LEERWERKBOEK

Lies Alen
Patrick Arnou
Alexander Colin
Frederik De Ridder
Marie Diels
Nikolai Dobbelaere
Hanne Goossens
Zoë Meerkens
Lore Praet
Elke Stasseyns
Stef Van Aken
Annelies Van Laere
Saskia Yperzeele
Via www.ididdit.be heb je toegang tot het onlineleerplatform bij Traject Nederlands 5. Activeer je account aan de hand van de onderstaande code en accepteer de gebruiksvoorwaarden. Kies je ervoor om je aan te melden met je Smartschool-account, zorg er dan zeker voor dat je e-mailadres aan dat account gekoppeld is. Zo kunnen we je optimaal ondersteunen.
LET OP: DEZE LICENTIE IS UNIEK, EENMALIG TE ACTIVEREN EN GELDIG VOOR EEN PERIODE VAN 1 SCHOOLJAAR. INDIEN JE DE LICENTIE NIET KUNT ACTIVEREN, NEEM DAN CONTACT OP MET ONZE KLANTENDIENST.
Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken.
In België beschermt de auteurswet de rechten van deze mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be.
Ook voor het digitale lesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. Meer informatie over de gebruiksvoorwaarden leest u op www.ididdit.be.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.
Foto’s p. 64:
Crewdson, Gregory (b.1962). Untitled (beer dream). 1998. laser direct colour coupler print mounted on Cintra, 127x152.4cm; Untitled (Ophelia). 2000-2001. Digital chromogenic print, edition number six of ten, 127 x 152.4 cm (50 x 60 in.). Claire and Gordon Prussian Fund for Contemporary Art (2001.486); Crewdson, Gregory (b.1962). Untitled, Winter (bed of roses). 2005. chromogenic print, 144. 7x223.5cm; Crewdson, Gregory (b.1962). Untitled (Boy with Hand in Drain). 2001-2002. colour coupler print, 121.9x152.4cm; Untitled. 2001-02. Chromogenic print. A.P. 2/3, edition of 10. 48 x 60 inches (121.9 x 152.4 cm). Purchased with funds contributed by the Photography Committee, 2002; Untitled. 1999. Chromogenic print. edition 4/10. 50 x 60 inches (127.0 x 152.4 cm). Purchased with funds contributed by the Photography Committee, 2000; Untitled, 1998.
Photograph, Silver dye-bleach (Cibachrome) print, with laminate, Image: 50 x 60 in. (127 x 152.4 cm), Framed: 55 x 65 in. (139.7 x 165.1 cm). Ralph M. Parsons Fund (AC1999.71.1) p. 133, 134, 231, 281, 303 - Reproductie van de artikels met toestemming van de uitgever, alle rechten voorbehouden. Elk hergebruik dient het voorwerp uit te maken van een specifieke toestemming van de beheersvennootschap
License2Publish: info@license2publish.be
Eerste druk 2023
ISBN 978-94-647-0105-0
D/2023/0078/66
Art. 603784/01
NUR 110
Ontwerp: Effenaf
Opmaak: Coco Bookmedia
Tekeningen: Flor Aguilar
Hoe ga je met dit boek aan de slag? We leiden je door enkele belangrijke aspecten.
In dit leerwerkboek vind je lessen met verschillende achtergrondkleuren. Lessen met dezelfde achtergrondkleur behoren tot dezelfde stroom
Vooraan elke les zie je de lesdoelen Die verduidelijken wat je met die les zult bereiken.
Je test hoe goed je leesvaardigheid is 1
Je herkent tekstdoel, tekstsoort en teksttype
2
Je haalt het onderwerp, de hoofdgedachte en de kernzinnen uit een tekst 3 4
Je gebruikt woordleerstrategieën om de betekenis van onbekende woorden te vinden
Na enkele lessen is er een tussenstop. Die herken je aan de oranje achtergrondkleur. In de tussenstops ga je verder aan de slag met de leerstof die je tijdens de voorgaande lessenreeks behandelde. Het gaat hier om oefeningen op taal en woordenschat, receptieve vaardigheden en een uitdaging.
1 Elke drie jaar publiceert de Oeso, de denktank van voornamelijk rijke industrielanden, de resultaten van het Pisa-onderzoek, dat de leesvaardigheid en wiskundige en wetenschappelijke geletterdheid van vijftienjarigen test. Bij Pisa 2018, waarvan de resultaten dinsdag zijn bekendgemaakt, waren in Vlaanderen 4 882 leerlingen uit 172 scholen betrokken.
De leesvaardigheid van de Vlaamse vijftienjarigen is er ten opzichte van 2015 ‘aanzienlijk’ op achteruitgegaan. Dat blijkt uit de nieuwste Pisaresultaten, die de Oeso vandaag publiceert. Voor wetenschappen en wiskunde is de daling sinds 2015 verwaarloosbaar.
3 Voor wetenschappen en wiskunde laat Vlaanderen sinds 2015 een lichte, maar niet-significante daling optekenen. Voor deze domeinen scoren de jongeren dus hetzelfde. Ze behoren ook nog steeds tot de Europese subtop. Tussen 2003 en 2018 daalde het aantal toppresteerders voor wiskunde nergens zo sterk (-15%) als in Vlaanderen.
In de meeste lessen geven we je eerst het bronmateriaal (bijvoorbeeld een artikel) en de bijhorende instructies, gevolgd door ruimte om te noteren. Zo moedigen we je aan om je antwoorden op een geordende manier neer te schrijven. Dat is een mooie voorbereiding op het hoger onderwijs, waar je ook zelfstandig zult moeten noteren.
2 Voor leesvaardigheid is de achteruitgang ten opzichte van 2015 ‘aanzienlijk’, zegt minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA). Voor de eerste keer sinds het begin van de tests in 2000 vallen de Vlaamse vijftienjarigen voor leesvaardigheid uit de top tien van de Oeso-landen. Binnen Europa moet Vlaanderen voor leesvaardigheid Ierland, Estland, Letland en Polen laten voorgaan. Een op de vijf Vlaamse leerlingen haalt het minimumniveau niet: ze kunnen teksten niet goed gebruiken en ze kunnen er de belangrijkste elementen niet uithalen.
4 Minister Weyts maakte dinsdagochtend bekend dat hij Oeso-topman Dirk Van Damme heeft gevraagd om een expertengroep samen te stellen. Die moet maatregelen voorstellen om de neerwaartse trend terug om te buigen.
Onvoldoende voortgang
5 De Pisa-resultaten voor leesvaardigheid baren dus zorgen. Vandaag werden ook de resultaten van Pirls Repeat voorgesteld, een vervolgstudie op de leesvaardigheidstest Pirls uit 2016. Toen
Heel wat andere ridderverhalen spelen zich af aan het hof van koning Arthur. De Roman van Walewein is rond 1260 geschreven door Penninc en Vostaert. Penninc startte het werk en Vostaert voltooide het. Het is oorspronkelijk in Vlaanderen geschreven, maar de schrijvers baseerden zich op bestaande verhalen.
In de lessen ondersteunen we je met enkele kaders en iconen.
In de Roman van Walewein gaat Walewein op vraag van koning Arthur op zoek naar een vliegend schaakbord.
1 Beluister de korte inhoud van dit verhaal en noteer op p. 58-59 onder elke afbeelding een korte samenvatting.
Onthouden-kaders bevatten belangrijke kennis, vaardigheden en strategieën
Een zoektocht of een queeste was een populair thema in de middeleeuwse Arthurverhalen. De meeste ridders gingen op zoek naar een voorwerp (bv. de graal of een magisch voorwerp) of naar een persoon of dier. Tegelijkertijd kun je die queeste ook lezen als een zoektocht naar volwassenheid (‘coming of age’). De verhalen geven immers telkens het verslag van een leerproces: een jongeman legt een hele weg af om een volwassen en hoofs ridder te worden. Een queeste verliep altijd volgens een vast stramien.
1 Je leerkracht leest enkele stellingen voor. Ga naar de linkerkant van het lokaal als je het eens bent met de stelling. Ga naar de rechterkant van het lokaal als je het oneens bent met de stelling.
2 Vul de tabel aan voor de Roman van Walewein
ordo
2 Kies een stelling, neem daarover een standpunt in en schrijf een argumentatieve tekst waarin je jouw standpunt verdedigt. Gebruik daarvoor ten minste drie goede argumenten en weerleg één tegenargument.
(orde)
Lees in de Trajectwijzer hoe je een argumentatieve tekst opbouwt.
Koning Arthur houdt hofdag met zijn ridders, waaronder Walewein, zijn neef. Plots zweeft er een schaakbord naar binnen en verdwijnt het vervolgens even mysterieus als het gekomen is.
Tip
Onderaan sommige pagina’s tref je de verklaring aan van een woord of uitdrukking op die pagina. Online bij het lesmateriaal vind je bij elke tussenstop een overzicht van de woorden die aan bod kwamen.
Koning Arthur wil per se het zwevend schaakbord hebben. Ook Walewein durft pas op de oproep in te gaan als Arthur zegt dat hij er zelf achterna
amechtig: sterk hijgend
(beproevingen)
Jullie gaan nu zelf een debat voeren.
Walewein komt aan een berg waar hij het moet opnemen tegen serpenten. Hij vecht ook voor zijn leven met de rode ridder en in het kasteel van koning Amoraen.
1 De leerkracht geeft je drie stellingen uit de lijst die je moet voorbereiden.
• helpers
Bij sommige opdrachten staat een tip om je op weg te helpen.
Walewein krijgt hulp van de vos (de betoverde ridder), van Ysabele en van de geest van de rode ridder.
2 Je zoekt zowel argumenten pro als contra. Een minuut voor de start van het debat krijg je pas te horen welke kant jij moet verdedigen. Tip Maak gebruik van de geleerde zoekstrategieën en let op de betrouwbaarheid van je gebruikte bron.
3 Elke partij bestaat uit drie leerlingen, elk debat duurt drie minuten.
a Je staat recht wanneer je het woord wilt.
kasteel van koning Arthur.
b Je mag pas spreken wanneer de debatleider jou het woord geeft. Tip
Onderweg-kaders bevatten leuke weetjes
• Debatteer niet naast de kwestie.
• Val niemand aan.
• Let zowel op je taalgebruik als op je lichaamstaal.
• Om een goed debat te voeren, is het belangrijk om ook op de tegenpartij in te spelen en te reageren op eerder gegeven argumenten (het is niet louter een opsomming van je eigen argumenten, maar een wisselwerking tussen beide partijen).
In Vlaanderen vind je verschillende soorten boekhandels. Je kunt boeken kopen in winkelketens als Standaard Boekhandel of Fnac. Daarnaast zijn er in verschillende steden ook onafhankelijke boekhandels. Daar vind je meestal een nog uitgebreider aanbod literaire titels en een persoonlijke selectie van de boekhandelaar. Antiquariaten zoals De Slegte zijn dan weer gespecialiseerd in de verkoop van tweedehandsboeken en zeldzame exemplaren van boeken.
5 INFO & COMMUNICATIE 424
9 Vergelijk een literaire uitgeverij met een uitgeverij die een breder/commerciëler assortiment aan boeken publiceert aan de hand van hun posts op Instagram. Hoe zetten beide uitgeverijen hun boeken in de markt? Noteer drie verschillen die jou opvallen.
10* Heb je al zin om zelf een boek te schrijven? Waarover zou jouw boek gaan? Of zou je liever op een uitgeverij werken? In welke functie? Bespreek met een medeleerling.
Trajectwijzer
Bij dit leerwerkboek hoort ook een Trajectwijzer met een overzicht van de theorie die in de derde graad aan bod komt. Als je dit icoon ziet, vind je bijkomende informatie in die Trajectwijzer. Het nummer in het icoon verwijst naar het titelnummer. Zo vind je snel de juiste informatie!
Voorkennis activeren
Als je dit icoon ziet, ga je voorkennis activeren. Dat kan gaan om leerstof die je in een voorgaand schooljaar of in een eerdere les al gezien hebt of onderwerpen die je kent uit je dagelijks leven.
Di erentiatie
Het di erentiatie-icoon geeft aan dat je met een remediërings- of een verdiepingsopdracht te maken hebt. Je oefent verder op leerstof die je nog niet helemaal onder de knie hebt (remediëring) of je gaat een extra uitdaging aan (verdieping of uitbreiding).
Woordenschat
Dit icoon geeft aan dat je je woordenschat zult verrijken of strategieën leert om met nieuwe en moeilijke woorden om te gaan.
Actief verwerken
Eenmaal je kennis of vaardigheden verworven hebt, kun je actief verwerken Je past wat je leerde zelfstandig toe in een nieuwe situatie.
Play
Dit icoon geeft aan dat je een audio- of videofragment zult beluisteren of bekijken.
Gami cation
Doorheen het boek vind je verschillende games om met je medeleerlingen te spelen.
iDiddit
Dit icoon geeft aan dat er aanvullend lesmateriaal of een extra opdracht op iDiddit staat.
VAN IN Plus
Soms is het handig dat je extra lesinformatie of een videoof audiofragment zelf kunt bekijken of beluisteren op je smartphone. Als je dit icoon ziet, open dan de VAN IN Plus-app en scan de pagina.
Mijn lesmateriaal
Hier vind je alle inhouden uit het boek, maar ook meer, zoals filmpjes, audiofragmenten, extra oefeningen ...
Extra materiaal
Bij bepaalde stukken theorie of oefeningen kun je extra materiaal openen. Dat kan een bijkomend audio- of videofragment zijn, een woorden- of begrippenlijst, extra bronnen of een leestekst. Kortom, dit is materiaal dat je helpt om de leerstof onder de knie te krijgen.
Adaptieve oefeningen
In dit gedeelte kun je de leerstof inoefenen op jouw niveau. Hier kun je vrij oefenen of de oefeningen maken die de leerkracht voor je heeft klaargezet.
Opdrachten
Hier vind je de opdrachten die de leerkracht voor jou heeft klaargezet.
Evalueren
Hier kan de leerkracht toetsen voor jou klaarzetten.
Resultaten
Wil je weten hoever je al staat met oefenen, opdrachten en toetsen? Hier vind je een helder overzicht van al je resultaten.
Notities
Heb je aantekeningen gemaakt bij een bepaalde inhoud? Via je notities kun je ze makkelijk terug oproepen.
Meer weten?
Ga naar www.ididdit.be
Je ziet het nut van literatuuronderwijs in 1
Je denkt na over je eigen leesgedrag en je erkent daarbij de voordelen van boeken lezen
Je maakt kennis met verschillende literaire fragmenten en ziet ook een eventuele link met andere media
Je begrijpt hoe literatuur onderwezen werd door de jaren heen
1 Ben jij een boekenwurm of vind je lezen verschrikkelijk? Leg uit waarom je wel/niet graag leest.
2 Of je nu wel of niet graag boeken leest, kun je verklaren waarom literatuur nog steeds gemaakt en gelezen wordt?
3 Geloof je dat literatuur lezen je slimmer maakt? Waarom wel/niet?
4 Geloof je dat literatuur lezen je empathischer maakt? Kan literatuur ervoor zorgen dat je je beter kunt inleven in iemand anders en zo anderen beter kunt begrijpen? Waarom wel/niet?
Dat je van informatieve teksten zoals kranten slimmer wordt, klinkt vrij aannemelijk. Nieuwe informatie wordt in een tekst- of boekformaat gegoten die ons brein kan opnemen door die teksten of boeken te lezen. Maar kun je ook iets bijleren van verzonnen verhalen? In het programma Iedereen beroemd geeft doctoraatstudent Leen hierover meer uitleg.
1 In het begin van het fragment legt Leen uit dat ze voor haar doctoraatstudie de ‘cognitieve relevantie van literair lezen’ onderzoekt. Wat bedoelt ze daarmee?
2 Leen vergelijkt het lezen van ctie met het opzetten van een VR-bril (virtual reality). Leg uit wat ze daarmee bedoelt.
3 Waarom maakt ze die vergelijking met virtual reality? Wat vind je van die vergelijking?
4 Op welke manier word je ‘slimmer’ van het lezen van literaire ctie volgens Leen?
5* Op het einde van het fragment bekritiseert Leen het onderwijs door te zeggen dat er ‘vaak te weinig aandacht gaat naar het lezen én bespreken van literatuur’, hoewel ze het minstens even belangrijk vindt als vakken zoals wiskunde, L.O. en wetenschappen. Ben je het eens met die kritiek? Beargumenteer.
* Het antwoord op deze vraag hoef je niet te noteren.
Leen verwijst naar het boek Wil van de Antwerpse schrijver Jeroen Olyslaegers. Wij bespreken dit boek in les Hedendaagse literatuur: Wil.
Je vindt hieronder en op de volgende pagina’s een reeks tekstfragmenten. Daarna vind je een overzicht van de bijhorende uitgaven met telkens de auteur, de cover en een korte beschrijving.
Precies op het moment dat ik van de onderzoekstafel af kwam en mijn wijde groene trui weer over mijn dijen zakte, zei de gynaecoloog dat ik met zekerheid zwanger was. Wat ik voor een maagkwaal had gehouden, was zwangerschapsmisselijkheid. Niettemin schrijft hij mij injecties voor om de menstruatie weer op te wekken, maar hij zag er niet uit of hij dacht dat ze veel effect zouden hebben. Op de drempel glimlachte hij joviaal, ‘Liefdesbaby’s zijn altijd de mooiste.’ Dat was een vreselijke zin. Ik keerde te voet terug naar het studentencomplex. In de agenda staat: ‘Ik ben zwanger. Wat verschrikkelijk.’
Iemand moest Josef K. belasterd hebben, want zonder dat hij iets kwaads had gedaan, werd hij op een morgen gearresteerd. De keukenmeid van mevrouw Grubach, zijn kamerverhuurster, die hem elke ochtend tegen achten het ontbijt bracht, kwam deze keer niet. Dat was nog nooit gebeurd. K. wachtte nog een poosje, zag van zijn kussen uit de oude vrouw die tegenover hem woonde en die hem met een voor haar heel ongewone nieuwsgierigheid gadesloeg, maar dan, met een gevoel van bevreemding en honger tegelijk, belde hij. Onmiddellijk werd er geklopt en een man, die hij hier in huis nog nooit had gezien, kwam binnen. Hij was slank en toch stevig gebouwd, hij droeg een nauw aansluitend zwart pak, dat als een reiskostuum voorzien was van verscheidene plooien, zakken, gespen, knopen en een ceintuur en dientengevolge, zonder dat het je duidelijk werd waartoe het dienen moest, bijzonder praktisch leek. ‘Wie bent u?’ vroeg K. en zat meteen half rechtop in bed. Maar de man negeerde zijn vraag alsof je zijn verschijning moest accepteren, en zei op zijn beurt slechts: ‘U hebt gebeld?’ ‘Anna moet me het ontbijt brengen’, zei K. en probeerde, eerst in stilte, door oplettendheid en nadenken uit te maken wie de man eigenlijk was. Die echter stelde zich niet al te lang bloot aan zijn blikken, maar keerde zich naar de deur, die hij een eindje opendeed om tegen iemand, die kennelijk vlak achter de deur stond, te zeggen: ‘Hij wil dat Anna hem zijn ontbijt brengt.’ Er volgde een kort gelach in de aangrenzende kamer, uit de klank viel niet op te maken of er meer dan één persoon aan meedeed.
