accent
Taal
Werkschrift 3A Correctiesleutel Jeroen Reumers Virginie Thielemans Vincent Verhelst Rien Broere
Coรถrdinatie Erwin Lenaers
Met medewerking van Leen Bresseleers Ides Callebaut
Tijd voor Taal accent Taal 3 bestaat uit: - Werkschrift A en B - Werkschrift A en B correctiesleutel - Z-schrift A en B - Z-schrift A en B correctiesleutel - Taalboek A en B - Handleiding A en B - Toets- en Remediëringsmap - Set wandplaten - Klasbib - Bordboek Plus - Bingel.be - methodesite: www.tvtaccent.be
Tijd voor Taal accent Taal - Werkschrift 3A correctiesleuetel Jeroen Reumers, Virginie Thielemans, Vincent Verhelst en Rien Broere Met medewerking van: Leen Bresseleers en Ides Callebaut Coördinatie: Erwin Lenaers Omslagontwerp: Nancy Kers en Karttouch Lay-out: CAT en Lieve Lenaerts Zetwerk: Lieve Lenaerts Tekeningen: Claeys Brothers en Nancy Kers
Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken. In België beschermt de auteurswet de rechten van die mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toelating te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be. De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Diegenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te melden. © Uitgeverij Van In, Wommelgem, 2013 Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever.
Eerste druk, eerste derde bijdruk bijdruk 2015 2015 ISBN 978-90-306-5657-9 978-90-306-5610-4 D/2013/0078/149 D/2013/0078/150 Art.nr. 513900/02 513836/04 NUR 191
Tijd voor Taal accent Les 1a: De eerste schooldag
Je luistert naar een verhaal en denkt na over de hoofdpersonages, wat je te weten gekomen bent en wat je ervan vindt.
Los de volgende vragen op. 1 Wie is het hoofdpersonage?
Malus
2 Waarom wordt er vreemd gereageerd op Malus?
Omdat er een appelboom op zijn hoofd groeit.
zou Malus zich voelen als hij de klas binnenstapt? 3 Hoe vrolijk bang verlegen nieuwsgierig onzeker zelfzeker
eigen invulling
4 Hoe reageren de klasgenoten van Malus? Ze zijn verdrietig om Malus. Ze zijn boos op Malus. Ze lachen met Malus. Ze vinden het probleem van Malus niet erg.
eigen invulling
vind je leuk? 5 Wie Freya: “Hé, er zit een kat in je kruin.” Meester Piet: “Maar we zijn allemaal een beetje anders, niet?” Meisje met krullen: “En jij hebt een knoert van een neus, meester.” Jongen met sproeten: “Mijn vader heeft een moedervlek op zijn achterste.” Meisje met beugel: “Sja, dat iss waar.” heb jij anders dan de kinderen in je klas? 6 Wat
eigen invulling
eigen invulling
Wat is een hoofdpersonage?
Het hoofdpersonage is de belangrijkste figuur uit het verhaal. In het boek
is
het hoofdpersonage.
Thema 1: Gewoon anders • Les 1a
3
Tijd voor Taal accent Les 1b: Een appelboom op je hoofd
Je bespreekt je eigen Malus. Achteraf bespreken we wat echt kan en wat niet.
Kleef op het einde van het thema jouw Malus hier.
DEED IK HET GOED?
Hoe was mijn spreekopdracht? Kleur groen wat goed ging, kleur rood waar je de volgende keer nog aan moet werken.
4
Dit vond ik:
Dit vond mijn groep:
Ik sprak luid genoeg.
Ik sprak vlot (geen euh).
Ik sprak duidelijk.
Ik heb goede zinnen gemaakt.
Ik liet weinig stiltes vallen.
Ik vertelde wat ik anders heb.
Ik vertelde wat wel kan.
Thema 1: Gewoon anders • Les 1b
Tijd voor Taal accent Les 2: Het Appeljongetje
Je leert dat een tekst uit een inleiding, een midden en een slot bestaat.
Hoe is een verhaal of tekst opgebouwd? Een verhaal bestaat meestal uit drie delen: 1 een inleiding: je maakt kennis met de personages, het probleem, de plaats. 2 een midden: je leest wat er gebeurt, hoe het probleem wordt opgelost. 3 een slot: het einde. Kleef het krantenartikel in de juiste volgorde. Titel:
HET EERSTE NIEUWS
Inleiding: Het is weer 1 september en duizenden kinderen zitten weer op de schoolbanken. In het derde leerjaar zit er wel een heel speciale leerling, Malus; of beter gekend als het Kleef hier het juiste stukje tekst. Appeljongetje. Zoals zijn bijnaam het al zegt, is Malus geen gewone jongen. Het is een heel bijzonder iemand, hij is anders dan de anderen. Hij heeft namelijk een appelboom op zijn hoofd.
Midden:
eigen invulling
Malus vindt
Kleef hier het juiste stukje tekst. De leerlingen van zijn klas
Hoe is die boom daar terechtgekomen, vraagt u zich af? Kleef hierophet stukje tekst.groeiden de volgende Toen er op een zekere dag een appel zijnjuiste hoofd was gevallen, morgen twee groene blaadjes uit zijn haar. Ze groeiden zomaar uit zijn hoofd, precies op de plaats waar de appel was gevallen, wist Malus ons te vertellen. De blaadjes groeiden op tot een klein boompje.
Slot: Ondertussen is het boompje al even groot als hijzelf. Grijsgeleerde professoren van over de hele wereld zijn naar België overgevlogen om Kleef het juiste stukje tekst. wordt er wijzer van. Malus geregeld van kruin tot teenhier te onderzoeken, maar niemand Het Appeljongetje blijft voor iedereen een groot raadsel. Gelukkig ligt onze Appeljongen er niet wakker van, integendeel: hij voelt zich steeds beter in zijn vel.
Hij heeft meer last van de toeristen, die van over heel de wereld toestromen. Er zijn Kleef hier het juiste stukje tekst. ondertussen al kraampjes met Malus-foto’s, T-shirts, posters, petjes, poppen … Het is een echte rage!
Thema 1: Gewoon anders • Les 2
5
Tijd voor Taal accent Les 3: Schone Toon
Je leest een gedicht en denkt erover na, bv. wat vind ik ervan?
Voor ik een tekst lees, kijk ik eerst naar: - - - -
de titel de prent de schrijver de tekst zelf
(Waarover zou het verhaal gaan?) (Kom ik iets meer te weten?) (Las ik al eerder iets van deze schrijver?) (Herken ik de tekst als een verhaal, een gedicht ‌?)
Dan pas ga ik aan het lezen.
Los de volgende vragen op. 1
Wie is de hoofdpersoon?
Toon 2
Waarom is hij anders?
Er groeit een appelboom op zijn hoofd. 3
Maak deze mannetjes: schoon
4
eigen invulling
vuil
smerig
Schrijf twee dingen op die Toon anders doet dan jij.
bv. Hij wast zich tien keer per dag. Hij wast zich op straat. 2 1
6
Thema 1: Gewoon anders • Les 3
Tijd voor Taal accent 5
Kruis de tekening aan die het best bij het gedicht past. aankruisen
een kruisje zetten bij
6
Shel Silverstein schrijft altijd grappige gedichten. Wat vind je grappig aan dit gedicht?
eigen invulling
7
Zou jij bij Toon op bezoek gaan? Waarom wel/niet?
8
Ja
Nee
eigen invulling
De boeken van Shel Silverstein zijn heel populair. Hoe zou dat volgens jou komen?
eigen invulling
Thema 1: Gewoon anders • Les 3
7
Tijd voor Taal accent Les 4: Op restaurant
Je leert wat je moet doen als je een woord niet begrijpt.
1
Kleur de woorden die je helpen om de vette woorden te begrijpen. Luc had de vaat nog steeds niet gedaan. Hij moest slechts vier borden en twee kopjes afwassen. Maar toch bleef de afwas staan.
De auto van de buren heeft een stinkende uitlaat. Als ik vlak achter de pijp sta, moet ik vreselijk hoesten. Bovendien zijn die gassen erg schadelijk.
2
Hoe ben je de betekenis van het woord te weten gekomen? Kleur. lava
eigen invulling
Ken ik zelf. Mijn buur wist het. De meester of juf hielp. Het woordenboek of de pc hielp. mango Ken ik zelf. Mijn buur wist het. De meester of juf hielp. Het woordenboek of de pc hielp. kroonprins Ken ik zelf. Mijn buur wist het. De meester of juf hielp. Het woordenboek of de pc hielp. adamsappel Ken ik zelf. Mijn buur wist het. De meester of juf hielp. Het woordenboek of de pc hielp.
8
Thema 1: Gewoon anders • Les 4
Tijd voor Taal accent 3
Splits in gekende delen. Gebruik minstens twee kleuren. Vertel daarna aan je buur wat het woord betekent.
k o f f i e z e t a p p a r a a t w i n d m o l e n w i n d m o l e n p a r k p o l i t i e v o e r t u i g v r a c h t w a g e n c h a u f f e u r w i n k e l d e t e c t i v e o v e r z e t b o o t
Kijk eens goed naar dit woord: voorleesboek. Dit woord is gemaakt van drie woorden: voor + lees + boek.
Thema 1: Gewoon anders • Les 4
9
Tijd voor Taal accent 4
Leg uit wat elk vet woord wil zeggen. Noteer het op de lijntjes. Duid aan hoe je het vond.
uitleggen
iets duidelijk maken, doen begrijpen
“Niet over stuurboord, maar over bakboord”, riep de kapitein. Ik gooide het touw dus links overboord en haastte me naar de stuurhut. “Kom op”, zei de kapitein, “Het is tijd voor een stevige maaltijd.”
stuurboord Ik heb het gevraagd. De uitleg staat in de tekst. Ik heb het opgezocht. Ik wist het al. Ik zie het in het woord.
de rechterkant van een boot
bakboord Ik heb het gevraagd. De uitleg staat in de tekst. Ik heb het opgezocht. Ik wist het al. Ik zie het in het woord.
de linkerkant van een boot
stuurhut
ruimte waar de boot wordt bestuurd
10
Ik heb het gevraagd. De uitleg staat in de tekst. Ik heb het opgezocht. Ik wist het al. Ik zie het in het woord.
Thema 1: Gewoon anders • Les 4
Tijd voor Taal accent Les 5: Juist lezen
Vragen en opdrachten na de A-tekst Wat is een samenstelling? We bedenken niet voor elk nieuw ding een nieuw woord. Soms plakken we twee of meer bestaande woorden aan elkaar. Zo krijgen we een nieuw woord. We noemen zo’n woord een samenstelling. Bv. voetbal, handdoek, politiekantoor ...
