7 minute read

Uit de rechtspraak

de natuurvergunning en de waarde van een bedrijf

Of een bedrijf over alle benodigde vergunningen beschikt, is een belangrijk gegeven voor de waarde van een bedrijf. Toch blijken makelaars daar niet altijd (voldoende) onderzoek naar te doen. Zeer actueel is de natuurvergunning. Indien bijvoorbeeld sprake is van relevante stikstofdepositie op een Europees natuurgebied (Natura 2000-gebied) is een natuurvergunning vereist. Denk aan deposities als gevolg van het houden van dieren in een stal of het productieproces in een fabriek.

Advertisement

tikstof, en daarmee de natuurvergunning, is op dit moment een hot item. De Raad Van State heeft geoordeeld dat het Nederlandse Programma Aanpak Stikstof (PAS) in strijd is met de Europese Habitatrichtlijn en onderdelen van de relevante regelgeving onverbindend verklaard. Een nieuw juridisch hard toetsingskader is er nog niet. Het is hierdoor in de regel vrij ingewikkeld om, indien deze nog niet voorhanden is, een natuurvergunning te verkrijgen. Mede daarom is met name deze vergunning op dit moment zeer relevant bij de taxatie van een bedrijf. S

Zelfs als een bedrijf al een ‘toestemming’ heeft kan de situatie moeilijk in te schatten zijn. Zo werden in het PAS de volgende categorieën onderscheiden:

1) projecten en andere handelingen waarvan de uitstoot de grenswaarde van maximaal 1 mol N/ha/jaar niet overschreed; voor deze projecten gold enkel een meldingsplicht; 2) projecten en andere handelingen die stikstofdepositie veroorzaken boven de grenswaarde; deze waren vergunningplichtig.

De activiteiten die slechts zijn gemeld, zijn door de uitspraak alsnog vergunningplichtig geworden. Minister Schouten heeft in haar brief van 16 december 2019 aan de Tweede Kamer aangegeven de volgende situaties te legaliseren: 1) het project was volledig gerealiseerd, bijvoorbeeld de stal en de voorzieningen waren opgericht; 2) het project was weliswaar nog niet volledig gerealiseerd, maar de initiatiefnemer had aantoonbaar stappen gezet met het oog op volledige realisatie; 3) het project was weliswaar nog niet aangevangen, maar daarvoor waren wel al aantoonbaar, onomkeerbare, significante investeringsverplichtingen aangegaan.

Hoe zij dit precies ‘Raad van State-proof’ verwacht te gaan regelen is op dit moment niet bekend. Daarmee is de situatie ook voor deze gevallen nog (rechts)onzeker.

Maar zelfs natuurvergunningen die op basis van het PAS zijn verleend en in rechte onaantastbaar zijn (er is geen beroep ingesteld of het beroep is door de Raad van State ongegrond verklaard) zijn geen rustig bezit. Deze behouden in principe hun rechtsgevolg, zo heeft de Raad van State geoordeeld. Intussen is echter de eerste uitspraak gepubliceerd (een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant) waaruit volgt dat het niet uitgesloten is dat een onherroepelijke natuurvergunning moet worden ingetrokken indien er een gebrek aan de daaraan ten grondslag liggende zogeheten passende beoordeling kleeft.

Uit oogpunt van rechtszekerheid is de huidige situatie zeer ongewenst. Indien te goeder trouw is gemeld en gebouwd, dan nog is de situatie illegaal. Zelfs de onherroepelijke natuurvergunning biedt geen volledige zekerheid. Het is belangrijk dat de taxateur goed kan beoordelen welke situatie precies aan de orde is en wat de invloed is op de waarde van het bedrijf.

Mr. Paul Bodden www.hekkelman.nl

Over Mr. Paul Bodden

“Het boeiende spanningsveld tussen de vele claims op de schaarse ruimte”, dat was voor Paul Bodden de aanleiding zich te specialiseren in het agrarisch recht, ruimtelijk bestuursrecht, natuurbeschermingsrecht en milieurecht (omgevingsrecht). Met deze specialisaties is hij in staat complexe projecten in het omgevingsrecht te begeleiden. Als willekeurige voorbeelden van recente projecten kunnen worden genoemd de ontwikkeling van een woonwijk met 400 woningen nabij een Natura 2000-gebied, de advisering ten aanzien van de ontwikkeling van een regionaal bedrijvenpark voor agro en food en de verplaatsing van een intensieve veehouderij.

Paul Bodden is advocaat sinds 2003. Daarvoor werkte hij als jurist bij enkele gemeenten en bij een grote onderneming in diervoeding. De werkzaamheden van Paul Bodden beperken zich niet tot het adviseren en verlenen van rechtsbijstand. Zo doceert hij regelmatig op de hiervoor genoemde terreinen en schreef hij bijvoorbeeld het artikel ‘Het bestemmingsplan voor het buitengebied en Natura 2000’ (TvAR 2016, p. 5 e.v.), waarin hij ingaat op de stikstofproblematiek bij het vaststellen van een bestemmingsplan en ook oplossingsrichtingen behandelt. Ook is hij onder andere redactielid van het Tijdschrift voor Agrarisch Recht.

Een volledig overzicht van alle publicaties en annotaties is te vinden via de website www.hekkelman.nl

Over Mr. Peter Goumans

Het buitengebied is voortdurend in ontwikkeling. De agrarische sector speelt daarin een belangrijke rol. Maar juist die sector staat voor enorme uitdagingen. Dat geldt in het bijzonder voor de melkveehouderij en de varkenshouderij. Maar voor alle sectoren in de land- en tuinbouw geldt dat vaak complexe regelgeving de bedrijfsvoering stuurt. De overheid werkt met alle sectoren in de land- en tuinbouw aan een transitie naar een duurzame bedrijfsvoering die maatschappelijk is ingebed. Die transitie gaat gepaard met veranderende regelgeving en een sterk veranderend buitengebied, waarin nieuwe functies toegang vragen. Die problematiek heeft Peters bijzondere belangstelling en alle ontwikkelingen volgt hij op de voet.

Daarnaast spelen er ook reguliere problemen, die vanwege het specifieke karakter van de agrarische bedrijfsvoering en voedselproductie daarop gerichte juridische kennis en ervaring vragen. Alleen specialisatie maakt het mogelijk de juridische vraagstukken waarmee de agrarische ondernemer en voedselproducent wordt geconfronteerd op te lossen. Kennis van en betrokkenheid bij de agrarische sector en het landelijk gebied zijn een belangrijke basis om goed te kunnen adviseren. Daar staat Peter voor.

productiebeperkingen in de melkveehouderij

Per 1 januari 2018 is door wijziging van de Meststoffenwet voor zo’n 17.000 melkveebedrijven het stelsel van fosfaatrechten ingevoerd. Voor melkveebedrijven geldt nu het verbod om met melkvee meer fosfaat te

produceren dan het door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor het bedrijf vastgestelde fosfaatrecht. Het fosfaatrecht is een verhandelbaar productierecht. In 2018 ontstond een levendige handel in

fosfaatrechten en liep de waarde enige tijd op naar € 275,00 per kg. Voor een extra koe betekende dat een investering van al snel € 10.000,00. Omdat het fosfaatrecht naast de benodigde vergunningen (bouwen, milieu

en natuur) voor melkveebedrijven bepalend is voor de productiecapaciteit is de toekenning daarvan inzet van vele bezwaar- en beroepsprocedures. Alleen al in 2019 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven in circa 300 beroepszaken uitspraak gedaan. Er is door melkveehouders weinig succes geboekt. De kritische benadering van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van beroepszaken blijkt uit het volgende geval.

In de vorm van een vennootschap werd een jongveeopfokbedrijf geëxploiteerd. Een van de vennoten was bovendien makelaar. De vennoten kochten een aantal keren per jaar kalveren om die vervolgens op te fokken en daarna als drachtige vaars aan melkveebedrijven te verkopen. In oktober 2013 werd het melkveebedrijf van de buren door een storm getroffen. Door de storm was hun stal zodanig vernield dat daarin geen vee meer kon worden gehouden. De vennoten staken meteen de helpende hand toe. Zij kochten geen kalveren meer in en maakten zo ruimte voor het jongvee van de buren. Pas in het voorjaar van 2015 werd de aankoop weer opgestart. Op 2 juli 2015 (de peildatum voor het vaststellen van het fosfaatrecht) was het bedrijf nog niet op de oude sterkte. Voor het bedrijf van de vennoten werd het fosfaatrecht om die reden lager vastgesteld dan bij de normale veebezetting zou zijn gebeurd. De vennoten tekenden bezwaar en vervolgens beroep aan.

De vennoten betoogden in beroep dat het fosfaatrechtenstelsel voor hun bedrijf strijdig was met artikel 1 van het Protocol bij het Verdrag voor de rechten van de mens (artikel 1 EP: bescherming van eigendom). Op bedrijfsniveau zou de invoering van het stelsel een individuele disproportionele last opleveren. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven was het met de vennoten eens dat de toekenning van fosfaatrechten in afwijking van de gebruikelijke dierbezetting een nadeliger behandeling dan van andere melkveehouders tot gevolg had. Toch nam het College van Beroep voor het bedrijfsleven geen strijdigheid met artikel 1 EP aan.

Dan komt de makelaardij om de hoek. Ter zitting verklaarden de vennoten dat het opfokbedrijf soms winst en soms verlies opleverde. Feitelijk werd er geleefd van het inkomen uit de makelaardij. Tegen die achtergrond oordeelde het College van Beroep voor het bedrijfsleven dat het opfokbedrijf geen wezenlijk bestanddeel van het inkomen van de vennoten opleverde. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven liet daarom het belang van de vennoten niet zwaarder wegen dan het algemeen belang dat gediend werd met invoering van het stelsel van fosfaatrechten (de bescherming van het milieu en de volksgezondheid). Het beroep van de vennoten faalde dus. De Minister hoefde de vennoten niet te compenseren.

Burenhulp pakte in dit geval dus ernstig nadelig uit. Ongetwijfeld hebben de buren de aangeboden hulp gewaardeerd. De vennoten zijn er door de hoogste bestuursrechter echter niet voor beloond. Dat schuurt.

Mr. Peter Goumans www.hekkelman.nl

Tekst: Beeld: