TvT accent - Spelling 3: werkschrift - correctiesleutel

Page 1

accent

Spelling

Werkschrift 3 Correctiesleutel Herlinde Roose Annelore Tanghe Coรถrdinatie Jan Seys Pieter Van Biervliet

Met medewerking van Filip Casier Maarten Dumoulin Myriam Monstrey Peter Willems Stijn Storme


Tijd voor Taal accent – Spelling 3 - werkschrift - werkschrift correctiesleutel - Z-schrift - Z-schrift correctiesleutel - stappenblok - Z-blok - handleiding met cd - oefenkaarten - wandplaten Tijd voor Taal accent – Spelling – Werkschrift 3 correctiesleutel Herlinde Roose, Annelore Tanghe met medewerking van: Filip Casier, Maarten Dumoulin, Myriam Monstrey, Stijn Storme, Peter Willems Coördinatie: Jan Seys, Pieter Van Biervliet Omslag: Nancy Kers Illustraties: Mario Boon Lay-out: CAT, Lieve Lenaerts Zetwerk: Lieve Lenaerts

Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken. In België beschermt de auteurswet de rechten van die mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toelating te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Diegenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te melden.

© Uitgeverij Van In, Wommelgem, 2013 © Uitgeverij Van In, Wommelgem, 2013 Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave Alle rechten worden vermenigvuldigd, voorbehouden. opgeslagen Behoudens in de eenuitdrukkelijk geautomatiseerd bij wetgegevensbestand bepaalde uitzonderingen of openbaar mag niets gemaakt, uit deze op welke uitgave wijze worden ook, zonder vermenigvuldigd, de voorafgaande opgeslagen en schriftelijke in een geautomatiseerd toestemming van gegevensbestand de uitgever. of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever.

derde bijdruk Eerste druk, eerste bijdruk 2015 2016 978-90-306-5597-8 ISBN 978-90-306-5576-3 D/2013/0078/9 D/2013/0078/43 Art.nr. 513806/04 Art. 513781/02 NUR 191


Woordpakket 1

de bank

blauw

de grond de brandweer

zij draaiden de vrijdag

hij hangt de ingang

hij kruipt

de kooien

donker

mooiste

de lach

ik heb

nieuw

de ouders hij schreeuwt hij vliegt

de weide

ik wacht

Woorden van het tweede leerjaar De hoorweg is de belangrijkste weg als je woorden schrijft:

Soms moet je een regel gebruiken. Zo kun je woorden met eindletters d/t, b/p of ng/nk altijd verlengen om de eindletter beter te horen. Sommige woorden moet je onthouden. Denk dan aan de liedjes of tekeningen met die woorden (bijvoorbeeld het ei-lied of de ei-plaat). Bij de meeste woorden hoort ook een kapstokwoord. Zo schrijf je mooi net als in kooi. Zie spellingweter 1.

1

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

bank grond kruipt kooien ouders blauw brandweer

donker mooiste schreeuwt draaiden hangt lach heb

vliegt vrijdag ingang nieuw weide wacht 3


Tijd voor Taal accent 2

3

Schrijf de woorden in de passende kolom: ouders – nieuw – weide – kooien – schreeuwt – blauw – vrijdag – mooiste – draaiden.

ei/ij

ou/au

ooi/aai

eeuw/ieuw

weide vrijdag

ouders blauw

kooien mooiste draaiden

nieuw schreeuwt

Schrijf de zinnen volledig en juist over. Aan de ingang van het park staat een bank.

Aan de ingang van het park staat een bank. De slak kruipt op de grond.

De slak kruipt op de grond. Ik slaap als het donker is.

Ik slaap als het donker is. 4

Schrijf de naam van het dier onder de tekening en kleur het spellingprobleem.

leeuw 5

tijger

slang

Vul de zin aan met het juiste woord. Kies uit: bang – kraaien – vriend – pijl. Ik hoor de haan Mijn zus is

kraaien . bang voor spinnen. vriend ? en boog. pijl

____________________________________________________

____________________________________________________

Is Jan je beste Hij schiet met

____________________________________________________

____________________________________________________

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 63. Zet eerst een kruisje. 4

hond


Woordpakket 2

zij bakken

frisse

zij blussen zij gillen

de mannen de takken

domme

de kapper

zij redden

drukke

het koppel

slimme

zij trokken

de emmer de kudde

de spinnen

de tunnel

de sterren

de vlekken

volle

Zo moet je verdubbelen Ik hak het woord en luister naar het einde van de klankgroep. Hoor ik een korte klank, dan schrijf ik ĂŠĂŠn klinker en twee medeklinkers. Ik luister naar het einde van de klankgroep.

ik

ik 1 klinker en 2 medeklinkers

korte klank

verdubbelen

Zatte vette kippen stoppen bussen GROEN

TIP: Zatte vette kippen stoppen bussen

Zie spellingweter 34.

1

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

bakken blussen domme drukke emmer frisse gillen

kapper koppel kudde mannen redden slimme spinnen

sterren takken trokken tunnel vlekken volle 5


Tijd voor Taal accent 2 Haal de pakketwoorden uit de slang. Schrijf ze op.

redde n

tunnelblussensterren

ku d d e

redden tunnel blussen sterren kudde bakkenvlekkengillendomme

bakken vlekken gillen domme 3 Maak er meer van. Schrijf naast elk woord het kapstokwoord uit

de onthoudzin.

kapstokwoord

bussen vette zatte stoppen kippen

stukken messen trappen klokken brillen

één stuk

Æ twee

_________________________________________________________________________

__________________________________________________________________

één mes

Æ twee

_________________________________________________________________________

__________________________________________________________________

één trap

Æ twee

_________________________________________________________________________

__________________________________________________________________

één klok

Æ twee

_________________________________________________________________________

__________________________________________________________________

één bril

Æ twee

_________________________________________________________________________

__________________________________________________________________

4 Lees de woorden van rechts naar links. Schrijf de goede woorden op.

vlaggen moppen verkennen Brussel

n e g g a l v

________________________________________________________________________________________

n e p p o m

________________________________________________________________________________________

n e n n e k r e v

________________________________________________________________________________________

l e s s u r B

________________________________________________________________________________________

5 Verbind de ballonnen met het juiste kaartje. Schrijf de woorden volledig over.

ss

pp el appel

a

pp

tt en ratten

ra

tt

ss en bossen

bo

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 63. Zet eerst een kruisje. 6

ll

ll en brullen

bru


Woordpakket 3

ze aten

ze bleven

boze

duren

hele

ze keken

ze kopen

de muziek

proper

de ruzie

ze spraken

ze sturen

tegen

de tranen

ze vlogen

de wereld

de kabels

pure hij toverde

ze zaten

Zo moet je verenkelen Ik hak het woord en luister naar het einde van de klankgroep. Hoor ik een lange klank, dan schrijf ik één klinker en één medeklinker. Ik luister naar het einde van de klankgroep.

ik

ik 1 klinker en 1 medeklinker

lange klank

verenkelen

Apen zweven over muren

ROOD

TIP: Apen zweven over muren

Zie spellingweter 34.

1

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

aten bleven boze duren hele kabels keken

kopen muziek proper pure ruzie spraken sturen

tegen toverde tranen vlogen wereld zaten 7


Tijd voor Taal accent 2 Vul aan met een woord uit het woordpakket.

Schrijf de hele zin nog eens over. naar ons met grote ogen. keken De apen keken naar ons met grote ogen. Adam een konijn uit zijn hoed. toverde Adam toverde een konijn uit zijn hoed. Clara krijgt hoofdpijn van die luide . muziek Clara krijgt hoofdpijn van die luide muziek. Die jongen maakt veel met zijn broer. ruzie Die jongen maakt veel ruzie met zijn broer. De duiven uit hun til. vlogen De duiven vlogen uit hun til. De apen

_______________________________________________________________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

_______________________________________________________________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

_______________________________________________________________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

_______________________________________________________________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

_______________________________________________________________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

3

Zoek de woorden met een lange klank aan het eind van een klankgroep. Onderstreep ze en schrijf ze op.

zaterdag Hans en ik drogen de vaat af. drogen Wij zwaaien naar onze buren. buren Het kleine meisje zwemt al honderd meter. meter Mieke leest beter dan haar zus. beter bijvoorbeeld Schrijf een passend rijmwoord op. vuren leren sturen kleren kazen noten vazen boten boren zeven horen leven .RP MH ]DWHUGDJ QDDU GH ÂżOP"

_________________________________________________________________________

_________________________________________________________________________

_________________________________________________________________________

_________________________________________________________________________

_________________________________________________________________________

4

___________________________________________________________

___________________________________________________________

___________________________________________________________

___________________________________________________________

___________________________________________________________

___________________________________________________________

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 64. Zet eerst een kruisje. 8


Woordpakket 4

dolle de lippen

felle

ze hadden

het midden

brutaal

dode

de oven

ik probeer

de knuffel

het nummer

de hemel

lekker

toffe

ze kraken

de slaven

ze breken de meter

de katten

de wapens

Verdubbelen of verenkelen ik

Ik luister naar het einde van de klankgroep.

ik 1 klinker en 2 medeklinkers

korte klank

verdubbelen

ik

ik 1 klinker en 1 medeklinker

lange klank

verenkelen

Zatte vette kippen stoppen bussen GROEN

Apen zweven over muren

ROOD Zie spellingweter 34.

1

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

dolle felle hadden knuffel lekker lippen midden

nummer toffe breken brutaal dode hemel kraken

meter oven probeer slaven katten wapens 9


Tijd voor Taal accent 2 De letters van de pakketwoorden staan door elkaar. De eerste letter is

onderstreept. Schrijf het goede woord op de invullijn.

3

brutaal knuffel wapens lekker

a

t

u

b

a

l

r

______________________________________________________________________________________________________

u

l

f

f

k

e

n

______________________________________________________________________________________________________

n

p

a

w

e

s

______________________________________________________________________________________________________

k

l

e

k

r

e

______________________________________________________________________________________________________

Kleur het juiste vakje zodat je een goed woord bekomt. Schrijf het woord dan nog eens volledig over. ja s ss en d a aa ken lu s ss en sp e ee len scho p pp en

jassen daken lussen spelen schoppen

be s ss en st u uu ren li p pp en m a aa ken t o oo nen

bessen sturen lippen maken tonen

4 Vul aan.

Voorbeeld: Die tas weegt zwaar. Het is een zware tas.

drukke straat. De jas van Anas is rood. Het is een rode jas. Mijn vriendin is tof. Het is een toffe vriendin. Die boomstam is dik. Het is een dikke boomstam. In deze straat is het druk. Het is een

______________________________________

______________________________________

______________________________________

______________________________________

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 64. Zet eerst een kruisje. 10


Woordpakket 5

de boerin de keuze

de boeven

leuker

we verliezen ik beleefde

de brieven

niemand

we vieren

daardoor

de speelplaats

de hoeve we proeven

alweer het gevoel

het stroomde

ik raakte de moorden

ik verdiende

vreemd

Zo doe je gewoon Ik luister naar het einde van de klankgroep.

ik

ik

Zieke schilders moeten genoeg rusten omdat ... andere klank

gewoon

Tip Hoor je na de klinker twee verschillende medeklinkers, dan doe je dus ook gewoon.

Zie spellingweter 34.

1

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

boerin boeven brieven hoeve keuze leuker niemand

proeven verliezen vieren alweer raakte beleefde daardoor

gevoel moorden speelplaats stroomde verdiende vreemd 11


Tijd voor Taal accent 2 Vul aan met een woord uit het woordpakket.

De kleuters spelen op de De

.

ontsnapten uit de gevangenis. boeven stroomde heel hard. we feest. vieren van de heerlijke taart. proeven

________________________________________________________________

Het water Zaterdag We

speelplaats

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

3 Schrijf de zinnen over en onderstreep alle pakketwoorden.

De boerin woont in een mooie hoeve.

De boerin woont in een mooie hoeve.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Dit geheim vertel ik aan niemand.

Dit geheim vertel ik aan niemand.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Winnen is leuker dan verliezen.

Winnen is leuker dan verliezen.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

De postbode steekt de brieven in de brievenbus.

De postbode steekt de brieven in de brievenbus.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Ik verdiende veel geld in dat bedrijf.

Ik verdiende veel geld in dat bedrijf.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

4 Onderzoek de klankgroepen van de onderstreepte woorden.

Schrijf de woorden waar je op het einde van de eerste klankgroep een andere klank hoort, correct over. Mijn QHHI KHHIW HHQ WRIIH EURPÂżHWV

bromfiets

____________________________________________________________________________________________________

Wij spelen in de hutten rond de hoeve. De duif heeft een gebroken vleugel.

hoeve vleugel gevaar

___________________________________________________________________________________________

__________________________________________________________________________________________________

Kleine kinderen kennen geen gevaar.

______________________________________________________________________________________________

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 65. Zet eerst een kruisje. 12


Woordpakket 6

de goudvissen

de trekpaarden

we vertrekken

jammer

de paddenstoel

aankleden

de muziekdoos

de overval

de boekentas

de brievenbus

het ziekenhuis

de schatten

de aantallen

klaarmaken

de zomerdag

de slaapkamer

de grootmoeder

de dierentuin

de schoten

we schrokken

Verdubbelen of verenkelen? ik

ik 1 klinker en 2 medeklinkers

Ik luister naar het einde van de klankgroep.

korte klank

verdubbelen

ik

ik 1 klinker en 1 medeklinker

lange klank

verenkelen

ik

ik

Zatte vette kippen stoppen bussen GROEN

Apen zweven over muren

ROOD

Zieke schilders moeten genoeg rusten omdat ... andere klank

gewoon

Tip Hoor je na de klinker twee verschillende medeklinkers, dan doe je dus ook gewoon.

Zie spellingweter 34.

1

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

goudvissen trekpaarden paddenstoel aantallen vertrekken jammer aankleden

klaarmaken muziekdoos overval zomerdag slaapkamer boekentas brievenbus

grootmoeder dierentuin ziekenhuis schatten schoten schrokken 13


Tijd voor Taal accent 2 Wat stellen de tekeningen voor? Kies een woord uit het woordpakket.

brievenbus

paddenstoel

goudvissen

3 Verzamel de woorden in de juiste koffer.

Kijk goed naar de onderstreepte letter(s). achterover – ophalen – rokken – verlies – nummer – schuren – stoelen – ZHJORSHQ ± NDSSHU ± JHQRHJ ± EULHYHQ ± ÀHVVHQ lange klank

korte klank

achterover ophalen schuren weglopen

rokken nummer kapper flessen andere klank

verlies stoelen genoeg brieven 4 Vervang de tekens door de juiste letters. Schrijf de volledige woorden op.

s = sch w eeuwde s atten s oten

schreeuwde schatten schoten

________________________________________________________

________________________________________________________

________________________________________________________

w = schr w okken w ijven s uiven

schrokken schrijven schuiven

________________________________________________________

________________________________________________________

________________________________________________________

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 65. Zet eerst een kruisje. 14


Woordpakket 7

we babbelen

we winkelen

we rinkelen

we wandelen

regenen

de anderen

gisteren

de bladeren

de eieren

betere

we knutselen

we kriebelen

we openen

we oefenen

we ÀXLVWHUHQ we bibberen de kinderen

donderen

dappere

iedere

Woorden met enen, elen, eren In woorden met enen, elen, eren hoor je een doffe e. Woorden op eren schrijf je net als kinderen. Woorden op elen schrijf je net als meubelen. Woorden op enen schrijf je net als tekenen. Zie spellingweter 15.

1

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

babbelen winkelen knutselen kriebelen rinkelen wandelen openen

oefenen regenen anderen fluisteren bibberen gisteren bladeren

kinderen donderen eieren betere dappere iedere 15


Tijd voor Taal accent 2 Zoek de pakketwoorden in de zinnen.

Omcirkel ze en schrijf ze in de juiste kolom. De kinderen wandelen naar de winkel. Hoor je de bel rinkelen? We oefenen bijna iedere dag onze tafels. Heb je het gisteren zien regenen? eren

enen

elen

kinderen gisteren

oefenen regenen

wandelen rinkelen

ere

iedere

3 Lees goed de omschrijving. Schrijf het juiste woord met enen, eren of elen in

de vakjes. Je vult één letter per vakje in. Je krijgt de eerste letter. vogels leggen ze

e

geen jongeren, maar …

o

ik twijfel, wij …

t

op een toeter blazen

t

niet sluiten, maar …

o

de dag voor gisteren

e

i u w o p e

e d i e e r

r e j t n g

e r f e e i

n e e r n s

n l e n e n t e r e n

4 Maak woorden met enen, elen, eren. Verbind elke vis met een juiste bokaal.

Schrijf alle woorden over. kruim stap

enen

tov

oef

eren tek

elen

zilv

kruimelen stapelen tekenen toveren oefenen zilveren

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 66. Zet eerst een kruisje. 16


Woordpakket 8

de aapjes

het dorpje

het briefje

het groepje

de broodjes het heksje het pootje

het kaartje een kijkje

het hartje de pakjes de blaadjes

de snoepjes het vriendje

het liedje het dansje

het buikje de hondjes

het gaatje

het glaasje

Verkleinwoorden op je Bij verkleinwoorden op je schrijf je eerst het grondwoord en dan je. Bijvoorbeeld: boekje = boek + je, hartje = hart + je. Let op: blad – blaadje, gat – gaatje, glas – glaasje. Je schrijft verkleinwoorden op je net als kindje (kind + je). Zie spellingweter 16.

1

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

aapjes dorpje kaartje snoepjes briefje groepje kijkje

vriendje broodjes hartje liedje buikje heksje pakjes

dansje hondjes pootje blaadjes gaatje glaasje

2 Maak met deze twee stukken telkens het juiste woord.

dorpje heksje groepje

pootje vriendje briefje

dorp + je =

_____________________________________________________

poot + je =

_____________________________________________________

heks + je =

_____________________________________________________

vriend + je =

_____________________________________________________

groep + je =

_____________________________________________________

brief + je =

_____________________________________________________

17


Tijd voor Taal accent 3 Hak het woord in twee stukken. Doe zoals in het voorbeeld.

dansje = dans + je

hart + je lied + je aap + jes

kaart + je buik + je snoep + jes

hartje =

___________________________________________________________

kaartje =

___________________________________________________________

liedje =

___________________________________________________________

buikje =

___________________________________________________________

aapjes =

___________________________________________________________

snoepjes =

___________________________________________________________

4 Maak de woorden in vetjes klein. Schrijf de volledige zin over.

Een pot van mijn neef staat in een kast.

Een potje van mijn neefje staat in een kastje.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Een lamp van tante is al een tijd stuk.

Een lampje van tante is al een tijdje stuk.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Een poot van een kat is gebroken.

Een pootje van een katje is gebroken.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Een kleed met een hart is mooi.

Een kleedje met een hartje is mooi.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Een beek in een dorp is vervuild.

Een beekje in een dorpje is vervuild.

__________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

_________________________________________________________________________________________________________________________________________________

5 Zoek een woord dat rijmt op:

ratje muisje kapje

bijvoorbeeld doosje hoekje gewichtje

katje

___________________________________________________________

roosje

___________________________________________________________

huisje

___________________________________________________________

boekje

___________________________________________________________

grapje

___________________________________________________________

nichtje

___________________________________________________________

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 66. Zet eerst een kruisje. 18


Woordpakket 9 (VVKBaO)

de tabak de agente het tapijt het avontuur de banaan

het kanaal

jaloers de kabouter

kapot de paleizen het lawaai

de kalender het kanon

de manier de familie

de natuur de papa het papier de kajuit de raket

Vreemde woorden met a Sommige vreemde woorden met een a schrijf je net als banaan. Bijvoorbeeld: paleis, kapot, natuur, kabouter, lawaai ‌ Het zijn banaanwoorden. Je mag dan niet verdubbelen. Die woorden moet je onthouden. Denk aan de banaanplaat. Zie spellingweter 24.

1

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

tabak kanaal kapot natuur agente jaloers paleizen

papa tapijt kabouter lawaai papier avontuur kalender

manier kajuit banaan kanon familie raket 19


Tijd voor Taal accent 2 Vul elke zin aan met een passend woord. Schrijf de zin nog eens over.

Kies uit: kalender – banaan – jaloers – kanaal – lawaai. ? banaan Lust jij liever een appel dan een banaan? Wil je eens kijken op de kalender wanneer er schoolfeest is? Wil je eens kijken op de kalender wanneer er schoolfeest is? Er is altijd veel lawaai in de klas. Er is altijd veel lawaai in de klas. Mijn kleine zus is . jaloers Mijn kleine zus is jaloers. Springt Salma in het ? kanaal Springt Salma in het kanaal? Lust jij liever een appel dan een

__________________________________________________________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

__________________________________________________________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

__________________________________________________________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

__________________________________________________________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

__________________________________________________________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

3 Schrijf onder elke tekening het juiste pakketwoord.

raket

kanon

kabouter

kajuit

4 In elke zin staan twee pakketwoorden. Schrijf ze op.

paleis agente De kabouters zitten in een kajuit. kabouters kajuit De raket is kapot. kapot raket Papa eet een banaan. banaan papa De raket ligt in het kanaal. raket kanaal De agente staat voor het paleis.

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 67. Zet eerst een kruisje. 20


Woordpakket 9 (OVSG)

de kajuit

het kanaal

de agente het tapijt

jaloers de kabouter

het avontuur de hoofddoek

kapot

de natuur

de paleizen

de papa

het lawaai

de kalender de dansschool

het papier

de raket

muisstil

de oorring

de oppas

Vreemde woorden met a Sommige vreemde woorden met een a schrijf je net als banaan. Bijvoorbeeld: paleis, kapot, natuur, kabouter, lawaai ‌ Het zijn banaanwoorden. Je mag dan niet verdubbelen. Die woorden moet je onthouden. Denk aan de banaanplaat. Zie spellingweter 24.

Lange woorden Bij lange woorden moet je eerst hakken en dan plakken: hand + doek = handdoek oor + ring = oorring deur + slot = deurslot

Zie spellingweter 17.

1

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

kajuit kanaal kapot natuur agente jaloers paleizen

papa tapijt kabouter lawaai papier avontuur kalender

raket muisstil hoofddoek dansschool oorring oppas 21


Tijd voor Taal accent 2 Vul elke zin aan met een passend woord. Schrijf de zin over.

Kies uit: kalender – banaan – jaloers – dansschool – muisstil. ? banaan Lust jij liever een appel dan een banaan? Wil je eens kijken op de kalender wanneer er schoolfeest is? Wil je eens kijken op de kalender wanneer er schoolfeest is? De meester wil dat het in de klas is. muisstil De meester wil dat het muisstil in de klas is. Mijn kleine zus is . jaloers Mijn kleine zus is jaloers. Ik mag later naar de dansschool met mijn vriendin. Ik mag later naar de dansschool met mijn vriendin. Lust jij liever een appel dan een

__________________________________________________________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

__________________________________________________________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

__________________________________________________________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

__________________________________________________________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

__________________________________________________________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

3 Schrijf onder elke tekening het juiste pakketwoord.

raket

oorring

kabouter

kajuit

4 In elke zin staan twee pakketwoorden. Schrijf ze op.

kanaal agente In de dansschool is het muisstil. muisstil dansschool De raket is kapot. kapot raket De oppas draagt een hoofddoek. oppas hoofddoek Op het tapijt staat een kabouter. kabouter tapijt De agente rijdt naar het kanaal.

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 67. Zet eerst een kruisje. 22


Woordpakket 10

het einde het geheim

blauw

ze bijten het konijn

klein

de auto

gelijk

hij krijgt

Ă€DXZ de reis de saus

de fout

de vijand

de weide

koud de ouders de vrouwen

de paus

stout

Woorden met ei of ij Denk aan de ei-woorden van het ei-lied of van de ei-plaat. Andere woorden schrijf je met ij. Woorden met ei schrijf je net als trein. Woorden met ij schrijf je net als blij. Zie spellingweter 19, 20.

Woorden met au of ou Denk aan de au-woorden van het au-lied of van de au-strip. Andere woorden schrijf je met ou. Woorden met au schrijf je net als saus. Woorden met ou schrijf je net als kous. Zie spellingweter 21, 22.

1

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

einde bijten fout auto geheim konijn gelijk

koud blauw klein krijgt ouders flauw reis

vijand vrouwen saus weide paus stout 23


Tijd voor Taal accent 2 Schrijf de woorden in de juiste kolom.

EODXZ ± NRQLMQ ± VWRXW ± HLQGH ± ÀDXZ ± NOHLQ ± NULMJW ± RXGHUV

ei

ij

au

ou

einde klein

konijn krijgt

blauw flauw

stout ouders

3 Maak de puzzel. Zet het pakketwoord achter het goede cijfer.

1

5 1 A U T O 2 P A U S

6

3 W E

I 4 G 5 V 6 S A U

3

2

Van boven naar onder lees je het woord

D E E L I J K R O U W E N 4 S

ouders

________________________________________________________________________________________

4 Bij elke zin hoort een kip met een ei. Vul de woorden op de juiste plaats in

de zin in. Schrijf elke zin nog eens juist over. geheim vijand

1

blauw auto

2

paus reis

3

weide stout

bedenkt een vijand geheim De vijand bedenkt een geheim. De van oom Rik is auto blauw De auto van oom Rik is blauw. De maakt een mooie paus reis De paus maakt een mooie reis. In de staat een weide stout In de weide staat een stout paard.

1 De

__________________________________________________________

4

__________________________________________________________

.

____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

2

__________________________________________________________

__________________________________________________________

.

____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

3

__________________________________________________________

__________________________________________________________

.

____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

4

__________________________________________________________

__________________________________________________________

paard.

____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 68. Zet eerst een kruisje. 24


Woordpakket 11 (VVKBaO)

hij duwt

schuw

de schaduw

sluw

de stuwdam

Pinksteren

Kerstmis

Allerheiligen

de wrat

het wrak

ze wroeten

ze wrijven

uw

ruw Pasen

Allerzielen ze wreken

wreed

de wrevel

ze wringen

Woorden met uw TIP: een lange u voor een w schrijf je altijd enkel, bv. duwt, schaduw. Woorden met uw schrijf je net als duw. Zie spellingweter 18.

Woorden met wr Sommige woorden lees je met vr maar schrijf je met wr. Die woorden moet je onthouden: wrat, wringen, wreed ‌ Woorden met wr schrijf je net als wrat. Zie spellingweter 25.

Namen van (kerkelijke) feestdagen Namen van (kerkelijke) feestdagen schrijf je met een hoofdletter: Kerstmis, Pasen, Suikerfeest ‌ Zie spellingweter 38.

1

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

duwt schaduw sluw uw ruw schuw stuwdam

Kerstmis Pasen Pinksteren Allerheiligen Allerzielen wrat wrak

wreken wreed wroeten wrijven wrevel wringen 25


Tijd voor Taal accent 2 In elke paddenstoel staat een stip zonder letter. Vul de letter in die nodig is

om een pakketwoord te vormen. Schrijf het woord volledig over.

s

a

c h

d

p u

a w

e

schaduw

s n

r

e

w

e

Pasen

v

l

wrevel

r

e

k

w

e n

wreken

3 Vul aan met het juiste pakketwoord.

Kies uit: duwt – wrijven – sluw – Allerzielen – ruw. Een vos is een

sluw

__________________________________________________________

De schors van de boom is Met

Hij

ruw

__________________________________________________________

Allerzielen

__________________________________________________________

Wil jij even op mijn rug

duwt

dier.

gaan veel mensen naar het kerkhof.

wrijven

__________________________________________________________

__________________________________________________________

.

?

me in het zwembad.

4 Verbind elk potje met het juiste dekseltje. Schrijf de goede woorden op.

stuw

mis

stuwdam

Aller

dam

Allerheiligen

Kerst

wrak

Kerstmis

auto

heiligen

autowrak

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 68. Zet eerst een kruisje. 26


Woordpakket 11 (OVSG)

hij duwt

de schaduw

schuw

de stuwdam

de zwaluw de zondagavond de zomeravond

sluw

de zenuw

ruw

we duwen

een duw

we huwen

de avond

vanavond de horror

uw

gisteravond de motor

de motorboot

Woorden met uw TIP: een lange u voor een w schrijf je altijd enkel, bv. duwt, schaduw. Woorden met uw schrijf je net als duw. Zie spellingweter 18.

Woorden met ond of met or Sommige woorden worden met een doffe e uitgesproken, maar met ond of or geschreven. Die woorden moet je onthouden, bv. avond en motor. De ond schrijf je net als in avond. De or schrijf je net als in motor. Zie spellingweter 26.

1

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

duwt schaduw sluw uw ruw schuw stuwdam

duwen duw zwaluw zenuw huwen avond zondagavond

vanavond gisteravond zomeravond horror motor motorboot 27


Tijd voor Taal accent 2 In elke paddenstoel staat een stip zonder letter. Vul de letter in die nodig is

om een pakketwoord te vormen. Schrijf het woord volledig over.

s

c

a

h

d

schaduw

o u

a w

v

o

n

avond

r

o

h

d

r

u r

h

horror

e

w

huwen

3 Vul aan met het juiste pakketwoord.

Kies uit: duwt – gisteravond – sluw – zondagavond – ruw. Een vos is een

sluw

__________________________________________________________

De schors van de boom is Op

dier.

ruw

__________________________________________________________

.

EHNHNHQ ZH HHQ PRRLH ¿OP zondagavond was er veel volk in de schouwburg. Gisteravond me in het zwembad. duwt

______________________________________________________________________________________

______________________________________________________________________________________

Hij

__________________________________________________________

4 Verbind elk potje met het juiste dekseltje. Schrijf de goede woorden op.

stuw

avond

stuwdam

motor

dam

motorboot

zwaluw

boot

zwaluwnest

zomer

nest

zomeravond

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 69. Zet eerst een kruisje. 28

n


Woordpakket 12

allemaal

de grotten

we beginnen

de koffer

de fakkels

lukken

de ÀHVVHQ

sneller

de badkamer

het rekenboek

sluwe

de gevaren

de koning

de kachel

we lachen

de druppel

we bewegen

opendoen

het lichaam

de kikker

Verdubbelen of verenkelen? ik

ik 1 klinker en 2 medeklinkers

Ik luister naar het einde van de klankgroep.

korte klank

verdubbelen

ik

ik 1 klinker en 1 medeklinker

lange klank

verenkelen

ik

ik

Zatte vette kippen stoppen bussen GROEN

Apen zweven over muren

ROOD

Zieke schilders moeten genoeg rusten omdat ... andere klank

gewoon

Tip Hoor je na de klinker twee verschillende medeklinkers, dan doe je dus ook gewoon.

Zie spellingweter 34.

1

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

allemaal grotten beginnen druppel koffer fakkels lukken

flessen sneller badkamer rekenboek bewegen sluwe gevaren

koning opendoen kachel lachen lichaam kikker 29


Tijd voor Taal accent 2 Rangschik deze woorden in de juiste kolom: badkamer – beginnen –

NRQLQJ ± DOOHPDDO ± RSHQGRHQ ± VOXZH ± ÀHVVHQ ± GUXSSHO twee klankgroepen

drie klankgroepen

koning sluwe flessen druppel

badkamer beginnen allemaal opendoen

3 Kleur in oefening 2 alle korte klanken groen en alle lange klanken rood. 4 Schrijf onder elke tekening het juiste pakketwoord.

kikker

kachel

fakkels koffer

rekenboek

5 Maak er meer van.

grotten getallen tomaten

gevaren kanonnen gesprekken

één grot, meer

______________________________________________

één gevaar, meer

______________________________________________

één getal, meer

______________________________________________

één kanon, meer

______________________________________________

één tomaat, meer

______________________________________________

één gesprek, meer

______________________________________________

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 69. Zet eerst een kruisje. 30


Woordpakket 13

het beertje het konijntje het dochtertje het balletje het mannetje

het koffertje het vrouwtje

het verhaaltje het diertje

het papiertje het stemmetje de spelletjes

de broertjes de kuikentjes

het ezeltje

het uurtje

het biggetje

het gangetje

het boompje

het raampje

Verkleinwoorden op tje, etje, pje Verkleinwoorden op tje = grondwoord + tje, net als in boontje Verkleinwoorden op etje = grondwoord + etje, net als in balletje (let op de verdubbeling!) Verkleinwoord op pje = grondwoord + pje, net als in raampje Zie spellingweter 16.

1

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

beertje koffertje verhaaltje broertjes konijntje vrouwtje diertje

kuikentjes dochtertje papiertje ezeltje uurtje balletje stemmetje

biggetje gangetje mannetje spelletjes boompje raampje 31


Tijd voor Taal accent 2 Schrijf de verkleinwoorden in de passende kolom.

uurtje gangetje boompje

stemmetje dochtertje vrouwtje

tje

uurtje dochtertje vrouwtje verhaaltje diertje

mannetje verhaaltje balletje

diertje raampje biggetje

pje

etje

boompje raampje

gangetje stemmetje mannetje balletje biggetje

3 Schrijf elke zin over, maar maak van de onderstreepte woorden het juiste

verkleinwoord. Een vogel eet een worm in een tuin.

Een vogeltje eet een wormpje in een tuintje.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Ken je het verhaal van de drie biggen?

Ken je het verhaaltje van de drie biggetjes?

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Mijn broer legt een touw op het rek.

Mijn broertje legt een touwtje op het rekje.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Een mol graaft een gang.

Een molletje graaft een gangetje.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

4 Geef het passende verkleinwoord.

stoeltje konijntje

plannetje duimpje

een stoel

Æ een

______________________________________________

een plan

Æ een

___________________________________________________

een konijn

Æ een

___________________________________ __________

een duim Æ een

___________________________________________________

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 70. Zet eerst een kruisje. 32


Woordpakket 14

hij draait

saai oei de kooien de pech

vandaag

de haai

ze gloeien

hij groeit

omhoog

hij gooit

ik lach de boog

de vlieg

zich

ik draag

zondag de slag

nooit de dwergen

Woorden met aai, ooi, oei aai, ooi, oei schrijf je altijd aai, ooi, oei Je schrijft woorden met aai net als haai. Je schrijft woorden met ooi net als kooi. Je schrijft woorden met oei net als groei.

Zie spellingweters 9.

Woorden met g of ch Meestal schrijf je g. Woorden met ch moet je onthouden. Je schrijft woorden met g net als weg. Je schrijft woorden met ch net als zich.

pech lach zich

Zie spellingweter 23.

1

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

draait vandaag haai draag saai gloeien groeit

zondag oei omhoog gooit slag kooien lach

vlieg nooit pech boog zich dwergen 33


Tijd voor Taal accent 2 Kun je de pakketwoorden lezen? Begin telkens bij het rondje en schrijf het

woord op de lijn.

a a d g v n a

k

vandaag

o

i

m o g o h o

n

o e

kooien g

omhoog

e

l

e o

n

d

i

gloeien

r

t

a a

i

draait

3 Schrijf het ontbrekende pakketwoord in het rooster.

1 De laatste dag van de week is 2 Hij

_________________________________

3 Hij had

.

Z

de bal in het net.

_________________________________

O

D

A

G

G O O

I

T

P

E

C

H

H

A

A

I

O

E

I

T

, want zijn auto wou niet starten.

4 In de zee zwemt een grote 5 In de tuin

_________________________________

______________________________

_________________________________

.

een grote zonnebloem. G

R

N

4 Schrijf de zinnen over en onderstreep de pakketwoorden.

Ik draag nooit een korte rok.

Ik draag nooit een korte rok.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Oei, er hangt een vlieg in het web.

Oei, er hangt een vlieg in het web.

____________________________________________________________________________________________________________________________________

Ines vindt het sprookje van de dwergen saai.

Ines vindt het sprookje van de dwergen saai.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Hij wast zich met een groen washandje.

Hij wast zich met een groen washandje.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 70. Zet eerst een kruisje. 34


Woordpakket 15

ik schreeuw

links

hij duwt

hij zegt

de slang

de vlucht

de vingers het gevecht

nieuw jong hij brengt

het bericht hij dacht

ik dank hij denkt

hij jaagt de kracht de aandacht het klonk de vrachtwagen

Woorden met eeuw, ieuw, uw eeuw, ieuw, uw schrijf je altijd eeuw, ieuw, uw. Je schrijft woorden met eeuw net als leeuw. Je schrijft woorden met ieuw net als nieuw. Je schrijft woorden met uw net als duw.

Zie spellingweter 10.

Woorden met nk nk schrijf je altijd nk (zonder g). Je kunt het woord ook verlengen en luisteren naar wat je hoort. nk schrijf je net als in bank.

Zie spellingweter 14.

Woorden met gt of cht Na een korte klank schrijf je altijd cht, behalve in: ligt, legt en zegt. cht schrijf je net als in gezicht. gt schrijf je net als in jaagt.

1

Zie spellingweter 33.

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

schreeuw links nieuw jaagt duwt zegt jong

kracht slang vlucht brengt aandacht vingers bericht

dank klonk gevecht dacht denkt vrachtwagen 35


Tijd voor Taal accent 2 Vul aan met een pakketwoord. Schrijf de volledige zin over.

dank je voor de mooie bloemen. Ik dank je voor de mooie bloemen. De postbode brengt de brieven. De postbode brengt de brieven. Iedereen heeft tien vingers . Iedereen heeft tien vingers. Denkt hij vaak aan zijn lieve oma? Denkt hij vaak aan zijn lieve oma? Ik

_________________________________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

_________________________________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

_________________________________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

_________________________________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

3 Schrijf de woorden onder de passende kooi.

meeuw

kieuwen eeuwen geeuwen

nieuwste

schaduw nieuws

uw

schaduw schuw zwaluw 4 Zoek een rijmwoord.

vraagt gezicht lacht

zwaluw

schuw

eeuw

ieuw

eeuwen meeuw geeuwen bijvoorbeeld

kieuwen nieuwste nieuws legt bang stronk

jaagt

______________________________________________________________________

zegt

______________________________________________________________________

bericht

______________________________________________________________________

slang

______________________________________________________________________

kracht

______________________________________________________________________

klonk

______________________________________________________________________

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 71. Zet eerst een kruisje. 36


Woordpakket 16

alsjeblieft de achterdeur

de glimlach het plezier

we brachten

terug

daarachter

zachtjes

zichzelf

toch

het lichtje

het beestje

slechte

het doosje

we vluchten

het huisje

het zusje

dichter

de markt de gevechten

Woorden net als markt Soms worden letters die je niet uitspreekt, toch geschreven! Woorden met zulke letters moet je onthouden. Het zijn woorden net als lichtje, alsjeblieft, zachtjes ‌

Woorden met g of ch Meestal schrijf je g. Woorden met ch moet je onthouden. g schrijf je net als in weg, ch net als in zich.

Zie spellingweter 23.

Woorden met gt of cht Na een korte klank schrijf je altijd cht, behalve in: ligt, legt en zegt. cht schrijf je net als in gezicht. gt schrijf je net als in jaagt.

1

Zie spellingweter 33.

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

alsjeblieft glimlach toch beestje achterdeur plezier slechte

doosje brachten terug vluchten huisje daarachter zachtjes

zusje markt zichzelf lichtje dichter gevechten 37


Tijd voor Taal accent 2 Elke bril heeft een nummer van een zin. Vul de woorden op de juiste plaats in.

2 1 plezier

doosje

zusje

beestje

3 4 achterdeur

3 4 5

markt

brachten

plezier met haar nichtje. zit een In het beestje . Wij hebben een nieuwe achterdeur aan ons huisje De mensen vluchten voor de gevechten . We brachten een bezoekje aan de markt .

1 Mijn 2

vluchten

huisje

5

zusje doosje

gevechten

_________________________________________

maakt

_________________________________________

_________________________________________

_________________________________________

_____________________________________________________

_________________________________________

_________________________________________

_________________________________________

.

_________________________________________

_________________________________________

3 Maak van elke zin uit oefening 2 een goede vraagzin. Denk aan hoofdletters

en leestekens.

Maakt mijn zusje plezier met haar nichtje? Zit in het doosje een beestje? Hebben wij een nieuwe achterdeur aan ons huisje? Vluchten de mensen voor de gevechten? Brachten we een bezoekje aan de markt?

1

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

2

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

3

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

4

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

5

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

4 Van welk pakketwoord zijn dit de medeklinkers?

alsjeblieft zichzelf slechte

lsjblft

______________________________________________________________________

zchzlf

______________________________________________________________________

slcht

______________________________________________________________________

daarachter glmlch glimlach drchtr

______________________________________________________________________

______________________________________________________________________

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 71. Zet eerst een kruisje. 38


Woordpakket 17

we beklimmen

achterover

we schrikken

nadenken

de kanonnen

beneden

uitstappen

november

de letters

de boterham

de ongelukken

ze verkennen

ze duwen

oplossen

ophalen

we voetballen

helemaal

de telefoon

de winnaar

de woonkamer

Verdubbelen of verenkelen? ik

ik 1 klinker en 2 medeklinkers

Ik luister naar het einde van de klankgroep.

korte klank

verdubbelen

ik

ik 1 klinker en 1 medeklinker

lange klank

verenkelen

ik

ik

Zatte vette kippen stoppen bussen GROEN

Apen zweven over muren

ROOD

Zieke schilders moeten genoeg rusten omdat ... andere klank

gewoon

Tip Hoor je na de klinker twee verschillende medeklinkers, dan doe je dus ook gewoon.

Zie spellingweter 34.

1

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

beklimmen achterover schrikken nadenken kanonnen beneden uitstappen

november letters boterham verkennen ophalen ongelukken duwen

voetballen telefoon oplossen helemaal winnaar woonkamer 39


Tijd voor Taal accent 2 Luister naar de eindklank van het onderstreepte deel van de pakketwoorden.

Schrijf ze in de juiste kolom. oplossen

schrikken

boterham

winnaar

beneden helemaal

duwen kanonnen

verdubbelen

verenkelen

oplossen schrikken winnaar kanonnen

beneden duwen boterham helemaal

3 Vul de ontbrekende letters van de pakketwoorden in. Schrijf de woorden over.

t

l. e f. o o. .n v e. r. k e. n n. e n . b. e. k l. i m. m. e n. o n g. e. l. u k. k e n . w . o . o n . k a . m e. r . .

e

telefoon verkennen beklimmen ongelukken woonkamer

____________________________________________________________________________________________

____________________________________________________________________________________________

____________________________________________________________________________________________

____________________________________________________________________________________________

____________________________________________________________________________________________

4 Maak er goede woorden van en schrijf ze op.

ontploffen houthakker toverspreuk toneelstuk zomerdag vanmiddag aanvallen muziekdoos

plof - fen - ont

_____________________________________________________________________________

ker - hak - hout

_____________________________________________________________________________

to - spreuk - ver

_____________________________________________________________________________

stuk - to - neel

_____________________________________________________________________________

dag - zo - mer

_____________________________________________________________________________

van - dag - mid

_____________________________________________________________________________

aan - len - val

_____________________________________________________________________________

doos - ziek - mu

_____________________________________________________________________________

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 72. Zet eerst een kruisje. 40


Woordpakket 18

hij bedankte hij beloofde we gebruiken het geschenk we verzorgen

het bezoekje de bewakers

gewone

ik bedoel

we begraven

de geboorte

de geweren

we geloven

de verdieping

we genieten

hij verwacht

we verhuizen

verlegen

we vertellen

de verjaardag

Woorden met be, ge, ver Je schrijft woorden met be net als begin, ver net als verdriet, ge net als gelijk.

1

Zie spellingweter 12.

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

bedankte bezoekje bedoel begraven beloofde bewakers geboorte

geweren gebruiken gewone geloven genieten geschenk verdieping

verwacht verhuizen verzorgen verjaardag verlegen vertellen

2 Schrijf alle pakketwoorden correct over.

ghghfgewonebvvverjaardagbnjhbedoelbjbezoekjebn

gewone, verjaardag, bedoel, bezoekje hhhigenietenhvhgeboortevhverhuizenvhverwachtlkm

genieten, geboorte, verhuizen, verwacht 41


Tijd voor Taal accent

z n

n ve o l

i ep

lo

of

de

be

ge

ver

bedankte begraven beloofde bewakers

geschenk gebruiken geweren geloven

verdieping verlegen vertellen verzorgen

4 Zoek tien woorden die bij dit woordpakket passen.

Schrijf ze in de juiste kolom. Je zoekt ´en œ. G E N O E G B V G Z P V E R V E R K E E R D E B E H A N G R B E B R V E R K

L

A P A B E

H B G E B R E K K D

L

A R P B E R O E P K O A N H P Z U D V W A O L

F V E R S T

A A N F

be

ge

ver

behang beroep beloof

genoeg gebrek gebak

verkeerd verklap verstaan verhaal

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 72. Zet eerst een kruisje. 42

ng

n ge le

en er w

rs e ak w

di

lle

sc

te

da

k

n he

n ke ui br

en av gr

e

t nk

n ge r o

3 Schrijf telkens vier goede woorden met be, ge of ver onder de tekening.


Woordpakket 19

de aarde hij piekerde

ergens de kriebels

pikdonker

de laarzen de bandieten de kussens

dezelfde

we ÂżHWVWHQ we wandelden het deksel

de stekels de dochters

grootste

eerder de koffers

de zetel

langer de meesters

Woorden op e, en(s), el(s), er(s) Je hoort telkens een doffe klank: je schrijft een e. Zo’n e noem je een doffe e. Woorden op e schrijf je net als einde, op en(s) schrijf je net als jongen(s), op el(s) schrijf je net als duivel(s), op er(s) schrijf je net als meester(s).

1

Zie spellingweter 13.

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

aarde laarzen dezelfde grootste piekerde bandieten fietsten

wandelden ergens kussens deksel zetel kriebels stekels

eerder langer pikdonker dochters koffers meesters 43


Tijd voor Taal accent 2 Vul de passende woorden in.

1 de elf z de

wand

zetel

5

meesters

doch ters

s sen s u k

dezelfde zetel als de buren. De bandieten stelen onze koffers . Sara en Lucas wandelden met hun nieuwe laarzen

1 We hebben

3

laarzen

bandieten

ers koff

WHQ ÂżHWV

elden

2

4

2

3

______________________________________________

______________________________________________

______________________________________________

______________________________________________

_____________________________________________

_____________________________________________

in

de sneeuw.

meesters dochters

4 De

______________________________________________

5 De

__________________________________________

fietsten

______________________________________________

kochten nieuwe

samen naar school.

kussens

__________________________________________

voor hun ouders.

3 Van welke pakketwoorden zijn dit de medeklinkers?

grootste pikdonker stekels

ergens piekerde

grtst

______________________________________________________________________

rgns

______________________________________________________________________

pkdnkr

______________________________________________________________________

pkrd

______________________________________________________________________

stkls

______________________________________________________________________

4 Kun je lezen welk woord onder de vlek staat? Schrijf ze op.

meubels engel bange nergens

stempels kabouter slingers

meubels

______________________________________________________________

stempels

______________________________________________________________

engel

______________________________________________________________

kabouter

______________________________________________________________

bange

______________________________________________________________

slingers

______________________________________________________________

nergens

______________________________________________________________

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 73. Zet eerst een kruisje. 44


Woordpakket 20

het aantal de koelkast

het kantoor het/de schietkraam

het schoolfeest

eenmaal

daarop meestal

meekomen

ongeveer de boomstam

kurkdroog het vliegveld

meenemen

de afspraak

de tweeling

komaan vandoor waarmee de zeehond

Woorden met ee op het einde Op het einde van een woord schrijf je ee dubbel, ook als dat woord een deel is van een ander woord. Je schrijft woorden met een ee net als twee.

1

Zie spellingweter 30.

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

aantal kantoor ongeveer afspraak koelkast schietkraam boomstam

komaan schoolfeest daarop kurkdroog vandoor eenmaal meestal

vliegveld waarmee meekomen meenemen tweeling zeehond 45


Tijd voor Taal accent 2 Schrijf de zinnen over en onderstreep de pakketwoorden.

Waarmee speelt de tweeling het meest?

Waarmee speelt de tweeling het meest?

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Het schoolfeest vindt meestal plaats in de maand mei.

Het schoolfeest vindt meestal plaats in de maand mei. ___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Ik heb vanavond een afspraak aan het schietkraam.

Ik heb vanavond een afspraak aan het schietkraam.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

De omgevallen boomstam is kurkdroog.

De omgevallen boomstam is kurkdroog.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

3 Zoek een passend rijmwoord in het woordpakket.

zeehond vliegveld komaan

aantal daarop

rond

______________________________________________________________________

getal

______________________________________________________________________

kleingeld

______________________________________________________________________

krop

______________________________________________________________________

autobaan

______________________________________________________________________

4 Lees de woorden van boven naar beneden. Schrijf de juiste woorden op.

E

Z

T

K

V

R

E

W

A

I

M

E

E

P

J

E

M

E

S

F

E

A

M

T

T

N

A

O

I

A

K

E

L

ermee zeeman tweemaal

N

kapstok vijftien

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 73. Zet eerst een kruisje. 46


Woordpakket 21

het afscheid

allebei

eruit we luisteren

de stofzuiger

gauw

keihard de schuilplaats

kleinste het meisje

hij snauwde

hij gebruikt de eieren

augustus

de eigenaar

de klauwen

we reizen

het eiland

de wenkbrauw

de keizer

Woorden met ei Onthoud de ei-plaat, het ei-lied en de ei-brief van Saar! Je schrijft woorden met ei net als trein. Zie spellingweter 19.

Woorden met au Onthoud het au-lied en de au-strip! Je schrijft woorden met au net als saus. Zie spellingweter 21.

Woorden met ui Je schrijft de ui zonder j ! Je schrijft woorden met ui net als uil. Zie spellingweter 8.

1

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

afscheid eruit keihard gebruikt allebei luisteren schuilplaats

eieren stofzuiger kleinste augustus eigenaar gauw meisje

klauwen eiland snauwde reizen wenkbrauw keizer 47


Tijd voor Taal accent 2 Welk pakketwoord moet er staan? Begin met de onderstreepte letter.

Schrijf de volledige zin over. De buurvrouw is jarig in g a s u u t s u .

De buurvrouw is jarig in augustus.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

De n a g i e e r a van het paleis reist graag.

De eigenaar van het paleis reist graag.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

De mensen nemen s e a d i c h f na het feest.

De mensen nemen afscheid na het feest.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Kom maar u a w g naar beneden!

Kom maar gauw naar beneden!

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

De kinderen l n u s r e i t e naar de juffrouw.

De kinderen luisteren naar de juffrouw.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

3 Lees de zinnen en schrijf alle schuine woorden in de juiste kolom.

Op zee vaart een mooie zeilboot. Lust jij graag aardbeien? Ik haal een drankje uit de automaat. De kuikentjes lopen achter de hen. Mama fronst haar wenkbrauwen. ei

zeilboot aardbeien

ui

au

kuikentjes

automaat wenkbrauwen

4 Vul de passende tweeklank in. Schrijf het juiste woord nog eens volledig over.

Kies uit: ei, ui, au.

ui mpje duimpje g ei tjes geitjes vliegt ui g vliegtuig

d

_____________

_____________________________________________________

_____________

_____________________________________________________

_____________

_____________________________________________________

ei n piepklein vracht au to vrachtauto gr au w grauw piepkl

_____________

_____________

_____________

_____________________________________________________

_____________________________________________________

_____________________________________________________

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 74. Zet eerst een kruisje. 48


Woordpakket 22

ze bloeien

goeie

de eeuwen

hij schreeuwde

het nieuws

erna hallo

de haaien

opnieuw de kassa

de boerderijen ze schreeuwen

de kieuwen de mama

de kangoeroe

achterna

de opa

bravo

de NRI¿H de foto

Woorden met aai, ooi, oei aai, ooi, oei schrijf je altijd aai, ooi, oei. Je schrijft aai net als in haai. Je schrijft ooi net als in kooi. Je schrijft oei net als in groei.