1
Kijk naar de tekeningen. Het woord van tekening 1 vul je in bij nummer 1 van de puzzel.
➀
➀ ➁ ➂ ➃ ➄ ➅ ➆ ➇ ➈ ➉
➁
➂
➃
➄
p o s t z e g e v o o r d e u r k p a k m e l k r u i w a g e k a p s t o k g o u d v i s b r o o d m e s r e k e n s o m k o e i e n s t s c h e e n b e
➅
➆
➇
➈
➉
l n
a r t e n a
In de witte vakjes staat een woord. Als je dat leest, weet je dat Bas later 2
politieman
wil worden.
Doe zoals in het voorbeeld. bv. Dit straatnaambord is blauw met wit. Je zult vooruitgaan als je oefent. Er staan 22 spelers op het voetbalveld. Leg deze badhanddoek maar boven op die stapel. Een klap met een bokshandschoen kan behoorlijk pijn doen. Thema 1: Gewoon anders • Les 5
11
Tijd voor Taal accent Vragen en opdrachten na de B-tekst 1
Kleur de woorden net als grappig blauw. Kleur de woorden net als moeilijk groen. Kleur de woorden net als straat geel. Kleur de woorden net als laatst rood. Eigenlijk is tien euro voor een fiets best goedkoop. Op het heetst van de dag zwem ik heerlijk in de zee. Eerlijk gezegd vind ik spruitjes de minst lekkere groente. Als je dorst hebt, is het verstandig heerlijk helder water te drinken. Waarschijnlijk is het verstandig eerlijk te zijn. “Ik ben streng maar eerlijk”, zei de juf op haar allerliefst.
2
Wies moet boodschappen doen. Het lijstje is in de war geraakt. Kijk naar de tekeningen en vul in het rooster in wat ze moet kopen.
➀
➁ ➀
1 blikje
➁
1 potje
➂
2 zakken
➃
1 doos
➄
2 flessen
➅
1
➆
1 stuk
➇
1
➈
1 tros
➉
1 tube
➂
a a c e l t k t d t
➃
p h i i o a a r a n
a p i e m m a a u n
➄
e p r o a s r i d n
➅
a l s e n a
➆
➇
➈
➉
s m
o
e
s
n a d e t
t v e n p a s t a
Als je de letters in de gekleurde vakjes leest, weet je wat Wies krijgt als ze de boodschappen heeft gedaan: 12
appeltaart Thema 1: Gewoon anders • Les 5
Tijd voor Taal accent Vragen en opdrachten na de C-tekst 1
Schrijf de woorden in de juiste kolom. Let op de eindklanken: -elen, -eren, -enen. Onze hond kan kwispelen en tegelijk met zijn oren wapperen. Tijdens het winkelen mag je je boodschappen nog niet openen. Bij het timmeren is het slim de spijkers goed recht te houden. Oude mensen lopen tijdens het wandelen soms hardop te mompelen. Als ik klaar ben met rekenen, mag ik de antwoorden niet meer veranderen. Mijn vader gaat mopperen als wij op de stoep huppelen. We tekenen kippen die kakelen.
wapperen timmeren veranderen mopperen
2
kwispelen winkelen wandelen mompelen huppelen kakelen
openen rekenen tekenen
Alle woorden hangen aan elkaar vast. Zet een streepje tussen de woorden. Eigenlijkzouikhetliefstonmiddellijkstoppenmetdezezin. Benjijweleenszovrolijkgeweestdatjemoesthuilenvanhetlachen? Alsjeallewoordenaanelkaarschrijftkrijgjenatuurlijkonleesbarezinnen. Morgenisvandaagalweergisterenmaargisterenwasvandaagnogmorgen. Vindjedezeoefeningmakkelijkoftochwelmoeilijk?
Thema 1: Gewoon anders • Les 5
13
Tijd voor Taal accent Les 6: Malus-tentoonstelling
Je leert hoe je een taalkaart moet gebruiken om iemand te beschrijven.
beschrijven
vertellen hoe iets of iemand is of eruitziet
Voor ik schrijf, denk ik na. - Wat is de bedoeling? Bv. Wil ik iets uitleggen, een verhaal schrijven ...? - Welke tekst kies ik daarvoor het best? Bv. Wordt het een brief? Een verhaal? ... - Waarover ga ik schrijven? Bv. Wie wordt het hoofdpersonage? ... - Wie leest straks mijn tekst? Ikzelf? (Oef. Dan lig ik niet wakker van een foutje meer of minder!) Iemand anders? (Oei. Dan schrijven we het best foutloos.)
VOOR
Dan pas ga ik aan de slag.
eigen invulling Opdracht
Ik moet mijn Malus beschrijven en erover vertellen.
Ideeën verzamelen
Verzamel woorden die je kunt gebruiken om je Malus te beschrijven.
Malus
Selecteren
14
Kleur de woorden en ideeën die je gaat gebruiken groen.
Thema 1: Gewoon anders • Les 6
TIJDENS
Tijd voor Taal accent
Uitschrijven
Beschrijf je Malus. Gebruik je groen gekleurde woorden. Titel: Beschrijving:
Waarom is het mijn Malus?
NA
Omdat
Evaluatie: nakijken en verbeteren
Kijk na en verbeter indien nodig in het groen: Hoofdletters en leestekens (. ? !) Ik heb de gekleurde woorden gebruikt. Ik denk aan wat ik geleerd heb in de les spelling:
Laat de tekst verbeteren door de leerkracht. Schrijf hem dan mooi en foutloos over op een blad.
Thema 1: Gewoon anders • Les 6
15
Tijd voor Taal accent Les 7: Wie is Piep?
Je leert iemand voorstellen.
Dit is mijn werkpuntje van blz. 4:
.
Kleef hier je identiteitskaart.
DEED IK HET GOED?
Hoe was mijn spreekopdracht? Kleur groen wat goed gegaan is, kleur rood waar je de volgende keer nog aan moet werken.
Dit vond ik:
Dit vond de juf/meester:
Ik sprak duidelijk: luid en traag genoeg.
Ik keek naar de luisteraars.
Ik ben goed bij de boodschap gebleven.
Luisterden de anderen geboeid?
Mijn werkpunt
TIPS bij het spreken - Spreek traag en duidelijk. - Blijf bij de boodschap. (Zeg enkel wat je vooraf van plan was.) - Kijk je luisteraars aan.
16
Thema 1: Gewoon anders • Les 7
Tijd voor Taal accent Les 8: Het alfabet
Je oefent het alfabet en leert het gebruiken om woorden te ordenen.
1
Schrijf de letters van het alfabet in de vakjes.
A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
klinkers medeklinkers
Hoe noemen we de letters in de paarse vakjes? Hoe noemen we de andere letters? 2
Daag je buur uit om in vijf minuten bij elke letter een ding te schrijven. Wie vindt er de meeste? A
eigen invulling N
B
O
C
P
D
Q
E
R
F
S
G
T
H
U
I
V
J
W
K
X
L
Y
M
Z
Thema 1: Gewoon anders • Les 8
17
Tijd voor Taal accent 3
Rangschik de woorden alfabetisch. walvis – dolfijn – haai – orka – inktvis
dolfijn haai inktvis orka walvis mug – vlieg – kever – luis – bij
bij kever luis mug vlieg
18
beer – giraf – tijger – luipaard – olifant
beer giraf luipaard olifant tijger havik – mus – gier – zwaluw – kraai
gier havik kraai mus zwaluw
Thema 1: Gewoon anders • Les 8
Tijd voor Taal accent 4
Welke letter ontbreekt? Vul achteraan in. I N J V M Z
S
M Z Y A F U G X L B R S I V D E W H Q K N J O P C
T
Y A F D E X G U L B K O P C W H Q R T
5
Kleur de klinkers die mogelijk zijn.
G2
6
A1
A1
A1
A1
E1
E1
E1
E1
I 1 L2
K1
I 1 S2
W2
I 1 N1
D3
I 1 T2
O1
O1
O1
O1
U1
U1
U1
U1
Wie kan het alfabet het vlugst noteren van achter naar voor?
z y x w
v u t s r q p o n
m l
i h g f e d c b a
k j
‌ en de winnaar is:
Thema 1: Gewoon anders • Les 8
19
Tijd voor Taal accent Les 1: Een tekening in stapjes
Je leert een stappenplan lezen en uitvoeren. Je leert woorden herkennen die een volgorde aanduiden.
Teken hier je dier. Juiste volgorde:
2 4 3 1
In de tekst staan verschillende woorden die iets zeggen over de volgorde. Noteer ze hier.
Ken je zelf nog zulke woorden? Schrijf ze hier.
-
-
- - -
Eerst Daarna Vervolgens Ten slotte
-
bv. erna hierna
- -
Kleur het passende bolletje. Dit was een fluitje van een cent.
20
Het was een beetje moeilijk, maar het lukte wel.
Deze opdracht kostte me bloed, zweet en tranen. Thema 2: Allemaal beestjes • Les 1
Tijd voor Taal accent Les 3: Knutselen maar!
Je leert zelf een instructie schrijven bij een knutselopdracht.
eigen invulling
de instructie
uitleg hoe je iets moet doen of maken
de zender
degene die de boodschap stuurt
de ontvanger
degene die de boodschap krijgt
Ken jij deze vier soorten zinnen? Eek! Een muis!
Hoe heet jij, muisje?
Ga weg, muis!
de uitroep
de vraag
het bevel
De muis is weg.
de mededeling
VOOR
Knutselopdracht 1 Nadenken over
1 De zender is
Verzamelen en selecteren
2 Bekijk de prenten. Wat moet de lezer doen? Kruis aan. Wat heeft de lezer nodig? Vul aan.
.
De ontvanger is Ik leg uit hoe hij/zij een knutselwerk moet maken.
Gebruik in je zin:
■ knip ■ plak ■ teken ■ vouw ■ scheur ■ kleur ■ niet Thema 2: Allemaal beestjes • Les 3
.
Nodig:
→ → → → niets → niets → →
21
TIJDENS
Tijd voor Taal accent
Uitschrijven
Zo maak je een
. Dit heb je nodig: - papier - - -
22
Thema 2: Allemaal beestjes • Les 3
NA
Tijd voor Taal accent
Controleren
Kijk je werk na. Kruis aan als het oké is. Ik heb bij elke tekening iets geschreven. Ik heb alle nodige materialen opgelijst. De lezer kan het figuurtje maken. Het is duidelijk. Ik heb mooi geschreven. Ik heb gedacht aan wat ik in spelling leerde:
VOOR
Knutselopdracht 2 Nadenken over
1 De zender is
Verzamelen en selecteren
2 Bekijk de prenten. Wat moet de lezer doen? Kruis aan. Wat heeft de lezer nodig? Vul aan.
.
De ontvanger is Ik leg uit hoe hij/zij een knutselwerk moet maken.
Gebruik in je zin:
■ knip ■ plak ■ teken ■ vouw ■ scheur ■ kleur ■ niet Thema 2: Allemaal beestjes • Les 3
.
Nodig:
→ → → → niets → niets → →
23
TIJDENS
Tijd voor Taal accent
Uitschrijven
Zo maak je een
. Dit heb je nodig: - papier - - -
24
Thema 2: Allemaal beestjes • Les 3
NA
Tijd voor Taal accent
Controleren
Kijk je werk na. Kruis aan als het oké is. Ik heb bij elke tekening iets geschreven. Ik heb alle nodige materialen opgelijst. De lezer kan het figuurtje maken. Het is duidelijk. Ik heb mooi geschreven. Ik heb gedacht aan wat ik in spelling leerde:
Thema 2: Allemaal beestjes • Les 3
25
Tijd voor Taal accent Les 4: Naam-woorden
Je leert dat er woorden zijn die naar een dier, een persoon, een plant of een ding kunnen verwijzen. Bij die woorden kan ‘de’ of ‘het’ staan. Ze kunnen in het enkelvoud of in het meervoud staan. Die woorden noemen we naamwoorden.
Wat zijn zelfstandige naamwoorden? Zelfstandige naamwoorden zijn woorden die een naam geven aan personen, dingen, planten, dieren … personen → papa, directeur, Carlos, juf, Anna ... dingen → kast, lijm, deur, schaar ... planten → cactus, eik, roos ... dieren → hond, schaap, dinosaurus ...
1
Vul aan met naamwoorden. Schrijf er waar mogelijk de of het bij.
personen
dieren
planten
dingen
bv. Jan bv. de tijger bv. de boom bv. de schaar de bakker de hamster de bloem de kast de juf de aap de struik de pen
p –
m
–
– kalkoen
– kalkoen
tlampje – b loe
–
m
ol ko
ch na
ol ko
het
l – toetsenb or d
ch na
tlampje – b loe
26
l – toetsenb or d
de
stemvor k– lu – p a r t a
ie dw an
stemvor k– lu – p a r t a
ie dw an
p
De-woorden of het-woorden? Welk lidwoord past? Verbind met een lijntje.
–
2
Thema 2: Allemaal beestjes • Les 4
Tijd voor Taal accent 3
Welke verschillen zie je? Omcirkel ze.
A
B
Omdat je lekkere oren hebt, hond.
Hé, man, waarom bijt je me?
Hé, Bob, waarom bijt je me?
Omdat je lekkere oren hebt, Rudi.
Mijn hond heet Bas.
Wat is een eigennaam? Mijn naam is Ides. Hoe heet jij? We hebben allemaal een eigen naam. Die schrijven we met een hoofdletter. Ook dieren, dingen of plaatsen hebben soms een eigen naam. Die eigennamen schrijven we ook met een hoofdletter. Bv. Mijn hond heet Bas. Mijn lijm heet Pritt. Ik woon in de stad Brussel. 4
Zet een kruis: een persoon blauw, een plant groen, een dier rood, een ding geel.
de worst de brievenbus
de kruiwagen
de tulp de waterslang de cd
het varken de nachtegaal
de kersenboom
het meisje de balpen
de koning
de broek de dief de wolf
Thema 2: Allemaal beestjes • Les 4
de tandem
27
Tijd voor Taal accent 5
6
7
Zet deze woorden in het meervoud. een kous
→ zeven
een boek
→ veel
een stoel
→ twee
een beer
→ zes
kousen boeken stoelen beren
Nog meer! Zet ook deze woorden in het meervoud. een wekker
→ honderd
een kussen
→ negentien
een beker
→ twaalf
een deken
→ acht
wekkers kussens bekers dekens
Welk verschil zie je tussen de meervouden van oefening 5 en die van oefening 6? Bespreek het met je buur!
Wat betekent ‘meervoud’? Aan zelfstandige naamwoorden kun je horen en zien of het om eentje (enkelvoud) gaat of om meer (meervoud). Bv. boom – bomen, bed – bedden, meisje – meisjes ...
8
Ga op zoek naar een woord dat past.
bv. J I T T E Ik ben een woord van vijf letters. Ik ben een persoon. Ik ben een naam.
bv. K A S T E N Ik ben een woord van zes letters. Ik ben een meervoud. In het enkelvoud ben ik een de-woord. Ik ben een ding. 28
Thema 2: Allemaal beestjes • Les 4
Tijd voor Taal accent Les 5: Juist lezen
Vragen en opdrachten na de A-tekst 1
Lees de zin. Hoor je een woord met een korte klank dat langer gemaakt werd (zatte vette kippen stoppen bussen)? Kleur dan dat woord. De regen valt met bakken uit de hemel. Ik trommel graag op potten en pannen. Er rent een kudde schapen door de plassen. Er vallen nooit groene vlokken sneeuw, altijd witte.
2
Weet jij over welke dieren het gaat? Schrijf het eronder. Deze dieren rennen niet vaak. Maar ze wonen wel in rennen. Rennen zijn een soort hokken. Deze dieren liggen niet als ze slapen. Ze slapen op stokken. Liggen doen ze niet, maar leggen wel. Wat ze leggen kun je koken of bakken. Mmm … lekker! Deze dieren zijn
kippen
.
Deze dieren hebben twee pootjes. Ze kunnen vliegen. Ze lopen niet, ze hippen. Hippen is een soort huppen. Ze pikken naar eten. Ze zitten vaak op takken. Ze zeggen: “Tsjilp”. Hun naam rijmt op kussen. Dit gaat over
mussen
.
Deze dieren hebben sikken. Die zitten onderaan hun kinnen. Ze kunnen goed klimmen. Het zijn mannetjes. Ze hebben horens op hun koppen. Ze dragen geen sokken of rokken. Ze wonen in hokken. Met iets lekkers kun je ze lokken. Dit zijn geen geiten, maar
bokken
Thema 2: Allemaal beestjes • Les 5
. 29
Tijd voor Taal accent Vragen en opdrachten na de B-tekst 1
Welk woord past in de zin? Kleur het. Wie zwijgt, zal niks zeggen zegen . De boeren koppen kopen twaalf kippen. Onze kapper kaper knipt je helemaal kaal. Die mannen manen schijnen ziek te zijn. Wie gaat de boodschappen hallen halen ? De kappers kapers vallen de boten aan. Krokodillen zijn beesten met grote bekken beken . Gelukkig zie je in bekken beken geen krokodillen.
2
Rebus Vul de woorden in en lees de zin.
➀
Wij
T R A P P E N
tegen
B A L L E N
.
➁ b=p
Soms moet je
a=i
P I L L E N
S L I K K E N
➂
pp = gg
B E D D E N 30
.
zijn om in te
L I G G E N
.
Thema 2: allemaal beestjes • Les 5
Tijd voor Taal accent Vragen en opdrachten na de C-tekst 1
Kleur de woorden waarbij de laatste letter in het meervoud verdubbelt. Bv. kip – kippen
2
Zoek in de puzzel hieronder de volgende woorden en geef ze een kleur. Soms loopt een woord door op de volgende lijn. mussen – bakkerij – dikke – snorren – bolle – zinnen – rollen – trappen – pittig – gekkie
d e z e z i n n e n w o o r d e n d i k k e s n o r r e n b l ij v e n b a k k e r ij p i t t i g o v e r r o l l e n o m e e n m u s s e n z i n g e k k i e m e e t r a p p e n t e b o l l e m a k e n Maak een zin met de woorden die overblijven.
Deze woorden blijven over om een zin mee te maken. Thema 2: Allemaal beestjes • Les 5
31
Tijd voor Taal accent Les 6: Dierengedichten
vergelijken
Je leert dat gedichten vaak over gevoelens gaan. Je leert dat een dichter vaak ‘speelt’ met woorden.
Wat is hetzelfde en wat is verschillend?
herlezen
opnieuw lezen
1
Verbind wat bij elkaar hoort.
kakelen
•
blaffen
•
grommen
•
piepen
•
• “Bah, wat een stom spel!” nu ga je je kamer opruimen en daarna • “En maak je je huiswerk en als je klaar bent, kun
je nog even mee de tafel dekken en dan is het tijd om te eten, dus vergeet niet je handen te wassen want anders zou je wel eens ziek kunnen worden van al die microben en … (blablabla)”
DIRECT NAAR JE KAMER! EN DURF • “GA EENS TEGENSPREKEN!”
•
“Ik … ik zal … het nooit … meer doen.”
Een dichter speelt graag met woorden. Dat doet hij bijvoorbeeld door te rijmen of te vergelijken.
2
3
32
Herlees het tweede gedicht. Kleur de woorden die volgens jou bij het gedicht horen.
eigen invulling
eenzaam
vrolijk
vervelend
speeltijd
huisdier
samen
ongelukkig
dromen
Herlees het gedicht ‘Goudvis’. Kleur de woorden die volgens jou bij het gedicht horen.
eigen invulling
klein
vrolijk
vervelend
speeltijd
huisdier
samen
ongelukkig
dromen
Thema 2: Allemaal beestjes • Les 6
Tijd voor Taal accent Les 7: Ik wil, ik wil …
discussiëren
Je leert discussiëren. Je leert goede argumenten geven.
een discussie voeren
de discussie
gesprek waarbij je gedachten uitwisselt en de ander probeert te overtuigen
het argument
een reden die je geeft om iemand te overtuigen
overtuigen
VOOR
iemand van gedachte doen veranderen door bepaalde argumenten te gebruiken
De juf of meester geeft je een letter A of B. Bereid je gesprek voor in je groep. A
eigen invulling
Je bent Kim, een jongen of meisje uit het derde leerjaar. Je zou graag een huisdier hebben. Je zult je papa of je mama nog moeten overtuigen. Welke argumenten ga je gebruiken? Schrijf er drie op. Mijn argumenten: Onderstreep je beste argument met groen. Denk al eens na over de reactie van je mama of je papa! B Je bent de mama of papa van Kim, die graag een huisdier zou hebben. Je vindt dat geen goed idee, en dat moet je Kim vertellen. Overtuig Kim dat hij/zij beter geen huisdier kan nemen. Welke argumenten ga je gebruiken? Schrijf er drie op. Mijn argumenten: Onderstreep je beste argument met groen. Denk al eens na over hoe Kim zal reageren!
