14
SPUI 44 01 | 2016 alumni.uva.nl
DE NOODZAAK VAN VRIENDEN Julia Adolfs
Trudie Vervoort-Jaarsma
door waren. En ze bewaarde alles, wat typerend is voor mensen die een oorlog meemaakten. “Je weet maar nooit of dat plastic bakje nog eens van pas komt.”’ Prins houdt de herinnering aan haar tante Trudie graag levend. ‘Zo bescheiden over zichzelf had zij niet hoeven zijn. Mijn tante beschikte niet alleen over een innemend gevoel voor humor maar was bovendien een uitzonderlijk begaafd iemand, vooral in het observeren van mensen.’ Beide fondsen, die zijn ingesteld bij het Amsterdams Universiteitsfonds, verlenen beurzen aan studenten en promovendi. De doelstelling is ruim omschreven, wel zijn enkele accenten gelegd die niet toevallig zijn gekozen. Bij het naar Madeleine vernoemde fonds gaat het om reisbeurzen, uit het Julia-fonds kunnen ook subsidies worden verleend voor wetenschappelijk onderzoek, met name aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid. ‘Madeleine hield van reizen, mijn oma reisde zich een slag in de rondte om überhaupt te kunnen studeren’, aldus Prins. ‘Reizen is een constante in de familie en tante Trudie was zich ervan bewust hoe belangrijk het kan zijn om voor je studie te moeten reizen.’ De rechtenfaculteit wordt vanzelfsprekend genoemd vanwege de professionele achtergrond van Julia Jaarsma-Adolfs. Weet Janine Prins of haar tante nog een specifieke wens koesterde voor de besteding van haar nalatenschap? ‘Buiten de geformuleerde doelstellingen – nee. Ja, toch, één ding. Ze was zuinig, maar noemde dat zelf zorgvuldig, selectief. Op die manier zou ze haar geld besteed willen zien, aan de harde werkers, niet aan de flierefluiters. En over het fonds dat haar dochters naam draagt, zei ze: “Ze moeten er wel een beetje lang mee doen.”’
QUARKS In de ruim geformuleerde doelstelling is de invloed zichtbaar van oud-notaris Ruud van Helden, zelf ook UvA-alumnus. Op de vraag of hij behalve over de doelstelling ook heeft meegedacht over de bestemming van het vermogen van Trudie Vervoort-Jaarsma, antwoordt hij: ‘Wie dat denkt, overschat de invloed van de notaris. Mensen bepalen zelf wat ze met hun geld doen, en zo hoort het ook. Je kunt alleen adviseren om de zaak niet te veel te versnipperen en de doelstelling ruim te formuleren.’ Waarom ruim? Als iemand aan een heel specifiek doel wil nalaten, is dat toch prima? ‘Uiteindelijk vaak niet. De maatschappij verandert en de wetenschap ook, je weet nu niet wat er over twintig, dertig jaar nodig is. Geef de ruimte voor nieuwe ontwikkelingen. Wie had zestig jaar geleden gehoord van onderzoek naar quarks? Daarom adviseer ik altijd: formuleer de doelstelling zo breed mogelijk. Als je vertrouwen hebt in het goede doel waaraan je geeft, geef het bestuur dan de vrijheid om te bepalen aan welke specifieke projecten je geld wordt besteed.’
Madeleine Vervoort
De onafhankelijke positie van het bestuur van een goededoelenstichting is daarom cruciaal, zegt Van Helden. ‘Universiteitsbestuurders zitten een aantal jaar, hebben hun eigen speerpunten en zijn verantwoordelijk voor een dekkende begroting. Die moet je niet vrijelijk laten beschikken over de middelen die particuliere schenkers opbrengen. Het onbezoldigde bestuur van het Amsterdams Universiteitsfonds is ongevoelig voor de waan van de dag en let erop dat de gelden worden besteed conform de eigen statutaire doelstellingen en de wensen van de gever.’
‘ AFGESTUDEERDEN MOETEN STILSTAAN BIJ WAT HUN OPLEIDING BETEKENT VOOR HUN VERDERE LEVEN’ Heeft de universiteit zelf dan niets met de fondsenwerving van doen? Jawel: de UvA investeert in alumni beleid en fondsenwerving, wat onder meer resulteert in een toename van de inkomsten. Actief vragen werkt, zo geeft alumnus Economie Victor Halberstadt aan. Hij stelde een Fonds op Naam in bij het Amsterdams Universiteitsfonds met als doelstelling de verstrekking van studiereisbeurzen aan promovendi Economie. Halberstadt, die in 1964 aan de UvA afstudeerde en later vier decennia aan de Universiteit Leiden was verbonden als hoogleraar Openbare financiën, stelde eerder al een fonds in bij de Universiteit Leiden. Waarom deed hij vervolgens hetzelfde in Amsterdam? ‘Heel simpel: omdat het mij werd gevraagd.’ Tijdens een universitaire gelegenheid stond hij te praten met universiteitshoogleraar Henk van Os en toenmalig collegevoorzitter Louise Gunning, die hem de suggestie aan de hand deed. Het was precies vijftig jaar geleden dat hij afstudeerde aan de UvA, een mooie aanleiding om iets terug te geven. ‘Henk heeft net een Fonds op Naam ingesteld, zei Louise. Zou dat niet ook iets voor jou zijn? Dat wilde ik wel, ik geloof erg in giving back.’ Halberstadt vindt dat afgestudeerden uitdrukkelijker moeten stilstaan bij wat hun opleiding betekent voor hun verdere leven. ‘Juist daarom zijn wij de eigen universiteit veel verschuldigd.’ Bovendien heeft de staat bijna alle studiekosten gedragen. ‘Dan zegt menigeen: daarom betaal ik toch belasting? Dat is een verkeerde redenering. Wij zijn gewoon bevoorrecht omdat de samenleving onze opleiding mogelijk heeft gemaakt. Ik vind daarom dat – ieder naar vermogen – terug moet geven aan de eigen universiteit. Dat moet ook in Nederland heel normaal worden.’ •
Geven en nalaten aan de wetenschap en de universiteit begint al met de oprichting van het Athenaeum Illustre in 1632, voor en door de gegoede burgerij en kooplieden van Amsterdam. Tal van private schenkingen vinden vanaf dat moment hun weg naar de universiteit. In 1889 wordt een grote inzameling gehouden voor de bouw van een aula bij de Oudemanhuispoort. Het inzamelingscomité, een groep hoogleraren onder leiding van rector magnificus Jan Carel Matthes, is nog maar net begonnen met werven onder Amsterdamse burgers en alumni van de universiteit, of er komt onverwacht een gift binnen die zo groot is dat de bouw in een keer kan worden gefinancierd. Tabakshandelaar Rudolf Lehmann schenkt het benodigde bedrag van 40.000 gulden, met als voorwaarde dat de nieuwe aula wordt gebouwd ter herinnering aan zijn overleden broer Leopold, die hoogleraar Verloskunde was. Om de overige gelden die inmiddels al waren opgehaald met deze succesvolle wervingsactie ook een nuttige bestemming te geven, wordt op advies van de Amsterdamse burgemeester Van Tienhoven de Amsterdamse Universiteits-Vereniging (AUV) opgericht. Hij ziet in dat de destijds gemeentelijke universiteit behalve de stad ook vrienden nodig heeft om op te komen voor de belangen van de instelling en om aanvullende financiering te bieden voor leerstoelen, studiebeurzen en onderwijsvoorzieningen. Rector Matthes, die de eerste voorzitter wordt van de nieuwe vereniging, roept de ‘nijvere kooplieden, wakkere burgers en oud-studenten’ op om ‘steunpilaren der stedelijke Universiteit te zijn’. Anno 2016 is er niets nieuws onder de zon. Ook de Stichting Amsterdams Universiteitsfonds, zoals het voormalige AUV-Fonds tegenwoordig heet, werft onder alumni en vrienden van de universiteit om extra’s mogelijk te maken waarin de overheidsfinanciering niet voorziet. Uit de beschikbare middelen worden uitkeringen gedaan voor onderzoek, studie- en reisbeurzen, academisch-cultureel erfgoed en studentenvoorzieningen. De afgelopen jaren keert het universiteitsfonds gemiddeld ongeveer een miljoen euro per jaar uit aan toekenningen. Meer over de historie van fondsenwerving ten behoeve van de universiteit is te lezen in het boek van Rogier Overman over de geschiedenis van de AUV, Een welkom academisch gezelschap. Geschiedenis van de Amsterdamse Universiteits-Vereniging 1889-2007 (Aksant, 2008). •