Je truitjes en je witte en rode sjaals en je kousen en je slipjes (met liefde gemaakt, zei de reclame) en je brassières (er steekt poëzie in die dingen, vooral als jij ze draagt) –ze slingeren rond in dit gedicht als op je kamer.
Kom er maar in, lezer, maak het je gemakkelijk, struikel niet over de zinsbouw en over de uitgeschopte schoenen, gaat u zitten.
(Intussen zoenen wij even in deze zin tussen haakjes, zo ziet de lezer ons niet.) Hoe vindt u het, dit is een raam om naar de werkelijkheid te kijken, alles wat u daar ziet bestaat. Is het niet helemaal als in een gedicht?
Ara en ik denken meestal dat we alles van elkaar weten, ook zonder dat we daarover praten. Zodra ze het wel doet en mij over iets ondervraagt, weet ik van verlegenheid niet waar ik het moet zoeken en dan kost het me heel veel moeite om een eerlijk antwoord te geven. Het is hartstikke stom, want achteraf ben ik er altijd heel gelukkig mee dat zij de moed heeft gevat om iets dat tussen ons in hangt, te bespreken en dat de lucht dan opgeklaard is. Het is ook nog eens zo dat moeilijke gesprekken geheid eindigen met dat je weer eens tegen elkaar zegt hoeveel je toch van elkaar houdt en dan kan ik haar ook gewoon zeggen dat die vriendschap tussen ons het mooiste is wat ik in mijn leven heb en soms ben ik zelfs zo vreselijk opgelucht, dat ik tegen haar zeg dat ik niks aan het leven zou vinden als ik haar niet had. Ik weet niet eens zeker of dat wel zo overdreven is, maar dat je, als je je zo gelukkig voelt, alles een beetje aandikt, dat is ook wel waar.
Ara is een stuk rustiger dan ik. Die zegt zonder een spier te vertrekken dat wij voor elkaar bestemd zijn en dat niemand daar ooit verandering in kan brengen. Dat ze dat weet.
‘Wij zijn elkaars lot’, zegt Ara.
O, Butterfly! Wordt er niet gezegd dat je een vlinder ter dood veroordeelt als je zijn vleugels aanraakt?
Ik herinner me onze eerste ontmoeting. Ik voelde me net zoals toen ik voor het eerst de Japanse kust had gezien. De archipel dook helder op boven de zeespiegel, die dagenlang leeg en triest was gebleven.
Yves, mijn rechterhand, stond naast me op de brug. Hij trappelde van ongeduld en sprak luid. Hij leek alles te weten van dit land, ook al bezocht hij het voor het eerst.
‘Zodra ik aankom, ga ik trouwen! En u, luitenant Pinkerton, neemt u als echtgenote een van die popjes met een gele huid en de ogen van een kat?’
Ik glimlachte, alsof ik ermee instemde.
Het was gebruikelijk dat buitenlanders een huis en een echtgenote kozen voor de duur van hun verblijf. Een vreemde koloniale gewoonte in dit land van tradities, zo leerde ik later tot mijn schande.
woord
geheid: gegarandeerd de archipel: eilandengroep
Misschien was de hitte ons op hetzelfde moment naar het hoofd gestegen, want we zagen B.A. Baracus voor een kraam staan, of beter gezegd Mr. T, uitgedost als het meest illustere personage dat hij ooit had vertolkt: de onverwoestbare vechtmachine B.A. uit de hitserie The A-Team. […] ‘B.A., I love you!’ klonk het ineens. Toen we omkeken zagen we de grote donkere vrouw met de roze legging naar voren stormen. ‘I’m your biggest fan, B.A.! Please let me hug you.’ […] Toen keek ze B.A. aan als een verliefde tiener, en met een stem die plotseling zoetgevooisd was, zei ze ‘Lift me up B.A., lift me up and hold me in your arms.’
‘What do you mean?’ vroeg B.A. terwijl hij haar ongemakkelijk aankeek. ‘You want me to …’
‘Yes, yes, lift me up for the picture.’ Ze liet haar hand over zijn grote biceps glijden en keek hem verleidelijk aan terwijl ze langzaam haar lippen bevochtigde met haar tong. ‘Please, lift me up with those big arms.’
B.A. bekeek haar even van top tot teen en keek haar toen bedremmeld aan alsof hij wilde zeggen: dame, ik weet echt niet of dat wel zo verstandig is. Hij stamelde: ‘I … I don’t …’
De vrouw met de roze legging was vastberaden en voordat hij zijn zin kon afmaken, sprong ze in zijn armen. De acteur greep de enorme vrouw geschrokken vast, zwalkte even, heel even maar, en stond toen stil op zijn machtige benen die vanzelfsprekend berekend waren op dit soort onverwachte inspanningen. Mr. T was niet voor niets de bodyguard geweest van grootheden als Muhammed Ali, Steve McQueen en Michael Jackson. En juist op het moment dat de omstaanders wilden gaan klappen voor dit indrukwekkende staaltje machtsvertoon en tevens opgelucht waren dat de mythe van de onverslaanbare krachtpatser niet voor hun ogen werd ontrafeld door een opdringerige vrouw, begonnen B.A.’s benen te trillen. Hij wankelde, zette eerst kreunend twee stappen naar voren en daarna drie stappen naar achteren. En even leek hij zijn balans weer te hervinden alsof hij slechts van de schrik moest bekomen en nu weer alles onder controle had. Maar toen viel B.A. Baracus om. De gigant uit The A-Team en Rocky III was geveld en de vrouw landde hysterisch gillend boven op hem. Saleem en ik sloegen een hand voor onze mond: daar lag onze actieheld, jammerend en kreunend. Het was alsof alles stilviel op Kwaku: er leek ineens geen muziek meer te draaien en iedereen stopte abrupt met praten, en in de onwerkelijke stilte hoorden we B.A zeggen: ‘Help! Mijn rug, ik ben door mijn rug gegaan.’
Ik wil nu weten of zij haar al lang kennen. Neen, pas sedert vandaag. Zij was aan boord gekomen om zakken te verstellen en zij hadden haar een sjaaltje gegeven, een pot gember en zes doosjes sigaretten. Nadat zij dit alles aanvaard had, werd een afspraak gemaakt voor vanavond en toen het eerste doosje ledig was, had zij naam en adres op de bodem geschreven. Dus niet langs de weg gevonden. Daar zit wel enige waarborg in.
En wie van hen nu eigenlijk op haar verliefd was. Hijzelf of welke van zijn twee volgelingen?
‘Alle drie’, verzekert Ali.
En als ik hem even beloer, want het kon wel een geestigheid zijn, spreekt uit zijn aangezicht al de oprechtheid van een paard.
Ik kan mijn westerse onbescheidenheid niet langer in toom houden.
‘En of Maria hen werkelijk alle drie ontboden had?’
Want dat zou getuigen van een zeldzame ondernemingsgeest voor een meisje van twintig.
zich uitdossen: zich feestelijk of opvallend kleden illuster: beroemd, zeer bekend zoetgevooisd: met een mooie, lief klinkende stem bedremmeld: beteuterd, sip, verlegen ontbieden: laten komen
NU autorennen – vliedende – vlucht
groeiend door de priemen pijlen gloeiend
wrakken auto’s rijten donkere lappen van de nacht wrakke wriemelen
onregelmatige SAKKADEN vertrapte mensen verdrekte soldaten verrekte beesten
Yes, ‘n’ how many years can a mountain exist Before it is washed to the sea?
Yes, ‘n’ how many years can some people exist Before they’re allowed to be free?
Yes, ‘n’ how many times can a man turn his head And pretend that he just doesn’t see?
The answer, my friend, is blowin’ in the wind
The answer is blowin’ in the wind
Yes, ‘n’ how many times must a man look up Before he can see the sky?
Yes, ‘n’ how many ears must one man have Before he can hear people cry?
Yes, ‘n’ how many deaths will it take ‘til he knows That too many people have died?
The answer, my friend, is blowin’ in the wind
The answer is blowin’ in the wind
Origineel
Hoeveel jaar kan een berg bestaan Alvorens hij wegspoelt in de zee?
En hoeveel jaar kunnen sommige mensen bestaan
Alvorens zij vrij mogen zijn?
En hoe vaak kan een man zijn hoofd wegdraaien
En doen alsof hij net niet ziet?
Het antwoord, mijn vriend, verwaait in de wind
Het antwoord verwaait in de wind
En hoe vaak moet een mens opkijken
Alvorens hij de lucht ziet?
En hoeveel oren moet iemand hebben
Alvorens hij de mensen kan horen huilen?
En hoeveel doden moeten er vallen vooraleer hij weet Dat er te veel mensen zijn gestorven?
Het antwoord, mijn vriend, verwaait in de wind
Het antwoord verwaait in de wind
Toen meneer Bilbo Balings van Balingshoek bekendmaakte dat hij binnenkort met een bijzonder luisterrijk feest zijn elftigeneerste verjaardag zou vieren, werd dit in Hobbitstee het gesprek van de dag. Bilbo was heel rijk en een hoogst eigenaardig iemand, en was zestig jaar lang het wonder van de Gouw geweest, vanaf het moment van zijn merkwaardige verdwijning en onverwachte terugkeer. De schatten die hij van zijn reis had teruggebracht waren nu een plaatselijke legende geworden, en men geloofde algemeen, wat de oude lieden ook mochten beweren, dat de Heuvel van Balinshoek vol gangen zat die waren volgepropt met schatten. En alsof dat hem al niet beroemd genoeg maakte, gaf ook zijn onverminderde vitaliteit aanleiding tot verbazing. De tijd schreed voort, maar scheen weinig invloed op meneer Balings te hebben. Toen hij negentig jaar was, zag hij er bijna net zo uit als toen hij vijftig was. Toen hij negenennegentig was, begon men hem ‘goed geconserveerd’ te noemen, maar ‘onveranderd’ zou juister zijn geweest. Er waren lieden die het hoofd schudden en vonden dat dit een beetje te veel van het goede was: het scheen niet eerlijk dat iemand (blijkbaar) niet alleen de eeuwige jeugd bezat, maar ook (naar verluidde) een onuitputtelijke rijkdom. ‘Dat zal zich wreken’, zei men. ‘Het is onnatuurlijk en daar komen moeilijkheden van.’
Frans Kafka, Het proces, 1914
Het proces is Kafka’s onvoltooide roman over een bankbediende die door twee heren wordt opgepakt en in staat van beschuldiging wordt gesteld, zonder echter ooit te weten waarom.
Het woord ‘kafkaiaans’ is afgeleid van de schrijver. Wie ooit uren heeft moeten doorbrengen in de wachtkamers van de rechtbank of het stadhuis, van het ene loket naar het andere is gestuurd, aan de telefoon een heel menu voorgeschoteld kreeg zonder vooruitgang te boeken, die kan zich een personage uit een roman van Kafka voelen.
Paul van Ostaijen, Bezette stad, 1922 Paul van Ostaijen maakt in een vernieuwende bundel de gruwel van de Eerste Wereldoorlog zichtbaar via typografische gedichten en taal.
In Het dwaallicht laat Willem Elsschot drie Afghaanse matrozen op zoek gaan naar Maria Van Dam in de Antwerpse binnenstad. Het is een druilerige novemberavond als Frans Laarmans hen helpt in hun zoektocht naar dit mysterieuze meisje. Vinden zij uiteindelijk dit meisje of heeft zij hen bewust op een dwaalspoor gezet? Deze korte novelle is opgenomen in de canon van de Nederlandstalige literatuur.
J.R.R. Tolkien, In de ban van de ring, 1954 Dit boek is een van de populairste boeken uit de twintigste eeuw; het gaat over een zoektocht die zich afspeelt in een door Tolkien gecreëerde wereld. De trilogie vormt de grondslag voor de moderne fantastische literatuur en is verkozen tot het beste boek van de twintigste eeuw. Peter Jacksons verfilmingen van het boek wonnen samen zeventien Oscars.
André Franquin, Guust Flater – Flaters schade, 1968
Guust Flater is een stripreeks die zich afspeelt op de redactie van het stripblad Robbedoes. Guust is de held zonder werk, hij is lui, onhandig, gulzig en eigenwijs. De tekenstijl van Franquin heeft vele tekenaars beïnvloed.
Bob Dylan, Blowin’ in the wind, 1963
In 1963 bracht Bob Dylan het protestlied Blowin’ in the wind uit. In dit lied plaatste de Amerikaanse folk- en protestzanger grote vraagtekens bij vrede, oorlog en vrijheid. In 2016 ontving de zanger de Nobelprijs voor literatuur. Woordvoerster Sara Danius prees Dylans werk ‘omdat hij nieuwe poëtische uitdrukkingsvormen in de grote Amerikaanse songtraditie heeft gecreëerd. Hij maakt poëzie voor het oor.’ Bob Dylan blijft voor velen een bron van inspiratie.
de typogra e: alle aspecten die horen bij de opmaak van een tekst (bv. lettertype, regelafstand en witruimte) de trilogie: drie romans die een geheel vormen
Herman de Coninck, De lenige liefde, 1969
De lenige liefde is de eerste dichtbundel van Herman de Coninck. In zijn gedichten speelt hij graag met de spanning tussen woorden en voorwerpen.
Annie Ernaux, Het voorval, 2004
De Franse auteur Annie Ernaux won in 2022 op 82-jarige leeftijd de Nobelprijs voor literatuur. Annie Ernaux schrijft autobiografisch, maar plaatst haar persoonlijke verhaal altijd in een bredere context. Ze publiceerde al meer dan twintig romans.
Connie Palmen, De vriendschap, 1995
In het midden van het schooljaar merkt Kit een iet wat rare, nieuwe leerling op aan het verlaten muurtje op de speelplaats. Ze besluit dat deze nieuwe leerling, Ara, haar beste vriendin zal worden. Meer nog, ze adoreert Ara, die haar volledige tegenpool blijkt te zijn. Via allerlei filosofische en psychologische beschouwingen neemt Connie Palmen de lezer mee in de verschillende levensfases van de vriendinnen. Is dit ‘bloedzusterschap’ een verbintenis voor het leven?
Het voorval speelt zich af in de jaren zestig. Annie, de hoofdfiguur, is zwanger geraakt en ze besluit clandestien abortus te laten plegen. Zonder te oordelen, zonder valse emoties, vertelt ze over die gebeurtenis. Het boek is ook verfilmd en won in 2021 de Gouden Leeuw op het filmfestival van Venetië.
Shaun Tan, De aankomst, 2008
Een vader verlaat zijn gezin en emigreert naar een vreemd land. Hij gaat op zoek naar het nieuwe geluk voor hemzelf en zijn gezin. Onderweg ontmoet hij tal van lotgenoten, ze wisselen hun levensverhalen uit, helpen elkaar en zo ontstaan er nieuwe vriendschappen. Zal hij zijn gezin terugzien? In deze graphic novel maken sterke afbeeldingen woorden overbodig.
Benjamin Lacombe, Madame Butterfly, 2014
Benjamin Lacombe maakte een vrije bewerking van Puccini’s opera
Madama Butterfly. Hij beschrijft het welbekende verhaal vanuit het oogpunt van de Amerikaanse luitenant Benjamin Franklin Pinkerton. De marinier huwt een jonge geisha, Cio-Cio-San, bijgenaamd Butterfly. Wanneer Pinkerton teruggeroepen wordt naar Amerika, belooft hij Butterfly dat hij zal terugkeren als het roodborstje zijn nest maakt. Jarenlang blijft ze op haar grote liefde wachten, maar hij blijft de grote afwezige. Op een zeker moment meert zijn boot aan. Butterfly ziet daarin de bevestiging van zijn liefde aan haar, maar … was zijn liefde oprecht? Een dramatisch verhaal met respect voor tal van Japanse tradities en voorzien van prachtige tekeningen in een boek van … 6 meter lang.
clandestien: in het geheim en bij wet verboden de beschouwing: bespreking, analyse
Murat Isik, Wees onzichtbaar, 2017
In Wees onzichtbaar vertelt de auteur Murat Isik via korte portretjes het levensverhaal van de Turkse jongen Metin. Zijn tirannieke vader zwaait de plak in huis, maar Metins moeder ontpopt zich als een heel sterke vrouw die strijdt voor een betere toekomst voor haar kinderen. Ook al loopt Metins leven niet over rozen, toch weet de auteur er geen zwaarmoedig boek van te maken. De zware thematiek wordt op een luchtige manier met humoristische anekdotes verzacht. Daarnaast krijg je een inkijk in de Amsterdamse woonwijk de Bijlmermeer. Murat Isik ontving in 2018 de Libris Literatuurprijs.
© Amsterdam: Ambo|Anthos uitgevers, 2017
1 Verbind de verschillende tekstfragmenten met de uitgaven op p. 11-16.
fragment 123456789 10 11 12 uitgave
2 Bekijk de uitgaven bij de vorige opdracht.
a Van welke werken heb je al gehoord? Omcirkel de letter naast de titel(s).
b Welke werken heb je al gelezen? Markeer de titel(s).
c Welke werken spreken je aan? Plaats een ‘+’ voor de titel(s).
3 Vergelijk jouw antwoorden uit de vorige opdracht met enkele medeleerlingen. Wat stel je vast?
tiranniek: dwingend, onderdrukkend de anekdote: kort, grappig verhaal tijdens een gesprek of presentatie over iets dat echt gebeurd is
Literatuuronderwijs heeft er niet altijd hetzelfde uitgezien. De geschiedenis van literatuuronderwijs (in Vlaanderen en Nederland) kun je opdelen in drie periodes die elk gekenmerkt zijn door een andere benadering.
1 Verbind de benaderingen met de correcte naam en plaats ze op de tijdlijn.
1 tekstervarende aanpak
a Enkele decennia geleden verschoof de aandacht voor het werk op zich naar de lezer van dat werk. Er zijn twee redenen voor deze verschuiving. Ten eerste lieten literatuurwetenschappers het idee los dat men een literair werk ‘objectief’ kan beoordelen. Interessanter vonden ze het om te kijken naar de wisselwerking tussen het werk en de lezer. Ten tweede vonden heel wat didactici dat de leerkracht ook moet luisteren naar zijn leerlingen. Eerdere aanpakken van literatuuronderwijs vonden ze te hiërarchisch van aard: meester spreekt, leerling luistert. Hoewel deze nieuwe benadering al veel eerder is ontstaan in de VS, duurt het even vooraleer die overwaait naar België, Nederland en de rest van Europa.
2 historischbiografische aanpak
b De oorspronkelijke bedoeling van literatuuronderwijs was dat ook ‘zonen van gegoede burgers’ in contact zouden komen met literatuur. Kennismaking met de meesterwerken uit ons literaire verleden zou vanzelf leiden tot waardering van literatuur. Het was de tijd van het nationalisme, van trots op eigen land en cultuur, dus nadruk op ons roemruchte literaire verleden was vanzelfsprekend. De nadruk lag op de literatuurgeschiedenis: een geschiedenis van auteurs en hun leven. Vanuit de biografie van de auteur werd het literaire werk bestudeerd. Informatie over literaire periodes, stromingen, genres … werd verstrekt aan de hand van tekstfragmenten en op die manier kregen de leerlingen een beeld van de literatuur.
3 structuuranalyse c Na de exclusieve aandacht voor de auteur, krijgen literatuurwetenschappers oog voor het werk op zich, gaat men spreken van ‘de tekst als autonoom kunstwerk’ en poogt men via een zorgvuldige, haast technische analyse van het literaire werk ‘grip’ te krijgen op het werk en uiteindelijk tot ‘de interpretatie’ ervan. Inmiddels wordt wel algemeen erkend dat deze manier van werken, oog hebben voor de structuur, de constructie van het literaire werk, een zinvolle bijdrage kan leveren aan een beter begrip ervan. De pretentie dat er zo ‘objectief’ over het werk gesproken zou kunnen worden, is wél losgelaten.
2 Vanuit welke benadering wordt literatuuronderwijs gegeven op jouw school? Of merk je dat er elementen uit alle benaderingen aan bod komen? Heb je een voorkeur voor een bepaalde benadering?
de didacticus (mv didactici): iemand die zich toelegt op de leer van het lesgeven hiërarchisch: opgebouwd
uit rangen en standen
roemrucht: beroemd
autonoom: zelfstandig, onafhankelijk
Als het van heel wat jongeren afhangt, moet er dringend iets veranderen aan het huidige literatuuronderwijs in Vlaanderen. Enkele VRT-journalisten hebben vijf jongeren ondervraagd over hun houding tegenover lezen.
3 Voor deze opdracht werk je in groepen. Elk groepslid bekijkt minstens één getuigenis. Je behandelt telkens de volgende drie vragen.
a Waarom vindt de leerling lezen niet leuk?
b Ervaart de leerling negatieve gevolgen van weinig lezen? Zo ja, welke?
c Geeft de leerling ook (een) mogelijke oplossing(en) om leerlingen te motiveren om toch te lezen? Zo ja, welke?
Na het bekijken van de filmpjes bespreken jullie in groep de antwoorden. Vervolgens bespreek je of je akkoord gaat met de oorzaken en oplossingen die de vijf jongeren aanreiken. Kunnen jullie nog andere oplossingen bedenken voor literatuuronderwijs om literatuur en het lezen ervan weer aantrekkelijk te maken voor jongeren?
Sommige auteurs beschrijven hun eigen leven in een boek. Dan spreken we van een autobiografie. In andere boeken gaat een andere auteur over het leven van een bestaand persoon schrijven, dan krijg je een biografie.
Je gaat een leesautobiografie schrijven in een doorlopende tekst van ongeveer een bladzijde. In die leesautobiografie schets je jouw ontwikkeling als lezer. Hieronder vind je een aantal vragen die je leesautobiografie inhoudelijk sterker kunnen maken.
1 Kruis de vragen aan waarop je makkelijk een antwoord kunt geven.
Ik als heel jonge lezer
Hoe ben je in contact gekomen met boeken? Lazen je mama, papa, grootouders, broers en zussen … je voor? Hield je ervan dat je voorgelezen werd? Luisterde je naar een luisterboek? Verzonnen je ouders, grootouders, broers en zussen … eigen verhalen bij bv. een prentenboek? Had je een specifiek lievelingsverhaal?
Wat was het eerste boek in je leven? Hoe zag het eruit? Wat stond erin? Werd het je voorgelezen of werd er een eigen verhaal bij verteld? Door wie?
Waren er veel boeken rondom je toen je kleuter was? Welke (soort) boeken waren dat?
Wat was het eerste boek dat je zélf gelezen hebt? Hoe oud was je toen? Wat stond erin? Wat vond je ervan? Las je dit boek steeds weer opnieuw? Waarom?
Hoe ontwikkelde je je als lezer in de basisschool? Las je ook buiten de school? Wat las je zoal?
Ging je als lagereschoolkind naar de bibliotheek? Met wie? Was dat leuk? Hoezo?
Had je een leeshoek in de klas in de lagere school? Las je juf of meester vaak een verhaal voor? Welk? Mocht je leessuggesties doen?
Ik als lezer in het secundair
Hoe verliep volgens jou de overgang van jeugd- naar volwassenenliteratuur? Had je moeite met die overgang? Waarom wel/niet? Is je smaak de laatste jaren veranderd? Is daar een reden voor?
Is je leeservaring sinds het secundair veranderd? Hoezo? Heb je dankzij je leerkracht al nieuwe boeken, auteurs, genres … ontdekt die je leuk vindt? Leest je leerkracht nog steeds voor? Wat vind je daarvan? Lezen jullie elkaar soms voor in de klas? Zou je dat leuk vinden? Geven jullie boekentips aan elkaar door? Is er een leeshoek ingericht in je klas of in een ander ‘leeslokaal’?
Heb je ooit al een boekbespreking ingediend zonder dat je het boek las? Welk informatiekanaal gebruikte je dan? Waarom deed je dat? Heeft je leerkracht je betrapt? Sla je soms bladzijden in een boek over? Waarom? Vind je dat je het recht hebt om een boek niet te lezen? Kun je daar een concreet voorbeeld van geven?
Lees je soms meerdere boeken tegelijk? Welke? Waarom? Lukt dat?
Wat is het meest fascinerende, afstotelijke, sympathieke of intrigerende personage dat je ooit in een boek ontmoet hebt? Waarom?
Moet een verhaal altijd goed aflopen? Waarom?
Wat voor een lezer ben ik?
Heb je een voorkeur voor een open of een gesloten einde? Waarom?
Mag het verhaal zich afspelen in een wereld die je helemaal niet kent? Hou je bv. van sprookjes of van fantasy zoals The Lord of the Rings? Wat is voor jou het belang van ‘waargebeurd’ in een verhaal?
Praat je wel eens over een boek dat je gelezen hebt? Of lees je soms samen met iemand hetzelfde boek? Met wie? Wat vertel je dan zoal? Verraad je het slot van het verhaal? Mag iemand anders jou het einde van een boek vertellen?
Heb je wel eens een verfilmd boek gelezen? Wat vond je dan beter: de film of het boek? Waarom? Welke invloed hebben internet en televisie op jouw leesgedrag? Bekijk je soms programma’s over boeken? Welke? Wat vind je daarvan?
Wat is het laatste boek dat je helemaal uitgelezen hebt? Was dat een positieve leeservaring? Hoe lang is dat geleden?
Wat ben je nu aan het lezen? Welk boek ligt klaar om gelezen te worden? Wanneer ga je nog eens naar de bibliotheek? Of koop je liever je boeken? Koop je vooral nieuwe boeken?
Op welk tijdstip van de dag lees je het liefst? Onder welke omstandigheden lees je? Zijn er veel, weinig of geen mensen in de buurt? Mogen de anderen je storen? Staat er muziek op? Staat de televisie aan? Stuur je ondertussen berichten naar je vrienden (over je leeservaring)? Waar lees je (in bed, op de sofa, op toilet, in de tuin, op het strand, in de bus, op de trein …)?
Zou je verder lezen als het spannend is en je moet ergens naartoe of gaan slapen? Heb je wel eens een boek in één ruk uitgelezen? Welk boek was dat? Waarom kon je niet stoppen?
Heb je iemand wel eens een boek cadeau gedaan? Of welk boek zou je iemand cadeau willen doen? Kreeg je voor je verjaardag of van de Sint boeken? Welke? Wat vond je daarvan? Gaf je toen al door welke boeken je graag las? Was er een reeks die je bijzonder graag las?
Hoe lang geef je een verhaal de kans om ‘goed’ te worden (druk uit in aantal bladzijden of percentage)? Waarom lees je eerst / nooit eerst het einde van een boek? Lees je eerst de korte inhoud? Hoeveel moeite wil je doen om ‘in’ een boek te komen?
Welke genres lees ik?
Wat voor fictielezer ben je? Welk genre boeken lees je vooral?
Lees je ook strips ? Is je smaak veranderd sinds je twaalfde? Hou je van graphic novels? Welke? Wat vind je daar zo bijzonder aan? Waarom lees je dat genre liever dan een roman? Waar let je extra op bij graphic novels? Welke graphic novels kun je aanbevelen? Waarom?
Lees je graag gedichten? Welke dichters kunnen je bekoren? Over welke thema’s lees je het liefst? Hoe ben je daarmee in contact gekomen? Schrijf je zelf gedichten? Wanneer? Welke dichter heeft jou geïnspireerd? Waarom?
Lees je ook wel eens non-fictie? Over welke onderwerpen?
Welke kranten, onlinenieuwsberichten, gespecialiseerde magazines, tijdschriften … lees je? Welke artikels interesseren je vooral?
Op basis waarvan kies je een boek? Door wie laat je je wel eens een boek aanraden?
Mijn top drie
Geef je top drie van boeken zoals je die vandaag rangschikt. Wanneer heb je die boeken gelezen? Wat hebben ze voor jou betekend? Herlees je die boeken nog wel eens? Hoe komt het dat je er nog van kunt genieten? Heb je een lievelingsauteur? Wie? Hoezo?
Schrijven: eerste versie van enkele alinea’s
2 Nadat je de vragen hebt aangekruist, maak je enkele notities bij die vragen. Zo ontstaat de eerste aanzet tot je tekst.
Schrijven: tweede versie – alinea’s ordenen
3 Je neemt je notities opnieuw door en je gaat ze vervolledigen. Je geeft voorbeelden, je motiveert, je doet suggesties …
4 Groepeer de vragen die bij elkaar horen en schrijf een doorlopende alinea rond een thema. Let erop dat je de vragen en je antwoorden impliciet in je alinea opneemt. Geef voorbeelden en motiveer telkens waarom het zo is wat je schrijft.
5 Zorg dat de informatie op een logische manier bij elkaar staat. Zo ontstaat een eerste structuur. Hieronder staan enkele mogelijke alinea-indelingen.
alinea 1
mijn eerste contact met boeken
alinea 2
ik als lezertje in de lagere school
alinea 3 de invloed van het middelbaar
alinea 4
ik als lezer nu
alinea 5
slot
mijn top drie
alinea 1
lezen doorheen de jaren
heen
alinea 2
wat bevordert mijn
leesgedrag
alinea 3
wat werkt negatief op mijn leesgedrag
alinea 4
mijn favoriete werken
alinea 5
slot
mijn top drie
alinea 1
mijn leesomgeving
alinea 2
mijn rechten als lezer
alinea 3
mijn plichten als lezer
alinea 4
mijn raadgevingen als
lezer
alinea 5
…
slot
mijn top drie
6 Laat een alinea / enkele alinea’s nalezen door een medeleerling. Bespreek de opmerkingen die je krijgt.
7 Tot slot: maak een top drie in een apart tekstvak. De verantwoording komt in de laatste alinea.
Schrijven: derde versie – redigeren
8 Je gaat na of je alle opdrachten hebt beantwoord en je bekijkt de evaluatiematrix op de pagina hiernaast. Die kan je helpen een overzicht te behouden.
Je tekst is ingedeeld in volwaardige alinea’s.
Iedere alinea behandelt een ander thema.
Je tekst geeft een duidelijk beeld van jou als lezer.
Er is een duidelijke evolutie in je leesgedrag terug te vinden.
Je motiveert je ideeën met voldoende voorbeelden.
Je geeft zelf voldoende suggesties.
Je maakte een apart tekstvak met je top drie.
Je licht je top drie toe in de slotalinea.
taal
Je alinea’s zijn niet allemaal even goed opgebouwd.
Je neemt in een alinea soms twee of meer thema’s samen die beter opgesplitst worden.
Je geeft een eerder beperkt beeld van jou als lezer.
De evolutie in je leesgedrag is soms wat vaag.
Je motiveert je ideeën met een beperkt aantal voorbeelden of je geeft te veel voorbeelden.
Je geeft te veel of te weinig suggesties.
Je licht je top drie te beperkt toe in de slotalinea.
Je tekst leest vlot. Je tekst leest niet altijd even vlot.
Je wisselt lange en korte zinnen met elkaar af.
Je maakt geen of nauwelijks fouten tegen de spelling.
Je gebruikt een juiste en gevarieerde woordenschat.
Je gebruikt vaste uitdrukkingen op een juiste manier.
Je hebt geen of nauwelijks problemen met een juist gebruik van de leestekens.
Aanvullende commentaar:
Je zinnen zijn soms te lang of te kort. Dat stoort de leesbaarheid.
Je maakt wel wat fouten tegen de spelling.
Je maakt af en toe een foutieve woordkeuze.
Je maakt af en toe fouten tegen vaste uitdrukkingen.
Je maakt soms fouten tegen de leestekens.
Je schrijft een doorlopende tekst zonder alinea’s.
Er zit geen structuur in je alinea’s.
Het beeld van jou als lezer is erg vaag en/of verwarrend.
Je geeft geen evolutie in je leesgedrag.
Je illustreert je mening niet met voorbeelden.
Je geeft geen suggesties.
Je maakte geen apart tekstvak met je top drie.
Je licht je top drie niet toe in de slotalinea.
Je tekst leest helemaal niet vlot.
Je zinnen zijn meestal te lang of te kort. Zo komt de verstaanbaarheid in het gedrang.
Je maakt te veel foutieve woordkeuzes.
Je maakt te veel fouten tegen een juiste woordkeuze.
De vaste uitdrukkingen die je gebruikt, zijn veelal fout gebruikt.
Je maakt te veel fouten tegen de leestekens.
Je kunt spelfouten, taalfouten en typfouten van elkaar onderscheiden
Je kent prescriptieve en descriptieve naslagwerken die je kunt inzetten
4
Je kent het verschil tussen impliciete en expliciete taalregels
Je kunt een gefundeerde mening geven over de tolerantie tegenover taal- en spelfouten
HOE LEREN KINDEREN HUN MOEDERTAAL?
5
Je ziet in dat taal- en spelfouten een invloed kunnen hebben op de evolutie van taal
Taal Fragment 1
Kinderen leren hun moedertaal grotendeels vanzelf, zonder uitleg. Grotendeels maar niet helemaal. Om goed te leren lezen en schrijven, bijvoorbeeld, hebben mensen een leraar nodig. Ook wanneer je als volwassene een vreemde taal wilt leren is goed onderwijs van grote waarde. Maar wat houdt goed taalonderwijs eigenlijk in? Welke regels moet een lerares haar klas bijbrengen als ze wil dat de leerlingen goed Nederlands leren? Wat zijn taal- en spelfouten en hoe voorkom je ze?
Sterre Leufkens is taalkundige en auteur van boeken, artikelen en blogs over taal en taalwetenschap. Ze heeft taalwetenschap gestudeerd en is gepromoveerd aan de Universiteit van Amsterdam. Op dit moment werkt ze als universitair docente Nederlandse Taalkunde aan de afdeling Nederlands van de Universiteit van Utrecht. Leufkens doet onderzoek naar de leerbaarheid van talen en naar het onderwijs Nederlands als tweede taal.
Naast haar academische activiteiten is ze ook actief als populair-wetenschappelijk auteur. Onder het pseudoniem Milfje Meulskens is ze coauteur van het taalblog De Taalpassie van Milfje, waar ze kennis over en enthousiasme voor taal en taalkunde probeert over te brengen.
Bron: www.sterreleufkens.nl
taal (de; v(m); meervoud: talen)
1 spraakklanken waarmee je je gedachten en gevoelens aan anderen kenbaar maakt
2 spraakklanken van een bep. gemeenschap: de Nederlandse taal; in alle talen zwijgen volstrekt zwijgen
3 dat wat iem. zegt, zijn woorden: taal noch teken geven niets van zich laten horen
4 (in het algemeen) middel om gedachten en gevoelens kenbaar te maken: gebarentaal, lichaamstaal
1* Hoe leert een mens een taal? Veel wetenschappers hebben zich al over die vraag gebogen. Keer even terug naar je eigen jeugdherinneringen, hoe heb jij je moedertaal geleerd?
a Wat is jouw moedertaal?
b Hoe heb je je moedertaal geleerd?
c Wie wees je voor het eerst op taalfouten die je maakte?
2* Lees het eerste fragment uit Taal op p. 26. Welke waarde heeft een leerkracht – volgens dat fragment –bij het leren van een taal?
3 Wat is het verschil tussen een taal- en een spelfout? Er bestaat ook nog zoiets als een typfout. Bedenk een passende de nitie en een voorbeeld voor elke fout.
4 Om fouten te voorkomen, kun je hulpmiddelen inzetten. In het Tip-kader worden er enkele opgesomd. Sommige hulpmiddelen ken je al. Zoek de andere online op. Geef per hulpmiddel vervolgens aan voor welke foutsoort(en) je die kunt inzetten.
Gebruik volgende hulpmiddelen om fouten te voorkomen:
typfout spelfout taalfout
spellingcontrole computer
www.encyclo.nl
www.google.be
www.onzetaal.nl
www.taaladvies.net
www.taaltelefoon.be
www.taalunieversum.org
www.vandale.be
www.vrttaal.net
www.woordenlijst.org
Fragment 2
Taalregels zijn te verdelen in twee soorten. Ten eerste zijn er de impliciete regels, die iedere taalgebruiker kent, zonder ze te kunnen opnoemen. Elke moedertaalspreker van het Nederlands kan je vertellen dat de zin ‘het duidelijk niet politicus belooft is wat de!’ geen correcte zin is. Maar als je vraagt ‘Is er in deze samengestelde zin sprake van nevenschikking of onderschikking?’ dan staat diezelfde moedertaalspreker vaak met zijn mond vol tanden. Dit soort regels beheers je onbewust, zonder ze onder woorden te kunnen brengen – vandaar de term ‘impliciet’. Je leert ze als kind vanzelf, zonder leraar of andere instructie. Als je op school iets leert over impliciete regels dan gaat het eerder om het inzichtelijk maken ervan, bijvoorbeeld door zinnen te ontleden.
De tegenhanger van de impliciete regel is de expliciete regel, die je juist wél op school leert. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de spellingregels: die leer je niet automatisch, maar van een leraar of uit een boek. Als je veel leest, dan zul je er een zeker gevoel voor ontwikkelen, maar zelfs dan moet je af en toe een woord opzoeken. Tenslotte voelt niemand van nature aan hoe je ‘pousse-café’, ‘cheerleader’ en ‘naïef’ moet schrijven. Maar ook makkelijkere expliciete regels, zoals de dt-regels, moet je bewust aanleren om ze goed te hanteren. In tegenstelling tot woordvolgorderegels vormen ze dan ook bewuste kennis: mensen die hebben opgelet op school, kunnen uitleggen wanneer je een d of juist een t moet schrijven.
Dat je niet alle taalregels moet kennen om een nooit eerder gehoorde taaluiting te kunnen beoordelen op correctheid, bewijzen volgende zinnen:
‘het duidelijk niet politicus belooft is wat de!’
‘Het is niet duidelijk wat de politicus belooft!’
1* Ook al heb je bovenstaande zinnen misschien nog nooit eerder gelezen, toch voel je meteen aan dat de eerste taaluiting geen correcte zin is in het Nederlands. Hoe kan dat?
2 Lees het tweede fragment uit Taal hierboven. Wat wordt er verstaan onder volgende termen?
• impliciete taalregels
• expliciete taalregels
3 In de tekst staat ‘makkelijkere expliciete regels, zoals de dt-regels’. Wat is daar zo makkelijk aan?
Karel ende Elegast
Spellingregels zijn hét voorbeeld van expliciete taalregels die we kunnen invoeren of veranderen. In de middeleeuwen spelden schrijvers nog zoals zij het goed vonden. Hetzelfde woord werd dan ook op verschillende manieren geschreven, afhankelijk van het dialect van de schrijver of zijn persoonlijke voorkeur. Maar naarmate Nederland zich meer één land met één taal ging voelen, vonden de Nederlanders het steeds belangrijker om ook een gemeenschappelijke spelling te hebben. Schrijvers gingen elkaar dan ook steeds meer nadoen. Intussen probeerden geleerden regels te bedenken voor de grammatica en het schrift, waarbij ze zich vaak op het Latijn baseerden. Uiteindelijk voerde de overheid in 1804 een officiële spelling in, bedacht door de taalgeleerde Matthijs Siegenbeek. Voortaan moesten ambtenaren en onderwijzers ‘gooijen’ schrijven en niet ‘gooyen’. Het was het begin van de expliciete spellingregels.
Als Elegast quam ten ghereyde, Daar ic heden eer of seide, Als hi twaende draghen dan, Die scellen diere hingen an, Gaven sulc enen clanc, Datter Eggeric bi ontspranc
Uut zinen slape ende seyde: ‘Wie is daer te minen ghereyde?’
Hi woude trecken sijn sweerd, Haddet die vrouwe niet gheweert, Die hem seinde ende vraghede, Wattet ware dat hi jaghede; Often alve wilden verleiden.
Si namt swaert al mitter scheyden
Ende seyde: …
Lees het derde fragment uit Taal en aansluitend een fragment uit Karel ende Elegast, een bekende ridderroman (zie les 4 De ridderroman).
1 Kun je op basis van het fragment uit Karel ende Elegast bewijzen dat de middeleeuwer inderdaad spelde zoals het hem uitkwam? Markeer in de tekst.
2 Waarom is een eenvormige spelling voor de geschreven taal zo belangrijk?
3 Sinds wanneer heeft het Nederlands een o ciële spelling en wie is de bedenker daarvan?
4 Wie vormde vooral de doelgroep voor de nieuwe spelling en waarom?
Als je een willekeurig iemand op straat vraagt: ‘Wat gebeurde er in 1804 en 1805?’ dan zullen ze je hoogstwaarschijnlijk glazig aankijken. Misschien dat een geschiedkundige nog weet dat Napoleon in 1804 tot keizer werd gekroond; een pianist zal misschien paraat hebben dat Beethoven zijn 23ste Sonata Appassionata in 1805 componeerde. Of je veel meer dan dat krijgt, durf ik te betwijfelen. Maar vraag het aan een neerlandicus, en zijn ogen zullen beginnen te stralen. In die twee jaar verschenen er namelijk twee belangrijke werken op het gebied van de neerlandistiek: de eerste officiële spelling en grammatica. Een Leidse onderzoeker, Andreas Krogull, zocht uit hoeveel effect die hadden.
De regering van Nederland bemoeide zich eind achttiende en begin negentiende eeuw voor het eerst met de taal van het land. Het idee van één land, één taal was sterk aanwezig in heel Europa in die tijd: men dacht dat dit de samenhang van een land ten goede zou komen. Dus werd er gezocht naar mensen die een officiële, door de regering goedgekeurde spelling en grammatica konden en wilden schrijven. Degenen die hiervoor werden gestrikt waren de Leidse hoogleraar Matthijs Siegenbeek (1774-1854) en de predikant Petrus Weiland (1754-1841). Zij leverden respectievelijk de Verhandeling over de Nederduitsche spelling ter bevordering van de eenparigheid in dezelve (1804) en de Nederduitsche spraakkunst (1805) af.
Dus we weten dat die grammatica en spelling er waren, én we weten dat inmiddels iedereen op school een standaardspelling kreeg aangeleerd. Maar wat gebeurde er daarna? Verrassend genoeg is daar vrij weinig over bekend. Ten eerste weten we niet hoe de verspreiding van de nieuwe norm precies in zijn werk ging. Tegenwoordig zou iedere docent direct de eerste maandag na verschijnen een nieuw Groen Boekje in zijn postvakje vinden. Of hij zou op internet alle nieuwe regels kunnen nazoeken. Maar zo werkte dat niet begin negentiende eeuw. Informatie sijpelde een stuk langzamer door, en op andere manieren. De nieuwe spelling werd bijvoorbeeld op bijeenkomsten voor leraren uitgelegd.
Dus leraren leerden de nieuwe spelling en konden die daarna ook gaan onderwijzen. Maar hoe zat het met het daadwerkelijke gebruik? Dat was een vraag
die Andreas Krogull zich stelde. Hij onderzocht een spellingkwestie die inmiddels goed geregeld is, maar die nog steeds de gemoederen bezighoudt: de spelling van de tweede en derde persoon bij werkwoorden eindigend op -d. In onze spelling levert dit nu de beruchte -dt op. Krogull laat zien dat ook vóór de officiële spelling de dt-spelling al de norm was in grammatica’s, maar dat verreweg de meest gangbare vorm die zónder -t was: hij zend, hij raad. Dat verandert echter radicaal in de periode 1820-1840: dan komt de dt-spelling in maar liefst 66% van alle gevallen voor, waar dat eerder slechts in 17% was. Krogull concludeert dat dit wel door de nieuwe schrijftaalregeling moet komen.
Maar de onderzoeker bekeek ook nog iets anders: was er variatie tussen verschillende genres? We weten dat mensen andere taal gebruiken in verschillende situaties: jij praat bijvoorbeeld anders met je oma dan met je vrienden, en je schrijft anders in WhatsApp dan in een sollicitatiebrief. Om te kijken of mensen anders omgingen met de dt-spelling onder verschillende omstandigheden, bestudeerde Krogull drie verschillende teksttypen: dagboeken, brieven en kranten. In de kranten bleek de nieuwe regel het verst te worden doorgevoerd, in de andere genres een stuk minder. Niet zo gek: kranten zijn wat formeler, en het is de bedoeling dat zoveel mogelijk mensen ze kunnen lezen. Dan ligt het gebruik van een standaard altijd meer voor de hand en is variatie onhandig.
Lees de tekst Wat was het effect van een officiële spelling op het Nederlands?.
5 Wat verscheen er in 1804 en 1805?
6 Waarom vond de Nederlandse regering het zo belangrijk dat die werken tot stand kwamen?
7 Wie verspreidde in eerste instantie die nieuwe taalnorm?
8 Welke onderzoeksvraag bedacht Andreas Krogull?
9 Welke conclusies kun je uit het onderzoek van Krogull trekken?
10 Variatie is eigenlijk van alle tijden. Kun je dat toepassen op onze tijd? Geef twee duidelijke voorbeelden.
Naam en voornaam van de voorschrijver: DEMIR ELIF
DOOR DE VOORSCHRIJVER IN TE VULLEN: Naam en voornaam van de rechthebbende: BASIL CARDOEN
Voorbehouden aan het verpakkingsvignet R/
■ ANTWERPEN Ingerichte studentenkamer te huur in de Antwerpse binnenstad. De kamer is 25m² groot en heeft eigen douche en toilet. De gemeenschappelijke keuken en leefruimte deel je met 5 andere studenten. Huurprijs: €350 + €40 maandelijkse kosten (water + gas + elektriciteit). Te bezichtigen na afspraak: 03 123 45 67.
INGREDIËNTEN VOOR 1 PERSOON
• 1 ei
• peper en zout
• boter
Dafalgan forte 1g
Bij pijn innemen, max. 3x/dag
GENEESMIDDELENVOORSCHRIFT
INGREDIËNTEN: aardappelen, zonnebloemolie (26%), koolzaadolie (6%), paprikasmaak, paneermeel (van tarwe), paprikapoeder, suiker, fructose, karnemelkpoeder, uipoeder, aroma’s (bevat melk, cafeïne, vanille, knoflookpoeder, champignonpoeder), kaliumchloride, rookaroma’s, rijstmeel, kleurstof (paprika-extract), zuurteregelaars (citroenzuur en appelzuur)], zout. Verpakt onder beschermende atmosfeer.
1 Op p. 32-33 staan verschillende bronnen. Verdeel ze in twee groepen. Leg uit waarom je een bron in een bepaalde groep plaatst.
2 Lees nu fragment 4 uit Taal en keer daarna nog eens terug naar de ordening die je maakte. Orden de bronnen nu in twee groepen: descriptieve bronnen en prescriptieve bronnen.
3 Geef op basis van de tekst nu een verklaring voor volgende termen:
• prescriptief werk
• descriptief werk
Fragment 4
Taal evolueert non-stop en zo is er wel degelijk een argument om af en toe een spellingwijziging door te voeren. Ons schrift is een afspiegeling van de gesproken taal, althans, een formele versie daarvan. Als de gesproken taal verandert, dan moet de spelling mee veranderen om te voorkomen dat het schrift te ver van de taal verwijderd raakt.
De impliciete en expliciete regels van de taal kun je vaak in boeken vinden: in Het Groene Boekje, lesboeken, schrijfwijzers … Zulke boeken kunnen prescriptief zijn: ze schrijven voor wat goed en fout is op het gebied van spelling, grammatica of stijl. Prescriptieve grammatica’s verschenen veel in de zeventiende eeuw, toen schrijvers vonden dat het Nederlands op het Latijn moest lijken. Ze hoopten de taal te verbeteren door nieuwe grammatica’s in te voeren. Ook nu nog verschijnen prescriptieve grammatica’s van het Nederlands, naast allerlei (online) adviesdiensten. Zij proberen geen regels toe te voegen, maar willen de bestaande regels uitleggen, zodat gebruikers fouten kunnen voorkomen.
Daarnaast bestaan er ook descriptieve boeken, die de impliciete regels beschrijven zonder er een oordeel over te vellen. In de bekendste descriptieve grammatica van het Nederlands, de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS), staan de grammaticaregels van het Nederlands beschreven. Je kunt erin vinden welke regels Nederlandstaligen (onbewust) gebruiken, maar niet of die regels goed of fout zijn. Ook woordenboeken zijn descriptief: de makers ervan willen vooral weergeven welke woorden de taalgemeenschap daadwerkelijk gebruikt. Van die woorden moet een taalgebruiker tenslotte de betekenis kunnen opzoeken. Als een woord in de Dikke Van Dale staat, wil dat dus niet zeggen dat je dat woord móét gebruiken, of dat de redacteurs het een mooi woord vinden. Het is slechts de beschrijving van een bestaand Nederlands woord.
Fragment 5
De beste spellers maken wel eens een dt-fout. Taalkundigen van de Universiteit Leuven hebben onderzoek gedaan naar de oorzaken daarvan. De meeste spellingfouten blijken niet het gevolg van domheid of onkunde, maar van slordigheid. Mensen weten de regels vaak wel, maar denken er even niet aan. Op die momenten gaan hun hersenen op automatische piloot. Die zijn niet stuurloos: onze hersenen hebben een ingebouwde voorkeur voor woordvormen die ze relatief veel zien. Het voltooid deelwoord ‘gebeurd’ komt vaker voor dan de persoonsvorm ‘gebeurt’. Als een speller haast heeft, zullen zijn hersenen op basis van die statistische informatie automatisch voor ‘gebeurd’ kiezen, ook als hij met even nadenken wel weet dat het fout is op die plek. Intelligentie en opleiding kunnen dit niet helemaal verhinderen, omdat het een automatisch en onbewust proces is. Wat wél helpt, is de tekst goed (laten) nalezen en corrigeren.
1 Kan iedere dt-fout afgedaan worden als uiting van onoplettendheid? Motiveer.
2 Waarom is het soms beter om een tekst door anderen te laten nakijken op taal- en spelfouten?
3 Hieronder staan enkele werkwoordsvormen die een gelijkaardige ‘gebeurd/gebeurt’-verwarring oproepen. Onderstreep de juiste vorm.
a Het is me weer een dag, eerst verlies ik mijn sleutels, nadien berooft / beroofd midden in de winkelstraat een gauwdief me van mijn portefeuille.
b Tomorrowland spreekt tot ieders verbeelding. Het decor is fantastisch, evenals de sfeer. De mensen zijn uitgelaten en gelukkig. Ik heb nog nooit zo’n magische sfeer beleeft / beleefd.
c Toen de notaris het testament voorlas, voelde je de spanning tussen de familieleden stijgen. De rijkdom van de grootvader werd jaren geleden al stiekem onder heel wat familieleden verdeelt / verdeeld.
d Als er nu niet snel iets aan deze penibele situatie verandert / veranderd, dan zal het nooit in orde komen.
e Hoe kan het dat een kind zich tijdens de zomervakantie zo verveelt / verveeld?
f Heb je gisteren ook opgemerkt dat de maan deels werd verduistert /verduisterd door de stand van de aarde?
g ‘Betaalt’ / Betaald’, stond er op mijn kassabon en ik mocht meteen de zaak verlaten.
h Terwijl Vincent steeds weer het onmogelijke aan zijn ouders belooft / beloofd, proberen zij hem met goede raad bij te staan.
i Sinds onze nieuwe chef in het magazijn alles bepaalt / bepaald, loopt het hier meermaals in het honderd.
j Nu het kind van de buren onze hond steeds weer bedreigt / bedreigd, zullen we toch een hogere omheining moeten plaatsen.
Fragment 6 – Hoe reageren lezers op een spelfout?
Een spelfout levert een onverwacht woordbeeld op, en dat vinden lezers, die in hun hoofd nog even de regels nagaan, irritant. Ze zullen dan al snel aannemen dat de schrijver onzorgvuldig is geweest of, erger nog, de regels niet beheerst. Het voorkomen van spelfouten is dus belangrijk als je geen imagoschade wilt oplopen. Voor de taal zelf maakt een spelfout overigens niet uit: het heeft voor het Nederlands geen gevolgen als iemand per ongeluk ‘gebeurd’ schrijft, waar het ‘gebeurt’ moet zijn. Taalkundigen maken zich dan ook geen zorgen over spelfouten. Leraren natuurlijk wél – die proberen er met goed onderwijs voor te zorgen dat hun leerlingen later goed voor de dag komen.
Fragment 7 – Wat is er aan de hand als we fouten maken tegen impliciete taalregels?
Behalve tegen expliciete regels, zoals de spellingregels, kun je ook tegen impliciete regels zondigen. Denk bijvoorbeeld aan het werkwoord ‘beseffen’. Tegenwoordig zeggen vooral jongeren vaak zinnen als ‘Ik besef me dat je boos bent’. Volgens prescriptieve grammatica’s is dat een taalfout: ‘beseffen’ is geen wederkerend werkwoord, dus het hoort te zijn ‘Ik besef dat je boos bent.’ Zo’n fout is, net als een spelfout, slecht voor je imago, maar niet voor de Nederlandse taal. Al zeggen miljoenen mensen ‘zich beseffen’ – het Nederlands blijft gewoon bestaan. Maar anders dan spelfouten is dit soort fouten wel een aanwijzing dat er iets met de taal aan de hand is. Wanneer veel mensen een impliciete taalregel schenden, kan het mogelijk zijn dat er sprake is van een taalverandering. Een deel van de taalgebruikers gebruikt een andere, nieuwe regel. In die zin is er dus geen sprake van een fout, maar van een regel die (nog) maar door een deel van de taalgemeenschap wordt gebruikt. Vaak is er wel een reden aan te wijzen voor zo’n nieuwe regel. In het geval van ‘beseffen’ maken mensen dat misschien wederkerend, omdat het synoniem ‘zich realiseren’ ook wederkerend is. Door de wederkerendheid op beide woorden toe te passen maken ze het taalsysteem regelmatiger. Je zou dus kunnen zeggen dat de taal beter wordt van zo’n verandering.
‘U hebt’ werd ook ooit als taalfout gezien (het moest ‘u heeft’ zijn), maar tegenwoordig staat dat gewoon op alle pinautomaten in Nederland. Ergens in de tijd is het goedgekeurd, althans door veel mensen. Maar waar ligt de grens tussen goed en fout, en wanneer steken we die precies over? Hoeveel sprekers moeten een nieuwe regel gebruiken voordat we die accepteren? Het lastige is dat het hier om impliciete regels gaat. Op zulke regels kunnen taalgebruikers nauwelijks bewust invloed uitoefenen: ze ontstaan gewoon. Er is dan altijd een overgangsfase waarin de nieuwe regel vreemd klinkt voor de oudere taalgebruikers. Maar noch een prescriptieve grammatica, noch een verbod namens de overheid kan een taalvernieuwing tegenhouden. Voor impliciete regels is het moeilijk te bepalen wat ‘goed’ is, omdat de regels verschillen per generatie, en daarbinnen zelfs per persoon. Het is wél mogelijk om expliciet te maken wat op een bepaald moment voor een specifiek persoon acceptabel is. Dat betekent dat een taalnorm afhankelijk is van de context en de gebruiker. Uiteraard is ook hier een belangrijke rol weggelegd voor leraren: zij kunnen taalgebruikers uitleggen welke taal in sommige situaties niet geaccepteerd is.
Lees fragmenten 6 en 7 uit Taal
4 Waarop duiden fouten tegen de impliciete taalregels?
SAMENGEVAT: WAT HEBBEN WE TOT NU TOE GELEERD?
1 Welke woorden horen bij elkaar?
a Verdeel de begrippen in vier groepen.
b Kun je ook telkens een categorienaam bedenken?
2 Welke woorden horen bij elkaar? Verdeel ze in twee groepen. prescriptief opsporingsbericht www.woordenlijst.org
ingrediëntenlijst verkeersbord Le Petit Robert ANS Cambridge Dictionary descriptief dieetlijst www.taaladvies.net wasvoorschrift
3 Zoek de fout en leg uit waar het fout liep.
a Die latijnse namen krijg ik nooit in mijn hoofd.
b Ik lust wel een bordje groentensoep met balletjes.
c Kleed u zich maar aan!
d Tijdens de Paasvakantie ga ik naar Spanje.
e Ik wordt later piloot.
f Dat babietje zit veilig in zijn buggy.
g Met knikkende kniën kwam hij thuis.
h Els rapport was niet vlekkeloos.
De bedenkers van expliciete regels baseren zich, behalve op traditie, zo mogelijk op taalkundige principes. Bij het ontwerpen van spellingregels zijn er drie uitgangspunten. Ten eerste moet je ervoor zorgen dat de spelling van een woord de uitspraak ervan weergeeft: onze spelling volgt grofweg het principe ‘iedere klank een letter’. Het tweede principe zorgt ervoor dat een woord er hetzelfde uitziet in verschillende contexten. Je schrijft bijvoorbeeld ‘hond’ met een d, omdat je die d ook hoort en ziet in ‘honden’. We schrijven ook een d in ‘hondstrouw’, ook al klinkt die d hier als een t. In zo’n geval gaat het zogeheten principe van de gelijkvormigheid boven de precieze weergave van de uitspraak. Een derde spellingprincipe draait om de afkomst van een woord. We schrijven ‘bouillon’, en niet ‘boejon’, omdat we dit woord uit het Frans hebben overgenomen en dus de Franse spelling respecteren. Hier gaat het herkomstprincipe dus voor op het uitspraakprincipe. Het woord ‘kwantum’ schrijven we dan wél weer volgens de uitspraak, terwijl we dit woord hebben overgenomen uit het Latijn waar we dan eerder ‘quantum’ zouden verwachten. Daar zie je aan dat de keuze voor een bepaalde regel uiteindelijk willekeurig is. Er zijn verschillende principes, en per woord kiezen spellingontwerpers welk principe ze volgen.
Lees het laatste deel – fragment 8 – uit Taal
1 Duid de drie beginselen van de Nederlandse spelling in de tekst aan.
2 Bereid een korte presentatie voor waarin je de drie beginselen van de Nederlandse spelling uitlegt. Je mag tijdens de presentatie geen hulpmiddelen gebruiken. In de presentatie gebruik je zeker de volgende woorden: etymologie – morfologie – standaarduitspraak –oorsprong – leesbaarheid – gelijkvormigheid – meervoud
3 Geef aan je medeleerlingen een aantal tips om beter te spellen aan de hand van voorbeelden. Koppel de voorbeelden aan de beginselen van de Nederlandse spelling.
Je test hoe goed je leesvaardigheid is
1 Je herkent tekstdoel, tekstsoort en teksttype
Je haalt het onderwerp, de hoofdgedachte en de kernzinnen uit een tekst 3 4
Je gebruikt woordleerstrategieën om de betekenis van onbekende woorden te vinden
De leesvaardigheid van de Vlaamse vijftienjarigen is er ten opzichte van 2015 ‘aanzienlijk’ op achteruitgegaan. Dat blijkt uit de nieuwste Pisaresultaten, die de Oeso vandaag publiceert. Voor wetenschappen en wiskunde is de daling sinds 2015 verwaarloosbaar.
1 Elke drie jaar publiceert de Oeso, de denktank van voornamelijk rijke industrielanden, de resultaten van het Pisa-onderzoek, dat de leesvaardigheid en wiskundige en wetenschappelijke geletterdheid van vijftienjarigen test. Bij Pisa 2018, waarvan de resultaten dinsdag zijn bekendgemaakt, waren in Vlaanderen 4 882 leerlingen uit 172 scholen betrokken.
2 Voor leesvaardigheid is de achteruitgang ten opzichte van 2015 ‘aanzienlijk’, zegt minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA). Voor de eerste keer sinds het begin van de tests in 2000 vallen de Vlaamse vijftienjarigen voor leesvaardigheid uit de top tien van de Oeso-landen. Binnen Europa moet Vlaanderen voor leesvaardigheid Ierland, Estland, Letland en Polen laten voorgaan. Een op de vijf Vlaamse leerlingen haalt het minimumniveau niet: ze kunnen teksten niet goed gebruiken en ze kunnen er de belangrijkste elementen niet uithalen.
3 Voor wetenschappen en wiskunde laat Vlaanderen sinds 2015 een lichte, maar niet-significante daling optekenen. Voor deze domeinen scoren de jongeren dus hetzelfde. Ze behoren ook nog steeds tot de Europese subtop. Tussen 2003 en 2018 daalde het aantal toppresteerders voor wiskunde nergens zo sterk (-15%) als in Vlaanderen.
4 Minister Weyts maakte dinsdagochtend bekend dat hij Oeso-topman Dirk Van Damme heeft gevraagd om een expertengroep samen te stellen. Die moet maatregelen voorstellen om de neerwaartse trend terug om te buigen.
Onvoldoende voortgang
5 De Pisa-resultaten voor leesvaardigheid baren dus zorgen. Vandaag werden ook de resultaten van Pirls Repeat voorgesteld, een vervolgstudie op de leesvaardigheidstest Pirls uit 2016. Toen
kende Vlaanderen een dramatische daling. Pirls Repeat testte dezelfde groep leerlingen, die op dat moment dus in het zesde leerjaar zaten.
dat uitdrukkelijk níet doen. Zeker de evolutie op lange termijn kunnen we niet naast ons neerleggen. We moeten nú ingrijpen en de kwaliteit opkrikken.’
6 Uit de vervolgstudie blijkt dat er tussen het vierde en het zesde leerjaar onvoldoende leerwinst geboekt werd voor begrijpend lezen. De leerlingen halen in het zesde leerjaar het niveau van de best presterende landen uit de test voor het vierde leerjaar: ze doen er dus twee jaar langer over om het topniveau te bereiken. Volgens vier van de vijf gebruikte maatstaven is de leerwinst tussen het vierde en het zesde leerjaar duidelijk kleiner dan verwacht.
7 Uit het Pisa-onderzoek blijkt dat de negatieve trend zichtbaar is in alle onderwijsvormen, ook in het aso (domeinoverschrijdende doorstroomfinaliteit, n.v.d.r.). Vroeger was amper één procent van de ‘laagpresteerders’ voor leesvaardigheid een aso-leerling: nu vind je al zeven procent van die laagpresteerders in het aso. De Vlaamse leerlingen geven overigens amper blijk van leesplezier: de helft van de Vlaamse vijftienjarigen bestempelt lezen zelfs als tijdverlies.
‘Moeten de tanker keren’
8 ‘Deze resultaten kun en mag je niet wegwuiven’, zegt Ben Weyts. ‘Jaar na jaar zijn er wel experts die de slechte resultaten relativeren, maar ik wil
9 ‘Ten eerste moeten we focussen op Nederlands,’ zegt Weyts, ‘want taal is de sleutel tot alle andere kennis. Ten tweede moeten we de lat hoger leggen, met aangescherpte eindtermen die focussen op Nederlands en wiskunde. Ten derde moet ons onderwijs meer in de spiegel kijken, met in heel Vlaanderen dezelfde proeven die meten of we erin slagen om leerwinst te boeken. Het zal zeker tien jaar duren voor we effecten van die aanpak zien. Op korte termijn zullen er niet meteen meetbare resultaten zijn, maar we moeten de tanker wel keren’.
10 Vlaanderen is overigens niet de enige regio die achteruitgang boekt. Zo is de wiskundeknobbel van Finse en Duitse leerlingen er ook significant op achteruitgegaan. Wat leesvaardigheid betreft, valt vooral de dramatische achteruitgang in Nederland op. Daar is bij een kwart van de leerlingen de leesvaardigheid onvoldoende om ‘goed mee te kunnen doen in de samenleving’. Ten slotte blinken Duitse, Finse en Nederlandse leerlingen ook steeds minder uit in wetenschappen.
1 Lees de tekst op p. 40-41 een eerste keer globaal.
a Wat is volgens jou het onderwerp van de tekst?
b Geef de hoofdgedachte van de inleiding in één zin weer.
c Met welk tekstdoel schreef de auteur deze tekst, denk je?
d Welk type tekst is dit?
2 Lees de tekst een tweede keer. Je leest nu het geheel en dringt door tot de volledige boodschap van de tekst.
a Bedenk een alternatieve titel die goed de kern van het artikel weergeeft.
b Duid in alinea’s 5, 6 en 7 telkens de kernzin aan.
c Noteer per alinea een vraag waarop de alinea een antwoord geeft.
d Wat is de juiste conclusie van het Pisa-onderzoek?
De belangrijkste oorzaak voor de ondermaatse leesvaardigheid ligt in de lagere school.
De negatieve trend valt het meest op in het aso.
De Vlaamse leerlingen scoren steeds slechter voor leesvaardigheid.
Alle landen gaan erop achteruit, dus Vlaanderen doet het zo slecht nog niet.
e Welke stelling is fout?
Er zijn steeds minder Vlaamse leerlingen die het topniveau halen voor wiskunde.
Lezen is voor 50% van de jongeren eerder een verplichting dan een hobby.
Dankzij enkele maatregelen van minister Weyts zal het leesvaardigheidsniveau van de Vlaamse jongeren snel weer stijgen.
Het aantal laagpresteerders in het aso stijgt.
f ‘Een op de vijf Vlaamse leerlingen haalt het minimumniveau niet: ze kunnen teksten niet goed gebruiken en ze kunnen er de belangrijkste elementen niet uithalen.’ (alinea 2) Waarom is dat zo’n probleem, denk je?
3 Bij de volgende vragen focus je op een speci ek woord of verband in de tekst.
a Hoe verhoudt alinea 8 zich ten opzichte van alinea 9?
oorzaak – gevolg
doel – middel
opeenvolging
vergelijking
b Waarvan is alinea 9 een voorbeeld?
reden
voorwaarde
opsomming
tegenstelling
c Welk verband legt het bindwoord ‘wel’ in alinea 3?
voorwaarde
opsomming
toegeving
tegenstelling
d Wat betekent ‘niet-significante daling’ in alinea 3?
een daling die niet betekenisvol is
een belangrijke daling
een onverwachte daling
een daling die niemand had zien aankomen
4 Je hebt zonet een informatieve tekst besproken en bestudeerd. Slaag je erin om zelfstandig zo’n tekst te verwerken? Je leerkracht zet online een zelftest voor je klaar.
Je leest en bespreekt twee Middelnederlandse ridderromans: Karel ende Elegast en Roman van Walewein
2
3
Je kent de kenmerken van de Karelroman, de Arthurroman en de queeste
Je analyseert het verschil tussen Karelromans en Arthurromans
Je bespreekt de evolutie van de functie van ridderverhalen in de middeleeuwen en vandaag
INLEIDING: VERHALEN IN DE MIDDELEEUWEN
1 In deze les duiken heel wat woorden op die je in de geschiedenislessen over de middeleeuwen al eens tegenkwam. Weet jij welke ‘historische’* woorden we zoeken in het kruiswoordraadsel?
* Enkele termen in het kruiswoordraadsel verwijzen naar koning Arthur.
Horizontaal
4 van dit volk was Karel de Grote de koning
5 plaats in Groot-Brittannië waar het hof van Koning Arthur zou gestaan hebben
6 tijdelijke kwijtschelding van je zonden (meestal d.m.v. geld)
7 iemand die onder de bescherming van een heer valt en hem in ruil daarvoor diensten bewijst
8 militaire tochten waarbij ridders de Heilige Stad probeerden te overwinnen op de moslims
10 bekendste druïde uit de Arthurverhalen
12 term die aangeeft dat alles bepaald wordt door en voor God
14 in deze Duitse stad stond het paleis van Karel de Grote
Verticaal
1 vrouw van koning Arthur
2 rond meubelstuk dat koning Arthur kreeg als huwelijkscadeau
3 maatschappij in drie standen: adel, clerus en geestelijken
9 bekendste ridder van koning Arthur
11 principe waarbij alles op trouw is gebaseerd
13 naam van het zwaard dat Arthur uit de steen trok
In de middeleeuwen lazen mensen geen verhalen; ze luisterden ernaar. Verhalen werden van generatie op generatie doorverteld binnen familieverband of door beroepsvertellers. Pas vanaf de twaalfde eeuw werden verhalen ook opgeschreven in de volkstaal. Vooral de ridderromans waren bijzonder populair. In die verhalen gaan onverschrokken vechtersbazen op tocht in dienst van hun koning. Onderweg moeten ze strijd leveren, botsen ze op bijzondere hindernissen, krijgen ze hulp van vertrouwelingen en ontmoeten ze de liefde van hun leven. Er zijn twee belangrijke soorten ridderverhalen: die rond Karel de Grote (de Karelromans) en die rond koning Arthur (de Arthurromans).
Tijdens je geschiedenislessen in de tweede graad ging je in op de middeleeuwse maatschappij en maakte je kennis met de historische figuur van Karel de Grote. Bovendien zijn de verhalen rond koning Arthur je ongetwijfeld niet vreemd: in veel films, stripverhalen en animatieseries komen nog heel wat elementen en personages uit die verteltraditie voor.
De meeste middeleeuwse ridderverhalen spelen zich af aan het hof van koning Karel de Grote of aan dat van koning Arthur. We gaan in deze les op bezoek bij beide hoven. In dit deel verken je de Middelnederlandse klassieker Karel ende Elegast
Karel ende Elegast is zonder twijfel de bekendste Karelroman. Lees het beginfragment (r. 1-28) in je Trajectwijzer aandachtig en bespreek klassikaal de volgende vragen.
1 Waar en wanneer speelt de beginscène zich af?
2 Wat staat er de volgende dag op de agenda van Karel?
3 Wat vertelt het tweede vers ons over het verhaal?
4 De schrijver probeert ons op verschillende manieren te overtuigen dat dit verhaal ‘betrouwbaar’ is. Bewijs met enkele woorden/verzen uit de tekst.
5 Wat vraagt de engel aan Karel?
6 Waarom, denk je?
7 Hoe gaat het verhaal verder, denk je?
8 Vat dit fragment samen.
9 Welke termen uit opdracht 1 op p. 44 kun je aan dit fragment verbinden? Leg uit waarom. Kies uit: feodaliteit – vazal – theocentrisme – standenmaatschappij – aflaat.
Jullie verkennen het verhaal nu verder in groepjes en krijgen daarvoor van jullie leerkracht een tekstfragment toegewezen.
10 Lees het toegewezen fragment in de Trajectwijzer aandachtig en beantwoord de vragen.
Fragment 2: De zwarte ridder (r. 451-476, r. 566-588; r. 597-622)
a Welke vraag stellen beide ridders aan elkaar?
b Wie blijkt de zwarte ridder te zijn? Waarom is hij in het zwart gekleed, denk je?
c Hoe stelt koning Karel zich voor?
d Welk plan stelt Karel voor?
e Hoe reageert Elegast daarop?
f Welke termen kun je aan dit fragment verbinden? Leg uit waarom. Kies uit: feodaliteit – vazal – theocentrisme – standenmaatschappij – aflaat.
11 Vat de inhoud van jullie fragment samen.
12 Vertel daarna aan de andere groepjes waarover jullie fragment ging.
a In dit fragment maken we kennis met Eggeric en zijn vrouw (de zus van Karel de Grote).
• Met welke bijvoeglijke naamwoorden zou je hem omschrijven?
• Die bijvoeglijke naamwoorden staan nergens letterlijk in de tekst. Welke technieken gebruikt een auteur om een personage te typeren? Geef telkens een concreet voorbeeld.
b In dit fragment komt de lezer te weten waarom Karel van God de opdracht kreeg om te gaan stelen. Wat is het doel van zijn tocht?
c Vorig jaar maakte je uitgebreid kennis met een aantal epische genres. Je stond onder andere stil bij het sprookje. In de middeleeuwen werden zowel ridderromans als sprookjes aan een volwassenenpubliek verteld. Welke sprookjeselementen vind je terug in dit fragment?
d Welke termen kun je aan dit fragment verbinden? Leg uit waarom. Kies uit: feodaliteit – vazal – theocentrisme – standenmaatschappij – aflaat.
a Hoe worden Elegast en Eggeric in deze scène getypeerd? Welke bijvoeglijke naamwoorden worden daarbij gebruikt?
b Van in het begin is al duidelijk dat Eggeric, alleen al door zijn houding en gedrag, de strijd zal verliezen. Welke tekenen wijzen daarop?
c Door welke twee dingen slaagt Elegast er uiteindelijk in Eggeric te verslaan?
d Welke termen kun je aan dit fragment verbinden? Leg uit waarom. Kies uit: feodaliteit – vazal – theocentrisme – standenmaatschappij – aflaat.
Nawoord
Karel ende Elegast kreeg ook een kort nawoord. Lees de herdichte versie hieronder.
Nawoord
Al wie om verraad gevangen werden, werden opgehangen en het lijk van Eggeric hing men aan de hoogste mik. Elegast kreeg, om zijn trouw, Eggerics weduwe tot vrouw, kreeg diens burcht en land en leen. Vele jaren vloden heen: ongestoord geluk te samen mochten zij beleven. Amen.
Clement Vermaere. Herdichte versie van Karel ende Elegast
13 Waarom hing men het lijk van Eggeric aan de hoogste mik, denk je?
14 Historici kunnen uit verhalen heel wat a eiden van – veralgemeende en populaire beelden in – de maatschappij. Wat kunnen we uit dit verhaal a eiden over de positie van de vrouw en de visie op God?
15 Wat leert Elegast ons over het gedrag van een goed ridder?
16 Wat leert dit verhaal ons over koning Karel de Grote?
1 In de volgende vlog krijg je heel wat informatie over de ridderroman. Luister aandachtig en vat de informatie gestructureerd samen volgens de Cornell-methode.
deelonderwerp informatie
ontstaan
waarom populair?
invloed vandaag
doel (publiek)
soorten
In onderstaand schema gaan we dieper in op twee soorten ridderromans: de Karelroman en de Arthurroman.
deelonderwerp informatie
Karelroman
Arthurroman
koning
Hoe weet je of je goed genoteerd hebt? Bedenk vier goede quizvragen en ondervraag een medeleerling. Wie van jullie wordt de beste ridder van de ronde quiztafel?
Heel wat andere ridderverhalen spelen zich af aan het hof van koning Arthur. De Roman van Walewein is rond 1260 geschreven door Penninc en Vostaert. Penninc startte het werk en Vostaert voltooide het. Het is oorspronkelijk in Vlaanderen geschreven, maar de schrijvers baseerden zich op bestaande verhalen.
In de Roman van Walewein gaat Walewein op vraag van koning Arthur op zoek naar een vliegend schaakbord.
1 Beluister de korte inhoud van dit verhaal en noteer op p. 55-56 onder elke afbeelding een korte samenvatting.
Een zoektocht of een queeste was een populair thema in de middeleeuwse Arthurverhalen. De meeste ridders gingen op zoek naar een voorwerp (bv. de graal of een magisch voorwerp) of naar een persoon of dier. Tegelijkertijd kun je die queeste ook lezen als een zoektocht naar volwassenheid (‘coming of age’). De verhalen geven immers telkens het verslag van een leerproces: een jongeman legt een hele weg af om een volwassen en hoofs ridder te worden. Een queeste verliep altijd volgens een vast stramien.
2 Vul de tabel aan voor de Roman van Walewein.
Tijdens zijn zoektocht valt Walewein van het ene avontuur in het andere. In India neemt de koning Assentijn Walewein gevangen. Al blijkt dat niet zo erg te zijn … In de kerkers van het kasteel beleeft hij ‘een avontuurtje’ met de beeldschone dochter van de koning, prinses Ysabele.
Ysabele zei: ‘Heren, ik zou mij graag willen wreken op deze ridder, die van plan was mijn vader leed te berokkenen. Of het me daarbij goed of slecht vergaat, ik moet mijn woede op hem koelen; maar ik zou het vervelend vinden, als openlijk bekend zou worden dat ik, een jonkvrouw, een ridder zo zwaar zou pijnigen. Ga daarom terug, heren, want het betaamt niet dat u toekijkt, want ik zal hem heel zwaar pijnigen – dat zeg ik jullie maar meteen.’ Zo keerden de ridders snel langs dezelfde weg uit de kerker terug, en toen ze buiten waren liet jonkvrouw Ysabele de kamer snel en stevig afsluiten.
Twee trouwe en goede kameniers had Ysabele toen bij zich, die haar altijd in alle omstandigheden in uiterste discretie dienden.
Ze had geen zin in muizenissen en wanneer het haar toescheen dat ze wisten wat er aan de hand was, liet ze alle kommer achter zich, nu ze haar lieve vriend bij zich heeft, in haar macht. Er was op de hele wereld geen jonkvrouw die zo hartstochtelijk en zo vurig van een ridder hield als zij van heer Walewein.
Wees er maar zeker van dat de mooie jonkvrouw op niets anders uit was dan zich met heer Walewein te vermaken.
Ze wist dat ze daar veilig was en dat ze geen angst hoefde te hebben.
Zonder aarzelen liep ze naar heer Walewein toe, die daar op de grond lag. Als haar schroom haar toen niet had afgeremd, dan had ze de beroemde ridder onmiddellijk omhelsd en met kussen overdekt. Met moeite heeft ze zich toen ingehouden en de edele man onmiddellijk losgemaakt.
Heer Walewein, die zich hoofs weet te gedragen, zei meteen: Ach mooie jonkvrouw, wat wordt het?
Zal ik sterven of leven?
Als ik sterf, dan zal ik u mijn ziel geven, schone jonkvrouw. Neemt u mijn leven, dan wil ik in zoete pijn sterven in uw schoot.’
De jonkvrouw sprak: ‘Heer, ik zal u de dood niet brengen. Integendeel, als ik kon, dan zou ik u onmiddellijk helemaal bevrijden uit de gevangenis van mijn vader. Zoals het er nu voorstaat, weet ik ook wel hoe ik u binnenkort uit dit alles kan bevrijden.’
De jonkvrouw nam hem bij de hand, deed hem onmiddellijk overeind komen en leidde hem toen meteen naar een belendende kamer. Nooit was er op aarde zo’n mooie kamer of een die met evenveel meesterschap was gemaakt: ze blonk van het goud en schitterde oogverblindend.
Vertaling: Frank Willaert
3 Wat is Ysabele van plan? Hoe slaagt ze daarin?
4 Vergelijk de rol van Ysabele met die van de zus van Karel in Karel ende Elegast.
5 Walewein wordt hier omschreven als ‘hoofs’. Hoe zie je dat in zijn gedrag tegenover Ysabele? Gebruik de informatie over hoofsheid die je in de Trajectwijzer terugvindt.
6* Welke andere kenmerken van een hoofs ridder ken je nog?
7 Koning Arthur krijgt een boodschap van God: hij moet de Heilige Graal halen uit het kasteel van koning Wonder. Maar hij is nog verzwakt van zijn laatste zwaardgevecht, dus draagt hij jullie, ridders van de Ronde Tafel, op om samen op queeste te gaan. Kunnen jullie de Heilige Graal naar kasteel Camelot brengen?
Je maakte tijdens de les rond ridderepiek kennis met Karel ende Elegast en Walewein. In deze opdracht verdiep je je in een andere klassieke ridderroman of analyseer je de queestestructuur in een moderne bewerking.
In heel wat hedendaagse (avonturen)films en series vind je de queestestructuur terug. Denk bijvoorbeeld aan het verhaalverloop in Game of Thrones, Star Wars, Mandalorian, Shrek, The Lord of the Rings …
1 Kies een lm of serie waarin je de queestestructuur herkent.
2 Maak een kort lmpje (maximaal vijf minuten) waarin je de onderdelen van de queeste in jouw lm/serie bespreekt en ze vergelijkt met de typische elementen van een Arthurroman.
3 Vul ter voorbereiding het formulier hieronder in.
titel film of serie ordo (orde) manque (gebrek) queeste (beproevingen)
• helpers
• beloning ordo (orde)
vergelijking
Arthurroman
Film nu jouw analyse in de vorm van een vlog en mail het filmpje naar je leerkracht voor
Er bestaan tal van ridderfilms en zelfs een musical waarin ridders een hoofdrol spelen (Spamalot).
1 In deze opdracht schrijven jullie in groepjes een scenario van een totaal nieuw ridderverhaal.
2 Verwerk in jullie scenario zo veel mogelijk typische (verhaal)elementen (en eventueel ook verwijzingen naar de actualiteit).
3 Schrijf de tekst ook uit zoals een theatertekst (directe rede, regieaanwijzingen …).
ARTHUR: Hebben jullie al van die stadsschouwburg gehoord?
ROBIN: Ja, sire. Maar we maken daar geen schijn van kans.
ARTHUR: (verwonderd ) Waarom niet?
ROBIN: Omdat een schouwburcht een heel (aarzelend ) … bijzondere plaats is, vol mensen die kunnen zingen en dansen (doet een danspasje). (Uit: Spamelot)
4 Neem daarna jullie lm/toneelstukje op.
5 Vul de volgende che in ter voorbereiding.
rollen & rolverdeling ruimte
manque (gebrek)
queeste (beproevingen)
magische elementen
(voor-)hoofs actualiteit
Film jullie verhaal en mail het naar je leerkracht voor
1 Kies één van de ridder(roman)s en surf naar de links die erbij vermeld staan.
2 Vat vervolgens het verhaal samen in een stripversie.
3 Je maakt minimaal drie scènes, maar je mag natuurlijk ook meer ‘stripbanden’ maken.
4 Geef de belangrijkste elementen of personages weer en voorzie ze ook van enkele tekstballonnen.
5 Vat ter voorbereiding het verhaal hieronder kort samen.
Teken jouw stripverhaal uit en mail het naar je leerkracht voor
Om een onlinestrip te maken, kun je gebruikmaken van de volgende websites:
• www.canva.com
www.storyboardthat.com
www.pixton.com
• de app Bitmoji (of via Snapchat)
1
Je kunt de kenmerken van een monoloog opsommen
Je schrijft een monoloog 3
Je analyseert taalgebruik en theatertekens bij het opvoeren van een monoloog
Je brengt een personage tot leven door gebruik te maken van gezichtsuitdrukkingen, bewegingen en stem
1* Bekijk de foto’s van deze vier performers.
a Ken je een of meerdere van deze mensen? Wie?
b Welk taalgebruik verwacht je bij elke persoon?
c Hoe staan deze performers op het podium? Wat verwacht je van hun gebaren, bewegingen, gelaatsuitdrukkingen en stemgebruik?
Je leerkracht toont je nu een beeldfragment. Je bekijkt het een eerste keer en let bij het kijken op de boodschap.
2 Waarover gaat het fragment? Beschrijf de inhoud in één zin.
3 Wat is het doel van de voorstelling? Wat wil de performer bij het publiek bereiken?
4 Beschrijf het taalgebruik van deze persoon.
a Is dit standaardtaal, dialect of tussentaal? Welk register (formeel, neutraal, elitair, vulgair, vriendschappelijk) wordt er gebruikt?
b* Kwam de performance overeen met de voorspellingen die je deed? Ga in op twee concrete voorbeelden.
5 Bij een monoloog staat één acteur op het podium. Hij spreekt zijn publiek rechtstreeks aan.
a Hoe kun je van dit voorbeeld een dialoog maken?
b Blijft de tekst daardoor even krachtig, wordt hij sterker of zou de tekst aan kracht verliezen?
c Welke onderwerpen lenen zich het meest tot een monoloog? Wat past er eerder bij een dialoog?
6 Een geslaagde monoloog begint met een sterke tekst.
a Waarmee moet een theaterauteur volgens jou rekening houden wanneer hij een onderwerp kiest?
b Welke suggesties zou jij doen voor de uitwerking van dit onderwerp?
c Wat komt er beter niet in een monoloog?
7 Vergelijk je antwoord bij opdracht 6 met het volgende fragment. Geeft de auteur nog extra kenmerken die niet in je eigen suggesties staan? Markeer ze in de tekst.
Het geheim van de monoloog
Voor ze aan een monoloog beginnen, moeten schrijvers heel duidelijk weten wie hun personage is. Het karakter moet tot de verbeelding spreken en de aandacht trekken. Vervolgens moet duidelijk zijn wat de persoon wil vertellen, wat de waarde is voor het stuk. Er moet een spanning ontstaan in wat het personage uitlegt. Blijf voor deze spanning in het hier en nu: iets wat op dit moment met een personage gebeurt, is veel spannender dan een verhaal dat achteraf verteld wordt. Probeer in een monoloog zo helder en beeldend mogelijk te zijn. Ook is het heel belangrijk te bepalen hoe het personage spreekt, wat haar of zijn stem en taal zijn. Een geschreven monoloog verandert namelijk onmiddellijk op het moment van uitspreken. Beginnende schrijvers vertrekken vaak vanuit hun eigen persoon, maar dit levert meestal geen overtuigende resultaten op.
Monologen komen in toneelstukken voor op het moment dat een personage zijn standpunt moet verduidelijken of een actie moet uitleggen. Daarom moeten schrijvers hun personage verschillende gevoelens of gedachten meegeven. Elk gevoel en elke gedachte brengt het verhaal een stap verder. Er ontstaat dan een ritme dat de monoloog naar een climax toebrengt. Het einde van een monoloog is van groot belang en geeft een antwoord op de vraag waar het personage mee worstelt.
Als een acteur op het podium een monoloog opvoert, dan kan hij gebruikmaken van de volgende technieken:
8 Verbind deze termen met de juiste synoniemen.
9 Bekijk het fragment een tweede keer en geef van deze vier technieken een duidelijk voorbeeld.
mimiek
gestiek
ruimtegebruik
stemgebruik
Gregory Crewdson is een fotograaf uit New York. De kunstfoto’s die hij neemt, lijken eigenlijk meer op schilderijen. Crewdson werkt met een team van veertig mensen en doet er weken over om locaties te kiezen, sets op te bouwen en de uiteindelijke foto te nemen. Dat komt omdat hij in elk resultaat onnoemelijk veel details stopt die je kunt lezen als aanwijzingen en hints. Ze doen je allerlei zaken vermoeden en laten je toe om een verhaal te bouwen, zonder volledig te zeggen wat er nu precies gebeurd is of wie de mensen op de foto zijn. Dat is het sterke, maar ook het moeilijke aan zijn foto’s.
Voor deze creatieve spreekopdracht vertrek je van één van Crewdsons kunstwerken. Aan de hand van het stappenplan schrijf je een monoloog bij één van de personages uit de afbeeldingen.
1 Bekijk de foto’s op p. aandachtig en kies er één uit.
2 Schrijf heel kort voor jezelf op waarom je die foto kiest.
• Is er een detail dat je aanspreekt?
• Zit er een bepaalde sfeer in?
• Herken je elementen in de foto?
• Kun je je inleven in een van de personages (of net niet)?
3 Maak een lijst van allerlei details die je ziet. Probeer de foto te lezen als een tekst: begin linksboven en ga met je ogen zo over het beeld alsof je tekst van een beeldscherm leest. Bekijk de foto een aantal keren en som de voorwerpen op die je ziet.
4 Focus nu op de personages in de foto en stel jezelf de volgende vragen:
• Hoe oud zijn ze?
• Zijn ze arm of rijk?
• Hebben ze een bepaald beroep?
• Zijn ze onderweg? Vluchten ze van iets weg of lopen ze net naar iets toe?
• Hoe voelen ze zich op dit moment?
• Zeggen ze iets of staan ze bij zichzelf te denken?
• Hebben ze net iets meegemaakt of staat hen iets te wachten?
5 Onderstreep in je lijst bij stap alle elementen die te maken hebben met het decor van de foto. Beantwoord daarna de volgende vragen.
• Speelt de scène zich af in een stad, in een dorp of op het platteland?
• Vinden de gebeurtenissen plaats in België, Europa, Amerika, Azië of elders in de wereld?
• Komt de plaats over als chic of net niet?
• Past het decor bij de personages die je ziet?
• Zie je elementen die niet op hun plaats zijn in deze context?
6 Kruip nu in het hoofd van één van de personages uit de foto’s van Gregory Crewdson. Gebruik de antwoorden die je bij stappen en gaf om een verhaal rond de foto te bouwen. Je mag vertellen wat er voor de scène gebeurd is of net uitwerken hoe de scène zal aflopen. De foto kan met andere woorden helemaal vooraan in je verhaal zitten, maar evengoed in het midden of aan het einde.
7 Je monoloog duurt minimaal twee minuten en sluit duidelijk aan bij de foto. Overloop de evaluatiematrix op p. , daarin vind je alle evaluatiecriteria voor deze opdracht.
8 Eerder in deze les analyseerde je een monoloog. Je ging in op de kenmerken en paste ze toe op een beeldfragment.
a Bekijk de elementen nog een keer. Je vindt ze terug bij opdrachten en op p. -.
b Ga na welke kenmerken je kunt gebruiken om jouw personage vorm te geven.
9 Oefen je monoloog hardop.
Reflecteren
10 Overloop de monologen die je medeleerlingen en jij naar voren brachten.
a Welk verhaal is je het meest bijgebleven? Beschrijf concreet waarom dit verhaal je aandacht trok.
b Welke opvoering vond je sterk? Geef twee concrete elementen aan uit het taalgebruik, de mimiek, de gestiek of het ruimtegebruik van deze medeleerling.
Evaluatiematrix – Spreken: monoloog
Je monoloog duurt minimaal twee minuten en het verhaal eindigt in een climax: het eindpunt geeft duidelijk weer waar je personage mee worstelt.
Je kiest voor een register dat aansluit bij het personage dat je naar voren brengt. Je taalgebruik is consequent en geeft het personage vorm.
Het tempo van je monoloog past bij de boodschap van het personage. Je lichaamstaal en gelaatsuitdrukkingen ondersteunen de tekst.
Je vertelt de monoloog met intonatie. Bovendien bevat je verhaal geen storende overgangen of te lange pauzes.
De monoloog sluit duidelijk aan bij één van de foto’s. De gedachten in het eindresultaat vertellen een samenhangend verhaal.
De spanning speelt zich af op het vertelmoment: je personage heeft net iets gedaan, staat op het punt om een actie te ondernemen of beschrijft zijn gedachten en gevoelens van het moment zelf.
Aanvullende commentaar:
Je monoloog duurt twee minuten en heeft een duidelijk eindpunt. Je schetst echter niet helemaal duidelijk welk probleem, welke vraag of welk dilemma het personage heeft.
Je kiest de hele monoloog voor hetzelfde register, maar dit kan eigenlijk bij heel wat personages horen. Het taalgebruik dat je kiest, kleurt je personage niet.
Je boodschap is verstaanbaar. Je gebruikt je lichaamstaal en gelaatsuitdrukkingen om je tekst te ondersteunen. Die elementen drukken de boodschap uit, maar bouwen het personage niet uit.
Je verhaal bevat geen te lange pauzes of storende overgangen. Je probeert ook variatie in je stemgebruik te brengen.
De monoloog sluit duidelijk aan bij één van de foto’s. De kern van je boodschap is duidelijk, maar het verhaal is moeilijk te volgen.
Het verhaal is spannend, maar focust niet op de gedachten en gevoelens op één bepaald moment. Je schetst de gebeurtenissen chronologisch door de ogen van het personage.
Je monoloog is te kort.
Je wisselt van register in de loop van je monoloog. Het taalgebruik past niet bij je personage.
Je praat te snel of te traag. Je lichaamstaal en gelaatsuitdrukkingen leiden de kijker af van de boodschap.
Je gebruikt geen intonatie om je boodschap aantrekkelijk naar je publiek te brengen en/of je verhaal bevat te lange pauzes of storende overgangen.
Het is niet duidelijk bij welke foto je verhaal hoort.
Je verhaal geeft een situatieschets van het personage zonder in te gaan op gedachten, gevoelens en keuzes. Het verhaal is niet spannend.
1
Je leert de literaire klassieker Van den vos Reynaerde kennen
Je ontdekt dat dit werk nog steeds kunstenaars inspireert Je bespreekt enkele fragmenten
Je leert en herhaalt termen als antropomorfisme, queeste, hoofsheid ...
Je ontdekt waarom dit werk een bijzondere plaats inneemt in de Middelnederlandse literatuur
Je kunt de informatie uit deze les samenvatten in een schema
1 Bekijk het wapenschild van de familie Reijntjes. Welke eigenschappen verbind je spontaan met een vos?
2 Weet je wat de volgende spreekwoorden en zegswijzen met een vos betekenen?
1Als de vos de passie preekt, boer pas op je ganzen.
aAls je een slim persoon te pakken wilt krijgen, moet je verschillende strategieën uitdenken.
2Een vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken. bheel erg slim
3 Men moet vossen met vossen vangen. cIemand die grote verklaringen aflegt, is vaak niet te vertrouwen.
4zo slim als een vos dJe moet een slimme persoon vangen door zelf slim te zijn.
5Een vos is vaak niet met één strik te vangen.e Mensen veranderen maar zelden echt / weinig doorheen het leven.
feerst afwachten voordat je iets gaat doen
geen hulpeloos slachtoffer
3 Welk beeld van de vos roepen die uitdrukkingen op?
4 Vanwaar komt dat beeld, denk je?
5 Herken je dat beeld ook in deze bekende voorbeelden?
EERSTE LECTUUR: HET HOF VAN KONING NOBEL
In wat volgt, bespreken we de rechtszaak van een van de bekendste middeleeuwse misdadigers uit de literatuur: Reinaert de vos.
In de middeleeuwen hadden koningen als Karel de Grote meerdere paleizen verdeeld over hun rijk. Meerdere keren per jaar hielden ze in die kastelen een hofdag. Zo’n dag had verschillende functies. De koning riep al zijn leenheren samen om zijn positie en macht te versterken en te bevestigen. Daarnaast deelde hij beleidsbeslissingen mee en behield hij controle over zijn gebieden. Ten slotte luisterde hij ook naar de problemen van zijn vazallen. Bij zware misdrijven sprak de koning – ingegeven door God – ook recht, daarin bijgestaan door zijn trouwste ridders. Een hofdag werd meestal feestelijk afgesloten.
De jaarlijkse troonrede op Prinsjesdag in Nederland verwijst nog naar die hofdagen.
© Reynaert den Vos , oft Der dieren oordeel, C 14464: ex.1, Collectie Stad Antwerpen, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience
1 Bekijk de uitgave van Reinaert den vos uit 1695. Wat kun je uit het titelblad a eiden over de inhoud van het werk?
2 Lees de beginregels van het verhaal in de Trajectwijzer.
3 Vergelijk het begin van het verhaal met dat van de ridderromans die je besprak in les 4.
4 Waarom wil Nobel een hofdag houden? Slaagt hij daarin? Verwijs naar de regels uit de tekst.
In dit fragment beluister je de aanklachten van enkele dieren tegen Reinaert.
1 Welke misdaden beging Reinaert tegenover hen?
2* De namen van deze dieren zijn niet toevallig gekozen. Kun je ze verklaren?
3 Valt er iets op aan het taalgebruik van Canteclaer (en andere dieren)?
4 Isengrin noemt zich in deze bewerking een dierenactivist.
a Aan wie doet hij jou denken?
b Hoe komt dit via taal naar voren?
5 Het gedrag van Haersinde en Cuwaert is lichtjes verdacht. Waarom?
Eén dier klaagt niet. Grimbeert, de neef van Reinaert, neemt het voor hem op. Je bekijkt nu zijn verdediging.
1 Hoe bouwt Grimbeert zijn betoog op? Welke argumenten/elementen haalt hij aan?
2* Welke argumenten werden in deze bewerkingen toegevoegd aan het origineel, denk je? Welke argumenten vind je (minder) geslaagd?
TOT DE TEKST: DE QUEESTEN VAN BRUUN EN TIBEERT
Koning Nobel wil Reinaert horen en bestraffen, maar de vos kwam niet opdagen op de hofdag. Dus dagvaardt hij Rein. Bruun de beer gaat de vos halen en naar het hof brengen.
Je beluistert een fragment uit Heerlijk Hoorspel: Reinaert de vos van Het Geluidshuis.
1 Je krijgt als luisteraar al snel een beeld van Bruun en Reinaert. Hoe krijgen hun karakters hier vorm (taal, inhoud, stem …)?
2 Bewijs uit dit fragment dat Reinaert niet alleen sluw, maar ook slecht van inborst is.
3 Hoe worden de mensen voorgesteld in dit fragment?
4* Het Geluidshuis bewerkt bekende verhalen voor kinderen van 6 tot 106. Hoe merk je dat aan het luisterfragment?
Bruun komt zwaar toegetakeld in het kasteel van Nobel aan en alle dieren zijn verontwaardigd over wat er gebeurd is. De koning stuurt de sluwe kater Tibeert op pad om Reinaert te halen. Maar ook bij deze tweede bode speelt Reinaert in op hebzucht en gulzigheid: hij vertelt de kater dat de schuur van de pastoor vol vette muizen zit. Terwijl de pastoor, zijn vrouw en zijn zoon liggen te slapen, sluipt Tibeert binnen.
De queeste van Tibeert
‘O wy, Tybeert, twi sidi bloode?
Wanen quam uwer herten desen wanc?’
Tybeert scaemde hem ende spranc
Daer hi vant groet ongherec, Want eer hijt wiste, was hem een strec
Omme sinen hals, harde vast.
Dus hoende Reynaert sinen gast.
Alse Tybeert gheware wart
Des strecs, wart hi vervaert
Ende spranc voert. Dat strec liep toe!
Tybeert moeste roupen doe
Ende wroughede hem selven dor den noot.
Hi makede een gheroup so groot
Met eenen jammerliken ghelate, Dat Reynaert hoerde up der strate
Buten, daer hi alleene stoet,
Ende riep: ‘Vindise goet
Die muse, Tybeert, ende vet?
Wiste nu dat Martinet, Dat ghi ter taflen satet
Ende dit wiltbraet dus atet, Dat ghi verteert, in weet hoe, Hi souder u saeuse maken toe.
So hovesch een cnape es Martinet!
Tybeert, ghi singhet als ghi et.
Pleecht men tes coninx hove des?’
(…)
Ende riep: ‘Nu toe, hi es ghevaen!’
Doe mochtemen sien porren saen
Alle die in dien huus waren.
Selve die pape ne wilde niet sparen, Quam hute sinen bedde, moeder naect.
Martinet hi was gheraect
Tote Tybeert ende riep: ‘Hijs hier!’
Die pape spranc an dat vier
Ende ghegreep zijns wijfs rocke.
Een offer keersse nam vrouwe Julocke
Ende ontstacse metter haest.
Die pape liep Tybeert naest
Ende ghincken metten rocke slaen.
Doe moeste Tybeert daer ontfaen
Wel meneghen slach, al in een.
Die pape stont, als hem wel sceen, Al naect ende slouch slach in slach
Up Tybeert die voer hem lach.
Daer ne spaerdene haer ne gheen.
Martinet ghegreep eenen steen
‘Ach toch, Tibeert, waarom ben je bang?
Waarom aarzel je zo?’
Tibeert schaamde zich en sprong zijn onheil tegemoet, want vóór hij het besefte, had hij een strik om zijn nek, heel strak. Zo bedroog Reynaert zijn gast.
Toen Tibeert de strik bemerkt had, werd hij bang en sprong naar voren. De strik snoerde zich vast!
Tibeert krijste het uit en verried daarmee zichzelf in zijn grote nood.
Hij ging zó hard tekeer met meelijwekkend misbaar, dat Reynaert het buiten kon horen, waar hij in z’n eentje was gebleven, en riep: ‘Vind je de muizen lekker, Tibeert, en lekker vet?
Als Martinet zou weten dat jij aan tafel dit wildbraad zit te eten – ik weet niet precies hoe –dan zou hij je er nog wel een sausje bij bereiden. Zo’n hoofse page is Martinet wel!
Tibeert, je zingt terwijl je eet –Is dat de gewoonte aan het hof van de koning?’ (…)
Martinet riep: “Hij is gevangen!”
Toen kwam iedereen die in het huis was dadelijk in beweging.
Ook de pastoor wilde niet achterblijven en hij kwam spiernaakt uit zijn bed.
Martinet ging tot Tibeert en riep: “Hier is hij!”
De pastoor sprong naar de strop en greep de spinrokken van zijn vrouw. Vrouw Julocke nam een offerkaars en ontstak ze snel.
De pastoor liep naar Tibeert en begon hem met de spinrokken te slaan. Toen moest Tibeert daar vele slagen incasseren. De pastoor stond, zoals iedereen kon zien, naakt en sloeg slag na slag op Tibeert die voor hem lag.
Niemand hield zich in:
Martinet nam een steen
Ende warp Tybeert een hoghe huut. Die pape stont al bloeter huut
Ende hief up eenen groeten slach.
Alse Tybeert dat ghesach, Dat hi emmer sterven soude, Doe dedi een deel als die boude, Dat dien pape verghinc te scanden.
en wierp Tibeert een oog uit. De pastoor stond helemaal bloot en haalde uit voor een harde klap. Toen Tibeert besefte dat hij hierdoor zeker zou sterven, schraapte hij al zijn moed bij elkaar, wat voor de pastoor schandelijk afliep.
Beede met claeuwen ende met tanden Dedi hem pant, alsoet wel scheen, Ende spranc dien pape tusschen die been In die burse al sonder naet, Daermen dien beyaert mede slaet. Dat dinc viel neder up den vloer. Die vrauwe was zeerich ende zwoer, Bi der zielen van haren vader, Sine wilde wel om al gader
Die offerande van eenen jare, Dat niet den pape ghevallen ware Dit vernoy ende dese scame.
So sprac: ‘Int sleets duvels name Moete dit strec sijn gheset.
Siet, lieve neve Martinet: Dit was van huwes vader ghewande. Siet hier mijn scade ende mijn scande Emmermeer voert in allen stonden.
Al ghenase hi van der wonden, Hi blivet den soeten spele mat.’
Reynaert stont noch doe voer tgat.
Doe hi dese tale hoerde, Hi louch dat hem bachten scorde
Ende hem crakede die taverne.
Doe sprac hi te sinen scherne: ‘Swijghet, Julocke, soete vrouwe, Ende laet zijncken desen rauwe
Ende laet bliven huwen toren!
Wattan, al hevet hu heere verloren
Eenen van den clippelen zinen, Al te min so sal hi pinen!
Laet bliven dese tale achtre!
Gheneset de pape, en es gheen lachtre
Dat hi ludet met eere clocken!’
Zowel met zijn klauwen als met zijn tanden verwondde hij hem, zoals duidelijk was, en sprong tussen de benen van de pastoor in de beurs uit één stuk, waar men de klokken mee luidt. Het ding viel neer op de grond. Zijn vrouw was bedroefd en zwoer bij de ziel van haar vader dat ze er al het offergeld van een jaar voor over had dat dit verdriet en deze schande niet voorgevallen zou zijn aan de pastoor. Ze sprak: ‘In naam van de lelijke duivel moet deze val gezet zijn.
Zie, mijn lieve Martinet: Dit was de uitrusting van uw vader. Bekijk mijn schade en mijn schande van nu af aan.
Al geneest hij van de wond, hij heeft geen zin meer in het liefdesspel.’ Reynaert stond nog voor het luik. Toen hij dit hoorde, bescheurde hij zich van het lachen en hij liet een scheet. Toen sprak hij spottend: ‘Zwijg, lieve vrouw Julocke, stop met dit rouwbeklag en laat uw verdriet achterwege. Wat dan nog! Uw man heeft een van zijn klepels verloren, waardoor hij zich minder moet inspannen!
Zwijg nu toch!
Als de pastoor geneest, dan is het geen schande dat hij met één klok luidt.’
Beluister en lees op p. 73-74 hoe het Tibeert vergaat.
5 De queeste van Tibeert verloopt gelijk met die van Bruun. Bespreek.
6 Hoe worden de mensen voorgesteld in dit fragment?
7 Als je verhalen vertelt aan vrienden of familie, dan gebruik je overdrijvingen, herhalingen, pittige details, beeldspraak, ironie en dubbelzinnigheden. Ook in dit fragment zijn die typische kenmerken van de vertelcultuur terug te vinden. Geef telkens twee concrete voorbeelden van:
a beeldspraak en dubbelzinnige omschrijvingen
b hyperbool
c ironische humor
d herhaling
Als ook Tibeert gekwetst en vernederd aan het hof aankomt, stuurt Nobel er ten einde raad Reinaerts neef Grimbeert op uit. De das neemt Reinaerts biecht af, verslindt daarop met hem alle kippen op een erf en leidt hem dan naar het hof.
In het volgende fragment zie je hoe koning Nobel Reinaert verhoort.
1 Hoe reageert Reinaert op de beschuldiging van moord van Coppe?
2 Hoe weerlegt Reinaert de aanklachten van de andere dieren?
3 Hoe verhinderde Reinaert het complot van de andere dieren?
4 Hoe reageert Nobel op dat nieuws? Is dat hoofs, volgens jou?
Nobel en zijn echtgenote vallen voor het pleidooi van de vos en trappen zo weer in Reinaerts list. Ze sturen hem op weg met de ram Belijn en de haas Cuwaert. Reinaert lokt die dieren naar zijn burcht en neemt de haas mee binnen. Terwijl Belijn buiten de wacht houdt, verscheurt Reinaert samen met zijn vrouw en kinderen de haas. Het afgebeten hoofd stopt hij in een tas die hij om de nek van de ram hangt. Reinaert vertrekt met zijn gezin op pelgrimstocht en vraagt Belijn de schat aan Nobel te overhandigen.
5* Wat vind je van het einde van het verhaal? Waarom eindigt het zo, denk je?
6 Bekijk de a che van F.C. Bergman en de stripbewerking van Marc Legendre en René Broens. In het nawoord schrijven die laatsten: ‘Net als de vertaling verraden de beelden onmiddellijk de visie van de kunstenaar op Van den vos Reynaerde en zijn hoofd guur.’
a Welke sfeer willen de bewerkers oproepen?
b Welke technieken gebruiken ze daarvoor?
Van den vos Reynaerde spot openlijk met de middeleeuwse maatschappij. De schrijver van Van den vos Reynaerde bekritiseerde dus alle drie de standen uit de middeleeuwse maatschappij. Maar wie was de schrijver dan en tot welke stand behoorde hij? Uit de eerste versregel kunnen we afleiden dat het ‘Willem die Madoc maakte’ was. En ook op het einde van het werk vinden we zijn naam als acrostichon terug.
Het acrostichon (Bi Willeme):
Bij Gode, ik dar ’t u wel raden!
Isengrijn sprak tot den bere:
‘ Wat zegt gij er toe, Brune here?’
‘ Ik ligge in den rijzeren
Liever dan hier in den ijzeeren
Laat ons tot den koning gaan
Ende zijn pais daar ontvaan.’
Met Firapeel dat zij gingen
Ende maakten pais van allen dingen
Origineel
Bij God, ik kan het u zeker aanraden!
Isengrijn zei tegen de beer: ‘Wat zegt u ervan, heer Bruun?’
‘Ik lig liever in het struikgewas dan hier in de boeien. Laat ons naar de koning gaan en de verzoening die hij aanbiedt, aannemen.’ Ze gingen met Firapeel mee en sloten vrede over alle zaken. Hedendaagse vertaling
1 Toon aan dat Willem kritiek geeft op alle standen van de middeleeuwse samenleving. Gebruik de Cornell-methode. Plaats de drie standen links, de info uit het verhaal rechts.
2 Dit verhaal is ook een persi age op de Arthurroman. De schrijver gebruikt de queestestructuur, maar zet die ook op zijn kop. Plaats Van den vos Reynaerde in deze structuur.
3 Leg uit waarom dit verhaal een mooi voorbeeld is van een antropomor sme.
a Waarom werden bepaalde dieren voor een rol gecast?
b Welke gelijkenissen en verschillen vind je tussen Van den vos Reynaerde en andere dierenverhalen?
4 Hoewel Reinaert in het verhaal wordt afgebeeld als een gewetenloze leugenaar, een moordenaar en een crimineel, wekt hij toch een zekere sympathie van de lezer op. Dat heeft te maken met de manier waarop Willem hem portretteert. Leg die bewering uit en illustreer je verklaring.
de persi age: spottende imitatie
persoon(lijkheid) opleiding WILLEM VAN DEN
de mooc: ‘massive open online course’, cursus bedoeld voor een groot publiek, waarbij het cursusmateriaal wordt verspreid via internet
Het is belangrijk dat je actief informatie uit je langetermijngeheugen probeert op te halen. Wacht lang genoeg, want het is belangrijk dat je al een deeltje vergeten bent. Het is de bedoeling dat je na deze oefening de volgende keer minder snel vergeet. Hoe ga je te werk?
1 Noteer op papier de antwoorden op de onderstaande vragen. Geef niet te snel op, maar graaf in je geheugen.
2 Vergelijk en bespreek jouw antwoorden met die van een medeleerling.
3 Zoek samen de antwoorden op die jullie niet vonden en controleer jullie antwoorden.
1 Geef wat uitleg bij de volgende woorden, namen of begrippen en koppel die uitleg aan Van den vos Reynaerde: persi age – hofdag – Grimbeert – Isengrin – Willem – antropomor sme.
2 Welke queesten vinden er plaats in Van den vos Reynaerde?
3 Vergelijk die queesten met de queeste uit bijvoorbeeld de Roman van Walewein.
4 Pas je kennis over deze les toe in één van onderstaande keuzeopties.
Het verhaal van Reinaert de vos blijft inspireren; regelmatig verschijnen er nieuwe bewerkingen. Bekijk de volgende filmpjes/bewerkingen. Waarom is het verhaal van Reinaert de vos nog steeds populair? Verzamel argumenten uit de volgende filmpjes.