Thema 2: Allemaal beestjes • Les 7
33
TIJDENS
Werk per twee: de ene is Kim, de andere is de mama of papa van Kim. Voer je gesprek. Wie heeft de beste argumenten (en krijgt dus zijn of haar zin)?
NA
Tijd voor Taal accent
Vul de zinnen aan. speelde Kim en
speelde mama of papa.
Er komt wel een geen huisdier omdat . Mijn argumenten waren goed redelijk slecht . De argumenten van mijn partner waren beter slechter . Mijn partner heeft goed niet goed naar mij geluisterd. Ik heb goed niet goed geluisterd naar mijn partner.
Wat is een discussie? Een discussie is een soort gesprek waarin iedereen kan uitkomen voor zijn mening en naar elkaar luistert. Meestal heeft een discussie een bepaald onderwerp. Bv. Is een gsm toegestaan op school? Tips voor een vlotte discussie - Laat de anderen uitspreken. - Luister goed en probeer de anderen te begrijpen. - Vraag het woord. - Geef goede argumenten. Vertel waarom jij iets denkt of vindt.
34
Thema 2: Allemaal beestjes • Les 7
Tijd voor Taal accent Van aap tot zebra ‌ Ken je het alfabet nog? Hou een wedstrijd met de klas. Wie binnen vijf minuten bij de meeste letters een dier heeft gevonden dat met die letter begint, wint! Veel plezier!
eigen invulling A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
Thema 2: Allemaal beestjes • Les 7
35
Tijd voor Taal accent Les 8: Verkleinwoorden
Je denkt na over het gebruik van verkleinwoorden.
1
2
Sorteer door te kleuren: -pje, -je, en -tje. droompje
zeefje
kabeltje
pluimpje
schoorsteentje
kalfje
zeepje
struikje
kleutertje
flesje
lepeltje
madeliefje
filmpje
schermpje
bootje
Vul bij de tweede tekening juist aan. het huis
de schoorsteen
de schotel het raam
de deur de poort de brievenbus
de tuin
het
het raampje
het tuintje 36
huisje
het schoorsteentje het schoteltje het deurtje het poortje het brievenbusje Thema 2: Allemaal beestjes • Les 8
Tijd voor Taal accent 3
Maak van de vette woorden een verkleinwoord. Wat verandert er aan de betekenis van de zin? Bespreek met je buur. Ik heb een boete gekregen van een agent.
agentje Papa heeft een fiets gekocht.
Bestaan er ook vergrootwoorden, meester?
fietsje Lieselotte leest een verhaal voor.
verhaaltje Een poes is een schattig dier.
poesje - diertje Bart kreeg van meester Walter een kus.
Bartje - kusje 4
Schrijf de tekst over, maar probeer het minder erg voor te stellen. Gebruik verkleinwoorden. Op het kruispunt in de Molenstraat reed ik met mijn fiets tegen een kleuter. De mevrouw die het zag gebeuren, verzorgde de kleuter. Ze plakte een pleister op zijn knie.
bv. Op het kruispunt in de Molenstraat reed ik met mijn fietsje tegen een kleuter. De mevrouw die het zag gebeuren, verzorgde de kleuter. Ze plakte een pleistertje op zijn knie.
Welke woorden veranderden? Kleur ze.
Wat zijn verkleinwoorden? Verkleinwoorden gebruik je om iets - kleins (Ik heb een leuk broertje.) - liefs (Wat ben jij toch een schatje!) - onbelangrijks (Het was maar een ongelukje!) aan te duiden.
Thema 2: Allemaal beestjes • Les 8
37
Tijd voor Taal accent Les 1: Een drieling!
Je leert een artikel uit een tijdschrift lezen. Je leert ook werken met het alfabet.
A We lezen een artikel uit een tijdschrift op blz. 25 in je taalboek.
2
een drieling die geboren is. Waar zijn de jongens geboren? in Gouda, Nederland
3
Teken wat ontbreekt.
1
Dit artikel gaat over
.
• • •
• • •
Dirk 4
6
zwaarst
Bas:
licht
Ernst:
zwaarder
Trek een juiste lijn.
•
• wenkbrauw
•
• sproeten
•
• misselijk
•
• kerngezond
“Misschien kunnen we wel voor het hele alfabet gaan!” Hoeveel kinderen moeten er dan nog geboren worden?
38
Ernst
Schrijf deze woorden op de juiste plaats: licht - zwaarder - zwaarst. Dirk:
5
Bas
23
Thema 3: De appel valt niet ver van de boom • Les 1
Tijd voor Taal accent B We oefenen het alfabet. 1
Welke letters ontbreken? Vul aan.
r 2
j u
e
c
Jij en je buur zeggen om de beurt een naam uit de klas. Schrijf hier de 4 namen op.
eigen invulling
rangschikken
in volgorde zetten
Rangschik ze in alfabetische volgorde: 1
3
2
4
Hoe rangschik je woorden alfabetisch? Om woorden alfabetisch te ordenen, kijk je naar de eerste letter van het woord: aap, beer, cavia, dromedaris ... Let op! Namen van personen worden meestal volgens de familienaam gerangschikt. 3
Nummer deze stapel boeken volgens alfabetische volgorde.
2 3 4 1 5 4
Hans Hagen Mirjam Oldenhave Carry Slee Thea Beckman Jacques Vriens
Je loopt in de bibliotheek. Je zoekt een boek. Je loopt door de gang van A naar Z. In welke volgorde kom je deze boeken tegen? Geef een nummer.
3 Eva Polak, Nick staat op zijn hoofd 4 Riet Wille, Het springtouw 2 Ed Franck, Els heeft een pels 1 Paul Biegel, Beer in het verkeer 5
Stel dat de familie nog een drieling krijgt, welke namen zouden de kinderen dan kunnen krijgen?
bv. Fien
,
Gerben
Thema 3: De appel valt niet ver van de boom • Les 1
en
Hanne 39
Tijd voor Taal accent Les 2a: Bericht uit de wereld!
Je luistert naar het nieuws en beantwoordt vragen.
1
Waarover gaat elk bericht?
een familie die een fietswedstrijd wint Bericht 2 gaat over de duizendste baby die in het ziekenhuis van Brussel geboren werd Bericht 3 gaat over de staking op de luchthaven Bericht 1 gaat over
2
Kleur de bolletjes bij oefening 1: goed nieuws groen, slecht nieuws rood.
3
Kleur wat juist is.
. . .
De broer van de vrouw raakt niet in België want: hij is verloren gelopen op de luchthaven. er is een staking op de luchthaven in België. er is een staking op de luchthaven in Rusland. De eerste bezoeker van Amira is: Rida Mohamed Frank Deze mensen krijgen een cadeau van Frank: Amira de familie Verbiest het jarige zoontje Het gezin heeft gewonnen omdat zij: veel brood eten. gebeld zijn door Frank van Radio Plaske. een fietswedstrijd gewonnen hebben.
Luister jij soms naar het nieuws? Knap is dat! Knap maar niet eenvoudig. Volwassenen gebruiken vaak moeilijke woorden. Soms weet je ook gewoon niet waarover het gaat. Toch is het best leuk. Want zo kom je te weten wat er in de wereld gebeurt. (Ook al word je daar niet altijd vrolijk van ...) Oefenen maar! En als je iets niet begrijpt, kun je het altijd nog aan je ouders vragen.
40
Thema 3: De appel valt niet ver van de boom • Les 2a
Tijd voor Taal accent 4
De interviewer belt het gezin uit bericht 1. Hoe zou het gesprek kunnen gaan?
eigen invulling Hallo, met de familie Verbiest.
Hallo, met Frank van Radio Plaske. Proficiat met de overwinning!
Aan welke wedstrijd nam u deel?
Wat heeft u precies gewonnen?
Die zijn natuurlijk ook heel erg blij. Je kunt ze nog horen juichen op de achtergrond. Inderdaad. Het klinkt daar vrolijk bij jullie. Bedankt voor het gesprek, mevrouw. Tot ziens!
Thema 3: De appel valt niet ver van de boom • Les 2a
41
Tijd voor Taal accent Les 3: Wat fijn om mezelf te zijn!
Je maakt een nieuw geboortekaartje met allerlei info over jezelf.
VOOR
eigen invulling Nadenken over
1 Wat moet ik doen? Ik maak een geboortekaartje alsof ik nu geboren ben. Ik zet er allerlei info over mezelf op, zoals ik nu ben. Ik ben fier op mezelf! 2 Wie gaat het lezen? De juf of meester leest het straks voor. De andere kinderen moeten raden wiens kaartje het is.
Verzamelen en selecteren
3 Wat kan ik op mijn kaartje zetten? Naam: Geboortedatum: Plaats: Haar: Grootte: Papa/mama: Broers/zussen: Peter/meter: Adres: Bezoekuren: Cadeautip:
4 Wat moet er zeker op? Kleur groen.
42
Thema 3: De appel valt niet ver van de boom • Les 3
NA
TIJDENS
Tijd voor Taal accent
Uitschrijven
5 Schets je geboortekaartje. Denk aan wat er zeker op moet staan.
Evaluatie: nakijken en verbeteren
6 Lees je kaart opnieuw. Staan de volgende punten op je kaart? naam, datum … (de groen gekleurde ideeën) hoofdletters en leestekens tekeningen 7 Laat nalezen door de juf/meester. Je krijgt tekenpapier om je nieuwe geboortekaart te maken. Doe het volgens je schets.
Thema 3: De appel valt niet ver van de boom • Les 3
43
Tijd voor Taal accent Les 4: Opzoeken in het woordenboek Je leert woorden opzoeken in een woordenboek.
1
Ken je het alfabet nog? Vul het in. Gebruik drukletters.
A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z 2
Kleur in oefening 1 de letters van het woord FLINK.
