NR. 1 2018
ALUMNIMAGAZINE VAN DE UNIVERSITEIT LEIDEN
Leidraad
17
Neerlandica Janice Deul zet zich in voor meer diversiteit in de modewereld en de creatieve industrie. Het levert pittige discussies op op plaatsen waar ze haar pleidooi voert. Het tij begint ten goede te keren, vindt de Leidse. Een interview over haar studietijd en de kansen van diversiteit.
D
at Janice Deul (1962) koos voor een studie in Leiden, lag voor de hand. De Rotterdamse van geboorte g roeide op in A lphen aan den Rijn, vierde op haar v ijftiende 3 oktober en ging in de Leidse V&D leuke jongens spotten. ‘De roltrap op en af, haha.’ Later zou ze bij h etzelfde warenhuis haar eerste bijbaantje hebben en vond ze in Leiden haar eerste vriendje. ‘Ik hield dus al van de stad. En de universiteit, dat was toch iets heel bijzonders. Ik heb dat, ook al studeerde mijn broer in Amsterdam, toch altijd als dé universiteit in Nederland ervaren. Ik weet nog goed, het openingscollege met de rector magnificus Ton Kassenaar. Hij zei: “Kijk goed links en rechts van u; de kans bestaat dat u naast de toekomstige minister-president zit. U bent de crème de la crème van Nederland.” Best elitair, maar s tiekem gaf dat wel een heerlijk gevoel.’
Voelde je je geen eenling in Leiden? ‘Ik was wel verlegen tijdens mijn studietijd, maar nooit onzeker. En nogal braaf. Aanvankelijk zat ik op Quintus in een echt schreeuwmeidendispuut. Kwam er op borrelavonden weer een blad bier voorbij met één glas jus. Dat was dan voor mij. Dat vonden ze wel f unny. Maar ik voelde me er al met al toch niet op m’n plek, dus na een paar jaar stapte ik over op een ander dispuut: Cassis. Ook meiden met een grote mond, maar met een klein hartje. Ik had het op Quintus best naar m’n zin. Net als in mijn studie; ik had een leuke groep docenten: Ton Anbeek, Frits van Oostrom, Ludo Jongen, maar ik was het meest gecharmeerd van Peter van Zonneveld. Toch ben ik altijd wel een beetje anders dan de rest geweest. Ik beweeg mezelf makkelijk in allerlei sociale omgevingen, vind het leuk om nieuwe mensen te leren kennen. Maar uiteindelijk heb ik toch iets van een loner. Da’s altijd al zo geweest. En dat bevalt me best.’
Je kwam er met je Surinaamse wortels in een witte wereld terecht. ‘Ja, en zeker bij de vakgroep Nederlands, daar liep enkel een half Indonesisch meisje rond. Ook op Quintus was ik het eerste zwarte meisje. Ik viel dus wel op, ook in de stad. Maar ik wist niet anders hoor. In Alphen was het ook al zo geweest. Het heeft me nooit belemmerd. Ik kreeg van huis uit mee: werk hard, doe je best, dan kom je er wel. Heel eenvoudig. Dat p akte voor mijn vader en moeder goed uit, ook voor mijn broers en zus, en voor mij dus. Ik heb mijn afkomst nooit verloochend, me voor m’n gevoel nooit anders hoeven gedragen om in het plaatje te passen. Ik was altijd mezelf. Net als mijn ouders en de rest van ons gezin. Van huis uit kreeg ik nog iets belangrijks mee: hou van jezelf. Een mooi credo. En niet tegen d ovemansoren gezegd. Ik ben dol op mezelf, en vind dat iedereen dat gevoel over zichzelf zou moeten hebben.’
Met die basis stapte je na je studie dus de wereld van de glossy’s in… ‘Ja, en ook dat was weer een compleet w itte wereld. Dat viel me niet op doordat ik mijn eigen weg er gemakkelijk in vond. Ik was mede door mijn achtergrond een uitstekende eindredacteur, ook al zullen weinig mensen hebben geweten dat ik heb gestudeerd. Dat heb ik nooit van de daken geschreeuwd, omdat een academische achtergrond in de bladenwereld de indruk kan wekken dat je minder creatief zou zijn. Ik schakelde van opiniebladen naar computer magazines en glossy’s, die ik uiteindelijk het allerleukst vond. Later ging ik ook zelf schrijven. Ik had het prima naar m’n zin, onder meer als eindredacteur van het personalityblad van Annemarie van Gaal, AM Magazine, dat redactie hield in de P.C. Hooftstraat. De c hampagne stond steevast koud. Een campagne van de overheid om de media diverser te maken in de jaren negentig ging aan me