.

CURIE-LEZING BIOBASED ECONOMY OMSCHRIJVING: TNO-specialisten op het gebied van duurzame energie en producten laten zien welke alternatieven biologische processen en materialen vervangbaar zijn voor milieu belastende producten en processen. Aansluitend lezing over tentoonstelling ‘Verborgen krachten ‘. TIJD EN PLAATS: 25 november. Museum

WWW Meer informatie: www.chemistry2011.org www.jaarvandechemie.nl oktober 2011 Chemie magazine 55


Transportservice van huis uit

Internationaal Transportbedrijf L. van der Lee en Zonen B.V.

T (015) 213 59 11 E leebv@vanderlee.nl

I www.vanderlee.nl


Starters

Chemische producten voor de glasindustrie

‘Zonnepanelen vormen een groeimarkt’ Vindico Surface Technologies, opgericht in 2008, produceert en levert chemische producten voor de glasindustrie en glasverwerkende bedrijven. Inmiddels biedt het bedrijf een uitgebreid portfolio glastoepassingen. Eén van de belangrijkste vondsten is de zonnepaneelcoating Vindico PV+. Tekst: Emma van Laar

e man achter Vindico Surface Technologies is ingenieur Paul Bastianen. Hij zit sinds 1981 in de glasbranche en is vanaf 1995 met coatings voor glastoepassingen bezig. ‘Op dit thema ben ik vervolgens blijven doorgaan en heb me met name op coatings voor zonnepanelen toegelegd,’ vertelt de ondernemer. ‘Sinds 2005 speelde ik met het idee om in te zetten op de zonnepanelenmarkt. Ik wilde dit niet vanuit een zolderkamertje doen, maar het goed aanpakken. Daarom ben ik met Van Noordenne, een grote speler binnen de glaswereld, in zee gegaan. Dit heeft goed uitgepakt en tot synergie geleidt. Zij waren al bekend in de glasmarkt en

D VEEL REGELTJES

Het klimaat is voor ondernemers in Nederland niet gunstig, zegt Bastianen. ‘Het is denk ik zelfs slechter dan in 1980, toen we ook in een crisis zaten. Je wordt als startende ondernemer met veel regeltjes geplaagd. Bovendien is subsidie aanvragen tijd- en energierovend en niet goed geregeld. Ik zou starters dan ook willen aanraden samen te werken met klanten en partners, ook financieringspartners.’

konden ons aan de contacten helpen. Wij hebben daarentegen Van Noordenne in de solarmarkt gebracht; een win-winsituatie.’

Meer licht Het in Hardinxveld-Giessendam gevestigde bedrijf brengt niet alleen complete producten – glas voorzien van coating – op de markt, maar biedt ze ook zo aan dat de glasindustrie ze zelf kan verwerken. Het bijzondere aan de coatings is dat ze neutraal uitharden waar andere coatings reageren bij applicatie, waarbij schadelijke zuren vrij kunnen komen. ‘Een van onze mooie producten is een unieke coating voor zonnepanelen. Hierin zijn antireflecterende eigenschappen, die zorgen voor het binnenhalen van meer licht, gecombineerd met vuilafstotende coating. Deze combinatie zorgt voor een flinke verhoging van het rendement van de zonnepanelen. In 2009 hebben hiervoor een octrooi aangevraagd en dat is nu toegekend,’ aldus Bastianen.

Polymeren ‘De basis van onze coatings wordt gevormd door siliciumdeeltjes. Doordat glas grotendeels bestaat uit siliciumoxide (SiO2) ontstaat er een sterke chemische binding met de coatings. Op deze binding reageren vervolgens

verschillende beschermende polymeren en zo wordt een duurzame beschermlaag met unieke eigenschappen verkregen,’ stelt Bastianen. Naast de gepatenteerde Vindico PV+ solarcoating behoren antibacteriële coatings en designfolies tot de producten en wordt gebruikgemaakt van hydrofobe en hydrofiele oplossingen voor onder meer de maritieme omgeving, badkamer en dakramen. Bastianen: ‘We werken met klanten samen om nieuwe producten te realiseren waar de markt om vraagt. Zo zijn we nu bezig met een nieuw project voor de ontwikkeling van een krasvaste coating voor displayglas.’

Displaymarkt Vindico heeft een opvallend breed portfolio binnen verschillende segmenten van de glasmarkt. ‘We kijken goed naar wat er zich afspeelt en interessant is. Daarom richten we ons op zonnepanelen, internationaal een groeimarkt, en nu zien we de displaymarkt op ons afkomen. Ook de antibacteriële producten zullen steeds belangrijker worden voor bijvoorbeeld ziekenhuizen. Helaas blijft in Nederland de markt voor zonne-energie achter. Ons land zet meer in op windenergie en op de traditionele energiestromen.’ p

oktober 2011 Chemie magazine 57


LESCHACO – your specialist for supply chain solutions. We offer integrated, intercontinental logistics with responsible care for the chemical industry.

Grip op processen Door de hele chemie Kwaliteit en snelheid zijn sleutelwoorden in de hedendaagse industrie. De weeg- en meetapparatuur van METTLER TOLEDO helpt u bij het optimaliseren van beide.

Experienced. Dedicated. Customized.

Mettler-Toledo B.V., Tiel, request.nl@mt.com Mettler-Toledo N.V./S.A., Zaventem, request.be@mt.com www.mt.com

phone +31

and beyond.

(10) 2953 153

Since 1879.

W

Logistics –

Leschaco Nederland B.V. | Hoogvlietsekerkweg 164 | NL 3194 AM Rotterdam-Hoogvliet | info@leschaco.nl | www.leschaco.com

NOTOX’ 10 steps to REACH compliance REACH Are you ready for the future?

CONTACT US NOW and we help you submit your registration in time.

w w w . n o t o x . n l

NOTOX B.V. P.O. Box 3476 5203 DL ’s-Hertogenbosch The Netherlands reach@notox.nl


Discussie

STELLING:

CHEMIE MOET MEER ZEKERHEID EN STABILITEIT BIEDEN OM WERKNEMERS TE BINDEN ‘Laat zien dat mensen rustig en goed kunnen functioneren tot aan hun pensioen. Zeg niet steeds dat je op termijn activiteiten naar China verplaatst en dat je hier niet meer investeert.’ In een interview in Chemie magazine maakte hoogleraar procesintensificatie Andrzej Stankiewicz duidelijk hoe de chemie een aantrekkelijker werkgever kan worden. Hierover ging de VNCI-groep op LinkedIn vervolgens in discussie. Een samenvatting. Tekst: Igor Znidarsic

e meningen zijn, zoals verwacht, verdeeld. De een zegt: ‘Veel mensen zien in het nieuws te veel onderwerpen waarin wordt gesproken over het verplaatsen van productie en/of R&D naar andere landen. Op deze manier ontmoedig je mensen om een carrière te starten in de chemie. Zekerheid van een baan kan op dat moment net de duw in de rug zijn om voor de chemie te kiezen.’ Met name ook voor ouderen zouden stabiliteit en zekerheid belangrijk zijn. ‘In een goed levensfasegericht personeelsbeleid moet daarom rekening worden gehouden met de diversiteit in behoeften en flexibiliteit.’ Maar anderen zijn het niet eens met de stelling: ‘Mensen binden is slecht. De kans op succesvolle ideeën neemt af met de jaren. We hebben dit overal gezien. De huidige overheid is hiervan een heel goed voorbeeld. De beste secundaire arbeidsvoorwaarden, maar innovatieve ideeën komen daar niet vandaan. Baanbehoud is daar belangrijker geworden.’

D

OPMERKELIJK ‘Op de punten biobased economy en proces-intensificatie kun je heel goed excelleren in Nederland’ ‘Met name ook voor ouderen zouden stabiliteit en zekerheid belangrijk zijn’

Duitsland De tijd dat DSM, Philips en Shell een keuze voor het leven boden is voorbij, stelt iemand. ‘In Duitsland is het zorgende bedrijf nog veel meer aanwezig. Dat zie je bijvoorbeeld in Ludwigshafen, waar veel van de huizen nog van BASF zijn. Of we dat terug moeten willen, weet ik niet. Mensen en culturen veranderen. Zekerheid tot aan de dood is niet voor iedereen meer een prioriteit. Maar tegelijkertijd moeten we ook uitkijken dat we niet doorschieten naar de andere kant. Los zand gaat schuiven. Het is altijd prettig om je langere tijd met één bedrijf of richting te kunnen identificeren. Chemie moet naar mijn idee zowel de zekerheid van een prettige werkomgeving als de uitdaging van een innovatieve sector bieden.’

Biobased Volgens een andere reageerder moet Nederland gewoon de beste worden in biobased chemistry en procesintensificatie en daarmee jonge (en oudere) mensen uitdagen om die toekomst mede te verwezenlijken. ‘Dus geen voortdurend gejammer over hoge kosten, maar inzetten op wat in Nederland kan. Op de punten biobased economy en proces-intensificatie kun je heel goed excelleren in Nederland. Wie heeft er nou meer landbouwkennis, meer kennis van efficiënt grondgebruik, en waar is milieuvriendelijk produceren al decennia de norm? Het ondernemings- en vestigingsklimaat voor duurzame chemie (en dat is toch de toekomst) is nergens beter dan in Europa! Kijk ook eens hoe uit de schoot van multinational Philips rondom Eindhoven allerlei nieuwe top-hightechbedrijven zijn gegroeid. ASML ramt de Japanners gewoon de chipproductie uit! Dat kon ook alleen maar door op volle kracht in te zetten op nieuwe technologie. Kortom: jammeren over nadelen is wat mij betreft van nu af verboden en inzetten op waar je goed in bent geboden.’

‘Zeg niet steeds dat je op termijn activiteiten naar China verplaatst en dat je hier niet meer investeert’ ‘Zekerheid tot aan de dood is niet voor iedereen meer een prioriteit’ ‘Een loopbaan voor het leven is er alleen nog maar als je mee verandert met je omgeving’

Overstap Tot slot gaat iemand weer terug naar de stelling: ‘Een loopbaan voor het leven is er alleen nog maar als je mee verandert met je omgeving en eventueel ook een overstap niet schuwt. Daar worden jijzelf en beide bedrijven meestal beter van. (Kruisbestuiving is een van de belangrijkste voordelen van bedrijvenclusters.) Dus wel een toekomst in de chemie, maar niet noodzakelijkerwijs binnen één bedrijf.’ p

WWW Volg de discussie op: www.vnci.nl/discussie oktober 2011 Chemie magazine 59


Verwerkers van gevaarlijk afval - afvalwater, zuren, logen, beits, ontvettingsbaden, vaste stof, terugwinning metalen

s Distributie chemicaliĂŤn s Mengen van chemicaliĂŤn s Regeneratie/recycling ionenwisselaars

Wetering 19, 6002 SM Weert T (0495) 457901 F (0495) 457911 E bredox@bredox.nl I www.bredox.nl


Column

HOOFDREDACTEUR NAÏEF B E D R I J V E N

FOTO: CA SPER RIL A

OV ERN A ME ME S T S TOFFEN BASF verkoopt de meststoffenactiviteiten in Antwerpen en het belang in de Franse joint-venture PEC-Rhin in Ottmarsheim aan de Russische groep EuroChem. Met de overname is naar schatting een bedrag van circa 700 miljoen gemoeid. BASF ziet de productie van meststoffen niet langer als een kernactiviteit. De meststoffenactiviteit wordt eerst verzelfstandigd en zal in het eerste kwartaal van 2012 overgaan naar EuroChem. Dit op voorwaarde dat de mededingingsautoriteiten met de transactie instemmen. De 331 medewerkers van de vestiging in Antwerpen komen in dienst van EuroChem. p

Igor Znidarsic is hoofdredacteur van Chemie magazine

A IR 1-FA BRIEK Kunstmestfabriek Yara in Sluiskil investeert 9 miljoen euro in extra opslagcapaciteit. Op het Yara-terrein komt een grote nieuwe tank voor de opslag van Air1, een product dat kan worden toegevoegd aan brandstof van vrachtauto’s en dat de uitstoot van stikstofdioxiden beperkt. De investering hangt direct samen met de bouw van de Ureum 7-fabriek. p

NIE U W HOOF DK A N TOOR De Duitse speciaalchemiegroep LANXESS versterkt zijn vestiging in Geleen. Het bedrijf gaat op de Chemelot Campus een nieuw hoofdkantoor bouwen voor de wereldwijde EPDM rubber business. Het gebouw zal aan 120 personeelsleden plaats bieden. ‘De duurzame Keltan ACE-technologie, het nieuwe hoofdkantoor van het EPDM-bedrijf en de innovatieve omgeving van de Chemelot Campus zullen een troef zijn voor onze expansie,’ aldus Axel Heitmann, voorzitter van de Raad van Bestuur. p

R A A MO V EREENKOM S T Tebodin België heeft met BASF een langetermijnraamovereenkomst afgesloten voor aanpassingen in 54 fabrieken in Antwerpen. BASF heeft voor de fabrieksaanpassingen een nieuwe aanpak ontwikkeld, waarbij engineering services door externe specialisten worden geleverd. De goede prestaties tijdens recent gerealiseerde overeenkomsten voor BASF Antwerpen was de belangrijkste reden voor de gunning van het nieuwe contract aan Tebodin. Eerdere raamovereenkomsten tussen de ondernemingen hebben betrekking op de levering van basis- en pijpleidingontwerpen. p

‘Homo sapiens mag dan een rare snuiter zijn, hij is ook een surviver’

Mijn vader (82) was in zijn werkende leven automonteur. Hij heeft de opkomst van de vervuilende benzineauto meegemaakt, die je toen nog met een slinger aanzwengelde, en nu ziet hij de eerste hybride en elektrische auto’s rijden. Hij kijkt zijn ogen uit en is positief over de toekomst van zijn kleinkinderen. ‘Dat ik dit nog mee mag maken,’ zei hij van de week. Ik vertel dit omdat ik laatst in een discussie over de toekomst van de aarde verzeild ben geraakt. Het gezelschap was unaniem somber en onderschreef volledig de visie van voormalig Greenpeace-directeur Paul Gilding, zoals onlangs verwoord in een krant. Volgens Gilding staan we vanwege een veel te grote en verder uitdijende eco-footprint aan de vooravond van een wereldwijde crisis die enkele decennia zal duren en een paar miljard mensen het leven zal kosten als gevolg van droogte, watervloeden, hongersnood en oorlog. Dit is niet meer te voorkomen. Het enige wat we nog kunnen doen, is zorgen dat de zaak daarna niet nog verder uit de hand loopt, want dat zou het einde van de beschaving betekenen. Toen iemand zei dat mijn kinderen maar beter geen kinderen kunnen nemen, vond ik het tijd om me in de discussie te mengen. Ik ben namelijk wel positief over de toekomst. Natuurlijk komen er crisissen, overstromingen en oorlogen. Wat dat betreft niets nieuws onder de zon. Maar het einde van de mensheid? Nee. Homo sapiens mag dan een rare snuiter zijn, hij is ook een surviver. Als de nood aan de man komt, verzint hij altijd wel een oplossing. Dat begon ermee dat hij ging staan, zodat hij z’n voorpoten vrij had om wapens en werktuigen te maken en zich zo naar de top van de voedselketen te werken. Zo zal hij ook iets verzinnen om de huidige problemen het hoofd te bieden. En als ik zo om me heen kijk, is hij daar al heel druk mee. Zie de vele initiatieven vanuit de landbouw, de chemie, de technologie en de overheden, om schone alternatieven te vinden voor fossiele grondstoffen, om de CO2-emissie van industrie en verkeer te reduceren, om voedsel op een duurzame wijze te produceren. Allemaal marketingpraatjes, vond het gezelschap. Ik was veel te naïef. Maar ik geloof oprecht dat mijn kleinkinderen in een biobased economy zullen leven, in een elektrische auto zullen rijden en de ene na de andere uitvinding zullen doen om het leven nog duurzamer te maken. Ik vind het alleen jammer dat mijn vader dit waarschijnlijk niet meer zal meemaken. p

oktober 2011 Chemie magazine 61


Service

Colofon

MENSEN VEMW

Ir. R.E.J. (Roy) Tummers is de nieuwe Directeur Water bij de VEMW (Vereniging voor Energie, Milieu en Water). Hij was hiervoor werkzaam als Hoofd Strategie en Public Affairs bij Evides Waterbedrijf. Daarvoor werkte hij bij Atos Origin (KPMG) en Deloitte. Hij volgt bij VEMW Henk Brons op, die zijn carrière buiten het werkgebied van VEMW vervolgt.

Chemie magazine is het maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) en verschijnt 11x per jaar

ROYAL HASKONING

Redactie Igor Znidarsic (hoofdredacteur) Jos de Gruiter (redacteur) drs. Marieke Moraal (eindredacteur)

Ir. Nynke Dalstra RC is sinds 1 september Financieel Directeur van Royal Haskoning. Zij trad in 2009 in dienst van het ingenieurs- en adviesbureau en heeft ruime commerciële, technische en financiële ervaring. Binnen Royal Haskoning was zij reeds werkzaam als Group Controller.

Contact redactie Loire 150, 2491 AK, Den Haag T 070 337 87 28, F 070 320 39 03 E znidarsic@vnci.nl, gruiter@vnci.nl

BÈTA PUBLISHERS

Corry van Driel heeft per 1 augustus Arno van ’t Hoog opgevolgd als hoofdredacteur van het chemiefonds van Bèta Publishers, waartoe onder meer de titels C2W en C2W life sciences behoren. Zij studeerde chemical engineering aan de TU Delft. Hiervoor werkte zij BE-Basic en SenterNovem.

Medewerkers Drs.ing. Inge Janse, ir. Joost van Kasteren, drs. Emma van Laar, ir. Gerard van Nifterik, Casper Rila, ir. Erik te Roller, drs. Esther Rasenberg, Marga van Zundert Vormgeving Curve, Haarlem Advertentie-exploitatie Mooijman Marketing & Sales, Julius Röntgenstraat 17, 2551 KS Den Haag, T 070 323 40 70, E dm@mooijmanmarketing.nl Advertenties vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie

VNCI ONLINE WWW.VNCI.NL

Website met onder meer dagelijks nieuws, het archief van Chemie magazine en alles over de chemische industrie in Nederland WWW.VNCI.NL/NIEUWSBRIEF

Gratis nieuwsbrief met daarin wekelijks het laatste nieuws over de chemische industrie en de VNCI

TWITTER.COM/VNCI

De VNCI op Twitter met het laatste nieuws, vacatures en reactiemogelijkheden op alle berichten

WWW.VNCI.NL/LINKEDIN

Discussieer mee met meer dan 1000 betrokkenen uit de chemische industrie en bezoek de vacatures in de LinkedIn-groep van de VNCI

VOLGENDE MAAND (16 NOVEMBER)

REGIEGROEP 2.0 ENERGIEEFFICIENCY IN PRODUCTIEKETEN CHLOOR/PVC VISIE 2030-2050 LANXESS INVESTEERT IN CHEMELOT GREEN DEAL EN NOG VEEL MEER…

62 Chemie magazine oktober 2011

Druk Ten Brink, Meppel Abonnementen Chemie magazine is gratis voor VNCIleden en voor leden van de aangesloten lidverenigingen. Voor anderen bedragen de abonnementskosten per jaar 80 euro in Nederland en 100 euro in overige landen (incl. btw). Abonnementen eindigen per 31 december. Als niet voor 1 november wordt opgezegd, loopt het abonnement door. Nieuwe abonnementen/mutaties schriftelijk opgeven via crs@vnci.nl. Meer info: 070 337 87 28 Overname Overname van artikelen uit Chemie magazine is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. In de meeste gevallen zal die graag worden gegeven Beeld cover Chris Bonis ISSN 1572-2996


chemistry, blends & knowledge

AD Productions B.V. is gespecialiseerd in het formuleren

en mengen van chemische vloeistoffen en poeders

AD Productions B.V. Markweg Zuid 27 4794 SN Heijningen Postbus 102 4793 ZJ Fijnaart

T +31 (0)167 - 526 900 F +31 (0)167 - 526 969 info@adinternationalbv.com www.adinternationalbv.com

services

Adviseur TCKI is een onafhankelijk onderzoeksinstituut en adviesbureau op het gebied van bouwmaterialen, keramiek en klei. Voor de adviesgroep in Velp zoekt TCKI een (trainee) Adviseur. In deze functie wordt je ingezet bij de ondersteuning van productieprocessen in de bouwkeramische industrie. Op basis van opgebouwde kennis analyseer je vormgevings-, droog- en bakprocessen en kom je tot gedegen aanbevelingen. Tevens voer je interne ontwikkelprojecten uit en manage je externe projecten. Heb je een academische opleiding met gedegen chemische kennis? Beschik je van nature over een service-, kwaliteits- en toepassingsgerichte instelling? Ben je iemand met een hands-on metaliteit en communiceer je uitstekend in woord en geschrift? Een baan voor jou? Kijk dan op onze website voor meer informatie over deze vacature.

TCKI - Velp Dedicated to Excellence

matching the best in chemistry & life-sciences

www.cls-services.nl recruitment & selection and outsourcing in chemistry | pharma | biotech | food



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.