3 minute read

Het einde van gasolieverwarming 50 ppm is in zicht!

De afgelopen twintig jaar ontwikkelde de petroleumsector steeds milieuvriendelijkere vloeibare brandstoffen door het zwavelgehalte aanzienlijk te verlagen.

In 1970 bedroeg het zwavelgehalte van mazout 6500 ppm. In 1985 was dat nog maar de helft. Na verschillende opeenvolgende dalingen – naar 2000 ppm in 1992 en 1000 ppm in 2008 – ligt het zwavelgehalte van gasolie-verwarming sinds 2016 op 50 ppm. Op 1 april 2024 wordt het maximale zwavelgehalte nog een keer verlaagd, naar 10 ppm.

Begin jaren 2000 verkochten heel wat verdelers naast ‘klassieke’ mazout ook ‘gasolie extra’ of ‘gekleurde diesel’, om tegemoet te kunnen komen aan de verwachtingen van de consument die voor een condensatieketel had gekozen. Dat soort verwarmingstoestel heeft immers een brandstof met laag zwavelgehalte nodig om corrosieproblemen te vermijden; wanneer zwaveldioxide (SO2) tijdens de condensatie in contact komt met water ontstaat zwavelzuur, dat bijzonder schadelijk is voor het verwarmingselement van de verwarmingsketel. Op dat moment had mazout nog een zwavelgehalte van 2000 ppm, terwijl gasolie extra slechts 50 ppm zwavel bevatte, een waarde die perfect aanvaardbaar was voor verwarmingsketels van de nieuwste generatie.

Voor gasolie-verwarming bestaat er geen Europese norm en daarom werkte België zijn eigen norm uit met een minimum aan technische kenmerken waartoe de raffinagesector zich heeft verbonden om ze te (blijven) volgen en op die manier de consument te garanderen dat zijn product een optimale verbranding heeft. Het gaat met name om de norm NBN T 52 716.

Vanaf 1 april 2024 mag enkel nog gasolie-verwarming met een zwavelgehalte van maximum 10 ppm verkocht worden, met twee varianten: ofwel gasolie-verwarming H0 met een FAME-gehalte van max. 0,5%, ofwel gasolie-verwarming H7 met een FAME-gehalte van min. 5% en max. 7%. Belangrijk detail: in tegenstelling tot wat momenteel verkocht wordt, moeten zowel de H0 als de H7 het hele jaar door een troebelpunt (CFPP) hebben van -10 °C. Aan de H7 kan geleidelijk aan ook HVO worden toegevoegd.

Vanaf 1 april 2024 zou een overschrijding van het zwavelgehalte in dieselbrandstof niet meer mogen voorkomen aangezien de hele distributieketen van dit middeldistillaat – dat zowel voor verwarmingsdoeleinden als voor het vervoer op de weg en voor ‘offroad’ wordt gebruikt – gehouden is aan het maximale zwavelgehalte van 10 ppm.

De datum 1 april 2024 werd ook niet toevallig gekozen: de winter, de periode waarin het verbruik hoog ligt, loopt dan op zijn einde, waardoor zowel de raffinaderijen als de entrepothouders hun voorraden gasolie-verwarming 50 ppm rustig

EIGENSCHAP

Verbrandingswarmte, Hs MJ/kg

Massadichtheid bij 15 °C, kg/m3 (1)

Distillatie; gecondenseerd volume, % bij 250 °C bij 350 °C

Watergehalte, mg/kg

Totaal gehalte aan verontreinigingen, mg/kg,

Koolstofresidu op het 10 % distillatieresidu, % (m/m)

Zwavelgehalte, mg/kg (2) kunnen opmaken in de aanloop naar een efficiënte productrotatie en overschakeling naar gasolie diesel 10 ppm.

De wijziging van de norm NBN T 52 716 moet nog worden goedgekeurd door de autoriteiten en het normalisatiebureau, maar dit zou tegen eind 2023 een feit moeten zijn.

Olivier Neirynck Technisch directeur

EISEN BEPROEVINGSMETHODE

H0 H7 min. 44,40 min. 820,0 - max. 870,0 max. 65,0 min. 85,0 max. 200 max. 24 max. 0,30 max. 50,0 Tot en met 31/03/2024 max. 10,0 vanaf 01/04/2024

Proef met koperband (3 h bij 50 °C) max. klasse 1

Vlampunt – gesloten vat, °C hoger dan 55,0

Temperatuurgrens voor de filtreerbaarheid (CFPP), °C (3) max. –10

Kinematische viscositeit bij 40°C, mm²/s Min. 2.000 - max. 4.500

Smerend vermogen, slijtmerk-diameter (µm) (WSD) bij 60°C, µm max. 460

Gehalte aan vetzuurmethylesters (FAME), %V/V max. 0,5 (4) Min. 5,0 –max. 7,0

(1) Zie clausule 7 (a)

(2) Zie clausule 7 (b)

(3) Zie clausule 7 (c)

ASTM D 4868

NBN EN ISO 12185

NBN EN ISO 3675

NBN EN ISO 3405

NBN EN ISO 12937

NBN EN 12662

NBN EN ISO 10370

NBN EN ISO 20884

NBN EN ISO 20846

NBN EN ISO 20884

NBN EN ISO 20846

NBN EN ISO 2160

NBN EN ISO 2719

NBN EN 116

NBN EN 16329

NBN EN ISO 3104

NBN EN ISO 12156-1

NBN EN 14078

(4) De praktijk van het mengen van FAME in conventionele diesel of verwarmingsgasolie maakt de aanwezigheid ervan in de huidige distributieketens bijna onvermijdelijk, zodat sommige brandstoffen die als FAME-vrij worden beschouwd, sporen ervan kunnen bevatten.

Interpretatie van de proefresultaten

De statistische interpretatie van de beproevingsresultaten en de controle van de overeenkomst van deze resultaten met de eisen in tabel, moet beantwoorden aan de voorschriften van NBN EN ISO 4259-2.

(a) In geval van betwisting moet NBN EN ISO 12185 als arbitrage toegepast worden.

(b) In geval van betwisting moeten de partijen overeenkomen om dezelfde methode te gebruiken voor de arbitrage

(c) In geval van betwisting moet NBN EN 116 als arbitrage toegepast worden.

Werk mee aan de energietransitie en investeer in een CO2-neutrale toekomst

This article is from: