Chemie magazine oktober 2010

Page 1

Imago chemische sector verbeterd

Eerste deadline REACH bijna bereikt

Arbeidsinspectie bekijkt veiligheidscultuur

Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie • 10 • 20 oktober 2010

Europa oNdersChat geVolgeN grondstofschaarstE

Magazine


Perform, Deliver, Improve

Hertel, opgericht in 1895, bouwt, onderhoudt en ontmantelt fabrieken en installaties voor toonaangevende bedrijven in de (petro)chemie-, energie-, afval- en procesindustrie. Voor de defensie- en offshore industrie ontwerpt, bouwt en plaatst Hertel technische en accommodatiemodules. Ons bedrijf kenmerkt zich door een familiaire sfeer, korte lijnen en internationale ondernemersgeest en behoort tot de top van industriële dienstverleners. Inmiddels werken er ruim 11.000 veelzijdige professionals in Europa, het Midden Oosten en Azië. Onze mensen staan centraal en bepalen samen het succes van Hertel. Hun inzet en vakkennis zorgt ervoor dat onze klanten kunnen rekenen op veilige, efficiënte en slimme dienstverlening. Alle reden om training en ontwikkeling centraal te stellen. Sinds 2006 is Hertel dan ook officieel Investors in People gecertificeerd.

hertel.com

Hertel is lid van de “European Industrial Insulation Foundation”. Voor meer informatie kijk op: www.eiif.org Hertel is ISO9000-2001 en VCA** gecertificeerd.

Geïntegreerd onderhoud & projecten Isolatie • steigerbouw • stralen/conserveren • access solutions • thermografie • mechanical • condition monitoring • asbestverwijdering • tracing • engineering & construction


Inhoud foto: casper ril a

22

10 20 oktober 2010

Nederland moet keuzes maken ´Nederland is een goede plek voor de chemische indus­ trie zolang ze innovatief blijft,´ aldus Dorette Corbey. Wel moet goed gekeken worden naar wat de uitdagin­ gen van de sector zijn, waar de concurrenten zitten, wat het innovatiepotentieel is en wat de overheid kan doen om randvoorwaarden te creëren.

46

Verschil in classificatie tijdelijk probleem

18

Grondstofpolitiek Europa op de schop

In Europa geldt vanaf 1 december aanstaande het Global Harmonised System (GHS) voor het indelen en etiketteren van chemische stoffen. Drie deskundigen van overheid en bedrijfsleven op het gebied van stoffenkwalificatie geven hun visie.

Industrie, overheid en onderzoekswereld moeten zich beter voorbereiden op de te verwachten grondstoffen­ schaarste. Niet omdat grondstoffen snel op zullen zijn, maar omdat ze vaker als economisch en politiek wapen gebruikt zullen worden. oktober 2010 Chemie magazine 3


SEMINAR: PROEVERIJ VAN OPLEIDEN 2 DECEMBER 2010

LOKATIE: BUNNIK

WORKSHOP 1: Wat als medewerkers niet meer willen leren? WORKSHOP 2: Wat als leren en opleiden winst oplevert? WORKSHOP 3: Wat als je door competentiegericht opleiden (CGO) minder tijd en geld hoeft te besteden aan interne opleidingen?

Aanmelden? Ga naar:


Inhoud 17

10 20 oktober 2010

Opinie

07

- Imago-onderzoek chemie moet verder worden bekeken, aldus VNCI-directeur Colette Alma

Trends Wetenswaardig

8

Innovatie en onderwijs

11

Energie en klimaat

15

Actueel

17

- Nieuw project algenkweek Wageningen Universiteit - Eerste adviescentrum voor starters in de chemie

- Nieuw coatingsysteem zorgt voor moeilijke aanhechting aangroeiorganismen

34

- Octrooikosten 75% lager met mogelijk nieuw akkoord

Achtergrond Maatschappij

18

Opinie

26

Maatschappij

30

In beeld - ROC Westerschelde Proeffabriek speelt centrale rol in het opleiden van operators en technicians

34

Maatschappij - Eerste deadline van de Europese stoffenwetgeving REACH nadert

38

- Europa moet aanvoer grondstoffen (beter) veiligstellen - Arbeidsinspectie vraagt extra aandacht voor veiligheidscultuur - Imago van de chemische industrie enorm verbeterd

42

Feiten en Visies Young Professionals

51

Productnieuws

52

Groene chemie

53

- Procestechnoloog Sara Barbera Melia

- DSM en Roquette willen biobarnsteen op commerciĂŤle schaal in een nieuwe fabriek gaan maken

VNCI Personalia en agenda

54 oktober 2010 Chemie magazine 5


SPIE een gezamenlijke ambitie SPIE-Asset Management SPIE-Asset Management biedt oplossingen om maximale waarde te behalen uit uw productiemiddelen. Waarde die wij zien in o.a. veiligheid, milieu, winst en betrouwbaarheid van uw installaties. Wij bieden u hiervoor hulp bij het uitdenken en implementeren van vernieuwende onderhoudsstrategieën, ontwikkelen van nieuwe software voor het efficiënter besturen, registreren of inspecteren van uw assets en kunnen wij uw partner zijn voor het overnemen van de gehele verantwoordelijkheid voor het onderhoud. Wij denken hiertoe altijd mee vanuit de doelstellingen van de klant zoals winst, veiligheid, milieu en de betrouwbaarheid van uw installaties. Wij benaderen uw situatie vanuit een brede expertise en ervaring en zijn open voor verschillende vormen van samenwerking. SPIE Nederland biedt een compleet pakket multitechnische diensten aan de industriële, commerciële en institutionele branche. De divisie SPIE-Asset Managment kan ook een beroep doen op de kennis en ervaring van een van de andere divisies van SPIE Nederland: SPIE-Building Systems, SPIE-Controlec Engineering, SPIE-Industrie en SPIE-Infra.

SPIE-Asset Management I De Brauwweg 74-82 I 3125 AE Schiedam I T +31(0)10 409 04 00 I www.spie-nl.com


Opinie VNCI

Imagopuzzels O nlangs werden de uitkomsten van het Europese onderzoek naar het imago van de chemische industrie gepresenteerd (zie ook het artikel op pagina 32). Zonder interpretatie levert dat een brij aan grafieken en cijfers op, waar voor een leek nauwelijks een touw aan vast te knopen is. En als je het al snapt, blijft de vraag: wat kunnen we als chemische industrie hier nu concreet mee? De cijfers smeken om een deskundige toelichting en een vertaalslag naar de praktijk.

Het imago van de chemische industrie verschilt sterk van land tot land, zo blijkt uit het onderzoek. Ik snap inmiddels dat dat voor een belangrijk deel afhankelijk is van de historie van het land: de basisattitude wordt bepaald door de traditionele positie van de industrie binnen de economie en door de mate waarin de industrie beantwoordt aan traditionele waarden. Dat wordt gemoduleerd door (lokale) incidenten en ingrijpende gebeurtenissen zoals de economische crisis. Dat het imago van de chemische industrie in Nederland de laatste tijd aanzienlijk is verbeterd, hangt dan ook vooral samen met een herwaardering van de economische waarde van de industrie in het licht van de crisis. Behalve het systematisch verminderen van negatieve incidenten kan een structureel beter imago dus alleen tot stand komen door werk van de lange adem: als acties nu de geschiedenis van morgen be誰nvloeden, kunnen attitudes, percepties en waardering langzaamaan groeien. In Duitsland is dit succesvol gebleken. Maar ik blijf nog wel met een knagende vraag zitten: waarom blijft de bereidheid om in de chemische industrie te werken zo laag? Ook bij mensen die de industrie waarderen om bijvoorbeeld zijn MVO en milieumaatregelen, is die bereidheid laag. Hoe kan het dat de industrie op afstand gewaardeerd wordt, maar weerstand opwekt zodra we dichter bij de mens komen? Zijn we te groot, te onpersoonlijk, te weinig aanspreekbaar? Of ligt het aan heel iets anders?

VNCI-directeur Colette Alma

De werkgroep die zich nader over het imago-onderzoek gaat buigen, zal op deze vragen hopelijk een antwoord geven. Ik ben heel benieuwd. p

oktober maart 2010 Chemie magazine 7


Biodiese

8 Chemie magazine oktober 2010


Wetenswaardig

sel uit algen Wageningen Universiteit gaat in het project Algae Parc algenkweek opschalen. Algen kunnen onder bepaalde omstandigheden triglyceriden produceren, die omgezet kunnen worden in biodiesel. Het doel is om binnen vijf jaar een onderbouwde opschaling te doen naar een hectarereactor, met een kostprijs van zo’n veertig cent per kilo algen.

FOTO: WAGENINGEN UNIVERSITEIT

Groene algen doen aan fotosynthese, waarbij ze water en CO2 onder invloed van licht omzetten in koolhydraten. Wanneer microalgen groeien onder stress – onder tekorten van stikstof en fosfaat – wordt de koolstof in de cellen opgeslagen als kleine druppeltjes triglyceriden. Deze kunnen worden afgescheiden en omgezet in biodiesel. Hoogleraar bioprocestechnologie René Wijffels wil onderzoeken of de voordelen van het opschalen van algenkweek inderdaad zo groot zijn als verwacht. Daartoe is een project gestart waarbij algenproductie wordt opgeschaald tot semi-industriële schaal. Er worden vier verschillende reactortypen getest, met een open vijver als vergelijkend controleproces. Eén van de belangrijke parameters is de energie die

nodig is voor het begassen van het proceswater met CO2. Door een goede keuze van de microalg en door genetische modificatie kan bij een hogere pH gekweekt worden. Veel aandacht zal zich richten op het uitvlokken van de algen, wat het oogsten vergemakkelijkt. Het uiteindelijk winnen van de olie wordt niet onderzocht binnen dit project. Wijffels heeft uitgerekend dat biodiesel gewonnen uit microalgen in de totale transportbehoefte van Europa kan voorzien, wanneer de productie zou plaatsvinden op een gebied ter grootte van Portugal. Bij volledige optimalisatie is het mogelijk dat de kostprijs zakt tot veertig cent per kilo. Volgens Wijffels zullen microalgen over tien tot vijftien jaar substantieel bijdragen aan de totale productie van biodiesels.

Kleinschalige proefreactor van enkele tientallen liters

oktober 2010 Chemie magazine 9


7E MAKE IT WORK

3TEEDS MEER MODERNE BEDRIJVEN IN DE INDUSTRIĂ‘LE SECTOR WERKEN MET GEVAAR LIJKE PRODUCTEN EN CHEMISCHE STOFFEN $E SECTOR ZIET ZICH GECONFRONTEERD MET STEEDS STRINGENTERE WETTELIJKE EISEN DIE IN DE BEDRIJFSVOERING DE NODIGE AANDACHT VERGEN $E OPSLAG EN DISTRIBUTIE VAN DEZE STOFFEN BRENGEN RISICO S EN FORSE INVESTERINGEN MET ZICH MEE 7ANNEER U NIET DE VEREISTE KENNIS IN

HUIS HEEFT OF LIEVER INVESTEERT IN UW ECHTE @CORE BUSINESS IS UITBESTEDEN EEN VOOR DE HAND LIGGENDE KEUZE $AARBIJ ZOEKT U EEN SPECIALIST DIE U HET GEVOEL GEEFT DAT HET WERKELIJK GOED ZIT )N 6AN DEN !NKER VINDT U EEN PARTNER DIE UW VERTROUWEN WAARMAAKT .AAST ONZE LOGISTIEKE DIENSTEN BIEDT ONS TRANSPORT EN KENNISNETWERK U GROTE VOORDELEN

WWW VANDENANKER COM VAN DEN !NKER "6 0OSTBUS !# 3ON 4 & % INFO

Doseren ...

VANDENANKER COM

... transporteren, mengen, breken, zeven: GERICKE beschikt over de kennis en de technieken voor iedere denkbare processtap of totaaloplossing. Wij leveren al meer dan 115 jaar machines en complete systemen als optimale toepassing in stortgoed gerelateerde processen. Wij bieden u onze kennis en kwaliteit in combinatie met onze betrouwbaarheid, efficiĂŤnte en wereldwijde service.

Geavanceerde stortgoedtechnologie CH-8105 Regensdorf T +41 (0)44 871 36 36

DE-78239 Rielasingen T +49 (0)7731 92 90

Singapore 787813 T +65 64 52 81 33

FR-95100 Argenteuil T +33 (0)1 39 98 29 29

NL-3870 CA Hoevelaken T +31 (0)33 25 42 100

GB-Ashton-under-Lyne Lancashire, OL6 7DJ T +44 (0)161 344 1140

www.gericke.net

gericke.nl@gericke.net


Innovatie en onderwijs

Centre for Open Chemical Innovation

Advies op maat

Het eerste ‘Centre for Open Chemical Innovation’ is 1 juli officieel gestart op de Chemelot Campus in Sittard-Geleen. Doel van het adviescentrum is het ondersteunen van starters in de chemie door kapitaal, kantoor- en laboratoriumruimte en advies op maat aan te bieden.

‘D

e Chemelot Campus is eigenlijk al jaren een COCI,’ vertelt Frank Schaap, manager Business Development & Acquisition bij DSM/Chemelot. ‘Open innovatie wordt hier al jaren toegepast. Nu zijn we bezig dit helder te omschrijven en binnen het COCIkader uit te voeren. De tweede helft van dit jaar zullen we nog vooral bezig zijn met voorbereiden en uitwerken.’

Cruciaal onderdeel van het project is de innovatieadviesdienst. Jonge, innovatieve bedrijven worden door de COCI-adviesdienst bijgestaan in het vinden van geschikte huisvesting, kapitaal, personeel en een netwerk van gespecialiseerde service verleners. ‘Tot de COCI-doelgroep behoren bedrijven die de conceptfase voorbij zijn en de eerste klantenorders binnen hebben. Deze bedrijven krij-

gen ‘tailor made’ advies en hulp. Voor dit advies op maat maken we nu vooral gebruik van de expertise die wij en onze partners in huis hebben. Zo koppelen we starters vaak aan bedrijven die bij ze passen. Op termijn zullen we ook nieuwe mogelijkheden gaan verkennen en toepassen.’p

Bioprocess Pilot Facility

Investering in proeffaciliteit In de proeffaciliteit ‘Bioprocess Pilot Facility’ kunnen bedrijven en kennisinstellingen uit de hele wereld testen of hun ideeën voor het omzetten van biobased reststromen ook op industriële schaal haalbaar zijn.

V

aak is de stap maken van laboratoriumschaal naar industriële schaal een probleem, ook als het gaat om duurzame productieprocessen. Opschalingonderzoek, dat complex en kostbaar is, is momenteel het grootste knelpunt in de ontwikkeling van biobasedprocessen. Bedrijven die methoden ontwikkelen voor de omzetting van biobased reststromen, zoals landbouwafval, naar bijvoorbeeld biobrandstoffen, grondstoffen voor bouwmaterialen en chemische en farmaceutische producten kunnen in de toekomst terecht bij de nieuwe proeffaciliteit in Delft. Het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling, de ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Economische Zaken, de provincie Zuid-Holland, de

gemeentes Rotterdam, Delft, Den Haag en kennisinstellingen en het bedrijfsleven willen gezamenlijk ruim 100 miljoen euro investeren in deze faciliteit. Initiatiefnemer is BE-Basic, een consortium van universiteiten, onderzoeksinstellingen en industrie, dat onderzoek doet naar grootschalige toepassing van schone energie uit biomassa. De Bioproces Pilot Facility maakt het mogelijk om problemen te signaleren en op te lossen die op laboratoriumschaal niet aanwezig zijn, maar voor toepassing op industriële schaal om de hoek komen kijken. De faciliteit zal bestaan uit losse modules en is flexibel waardoor verschillende methoden getest kunnen worden van de voorbehandeling van biomassa tot de

opwerking en zuivering. Karin Husmann, directeur van Plant One, de Rotterdamse faciliteit voor het testen en demonstreren van duurzame innovaties in procestechnologie, vindt het een goede zaak dat er nu meerdere van deze faciliteiten zijn. ‘Met Plant One, Delft en Chemelot zijn het er drie en dat is goed voor de chemische sector in Nederland. Het ligt aan het soort bedrijf wat voor een problemen er spelen en waarom het gebruik van een dergelijke faciliteit interessant is. Dat kan te maken hebben met milieuvergunningen, budget of het zelf niet hebben van een geschikte locatie. Daarnaast kan het interessant zijn om met meerdere bedrijven dichtbij elkaar te zitten.’ p

oktober 2010 Chemie magazine 11


Uitreiking van het boek aan voorzitter van het VNO-NCW Bernhard Wientjes. Links ex-minister van VROM Tineke Huizinga.

Tijdens de jaarlijkse informatiedag van de Commissie Transport Gevaarlijke Goederen (CTGG) staat nieuwe wetgeving centraal. Aangezien er per 2011 het nodige verandert voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, zullen de verandering in de diverse vervoersmodaliteiten (weg, zee en binnenwater) op 26 november worden toegelicht.

D

e CTGG-dag vindt plaats in Madurodam. Naast aandacht voor de nieuwe wetgeving is er tijd ingeruimd voor de versterking van het Landelijk systeem Incidentbestrijding Ongevallen Gevaarlijke Stoffen (LIOGS). Het ICEsysteem van CEFIC speelt daarbij ook een belangrijke rol en de VNCI is een groot voorstander van een betere publiek/private samenwerking bij incidenten tijdens het vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook passeert het onderzoek van de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS) naar het berekenen van risico’s en rekenmodellen die bij het verlenen van vergunningen worden gebruikt de revue. Tot slot behandelt de Inspectie Verkeer en Waterstaat per vervoersvorm veel aangetroffen overtredingen.p De CTGG-dag is voor iedereen toegankelijk en kost € 195. Aanmelden is mogelijk via de website van de CTGG. Meer informatie: CTGG-secretaris Pehr Teulings, secretaris@ctgg.nl

12 Chemie magazine oktober 2010

FoTo: HeNriëTTe GuesT

Nieuwe wetgeving centraal op CTGG-dag

Boekpresentatie sluit milieuconvenant af Met de presentatie van het boek ‘Een klus geklaard’ aan demissionair VROM-minister Huizinga is het milieuconvenant van de chemische industrie en overheid officieel afgesloten. Bij de overhandiging waren alle betrokkenen van het Doelgroepenbeleid Milieu en Industrie (DMI) aanwezig, waaronder de VNCI en Wim Quick, die namens de VNCI het convenant heeft samengesteld met de andere partijen.