3
Wat betekenen de vette woorden? Zoek ze op en noteer de uitleg hieronder. Perjan kreeg van zijn grootoom een telescoop cadeau. Die had zijn oom voor een habbekrats op de markt gekocht. Perjan was heel opgetogen met zijn cadeau. grootoom telescoop habbekrats opgetogen
4
Zoek deze woorden op en noteer minstens twee verklaringen. tong wijzer
44
een oom van je papa of mama instrument om naar de sterren te kijken heel weinig blij, vrolijk
lichaamsdeel in de mond 2 vissoort 1 slimmer 2 deel van een klok 1
Thema 3: De appel valt niet ver van de boom • Les 4
Tijd voor Taal accent 5
Bespreek met je buur wat elk vet woord wil zeggen. Duid aan hoe je het vond. De regisseur was niet tevreden over de monoloog van Lisanne. Terwijl ze praatte, stond ze de hele tijd met haar rug naar het publiek. Wat ze zei, was daardoor onverstaanbaar. Hopelijk zal ze zich tijdens de andere vertoningen wel naar het publiek draaien, zodat haar monoloog duidelijk verstaanbaar is.
eigen invulling
6
regisseur
Ik heb het gevraagd. De uitleg staat in de tekst. Ik heb het opgezocht. Ik wist het al. Ik zie het in het woord.
monoloog
Ik heb het gevraagd. De uitleg staat in de tekst. Ik heb het opgezocht. Ik wist het al. Ik zie het in het woord.
onverstaanbaar
Ik heb het gevraagd. De uitleg staat in de tekst. Ik heb het opgezocht. Ik wist het al. Ik zie het in het woord.
vertoning
Ik heb het gevraagd. De uitleg staat in de tekst. Ik heb het opgezocht. Ik wist het al. Ik zie het in het woord.
Wat kun je doen als je geen woordenboek bij de hand hebt? Kleur het vinkje.
✔ Je kunt het aan je moeder vragen. ✔ Je kunt het woord splitsen in gekende delen. ✔ Je kunt op het internet gaan zoeken. ✔ Je kunt het woord afleiden uit de tekst. ✔ Je kunt het aan je buur of leerkracht vragen. Thema 3: De appel valt niet ver van de boom • Les 4
45
Tijd voor Taal accent Les 5: Juist lezen
Vragen en opdrachten na de A-tekst 1
Lees de woorden fluisterend voor jezelf. Hoor je een lange klank in het woord? Omkring de prent die erbij hoort. zon – dame – balpen – negen – kapper – zeilboten
2 De woorden staan in een cirkel. Lees het woord. Je leest ‘met de klok mee’. Schrijf het woord eronder. Om je te helpen is van de eerste drie woorden de beginletter zwart.
i
m
u
o
e
d
kaartspelen
i
e
r n
l
z
b
n e
a
u
r
r
burenruzie
e
a
l
k e w
k e
n e k
u
keukenwekker 46
n e
k m m e u
r
n
h
s
i
u
huisnummer
p
a
limonade e r k
s
t
n
e
k
p a
o p
apenkop
Thema 3: De appel valt niet ver van de boom • Les 5
Tijd voor Taal accent Vragen en opdrachten na de B-tekst 1
2
De letters staan door elkaar. Schrijf het goede woord eronder. enlom
genen
revet
troen
molen
negen
veter
toren
moben
nanaab
adken
neper
bomen
banaan
daken
peren
Vul de woorden in de vakjes in.
In deze dingen kun je varen. B O T E N Herfst, winter, lente en … Z O M E
R
Ligt tussen zes en acht. Z E V E N Hiermee bouw je huizen. S T E N E N Mensen die naast je wonen. B U R E N 100 centimeter is één … M E T E R Zo noem je de haren van een leeuw. M A N E N
De letters onder het pijltje vormen een woord. Het is iets wat heel veel mensen graag zouden kunnen. Thema 3: De appel valt niet ver van de boom • Les 5
toveren 47
Tijd voor Taal accent Vragen en opdrachten na de C-tekst 1
Los de rebus op.
h=w
+ om
waarom
d = t
vliegen
+ er
het 2
vogels
h=n
winter
k=t
–v
is
– nt
te
ver
–b
om
–n
de
d = z
het
–i
in
p=h
naar
–k
m=d
zuiden
– en
te
i=o
?
–p
lopen
.
Door één letter te verdubbelen, krijg je een heel ander woord. Bv. kapers en kappers Ken jij nog meer zulke woorden? Schrijf ze hieronder op.
bv. 48
toren sparen bomen vatten repen
en en en en en
torren sparren bommen vaten reppen
Thema 3: De appel valt niet ver van de boom • Les 5
Tijd voor Taal accent Les 6: Een zusje uit een vliegtuig
Je leest een verhaal en denkt na over wie erin meedoet, wat er gebeurt ‌
1
Wie doet er mee in het verhaal?
Tjebbe, mama, papa
2
Waar of niet waar? Zet een kruisje. waar niet waar
X X
Tjebbe gaat graag naar school. Tjebbe is blij dat hij een zusje krijgt. Tjebbe gaat niet mee op het vliegtuig. Tjebbe weet niet hoe hij zich voelt.
3
X X
Wat betekent nieuwsgierig zijn?
Willen weten wat iets is, hoe iets eruitziet, ...
4
Hoe voelt iedereen zich? Zet een kruisje in de juiste vakjes.
gelukkig
bang
teleurgesteld nieuwsgierig verdrietig
Tjebbe X X mama X papa X
5
Hoe denk je dat Yu-lin zich voelt?
gelukkig
Yu-lin 6
X
bang
teleurgesteld nieuwsgierig verdrietig
X
X
Zet in de juiste volgorde. Nummer van 1 tot 4.
3 2 4 1
Mama gaat Yu-lin halen in China. Tjebbe krijgt te horen dat hij een zusje krijgt. Papa en Tjebbe wachten Yu-lin en mama op het vliegveld op. Mama en papa vertellen Tjebbe dat ze een geheime omslag hebben.
Thema 3: De appel valt niet ver van de boom • Les 6
49
Tijd voor Taal accent 7
Wie wordt er bedoeld met het vette woord? Kruis aan.
Tjebbe mama papa Yu-lin
In zijn pyjama loopt hij de woonkamer in. X “Wil je een koffiekoek, lieverd?” X Ze zit op de grond en heeft een rood jasje aan. X “Ze komt binnenkort bij ons wonen.” X X X
X
“Zit ze in jouw buik?”
8
Wat wordt er bedoeld met het vette woord? Er hangen geen slingers. In China In de kamer In het kindertehuis Daar past zeker geen broertje in. In het hok van de cavia In de koffiekoek In de envelop
9
Voor Yu-lin zal het niet gemakkelijk zijn om naar hier te verhuizen. Welke problemen zal ze hebben? Schrijf er hier één op.
Ze kent hier niemand, ze spreekt onze taal niet, ...
10 Ook voor Tjebbe zal het niet gemakkelijk zijn om een kleine zus uit China te hebben. Welke problemen zal hij hebben? Schrijf er hier één op.
Hij kan niet met haar praten, hij moet alles met haar delen, ... De vijfvingertest?
Hoe kies ik een goed boek? - - - -
Kijk naar de kaft en lees de achterkant. Luister naar boekentips van vrienden. Lees meer van een schrijver die je bevalt. Doe de vijfvingertest:
1 Lees de eerste bladzijde uit het boek. 2 Tel de woorden die moeilijk zijn om te lezen op je vingers. 3 Minder dan vijf vingers? Lezen maar! 4 Meer dan vijf vingers? Kies een ander boek en doe de test nog eens.
50
Thema 3: De appel valt niet ver van de boom • Les 6
Tijd voor Taal accent Les 8: Woorden met meer betekenissen
Je leert dat er voor sommige dingen meer woorden bestaan. Je leert dat er voor sommige woorden meer dingen bestaan.
1
Geef de uitleg die bij het woord in de cirkel hoort dezelfde kleur.
Ik leid naar je voordeur.
blad
pad
een heerlijke chocoladereep Ik sta op je hoofd. Ik kan rood, blond of zwart zijn.
Ik ben een deel van je boek. Je kan mij omslaan.
dolfijn
Mars
Ik ben een planeet, net zoals Venus en de aarde.
Ik ben familie van de kikker.
In de zomer hang ik aan een boom. heel erg leuk
2
Ik zwem in de zee en spring soms uit het water.
haar
Als ik niet van hem ben, dan ben ik van ...
Lees de twee betekenissen en ga op zoek naar het juiste woord. Kleur de letters. Je kunt er je geld naartoe brengen. Je kunt erop zitten in het park. De meester of juf schrijft erop. ’s Middags ligt je vlees erop. Je gebruikt het om muziek te schrijven. Het hangt in de herfst aan de boom. Naar dit dansfeest kun je gaan. Dit trap je naar de goal.
Thema 3: De appel valt niet ver van de boom • Les 8
51
Tijd voor Taal accent 3
Wat gebeurt er hier? Let op, het moeten woorden zijn die hetzelfde betekenen!
duiken springen
wenen huilen janken
lopen rennen haasten
slapen rusten snurken 52
Thema 3: De appel valt niet ver van de boom • Les 8
Tijd voor Taal accent Les 1: Dieven in actie
Je leert een diagram lezen en er belangrijke informatie uithalen.
1
2
Kleur alle woorden die met ‘misdrijf’ te maken hebben. overtreding
drijven
wet
politie
boete
missen
overval
fietsen
beloning
goed
gevangenis
gesprek
Bekijk de drie diagrammen. Waarover gaan ze? Diagram 1: Diagram 2: Diagram 3:
3
Over goederen die gestolen werden in maart Over diefstallen in Vlaanderen en Brussel Over het tijdstip van de misdrijven
Waar wordt het meest gestolen? Op welk diagram zie je dat?
4
Maak een top 3 van de meest gestolen goederen. 1 2 3
5
2
Antwerpen
geld gsm’s fietsen
Waar is het het veiligst om te wonen?
In Oost-Vlaanderen 6
Wanneer gebeuren de meeste misdrijven?
’s nachts 7
Wanneer gebeuren de minste misdrijven?
’s ochtends
Thema 4: Als een dief in de nacht • Les 1
53
Tijd voor Taal accent 8
Geef de politie goede raad. Kleur wat juist is. Je maakt het meeste kans om overdag een boef te vangen in Limburg. Je maakt het meeste kans om ’s nachts een boef te vangen in Antwerpen. Je maakt het meeste kans om overdag een boef te vangen in Antwerpen. Je maakt het meeste kans om ’s nachts een boef te vangen in West-Vlaanderen.
9
Rangschik de gestolen goederen alfabetisch. 1 2 3 4 5 6
auto’s fietsen geld gsm’s juwelen kleding
Wat is een diagram? Een diagram is een handige manier om resultaten van een onderzoek voor te stellen. Zonder veel woorden kom je toch veel te weten. Kijk maar naar dit voorbeeld. Op welke manier gaan de kinderen van basisschool ‘Knetter’ vooral naar school?
■ ■ ■ ■
54
Met de bus Met de fiets Met de auto Te voet
Thema 4: Als een dief in de nacht • Les 1
Tijd voor Taal accent Les 2a: Opsporing verzocht!