Zie spellingweter 9.

Woorden met eeuw, ieuw eeuw, ieuw schrijf je altijd eeuw, ieuw Je schrijft eeuw net als in leeuw. Je schrijft ieuw net als in nieuw.

Zie spellingweter 10.

Woorden met a, o, u op het einde Op het einde van een woord schrijf je a, o en u altijd enkel! Alleen de ee schrijf je dubbel, ook al is dat woord een deel van een ander woord. Je schrijft de a op het einde net als in ga, o op het einde net als in zo, u op het einde net als in nu.

Zie spellingweter 31.

1

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

bloeien goeie haaien boerderijen eeuwen schreeuwde schreeuwen

nieuws opnieuw kieuwen achterna erna kassa mama

opa bravo hallo kangoeroe koffie foto 49


Tijd voor Taal accent 2 Schrijf de woorden in de juiste kolom.

boerderijen bravo mama

bloeien nieuws kieuwen

achterna kangoeroe hallo

haaien opnieuw

tweeklank gevolgd door doffe e

tweeklank ieuw

vrije klinker a, o, oe

boerderijen bloeien haaien

nieuws kieuwen opnieuw

bravo mama achterna kangoeroe hallo

3 Maak de woorden volledig. Schrijf daarna de zin volledig over.

aaien

ooien

oeien

. aaien Ik hoor de haan kraaien. zout over de frieten. We str ooien We strooien zout over de frieten. . De kat heeft last van vl ooien De kat heeft last van vlooien. . De buurman gaat de struiken sn oeien De buurman gaat de struiken snoeien. Ik hoor de haan kr

_____________________________________________________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

_____________________________________________________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

_____________________________________________________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

_____________________________________________________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 74. Zet eerst een kruisje. 50


Woordpakket 23

altijd

grijze

de juffrouw

bijeen

de oudste

ik wou

terwijl

de mevrouw

dikwijls

we trouwen

erbij het ijsje

we zouden

kwijt

de schouders

het blijkt

ze lijken

we bouwen we verdwijnen het ontbijt

Woorden met ij Denk aan de ei-woorden van het ei-lied, de ei-plaat en de ei-brief. Komen de woorden er niet in voor, dan schrijf je een ij. Woorden met ij schrijf je net als blij.

Zie spellingweter 20.

Woorden met ou Denk aan de au-woorden van het au-lied en de au-strip. Komen de woorden er niet in voor, dan schrijf je een ou. Woorden met ou schrijf je net als kous.

1

Zie spellingweter 22.

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

altijd grijze trouwen erbij juffrouw bijeen wou

ijsje oudste terwijl zouden bouwen mevrouw kwijt

schouders verdwijnen dikwijls blijkt lijken ontbijt 51


Tijd voor Taal accent 2 Lees de zinnen en schrijf alle pakketwoorden in de juiste kolom.

$OV ZH ÀLQN ]LMQ NULMJHQ ZH DOWLMG HHQ LMVMH De lieve juffrouw zal binnenkort trouwen. Mijn ouders zouden graag een nieuw huis bouwen. Karima is haar gouden ring kwijt. De familie van Anna komt elke zondag bijeen. ij net als in blij

ou net als in kous

altijd ijsje kwijt bijeen

juffrouw trouwen zouden bouwen

3 Vul de passende tweeklank in. Kies uit ij of ou.

Schrijf de volledige zin nog eens over.

ou der dan vorig jaar. Deze winter was het kouder dan vorig jaar. Een timmerman gebruikt dikw ij ls lange sp ij kers. Een timmerman gebruikt dikwijls lange spijkers. We h ou den een wedstr ij d tijdens de speelt ij d. We houden een wedstrijd tijdens de speeltijd. Hij is niet de jongste, maar wel de ou dste. Hij is niet de jongste, maar wel de oudste. Deze winter was het k

_____________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

_____________

_____________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

_____________

_____________

_____________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

_____________

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

4 Maak er goede woorden van.

mevrouwtje schilderij houthakker

vrouw - tje - me

_______________________________________________________________________

rij - de - schil

_______________________________________________________________________

hout - ker - hak

_______________________________________________________________________

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 75. Zet eerst een kruisje. 52


Woordpakket 24

aanvallen

hij duwde

de aardappelen

de nummers

eentje

het oompje

de agenten

het hotel

het plannetje

we betalen

de kachel

we rekenen

het bootje

de rommel

de rillingen

de wekker

ruwe we toveren het vestje we kamperen

Verdubbelen of verenkelen? ik

ik 1 klinker en 2 medeklinkers

Ik luister naar het einde van de klankgroep.

korte klank

verdubbelen

ik

ik 1 klinker en 1 medeklinker

lange klank

verenkelen

ik

ik

Zatte vette kippen stoppen bussen GROEN

Apen zweven over muren

ROOD

Zieke schilders moeten genoeg rusten omdat ... andere klank

gewoon

Tip Hoor je na de klinker twee verschillende medeklinkers, dan doe je dus ook gewoon.

Zie spellingweter 34.

Woorden met elen, eren, enen Woorden op eren schrijf je net als kinderen. Woorden op elen schrijf je net als meubelen. Woorden op enen schrijf je net als tekenen.

Zie spellingweter 15.

Verkleinwoorden op je, tje, etje, pje Zulke woorden schrijf je net als kindje, boontje, balletje, raampje. Zie spellingweter 16.

53


Tijd voor Taal accent 1

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

aanvallen duwde nummers rommel aardappelen eentje oompje

ruwe agenten hotel plannetje toveren betalen kachel

rekenen vestje bootje rillingen wekker kamperen

2 Bij elke zin hoort een takje kersen. Schrijf de woorden op de goede plaats in

de zin. Schrijf daarna elke zin juist over.

oompje

3

2

1 bootje

plannetje

hotel

kachel

4

duwde

aardbetalen appelen

oompje maakt een tochtje met zijn bootje . Mijn oompje maakt een tochtje met zijn bootje. In het ligt een hotel plannetje van de stad. In het hotel ligt een plannetje van de stad. Hij duwde me tegen de kachel . Hij duwde me tegen de kachel. Hoeveel moeten we betalen voor deze aardappelen ? Hoeveel moeten we betalen voor deze aardappelen?

1 Mijn

__________________________________________________

_________________________________________________

____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

2

__________________________________________________

__________________________________________________

____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

3

__________________________________________________

__________________________________________________

____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

4

____________________________________

__________________________________________________________

____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

3 Maak er meer van.

geloven schrikken knuffelen

betalen verkopen voetballen

Ik geloof. Wij

_______________________________________________________

Ik betaal.

Wij

_______________________________________________________

Ik schrik. Wij

_______________________________________________________

Ik verkoop. Wij

_______________________________________________________

Ik knuffel. Wij

_______________________________________________________

Ik voetbal. Wij

_______________________________________________________

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 75. Zet eerst een kruisje. 54


Woordpakket 25

de armband

dolgraag

de stad

vreemd

de lentedag het dagboek

de boodschap het voedsel

het geweld het voorbeeld de aardappel

nogal hij verzorgde

de kindjes

doodstil

hij droeg de uitleg het middagmaal de rugzak het vliegtuig

Woorden met een d of een t op het einde van het woord of een woorddeel Om te weten of een woord of een woorddeel op een d of een t eindigt, moet je het woord of woorddeel langer maken. Voorbeeld: mand want manden veldmuis want velden (veld + muis) tent want tenten Woorden met d schrijf je net als hond. met t schrijf je net als tent.

1

Zie spellingweter 32.

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

armband dolgraag geweld droeg stad lentedag voorbeeld

uitleg vreemd dagboek aardappel middagmaal boodschap nogal

kindjes rugzak voedsel verzorgde doodstil vliegtuig 55


Tijd voor Taal accent 2 Welke poes hoort bij de zin? Vul het juiste woord in. uitleg vliegtuig

verzorgde kindjes

rugzak

armband

Hoeveel

kindjes

_________________________________________

zitten er in jouw klas?

armband van mijn ouders. De verpleegster verzorgde de zieke mensen. We gaan op reis met het vliegtuig . Wil je de uitleg nog eens herhalen? Ik heb liever een boekentas dan een rugzak . Mijn vriend woont niet in een dorp, maar in de stad Ik kreeg een gouden

_________________________________________

_________________________________________

_________________________________________

stad

_________________________________________

_________________________________________

_________________________________________

.

3 De woorden in vetjes staan in de verkeerde zin. Schrijf de goede zinnen over.

Parijs is de tandarts van Frankrijk.

Parijs is de hoofdstad van Frankrijk.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Het was een weegschaal wedstrijd.

Het was een spannende wedstrijd.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Ga je graag naar de verslag?

Ga je graag naar de tandarts?

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

We kochten een nieuwe hoofdstad voor in de keuken.

We kochten een nieuwe weegschaal voor in de keuken. ___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Er stond een mooi spannende in de krant.

Er stond een mooi verslag in de krant.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

4 Lees de woorden van rechts naar links. Schrijf ze juist.

winterdag zeehonden

wedstrijd potloden

gadretniw

____________________________________________________________

djirtsdew

____________________________________________________________

nednoheez

____________________________________________________________

nedoltop

____________________________________________________________

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 76. Zet eerst een kruisje. 56


Woordpakket 26

de honing

hij slingerde

de uitgang

jongste

langzaam

we sprongen

slank

de wandeling

hij bedankt

we zinken

de leerling

de angst we verdrinken

de dronkaard

het drankje

de tekening de koningin de klank

donkere hij rinkelt

Woorden met nk en ng nk schrijf je altijd nk (zonder g!). ng schrijf je altijd ng. Je kunt dus altijd verlengen. Woorden met nk schrijf je net als bank. Woord met ng schrijf je net als ring.

1

Zie spellingweter 14.

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

honing slingerde leerling tekening uitgang jongste wandeling

koningin langzaam sprongen angst klank slank bedankt

verdrinken donkere zinken dronkaard drankje rinkelt 57


Tijd voor Taal accent 2 Schrijf alle zinnen juist over en onderstreep de pakketwoorden.

De koningin ontvangt een mooie tekening.

De koningin ontvangt een mooie tekening.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

De dronkaard bestelde nog een drankje.

De dronkaard bestelde nog een drankje.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Als schepen zinken, verdrinken er soms mensen.

Als schepen zinken, verdrinken er soms mensen.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Het jongste kind rinkelt uit angst met de bel.

Het jongste kind rinkelt uit angst met de bel.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

3 Welke woorden met nk of ng worden hier voorgesteld?

kangoeroe

botsing

engel

wenkbrauw

bank

geschenk

4 Schrijf de woorden in de goede kolom en zet er de of het voor.

jongetje – frisdrankje – klanken – tweeling – inktpot – gangetje – aftrekking – winkelier nk ng

het frisdrankje de klanken de inktpot de winkelier

het jongetje de tweeling het gangetje de aftrekking

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 76. Zet eerst een kruisje. 58


Woordpakket 27

allerlei

de boerderij

de schoolreis

het eindje

de vijver

ze zeiden

de rijkste

de kleintjes

de wedstrijd

mijnheer dichterbij het paleis

de ÂżMQVWH ELMQD ze smijten het lijf

hij verschijnt

hij lijkt

de speeltijd

geheime

Woorden met ei of ij Onthoud de ei-plaat, het ei-lied en de ei-brief van Saar! Woorden die je niet in het ei-lied hoort, niet op de ei-plaat ziet of niet in de ei-brief leest, schrijf je met ij. Je schrijft woorden met ei net als trein, ij net als blij. Zie spellingweter 19, 20.

1

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

allerlei boerderij schoolreis mijnheer eindje vijver zeiden

dichterbij rijkste kleintjes wedstrijd paleis fijnste bijna

smijten lijkt lijf verschijnt speeltijd geheime 59


Tijd voor Taal accent 2 Anders dan anders. Lees de pakketwoorden van boven naar beneden en

schrijf ze op. g e h e i m e

s m i j t e n

a l l e r l e i

k l e i n t j e s

geheime

smijten

allerlei

kleintjes

d i c h t e r b i j

v e r s c h i j n t

s c h o o l r e i s

dichterbij

verschijnt

schoolreis

3 In elke woordslang zit een pakketwoord. Zoek ze alle vier en schrijf ze over.

eierenboerderijge

vrij

rijks t ele id ersp ij ker

iten

dagkleinkind mijnhee

mijt

r

erzeidentapijt

boerderij mijnheer rijkste zeiden 4 Rangschik de woorden in de juiste kolom.

eitjes – schijven – dreigde – eiland – dikwijls – grijze – prei – tijdje

eitjes dreigde

ei

eiland prei

schijven dikwijls

ij

grijze tijdje

5 Vul in met ei of ij.

terw

ij

l

______________

k

ei

zer

______________

ei

genaar

______________

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 77. Zet eerst een kruisje. 60

begr

ij

pen

______________


Woordpakket 28

we kamperen de tomaten

de hekken

we sturen

de manieren

de klokken

de nummers de draaimolen

de lippen

de postbode

vette

evenveel

de straffen

de verhalen

we rollen

het dubbel

hogere

dikker

brutaal knappe

Verdubbelen of verenkelen? ik

ik 1 klinker en 2 medeklinkers

Ik luister naar het einde van de klankgroep.

korte klank

verdubbelen

ik

ik 1 klinker en 1 medeklinker

lange klank

verenkelen

ik

ik

Zatte vette kippen stoppen bussen GROEN

Apen zweven over muren

ROOD

Zieke schilders moeten genoeg rusten omdat ... andere klank

gewoon

Tip Hoor je na de klinker twee verschillende medeklinkers, dan doe je dus ook gewoon.