B

innen het milieuconvenant, dat sinds 1992 actief was, vertegenwoordigde de VNCI haar leden in diverse overleggen. Ook zorgde de vereniging ervoor dat bedrijven hun afspraken in het kader van het convenant nakwamen, zoals het opstellen van een Bedrijfs Milieu Plan en rapportage over de uitstoot via het milieujaarverslag. De meeste doelen uit het convenant zijn ruimschoots gehaald. Voor de nog openstaande doelen zijn er afspraken gemaakt tussen bedrijven en de overheid over wat er nog moet gebeuren.Ondanks het aflopen van het convenant blijven de jaarlijkse rapportages over emissies verschijnen. Inmiddels is ook Europees geregeld dat die jaarlijks openbaar verschijnen. VNCI-beleidsmedewerker Leantine Mulder-Boeve vindt het verdwijnen van het structurele overleg met beleidsmakers, bevoegd gezag en de industrie jammer. ‘Door

dat overleg waren er korte lijnen tussen de verschillende actoren bij de uitvoering van milieubeleid.’ Nu, bijna 20 jaar na de start van het milieuconvenant, staat de industrie voor andere milieuproblemen, zoals hoe zij om moet gaan met de schaarste aan grondstoffen. Efficiënt gebruik en hergebruik vormen daarvoor een oplossing, en dus moet de chemische industrie hier in haar productieproces rekening mee houden. Ook natuurwetgeving valt indirect onder milieu, en die wetgeving is van invloed op hoeveel ruimte (zowel fysiek als voor emissies of geluid) er nog voor de industrie in Nederland is. ‘De samenwerking tussen partijen met verschillende rollen (de beleidsvormers, de vergunningverleners en het bedrijfsleven) is erg belangrijk,’ benadrukt Mulder-Boeve. ‘Als die drie partijen samenwerken, kunnen ze beter met de lange termijn en meerdere aspecten (milieu, energie-efficiency, water, effect op de natuur en ketenbenadering) rekening houden. Daarom werkt de VNCI aan een nieuwe vorm van overleg voor de toekomst. Daarnaast zorgt het Responsible Careprogramma ervoor dat alle VNCI-lidbedrijven continue hun prestaties op het gebied van gezondheid, veiligheid en milieu verbeteren.’p


Veiligheid en milieu

Meepraten over nieuwe Europese gasregels van groot belang Volgend jaar nemen de Europese autoriteiten de regelgeving rond en het toezicht op de gasmarkt voor een belangrijk deel over van de Nederlandse overheid en de NMa. Voor de industriële gasafnemers is het daarom van het grootste belang, dat ze in Brussel deelnemen aan de discussies die zullen uitmonden in de nieuwe Europese regels. Deze oproep komt van Hans Grünfeld, directeur van VEMW, de vereniging die ook namens de VNCI belangen behartigt van grote industriële afnemers van gas, elektriciteit en water.

‘B

elangrijk zijn bijvoorbeeld de regels rond de zogenoemde gasbalancering. Industriële afnemers moeten aan hun gastransportbedrijf van tevoren opgeven hoeveel gas ze van uur tot uur van het net afnemen. In de praktijk wijkt het verbruik hiervan vrijwel altijd af vanwege bijvoorbeeld een andere buitentemperatuur of ander productievolume. Tot nu toe is het zo, dat als het ene bedrijf tien eenheden meer verbruikt en een ander tien eenheden minder, ze allebei een contractueel vastgestelde boete moeten betalen. Dit is niet terecht, omdat ze samen qua verbruik in balans zijn en het transportbedrijf dus geen extra kosten maakt om de balans in het net te handhaven. Met veel moeite hebben we bereikt dat er in Nederland mogelijkheden komen voor bedrijven om hun gasposities te verevenen en daarmee aanzienlijk op de kosten te besparen. Die wijziging is verankerd in het wijzigingsvoorstel Gaswet dat nu voorligt in de Eerste

Toezicht op majeure risicobedrijven efficiënter Het Bestuurlijk Overleg (BO), bestaande uit bestuurders van bij de chemiesector betrokken overheden, heeft de plannen om de twee verbeterprogramma’s BeteRZO en VT Chemie vanaf 2011 inhoudelijk te verbinden en organisatorisch samen te voegen goedgekeurd. Daarmee wordt het toezicht op bedrijven met majeure risico’s efficiënter en effectiever.

Kamer,’ verklaart Grünfeld. Op 11 maart 2011 treedt echter het derde energiepakket in Europa in werking. Dit gaat over de regels en het toezicht vanuit Brussel op de energiemarkten. Vanaf die datum worden er juridisch bindende regels vastgesteld vanuit Brussel, bijvoorbeeld over gasbalancering. Na 11 maart willen de Europese Commissie en toezichthouders zo snel mogelijk met nieuwe Europese regels komen. Ze hebben de gasnetbeheerders en -gebruikers daarom uitgenodigd nu al mee te discussiëren over de nieuwe codes.

Deelname noodzakelijk

‘Het is mogelijk dat de nieuwe regels uit Brussel straks een streep halen door de Nederlandse regels. Ons moeizaam gesloten compromis zou weleens haaks kunnen staan op de voorkeuren van bijvoorbeeld de Franse of Tsjechische industrie. Nederland werkt namelijk met een uurbalancering, terwijl veel andere landen met een dagbalancering werken. Daarom is het van het grootste belang, dat we in Brussel aan tafel zitten en mede invloed uitoefenen,’ aldus Grünfeld. Dit kan volgens hem het beste via IFIEC Europe (International Federation of Industrial Energy Consumers), waarvan Grünfeld zelf overigens voorzitter is. ‘IFIEC verenigt de gehele Europese industrie en kan dus krachtig voor het industriebelang opkomen. Bovendien beschikt IFIEC over de noodzakelijke kennis om dit overleg effectief te voeren. Het is cruciaal dat Nederlandse bedrijven mensen vrijmaken om deel te nemen aan de voorbereidende discussies in de werkgroe-

D

e afgelopen jaren zijn voor het toezicht op bedrijven met majeure risico’s voor de omgeving en werknemers twee ontwikkeltrajecten ingezet: BeteRZO, gericht op verbetering van het BRZO-toezicht (Besluit Risico Zware Ongevallen), en Vernieuwing Toezicht (VT) Chemie. Vanwege de grote overlap in doelgroep, doelstelling en aanpak, en omdat beide trajecten eind 2010 aflopen, is besloten om ze vanaf 2011 samen te laten vloeien. Hiermee wordt de inzet van personele en financiële overheidsmiddelen efficiënter en wordt de toezichtlast verminderd. Voordeel voor het bedrijfsleven is afgestemd en eenduidig toezicht op het gebied van veiligheid, arbeidsomstandigheden, milieu en water. De uitvoering vindt op lokaal niveau plaats,

pen van IFIEC. Op die manier kunnen ze er voor zorgen dat het Nederland geluid voldoende doorklinkt. De discussies beginnen namelijk nu al,’ benadrukt Grünfeld. Meer informatie: jvdw@vemw.nl p

waarbij in vier regio’s samengewerkt gaat worden, de huidige vier BRZO-regio’s. Deze samenwerkingsverbanden worden belast met de organisatie en afstemming van het toezicht. Een bijzonder aandachtspunt is de verbinding met de achterliggende organisaties. Voor wat betreft het milieutoezicht speelt de vorming van de RUD’s (regionale uitvoeringsdiensten) een prominente rol, voor het toezicht van de brandweer en de vorming van de veiligheidsregio’s. In het BO is in principe bereidheid uitgesproken om een landelijk programma in gezamenlijkheid te financieren. Een definitief besluit wordt aan de hand van de uitkomsten van een businesscase genomen in het volgend Bestuurlijk Overleg in januari 2011.p oktober 2010 Chemie magazine 13


100% veilig 100% bescherming 100% draagconfort 100%

100% duurzaam

uw visitekaartje

Eigenlijk is er maar één logische keuze... Bij HaVeP houden we niet van concessies. Daarom maken we workwear en protective wear die in elk opzicht voldoet aan de eisen van onze klanten. Niets meer, maar ook niets minder. Geen franje dus, die nergens voor nodig is en waardoor u alleen maar teveel zou betalen. Geen overdreven bescherming, maar gewoon 100% protectie voor iedere job. De constante kwaliteit van onze kleding zorgt voor een uitermate lange levensduur. Daarnaast beschikken we over een gegarandeerde voorraad en een uitgebreid distributienetwerk van wederverkopers, zodat u verzekerd bent van snelle levering en verkrijgbaarheid. Tel daarbij op onze uitgebreide service en eigenlijk kunt u maar één conclusie trekken: Gotta have HaVeP.

www.havep.com


Energie en klimaat

Quotes Sjemie

‘Zwiesen mir und de spielers muss sjemie zein.’ (Louis van Gaal na de ondertekening van zijn nieuwe contract bij voetbalclub Bayern München op 27 september)

Familie

‘Familiebedrijven delen een belangrijk uitgangspunt: alles wordt beredeneerd vanuit de continuïteitsgedachte. Het bedrijf gaat vóór de familie. Bij multinationals wil de familie – de top van het bedrijf – nogal eens vóór het bedrijf gaan.’ (Zakenvrouw van het jaar Marlies van Wijhe in het AWVN-tijdschrift Werkgeven van september)

Nieuwe rijken

Duurzaam zeilschip met Foul Release Het onderwaterdeel van het zeilschip Ecolution is voorzien van het hoogwaardige coatingsysteem Intersleek 900 Foul Release Coating van International Paint. Deze coating maakt het voor aangroeiorganismen zeer moeilijk zich te hechten aan het geverfde oppervlak.

H

et doel van het duurzame zeilschip Ecolution, gebouwd door de Ecolutions bv van Wubbo Ockels en gepresenteerd tijdens SAIL 2010, is om met gebruik van innovatieve technologie autonomie, veiligheid en comfort tijdens het zeilen te bereiken. Ecolution genereert tijdens drie tot vijf zeildagen genoeg energie om één maand comfortabel te kunnen leven aan boord. Alle energie wordt opgeslagen in accu’s, die mede de ballast van de boot zijn.

Volledig biocidevrij

Een van de toegepaste technologieën is het coatingsysteem Intersleek 900 Foul Release Coating van International Paint, onderdeel van de Marine & Protective Coatings Divisie van Akzo Nobel. Dit unieke concept in onderwatercoatings wijkt sterk af van de traditionele anti-

fouling technologie, die gebaseerd is op het afscheiden van biociden om aangroei tegen te gaan. Intersleek 900 is volledig biocidevrij.

Aangroeibescherming

Het Intersleek 900-systeem is zo geformuleerd dat het voor aangroeiorganismen zeer moeilijk is zich te hechten aan het geverfde oppervlak. Als het al lukt, is de hechting zeer zwak en kan de aangroei vrij eenvoudig worden verwijderd. Intersleek 900 is hierdoor een “aangroei beheersend systeem” of een “Foul Release” onderwatercoating. Omdat er geen actieve biociden in het Intersleek 900-systeem aanwezig zijn, hangt het vermogen om de boot tegen aangroei te beschermen af van de vaarsnelheid, de aangroeiomstandigheden van de aanlegplek, de frequentie en de manier van schoonmaken en hoe vaak wordt gevaren. Intersleek 900 wordt al zeer succesvol toegepast in de beroepsvaart. In 2009 werd het systeem bekroond met de Lloyd’s List Global Award in de Clean Seas categorie. p

‘De nieuwe rijken zijn zij die hun eigen tijd mogen indelen, en niet als een soort slaaf elke ochtend naar het werk worden gefloten.’ (Filosoof en auteur Joke Hermsen in Elsevier van 18 september)

Oplossing

‘Natuurlijk is er sprake geweest van vervuiling en zijn er ongelukken gebeurd, maar de chemiesector wordt nu gezien als deel van de oplossing in plaats van deel van het probleem.’ (André Veneman, hoofd duurzaamheid bij AkzoNobel, in een ANP-bericht)

Vergroening

‘Ik ben voorstander van vergroening van het fiscale stelsel: wat het meest vervuilend is, moet je het meeste belasten en innovatie die leidt tot beter hergebruik moet je faciliteren.’ Louise Fresco, hoogleraar duurzame ontwikkeling UvA in SER magazine oktober

oktober 2010 Chemie magazine 15


Tijdelijk of semi permanent behoefte aan extra warmte en/of energie? Uw bron van informatie bij het kopen of huren van ketelinstallaties voor stoom, warm en heet water. Verhuur • warmwaterketels tot 8 MW • heetwaterketels tot 12 MW • automatische expansie-inrichtingen • stoomketelunits tot 28 barg van 400 kg/hr tot 16.000 kg/st • ontgassers, voedingswatertanks, ontharders • olietanks 3, 5, 10 en 20m3 • in container, buitenopstelling of romneyloodsen

Services • 24 uurs storingsdienst • leidingwerkmontage • onderhoud • engineering

Milieuzorg • Low-NOx installaties • geluidsbesparende omhuizingen • CE normering

www.ecotilburg.com Postbus 899, 5000 AW Tilburg - Hectorstraat 23, 5047 RE Tilburg - Tel: 013 5839440 - Fax: 013 5358315 - E-mail: info@ecotilburg.com


Actueel

Mogelijk akkoord over Europees octrooi België probeert dit najaar als voorzitter van de EU een akkoord te bereiken over de regelingen rond het Europees octrooi. De octrooikosten nemen hierdoor met 75% af.

S

inds 1973 kunnen bedrijven en uitvinders voor hun vinding een Europees octrooi aanvragen dat in 31 landen bescherming biedt. Ze moeten dan wel in elk land zogenoemde taksen betalen en het octrooi in 22 talen laten vertalen. Daardoor is een Europees octrooi ruwweg tien keer zo duur als een Amerikaans octrooi. Al jaren

botsen de EU-landen over de talen en de taksen, maar ze zijn nu dichtbij een akkoord en onderhandelen over een nieuw voorstel van de Europese Commissie: een uitvinder dient een octrooi in zijn eigen taal in en laat dit op kosten van het Europese Octrooibureau (EOB) en de EU vertalen in naar keuze het Frans, Duits of Engels. Stel dat de keuze op Duits is gevallen, dan volgt een onderzoek naar de nieuwheid en inventiviteit in het Duits en wordt het octrooi in het Duits gepubliceerd. Dit is dan tevens de juridisch bindende tekst van het octrooi. De conclusies van het

EOB verschijnen ook in het Frans en Engels. Alleen bij een juridisch geschil volgt een vertaling in de taal van het betreffende land. Om te zorgen dat iedereen toch gemakkelijk kennis kan nemen van de inhoud van het octrooi komen er ook zogenoemde machinevertalingen in alle officiële EU-talen. Voortaan betalen octrooihouders alleen nog taks aan de EU. Volgens dit nieuwe systeem kost een Europees octrooi geen 20.000 tot 30.000 euro meer, maar ongeveer 6000 euro. De industrie steunt dit voorstel.p

Economie Europese chemie verbetert op alle vlakken Meer productie, meer verkoop, meer handelsoverschot, meer prijsstijgingen en meer vertrouwen. Dat positieve beeld komt naar voren uit de terugblik van de Europese belangenvereniging Cefic op juli 2010. Bedrijven geven daarbij aan te verwachten dat het herstel aanhoudt, maar dat het nog wel even duurt voordat het pre-crisisniveau bereikt is.

D

e productie nam afgelopen juli (in vergelijking met deze maand in 2009) met 6,5% toe. In vergelijking met 2009 steeg de productie in de eerste 7 maanden met 13,2%. De snelheid van de groei neemt wel af. In zowel juni als juli lag deze lager dan de voorgaande maanden. Ook de verkoop van chemicaliën laat zich van zijn beste kant zien. In juni 2010 werd er 21% meer afzet genoteerd dan in juni 2009.

In de eerste 6 maanden van 2010 lag de verkoop 18,3% hoger dan een jaar eerder. Het handelsoverschot van chemieproducten in die periode lag met een stijging van € 3,9 miljard ruim 19% hoger. Daarnaast lagen de prijzen afgelopen juli 6,3% hoger dan in juli 2009.

Vertrouwen

nomen vertrouwen van de industrie in de toekomst. Uit de zogenoemde Economic Sentiment Indicator (ESI), opgesteld door de Europese Commissie, bleek dat ondernemers steeds meer orders ontvangen. Ondernemers blijven wel voorzichtig over de verwachte productiegrootte de komende tijd. p

Als laatste noteerde Cefic ook een toegeoktober 2010 Chemie magazine 17


Europa SLECHT VOORBEREID De schaarser wordende grondstoffen zullen vaker worden gebruikt als economisch en politiek wapen. Industrie, overheid en onderzoekswereld moeten zich daarom beter voorbereiden op de te verwachten tekorten, vooral aan metalen en mineralen. Tekst: Joost van Kasteren

Zeldzame aarden worden bij tal van producten toegepast. Deze stoffen zullen steeds vaker als politiek en economisch wapen worden gebruikt

I

n juni lieten Chinese officials weten dat de winning van zeldzame aarden in handen zou worden gelegd van enkele door de staat gecontroleerde mijnbouwbedrijven. Het officiële motief voor deze maatregel was om de semilegale winning en de enorme vervuiling die daarmee gepaard gaat, te reguleren. Op de achtergrond speelt echter het Chinese streven om deze materialen zoveel mogelijk voor eigen gebruik te reserveren. Aangezien het land over 95 procent van de winbare reserve beschikt, kan dat tot groeiende schaarste elders in de wereld leiden.

Energie

‘Zeldzame aarden (zie kader) zijn van essentieel belang voor de energievoorziening en de transitie naar duurzame bronnen,’ zegt Michel Rademaker, adjunct-directeur van HCSS, het Den Haag Centrum voor Strategische Studies. In opdracht van TNO heeft deze denktank eind vorig jaar een rapport opgesteld, getiteld ‘Scarcity of Minerals, a strategic security issue’, 18 Chemie magazine oktober 2010

waaronder dus ook de zeldzame aarden. Dankzij neodymium bijvoorbeeld zijn permanente magneten de afgelopen decennia veel kleiner geworden, waardoor allerlei elektronische componenten kleiner en lichter zijn geworden. Dat varieert van mobiele telefoons en I-pods tot harde schijven en dvd-spelers. Diezelfde permanente magneten vormen een essentieel onderdeel van windmolens en van elektrische en hybride auto’s. De permanente magneet van een beetje windmolen bevat al gauw 200 kilogram neodymium. Een andere zeldzame aarde, europium, is een essentieel onderdeel van energiezuinige lcd-schermen, terwijl erbium noodzakelijk is voor glasvezels. Oplaadbare nikkelhydride-accu’s bevatten lanthanum en spaarlampen kunnen niet zonder minieme hoeveelheden van een half dozijn zeldzame aarden.

Beperking

‘We zijn de afgelopen jaren steeds afhankelijker geworden van zeldzame aarden en daarmee van de bereidheid

van China om die stoffen te exporteren,’ stelt Rademaker. Die bereidheid wordt steeds kleiner. In augustus vorig jaar lekte een concepttekst uit van het Chinese ministerie van Industrie, waarin werd voorgesteld om de export van vijf van de zeldzame aarden helemaal te verbieden en die voor de overige zeldzame aarden te beperken tot 35.000 ton per jaar, ver beneden de jaarlijkse wereldwijde consumptie van 125.000 ton per jaar. Van een uitvoerverbod is het nog niet gekomen, maar het exportquotum is dit jaar opnieuw verlaagd tot 27.000 ton. Volgens Mark Smith, bestuursvoorzitter van Molycorp Minerals LLC, is die stap vanuit Chinees oogpunt alleszins begrijpelijk. Molycorp Minerals is het bedrijf dat de enige mijn voor zeldzame aarde op het Westelijk Halfrond, in Mountain Pass, Californië, weer in


Maatschappij

op geopolitieke schaarste

productie wil brengen. Smith wijst op de grote behoefte van de zich snel ontwikkelende Chinese economie aan zeldzame aarden. Waarom zou je ze dan exporteren, luidt zijn retorische vraag. Het is voor de Chinese economie veel beter als buitenlandse bedrijven die zeldzame aarden nodig hebben, hun productie naar China verplaatsen.

Veiligheid

De vraag is of dat de enige overweging is. Veiligheidsexperts zijn bang dat China zijn feitelijke monopoliepositie ook zal gebruiken als politiek drukmiddel, bijvoorbeeld door landen die wapens of andere strategische producten aan Taiwan willen leveren, te dreigen met een boycot. De effectiviteit van het drukmiddel is groot, omdat zeldzame aarden ook worden

gebruikt in allerlei onderdelen van wapensystemen, zoals mijnendetectie, geleide wapens en satellieten. Een andere mogelijkheid is dat het land zijn voorraden gebruikt als extra wapen in de concurrentiestrijd. Rademaker van het HCSS: ‘Stel dat de prijzen voor zeldzame aarden zo hoog zijn dat investeerders brood zien in het ontginnen van nieuwe voorraden. Die investeringen kunnen in een klap teniet worden gedaan als China een tijdlang de prijs van zeldzame aarden verlaagt.’

Kritisch

Zeldzame aarden zijn niet de enige grondstoffen die schaars dreigen te worden. Niet zozeer door fysieke uitputting, zoals vroeger voorspeld door de Club van Rome, maar vooral vanwege veranderende geopolitieke ver-

Zeldzame aarden

Zeldzame aarden zijn een groep van elementen, die in het periodiek systeem – waar ze de posities 57 tot 70 innemen – meestal worden aangeduid als de lanthaniden en namen hebben als lanthanum, cerium, europium, terbium, neodymium en dysprosium. Ook de elementen yttrium (atoomnummer 39) en lutetium (atoomnummer 71) worden meestal tot de zeldzame aarden gerekend. Hoewel ze zeldzame aarden worden genoemd, zijn ze niet echt schaars. De gehaltes in de aardkorst zijn van dezelfde orde van grootte als die van zink, koper en nikkel. Wat ze schaars maakt, is dat ze maar op een paar plaatsen op de wereld in economisch winbare hoeveelheden voorkomen. Bovendien is de verwerking van ertsen tot bruikbare grondstoffen een proces dat niet alleen ingewikkeld is, maar bovendien veel energie vergt. De omzetting van oxiden in metalen gebeurt, sinds de overname van het Amerikaanse bedrijf Magnaquench, vrijwel alleen in China. oktober 2010 Chemie magazine 19


Maatschappij

‘Wat meer VOC-mentaliteit mogen we wel hebben’ houdingen. In juli publiceerde de Europese Commissie een rapport van een ad hoc werkgroep, ‘Critical raw materials for the EU’, waarin een lijst is opgenomen met grondstoffen waarvoor tekorten dreigen. Gemeten naar aanvoerrisico (‘supply risk’) gaat het, naast zeldzame aarden, om een dozijn andere stoffen, waaronder de platinagroep (platinum, iridium, rhodium, et cetera), kobalt, magnesium, tantalum, gallium en germanium. Ze komen voor in China, Rusland en Brazilië, opkomende industrielanden die vooral hun eigen belang op het oog hebben. Daarnaast worden sommige van die critical raw materials gewonnen in instabiele regio’s zoals de Democratische Republiek Kongo (kobalt en tantalum). Daarbij kun je je volgens Rademaker afvragen in hoeverre die instabiliteit niet wordt veroorzaakt door het graaien naar grondstoffen. Volgens het United Nations Environment Program (UNEP) zijn er sinds 1990 een kleine twintig conflicten geweest, zowel tussen als binnen staten, waarin grondstoffen een doorslaggevende rol speelden. Dat is ongeveer de helft van alle inter- en intrastatelijke conflicten.

Een beetje VOC Een beetje meer VOC-mentaliteit mogen we wel hebben, als we dreigende geopolitieke schaarste aan grondstoffen het hoofd willen bieden, meent Jan Berends, speerpuntmanager Energie en Klimaat van de VNCI. Niet dat we grondstofproducerende landen moeten gaan koloniseren, wel dat we wat meer durven vertrouwen op eigen kracht, bijvoorbeeld op ons technische vernuft bij het ontwikkelen van technieken voor hergebruik en vervanging van zeldzame aarden en andere metalen en mineralen. Volgens Berends is het vooral van belang om, zoals indertijd de Heeren Zeventien, een goede analyse te maken van het speelveld. Wat zijn precies de bedreigingen, waar dreigen de tekorten en waar en op welke manier kun je bijsturen? Waarbij we, zo voegt hij eraan toe, wel bereid moeten zijn om te accepteren dat bepaalde producten ergens anders in de wereld gemaakt zullen worden, omdat daar de grondstoffen voorhanden zijn. 20 Chemie magazine oktober 2010

Europa 2020

De ‘critical raw materials’ zijn kritiek omdat ze van essentieel belang zijn voor de industriële toekomst van Europa. Zo zijn metalen uit de platinagroep onder meer van belang voor brandstofcellen en – belangrijk voor de chemische industrie – als katalysator; kobalt wordt gebruikt voor lithium-ion batterijen; tantalum zit in condensatoren; gallium is belangrijk voor zonnecellen en germanium wordt gebruikt voor diverse optische toepassingen, waaronder glasvezels. Vaak gaat het om grondstoffen voor opkomende technologieën, die van Europa in 2020 een innovatieve en duurzame samenleving moeten maken.

3R’s

Er zijn twee manieren om de dreigende geopolitieke schaarste aan grondstoffen het hoofd te bieden: een technische en een politiek-economische. Om met de technische te beginnen, deze wordt meestal samengevat met de afkorting 3R: Reduce, Re-use, Replace, ofwel vermindering van het gebruik, hergebruik en vervanging door andere materialen. De technieken voor de drie R’s staan allemaal nog in de kinderschoenen. Zo wordt er in Japan en de Verenigde Staten onderzoek gedaan naar technieken om neodymium terug te winnen uit permanente magneten in de motor van harddiskdrives en lanthanum uit metaalhydride accu’s, maar dat heeft nog niet geleid tot productierijpe technologieën. Een probleem bij recycling is dat het gehalte aan die stoffen in de meeste toepassingen uiterst gering is, in de orde van tienden van procenten. Een andere technische route wordt ontwikkeld aan de Universiteit van Leeds in Groot-Brittannië. Daar ontdekte professor Animesh Ja, dat een nieuwe techniek om titaniumoxide te zuiveren als co-product significante hoeveelheden van een drietal zeldzame aarden oplevert, neodymium, cerium en lanthanum. Titaniumoxide is een veelgebruikte grondstof die onder meer wordt toegepast in cosmetica, medicijnen, elektronica en de lucht- en ruimtevaart. De voorraden ervan zijn ook niet oneindig, maar in ieder geval veel groter dan die van de winbare zeldzame aarden en veel meer gespreid over de wereld.

Politiek-economisch

De tweede route om de dreigende geopolitieke schaarste het hoofd te bieden, is politiek-economisch. Een mogelijkheid is het veiligstellen van de aanvoer door het aanleggen van strategische voorraden en door het aangaan en onderhouden van bilaterale contacten en het sluiten van langjarige contracten met landen die over winbare voorraden beschikken, maar noch de financiële, noch de technische capaciteit hebben om ze te winnen. China past een dergelijke strategie al toe, onder meer in Afrika, om zijn grondstoffenpositie voor de komende decennia veilig te stellen. De andere mogelijkheid is de internationale handel in grondstoffen in stand te houden en te versterken. ‘Het multilaterale spoor,’ zoals de demissionaire minister van VROM, mevrouw Huizinga, het noemde in een brief aan de Tweede Kamer van 30 maart over Schaarste & Transitie. Daarbij gaat het niet alleen om de gevestigde organisaties, zoals de VN en de Wereldhandelsorganisatie, maar ook om informele internationale fora, waarin bedrijven onderling of bedrijven en maatschappelijke organisaties samenwerken. Allemaal in het kader van de filosofie dat wereldwijde problemen vragen om wereldwijde oplossingen, geschraagd door wereldwijde ‘governance’.

Praktisch

De schaarste aan sommige grondstoffen wordt al met al een serieus probleem de komende jaren. Niet zozeer fysieke schaarste, als wel geopolitieke schaarste. Om dat probleem het hoofd te bieden, is er volgens Rademaker allereerst behoefte aan betrouwbare informatie over de mineralen en metalen die voor de Nederlandse industrie van belang zijn. Daarnaast is er behoefte aan het ontwikkelen en toepassen van technologieën om de behoefte aan mineralen te verminderen (reduce), om ze te hergebruiken (re-use) en om vervangende materialen in te zetten (replace). Dat alles in combinatie met analyses van de strategisch-economische en geopolitieke aspecten. Rademaker: ‘Laten we de kennisinfrastructuur versterken en het mineralenvraagstuk vooral ook praktisch aanpakken.’ p


Total Waste Management partner voor de industrie Indaver biedt de industrie totaaloplossingen op het vlak van afvalverwerking, logistiek en on site beheer. Wij garanderen voor elke afvalstroom – gevaarlijk en niet-gevaarlijk – de beste oplossing op het gebied van techniek en kostprijs. Daarvoor beschikken we over diverse eigen hoogtechnologische installaties en betrouwbare partners. Indaver beschikt over de juiste expertise om complexe afvalprojecten efficiënt te implementeren. Dankzij een transparante dienstverlening die voortdurend wordt geëvalueerd en verbeterd, garandeert Indaver de laagste Total Cost of Ownership. Ondertussen kan de klant zich concentreren op zijn eigen corebusiness. Veiligheid en wettelijke conformiteit zijn steeds van het grootste belang. Op dat vlak neemt Indaver geen enkel risico en worden liabilities vermeden. salesnederland@indaver.nl

Tel. +31 115 61 90 48

www.indaver.nl www.indaver.com

Toonaangevend in duurzaam afvalbeheer


Dorette Corbey (AWT) wil kernvraag op tafel:

‘ Waar verdienen we o twintig jaar ons geld Volgens oud-Europarlementariër Dorette Corbey moet Nederland keuzes maken. De huidige directeur van de Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) draagt de chemie een goed hart toe, gelooft heilig in ETS (EU Emission Trading System), maar aarzelt over kernenergie. Een interview. Tekst: Jos de Gruiter

D

orette Corbey was van 1999 tot 2009 lid van het Europees Parlement voor de PvdA. Op het ogenblik is ze directeur van de Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT), voorzitter van de Commissie Duurzaamheidsvraagstukken Biomassa en beoogd voorzitter van het bestuur van de Nederlandse Emissie-Autoreiteit (NEA). Een vrouw dus op het raakvlak van energie, innovatie en duurzaamheid; van chemie dus. Ze kent de bedrijfstak al sinds haar zittingsperiode in het Europarlement. ‘Ik heb de Nederlandse chemie leren kennen als een sector die meer bereidheid en enthousiasme tentoonspreidt voor innovatie dan chemische bedrijven uit andere landen.’ Kortom, ze draagt de sector een goed hart toe. Dorette Corbey (1957) volgde een opmerkelijk veelzijdige carrièrepad. Ze werkte als verpleegkundige en volgde de studie sociale geografie aan de Universiteit van Amsterdam. In 1993 promoveerde ze in de rechtsgeleerdheid aan de Universiteit Leiden. Ze was onderzoeker bij Instituut Clingendael en beleidsmedewerker bij de Bouw- en Houtbond FNV. Bij de verkiezingen van 1999 werd ze gekozen in het Europees Parlement. Ze hield zich onder meer bezig met milieuvraagstukken. De centrale thema’s in haar nieuwe functies zijn duurzaamheid, innovatie en het overheidsbeleid op die gebieden. En chemie komt bij alle functies om de hoek kijken. ‘Zeker. De chemie is een sector die bol staat van innovaties. Als Europarlementariër heb ik veel met de bedrijfstak te maken gehad. Misschien is mijn beeld gekleurd doordat ik meestal bij topbedrijven werd rondgeleid, maar in mijn herinnering waren het bedrijven die erg openstonden voor vernieuwing.’ Wat betekent dat voor uw houding tegenover de chemie in Nederland? ‘De chemische industrie vormt de basis voor diverse

22 Chemie magazine oktober 2010

andere maakindustrieën in ons land en ze is een technologisch hoogwaardige sector. Bovendien is er weinig reden om er negatief tegenover te staan. De sector heeft de afgelopen decennia veel geïnvesteerd in schonere productiemethoden. Ik behoor dan ook absoluut niet tot de school die vindt dat de maakindustrie uit Nederland moet verdwijnen. Ik denk dat er een goede plek voor de chemische industrie in Nederland is zolang ze innovatief blijft. Dat betekent dat zowel de R&D als de productie hier goede vestigingsvoorwaarden moet vinden.’ Die twee moeten gekoppeld blijven? ‘In mijn ogen is er een sterke band tussen R&D, de werkvloer en de markt. Die band moet je niet verbreken. Hier alleen het hoogwaardig onderzoek koesteren en de productie verplaatsen naar Azië gaat niet werken. Veel innovatie komt tot stand door een wisselwerking met de productie en de afzetmarkten.’ Vindt de chemie in Nederland een goed vestigingsklimaat? ‘Het overheidsbeleid kan meer hands on zijn. VNO-NCW en de land- en tuinbouworganisaties pleiten voor een meer sectorgericht industriebeleid. Daar ben ik ook voorstander van. Laten we kijken wat de uitdagingen van een sector als de chemie zijn, waar de concurrenten zitten, wat het innovatiepotentieel is en wat de overheid kan doen om de randvoorwaarden daarvoor te creëren. Dat kan geld kosten, maar het levert ook veel op.” Maar de overheid heeft geldzorgen. “Dat kan zijn, maar op de terreinen van de kenniseconomie en het onderwijs moet niet bezuinigd worden. De meeste verkiezingsprogramma’s vonden dat ook. Maar je kunt ook méér doen met minder geld, bijvoorbeeld door het generieke beleid voor een deel te vervangen door sectorgericht beleid. En door beter aan te sluiten bij het Europees beleid op het gebied van duurzaamheid en e


Interview

over mee?’

‘De chemische industrie kan een enorme boost krijgen als bedrijven kunnen zeggen dat zowel de productie als de producten bijdragen aan een betere leefomgeving’ oktober 2010 Chemie magazine 23


Interview

‘ETS zou een veel sterker instrument kunnen zijn dan het nu is’

duurzame energie. Op beide terreinen kan chemische industrie een rol spelen. Het achtste Kaderprogramma komt eraan; de verwachting is dat het een verdubbeling ten opzichte van het zevende Kaderprogramma inhoudt. Daar kun je als chemie wat mee doen.’ Heeft het afgelopen kabinet voldoende gedaan aan het wetenschaps- en innovatiebeleid? ‘Ik vind dat de overheid de afgelopen jaren redelijk onzichtbaar is geweest. We zouden echt een keer moeten zeggen: we vinden die sectoren belangrijk en daar richten we ons op. Het wordt tijd dat we de discussie entameren waar we als land over twintig jaar ons geld mee willen verdienen. En in mijn ogen zouden we ons meer moeten aansluiten bij EU-prioriteiten, zoals de biobased economy. De overheid zou wat robuuster achter het bedrijfsleven mogen staan, zodat het niet zelf alle kooltjes uit het vuur hoeft te halen.’ Sommige politieke stromingen vinden dat we ons wat moeten afwenden van Europa. ‘Dat zou een rampzalige keuze zijn, vooral voor het Nederlands bedrijfsleven. We moeten juist met Europa bezig zijn, want de Europese agenda is enorm belangrijk voor Nederland. Ik noem maar een simpel voorbeeld: de noodzaak om tot normalisering van duurzaamheidcriteria te komen. Biomassa moet duurzaam geproduceerd zijn, maar hoe leg je dat vast? We doen dat door certificering, maar dan is het wel van groot belang dat we dat in Europa geharmoniseerd doen. Zodat we niet in de situatie komen dat een schip met biomassa niet gelost mag worden in Rotterdam omdat Nederland strengere eisen hanteert dan België en het dus wel in Antwerpen mag aanleggen. Zulke dingen moeten we gezamenlijk aanpakken, dus met de rug naar Europa gaan staan is het laatste wat Nederland zou moeten doen.’ U noemt biomassa. Welke rol ziet u er voor weggelegd in combinatie met de chemie? ‘Het is ontzettend belangrijk dat we de komende jaren investeren in landbouwefficiency. We zijn binnenkort met negen miljard mensen. De vraag naar voedsel zal de

24 Chemie magazine oktober 2010


Interview

komende dertig jaar verdubbelen. Als we de welvaartsgroei meenemen en als we de natuur niet nog meer willen aantasten dan we al gedaan hebben, dan moet de productie veel efficiënter worden. Dat betekent dat we in het beleid prikkels moeten geven om landbouwefficiëntie te verhogen en dat we ook voorzichtig moeten zijn met biobrandstof maken uit gewassen die voor consumptie geschikt zijn. Het is beter reststromen te gebruiken. Met het oog op efficiënt gebruik van biomassa denk ik dat we er niet naar moeten streven om ook op langere termijn biobrandstoffen in te zetten voor auto’s en andere transportmiddelen. Die moeten voor de korte rijafstanden overschakelen op elektriciteit en voor langere afstanden op waterstof. Elektrisch vervoer is zeker efficiënter. Biomassa is wel uitermate geschikt als grondstof en brandstof in chemische processen, zodat we beter afbreekbare en minder vervuilende producten kunnen maken.’ Op welke termijn ziet u de rol van fossiele grondstoffen afnemen? ‘Ik denk dat andere energiebronnen rond 2030 een belangrijk deel hebben overgenomen, op voorwaarde dat de overheid er een daadkrachtig beleid op loslaat. In die zin vind ik het jammer dat ETS-wetgeving voortdurend met uitzonderingen wordt omgeven. Bijna elke industrie wordt zo langzamerhand als concurrentiegevoelig aangemerkt, waardoor er veel gratis rechten worden verspreid en de plafonds nog te hoog zijn. ETS zou een veel sterker instrument kunnen zijn dan het nu is.’ Staat u niet open voor de argumenten van de chemische industrie dat ze hierdoor de mondiale concurrentieslag kunnen verliezen? ‘Het plafond is nu berekend op een vermindering van de uitstoot van schadelijke broeikasgassen met twintig procent. Wat mij betreft mag dat naar vijfentwintig procent. We moeten streven naar radicale innovatie. De opbrengsten van het handelssysteem moeten gebruikt worden om bedrijven te ondersteunen die investeren in emissieverlagende maatregelen, zodat het argument van concurrentievervalsing op termijn verdwijnt. De chemische industrie verzet zich tegen versnelling van de ETS-wetgeving, maar dat gebeurt in alle lobbytrajecten: brancheorganisaties leveren vaak een behoudend standpunt op. Als ik praat met individuele bedrijven, bespeur ik een grote bereidheid om duurzaam te worden. En hoe je het ook wendt of keert: de trend is naar meer duurzaamheid. Dan kun je daarop als bedrijf beter snel inspelen dan dat je over tien jaar ontdekt dat je de boot gemist hebt. Ik kan me voorstellen dat afnemers naar de prijs kijken en in China kopen als het daar goedkoper is. Maar op langere termijn is het van belang om mee te kunnen blijven doen. Dus ergens moet een bedrijf die omslag maken. Daarom vind ik het goed dat de chemische industrie prikkels tot innovatie krijgt. De chemische industrie kan een enorme boost krijgen als bedrijven kunnen zeggen dat zowel de productie als de producten bijdragen aan een betere leefomgeving.’ Is CO2-opslag een oplossing? ‘Daar ben ik eerlijk gezegd niet zo enthousiast over. Het kan een tijdelijke oplossing zijn, maar ik vind dat we beter de

uitstoot kunnen beperken dan dat we broeikasgassen massaal gaan opslaan. Een deel ervan kan wel nuttig zijn, bijvoorbeeld wanneer CO2 wordt ingezet om de plantengroei in de tuinbouw te stimuleren.’ Niets brengt u van uw geloof in het instrument ETS. ‘Er is nu discussie over de vraag of ETS vervangen kan worden door een CO2-belasting. Ik denk dat je daar op Europees niveau niet uitkomt en het is ondenkbaar dat Nederland in zijn eentje een dergelijke belasting kan opleggen. Er is van alles op ETS aan te merken, maar ik denk dat onze inspanningen er op gericht moeten zijn ETS te verbeteren en niet op het ontwikkelen van een ander systeem.’ Aan welke verbeteringen denkt u dan in eerste instantie? ‘Ik vind eigenlijk dat er een minimumprijs moet komen voor CO2-rechten, bijvoorbeeld twintig euro. Bedrijven kunnen daarmee dan rekenen en er zit een sterke stimulans in voor innovatie. De prijs is nu veel te laag om een ondernemer aan te zetten tot een investering in nieuwe technologie. Ik hoor mensen zeggen dat dan een minimum van dertig euro nodig is, maar ik denk dat we al een heel eind komen met twintig euro. Daarnaast zou het goed zijn als de opbrengst van de ETS-veilingen weer teruggesluisd wordt naar de bedrijven onder voorwaarden dat dit geld geïnvesteerd wordt in groene technologie. ETS was nooit bedoeld om bedrijven geld uit de zak te kloppen, maar om ze een prikkel tot innovatie te geven waardoor de uitstoot van schadelijke broeikasgassen vermindert. Een ander probleem zit nog in de mogelijkheid om goedkope rechten in het buitenland te halen. Ik heb in het Europees Parlement voorgesteld een soort maximumprijs te benoemen en pas als de marktprijs daarbovenuit komt de mogelijkheid te openen om rechten in het buitenland te kopen. Dat geeft bedrijven zekerheid over de kosten. Ik hoop dat het nog eens die kant opgaat.’ In een van de adviezen van de Commissie Duurzaamheidvraagstukken biomassa kom ik een passage over kernenergie tegen. U bent er voorstander van nucleaire energieopwekking deel te laten uitmaken van de energiemix. Staat dat haaks op uw pleidooien voor duurzaamheid of past dat advies daar naadloos in? ‘Dat advies hebben wij samen met het regieorgaan Energietransitie opgesteld en die passage komt uit de koker van het regieorgaan. Op zichzelf kan ik me daarin vinden, want ik heb geen principiële bezwaren tegen kernenergie, behalve dat ik mij nog zorgen maak over de afvalproblematiek. Ik ben niet tegen het importeren van kernenergie uit andere landen, maar ik denk niet dat Nederland er in moet investeren. Ik pleit voor investeringen in duurzame technologie, zoals biomassa, wind- en getijdenenergie. Daarin moeten we ons R&D-geld investeren. Het liefst in Europees verband. Nog liever zou ik een mondiaal wetenschappelijk technologieproject voor de ontwikkeling van duurzame energie van de grond zien komen, zoals het ITER-project, waarin de Europese Unie, de Russische Federatie, Japan, China, de VS en Zuid-Korea samenwerken aan de ontwikkeling van kernfusie. Voor een dergelijke gezamenlijke inspanning op duurzame energie blijf ik pleiten.” p oktober 2010 Chemie magazine 25


Nieuwe aanpak Arbeidsinspectie

De Arbeidsinspectie wil bij komende inspecties vragen stellen over de veiligheidscultuur van BRZO-bedrijven; dat zijn de bedrijven die werken met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Zo nodig zal zij bedrijven stimuleren extra aandacht aan hun veiligheidscultuur te besteden om zo de veiligheid verder te verhogen. Tekst: Erik te Roller

O

nlangs presenteerde de Arbeidsinspectie haar nieuwe aanpak op uitnodiging van de VNCI-werkgroep Procesveiligheid. ‘De veiligheidscultuur is belangrijk. Een bedrijf kan uitstekende technische voorzieningen hebben en een state-of-the-art veiligheidsbeheerssysteem, maar als de veiligheidscultuur tekortschiet, kunnen er toch ernstige incidenten plaatsvinden, zelfs met dodelijke afloop,’ zegt Paul van Lieshout, manager strategie van de directie Major Hazard Control (MHC) van de Arbeidsinspectie.

Overtuigen

‘Bij veiligheidcultuur draait het erom, dat de bedrijfsgemeenschap niet alleen bepaalde waarden belijdt, maar er ook naar handelt,’ zegt Menno Meems, senior inspecteur van MHC. ‘Dat laatste hangt af van de overtuigingen die er leven. Over26 Chemie magazine oktober 2010

tuigingen als “tijd is geld” en “dat doen we altijd zo” dragen niet bij aan veilig gedrag, integendeel. Overtuigingen als “we lichten nimmer de hand met veiligheidsregels” en “van bijna-incidenten willen we zoveel mogelijk leren” doen dat wel.’

Inspecties

Bij BRZO-inspecties krijgen bedrijven bezoek van een team van inspecteurs van de Arbeidsinspectie, toezichthouders van het bevoegd gezag milieu en de brandweer. Inmiddels hebben twaalf inspecteurs van deze toezichthouders een training gehad. Om met bedrijven het gesprek over de veiligheidscultuur aan te kunnen gaan, maken ze gebruik van een vragenlijst en tabel afgeleid van het programma Hearts & Minds van Shell. Meems: ‘Een inspectie omvat gewoonlijk het inzien van documenten, het houden van interviews en een inspectieronde langs installaties. Op

basis van wat inspecteurs waarnemen, komen ze tot bevindingen: actiepunten of een proces-verbaal bij een overtreding van de wettelijke regels. De waarneming kan zijn “de procedure is niet bekend”, de bevinding “het veiligheidbeheerssysteem waarborgt niet dat medewerkers veilig werken”. Nu gaan we een stapje verder. We willen weten waarom de procedure niet bekend is en of dat met de veiligheidscultuur te maken heeft. Om een goed beeld van die cultuur te krijgen en die bespreekbaar te maken, verwerken we onze waarnemingen met behulp van de module die gebaseerd is op Hearts & Minds en geschikt is gemaakt voor de inspectiepraktijk. Deze module stellen we in de toekomst overigens aan bedrijven vrij beschikbaar.’

Sociale intellligentie

Meems erkent dat spreken over cultuur voor inspec-

teurs niet eenvoudig is: ‘Je komt hiermee dichterbij de mensen, want je vraagt niet alleen naar de beleden waarden van de organisatie, maar ook naar hun persoonlijke overtuigingen. Dit soort gesprekken vraagt om de nodige sociale intelligentie. In de opleidingen besteden we daar veel aandacht aan.’

Vraagtekens

De VNCI-werkgroep Procesveiligheid is ook van mening dat cultuur een belangrijke rol speelt bij veiligheid [zie kader] maar zet vraagtekens bij de nieuwe aanpak vanwege de verschillende rollen die een inspecteur in zich moet verenigen. Een inspecteur wil dan namelijk tegelijk toezichthouder, handhaver op gebied van regelgeving en gesprekspartner op het gebied van veiligheidscultuur zijn. Als een inspecteur een bedrijf al eens een boete heeft opgelegd en het bedrijf dit als onterecht heeft ervaren, bemoeilijkt dit het


Opinie

gesprek over de veiligheidscultuur. ‘Openheid wordt niet door elke inspecteur beloond. Als een zodanige inspecteur weer langskomt, heb je de neiging de kiezen stijf op elkaar te houden, want alles wat je zegt over incidenten en veiligheid kan vervelende consequenties hebben voor jezelf, je baas en jouw bedrijf’, zo merkt

op het niveau van de veiligheidssystemen. Ook dat is een leerproces en het vraagt een omgeving waar mensen van fouten leren in plaats van op fouten worden bestraft.’

Snapshot

Van Lieshout: ‘We realiseren ons dat handhaving de openheid kan belemmeren. Niet-

‘Openheid wordt niet door elke inspecteur beloond’ een van de werkgroepleden op. ‘Als we een bijna-ongeval intern rapporteren, melden we in feite een gat in een van de veiligheidslagen,’ merkt Nathalie De Somer, voorzitter van de VNCI-werkgroep Procesveiligheid en procesveiligheidskundige bij Dow op. ‘Ook bij ons bedrijf onderzoeken we bijna-incidenten om ervan te leren, zodat we het veiligheidsysteem verder kunnen verbeteren. Maar dat lukt niet in één dag. Het beter herkennen van bijna-ongevallen lukt ons bijzonder goed, maar het vraagt tijd en betrokkenheid van steeds grotere groepen medewerkers. Daarnaast werken we aan het beter onderzoeken van de bijna-ongevallen tot

temin willen we graag een goed beeld krijgen van de veiligheidscultuur in een bedrijf om te kunnen verklaren waarom een bedrijf bijvoorbeeld op bepaalde punten stelselmatig tekortschiet. Dan kunnen we het bedrijf stimuleren de veiligheidscultuur te verbeteren en daarmee die punten op te lossen. We willen als het ware een snapshot maken van de veiligheidscultuur van het bedrijf en daarover in gesprek gaan met het bedrijf. Wellicht zal blijken dat de verschillende rollen van de inspecteur niet goed verenigbaar zijn. Daar moeten we dan een oplossing voor zien te vinden.’ Vanwege de moeilijk verenigbare rollen, vinden leden

van de Werkgroep Procesveiligheid het meer voor de hand liggen dat de Arbeidsinspectie bedrijven alleen de middelen aanreikt om met de veiligheidscultuur aan de gang te gaan. De chemiebedrijven zijn zelf namelijk heel goed in staat het gesprek over veiligheidscultuur aan te gaan en intern te voeren. Bij veel bedrijven is dat al jaren de praktijk. De overheid moet die rol niet op zich nemen.

Beïnvloeding

Van Lieshout verwacht dat de nieuwe aanpak op termijn de manier van handhaven zal beïnvloeden. ‘Als we constateren “dit loopt niet”, zullen we het bedrijf adviseren “doe wat aan je onderliggende cultuur”. Als na verloop van tijd blijkt, dat de cultuur nog steeds geen solide basis heeft voor het realiseren van

verbeteringen, zal de Arbeidsinspectie bij overtredingen mogelijk sneller en strenger handhaven dan nu het geval is. Omgekeerd zal een inspecteur zich mogelijk milder opstellen als een bedrijf de zaken na incidenten pro-actief aanpakt. Zulke bedrijven willen we de ruimte geven. Het gaat ons immers om het bereiken van een maximaal effect op het gebied van de arbeidsveiligheid.’ Hij erkent, dat de overheid een bedrijf geen veiligheidscultuur kan voorschrijven. ‘Maar we kunnen wel signaleren en stimuleren. Ook kunnen we bedrijven naar elkaar doorverwijzen voor best practices op veiligheidsgebied. Verder kunnen de bedrijven onderling kennis en best practices uitwisselen op bijeenkomsten van de regionale veiligheidskringen.’ p

VEILIgHEID AANDACHTPuNT VNCI

Wereldwijd erkennen de chemische industrie en procesveiligheidskundigen dat het werken aan de veiligheidscultuur een volgende golf van vermindering van het aantal incidenten zal opleveren. Bij de vorige golf ging het om het invoeren van veiligheidsbeheerssystemen, maar daarbij kwam de cultuur of het engagement van de werknemers nauwelijks ter sprake. De VNCI vindt het belangrijk de aanpak te kiezen die branchebreed bijdraagt aan de veiligheid. Daarom heeft de VNCI-werkgroep veiligheidscultuur gekozen als een van de aandachtpunten voor het komende jaar en is zij hierover in gesprek gegaan met de Arbeidsinspectie, die het onderwerp ook op de agenda heeft staan.

oktober 2010 Chemie magazine 27


chemie in het

28 Chemie magazine oktober 2010


Uitgelicht

FoTo: GUy AckerMAns

Water, kleurstof, geurstof, conserveermiddel, glitters en gelvormer. Met deze ingrediĂŤnten konden kinderen tijdens de Week van de Techniek in Utrecht hun eigen gel maken. 2700 potjes zelfgemaakte gel werden mee naar huis genomen. Het chemisch experiment kon gedaan worden in het Expedition Chemistry Kinderlab, een initiatief van Communicatie Centrum Chemie (C3). In het kader van de ambities van de Regiegroep Chemie en het imagotraject Chemie is overal wil C3 zoveel mogelijk kinderen in de basisschoolleeftijd

(en hun ouders) uit alle regio’s op een speelse en uitdagende manier kennis laten maken met chemie. Dat kan via het Kinderlab, dat regelmatig staat op regionale (techniek) evenementen. C3 stimuleert bedrijven ook om zelf een Kinderlab te organiseren, als een mogelijkheid om zichzelf en de chemie te promoten onder jongeren. Andere producten waaraan de nodige chemie ten grondslag ligt die in het Kinderlab gemaakt kunnen worden, zijn onder meer shampoo, badzout en bellenblaas. De Week van de Techniek vond plaats van 4 tot en met 8 oktober.

oktober 2010 Chemie magazine 29


EEN BETER G

Nederlanders zijn momenteel aanzienlijk oed nieuws: het publieke imago van de chemische industrie in Nederland is de positiever over de chemische industrie dan twee afgelopen twee jaar significant verbeterd. Dit blijkt uit het tiende Pan European Surjaar geleden. Ondanks dit verbeterde imago, vey (PES), een door Cefic uitgevoerd tweeis de bereidheid om in de chemische industrie te jaarlijks onderzoek naar het imago van de werken nog steeds laag. Dit blijkt uit chemische industrie bij het grote publiek. Van de Nederlandse respondenten oordeelt 47 procent de tweejaarlijkse Pan European Survey. OVERALL IMAGO CHEMISCHE IN chemische ENKELE EUROPESE LANDENeen verbetepositief SECTOR over de industrie, Tekst: Igor Znidarsic Italië Duisland Spanje België Polen Totaal 2010 Nederland Groot Brittanië Frankrijk Hongarije Sweden

ring van 11 procentpunt ten opzichte van t.o.v.2008 2008. Nederland staat hiermee net onder het EU-gemid60 +24 31 delde. alleen het 61 Overigens is in Nederland niet 35 -8 publieke imago van de chemische industrie verbe60 +3 39 terd, de elek54 maar ook dat van de auto-industrie, +11 43 tronica en benzine/olie. Toch staat de41chemische 49 +5 industrie in Nederland nog steeds niet 49 -1 47 hoog aangeschreven vergeleken bij andere industrieën. In 47 +19 50 2008 acht 37 behaalde de chemische industrie -25 60 van de onderzochte sectoren de slechtste score. Nu staat 36 -4 61 de chemische industrie op de zevende65plaats,-11na de 34 petrochemische industrie, en is kernenergie het 26 +3 67

Tsjechië rep.

25

Positief

OVERALL IMAGO CHEMISCHE SECTOR IN ENKELE EUROPESE LANDEN

-2

75

Weet niet

Negatief

BELANGRIJKSTE MENINGEN OVER DE CHEMISCHE INDUSTRIE

+5

Polen

49

41

Totaal 2010

49

47

-1

Nederland

47

50

+19

Groot Brittanië

37

60

-25

Frankrijk

36

61

-4

Hongarije

34

65

-11

Sweden

26

67

+3

Tsjechië rep.

25

75

-2

Positief

Weet niet

Negatief

EU 2010 NL 2010

BELANGRIJKSTE OVER DE CHEMISCHE INDUSTRIE 30 Chemie magazineMENINGEN oktober 2010

Product

Betrouw-

Algemene

Acceptatie

Bereid te

MENING OVER HET DOEL VAN DE CHEMISCHE INDUSTRIE

Zou niet

Zou niet strenger gecontroleerd moeten worden

-61

+11

Bereid te werken voor de CI

-55

+3

43

Acceptatie

-43

39

54

Algemene beeld industrie

-6

60

België

Betrouwbaarheid

24

Spanje

Product imago

-4

-8

2

35

10

61

2

+24

Duisland

30

31

21

60

-27

t.o.v.2008 Italië


Maatschappij OVERALL IMAGO CHEMISCHE SECTOR IN ENKELE EUROPESE LANDEN

IMAGO

t.o.v.2008 Italië

60

31

Duisland

61

35

-8

Spanje

60

39

+3

België

54

43

+11

Polen

49

41

+5

Totaal 2010

49

47

-1

Nederland

47

50

+19

Groot Brittanië

37

60

-25

Frankrijk

36

61

-4

Hongarije

34

65

-11

Sweden

26

Tsjechië rep.