Je leert in een tekst woorden zoeken die iemand beschrijven. Die woorden helpen je om een boef te vangen.
Kleef hier de robotfoto van de overvaller.
WANTED / GEZOCHT
Politie
Thema 4: Als een dief in de nacht • Les 2a
55
Tijd voor Taal accent
GEZOCHT! DOOD OF LEVEND! De politie van Schepnet is dringend op zoek naar:
MR HOEDINIE De ontsnappingskoning werd voor het laatst gezien op donderdagavond om halfacht. Hij nam bus 410 en stapte af aan de halte Wijde Wereld. Mr Hoedinie droeg een blauwe spijkerbroek, sportschoenen en een blauwwit gestreept hemdje. Hij droeg zijn zwarte haar in een kort staartje. Hij had een bruine tas bij zich. Mr Hoedinie is gek op zoetigheid en spreekt perfect Engels. Verder houdt hij van hinkelen, knikkeren en ontsnappen. Opgelet! Mr Hoedinie kan erg gevaarlijk zijn. Bel ons meteen op, wanneer u hem ziet.
Agent Buster wil Mr Hoedinie vangen. Hij vraagt zich af hoe de ontsnappingskoning eruitziet. Kleur de woorden die agent Buster helpen blauw. De mama van Mr Hoedinie wil haar lieve schat eindelijk nog eens terugzien. Maar waar? Kleur de woorden die mama Hoedinie helpen groen. De vrienden van Mr Hoedinie organiseren een ‘welkom thuis’-feestje. Welke spelletjes zullen ze organiseren? Wat voor lekkers zullen ze koken? Kleur de woorden die Hoedinies vrienden helpen rood. Als je een tekst leest, kun je altijd woorden vinden die voor jou belangrijker zijn dan andere. Die woorden hebben te maken met de reden waarom je de tekst leest.
56
Thema 4: Als een dief in de nacht • Les 2a
Tijd voor Taal accent Les 2b: Wie is de dief?
Je leert goede vragen stellen om zo een boef te vinden.
Bekijk de robotfoto’s in je boek aandachtig. Welke mogelijke vragen kun je stellen?
eigen invulling
- - - - -
Welke soorten vragen kan ik stellen? - Vragen waarop je ja of nee kunt antwoorden (= ja-neevragen) Bv. Heb jij al eens een boef gezien? - Vragen waarop je met een woord of een hele zin moet antwoorden. Bv. Hoe zag de boef eruit? In die vragen staan woorden als: hoe, wat, waar, wanneer, wie, waarom, welke, hoeveel ... Die woorden noemen we vraagwoorden.
DEED IK HET GOED?
Kleur groen wat goed gegaan is, kleur rood waar je de volgende keer nog aan moet werken.
Dit vond ik:
Dit vond de juf/meester:
Ik sprak duidelijk.
Ik heb goede vragen gesteld.
Ik sprak luid genoeg.
Thema 4: Als een dief in de nacht • Les 2b
57
Tijd voor Taal accent Les 3: Wanted! VOOR
Je maakt een beschrijving van een boef. Door alles goed te ordenen wordt de beschrijving duidelijker.
eigen invulling
Opdracht verwoorden Ideeën verzamelen
Ik moet
.
Selecteren
Kleur de woorden die je zeker zult gebruiken groen.
Ordenen
Schrijf achter elk groen woord het juiste nummer.
Vul de woordspin aan. Denk aan: - Wat? Waar? Wanneer? - het uiterlijk van de dader - de kledij van de dader - andere opvallende dingen - Wat kan iemand doen die informatie over de dader heeft?
1 2 3 4 5
Wat? Waar? Wanneer? het uiterlijk van de dader de kledij van de dader andere opvallende dingen Wat kan iemand doen die informatie over de dader heeft?
Voor ik schrijf, orden ik mijn ideeën: - Ik orden volgens tijd. Wat gebeurde eerst? Daarna? Laatst? - Ik orden volgens belangrijkheid. Wat is het belangrijkst? Wat komt op de tweede plaats? En daarna? Schrijven maar!
58
Thema 4: Als een dief in de nacht • Les 3
TIJDENS
Tijd voor Taal accent
Uitschrijven
Maak een beschrijving van de verdachte. Gebruik je groene woorden in de juiste volgorde. Titel: WANTED / GEZOCHT
NA
Beschrijving:
Evaluatie: nakijken en verbeteren
Lees na: Heb ik geschreven wat er gebeurd is, waar en wanneer? Heb ik een duidelijke beschrijving gemaakt? Heb ik verteld wat de mensen met die info hebben kunnen doen? Heb ik gedacht aan wat ik geleerd heb in de les spelling: Is mijn robotfoto gevonden? ja bijna nee
Thema 4: Als een dief in de nacht • Les 3
59
Tijd voor Taal accent Les 4: Allemaal woorden
Je leert dat sommige woorden een verzamelnaam zijn voor andere woorden.
1
Schrijf op de lijntjes vijf woorden die passen. Draai je blad.
ji s – blau kleur
– oker – schrijfgerei
2
winkelketen
Nu omgekeerd. Vul de kaders in. mandoline
banjo
Hasselt
muziekinstrumenten
Gent
steden
gitaar
viool
Brugge
Leuven
Kuifje
Asterix
strafschop
rode kaart
stripfiguren Jommeke
60
– zwar t
jongensnaam
w
n groe – gr
eigen invulling
voetbal De Smurfen
gele kaart
hoekschop
Thema 4: Als een dief in de nacht • Les 4
Tijd voor Taal accent 3
4
Noteer minstens één woord dat hetzelfde betekent. Vind je er nog meer? boos
huilen
spreken
kwaad woedend ziedend
wenen janken snotteren
praten babbelen kletsen
Betekenen de woorden hetzelfde of het tegengestelde? Kleur het gelijkheidsteken of de pijlen. Kijk eerst naar het voorbeeld. dik
mollig
oud in slaap eerlijk
de grootvader
lelijk
jong
het kanaal
de vaart
wakker
schateren
lachen
vals
een duw
5
mooi
boeiend
saai
een por
helder
zuiver
de opa
droog
nat
Bedenk een tegenstelling voor deze woorden. kalm
druk
donker
licht, helder
rusten
lopen, ...
slim zenuwachtig geven
dom, stom, ... rustig, kalm nemen, krijgen
Thema 4: Als een dief in de nacht • Les 4
61
Tijd voor Taal accent 6
Welk woord past voor beide tekeningen? De eerste letter is reeds gegeven.
7
Bedenk een woord dat hetzelfde betekent. schilderen schitterend heet stelen
8
verven knap warm pikken
Bedenk een nieuw woord voor deze woorden. auto
vroemtuig
eigen invulling
spiegel snoepje zonnecrème 62
Thema 4: Als een dief in de nacht • Les 4
Tijd voor Taal accent Les 5: Juist lezen
Vragen en opdrachten na de A-tekst 1
Maak nieuwe woorden. Gebruik de woorden: hand – laat – bal – maak – door – om – weer – toe – maal – deur
voet
bad
voor
aan
brand
hand
uit
kook
daar
brood 2
bal hand deur maak weer om laat toe door maal
veld doek bel hout man draai gassen stel heen tijd
Lees het verhaal. Kleur dan deze woorden in het verhaal: salade – jongeman – achteraan – supermarkt – fatsoenlijk – wagentje – simpelweg – broodmaaltijd – boodschappen – pindakaas Karel ging boodschappen doen. Het was geweldig druk in de supermarkt. Karel liep met zijn wagentje de winkel door. Hij kocht pindakaas voor de broodmaaltijd en salade voor het avondmaal. Toen hij alles had gevonden, wandelde hij naar de kassa. Daar stond een meterslange rij. Karel liep simpelweg de rij voorbij en ging vooraan staan. “Hallo, jongeman!”, zei de vrouw achter de kassa. “Ga eens fatsoenlijk in de rij staan.” “Dat kan niet”, zei Karel. ”Achteraan staat al iemand.”
Thema 4: Als een dief in de nacht • Les 5
63
Tijd voor Taal accent Vragen en opdrachten na de B-tekst 1
Maak nieuwe woorden. Gebruik deze woorden: oor – kamer – pijn – sterren – werk – tafel zolder
kamer
tafel ezels oor meester werk hoofd pijn sterren film keuken
2
voetbalpen
jas kleed lellen kamer stiller kijker
Lees de zinnen. Het laatste woord is in de verkeerde zin terechtgekomen. Verbeter. Morgen vier ik mijn bezoek.
Morgen vier ik mijn
verjaardag
Daarom ben ik vandaag al gezellig. Daarom ben ik vandaag al Ik vraag een slagroomtaart.
64
Ik vraag een
zenuwachtig
speelgoedtrein
. . .
Mijn familie komt op speelgoedtrein. Mijn familie komt op
bezoek
.
Dan wordt het altijd superlekker.
Dan wordt het altijd
gezellig
.
Dan eten we een stuk verjaardag,
Dan eten we een stuk
want die vind ik zenuwachtig.
want dat vind ik
slagroomtaart superlekker
, .
Thema 4: Als een dief in de nacht • Les 5
Tijd voor Taal accent Vragen en opdrachten na de C-tekst 1
‘Babbelen’, ‘zomerzon’, ‘winterjas’ zijn woorden die je in drie keer kunt klappen. Zoek in de zinnen hieronder nog zulke woorden en kleur ze. Brandweerman is een gevaarlijk beroep. Het begint al met de autorit naar de brand. Brandweerwagens rijden in vliegende vaart. Om het overige verkeer te waarschuwen, hebben ze zwaailichten en sirenes. Je moet goed uitkijken als je bij een uitslaande brand bent. Ze richten de waterstraal op de vlammenzee. Vuur kan namelijk niet goed water verdragen. Zo kunnen ze het vuur doven.
2
Puzzel Vul de goede woorden in.
B O T E R H A M L O E E N A D E R E O D T R I B P E T E D R E N N E R W I E L U I Z N E L K E 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
18
15
14
16
17
Van links naar rechts: 1 6 7 9 10
zit in je brooddoos het eerste getal als je begint met tellen daar stroomt je bloed doorheen bot in je borstkas
13 15 16 17
iemand die hard fietst, is een wiel……… zo zitten er 2 op een fiets. als je die snijdt, gaan je ogen tranen ander woord voor ‘iedere’
Thema 4: Als een dief in de nacht • Les 5
Van boven naar onder: 1 2 op een toeter blazen 3 deze noot komt na do 4 dame en … 5 de zus van Tom 8 ander woord voor kelner 11 afkorting van ‘dit wil zeggen’ 12 ik … tot 10 14 boom die deze vruchten draagt: 18 getal kleiner dan één 65
man of vrouw?
artikel 1
artikel 2
artikel 3
artikel 4
artikel 5
66
? normaal ?
25
? ?
?
leeftijd
kleding en andere informatie
huidskleur
donker
zwaar
25
1,80 m
donker
?
? ?
?
?
? ?
donker
normaal tot zwaar
20 - 25
1,80 m
? ?
hij mankte krullend spreekt mankte bril zwarte haar Nederlands zwarte zwarte pet muts broek zwarte jas bril zwarte zwarte vest zwarte jas zwarte broek broek
?
1,70 m
grootte
lichaamsbouw
zwart
? ?
haarkleur
man
Welke artikels horen bij dezelfde dief? Kleur ze in dezelfde kleur.
man
2
man
Lees de verschillende krantenartikels en vul de tabel aan. Als je iets niet weet, zet je een vraagteken.
vrouw
1
man
Tijd voor Taal accent
Les 6: De speurtocht Je leert sleutelwoorden uit teksten halen en ordenen.
artikels 1 en 4 artikels 2 en 3
Thema 4: Als een dief in de nacht • Les 6
Tijd voor Taal accent 3
Maak aan de hand van de kenmerken een robotfoto van een van de dieven. Artikel
eigen invulling
aan de hand van
via, door middel van
Politi
e
Na het lezen denk ik na: - - - -
Wat ben ik te weten gekomen? Vond ik het interessant? Was het een leuke tekst? Wat was mijn doel? Heb ik het bereikt?
Thema 4: Als een dief in de nacht • Les 6
Een doel kan bijvoorbeeld zijn: ik wil weten of een kikker een zoogdier is. Dat is dan de reden waarom ik het boek lees.
67
Tijd voor Taal accent Les 8: Woorden, samenstellingen en afleidingen Je denkt na over ‘woorden’, ‘samenstellingen’ en ‘afleidingen’.
Wat is een afleiding? Sommige woorden bestaan uit een woord waaraan een klein stukje is toegevoegd. Je leidt ze af van een bestaand woord. Bv. Ik heb honger, dus ben ik hongerig. - Soms staat het toegevoegde stukje vooraan: bezoeken, oneerlijk, verkopen, gegeven ... - Soms staat het toegevoegde stukje achteraan: zielig, zekerheid, eerlijk ... Deze woorden noemt men afleidingen.
1
Kleur de voor- en achtervoegsels rood. De rest van het woord maak je groen.
B E V R I E Z E N R E U S A C H T I G V E R D R A G E N R E K E N I N G O N T S T A A N B O O S H E I D Wat is een samenstelling? We bedenken niet voor elk nieuw ding een nieuw woord. Soms plakken we twee of meer bestaande woorden aan elkaar. Zo krijgen we een nieuw woord. We noemen zo’n woord een samenstelling. Bv. voetbal, handdoek, politiekantoor ...
2
Koppel de tekeningen en schrijf de samenstelling op.
Hotel
viersterrenhotel
driekoningentaart 68
Thema 4: Als een dief in de nacht • Les 8
Tijd voor Taal accent 3
Kies het juiste woord. Schrijf de afleiding op het lijntje. tafel beest werk tas vrouwe klok
4
achtig
loos
lijk
beestachtig werkloos vrouwelijk
afwezig motor een twee afsluit kinder
heid
afwezigheid
zaam
eenzaam afsluiting
ing
Plak twee woorden aan elkaar en maak samenstellingen. Het zijn er meer dan je denkt!
bv. halsketting regenscherm verfborstel kloosternon fietsketting kettingbrief
tuinslang vingerverf ringvinger brilslang tuinscherm puzzelstuk
klooster
verf
vinger
scherm
borstel
ketting
puzzel
centrum
ring stuk
woord tuin
hals 5
regen
non bril
fiets slang brief
Wat zou een ‘mannenbroekkastboom’ kunnen zijn? Teken het hieronder.
eigen invulling
Thema 4: Als een dief in de nacht • Les 8
69
Tijd voor Taal accent Les 1: Een jonge ster
Je leert belangrijke informatie in een tekst vinden en vergelijken met jezelf.
1
Waarover gaat de tekst? (Wat is het thema?)
De zanger Justin Bieber
2 Verbind met de tijdlijn. Justin begint te drummen.
Justin hoort voor het eerst zijn lied op de radio.
1 0 jaar
3 2
5 4
Justin tekent een platencontract.
3
7 6
9 8
10
13 12
15 14
16
Hij doet voor het eerst mee aan een zangwedstrijd.
Kruis aan wat je te weten kwam uit de tekst. Justin Bieber is een wereldberoemde ster en heeft al overal ter wereld concerten gegeven. Op je zesde kun je meedoen aan zangwedstrijden. Justin Bieber heeft tattoos. In enkele dagen zijn de tickets voor zijn optreden helemaal uitverkocht. Dit wist ik nog niet en vind ik leuk om te weten:
70
11
eigen invulling
Thema 5: In de spotlights • Les 1
Tijd voor Taal accent 4
Ben jij net als Justin Bieber? Vul in. Justin Bieber Geboren op: Geboorteland: Beroemd omdat: Ouders heten:
eigen invulling ik
14 maart 1994 Canada
hij kan zingen Jeremy Bieber Pattie Mallette
Broers/zussen:
Op 2 jaar kon:
Op 12 jaar doe ik (misschien) mee aan een … wedstrijd. Gebruik(t) internet om:
1 zus 1 broer hij drummen zangwedstrijd
zijn video’s te tonen.
Wat zou je nog graag te weten komen over Justin Bieber? Waar ga je dat opzoeken?
eigen invulling bv. Op het internet, op Wikipedia, ...
Bij het lezen van een tekst stel ik me de volgende vragen: - Waarover gaat de tekst? - Wat is de hoofdgedachte? - Welke zijn de belangrijkste woorden (= sleutelwoorden)?
Thema 5: In de spotlights • Les 1
71
Tijd voor Taal accent Les 2a: Een bekende Belg
Je leert onthouden wat je gehoord hebt door sleutelwoorden en hoofdgedachten op te schrijven.
Na het luisteren wil ik onthouden. Ik wil niet vergeten wat ik net hoorde. Dat lukt me door de belangrijkste woorden (sleutelwoorden) en/of het thema van de tekst met mijn eigen woorden op te schrijven. Ik bekijk de reportage en schrijf de sleutelwoorden en hoofdgedachten op.
eigen invulling
Frank De Winne
Het thema van deze reportage is:
Een bekende man die in de ruimte was.
72
Thema 5: In de spotlights • Les 2a
Tijd voor Taal accent Les 2b: Mijn talent
Je leert voor het spreken ideeën verzamelen en ordenen om zo tot een goede spreektaak te komen.
Voor ik spreek, denk ik na:
VOOR
- Ik spreek altijd tegen iemand. Daar moet ik rekening mee houden. Daarom zeg ik nooit kwetsende of gemene dingen. - Hoe wil ik overkomen?
Ideeën verzamelen: los de volgende vragen op.
eigen invulling
Ik ben Mijn talent is Waarom doe ik het? Wanneer ben ik ermee begonnen? Hoe vaak doe ik het? Wat hoop ik later te doen? Wat moet ik goed kunnen om mijn talent uit te voeren? Wat heb ik nodig om mijn talent uit te voeren? Dit wil ik nog vertellen:
Thema 5: In de spotlights • Les 2b
73
Tijd voor Taal accent
Een goede spreektaak bestaat uit drie delen: 1 de inleiding
2 het midden
Ik stel mezelf voor en zeg waarover ik iets wil vertellen.
Ik zeg wat ik wil vertellen.
Nog een tip? Maak een spiekbriefje!
3 het slot Ik neem afscheid en bedank voor het luisteren.
Maak een spiekbriefje! In de inleiding:
In het midden:
NA: DEED IK HET GOED?
TIJDENS
In het slot:
74
Vertel over jouw talent aan anderen. Evalueer je spreekopdracht. Kleur groen wat goed gegaan is, kleur rood waar je de volgende keer nog aan moet werken. Ik sprak luid genoeg. Ik sprak duidelijk. Ik heb goede zinnen gemaakt. Ik liet weinig stiltes vallen. Ik keek naar de luisteraars. Ik ben bij de boodschap gebleven.
Dit vond ik:
evalueren
nadenken of iets goed ging
Dit vond mijn groep:
Thema 5: In de spotlights • Les 2b
Tijd voor Taal accent Les 3: Een superster, dat ben ik!
Je leert open vragen stellen tijdens een interview, zodat je veel informatie bekomt.
Welke soorten vragen kan ik stellen? - Vragen waarop je ja of nee kunt antwoorden (= ja-neevragen) Bv. Heb jij al eens een boef gezien?
TIJDENS VOOR
- Vragen waarop je met een woord of een hele zin moet antwoorden. Bv. Hoe zag de boef eruit? In die vragen staan woorden als: hoe, wat, waar, wanneer, wie, waarom, welke, hoeveel ... Die woorden noemen we vraagwoorden.
Opdracht verwoorden
Ik ben een superster. Iemand stelt me vragen in een interview. Ik antwoord. Je partner bedenkt vragen voor jou. Jij bedenkt een goed antwoord op die vragen. Titel: Een interview met een superster.
eigen invulling
Vraag: Antwoord:
Thema 5: In de spotlights • Les 3
75
Tijd voor Taal accent
Vraag: Antwoord:
Vraag: Antwoord:
Vraag: Antwoord:
NA
Bedankt voor het interview!
Evaluatie: nakijken en verbeteren
Lees na: Heb ik op de vragen geantwoord? Weet de lezer nu meer over mij? Hiervoor heb ik hulp ingeroepen van de juf/meester of medeleerling: -
76
Thema 5: In de spotlights • Les 3
Tijd voor Taal accent Les 4: Fictie en non-fictie
Je leert wat het verschil is tussen ‘fictie’ en ‘non-fictie’.
Fictie of non-fictie? Verzonnen teksten worden fictie genoemd. ‘Weetteksten’ worden non-fictie genoemd.
1
Fictie: met de F van Fantasie!