Zie spellingweter 34.

1

Schrijf elk woord van het woordpakket correct over.

kamperen hekken sturen nummers tomaten manieren klokken

draaimolen lippen postbode vette evenveel straffen verhalen

rollen brutaal dubbel hogere dikker knappe 61


Tijd voor Taal accent 2 Zoek bij elke ballon een rijmwoord uit het woordpakket.

Schrijf het naast het juiste nummer.

tikker

verdwalen

muren

1

6

stippen

3

4

stokken

mollen 5

2

dikker klokken sturen lippen rollen verhalen

1 2 3 4 5 6

3 Vul het woord in.

Ik heb een hond.

Hebben

_______________________________________________

jullie een hond?

Mijn hond heet Max.

heten Pluto en Pinkie. Max is dik. Hij is dikker dan de kat. Hij kan hoog springen. Hij springt hoger dan het tuinhek. Max loopt vlug. Hij loopt zelfs vlugger dan een haas. . Hij eet vooral vlees. Af en toe wil hij ook wel vis eten Max is erg slim. Hij is nog slimmer dan zijn baasje. De honden uit de straat

_______________________________________________

_______________________________________________

_______________________________________________

_______________________________________________

_______________________________________________

_______________________________________________

4 Vul de ontbrekende letter(s) in en schrijf het woord nog eens over.

o den o / oo potloden bakkerij ba kk erij k / kk tro mm els m / mm trommels potl

_________

__________

_____________

ongelu

kk en k / kk ongelukken

__________

a ten kast e len

sold

__________

__________

soldaten e / ee kastelen a / aa

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 77. Zet eerst een kruisje. 62


Woordpakket 1 woordpakket 7 14 6 Lees de woorden van rechts naar links. Schrijf ze juist op.

wuorv gadnaam knardsirf

vrouw maandag frisdrank

rekjips lehcak

spijker kachel

7 Welke woorden zitten er achter de reeksen cijfers?

Schrijf ze netjes op. 1=a 9=i 17 = q 25 = y

2=b 10 = j 18 = r 26 = z

3=c 11 = k 19 = s

4=d 12 = l 20 = t

4 – 15 – 12 – 6 – 9 – 10 – 14 14 – 1 – 1 – 12 – 4 18 – 15 – 15 – 13 – 19 – 1 – 21 – 19 8 – 1 – 1 – 9 – 5 – 14

5=e 6=f 13 = m 14 = n 21 = u 22 = v

7=g 15 = o 23 = w

8=h 16 = p 24 = x

dolfijn naald roomsaus haaien

Woordpakket 15 2 woordpakket 6 De klinkers ontbreken. Schrijf de goede woorden op.

bdschppn drppl vrschlln pddnstl

boodschappen druppel verschillen paddenstoel

bklmmn strffn kffrtj nmmrs

beklimmen straffen koffertje nummers

7 Zoek telkens twee woorden waarbij je de medeklinker verdubbelt.

De beginletter is gegeven. m: b: r: k: s:

motten bakken ratten klokken stellen

bijvoorbeeld mikken en bellen en rollen en keffen en stoppen en

63


Woordpakket woordpakket 73 5

Niet één, maar veel! Doe zoals in het voorbeeld. HHQ WHHQ HQ HHQ EHHQ

ĺ veel tenen en benen

veel draken en strepen HHQ VROGDDW HQ HHQ PDWURRV ĺ veel soldaten en matrozen HHQ YHUKDDO HQ HHQ NDVWHHO ĺ veel verhalen en kastelen HHQ WRPDDW HQ HHQ SHHU ĺ veel tomaten en peren HHQ VORW HQ HHQ VWXXU ĺ veel sloten en sturen HHQ VWHHQ HQ HHQ KXLVWDDN ĺ veel stenen en huistaken HHQ JODV HQ HHQ PHHU ĺ veel glazen en meren HHQ SDG HQ HHQ WUDDQ ĺ veel paden en tranen HHQ GUDDN HQ HHQ VWUHHS

ĺ

Woordpakket 4 5

Bekijk elke tekening goed. Maak er een goede zin bij. Zorg ervoor dat je in elke zin een groen en/of een rood woord gebruikt.

eigen invulling

6

Luister naar de eindklank van het onderstreepte deel van elk woord. Schrijf de woorden op waar je een korte klank hoort. knuffelbeer

versturen

knuffelbeer 64

herstellen

herstellen

waterval

afstoffen

afstoffen

bakken

bakken


Woordpakket 5 woordpakket 7 14 5

Vul de ontbrekende klinkers in. Schrijf het woord opnieuw voluit.

o ui e D R e. M P e. L V e. R P L e. .e G S T e. K R i. .e B e. L S M e. u . B e. L S Z e. S T i. .e N S T . F Z . . G . R

6

R

stofzuiger drempel verpleegster kriebels meubels zestien

Maak met elk woord een goede zin. koelkast

eigen invulling

kersen vlinder

Woordpakket 6 5

Schrijf in de zinnen telkens het goede woord. Gebruik dezelfde medeklinker. De ene keer schrijf je die enkel, de andere keer dubbel. kro

en

bo

en

mo

sche

6

en

en

kroppen sla heb je nodig? De kinderen kropen door een buis. De boten liggen in de haven. Tijdens de opgravingen werden veel botten Mollen leven onder de grond. Aan een molen hangen wieken. Hoeveel scheppen suiker moeten erbij? Er varen grote schepen op zee.

Hoeveel

ontdekt.

Bedenk een rebus voor de volgende woorden. boekentas

brievenbus

eigen invulling 65


Woordpakket woordpakket 77 5

Puzzel met de stukjes twee goede zinnen. Je moet elk stukje eenmaal gebruiken. Denk aan leestekens en hoofdletters. Mohammed en Lina

voor mijn verjaardag knuffelt

mijn grootmoeder

een mooi geschenk

graag

mij

knutselen

Voor mijn verjaardag knutselen Mohammed en Lina een mooi geschenk. Mijn grootmoeder knuffelt mij graag. 6

Gebruik de volgende codes. a = . __ h=.... t = __

e=. m = __ __ d = __ . .

l = . __ . . s=... k = __ . __

r = . __ . c = __ . __ . o = __ __ __

z = __ __ . . i=.. v = . . . __

. . . __ / . / . __ . / __ __ . . / . __ / __ __ / . / . __ . . / . / __ . __ . __ / __ . / . . / __ . __ / __ . __ / . / . __ . / . / __ . __ / . / __ . __ / . / __ . / . / __ . __ . . . / . __ . . / . __ / __ . . / . / . __ . / . / __ .

b = __ . . . n = __ .

verzamelen knikkeren tekenen bladeren

Woordpakket woordpakket 813 6

Zoek in de zinnen alle verkleinwoorden op je(s) net als in kindje (kind + je). Schrijf ze daarna naast de zinnen. Laat je niet foppen! Jan houdt een feestje in het tuintje. Er is een taartje met appeltjes en peertjes. Het mevrouwtje heeft twee visjes in een bakje en drie varkentjes in een hokje. De kindjes spelen schooltje met de popjes.

7

Kun jij dat wartaaltje ontcijferen? Vervang de letters x door e, y door a en q door t. qijdjx vxnqjx

66

feestje taartje visjes bakje hokje kindjes popjes

tijdje ventje

hxrqjx fxxsqjx

hertje feestje

dryykjx myyqjx

draakje maatje


Woordpakket 99(VVKBaO) woordpakket 7 14 (OVSG) 5

Zoek zes banaanwoorden in het rooster. Je zoekt ´ en ¶. Schrijf de woorden juist over. Z

F P N U V X W T S K

T

A P

I

J

L

J

T S U W O A A G

M C B K E D S E M P P H V O B R A V O L E B K E K Z P

I

I

T

T G R F S A L

Y D S O P A N H G T E M J

I

A W

E K B M T

K M E A M E R

B Z R N U F C Q A M P E S U T X W Q H A N B 6

L P

L

T

horizontaal (´)

tapijt bravo paniek

verticaal (¶)

katoen kapel kameel

Kies drie woorden uit oefening 5. Maak met elk woord een goede zin.

eigen invulling Woordpakket 15 9 (OVSG) woordpakket 5

Zoek in het rooster zes banaanwoorden. Je zoekt ´ en ¶. Schrijf de woorden juist over. Z

F P N U V X W T S K

T

A P

I

J

L

J

T S U W O A A G

M C B K E D S E M P P H V O B R A V O L E B K E K Z P

I

I

T

T G R F S A L

Y D S O P A N H G T E M J

I

A W

E K B M T

K M E A M E R

B Z R N U F C Q A M P E S U T X W Q H A N B

6

L P

L

T

horizontaal (´)

tapijt bravo paniek

verticaal (¶)

katoen kapel kameel

Maak een goede zin met dansschool en oorring.

eigen invulling

67


Woordpakket woordpakket 710 5

Maak zelf een verhaal en gebruik deze woorden: meisje, trouwen, augustus, roomsaus, ijsje, kleine.

6

Rijmen maar. Schrijf de rijmwoorden naast elkaar op. Jan is st

eigen invulling

t.

__________

De som is f

t.

__________

De kat heeft een scherpe kl Kom jij maar g

klauw

gauw

kwijt

ontbijt

prei

aardbei

w.

w! t.

__________

Het was een lekker ontb Lust jij graag pr

fout

__________

__________

Ik ben mijn sleutel kw

stout t.

__________

__________

of eet je liever een aardb

__________

?

Woordpakket 11 (VVKBaO) 5

Schrijf de tekst over, maar met hoofdletters waar het moet. mensen feesten graag! als het pasen of kerstmis is, vieren we altijd feest met de familie. we geven dan leuke geschenken aan elkaar. met allerzielen bezoeken we het kerkhof in de notenstraat. tante mia ligt daar begraven. ze zou in februari tachtig jaar worden. tante ging elk jaar op reis naar spanje.

Mensen feesten graag! Als het Pasen of Kerstmis is, vieren we altijd feest met de familie. We geven dan leuke geschenken aan elkaar. Met Allerzielen bezoeken we het kerkhof in de Notenstraat. Tante Mia ligt daar begraven. Ze zou in februari tachtig jaar worden. Tante ging elk jaar op reis naar Spanje. 68


Woordpakket 11 (OVSG) woordpakket 7 14 (VVKBaO) 5

In het rooster zitten zes woorden met uw en twee woorden met ond verstopt. Zoek ze en schrijf ze op. Je zoekt Q en R. Schrijf de woorden juist over. M H

J

F C Q Z N L

O D H B R G K

J

T

horizontaal (Q)

Z W N U O

schuw ruw zaterdagavond

U V D W M W H E N B

L S C H U W E A E W U R

G C B Z

L N A Q K T

L B U S B

E K M V U E T B S O U P D T V

verticaal (R)

N N R M W T R P P D W X S U U A W T E E S T V V B S

J

Z

L S W Z K T P Z D H

O N L E G F M K N

I

morgenavond sluw zwaluwstaart duwen stuwdam

J G S T D W R L D A N S A B

S Y H O A W B N A

I

O M N

D F D X W N K H D P R K N F C D N O V A G A D R E T

A Z B H

Woordpakket 12 6

Maak een woordketting. De laatste letter van het ene woord is dezelfde als de beginletter van het andere woord. Schrijf alleen woorden waarbij je verdubbelt. rokken – natte –

eigen invulling

– –

– 7

Doe hetzelfde als in oefening 6, maar schrijf alleen woorden waarbij je verenkelt. mager – regen –

eigen invulling –

– –

69


Woordpakket woordpakket 713 5

Maak met de verkleinwoorden van de woorden telkens een goede zin. school, vriend

eigen invulling

kraam, mevrouw

feest, strik

bed, nachtlamp

6

Bedenk een verhaaltje waarin een verkleinwoord voorkomt.

eigen invulling

Woordpakket woordpakket 14 13 5

Lees de woorden in de spiegel. Let op, want je moet lezen van rechts naar links. Schrijf de woorden juist op.

gadetnel gaddimnav hcepotua neiaardmo nelomiaard gadraajrev neioogmo

6

lentedag vanmiddag autopech omdraaien draaimolen verjaardag omgooien

Maak drie mooie zinnen en gebruik telkens een woord uit oefening 5.

eigen invulling 70


Woordpakket 15 woordpakket 7 14 5

Schrijf woorden met eeuw, ieuw of uw, gt of cht, ng, nk, ngt of nkt. De beginletter staat er al.

chter f link j acht n ieuw s tinkt wachten b enieuwd g racht k ieuwen o pnieuw t ocht a

bijvoorbeeld z egt d enk h engel l eeuw p rachtig u w e cht i nkt m acht r ing v angt

Woordpakket 16 5

Los de puzzel op. Denk aan woorden net als markt, weg, zich en gezicht.

e rwt e n niet verder, maar d i c h t e r een lampje of een l i c h t j e Doe de deur z a c h t j e s dicht. geen jongetje, maar een m e i s j e een jasje of een v e s t j e een zoentje of een k u s j e niet huilen, maar l a c h e n De eitjes liggen in een m a n d j e . niet vooraan, maar a c h t e r a a n wortelen en

71


Woordpakket woordpakket 717 5

Schrijf de zinnen in het meervoud. Het kind maakt zijn huistaak in de klas.

De kinderen maken hun huistaken in de klassen. De brandweerman blust het vuur. De brandweermannen blussen de vuren. De vos steelt een ei uit het kippenhok. De vossen stelen eieren uit de kippenhokken. De boerin verkoopt een tomaat aan de heer. De boerinnen verkopen tomaten aan de heren. De soldaat sprak over zijn avontuur in het buitenland. De soldaten spraken over hun avonturen in het buitenland. 6

Er staan altijd twee woorden door elkaar. Schrijf de goede woorden op.

tafellaken bodewagenpostvracht postbode VFKXZLQJPHONZDDUÀHVVHQ waarschuwing tuinsporenhekkentrein tuinhekken lattenstenenmeetbouw meetlatten

tafelrekboekenlaken

boekenrek vrachtwagen melkflessen treinsporen bouwstenen

en en en en en

Woordpakket 18

bijvoorbeeld 5

Maak drie goede zinnen met de zinsdelen. Je moet elk stuk één keer gebruiken. Stijn De verjaardag van Clara

op bezoek

met de verkeerde bus

geweldig leuk

Rachid

was gaat vertrekt

De verjaardag van Clara was geweldig leuk. Rachid gaat op bezoek bij een bekende zanger. Stijn vertrekt met de verkeerde bus. 6

Zoek zelf woorden die beginnen met be, ge, en ver. Maak met elk woord een goede zin.

eigen invulling 72

bij een bekende zanger


Woordpakket 19 woordpakket 7 14 5

Maak een verhaal met minstens zes woorden die je op de tekening herkent en die bij dit pakket horen. Denk aan hoofdletters en leestekens.

eigen invulling Woordpakket Woordpakket 20 20 5

Los de rebussen op.

b=f

woordpakket 15 + z=m

+

–p

n=p –k

+

+

– sc

mee + help + en = meehelpen

ta + fel + poot = tafelpoot s+

+ –t

sch = m

een + maal = eenmaal 6

k=p

b=h

s + peel + hoek = speelhoek

Maak zelf een rebus met de volgende woorden: tweetal, frietkraam, ovenschaal, meegaan, meedoen, bloemkool.

eigen invulling 73


Woordpakket woordpakket 721 17 5

Rangschik de woorden alfabetisch. schoolreis – opruimen – kauwgom – allebei

allebei – kauwgom– opruimen – schoolreis

huisdokter – vlindertuin – beide – snauwde

beide – huisdokter – snauwde – vlindertuin

JHKHLPH ± ÀXLVWHUHQ ± GLHUHQWXLQ ± VQRHSDXWRPDDW

dierentuin – fluisteren – geheime – snoepautomaat

klauwen – tweeduizend – paaseieren – viskruiden

klauwen – paaseieren – tweeduizend – viskruiden

6

Zoek telkens drie woorden met ui, ei of au. Schrijf ze in alfabetische volgorde. , , ,

, , ,

eigen invulling Woordpakket 22 4

Ga verder met de woordenrij zoals in het voorbeeld. Zoek woorden die bij dit pakket passen: haaien, nieuwjaarsbrief, foto … nieuws, omdraaien, oma,

5

74

,

,

eigen invulling , ,

, ,

Teken een kraai, een kooi, een roeiboot. Bedenk een ander woord met aai, ooi, oei. Schrijf het op en maak er een tekening bij.


Woordpakket 23 woordpakket 7 14 19 5

Los de puzzel op. De eerste letter staat er al. De ij hoort in twee vakken. Als je zwart en wit mengt, krijg je g Het tegengestelde van nooit is a Ben jij een vriend of een v Dankzij de b

. .

?

hebben we honing.

Hij is niet de armste, maar wel de r Steek je handen eens uit de m 6

.

.

g a l v i j b i j r i j k mo uw e

r t a e s n

i i n n t

j s j d d e

Rangschik de woorden uit oefening 5 in alfabetische volgorde.

altijd mouwen

, ,

bijen rijkste

, ,

grijs vijand

Woordpakket 24 4

Deze zinnen zijn van rechts naar links geschreven en alle woorden hangen aan elkaar. Schrijf de goede zinnen op. ejtennamekkegtidtemnehcalneredniked

De kinderen lachen met dit gekke mannetje. nennidneirveznotemnerutnovaednennapsnevelebew

We beleven spannende avonturen met onze vriendinnen. 5

Vul de juiste vorm van de woorden in. droom – raar – spook Lucas en Lina

dromen

van

rare

spoken

.

kamperen – gezin – kanaal Ik

kampeer

met enkele

gezinnen

langs het

kanaal

.

bewaker – waarschuw – agent De drie

bewakers waarschuwen

de groep

agenten

. 75


Woordpakket woordpakket 725 17 5

Het vette woord hoort niet in de zin thuis. Zoek een rijmwoord dat wel past. Schrijf elke zin met een goed woord nog eens over. Hij heeft geen boekentas, maar wel een bak om naar school te gaan.

Hij heeft geen boekentas, maar wel een rugzak om naar school te gaan.

Is die handdoek al boog?

Is die handdoek al droog?

Schrijf met goot en niet met balpen in je rekenschrift!

Schrijf met potlood en niet met balpen in je rekenschrift!

Het was een leuk lachje aan zee.

Het was een leuk dagje aan zee.

6

Welk woord past bij de omschrijving? geen vrede, maar dit bouw je op het strand: dit gebruik je om te wegen:

oorlog zandkasteel weegschaal

Woordpakket 26 5

Zoek in de volgende zinnen alle zelfstandige naamwoorden, alle bijvoeglijke naamwoorden en alle werkwoorden. Aan de ingang van de nieuwe winkel stond een lange rij klanten. De enge slangen bezorgen de jongeren koude rillingen. De koning en koningin rusten op het bankje na een grote wandeling.

ingang, winkel, rij, klanten, slangen, jongeren, rillingen, koning, koningin, bankje, wandeling bijvoeglijke naamwoorden: nieuwe, lange, enge, koude, grote zelfstandige naamwoorden:

werkwoorden: 6

stond, bezorgen, rusten

Maak zelf drie zinnen en gebruik in elke zin minstens twee ng- of nkwoorden.

eigen invulling

76


Woordpakket 27 woordpakket 7 14 19 6

Zoek het woord dat in de zin past. Kijk daarna naar de getallen achter elke zin. Een 1 wil zeggen dat je de eerste letter van dat woord neemt, een 3 de derde letter enz. Schrijf de gevonden letters achter elkaar. Welk woord krijg je dan? Kies uit: eierdopje, belangrijk, kleindochter, spijkers, buurmeisje, achterlijf. Mijn

buurmeisje

heet Lina (1)

Een gekookt eitje zet je in een Ik heb de hamer al, neem jij de Anna is de

kleindochter

eierdopje spijkers

Het gevonden woord: 7

? (5)

van haar oma Clara. (4)

Een kruisspin heeft een kopborststuk en een Een gezond ontbijt is erg

. (3)

belangrijk bekijk

achterlijf

. (9)

. (10)

Maak met dat woord een goede zin.

eigen invulling Woordpakket 28 5

Vul het juiste woord in. Maak met het niet-gebruikte woord een goede zin. haken / hakken

De

hakken

eigen invulling

van mijn schoenen zijn versleten.

bomen . laken of een deken? lakken / laken Slaap jij ‘s zomers onder een paden lopen. padden / paden In dat park mag je alleen op de komen / kommen In dat verre land eten de mensen rijst uit kommen . rekken / reken ,Q KHW NDVWHHO ]DJHQ ZH YHHO Ă€HVVHQ ZLMQ LQ rekken . reden van je vertrek? redden / reden Wat is de bommen / bomen Achter in onze tuin staan twee grote

77


Mijn moeilijke 717 woorden Woordpakket woordpakket 1

78

Controledictee 1

2

Controledictee 2


Mijn moeilijke 717 woorden Woordpakket woordpakket 3

Controledictee 3

4

Controledictee 4

79


Mijn moeilijke 717 woorden Woordpakket woordpakket 5

80

Controledictee 5


Spellingweters woordpakket 7 14

1 Woorden die je schrijft zoals je ze hoort Tip: Denk aan de spellingkaart! Hak en luister goed! Woorden: hij praat, het dorp, het wiel

1

luister of kijk

2

herhaal en onthoud

3

4

schrijf

controleer

2 Korte woorden met een doffe e Tip: Luister goed!

een rit het doel Er is genoeg. de bel Pak me!

er

een de me

het je

te

we ze

Woorden: je, we, ze, te, erop

3 Woorden met v of f Tip: De v bromt wel! De f bromt niet! Woorden: ik val, de vaas, het vel, ik geef, de boef ffffffff vvvvvroem

81


Spellingweters woordpakket 7 14

4 Woorden met oe Tip: Bij de oe schrijf je eerst de o en dan de e. Net als: De oe schrijf je net als in koek of poes. Woorden: de bedoeling driehoekige droevige de armoede de toekomst

boe!

5 Woorden met ie Tip: Bij de ie schrijf je eerst de i en dan de e. Denk aan het ie-beest! De ie gelijkt ook op 10!

ie

10

Net als: De ie schrijf je net als in tien. Woorden: een gier ik vier de stier de knie drie

6 Woorden met eu Tip: Bij de eu schrijf je eerst de e en dan de u. Net als: De eu schrijf je net als in reus, deur of neus. Woorden: de geldbeugel het reuzenrad ondeugend de keukenkast keuring

82

eu

eu


Spellingweters woordpakket 7 14

7 Woorden met een dubbel kopje of staartje Tip: Hak en luister goed! l en r zijn kleefletters: je hoort iets, maar je schrijft niets. Er zijn geen woorden die beginnen met sw. Woorden: ik spuit de straf de broer

welk? de worp ik werp melk

dorp

8 Woorden met ui Tip: Bij de ui schrijf je eerst de u en dan de i. De ui schrijf je zonder j!

uil

Net als: De ui schrijf je net als in uil. Woorden: de struik, de luis, de pruim, ik duik, de uier

9 Woorden met aai, ooi, oei Tip: aai, ooi, oei schrijf je altijd aai, ooi, oei. Luister ook naar het spellied! Net als: De aai schrijf je net als in haai. De ooi schrijf je net als in kooi. De oei schrijf je net als in groei. Woorden: goeiemorgen, moeite, moeizaam, omdraaien, de prooi refrein Heb je een probleempje bij het schrijven van een woord, dan moet je niet panikeren, want met een liedje wordt het wat eenvoudiger om te leren.

strofe over aai, ooi en oei Als je woorden met een aai of ooi of met een oei moet schrijven, dan schrijf je op ’t einde geen j, maar een i en die moet daar altijd blijven.

83


Spellingweters woordpakket 7 14

10 Woorden met eeuw, ieuw Tip: eeuw, ieuw schrijf je altijd eeuw, ieuw. Luister ook naar het spellied! Net als: De eeuw schrijf je net als in leeuw. De ieuw schrijf je net als in nieuw. Woorden: het geschreeuw, de sneeuwklassen, de vernieuwing, eeuwig, het nieuwsbericht refrein Heb je een probleempje bij het schrijven van een woord, dan moet je niet panikeren, want met een liedje wordt het wat eenvoudiger om te leren. strofe over eeuw en ieuw In leeuw hoor je eeuw en in nieuw hoor je ieuw. Onthoud hoe je ’t schrijven moet. Je schrijft een u net voor de w en dan pas schrijf je ’t goed.

11 Woorden met sch, schr, str, spr Tip: De sch schrijf je net als in schat. De schr schrijf je net als in schreef. De str schrijf je net als in straat. De spr schrijf je net als in sprak. Woorden: hij schuurt ik spreek een strikje scheel ik strijk

84


Spellingweters woordpakket 7 14

12 Woorden met ge, ver of be Tip: Veel woorden beginnen met ge, ver of be. Die stukjes worden met een e geschreven. Net als: De be schrijf je net als in begin. De ge schrijf je net als in gelijk. De ver schrijf je net als in verdriet. Woorden: de berichten het bewijs gelijke het verschil het vervoer

13 Woorden met doffe e aan het einde Tip: Doffe klinkers klinken dof. Je schrijft ze bijna altijd met een e, net als in einde. Ook in de woordstukjes en en ens, el en els, er en ers hoor je een doffe e. Net als: De doffe e schrijf je net als in einde. De en(s) schrijf je net als in jongen(s). De el(s) schrijf je net als in duivel(s). De er(s) schrijf je net als in meester(s). Woorden: aankwamen, de borstel, de druppels, jonger , de kapster

85


Spellingweters woordpakket 7 14

14 Woorden met ng of nk, ngt of nkt Regel: nk schrijf je altijd nk (zonder g): bank, links ‌ Luister ook naar het spellied. Als je twijfelt, kun je ook verlengen! Bijvoorbeeld: doodsbange dus doodsbang, banken dus bank Twijfel je tussen ngt of nkt? Doe de t weg en verleng. Bijvoorbeeld: denkt, denken dus denk + t = denkt; mengt, mengen dus meng + t = mengt Net als: De nk schrijf je net als in bank. De ng schrijf je net als in ring. Woorden: een aftrekking, blank, de lengte, de klanken, slanke refrein Heb je een probleempje bij het schrijven van een woord, dan moet je niet panikeren, want met een liedje wordt het wat eenvoudiger om te leren.

strofe over ng en nk Op het einde van het woordje ring daar staat een n en een g. De laatste klank van het woordje bank is nk en dat is zonder g. Als de ng of nk in het midden staan dan hoor je het verschil niet goed, maar als je het woordje langer maakt, dan hoor je hoe het moet!

15 Woorden met eren, elen, enen Tip: In de woordstukjes eren, elen, enen hoor je zelfs twee doffe klinkers. Net als: De eren schrijf je net als in kinderen. De elen schrijf je net als in meubelen. De enen schrijf je net als in tekenen. Woorden: naar achteren, de kalveren, de meubelen, we rekenen, we knutselen

86


Spellingweters woordpakket 7 14

16 Verkleinwoorden op je Tip: Je schrijft eerst het grondwoord en dan je. Bijvoorbeeld: boekje = boek + je kindje = kind + je Opgelet: boontje, balletje, raampje Net als: De je schrijf je net als in kindje. De tje schrijf je net als in boontje. De etje schrijf je net als in balletje. De pje schrijf je net als in raampje. Woorden: het grapje, het kastje, het eekhoorntje, het kraampje het spelletje

17 Samengestelde woorden Tip: Bij lange woorden moet je eerst hakken en dan plakken: hand + doek = handdoek oor + ring = oorring deur + slot = deurslot Woorden: het middagmaal overmorgen de woonkamer het vliegtuig de voetstappen

18 Woorden met uw Tip: Een lange u voor een w schrijf je altijd enkel. Bijvoorbeeld: duwt, schaduw ‌ Net als: De uw schrijf je net als in duw. Woorden: een duw, hij duwde we duwden, de ruwbouw, het schaduwbeeld

87


Spellingweters woordpakket 7 14

19 Woorden met ei Tip: De ei begint met een eitje! Als je een woord in het ei-lied hoort (of op de ei-plaat ziet) dan schrijf je het met ei. Simpel toch? Net als: De ei schrijf je net als in trein. Woorden: het buurmeisje de reiziger, we eindigen de leidinggevende, een heilige, uiteindelijk

88

Ei-lied

Een ei zoals in ei begint met een eitje! Vandaag leg ik een ei, zei de kip en ze legde een prachtexemplaar. Ze keek ernaar en dacht ‘k zag al vaak zo’n ei, maar ik weet niet goed meer waar. Ze nam haar rugzak en vertrok. Ze zocht de wereld rond. Elk woordje werd goed onderzocht tot ze heel wat eitjes vond. Ik ga op reis met de trein, zei de meid van het plein. In mei zoekt een geit klei in haar eigen wei. Het is geen geheim. Je vindt op de heide geen kleine kei, ook geen boot met een zeil. Einde.

Ei-brief

Beste mama, Ik wil reizen naar het kleinste eiland midden in de zee. Ik moet dus afscheid van je nemen, maar m’n knuffels die gaan mee. Teddy wordt er keizer, en Witje, het meisje, eigenaar van een mooie villa met een zwembad weliswaar. Ik geef ze eieren, allebei, ik koop ze op de markt. Ze lusten ze niet zachtgekookt, maar enkel keihard. Ik bouw er een paleis met een geheime gang. Ik speel er allerlei spelletjes en ik kleur er het behang. Mijn vriendinnetjes zeiden: “Duurt zo’n reis niet wat lang?” Nu ik erover nadenk, komt die toch nog wat te vroeg, want een schoolreis van een dag vind ik al lang genoeg. Ik denk dat ik deze reis een eindje zal uitstellen. Ik hoop dat je vanavond een verhaaltje zult vertellen. Liefs, Stoere Saar


Spellingweters woordpakket 7 14

20 Woorden met ij Tip: Als je een woord NIET in het ei-lied hoort (of op de ei-plaat ziet) dan schrijf je het met ij. Net als: De ij schrijf je net als in blij. Woorden: bedtijd opstijgt we bewijzen ijskoud de rijkdom

Eerste prijs

21 Woorden met au Tip: Als een woord in het au-lied of de au-strip komt, dan schrijf je het met een au. Simpel toch? Net als: De au schrijf je net als in saus. Woorden: de postauto hemelsblauw de pausmobiel Au-lied Au! Wat doet dat pijn! Wat doet dat pijn! Al die woorden in mijn hoofd. Alle woorden met een au stop ik vandaag in mijn hersenpan. Laura heeft de auto van de paus met blauwe saus overgoten. En ze pikte ook een veer van een mooie pauw, dat vond iedereen wel flauw. In augustus riep een tijger: “Help me dan! Er hangt kauwgom uit de automaat in mijn wenkbrauw! Ook mijn klauwen zijn vuil en mijn pels is grauw. Toe, was me nu maar gauw!�

89


Spellingweters woordpakket 7 14

22 Woorden met ou Tip: Als je een woord NIET in het au-lied hoort (of op de au-strip ziet) dan schrijf je het met ou. Net als: De ou schrijf je net als in kous. Woorden: hou, kouder, de oudere het touwtje, verkouden

23 Woorden met g of ch Tip: Twijfel je tussen g of ch? Meestal schrijf je g!

pech lach zich

Net als: De g schrijf je net als in weg. De ch schrijf je net als in zich. Woorden: een glimlach, autopech, zichzelf

24 Banaanwoorden Tip: Bij sommige woorden van vreemde oorsprong mag je na de a, die soms kort wordt uitgesproken, niet verdubbelen. Die woorden noemen we banaanwoorden. Je moet ze onthouden. Veel van die woorden staan op de banaanplaat. Net als: De korte a in sommige woorden van vreemde oorsprong schrijf je net als in banaan. Woorden: de tabak, het kanaal, kapot, de natuur, de agente, jaloers, de paleizen, de papa, het tapijt, de kabouter, het lawaai, het papier, het avontuur, de kalender, de manier, de banaan, het kanon, de familie, de raket

90


Spellingweters woordpakket 7 14

25 Woorden met wr Tip: Sommige woorden worden met vr uitgesproken, maar schrijf je met wr. Die woorden moet je onthouden: wrat, wringen, wreed ‌ Net als: De wr schrijf je net als in wrat. Woorden: het autowrak we wreken we wroeten we wrijven er is wrevel

26 Woorden met ond of or Tip: Sommige woorden worden met een doffe e uitgesproken en met ond of or geschreven. Die woorden moet je onthouden: avond, motor ‌ Net als: De ond schrijf je net als in avond. De or schrijf je net als in motor. Woorden: het avondmaal een horrorfilm maandagavond de motorolie een winteravond

27 Woorden met een korte klank Tip: Luister goed: kort of lang? Regel: Kort schrijf je zo: a, e, i, o, u.

a, e, i, o, u

Woorden: de mat de lus het mes de bol de wil

91


Spellingweters woordpakket 7 14

28 Woorden met achteraan s of f Tip: Luister goed naar het staartje: s of f ? Regel: Achteraan schrijf je nooit z of v ! Woorden: de puf bu lef tof de pas de ras

s

f

ju

29 Woorden met een lange klank Tip: Luister goed: kort of lang? Regel: Lang schrijf je zo: aa, ee, oo, uu. Woorden: daar het been het koor ik huur het jaar

30 Woorden met ee op het einde Regel: Op het einde van een woord schrijf je ee dubbel. Net als: De eind-ee schrijf je net als in twee. Woorden: meewerken het zeeschip een toverfee een hondenslee de Noordzee

92

aa, ee, oo, uu


Spellingweters woordpakket 7 14

31 Woorden met a, o of u op het einde Regel: Op het einde van een woord schrijf je a, o en u enkel: ga, zo, nu ‌ Net als: De eind-a (lang) schrijf je net als in ga. De eind-o (lang) schrijf je net als in zo. De eind-u (lang) schrijf je net als in nu. Tip: Ook als het woord een deel is van een ander woord, schrijf je a, o en u enkel: jawel, zozeer ‌

Zo ga je nu!

Woorden: achterna, de bompa, daarna, het stro, de vrachtauto

32 Woorden met -d of -t, woorden met -b of -p Regel: d of t op het einde van een woord? Als je twijfelt, moet je verlengen. Dat doe je door het woord langer te maken: landen dus land, kaarten dus kaart. Ook als je twijfelt tussen b of p op het einde van een woord, kun je verlengen: lopen dus loop, hebben dus heb. Net als: De eind-d schrijf je net als in hond. De eind-t schrijf je net als in tent. De eind-b schrijf je net als in heb. De eind-p schrijf je net als in pop. Tip: Verlengen doe je zo: voeg aan het einde van woord e, en of er toe. Soms zitten d- of t-woorden in een ander woord verstopt. Bijvoorbeeld: brandweer Woorden: een band de badmeester Verlengen! het rad e en er maar: de lat de kant het tentdoek 93


Spellingweters woordpakket 7 14

33 Woorden met gt of cht Tip:

Let op! De kip ligt in het hok, legt een ei en zegt tok tok.

gt of cht? ja

cht

nee

gt

korte klank?

Regel: Twijfel je tussen gt of cht? Na een korte klank schrijf je altijd cht, behalve in ligt, legt en zegt. Net als: De gt schrijf je net als in jaagt. De cht schrijf je net als in gezicht. Woorden: het uitzicht, het vocht, de vrucht maar: hij zaagt, zij vraagt ... refrein Heb je een probleempje bij het schrijven van een woord, dan moet je niet panikeren, want met een liedje wordt het wat eenvoudiger om te leren. strofe over cht Het woordje nacht heeft c h t want die a die klinkt heel kort. Na een andere klank schrijf je g en t. Zo krijg je een goed rapport. De kip ligt in het hok, legt een ei en zegt tok tok. In dit rijmpje hoor je ligt, legt, zegt die schrijf je toch met g en t.

94


Spellingweters woordpakket 7 14

34 Verenkelen of verdubbelen Regel: Hoor je op het einde van de klankgroep een korte klank, dan verdubbel je de medeklinker. Hoor je op het einde van de klankgroep een lange klank, dan verenkel je de klinker. Hoor je op het einde van de klankgroep een andere klank, dan doe je gewoon. Tip: Hak het woord eerst in klankgroepen. Pas de regel toe op de laatste klank van elke klankgroep! Vergeet niet: klinkers kun je roepen, medeklinkers kun je niet roepen. Net als: Verdubbelen doe je net als in zatte vette kippen stoppen bussen. Verenkelen doe je net als in apen zweven over muren. Je doet gewoon net als in zieke schilders moeten genoeg rusten. Woorden: we vertrekken, we stappen we sturen, we kraken, we proeven, we speelden ik

ik 1 klinker en 2 medeklinkers

Ik luister naar het einde van de klankgroep.

korte klank

verdubbelen

ik

ik 1 klinker en 1 medeklinker

lange klank

verenkelen

ik

ik

andere klank

gewoon

Zatte vette kippen stoppen bussen GROEN

Apen zweven over muren ROOD

Zieke schilders moeten genoeg rusten omdat ...

Tip Hoor je na de klinker twee verschillende medeklinkers, dan doe je dus ook gewoon.

95


Spellingweters woordpakket 7 14

35 De punt, het vraagteken, het uitroepteken Regel: De punt sluit een zin af: . Het vraagteken sluit een vraagzin af: ? Het uitroepteken sluit dikwijls een zin af met een wens, bevel, waarschuwing: !

?!.

36 De komma en de dubbele punt Regel: De komma brengt een rustpauze in een opsomming aan. De dubbele punt kondigt een opsomming aan. Tip: Jan verzamelt vlinders, bladeren, stenen en schelpen. Dit drinkt Jan graag: wijn, bier, melk en fruitsap.

37 Aan het begin van de zin en bij persoonsnamen Regel: Je schrijft een hoofdletter aan het begin van een zin en van een persoonsnaam. Tip: Gisteren gingen Jan en Piet naar de kermis.

38 Namen van (kerkelijke) feestdagen Regel: Namen van (kerkelijke) feestdagen schrijf je met een hoofdletter: Kerstmis, Pasen, Pinksteren, Allerheiligen, Allerzielen, Suikerfeest ‌ Tip: Voor Achmed is het een belangrijke dag: het is de start van het Suikerfeest.

96


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.