25

Positief

Weet niet

+24

Chemie is overal

67

+3

75

-2

Negatief

De imagocampagne ‘Chemie is overal’ liep ten tijde van t.o.v.2008 de Pan European Survey nog BELANGRIJKSTE MENINGEN OVER DE CHEMISCHE INDUSTRIE 60 +24 31 Italië niet lang genoeg om van 61 -8 35 Duisland invloed te kunnen zijn op de Product BetrouwAlgemene Acceptatie Bereid te Zou niet 60 +3 39 Spanje resultaten. ‘Je kuntstrenger de cijimago baarheid beeld werken 54 +11 43 België fers daarom niet toeschrijindustrie voor de CI gecontro49 +5 41 leerd Polen ven aan die campagne, al zal moeten 49 -1 47 Totaal 2010 het geen kwaad gedaan worden 47 +19 50 Nederland hebben,’ zegt Christine 37 -25 60 Groot Brittanië Smittenaar, projectleider 36 61 Frankrijk van de campagne. Zij vindt in minst populair. De voedingsmiddelenindustrie staat gezien als-4 een sector die voorziet in zekere banen. 34 -11 65 Hongarije ieder geval dat chemie prowederom bovenaan. Opvallend is dat terwijl het Het is dan ook (nog steeds) dramatisch gesteld met 26 +3 67 moten vooral een kwestie imago vanSweden de chemische industrie is verbeterd, de de bereidheid om in de chemische industrie te wer25 -2 75 Tsjechië rep. van lange adem is. ‘De kiem reputatie van chemische producten iets is verken. Dit ligt ver onder het EU-gemiddelde. Over de Positief Weet niet Negatief wordt vaak gelegd in de slechterd. Toch is het productimago in Nederland prestaties van de chemische industrie op het jongere jaren, en je moet het nog steeds sterker dan in de rest van de EU. gebied van veiligheid, gezondheid en milieu en Cor2010 zijn er minieme daarna blijven herhalen, jaar porate Social ResponsabilityEU(CSR) 201060 procent dat er in jaar uit, anders schiet het verbeteringen. Anno 2010 NL vindt Nationale economie zaadje geen wortel.’ DaarGekeken naar de MENINGEN deelaspecten blijkt dat meer BELANGRIJKSTE OVER DE CHEMISCHE INDUSTRIE meer inspanningen worden gedaan om milieuvernaast is ambassadeurschap vuiling te beheersen, een stijging van 3 procentNederlanders zijn gaan vinden dat winsten van MENING OVER HET DOEL VAN DE CHEMISCHE INDUSTRIE heel belangrijk: ‘dat docenpunt. bedrijven niet te hoog zijn en dat de chemische e Product BetrouwAlgemene Acceptatie Bereid te Zou niet ten en mensen die werkindustrie essentieel is voor beeld de nationale economie. imago baarheid werken strenger industrie voor de CI gecontrozaam Producten zijn in de chemie Ook vinden meer Nederlanders dat de chemische Nodig om de Essentieel Essentieel om Zorgt voor leerd levensstanvoor de te voorzien enthousiast in verbeteren zekere banen en met trots industrie betrouwbaar is. Een stijging is eveneens moeten daard te economie behoeften van mijn levensin de worden over hun werk vertellen, te zien bij de stelling dat de producten de kwaliteit handhaven toekomstige kwaliteit teokomst generatiesspreekbeurten op school van leven verbeteren (wat enigszins tegenstrijdig geven, de liefde voor het vak lijkt aan het gedaalde productimago). Verder woroverbrengen op de pubers, den producten en technologieën als relevant voor en vooral het verband legandere industrieën gezien. Nederland scoort op al gen tussen chemie en het deze punten boven het EU-gemiddelde. Daarentedagelijks leven.’ gen wordt de chemische industrie nauwelijks -61

-55

-43

-6

-4

2

14

24

27

25

28

25

34

39

39

40

-61

-55

In de chemie werken is in Nederland nog steeds onpopulair

-43

-27

-6

-4

2

2

10

21

24

30

2

-27

10

21

24

30

OVERALL IMAGO CHEMISCHE SECTOR IN ENKELE EUROPESE LANDEN

EU 2010 NL 2010 EU 2010 NL 2010 IMAGO VAN DE DOELEN VAN DE CHEMISCHE INDUSTRIE

MENING OVER HET DOEL VAN DE CHEMISCHE INDUSTRIE

Essentieel voor de economie

Essentieel om te voorzien in behoeften van toekomstige generaties

Producten verbeteren mijn levenskwaliteit

Zorgt voor zekere banen in de teokomst

Nu meer inspanning om vervuiling te controleren

Verbeterd veiligheid van fabrieken

Reduceert product risico’s

Werkt ethisch en sociaal verantwoordelijk

Nu meer open en informatief

33

EU 2010

EU 2010

NL 2010

NL 2010

-4

1

7

13

13

14

15

17

24

27

25

25

28

34

36

39

39

40

60

Nodig om de levensstandaard te handhaven

IMAGO VAN DE DOELEN VAN DE CHEMISCHE INDUSTRIE

Nu meer inspanning om vervuiling

Verbeterd veiligheid van fabrieken

Reduceert product risico’s

Werkt ethisch en sociaal verantwoor-

Nu meer open en informatief

oktober 2010 Chemie magazine 31


IMAGO Maatschappij

Nederlanders associëren ‘transport van chemicaliën’ vaak met ‘gevaarlijke stoffen’ Gevaarlijke stoffen

Wat betreft de risico’s geeft 28 procent aan te vrezen voor water- en luchtverontreiniging van fabrieken, een kleine daling ten opzichte van 2008. Verder zijn de Nederlandse ondervraagden bezorgd over de gezondheidsrisico’s van consumentenproducten (ver boven het EU-gemiddelde en een stijging) en het lozen van chemisch afval. De claim om meer veiligheidsmaatregelen bij de chemische industrie is licht gestegen. Maar de angst voor incidenten en transport van chemicaliën is vrij laag. Opvallend is dat 88 procent (een stijging van 8 procentpunt) vindt dat transport van chemicaliën economisch belangrijk is. De meeste Nederlanders associëren ‘transport van chemicaliën’

Imagoverbetering continu proces Gerard van Koten, hoogleraar chemie aan de Universiteit van Utrecht en lid van de Regiegroep Chemie, heeft kennis genomen van het onderzoek en zag zijn visie bevestigd dat imagoverbetering een continu proces is, dat nooit mag ophouden. ‘Wie zich in deze maatschappij niet laat horen, wordt niet gezien. De grafiek laat een stijging zien over de afgelopen jaren. Als je er nu mee zou ophouden, gaat die grafiek zo weer naar beneden. Je moet als industrie steeds laten zien wat je doet, laten zien dat je er bent, laten zien dat je innovatief bent. Dat moet structureel ingebakken zijn in vooral het onderwijs aan jongeren.’ De effecten van de recente imagocampagne, gericht op jongeren, zullen volgens Van Koten pas zichtbaar zijn als dezelfde jongeren voor een carrière 32 Chemie magazine oktober 2010

gaan kiezen, dus over ongeveer tien, vijftien jaar. Daarom moet de chemische industrie zich voortdurend blijven profileren. ‘Je moet nooit denken: nu is het genoeg geweest. Het moet een continu proces zijn.’ Een branche die dat beter doet, is de ICT, meent Van Koten. ‘Zij zijn voortdurend met hun producten in de aandacht. In die producten zit ook heel veel innovatie, en dat wordt getoond. Natuurlijk zit de chemische industrie wat verder weg van het publiek, maar dan zou je meer moeten samenwerken met de eindproducenten. De polymerenindustrie is zeer goed ontwikkeld in Nederland. Durf te laten zien hoe innovatief je bent en hoe belangrijk die producten zijn.’

overigens met ‘gevaarlijke stoffen’ (hoogste score binnen de EU).

Bedrijfswinsten

Uit het onderzoek is verder gebleken dat bij de acceptatie van de chemische industrie twee percepties een voorname rol spelen: het geloof dat er meer wordt gedaan aan de beheersing van milieuvervuiling en het geloof dat de chemische industrie essentieel is voor de nationale economie. Percepties die acceptatie van de chemische industrie in de weg zitten, zijn het geloof dat de natuur een heilig iets is waar je niet aan mag komen en het geloof dat bedrijfswinsten in Nederland te hoog zijn. De onderzoekers adviseren om te investeren in programma’s die deze belangrijke imagoaspecten onderhouden en ondersteunen. Verder wordt aanbevolen om ervoor te zorgen dat het publiek de veiligheidsstatistieken, de bijdrage aan de kwaliteit van leven en de performance op CSR-gebied erkent, om onderwijsprogramma’s te initiëren over hoe onze economie en maatschappij functioneert, om zodoende de kritiek op de bedrijfswinsten te verminderen, en om de scepsis over ‘wat goed is voor business is goed voor de gemiddelde persoon’ weg te nemen. Ook een idee is om product- en technologiegerelateerde voordelen als tastbare en effectieve middelen voor communicatie te gebruiken. De VNCI heeft een werkgroep ingesteld die de resultaten van het onderzoek verder zal analyseren en interpreteren. Ook zullen aanbevelingen worden gedaan over de relevantie van het onderzoek voor het communicatiebeleid. p

Wat vindt u? De VNCI wil graag weten wat uw mening is over dit onderwerp. Via LinkedIn kunt u daarom reageren op de stelling ‘De bereidheid om in de chemische industrie te werken is zo laag omdat de sector te weinig tot de verbeelding spreekt.’ Ook kunt u in discussie gaan met andere lezers en de VNCI. Via www. vnci.nl/discussie komt u direct bij de stelling uit. U dient hiervoor wel een (gratis) LinkedInaccount te hebben.


CHEMICAL LOGISTICS

One Stop Shopping in Chemical Logistics

TWO Chemical Logistics BV De Vlotkampweg 67 6545 AE Nijmegen Postbus 90 6500 AB Nijmegen The Netherlands T +31 (0)24 372 6111 E info@two.nl WWW.TWO.NL


34 Chemie magazine oktober 2010


In beeld Wisselaaringang koelwater

In Zeeland speelt de ROC Westerschelde Proeffabriek een centrale rol in het opleiden van operators en technicians. De kracht van de proeffabriek is dat het een afspiegeling is van de fabrieken in de regio. Om de jeugd en volwassen studenten te enthousiasmeren, is blijvende betrokkenheid van bedrijven in de regio nodig. Die is er dan ook volop. Foto’s: Casper Rila

ROC Westerschelde geeft bedrijven de ruimte om invloed uit te oefenen op de speerpunten binnen het technisch onderwijs. Daar staat tegenover dat bedrijven ook medeverantwoordelijk worden voor het onderwijs. Samen wordt gebouwd aan een uniek product. Individuele werknemers van fabrieken en contractors delen hun kennis belangeloos met de school. Vele specialisten steken privétijd in het helpen ontwikkelen van de proeffabriek. Daarnaast stellen bedrijven uit Zeeland apparatuur en equipment en middelen ter beschikking. Ook leveranciers van apparatuur doen dat. Ze zien de proeffabriek als regionaal middel om (toekomstige) klanten te bereiken. Daardoor kan de ROC Westerschelde gebruikmaken van state of the art-materiaal en beschikken over een krachtige leeromgeving. De proeffabriek is geheel up-to-date wat betreft

materialen en gereedschappen. De proeffabriek is opgedeeld in verschillende procesunits. Iedere unit wordt bestuurd door een besturings- of procesbeheersingsysteem. De proeffabriek biedt veel mogelijkheden: elektro-instrumentatie, -automatisering, -bediening en -onderhoud en het leren werken met basisequipement uit de praktijk, zoals warmtewisselaars, rectificatie en reactors. De opleiding onderhoudstechnicus instrumentatie is een niveau 4-opleiding die specialisten opleidt met praktijksituaties die ze op het bedrijf tegenkomen. De opstellingen in de proeffabriek worden hiervoor tijdens de praktijkuren door cursisten uit het bedrijfsleven gebruikt. De DCS-systemen zijn een afspiegeling van de systemen die in de regio worden toegepast.e oktober 2010 Chemie magazine 35


2

1

4 36 Chemie magazine oktober 2010

5


In beeld

3

6

7 Foto 1: Wessel is bezig met de controle van het reactorvat Foto 2: In de controlekamer Foto 3: Docent geeft aanwijzingen in de controlekamer Foto 4: Bediening van de opstelling warmte wisselaar Foto 5: Werken aan de opstelling van het reactorvat Foto 6: De proeffabriek Foto 7: Voor de les begint eerst de pbm’s aantrekken Foto 8: Sybren is een afsluiter aan het controleren

8 oktober 2010 Chemie magazine 37


kostenverdeling nog in discussie

Deadline

reach haalbaar De eerste deadline van de Europese stoffenwetgeving REACH nadert snel. Op 1 december moeten chemiebedrijven alle stoffen registreren die ze in hoeveelheden van meer dan duizend ton per jaar produceren of importeren. Ze moeten daarbij verschillende hobbels nemen. Lukt het ze om alle stoffen op tijd te registreren? Drie chemiebedrijven vertellen over hun ervaringen. Tekst: Erik te Roller

1

UitVoerinG Valt teGen Frank Groenen van Sachem

‘B

ij Sachem staan we achter de doelstellingen van REACH. We zullen ook zeker aan de verplichtingen voldoen. Maar wat ons bijzonder tegenvalt, is de uitvoering van REACH,’ zegt Frank Groenen, algemeen directeur van Sachem in Zaltbommel. Het bedrijf produceert en levert tal van speciale chemicaliën aan producenten in verschillende bedrijfstakken. In de Europese vestiging in Zaltbommel werken circa tachtig mensen. De afdeling Health, Safety & Environment voert REACH uit met steun van andere afdelingen, waaronder Sales & Marketing en het analytisch laboratorium. Het bedrijf heeft geen voltijds REACH-experts in dienst. Sachem moet in totaal ongeveer vijftig stoffen registreren. Dit jaar gaat het om drie stoffen. Voor één hiervan treedt het bedrijf op als lead registrant. Veel van de eindproducten verkoopt het bedrijf in hoeveelheden van minder dan duizend ton per jaar. Die moet Sachem voor de tweede deadline van REACH in 2013 registreren, voor een deel als lead registrant. Als Europese vestiging van Sachem verzorgt het bedrijf in Zaltbommel ook de registraties voor de vestigingen in Amerika en China. ‘Dit jaar nemen de grote bedrijven bij de registratie voor REACH het voortouw, omdat die doorgaans ook grote volumes stoffen produceren. Maar in 2013 zal veel van het registratiewerk ook op de schouders van kleine bedrijven komen te rusten en zal de registratie waarschijnlijk nog moeilijker verlopen dan in 2010. REACH vergt bijzonder veel tijd en geld en ik betwijfel of de resultaten van REACH opwegen tegen de inspanningen van de industrie. Oorspronkelijk was het doel de toxische eigenschappen van stoffen snel en efficiënt vast te stellen om op basis daarvan tot effectieve maatregelen te komen om de risico’s bij het omgaan met die stoffen beperkt te houden. Maar omwille van de volledigheid heeft de uitvoerder van de wet er veel zaken aan toegevoegd,’ aldus Groenen. ‘De kosten zitten hem niet zozeer in het onderzoek naar de toxische eigenschappen van de stoffen en de interpretatie ervan als wel het verzamelen van de gewenste data en het invoeren ervan in het ECHA-systeem in Helsinki. Er zijn een heleboel invoervelden waarvan vaak niet duidelijk is wat je daar moet invullen. De REACH helpdesk moet het weten, maar is vaak niet bereikbaar. Daar komt dan nog bij dat er een stroom richtlijnen en toelichtingen met uitleg over de wet op je af komt, waarvan je geacht wordt een en ander juist te implementeren. Ook lopen er discussies over bijvoorbeeld de vraag hoe je het gebruik van een bepaalde stof moet omschrijven. Zolang men het daar niet over eens is, verkeer je als klein bedrijf in het ongewisse. Jammer dat REACH zo complex is opgetuigd.’

38 Chemie magazine oktober 2010


Maatschappij

2

Witte raaf

Jan Schüller van Eastman

‘O

nze ervaring is dat het registreren veel sneller gaat wanneer je het als bedrijf zelf doet of eventueel samen met één of twee andere bedrijven die dezelfde specialty maken. Onze eerste eigen registraties hadden we in april al rond,’ zegt Jan Schüller, director REACH initiative globally van Eastman. Eastman registreert in totaal ongeveer tweehonderd stoffen, waarvan 45 voor 1 december. ‘Voor zeventien van die 45 stoffen zijn we lead registrant. Met dertien registraties zijn we nu klaar. Er blijven nog vier over, wat te maken heeft met de recente overname van een bepaald bedrijf,’ vertelt Schüller. ‘Als meer producenten dezelfde stof willen registreren, ben je bij REACH verplicht onderling samen te werken en informatie te delen. Dat loopt veel trager. Voor 28 stoffen zijn we co-registrant en dus afhankelijk van het registratietempo van andere bedrijven. Veel bedrijven vertellen nauwelijks hoe ver ze met de registratie zijn. Zelf doen we daar veel aan. We zijn een witte raaf met onze informatie over REACH voor co-registranten en klanten via de REACH-pagina’s van de site www.eastman.com. Ondanks alles verwachten we half oktober klaar te zijn. Bij de samenwerking hebben twee kwesties voor vertraging gezorgd. Zo eist REACH dat van alle stoffen die bijvoorbeeld alleen als huidirriterend zijn geclassificeerd ook de milieu-impact wordt vastgesteld. Veel bedrijven onder aanvoering van BASF maakten daar bezwaar tegen en stelden dat in een dergelijk geval de milieu-assessment niet nodig is. ‘Als Amerikaanse bedrijf kijken we daar anders tegenaan: het staat in de wet dus moet je het doen. We hebben het dan ook meteen opgepakt. Inmiddels zoekt de Directors Contact Group naar een oplossing voor deze kwestie. Dit betekent waarschijnlijk, dat op 1 december bepaalde dossiers niet compleet zullen zijn,’ aldus Schüller. Een tweede kwestie is het opstellen van een chemische veiligheidsrapport. ‘Voor een lead registrant is het vrijwel ondoenlijk om in het rapport de risicomaatregelen voor alle toepassingen van een stof op te nemen. Ook geven veel co-registranten vanwege de concurrentie niet graag de details prijs over bepaalde toepassingen van een stof. Na verloop van tijd hebben we besloten om in het chemisch veiligheidsrapport alleen de belangrijkste toepassingen mee te nemen. Voor de niche-toepassingen moeten de co-registranten zelf een chemisch veiligheidsrapport samenstellen.’ ‘Met de verdeling van de registratiekosten van stoffen met tientallen producenten loopt het wel los. In grote SIEF’s met veel co-registranten zie je vaak dat iedereen een vast bedrag betaalt en bij een rekening van 20.000 euro ben je dan als co-registrant niet

snel geneigd om hierover vragen te stellen. Dat is anders wanneer je de registratiekosten van 500.000 euro moet delen met drie of vier producenten. Zo’n hoog bedrag leidt automatisch tot vragen. Transparantie in de kostenopbouw is dan erg belangrijk. Als lead registrant heb je nog een stok achter de deur voor het geval een co-registrant niet wil betalen: bij het indienen van het registratiedossier stelt ECHA in Helsinki een code van 30 cijfers en letters beschikbaar. Die stel je pas beschikbaar als de co-registrant betaalt heeft. Die code heeft de co-registrant nodig om in zijn registratiedossier te verwijzen naar het veel omvangrijkere dossier van de lead registrant.’ Eastman brengt geen stoffen op de markt waarvoor een autorisatie (vergunning) nodig is. ‘Sterker nog, we bieden alternatieven voor ftalaathoudende weekmakers, die op de autorisatielijst staan. Bedrijven die van die stoffen afwillen, kunnen bij ons terecht. We voorzien dan ook een groei van de verkoop van deze producten,’ aldus Schüller.

3

‘ik betwijfel of de resultaten van reach opwegen tegen de inspanningen van de industrie’ Frank Groenen van Sachem

links- of rechtsom Anouk Cartier van DSM

‘D

SM gaat de eerste deadline van de stoffenwetgeving REACH halen, net als veel andere producenten en importeurs van chemische stoffen. Linksom of rechtsom zal het lukken om alle registratiedossiers van de eerste reeks stoffen voor 1 december 2010 bij het Europees Chemisch Agentschap in Helsinki op tafel te leggen,’ zegt Anouk Carlier, product safety advisor van DSM. DSM moet per 1 december circa tachtig stoffen registreren. Van ongeveer zestig stoffen is de registratie al rond. Voor bijna de helft van deze registraties is DSM de zogenoemde lead registrant. ‘Het lijkt erop dat de meeste bedrijven zich in eerste instantie hebben geconcentreerd op het samenstellen van de dossiers en dat daardoor de discussie over het onderling verdelen van de kosten vooruit geschoven is. Wij zijn

daar zelf ook een beetje schuldig aan. Nu wachten wij als co-registrant nog op berichten van andere lead registrants over de indiening van de dossiers, overeenkomsten over het verdelen van de kosten en bijbehorende facturen. Bij consortia van bedrijven die samenwerken bij de registratie zijn die overeenkomsten meestal al rond. Bij de SIEF’s (overleg tussen bedrijven die alle dezelfde stof registreren - red.) vaak nog niet,’ verklaart Carlier. ‘Het gezamenlijk registreren gaat in stappen. Om te weten hoe je de kosten moet verdelen, moet je eerst weten hoeveel van de bedrijven die een stof gepreregistreerd hebben, daadwerkelijk over willen gaan tot registratie. Om daarachter te komen, stuur je een overeenkomst voor samenwerking uit, waarin beschreven staat hoe de informatie wordt gedeeld en hoe de kosten worden berekend. Op grond van het aantal ondertekende en terugontvangen overeenkomsten kun je de hoogte van de kosten bepalen. Dan kan ook de factuur de deur e oktober 2010 Chemie magazine 39


Maatschappij

‘De discussies over onderlinge vergoedingen zullen tot na 1 december blijven doorlopen’ Anouk Carlier van DSM

uit. Bij de registratie ontvang je als lead registrant van het Europees Chemicaliën Agentschap (ECHA) een sleutel, de zogenoemde token. Die geef je door aan co-registranten die betaald hebben. Met die code kunnen ze bij de registratie van hun stof verwijzen naar het complete dossier van jou als lead registrant.’ Wij verwachten dat de discussies over de onderlinge vergoedingen tot na 1 december zullen blijven doorlopen, zelfs als de dossiers op tijd zijn ingediend. Dit is iets wat bedrijven onderling moeten regelen. Bedrijven die vinden dat ze te veel hebben moeten betalen, kunnen hierover eventueel reclameren bij het ECHA. De preregistratie was gratis en een soort vangnet. Daarom hebben veel bedrijven het zekere voor het onzekere genomen en veel stoffen ook ‘strategisch’ gepreregistreerd. Stel namelijk dat de toeleveranciers zouden verzuimen hun stoffen te preregistreren, dan zou productie en verkoop van bepaalde producten na 1 december 2008 tijdelijk niet meer mogelijk zijn. Bedrijven die dezelfde stof hebben gepreregistreerd behoren automatisch tot een SIEF (substance exchange forum) voor die stof, omdat ze onder REACH verplicht zijn gegevens over die stof te delen. ‘Vanwege de vrijblijvende preregistraties is het aantal bedrijven dat deelneemt aan de SIEF echter veel groter dan het aantal daadwerkelijk registranten. Vandaar dat maar weinig bedrijven reageren op vragen of ze mee willen doen aan de registratie van een bepaalde stof.’ DSM produceert of gebruikt geen toxische of milieuschadelijke stoffen, waarvoor op het moment autorisatie nodig is, oftewel een aparte vergunning nodig is. ‘We zijn nu heel benieuwd naar wat de reacties van ECHA na 1 december zullen zijn, welke vragen het agentschap zal stellen en wat er uit de evaluatie van de stoffendossiers zal komen,’ aldus Carlier. 40 Chemie magazine oktober 2010

Praktische oPlossinGen Voor BiJna DertiG VraaGstUkken Colette Alma van VNCI

‘D

it jaar heeft de Directors Contact Group voor bijna dertig vraagstukken bij de uitvoering van REACH praktische oplossingen aangedragen,’ zegt VNCI-directeur Colette Alma. Zij is namens Cefic, de Europese koepelorganisatie van de chemie, vertegenwoordigd in de Director Contact Group. De Europese Commissie heeft deze groep begin februari 2010 in het leven geroepen. Hierin hebben vertegenwoordigers van ECHA (Europees chemieagentschap), de Europese overheid en industrie op hoog niveau vastgesteld wat de belangrijkste problemen bij de uitvoering van REACH zijn en hoe ze die tijdig kunnen oplossen, zodat de bedrijven de deadline voor de registratie van 1 december 2010 kunnen halen. ‘We moesten praktische oplossingen bieden en binnen de ruimte van de wetstekst van REACH blijven. Een eventuele aanpassing van deze Europese verordening zou namelijk nooit voor 1 december rondkomen. De oplossingen zijn veelal gelegen in afspraken die we met de Europese overheid hebben gemaakt over de handelswijze van ECHA, het Europees chemicaliënagentschap. Die oplossingen zijn weer door de Europese Commissie en ECHA in het zogenoemde REACH Forum gepresenteerd aan de handhavende instanties van de Europese lidstaten. De handhaving van REACH in Nederland is in handen van VROMinspectie, de Arbeidsinspectie en de Voedsel en Waren Autoriteit. De VNCI voert overigens ook rechtstreeks overleg met deze handhavers en dit verloopt in een goede en constructieve sfeer.’ ‘Al die oplossingen zijn overigens te vinden op de website van ECHA (www.echa. europa.eu – red.). Zo hebben we antwoorden gevonden op vragen als “wat te doen als op het laatste moment blijkt dat de lead registrant zijn taak niet behoorlijk uitvoert” en “wat te doen als een bedrijf een stof heeft gepreregistreerd,

maar intussen is overgenomen door een andere bedrijf”. Ook hebben we bereikt dat de paaltjes tijdens het registratieproces niet worden verzet. Er zullen dus in de periode tot 1 december dus geen guidances met aanpassingen voor de uitvoering van REACH meer uitkomen.’ Alma acht de kans groot dat alle VNCIleden de deadline van 1 december voor de registratie van stoffen met import- of productievolumes van meer dan duizend ton per jaar zullen halen. ‘De meest VNCI-leden zijn al vrij vroeg begonnen met de voorbereiding van de registratie. Wel vergt het aanpassen van de veiligheidsinformatiebladen een onderdeel van REACH dat ook per 1 december rond moet zijn, veel werk en tijd. Ook heb je daarvoor software nodig, die in staat moet zijn alle input te verwerken. Het zal nog wel enkele maanden duren, voordat dit allemaal rond is.’ De Directors Contact Group doet ook aanbevelingen voor het halen van de volgende deadline van REACH in 2013. De lessen die we nu trekken, kunnen meegenomen worden bij de bijstelling van de wetgeving (REACH review) in 2012. ‘Voor de tijdelijke oplossingen moeten uiteindelijk definitieve oplossingen komen, die in de wet worden opgenomen.’ ‘REACH is al met al zeer complex, onder andere omdat bedrijven die dezelfde stof produceren of importeren samen moeten werken bij de registratie. Per stof gaat het soms om enkele tientallen bedrijven, die tegelijk in de gaten moeten houden dat ze geen bedrijfsgeheimen prijsgeven en de mededingingsregels naleven. Daardoor kost REACH veel tijd en geld. We zijn zeer benieuwd naar het uiteindelijk effect. We hopen natuurlijk dat al die inspanning het gewenste resultaat oplevert: meer veiligheid bij het werken met chemicaliën, ook verderop in de keten.’ p


2383<ÂŤ WXITW XS 6)%', GSQTPMERGI 6)%', 2I\X HIEHPMRI WX (IGIQFIV %VI ]SY VIEH] JSV XLI JYXYVI#

ERH [I LIPT ]SY WYFQMX ]SYV VIKMWXVEXMSR MR XMQI 2383< & : 4 3 &S\ ÂŞW ,IVXSKIRFSWGL 8LI 2IXLIVPERHW VIEGL$RSXS\ RP

UPTIME

Is meer dan produceren www.mourik.com

Wij weten waar we over twee jaar tijd voor u gaan winnen. Dat vertellen we u nu, zodat u daar niet dan pas achter komt. Uw maximale ‘uptime’ begint vandaag. Met Mourik. 010–296 54 00. Mourik Nederland Telefoon +31-10-296 54 00 Email industrie@mourik.com

Mourik BelgiĂŤ Telefoon +32-3-542 20 40 Email mourik@mourik.be

Sterk in ontwikkeling


Conclusie voorstudie:

HALVERING CO2-uitstoot chemiesector voor 2030 is haalbaar De ambitie van de chemiesector om de uitstoot van CO2 voor 2030 te halveren, is haalbaar als de sector ook energiebesparingen elders in de keten helpt te realiseren en meer duurzame energie inkoopt. Dit is ĂŠĂŠn van de conclusies van een voorstudie in opdracht van AgentschapNL. Tekst: Erik te Roller, Illustratie: Roy Wolfs

42 Chemie magazine oktober 2010


Maatschappij

B

ij de voorstudie, uitgevoerd door organisatieadviesbureau Berenschot in samenwerking met het bureau Energy Experts International in opdracht van AgentschapNL, ging het onder meer om de vraag of het zin heeft een veel uitgebreidere routekaart voor de chemiesector uit te werken. Een dergelijke routekaart omvat een strategisch plan over hoe de sector haar ambitieuze doelstellingen op energiegebied concreet kan realiseren. Het opstellen van een dergelijk plan vergt veel tijd en geld. Aangezien het ministerie van Economische Zaken dat betaalt, wil zij vooraf zekerheid over de toegevoegde waarde hiervan. ‘De vraag “moet er een routekaart komen” is door de sector in de voorstudie met “ja, dat is nuttig en noodzakelijk” beantwoord,’ zegt Peter Nossin, projectleider van de voorstudie namens VNCI en werkzaam bij het Dutch Polymer Institute. Joost Krebbekx, managing consultant van Berenschot: ‘De Regiegroep Chemie heeft vier jaar geleden al de ambities van de chemiesector voor CO2emissiereductie en biogrondstoffen geformuleerd. Het komt er nu op aan die ambities waar te maken en vooral ook de ambitie van de chemie om een sleutelrol te spelen bij duurzame ontwikkeling.’ Krebbekx en zijn collega’s hebben veel documentatie over de energie-onderwerpen doorgenomen, aannames doorgerekend en onder meer een sterkte-zwakteanalyse uitgevoerd. Ook hebben Nossin en Krebbekx interviews gehad met vertegenwoordigers van veertien bedrijven. Verder hebben ze een bijeenkomst georganiseerd, waar ongeveer twintig mensen afkomstig uit de chemie en tien afkomstig uit verwante sectoren hebben gesproken over de mogelijkheden van energiebesparing, recycling en biogrondstoffen. De voorstudie is bijna klaar en wordt op de Dag van de Chemie (30 november aanstaande) aan de VNCI-leden gepresenteerd.

Twee extra richtingen

‘Uit onze berekeningen bij de voorstudie is gebleken dat deze oplossingsrichtingen niet genoeg opleveren om de ambities van de chemiesector over twintig jaar volledig te halen. Vooral bij het afvangen en opslaan van CO2 zetten we vraagtekens, omdat dit 30% meer energie kost, grote investeringen vergt en in feite een vorm van symptoombestrijding is. De andere drie oplossingrichtingen zijn wel fundamenteel, omdat ze aangrijpen bij de oorzaken van het ontstaan van CO2.’ ‘Om de ambities te halen, stellen we twee extra oplossingsrichtingen voor,’ vervolgt Nossin. ‘De eerste is sterker inzetten op energiebesparing in de keten. Denk aan materialen die auto’s en gebouwen energiezuiniger maken of efficiëntere verpakkingen opleveren. De hiermee behaalde energiewinst en CO2-emissiereductie mag je dan voor een deel aan de chemiesector toerekenen. De tweede richting is het inkopen van energie die gegarandeerd 100% duurzaam is. Als grootverbruiker kan de chemische industrie de energiemaatschappijen langs die weg stimuleren en helpen om ook hun duurzaamheidsplannen sneller te realiseren.’ Nelo Emerencia, manager Onderwijs & Innovatie van de VNCI en secretaris van de Regiegroep Chemie: ‘In de Regiegroep Chemie zijn we het volledig eens met de conclusies van de voorstudie en juichen het toe dat onze ambities nu handen en voeten krijgen.

De Regiegroep Chemie is sterk voor het concreet uitwerken van de oplossingsrichtingen in een Routekaart 2030 voor de chemie.’ ‘De voorstudie draagt twee extra oplossingrichtingen aan, dat is winst. Met de voorstudie zijn als het ware de paaltjes uitgezet voor de veel uitgebreidere routekaart,’ zegt Eduard van der Wilt, manager Safety & Environment van de VNCI. ‘Als de komende tijd blijkt dat er binnen de VNCI voldoende draagvlak is om met een routekaart aan de slag te gaan, zullen wij bij het AgentschapNL een verzoek indienen om de routekaart te ontwikkelen.’

EZ betaalt

Rob Wieringa van AgentschapNL, secretaris bij de voorstudie: ‘Een speciale afdeling bij AgentschapNL toetst of de voorstudie inhoudelijk aan alle eisen voldoet. Als alles in orde is, geeft uiteindelijk het ministerie van EZ het groene licht voor het vervolgtraject. De overheid vindt het belangrijk, dat de routekaart niet alleen energiesparing, CO2-reductie en gedeeltelijke vervanging van fossiele brandstoffen oplevert, maar ook bijdraagt aan een betere concurrentiepositie van de Nederlandse chemische industrie. EZ wil daarover vooraf de nodige zekerheid hebben, ook al vanwege het feit dat het ministerie de routekaart zelf betaalt. AgentschapNL selecteert de consultants voor de voorstudies en routekaarten door middel van een

In 2007 heeft de Regiegroep Chemie al vier oplossingsrichtingen aangedragen voor het waarmaken van de ambities op gebied van CO2-emissiereductie:

1. verhogen van de energie-efficiency van de processen door 2. 3. 4.

onder andere warmteverliezen en verspilling van grondstoffen tegen te gaan; vervangen van fossiele grondstoffen door biogrondstoffen; afvangen en opslaan van CO2 in samenwerking met de energiesector; sluiten van de materiaalketen door recycling na gebruik. oktober 2010 Chemie magazine 43


‘Landen zonder CO2-emissieregime kunnen niet achterblijven met CO2-reductiemaatregelen’

Europese aanbesteding. De consultant die de routekaart ontwikkelt, doet dit in nauwe samenwerking met de chemiesector en AgentschapNL.’ Van der Wilt: ‘Het opstellen van de routekaart zal minimaal een jaar kosten en ongeveer twee à drie ton vergen. Dat moet goed gebeuren, want het gaat tenslotte om de periode van 2012 tot 2030.’

Sectorbreed beeld

Van der Wilt: ‘Voor de VNCI heeft een routekaart als groot voordeel dat het een sectorbreed beeld geeft van de gewenste aanpak en de tussentijds bereikte resultaten. Als branchevereniging kunnen we daar gemakkelijk bij aansluiten, bijvoorbeeld met voorstellen aan de overheid om het beleid en fiscaal regime op het gebied van warmtekrachtkoppeling bij te stellen, zodat bedrijven gemakkelijker kunnen besluiten daarin te investeren.’ Krebbekx: ‘In de voorstudie doen we ook een voorstel voor de opzet van een routekaart. Er lopen al rond dertig publiekprivate onderzoeksprojecten die direct of indirect bijdragen aan de routekaart plus interne projecten bij bedrijven. Die willen we met de hoofddoelstellingen verbinden. Daarnaast zijn er aanvullende nieuwe projecten nodig op het gebied van energie, CO2emissiereductie en materialen, waarvoor de voorstudie suggesties doet. Verder stellen we voor een werkgroep in te stellen die controleert of alle bestaande berekeningen aan energieefficiency juist zijn en een systeem opzet om de voortgang van de projecten te monitoren. Ten slotte pleiten we voor de oprichting van een tweede werkgroep die bij alle projecten als schakel kan fungeren tussen de chemiesector en de verschillende regionale, nationale en internationale overheden.’ 44 Chemie magazine oktober 2010

Nossin: ‘Bij de routekaart moet op papier komen wat de visie van de chemiesector op energie-efficiency is, welke missie ze heeft en wat de routekaart oplevert als die slaagt. De uitdaging is om een goede inschatting te maken van de bijdrage van alle projecten aan de verbetering van de energie-efficiency, de vermindering van de CO2-emissie en de vervanging van fossiele grondstoffen. Een van de werkgroepen houdt de voortgang in de gaten: wat loopt er, wat ontbreekt er en wat kan versneld worden? En er komen natuurlijk steeds nieuwe ideeën en projecten bij. De vraag “waar staan we nu” zal de werkgroep om de vijf jaar grondig beantwoorden.’

Gelijk speelveld

‘De bedrijven hebben aangegeven, dat ze bereid zijn veel in energie-efficiency te investeren, maar dat alles staat of valt met een level playing field,’ vervolgt Nossin. ‘Daarom is het belangrijk om straks bij te houden hoe het level playing field in Nederland en Europa is gesteld. Dat geeft ons munitie in de discussies met de nationale en Europese autoriteiten over bijvoorbeeld het CO2-beleid. De chemische industrie moet in Nederland en

Routekaart

Europa behouden blijven. Het zou verkeerd zijn als bedrijven vanwege een ongelijk speelveld gedwongen zouden zijn om hun productie te stoppen of te verplaatsen naar landen zonder een CO2-emissieregime, hoewel ik geloof dat die landen op den duur niet achter kunnen blijven met CO2-reductiemaatregelen.’ ‘Belangrijke voorwaarde is dat de maatregelen van de routekaart duurzaam zijn,’ stelt Nossin. ‘Het sluiten van fabrieken of verplaatsen van productie bij de CO2-emissiereductie telt uiteraard niet mee, evenmin als het inzetten van biogrondstoffen van gewassen waarvoor tropisch regenwoud moet wijken. Meer warmtekrachtkoppeling toepassen is een van de opties. Als je als bedrijf eerst de energie-efficiency in je proces verder verhoogt, kun je overigens met een kleinere wkk-centrale volstaan. Andere mogelijkheden zijn het uitwisselen van stoom tussen procesbedrijven in de Rijnmond en het leveren van afvalwarmte aan de stadsverwarming en kassen. Er zijn veel mogelijkheden. De chemiesector heeft nu de kans om zijn sleutelrol waar te maken. Dit is het moment om die kans te grijpen.’ p

De chemische industrie neemt deel aan de convenanten Meerjarenafspraak energieefficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) en Meerjarenafspraak energie-efficiëntie (MJA3) tussen industrie en overheid. De brancheorganisaties of productschappen die meedoen, zijn verplicht met de aangesloten bedrijven een of meer voorstudies uit te voeren. Als uit de voorstudie blijkt dat er perspectief is voor veel energiebesparing in industriesector en keten in de periode 2012 tot 2030, volgt een gedetailleerde studie die uitmondt in een zogenaamde routekaart. Een routekaart is een uitgebreide strategische studie, die laat zien op welke manieren de energie-efficiency bij bedrijven en in de keten tot en met 2030 met 50% verbeterd kan worden ten opzichte van 2005. AgentschapNL faciliteert namens de overheid het uitvoeren van een voorstudie en het opstellen van een routekaart door de sector onder begeleiding van een consultant.


Transportservice van huis uit

Bereikbare GHS kennis

BenE Ondersteuning + Advies Internationaal Transportbedrijf L. van der Lee en Zonen B.V.

T (015) 213 59 11 E leebv@vanderlee.nl

I www.vanderlee.nl

is een gedegen partner op het vlak van KAMManagement + Stoffencommunicatie. Middels Bereikbare Kennis zijn we zeker meer dan een leverancier van een dienst en een toegevoegde waarde voor uw onderneming. Speerpunten en daardoor aanbevolen door velen:

+ goede en langdurige relatie + betrouwbaar + pragmatisch + gericht op de praktijk

Meer actueel nieuws over chemie en de chemische industrie? Ga dan naar www.vnci.nl voor het dagelijks nieuws uit de sector en onze wekelijkse nieuwsbrief.

+ kosteneffectief + grenzen opzoekend + dialoog zoekend Alleen zo kan BenE Ondersteuning + Advies binnen uw onderneming bijdragen aan meer professionaliteit wat betreft KAM-Management + Stoffencommunicatie.

Voor meer informatie: www.ondersteuning-advies.nl Postbus 680 - 6400 AR Heerlen info@ondersteuning-advies.nl T +31 (0)6 1962 8218


Verschillen in stoffenclassificatie tussen CLP en transport:

‘Een tijdelijk probleem’ Vanaf 1 december aanstaande geldt in Europa het Global Harmonised System (GHS) voor het indelen en etiketteren van chemische stoffen. Chemie Magazine sprak met deskundigen van overheid en bedrijfsleven op het gebied van stoffenkwalificatie. Tekst: Loes Elshof

D

Joke Herremans, Paul Huurdeman en Heddy Lindeijer, deskundigen op het gebied van stoffenkwalificatie

46 Chemie magazine oktober 2010

oor de invoering van de CLP Verordening (Classification Labelling and Packaging) worden de GHS-criteria verplicht voor de toelevering en het gebruik van stoffen. Ondanks de wereldwijde harmonisatie blijven in de Europese landen verschillende stoffenlijsten naast elkaar bestaan: voor transport worden andere lijsten gebruikt dan voor gebruik (supply and use). De chemische industrie reageert terughoudend op de noodzakelijke harmonisering en wil liever wachten totdat ook een andere ‘hobbel’ is genomen: de inventarisatie van stofeigenschappen vanuit het REACH-programma. ‘Voor de meeste bedrijven komt GHS nu dichtbij,’ zegt Paul Huurdeman, beleidsmedewerker van de afdeling Veilig Transport van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Hij houdt zicht op de processen rond internationale VN-aanbevelingen voor het transport van chemische stoffen. Heddy Lindeijer, ook beleidsmedewerker bij dezelfde afdeling: ‘We beginnen niet net met GHS, de beslissing om over te gaan naar één mondiaal systeem is al in 1992 genomen tijdens de VN-milieuconferentie in Rio de Janeiro.’ Lindeijer, gespecialiseerd in regelgeving voor chemicaliëntransport over zee, wijst erop dat de indelingscriteria voor het vervoer van bulkchemicaliën in de zeevaart en binnenvaart al zijn geharmoniseerd met GHS. Joke Herremans, beleidsmedewerker bij het RIVM op het gebied van stofclassificaties, adviseert onder andere het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Ze schetst: ‘Dit jaar brengt veel wettelijke verplichtingen voor bedrijven. Ze moeten de eigenschappen van hun stoffen inventariseren voor

REACH en daarnaast aan CLP voldoen met de gevaarsindeling van stoffen. Ik raad bedrijven aan dit moment te benutten en hun stoffen zowel voor CLP als transport te classificeren. REACH schept veel voordelen: één keer een stof beoordelen, op basis hiervan de classificatie(s) bepalen en je kunt er de wereld mee rond.’ ‘Het boven water krijgen van de gegevens is de verantwoordelijkheid van de industrie. De bedrijven hebben deze gegevens en kunnen de resultaten ervan gebruiken voor de classificatie van een stof,’ meent Herremans. Lindeijer voegt toe: ‘De inspanning van REACH en CLP levert veel helderheid op. Straks is in één keer alle informatie over de stof op één safety datasheet beschikbaar.’

Eenduidige classificatie

Internationale regelgeving laat weinig ruimte voor ondernemingen die in dit proces achterop blijven. ‘Bedrijven weten al lang dat REACH, CLP en de toepassing van GHS voor transport er aan komen. Het zijn veel veranderingen tegelijk, maar uiteindelijk is het in het belang van de industrie als het transport veilig is. Ook schept de eenduidige classificatie mogelijkheden voor nieuwe aanbieders, bijvoorbeeld uit minder ontwikkelde landen, die producten op de markt willen brengen.’ Huurdeman stelt: ‘Hoe mondialer je bedrijf, hoe meer voordeel je hebt van GHS.’Chemische bedrijven moeten hun stoffen inventariseren en de gevaarsclassificaties controleren. Er zijn op dit moment grote verschillen in voorbereiding op de officiële invoering van GHS. Sommige ondernemingen hebben in een database alle eigenschappen van hun


Maatschappij

GHS gefaseerd implementeren

stoffen gecategoriseerd en de gevaarsclassificaties gecontroleerd. Andere bedrijven zijn te afwachtend. ‘Je merkt dat er angst is voor de veranderingen,’ zegt Huurdeman. De deskundigen benadrukken de belangrijke taak van koepelorganisaties zoals de VNCI bij het informeren van bedrijven over de noodzakelijke veranderingen. Volgens Lindeijer kan een overkoepelende organisatie er bovendien toe bijdragen dat scheefgroei in kosten wordt rechtgetrokken.

Classificatiecriteria

Hoewel de classificatiecriteria voor transport en supply and use nu zijn gebaseerd op GHS schrijven wettelijke stoflijsten niet altijd voor één stof dezelfde classificatie voor. CEFIC (European Chemical Industry Council) heeft enige jaren terug een eerste screening gemaakt van de verschillen tussen de meest gehanteerde stoffenlijsten: het gaat om 400 verschillen in de classificatie. Het overzicht dekt niet alle geproduceerde en gebruikte stoffen. Ook de Verenigde Naties hebben al die verschillen in kaart gebracht. Maar het is nog onduidelijk hoe ze omgaan met de aangetroffen verschillen. ‘We hebben het vertrouwen dat bedrijven die verschillen of fouten ontdekken in de indeling op stoffenlijsten, in actie komen,’ zegt Herremans. Voor de overheid ziet zij een ondersteunende rol weggelegd. ‘Als de industrie met voorstellen komt, zullen wij graag meedenken wat de beste wijze is om de classificatie te corrigeren.’ Macco Korteweg Maris, beleidsmedewerker transport van de VNCI, vindt dat meer sturing op het harmonisatieproces nood- e

Peter Schuurman, stoffenspecialist bij Akzo Nobel: ‘Ik houd mij onder andere bezig met organische peroxiden, halffabricaten voor de polymerenindustrie. Deze stoffen, behorend tot de PGS 8, zijn al geharmoniseerd met GHS. Wij hebben voor CLP dezelfde criteria gehanteerd als in het transport. Je ziet wel dat de nieuwe classificaties nogal eens afwijken van de oude EU-classificatie. Dat kan nu nog weleens verwarrend zijn: geldt de oude of nieuwe regelgeving?’‘De neuzen staan in de chemische sector nog niet allemaal dezelfde kant op,’ meent hij. ‘De industrie heeft GHS altijd gesteund, maar bij transportafdelingen van bedrijven zie je nog weleens de houding “we houden wat we hebben”, waarbij onvoldoende wordt gekeken naar de rest van de keten van de stof. Dat is niet houdbaar.’ Schuurman neemt namens Akzo Nobel deel aan de European Safety Groups, waarin bedrijven overleggen over productspecificaties en veiligheid van chemische stoffen. Ook is hij deelnemer aan de GHS-vergaderingen van de Verenigde Naties en bezoekt hij de transportwerkgroep van CEFIC. ‘Harmoniseren is goed voor de sector,’ meent hij. ‘Verschillende classificaties van één product zijn lastig uit te leggen aan klanten. Is een stof nu toxisch of corrosief? Daar kun je niet mee doormodderen. Je moet wel faseren, oog hebben voor de consequenties van de naleving door bedrijven. Ik ben voorstander van een overgangsregime. Je

kunt bijvoorbeeld transportbedrijven toestaan om een tankauto die niet helemaal voldoet aan de (aangepaste) eisen pas te vervangen nadat de levensduur is verstreken; tenslotte zijn dit soort tanks voor dezelfde stoffen al jaren in gebruik. Daarnaast is het goed om voor een aantal stoffen nog eens kritisch te kijken naar de eisen: zijn ze niet te zwaar?’ Schuurman: ‘Ik verwacht dat er nog een aantal jaar twee systemen naast elkaar zijn met dubbele informatie op de safety datasheets. Het kost bedrijven tijd en geld om de systemen klaar te maken, en naast CLP moeten ze ook REACH implementeren.’ ‘Lastig is dat je de classificaties per regio moet afstemmen. In de verschillende regio’s gelden soms andere waarschuwingseisen en voorzorgsmaatregelen voor dezelfde stof, zelfs na de officiële invoering van GHS. Landen mogen zelf bepalen welke “building blocks” van GHS ze gebruiken: fysische gevaren, gezondheidsgevaren of gevaar voor de omgeving. Ook laat GHS redelijk veel vrijheid in het opnemen van zinnen die de veiligheid beschrijven van een stof. Er zijn veel algemene zinnen die op alle chemicaliën van toepassing zijn. Dan moet je beslissen: maak je een selectie of neem je alle mogelijke eisen op en verdun je zo de informatie? Daar wordt nog verschillend over gedacht binnen bedrijven. Soms zijn er zeer praktische problemen: past de informatie op de labels of moet je zo klein drukken dat de tekst bijna onleesbaar wordt? Hoeveel zinnen moet ik laten vertalen in allerlei talen? De implementatie van GHS moet gefaseerd gebeuren. Het kan niet van de ene op de andere dag.’ oktober 2010 Chemie magazine 47


Maatschappij

Uiteindelijk worden de werelden van supply and use en transport bij elkaar gebracht

zakelijk is. ‘Ik hoop dat de overheid deze rol oppakt, zodat duidelijk wordt hoe bedrijven moeten omgaan met de veranderingen.’ De meeste chemische stoffen zijn jaren geleden getest en geclassificeerd. Een actuele inventarisatie van de gevaarseigenschappen zoals plaatsvindt onder REACH kan onjuistheden aan het licht brengen. Als een bedrijf ontdekt dat de CLP-classificatie die wordt vermeld in de Annex VI niet klopt, moet het contact opnemen met Bureau REACH bij het RIVM. Is de classificatie in het ‘oranje boek’ (verpakte stoffen die vallen onder de VN-bepalingen) onjuist, dan moet het bedrijf een voorstel tot wijziging richten aan de UN Sub-Commitee. Dit voorstel kan worden gedaan door CEFIC. Bij een verkeerde classificatie van een vloeibare bulkstof voor het zeevervoer kan een bedrijf zich wenden tot de GESAMP Group voor herziening van het gevaarsprofiel. ‘Als de stoffen gevaarlijker zijn dan gedacht, moet een bedrijf passende maatregelen treffen. Maar dat moet de concurrent ook,’ benadrukt Huurdeman. ‘Mogelijk moet de verpakking van de stof veranderen. Een aanpassing die overkomelijk is en vanuit veiligheidsoogpunt noodzakelijk,’ meent Herremans. Het vervoer in een zwaarder type tankauto kan een begrotelijke zaak zijn voor een bedrijf. Ook is het mogelijk dat er bij de opslag andere voorzieningen nodig zijn. Maar als dat net jouw stof is, kan het ingrijpend zijn, erkent Lindeijer. De VNCI pleit voor maatwerk en een overgangsregime bij ingrijpende wijzigingen. Korteweg Maris: ‘Onze bedrijven zeggen: dit doen wij al vele jaren zo. Tegelijk is het niet goed voor onze sector als foute classificaties blijven bestaan. Het bewustzijn bij bedrijven dat de veranderingen noodzakelijk zijn, moet toenemen.’ De deskundigen relativeren eventuele risico’s bij transport als gevolg van de verschillende lijsten die nog circuleren. Er zijn weinig incidenten met gevaarlijke stoffen. Lindeijer: ‘Er zijn altijd verschillen in stoffenlijsten geweest, alleen waren die niet zo zichtbaar. De verschillen werden geaccepteerd, nu is dat niet meer zo.’ Aan de orde komt de interpretatie van de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS 15) die gaat over de opslag van gevaarlijke stoffen. Daar gaat het ministerie van VROM voorlopig pragmatisch mee om. Als je deze stoffen opslaat volgens PGS 15, 48 Chemie magazine oktober 2010

gebruik je de transportkwalificatie. Ga je ermee werken, dan is CLP van toepassing. Er blijft de komende tijd internationaal discussie over het verloop van het harmonisatieproces. In de Verenigde Staten en Australië, waar van oudsher ook veel aandacht is voor veiligheid in de chemie, zijn weer andere systemen voor classificatie dan in Europa. ‘Iedereen vindt zijn eigen lijst natuurlijk het meest geschikt,’ merkt Herremans op. De verschillen tussen de lijsten betreft een tijdelijk probleem, dat verdwijnt als de classificatie voor toelevering en gebruik (supply and use) en het transport eenduidig is. Huurdeman: ‘Uiteindelijk worden de werelden van supply and use en transport bij elkaar gebracht. We bevinden ons de komende jaren in een overgangssituatie.’ p

Klasse-verschillen Macco Korteweg Maris (VNCI): ‘Natuurlijk moeten bedrijven gegevens voor herclassificatie van stoffen aanleveren. Van sommige stoffen is al jaren bekend – ook bij de overheid – dat ze een te lichte of een te zware classificatie hebben. Een voorbeeld is zwavelkoolstof, dat een eigen UN-nummer (1131) heeft. Aan de kwalificaties van stoffen met eigen UN-nummer uit het ‘oranje boek’ mogen bedrijven zelf niets veranderen. Zwavelkoolstof is voor transport geclassificeerd als ‘klasse 3 verpakkingsgroep (VG) I’ met als bijkomend gevaar ‘giftig’. Maar conform CLP is deze stof ‘ontvlambaar, categorie 2’ en niet acuut giftig. De oorzaak van dit verschil ligt onder andere in de ontvlambaarheid. Zwavelkoolstof heeft een vlampunt van -30°C, ruim onder de classificatiegrens van 23°C. Voor transport zou een indeling in VG I alleen juist zijn als het kook-

punt lager of gelijk is aan 35°C, maar het kookpunt ligt echter veel hoger (46°C). De transportindeling zou dus ‘klasse 3 VG II’ moeten zijn, want ook de giftigheid rechtvaardigt geen ‘VG I.’ De classificatie van zwavelkoolstof voor transport is dus te zwaar. REACH kan nog leiden tot een aanpassing door toevoeging van het predicaat ‘giftig’, maar dat verwacht ik niet. Een bedrijf kan dus volstaan met een lichtere vervoerstank of verpakking. Zo zijn er bijna 400 stoffen met een eigen UN-nummer die dit soort verschillen kennen.’ ‘Over alle noodzakelijke aanpassingen bestaat bij bedrijven nog de nodige scepsis, ook omdat REACH nog nieuwe gegevens kan gaan opleveren. Twee keer achter elkaar classificaties aanpassen is evenmin handig. Toch zal de transportsector zich moeten aanpassen, anders is GHS niet echt geloofwaardig. De VNCI zal daarom samen met CEFIC de verschillen verder in kaart brengen en acceptabele oplossingen bedenken.’


Stappenplan wijst de weg

CLP is niet ingewikkeld meer

Aan de slag met CLP 248 pagina’s ISBN 9 78 90 12 13295 4 Prijs € 77,33 inclusief btw Get started with CLP 310 pagina’s ISBN 9 78 90 12 57001 5 Prijs € 82,95 inclusief btw Het boek Aan de slag met CLP en de Engelse versie ervan, helpen u via een stappenplan het juiste gevaar van een product vast te stellen, daaruit het gevaarsetiket af te leiden en de juiste verpakkingsvoorschriften toe te passen. En dan is CLP plotseling een stuk eenvoudiger.

Sinds 2009 is de Europese CLP-verordening (Classification, Labelling and Packaging) van kracht. Het regelt de gevaarsindeling van stoffen en mengsels en het labelen ervan en het verstrekken van informatie aan de afnemer. Aan de slag met CLP legt uit aan welke eisen u moet voldoen. Het houdt daarbij rekening met de GHS: het geharmoniseerde systeem voor de indeling en etikettering van chemische stoffen en mengsels op basis van gevaareigenschappen.

Bestel nu! Ga naar sdu.nl en zoek op CLP Of bel Sdu Klantenservice: (070) 378 98 80


ʦ̮ ˃ˈ˘˃ˎ˘ˇ˔˙ˇ˔ˍˇ˔ ʸˇ˔˙ˇ˔ˍˇ˔ ˘˃ːʜ ʫːˆ˗˕˖˔ˋˇˇˎ ˃ˈ˘˃ˎ˙˃˖ˇ˔ ʱˎˋˇˊˑ˗ˆˇːˆ ˃ˈ˘˃ˎ ʤ˔˃ːˆ˕˖ˑˈ˔ˇ˕˖ˇː ʥˊˇˏˋ˕˅ˊ ˃ˈ˘˃ˎ ʱˑˍ ˘ˇ˔˙ˇ˔ˍˇ˔ ˘˃ːʜ ʸˇ˔ˑː˖˔ˇˋːˋˉˆˇ ˉ˔ˑːˆ ˇː ʶʣʩ

ʣˈ˘˃ˎ˕˖ˑˈˈˇː ʶˇ˔ˏˋː˃ˎ ʯˑˇ˔ˆˋˌˍ ʤʸ ʸˎ˃˕˙ˇˉ ʓʔʏ ʖʙʚʔ ʲʹ ʯˑˇ˔ˆˋˌˍ ˙˙˙ʎ˃˖ˏˏˑˇ˔ˆˋˌˍʎːˎ ʶˇˎʜ ʒʓʘʚʐʕʚʛʔʚʛ ʨ˃˚ʜ ʒʓʘʚʐʕʚʛʔʙʒ ʥˑː˖˃˅˖˒ˇ˔˕ˑːˇːʜ ʴˋ˅ˍ ʮˇˇ˔ˋːˍ ʊʒʘʐʗʕʘʛʚʛʚʕʋ ʈ ʴˑː ˘˃ː ʸˇ˔ˍ ʊʒʘʐʗʓʓʔʖʒʒʖʋ ʣʶʯ ˋ˕ ˇˇː

˄ˇˆ˔ˋˌˈʎ


YPN mobiel

In de rubriek YPN mobiel stellen leden van het Young Professionals Netwerk (YPN) zich voor. Vervolgens geven zij de mobiel door aan iemand van wie zij graag iets meer willen weten. Tekst: Esther Rasenberg

‘Carrière maken is in Nederland makkelijker’ Wat doet Kolb? ‘Kolb maakt ingrediënten voor onder meer wasmiddelen en schoonmaakmiddelen. De non-ionogene oppervlakteactieve stoffen die wij produceren, zorgen voor een verbinding tussen water en vet. Ook worden die stoffen gebruikt om emulsies te maken voor bijvoorbeeld handcrème, zodat de crème in de huid trekt.’

Wat voor werk doe jij precies? ‘Ik ben procestechnoloog. De enige bij Kolb Nederland. Ik zorg voor procesoptimalisatie en ik begeleid procestechnische projecten. In september 2007 is de productiecapaciteit uitgebreid en nu heb ik ervoor gezorgd dat ook de opslagcapaciteit wordt uitgebreid. Ik heb daarbij het hele traject begeleid, van ontwerp tot realisatie.’

Op wat voor vestiging werk jij? ‘Ik werk op een productielocatie. In 1993 is deze locatie gestart naast Shell op Moerdijk. Onze belangrijkste grondstof is ethyleenoxide en dat krijgen we van Shell geleverd via een ondergrondse pijpleiding. In- en verkoop worden door de hoofdvestiging in Zwitserland georganiseerd.’

Jij bent Spaanse. Hoe ben je in Nederland beland? ‘Ik volgde een opleiding chemische technologie aan de Technische Universiteit van Valencia. In de directe omgeving van Valencia zijn er weinig chemische bedrijven, dus ik heb eerst in Denemarken en later in Nederland stage gelopen. In Denemarken ontmoette ik mijn huidige vriend en toekomstige man. Vandaar dat ik voor mijn tweede stage naar Sabic in Bergen op Zoom ging. Voor de liefde ben ik in Nederland gebleven. Spanje is een fijn land voor vakanties maar carrière maken, is in Nederland makkelijker.’

Is Kolb niet overgenomen door een Aziatisch bedrijf? ‘Jawel. In 2007 is het van oorsprong Zwitserse familiebedrijf overgenomen door het Maleisische Kuala Lumpur Kepong (KLK). Het is hetzelfde bedrijf dat onlangs een Duits onderdeel van Croda overnam. KLK maakt en verwerkt palmolie tot producten die wij gebruiken als grondstof en is nu één van onze belangrijkste leveranciers. Verder merken we tot dusver weinig van de overname.’

Wat zijn jouw plannen voor de toekomst? ‘Voorlopig wil ik me verder specialiseren in mijn huidige functie. Ik wil graag in de techniek blijven en ik heb voorlopig dus niet de ambitie om site manager te worden of iets dergelijks.’

Even voorstellen: NAAM Sara Barbera Melia (30) FUNCTIE Procestechnoloog BEDRIJF Kolb Nederland

Wat verwacht je van het Young Professionals Netwerk? ‘Dat is moeilijk te zeggen. Ik merk wel dat het delen van informatie steeds belangrijker wordt. Ik kan me voorstellen dat ik op een gegeven moment mensen leer kennen van wie ik weet dat ze me met problemen in mijn werk kunnen helpen. Dat lijkt me heel prettig.’ Aan wie wil je de YPN mobiel doorgeven? ‘Aan Bart Dautzenberg, Process Engineer bij Sabic. Hij werkt in een vergelijkbare functie, maar bij een veel groter bedrijf. Ik ben benieuwd wat iemand met een vergelijkbare functie elders doet.’ p oktober 2010 Chemie magazine 51


Productnieuws

Contactloze temperatuurmeter voor glas De Heitronics infrarood stralingpyrometer meet de temperatuur van een glasoppervlak zonder er contact mee te maken. De meting wordt niet gestoord door omgevingstemperaturen en is niet afhankelijk van de hoek waaronder gemeten wordt.

D

e nieuwe Heitronics KT 15.45 IIP is een compacte en robuuste glastemperatuurmeter die meet bij een golflengte van 7,5 tot 7,9 µm. Bij deze golflengte heeft glas een emissiefactor van 0,99 waardoor de temperatuurmeting niet wordt beïnvloed door de reflectie van storende omgevingstemperaturen, zoals infraroodstralers waarmee het glas wordt verwarmd. ‘Deze temperatuurmeter is de eerste die geen last heeft van verstoring door omgevingstemperaturen. Daarnaast is de KT 15.45 IIP onafhankelijk van de hoek waaronder gemeten wordt. Bij veel glasovens kunnen pyrometers niet precies de juiste hoek met het glas maken en geeft dit een meetfout. Dit

instrument heeft daar geen last van,’ vertelt Cas Lucassen, werkzaam bij Mera Benelux, de importeur van meetinstrumenten die de Heitronics infraroodthermometers levert. De temperatuurmeter is in staat om temperaturen tussen 0 en 2000°C te meten en met behulp van verschillende lenzen kan de meter aan het te meten object worden aangepast. Een uitvoering als lijnscanner is ook leverbaar. Het instrument, dat voorzien is van een programmeerbare analooguitgang en een RS 232 interface, kan onder andere worden ingezet om de temperatuur te bepalen bij vacuümdepositie op glas, bij controle van de productie van vlakglas en bij het harden van glas. p

Split-O-Mat SOM 1500

Meest verkochte afvalwaterzuiveringsinstallatie Er is veel vraag naar de nieuwe Split-O-Mat SOM 1500 afvalwaterzuiveringsinstallatie van EnviroChemie. De compacte installatie bevat een nieuw besturingssysteem en is geschikt voor verschillende toepassingen.

D

e nieuwste Split-O-Mat SOM installatie is door EnviroChemie gepresenteerd op de Milieu 2010 beurs, gehouden van 12 tot en met 14 oktober in de Brabanthallen. Deze Split-O-Mat 1500 is volledig automatisch, werkt via een chemisch-fysisch behandelproces en kan per dag 4 tot 5 m3 afvalwater zuiveren. De installatie is voorzien van een PLC-besturing met touchscreenbediening. ´De PLC-besturing is nieuw in deze serielijn. Andere Split-O-Mat SOM installaties bevatten een analoge schakelkast,’ vertelt Sicco Hilarius, Benelux Sales Manager van EnviroChemie. ‘Voordeel van deze besturing is dat de installatie makkelijk uitgebreid kan worden door bijvoorbeeld een zandfilter erbij te plaatsen zonder dat opnieuw te programmeren nodig is.’ De nieuwe installatie is de meest verkochte afvalwaterzuiveringsinstallatie bij de metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven in 52 Chemie magazine oktober 2010

de Benelux. ‘Al meer dan 250 bedrijven maken gebruik van deze installatie. De SOM 1500 heeft een reactor van 500 liter en is vanwege haar eenvoud en compactheid zeer geschikt voor MKB-bedrijven. Daarnaast hebben we ook de Split-O-Mat SOM 3000 aan

onze serie toegevoegd. Deze installatie heeft een reactorvat van 1500 liter. De verkoop van beide nieuwe installaties loopt heel goed. De 1500 vindt onder andere aftrek in de verfindustrie, bij drukkerijen en oppervlaktewater behandelbedrijven,’ aldus Hilarius.


Groene chemie

DSM ziet toekomst in biobarnsteenzuur Barnsteenzuur kan één van de belangrijkste bouwstenen voor de groene chemie worden. DSM en Roquette hebben voor biobarnsteenzuur een commercieel proces ontwikkeld. Ze besluiten binnenkort over de productie van biobarnsteen op commerciële schaal. Tekst: Erik te Roller

‘M

et het Franse zetmeelconcern Roquette zijn we ongeveer drie jaar geleden met de procesontwikkeling begonnen,’ vertelt Will van den Tweel, beoogd general manager van Reverdia, de joint venture van DSM en Roquette in oprichting. ‘We wilden een fermentatieproces ontwikkelen dat barnsteenzuur van goede kwaliteit zou leveren, een beperkte ecologische voetafdruk zou hebben en concurrerend zou zijn met bestaande processen. Daarin zijn we geslaagd. In de proeffabriek in Lestrem, Frankrijk, met een capaciteit van enkele honderden tonnen, hebben we inmiddels al enige tonnen biobarnsteenzuur geproduceerd. De eerste reacties van klanten zijn positief.’ Barnsteenzuur (butaandicarbonzuur), ook wel succinic acid genoemd, is een eeuwenoude witte kristallijne verbinding. Het ontstaat onder andere als natuurlijk bijproduct bij het maken van wijn en bier en smaakt tegelijk bitter, zout en zuur. Ook komt het veel voor in groente

en fruit. DSM maakt het momenteel chemisch zelf via de oxidatie van butaan. Voor barnsteenzuur bestaat wereldwijd een betrekkelijk kleine markt van 30.000 ton per jaar met zo’n 300 verschillende toepassingen in onder meer geneesmiddelen, voedingmiddelen (voedingszuur E363), kleurstoffen, agrochemicaliën, chemicaliën voor de fotografie en harsen. DSM en Roquette, maar ook andere bedrijvencombinaties waaronder BASF en Purac, zien toekomst in barnsteenzuur, vooral als bouwsteen voor polymeren. Van den Tweel: ‘Met ons nieuwe proces kunnen we barnsteenzuur op basis van biogrondstoffen schoner en goedkoper maken. Op grond daarvan verwachten we de markt verder te kunnen ontsluiten.’ Hij legt uit hoe het proces werkt: ‘Bij klassieke productie van organische zuren met fermentatie ontstaat vaak meer zout dan product. Wij werken echter met een gist dat ook in zuur milieu gedijt, dus bij lage pH blijft produceren. Er hoeven geen chemicaliën toegevoegd te worden om de pH op

De proeffabriek van DSM en Roquette in het Franse Lestrem

peil te houden en daardoor ontstaat er ook geen zout. Uit de resultaten van de proefproductie blijkt dat we een robuust proces in handen hebben, dat barnsteenzuur van een hoge zuiverheid oplevert op basis van groene grondstoffen. Een hoge zuiverheid is belangrijk bij het maken van polymeren. Als je lange polymeerketens wilt hebben, moet je geen onzuiverheden hebben. Op den duur kunnen we de ecologische voetafdruk van het proces nog kleiner maken door naast suiker uit zetmeel ook suikers in te zetten afkomstig van grondstoffen die niet conflicteren met de voedselketen.’ Klanten kunnen relatief eenvoudig overstappen van barnsteenzuur op petrochemische basis naar barnsteenzuur op basis van hernieuwbare grondstoffen. Wel

moeten ze uittesten of hun producten nog steeds aan de specificaties voldoen. Voor het toepassen van biobarnsteenzuur als monomeer in de polymeerproductie is meer tijd nodig. ‘Van barnsteenzuur kun je bijvoorbeeld polyolen maken die weer grondstof zijn voor polyurethanen. Die bevatten dan geen adipinezuur met zes koolstofatomen, maar barnsteenzuur als dicarbonzuur met vier koolstofatomen. Je krijgt dus een ander type polyurethaan, met andere eigenschappen. De klanten moeten kijken waar ze dit nieuwe materiaal het beste voor kunnen gebruiken. Eén ding staat vast: naarmate we meer biobarnsteenzuur op grote schaal maken, gaat de prijs ervan verder omlaag en verbeteren we de ecologische footprint van de chemische industrie.’ p april 2010 Chemie magazine 53


VNCI

Colofon

Cefic Om effectiever te communiceren met de media, heeft Cefic een full-time media relations manager, James Pieper, aangenomen. Zijn opdracht is frequentere interactie met de pers en meer toegang van journalisten tot de Cefic-directie. Pieper heeft een prachtergrond en was onder meer journalist bij de France Dauphiné Libéré.

William Garcia is de nieuwe Director Energy, HSE and Logistics bij Cefic. Hij begon twintig jaar geleden bij LyondellBasell, waar hij de laatste tijd Staff Director was, belast met de Global Operational Excellence. Garcia is een ervaren bestuurder met een breed scala aan managementcapaciteiten.

waar ze werkte als Divisional Director of Strip Products. Ze wordt verantwoordelijk voor Human Resources en Organizational Development. De andere leden van het nieuwe Executive Committee zijn Graeme Armstrong (Research, Development & Innovation), Sven Dumoulin (General Counsel) en Werner Fuhrmann (Supply Chain/Sourcing). De leden van het Executive Committee beginnen hun taken per 1 januari 2011.

BASF Paul Evers (49) is de nieuwe Site Manager van BASF in Heerenveen. Hij is al sinds 1991 in dienst van BASF en was onder meer Managing Director bij

BASF Color Solutions in Apeldoorn. Zijn voorganger, Jaap Wierink, is eind augustus met pensioen gegaan.

VNCI Agenda OKTOBER 28 oktober Suschem Nederland Den Haag, VNCI 29 oktober Bestuurs Advies Commissie Den Haag, VNCI NOVEMBER 4 november Informatiemiddag Water van VEMW / VNCI Bunnik, Postillion Hotel 9 november WG Security Den Haag, VNCI

54 Chemie magazine oktober 2010

Adres redactie: Loire 150, 2491 AK Den Haag, tel. 070-3378787, fax. 070-3203903 Eindredactie: Marieke Moraal (Bladeren Media bv)

AkzoNobel AkzoNobel gaat haar leiderschapsteam verbreden om duurzame groei te versnellen. Er wordt een negen leden tellend Executive Committee gevormd, bestaand uit de huidige leden van de Raad van Bestuur aangevuld met vier nieuwe personen. Marjan Oudeman gaat AkzoNobel versterken en deel uitmaken van het nieuwe Executive Committee. De Wall Street Journal noemde Oudeman een van de ‘Women to Watch in Europe’. Ze is afkomstig van Tata Steel Limited,

Redactie: Igor Znidarsic (hoofdredacteur) e-mail: znidarsic@vnci.nl Jos de Gruiter e-mail: de gruiter@vnci.nl

9 november BG Energie en Klimaat Air Products Nederland

12 november BG Communicatie Utrecht, Seats2Meet

11 november WG Milieuzorg Den Haag, VNCI

16 november BG Onderwijs Den Haag, VNCI

11 november WG Responsible Care Global Charte Den Haag, VNCI

17 november WG Stoffenbeleid Den Haag, VNCI

12 november Netwerkbijeenkomst Communicatie Utrecht, Seats2Meet

24 november BG Veiligheid, Gezondheid en Milieu 30 november Procesveiligheid DOW Benelux Terneuzen

Vaste medewerkers: drs. Ingeborg van Honschooten, drs. ing. Inge Janse, ir. Joost van Kasteren, drs. Emma van Laar, ir. Marlies Lukkes, Gerard van Nifterik , Casper Rila, ir. Erik te Roller, drs. Esther Rasenberg, Marga van Zundert Vormgeving: Basisvormgeving, art-direction en opmaak: Curve, Haarlem Advertentie-exploitatie: Mooijman Marketing & Sales, Julius Röntgenstraat 17, 2551 KS Den Haag, tel. 070-323 40 70 Fax 070-323 71 96 e-mail: vnci@mooijmanmarketing.nl Advertenties vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie. Druk: Ten Brink, Meppel Abonnementenadministratie: Nieuwe abonnementen/mutaties alleen schriftelijk opgeven bij: Judith van der Lugt via e-mail: vanderlugt@vnci.nl. Voor alle VNCI-leden, alsmede leden van aangesloten lidverenigingen, is Chemie magazine gratis. Abonnementen eindigen per eind maart. Als niet vóór 1 december wordt opgezegd, loopt het abonnement nog een jaar door. Abonnementsprijs per jaar (incl. btw) 80 euro in Nederland en België 100 euro in de overige landen Chemie magazine verschijnt 11 x per jaar op woensdag Overname van artikelen en/of foto’s uit Chemie magazine is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. In de meeste gevallen zal die graag worden gegeven. Beeld cover: Chris Bonis Internet: www.vnci.nl ISSN: 1572-2996


Als actief en dynamisch bureau werven wij gespecialiseerde professionals in de chemie en life sciences. Continu hebben wij een breed scala aan prachtige functies in portefeuille en speuren ook naar een betrekking die u op het lijf is geschreven. Wij zoeken kandidaten voor de volgende functies: DSM NeoResins - Waalwijk

Process Engineer services

Crucell - Leiden

Process Engineer GMP Operations DSM R&D Solutions - Geleen

Cluster Manager Morphology Bezoek onze site www.cls-services.nl voor meer informatie over bovenstaande functies of een volledig overzicht van onze vacatures.

zoekt de perfecte match

CLS Services - werving & selectie ĂŠn detachering in de branches chemie | farma | biotech | food

Uw proces verdient...

...een fit hart Van harte aanbevolen Excentrische wormpompen Slangenpompen Tandwielpompen Rondselpompen Schottenpompen Schroefkanaal waaierpompen

Doseerpompen Oscillerende zuigerpompen Membraanpompen Lobbenpompen Impellerpompen EĂŠn-kanaal waaierpompen Zijkanaalpompen

Versnijders Centrifugaalpompen: - Open-waaier - Water- en chemienorm - Magneetgedreven - Zelfaanzuigend Service en skidbouw

Kijk voor ons complete fitness programma op www.wijkboerma.nl of bel 050 549 59 00



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.