Fictie of non-fictie? Samen met je buur!
non-fictie Roland Roland is een architect. Hij woont in de Abdijlaan. Roland is vorige week 52 jaar geworden.
de architect
Het huis waarin hij woont, heeft hij zelf getekend.
ravotten
Roland lust graag een goed glas wijn. En samen met zijn vrouw gaat hij elke week naar de film.
iemand die gebouwen ontwerpt
de pastorie
woning van een pastoor stoeien
oorspronkelijk in het begin
de versie
manier waarop iets verteld wordt
fictie
voorgoed
voor altijd
Roland Roland nam een fikse aanloop en sprong over de pasgeschoren haag.
opgevreten
opgegeten met huid en haar
Hij botste precies in het midden van de trampoline van de buren, veerde weer omhoog en belandde, na een kleine vlucht, uiteindelijk tussen de pannenkoeken die op tafel stonden. De buren schrokken zich een hoedje. Dat waren ze niet gewoon van Roland.
2
Doe het nu alleen!
non-fictie
non-fictie
fictie
Roodkapje Roodkapje is de naam van een jeugdbeweging. Kinderen tussen zes en twaalf zijn er welkom. Op zondagmiddag verzamelen ze aan de oude pastorie om er te spelen, te knutselen en te ravotten.
Roodkapje Roodkapje is de naam van een sprookje dat door de gebroeders Grimm werd geschreven. Nu loopt het sprookje meestal goed af, maar in de oorspronkelijke versie werd Roodkapje door de wolf voorgoed opgevreten.
Roodkapje Roodkapje nam haar mandje en vertrok alleen op pad. Aan de grote eik stond de wolf op haar te wachten. Hij zei: “Dag lief kind, ik ben de weg kwijt.” “Ik mag niet met vreemde mannen praten”, zei Roodkapje.
Thema 5: In de spotlights • Les 4
77
Tijd voor Taal accent 3
Welke woorden passen bij ‘fictie’? Kleur F. Welke woorden passen bij ‘non-fictie’? Kleur NF.
NF verzonnen NF onecht NF F waarheid NF
echt gebeurd
4
5
NF F verslag NF echt NF verbeelding NF F sprookje
Kleur in deze televisiegids het vakje bij fictie rood en bij non-fictie groen. 14.45 uur
De Lotto-uitslagen
14.50 uur
Kort nieuws
15.00 uur
Herhaling van Mega Mindy en de IJskoningin
16.32 uur
Het weerbericht
16.40 uur
Thuis, uw dagelijkse soap
17.05 uur
Zone P: een politiefilm
Fictie of non-fictie? Bespreek met je buur en duid aan met F of NF.
F 78
NF F informatie NF bedacht NF F echt gebeurd verhaal NF fantasie
F
NF
NF
Thema 5: In de spotlights • Les 4
Tijd voor Taal accent Les 5: Juist lezen Vragen en opdrachten na de A-tekst 1
Schrijf de woorden in het juiste schrift. wand – hers – lui – struik – schild – ei – hink – hand – oef – kind – worst – uitoef – wond
luieren schilderen eieren kinderen wonderen
2
wandelen struikelen hinkelen handelen worstelen
hersenen oefenen uitoefenen
Hieronder staan zinnen, maar de woorden zitten aan elkaar vast. Zet een streep tussen de verschillende woorden. Ikwandelendatisietsandersdanhinkelen.
Ga j i j graa g metj evader enm oeder winkelenofliever alleen?
K u n n e n vl i e g e n o okvlieger enofisdateendom m evr aag?
Worstelenvindiknietleukmaarworstetendoeikgraag.
Thema 5: In de spotlights • Les 5
79
Tijd voor Taal accent Vragen en opdrachten na de B-tekst 1
An was op vakantie. Ze schreef een brief aan Luna. Maar toen ging het regenen. Druppels wisten de inkt uit. Maak jij de woorden weer heel? Kies uit -eren, -elen en -enen.
Lieve Luna, Het is hier heerlijk. Er zijn veel kind eren . Daar speel ik mee. We hink elen of we wand elen door het bos. Soms doen we niks en liggen we te lui eren . Veel kinderen spreken Engels. Dat moet ik nog oef enen . Weet je wat die Engelsen als ontbijt oppeuz elen ? Ei eren en spek en worst. O, jeetje, het begint te drupp elen ! Nou, dit kun je geen reg enen noemen, dit is spett eren . Ik ga vlug stoppen. Groeten aan de and eren ! x An
2
80
Breng jij -eren naar de overkant? Trek een lijn. Je mag alleen langs deurtjes die je voor -eren kunt zetten. Bv. kinderen is een goed woord, struikeren bestaat niet.
Thema 5: In de spotlights • Les 5
Tijd voor Taal accent Vragen en opdrachten na de C-tekst 1
Hieronder staan zinnen. Bij de laatste woorden is het fout gegaan. Die moeten eindigen op -eren, -elen of -enen. Schrijf het laatste woord er op de goede manier achter.
kwetteren Joop wilde niet naar de dokter, dus bleef hij tegensputtenen. tegensputteren Als wij te druk zijn, begint onze juf te moppelen. mopperen Om goed te kunnen dansen moet je veel oeferen. oefenen In een museum kun je meestal veel schilderijen bewondenen. bewonderen Het is niet netjes om in gezelschap in je neus te peutelen. peuteren Er zitten wel honderd vogels in de boom te kwettelen.
2
Enkel en dubbel
+
elen
+
h=w
en
dr = h
wandelen
+
,
huppelen
elen
struikelen
Thema 5: In de spotlights • Les 5
, als het maar beweegt!
81
Tijd voor Taal accent Les 6: Timoland
Je denkt na over wat er in een tekst gebeurt en over woorden en zinnen uit de tekst.
Beantwoord de vragen. 1 Wie is het hoofdpersonage?
Timo 2 Waarover gaat de tekst? Timo gaat op vakantie naar Frankrijk en wordt daar beroemd. Timo wil beroemd worden en probeert iets nieuws te ontdekken. Timo gaat surfen.
3 Wat vind jij van Timo? Kruis aan.
eigen invulling
grappig
slim
gek
belachelijk
avontuurlijk
4 Schrijf één ding uit het verhaal op dat echt kan gebeuren.
bv. Op vakantie gaan naar Frankrijk Zwijgend naast elkaar lopen
5 Schrijf één ding uit het verhaal op dat niet echt kan gebeuren.
bv. Timoland ontdekken
6 Schrijf de naam op de juiste plaats: Timo – Jeroen – Hans klein
groter
grootst
Timo
Hans
Jeroen
7 Heb jij al eens iets ontdekt op vakantie? Zo ja, wat?
82
eigen invulling
Thema 5: in de spotlights • Les 6
Tijd voor Taal accent 8 Wat is de oorzaak? Wat is het gevolg? oorzaak
gevolg
Timo is heel klein
Ze noemen Timo ‘ukkie’.
Columbus zoekt India.
Hij ontdekt Amerika
Timo blijft thuis.
Hij wil iets ontdekken
9 Wat doe jij zoal tijdens de vakantie om je niet te vervelen?
eigen invulling 10 Wat zou Timo nog kunnen ontdekken, denk je? Hoe zou hij het kunnen noemen?
eigen invulling 11 Zou jij het boek verder willen lezen? Waarom wel/niet?
eigen invulling
Terwijl ik lees, gebruik ik mijn fantasie. Sommige verhalen kunnen niet echt gebeuren. Gelukkig heb ik een grote berg fantasie. Met die fantasie kan ik het verhaal tot leven laten komen. Een beetje zoals een film in mijn hoofd.
Thema 5: In de spotlights • Les 6
83
Tijd voor Taal accent Les 7: Ra, ra, ra VOOR
Je leert open en gesloten vragen stellen om informatie te bekomen.
eigen invulling
Hier noteer ik enkele vragen, waardoor ik veel informatie te weten kan komen: -
NA TIJDENS
-
Stel je vragen aan je partner en kom te weten wie hij/zij is!
Dit was een goede vraag:
Dit was een minder goede vraag:
84
Thema 5: In de spotlights • Les 7
Tijd voor Taal accent Les 8: Inleiding, midden en slot
Je leert dat veel teksten uit een inleiding, een midden en een slot bestaan.
1
2
Kleur de bolletjes achter de tekst: de inleiding rood, het midden oranje en het slot groen. Helikopters
De balalaika
In dit artikel kom je van alles te weten over helikopters.
Graag willen we je hieronder meer vertellen over de balalaika.
Een ander woord voor helikopter is wentelwiek of hefschroefvliegtuig. Helikopters hebben het grote voordeel dat ze verticaal kunnen landen en opstijgen. De rotor is de draaiende vleugel van een helikopter. De meeste helikopters beschikken over een hoofdrotor en een staartrotor.
De balalaika is een Russisch snaarinstrument. Opvallend is de driehoekige klankkast. Een balalaika heeft meestal drie snaren waarvan er twee hetzelfde worden gestemd. Er bestaat ook een basbalalaika. Die is veel groter en steunt met een pin op de grond.
En nu maar een afspraakje maken voor een luchtdoop. Wie durft?
Wil je er een afbeelding van zien? Ga naar Google en tik ‘balalaika’.
Schrijf het midden van deze tekst.
eigen invulling
De Waffalo Er was eens een jongen die heel graag uitvinder wilde worden. Hij sloot zich op en begon te knutselen.
Nu is hij zo rijk als de zee diep is. Alleen jammer van de hond.
Thema 5: In de spotlights • Les 8
85
Tijd voor Taal accent 3
Antwoord met een korte zin. The big five Welk dier wordt in het boek eerst besproken?
Inhoud blz. 1. De olifant 2. De neushoorn 3. Het luipaard 4. De leeuw 5. De buffel
6 8 10 14 16
6. Extra foto’s Zuid-Afrika
20
de olifant Op welke bladzijde start de info over de leeuw?
bladzijde 14 Hoeveel pagina’s over het luipaard bevat dit boek?
4 pagina’s
Badminton Inhoud blz. a. De lijnen en het net 4 b. De shuttle 5 c. De spelers - categorieën 6 - lichamelijk 7 d. De wedstrijden 8 e. Rune Luyts en Ward Smets 8
Op welke pagina vind je foto’s van Rune Luyts en Ward Smets?
blz.8 Over welk onderwerp zou dit boek gaan?
over badminton Op welke pagina vind je info over de hoogte van het net?
blz.4 4
Kleur de tekstballonnen: de inleiding rood, het midden oranje en het slot groen. Ergens in een school in Vlaanderen…
Jammer dat hij het ons niet wil vertellen. We zullen het thuis moeten vragen.
Meester, meester, vertel ons alsjeblieft over de inleiding, het midden en het slot!
Nee, jongens en meisjes, jullie moeten geduld hebben, dat is te moeilijk voor jullie.
Hoe herken ik een goede tekst? Een goede tekst bestaat meestal uit drie delen: inleiding, midden en slot.
86
Thema 5: In de spotlights • Les 8