Van den vos Reynaerde zou evengoed een parodie op de huidige maatschappij kunnen zijn. Verplaats het verhaal naar de hedendaagse maatschappij en bedenk enkele nieuwe aanklachten.
• Reinaert symboliseert alle kwaad/misdaad in de maatschappij.
• Bedenk nieuwe klachten (eventueel ook nieuwe dieren) die zo uit het nieuws kunnen komen.
• Schrijf een kort betoog waarin jouw dier(en) een/meerdere wantoestand(en) aanklagen.
• Voorzie net als bij de queeste van Tibeert veel overdrijvingen, herhalingen, woordspelingen ...
In les 1 maakte je kennis met verschillende genres en leerde je hoe literatuur voedsel voor de geest is. Je leerde in de tweede graad hoe je efficiënt een boek terugvindt via de bibliotheekcatalogus. Op deze wereldkaart vind je negen boeken terug. De plaats waaraan ze verbonden zijn, speelt telkens een centrale rol in het verhaal. Voor deze literatuuropdracht organiseren we een heuse boekenbeurs! De bedoeling is dat je het gelezen boek verkoopt op een boekenbeursstand.
Annelies Beck
historische roman (2011)
Zomer 1914. Marie Claes denkt dat ze met haar ouders naar Glasgow op vakantie gaat. Een paar maanden later woedt de Eerste Wereldoorlog volop en komen in Glasgow duizenden gevluchte Belgen aan. Het warme onthaal dat hun aanvankelijk te beurt valt, slaat geleidelijk om in onbegrip en ongeduld. Sommige mensen in de Belgische gemeenschap buiten de ellende van hun landgenoten uit. Als Marie het onrecht aan de kaak wil stellen, dreigt ze het slachtoffer te worden van een machtsstrijd op het hoogste niveau.
14+ 16+
Willem Elsschot
roman, drama (1913)
Villa des Roses is een pension in Parijs dat wordt uitgebaat door mevrouw Brulot.
Zij, haar man, haar aapje Chico, het keukenmeisje Aline en het nieuwe kamermeisje
Louise zorgen voor de verschillende gasten die in het pension verblijven of er dagelijks komen om te dineren. Willem Elsschot portretteert alle personages in het boek op een vaak komische manier en laat zowel hun fraaie als hun minder fraaie kantjes zien.
Paolo Giordano
(psychologische) roman, liefdesverhaal (2008)
Alice is zeven jaar en moet van haar vader elke dag op skiles. Op een ochtend zondert ze zich af van haar skiklas, komt ten val en ondervindt daar de rest van haar leven de gevolgen van. Mattia is hyperintelligent en schaamt zich voor zijn zwakbegaafde tweelingzusje. Op weg naar een verjaardagsfeestje laat hij haar op een bank in het park achter. Als hij terugkomt, is zijn zusje verdwenen. Op de middelbare school kruisen de levens van Alice en Mattia elkaar en ontstaat er een uitzonderlijke relatie.
Arnon Grunberg
psychologische roman (2006)
Jörgen Hofmeester is vader van twee dochters en hij werkt voor een gerenommeerd bedrijf. Dat zijn echtgenote hem ingeruild heeft voor een jeugdliefde op een woonboot en dat een gedeelte van zijn vermogen is verdwenen, hindert hem niet. Zolang hij maar van zijn kinderen mag houden. Maar op een avond staat zijn echtgenote weer voor de deur en vertrekt zijn dochter Tirza met haar vriend.
LANGE DAGEN
Pia de Jong
psychologische roman, bildungsroman (2008)
Het leven van de veertienjarige Eva wordt abrupt verstoord wanneer haar vader besluit in de zomervakantie met het gezin naar Lapland te trekken. Met alleen een kompas als gids wil hij een tocht maken door een gebied dat nog niet in kaart is gebracht. Tijdens de intensieve voorbereidingen wordt het Eva en haar broer duidelijk dat er meer op het spel staat dan de confrontatie met de natuur.
Kader Abdollah
roman (2005)
Al eeuwenlang geniet de familie van Aga Djan veel aanzien in de stad. Dat komt omdat hij een succesvolle tapijthandelaar is, maar ook omdat hij aan het hoofd staat van een belangrijke moskee. Met zijn gezin bewoont Aga het huis van de moskee.
In dit boek – dat bekroond werd tot het op een na beste Nederlandse boek aller tijden – volgen we een omwenteling waarbij de traditionele, Iraanse maatschappij snel verandert: vrienden worden vijanden, liefde verandert in haat.
Haruki Murakami
bildungsroman, liefdesverhaal (1987)
Watanabe is een stille en buitengewoon serieuze, jonge student in Tokio. Hij is dol op Naoko, een mooie, jonge vrouw, maar hun wederzijdse liefde wordt getekend door de tragische dood van hun beste vriend. Naoko trekt zich terug in haar eigen wereld, terwijl Watanabe aansluiting vindt bij andere studenten. Hij voelt zich aangetrokken tot een jonge, onafhankelijke en seksueel geëmancipeerde vrouw.
Norwegian Wood is een indringend verhaal over romantiek en volwassenheid, over de onmogelijke en dappere liefde van een jongeman.
John Green
humoristisch verhaal, liefdesroman (2006)
Wanneer Colin Singleton door zijn negentiende vriendinnetje met de naam Katherine aan de kant wordt gezet, neemt zijn vriend Hassan – in vrijwel alle opzichten Colins tegenpool – hem mee op een roadtrip. Al snel stranden ze in Gutshot, waar de hilarische en onverwachte gebeurtenissen elkaar opvolgen. De schrijver vertelt een ontroerend verhaal van een bijzondere vriendschap.
Leo Pleysier
roman (1993)
De jeugdige ik-figuur raakt gefascineerd door zijn ‘tante non’ die voor de missie in China werkt. Hij moet zijn nieuwsgierigheid naar dat ijle wezen in habijt bevredigen met de afstandelijke brieven die zij over haar avontuurlijke en gevaarlijke leven in China schrijft. Daardoor ontstaat voor de lezer een geestig en ontroerend beeld van het milieu waarin het jongetje opgroeit.
Op iDiddit vind je oefeningen over de spelling van het werkwoord, veelgemaakte taalfouten, uitdrukkingen en woordenschat uit de vorige lessen.
In de serie Game of Thrones zijn alle ridders en adellijke families te herkennen aan hun wapenschild.
1 Bekijk enkele van de wapenschilden hierboven.
a Wat valt er jou op aan de inhoud?
b Waarom kozen adellijke families een bepaald dier, denk je?
c Ken je nog andere contexten waarin dieren symbolisch worden gebruikt?
2* Stel dat je zelf een wapenschild moet ontwerpen, welk dier kies je dan? Waarom?
3 Welke andere elementen vind je vaak op een wapenschild?
4 Bekijk het lmpje over Game of Thrones. Schematiseer de informatie aan de hand van de deelvragen van de onderzoeksstructuur.
5 Ontwerp een wapenschild voor jouw familie, jeugdbeweging, klas … en voorzie ook een passende leuze. Bedenk er ook een voor jezelf.
sexting, gaming: alarmberichten over pubers zijn er genoeg, maar hoe komt het dat ze zich zo gedragen? ‘Het ligt aan de ontwikkeling van hun hersenen’, zegt Eveline Crone van de Universiteit Leiden. ‘Het is een misverstand dat de jeugd van tegenwoordig moeilijker in de hand te houden is dan vroeger.’
Van uw boek zijn inmiddels 100 000 exemplaren verkocht. Afgelopen zomer bracht u een herziene versie uit van de bestseller. Wat was daar de reden voor?
Eveline Crone: ‘De hersenwetenschap is in sneltempo veranderd. Zo dachten we tot vijftien jaar geleden nog dat hersenen klaar waren met hun ontwikkeling als een mens tien jaar is, omdat de hersenen van een adolescent ongeveer even groot zijn als die van een volwassene.’
‘Intussen is gebleken dat hersenen ons hele leven veranderen en dat er met name tussen 10 en 22 jaar een groeispurt plaatsvindt. In die periode hebben hormonen vrij spel. Zij zorgen niet alleen voor seksuele interesse, maar ook voor snellere en fellere stemmingswisselingen. Jongeren zijn vaak neerslachtiger dan volwassenen, maar ook uitzinniger of euforischer. Onder invloed van die hormonen kennen ze meer pieken en dalen in hun emoties.’
Ook het feit dat adolescenten niet uit hun bed kunnen ‘s morgens wordt vanuit de hersenen aangestuurd, zegt u.
Crone: ‘Melatonine, een van de hormonen die in de adolescentie worden vrijgegeven, zorgt ervoor dat jongeren op een later tijdstip moe worden, ongeveer gelijktijdig met volwassenen. Maar ze hebben wel nog meer slaap nodig dan volwassenen. Met andere woorden: ‘s avonds kunnen ze niet inslapen en ‘s morgens raken ze niet uit hun bed. Wat later met school beginnen, zou dus helpen voor jongeren. Negen uur zou ideaal zijn. Tegelijk moeten we niet te veel meegaan in het idee dat adolescenten ‘s nachts leven en volwassenen overdag. Jongeren moeten ook leren om mee te draaien in de maatschappij. Pas ‘s middags met school beginnen lijkt me dus niet wenselijk, maar we kunnen wel een beetje rekening houden met die periode van veranderingen. Want net omdat er van alles in hun lichaam gebeurt, hebben ze hun slaap hard nodig. Anders kunnen er problemen ontstaan. Er is meermaals aangetoond dat een slaaptekort leidt tot meer depressieve gevoelens.’
U schrijft ook dat we nog geen volledige zelfstandigheid van leerlingen kunnen verwachten. Maar net die zelfstandigheid zou jongeren motiveren om te leren, beweren onderwijskringen.
Crone: ‘Jongeren kunnen wel plannen, maar ze kunnen zich niet goed aan die planning houden, omdat je daarvoor allerlei dingen moet kunnen combineren: je moet je kunnen blijven focussen en je gedrag kunnen afremmen. Dat zijn allemaal processen waar de frontale cortex belangrijk voor is, maar die moet gedurende de hele adolescentie nog rijpen.
Tegelijk hebben jongeren een grote behoefte aan autonomie en zijn ze inderdaad meer gemotiveerd als ze het gevoel hebben eigenaar te zijn van hun eigen leerproces. Kijk maar naar wat ze allemaal weten over hun favoriete popgroep en hoe goed ze dat allemaal kunnen onthouden. Ik denk dus dat je moet zoeken naar een vorm van onderwijs waarbij je wel monitort en bijstuurt, maar waarbij jongeren tegelijk die autonomie ervaren. Dat zou een heel waardevolle combinatie zijn.’
Er is ook aangetoond dat de hersenen van adolescenten beter reageren op positieve feedback dan op negatieve.
Crone: ‘Volwassenen leren meer van negatieve commentaar, omdat die meer informatie geeft: wat heb ik niet goed gedaan, waarom niet, hoe moet ik het anders aanpakken ... Jongeren daarentegen blijken minder hersenactiviteit te tonen na negatieve feedback en meer na positieve feedback. Blijkbaar zijn de hersenen van jongeren dus meer gericht op stimulans en bevestiging.’
De hersenen evolueren niet bij elke adolescent op dezelfde manier. Daar moeten we over nadenken, zegt u, bijvoorbeeld als er niveautests worden afgenomen.
Crone: ‘Er kunnen inderdaad grote verschillen zijn tussen kinderen in de periode waarin de hersenen nog aan het rijpen zijn. Het ene kind van 13 kan bijvoorbeeld al complexere rekenopdrachten aan dan het andere kind van 13. Dat hoeft niet te betekenen dat het eerste kind slimmer is. Het is best mogelijk dat ze op 18-jarige leeftijd even intelligent zullen zijn. Alleen is het probleem dat sommige tests waarop toekomstige schooltrajecten worden gebaseerd, zoals de Cito-toets (een soort centraal examen waar ook in Vlaanderen sommigen voor pleiten, n.v.d.r.), altijd op een vast tijdstip worden afgenomen, zodat kinderen of jongeren naar een verkeerd niveau worden gestuurd enkel omdat ze laatbloeiers zijn en hun hersenen wat langer tijd nodig hebben om te rijpen.’
Laten we het eens hebben over het emotionele brein. Dat zou verantwoordelijk zijn voor het roekeloze gedrag dat pubers soms vertonen, zoals bingedrinking.
Crone: ‘Pubers verkennen hun grenzen. Dat zien we ook in dierenstudies. Ratten die in de puberteitsfase zitten, gaan hun nest verlaten. Hoewel het veiliger is om in het nest te blijven – en ze dat eigenlijk rationeel wel weten – zoeken ze toch gevaar op omdat ze aangestuurd worden door hun hormonen. En ook omdat het goed is voor het overleven van de soort. Voor dat explorerende gedrag zijn bepaalde emotionele kernen in de hersenen verantwoordelijk die zich sneller ontwikkelen dan de hersengebieden die instaan voor controle en remming. Ze zijn bovendien vooral actief als er op korte termijn een beloning is, zoals geld winnen met een gokspel, als er invloed van vrienden is en als het spannend is. Jongeren drinken dus omdat het spannend is, en als er nog niet veel controle gebeurt vanuit de hersenen, kan dat wel eens leiden tot bingedrinking. Maar dat komt bij een héél klein percentage van de jongeren voor. In de media zien we altijd absolute getallen, maar de percentages zijn extreem laag. Er is trouwens ook een positieve kant aan die emotionele gevoeligheid, want ze kan er ook toe leiden dat jongeren iemand helpen die in de problemen zit of opkomen voor hun vrienden, ook al lopen ze daarbij mogelijk zelf gevaar.’
In Nederland is de leeftijd om alcohol te drinken tien jaar geleden verhoogd tot 18 jaar. In België mogen jongeren vanaf 16 jaar bier, wijn of schuimwijn drinken. Want als je het verbiedt, wordt het extra aantrekkelijk, zegt onze minister van Volksgezondheid. Hoe kijkt u daarnaar?
Crone: ‘Laat ik eerst het misverstand uit de wereld helpen dat de jeugd van tegenwoordig moeilijker in de hand te houden is dan vroeger. Roekeloos gedrag, een grote invloed van vrienden en het afzetten tegen ouders is inherent aan de jeugd, al eeuwenlang. In de tijd van Socrates werd al geklaagd over de jeugd. En Romeo en Julia gingen ook in tegen het gezag van hun ouders. Elke generatie rebelleert wel op een andere manier. Ik denk dat roken en alcohol niet meer zo heel spannend zijn en jongeren dus risicogedrag vertonen op andere domeinen: online challenges, sexting, gaming. Ik weet dus niet of het optrekken van de leeftijdsgrens een rechtstreeks effect heeft gehad op het dalen van het alcoholgebruik bij Nederlandse jongeren.’
Tieners en sexting, dan zitten we in het sociale brein. Het probleem is dat zulke naaktfoto’s dan niet enkel bij het lief, maar ook bij de vrienden van het lief belanden, wat tot dramatische toestanden kan leiden.
Crone: ‘Bepaalde hersengebieden die ervoor zorgen dat je het vermogen hebt om je te verplaatsen in iemand anders, zijn nog niet volledig ontwikkeld bij adolescenten. Als een jongen zo’n naaktfoto krijgt van zijn vriendinnetje en hij stuurt dat door naar zijn vrienden, heeft hij alleen maar voor ogen hoe het zijn status zal verhogen. Dat is dan belangrijker voor hem dan hoe verschrikkelijk zijn vriendinnetje zich daarbij zal voelen. Eigenlijk denkt hij er gewoon niet bij na. Wat niet wil zeggen dat we het maar moeten laten betijen. Ouders moeten blijven wijzen op de gevolgen die zulke daden kunnen hebben. Want jongeren blijven de mening van hun ouders erg belangrijk vinden tijdens de hele adolescentie. We hebben studies gedaan naar hoe de emotionele kernen in de hersenen reageren op het nemen van een risico, bijvoorbeeld hard rijden tijdens een virtueel autospelletje. Als er vrienden bij zijn, worden die emotionele kernen veel actiever. Maar als er een ouder bij is die de adolescent in de gaten houdt, worden de emoties gedempt. Ouders denken weleens: ik wacht wel tot ze twintig zijn om met mijn kinderen te praten, want nu willen ze mijn advies toch niet. Dat blijkt dus niet te kloppen.’
Dat een tiener een naaktfoto van zichzelf doorstuurt, heeft dan weer te maken met de hang naar erkenning?
Crone: ‘Precies. Het puberende brein is heel gevoelig voor beloning. Niet voor niets hunkeren jongeren zo naar likes op sociale media. Ze zitten jarenlang met alleen maar leeftijdsgenoten op school. Sociale goedkeuring is voor hen heel belangrijk.
Tegelijkertijd kunnen adolescenten van 16, 17 dingen ontdekken die wij niet kunnen. Of kijk naar hoe bedreven jongeren kunnen zijn in muziek, of kunnen uitblinken in sport. Het vernieuwen, het ergens gaan waar anderen nog niet zijn geweest, dat hangt inherent samen met de adolescentie. Het kan tot prachtige dingen leiden. Veel innovaties gebeuren door mensen die jonger zijn dan 25 jaar.’
Eveline Crone
– 43 jaar, geboren in Schiedam (Nederland)
– studeerde aan de Universiteit Amsterdam en de Universiteit Pittsburgh
– hoogleraar neurocognitieve ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Leiden
– hoofd van de afdeling Ontwikkelings- en Onderwijspsychologie van het Instituut Psychologie
– lid van de European Research Council, de onderzoeksraad van de EU
6* De tekst die je gaat lezen, gaat over pubers.
a Welke connotatie (= gevoel) roept het woord ‘pubers’ bij je op?
b Welke clichés over de puberteit ken je?
c Was (of ben) je zelf een ‘lastige puber’?
7 Beoordeel de volgende stellingen: zijn ze volgens jou waar of niet? Licht je keuze nadien mondeling toe.
a b c d e
Het is normaal dat jongeren zich vaak wat depressiever voelen dan volwassenen.
Jongeren zijn doorgaans wat luier dan volwassenen.
Een planning maken heeft voor de meeste jongeren geen zin.
Na een toets zeg je aan jongeren beter wat goed ging, dan wat slecht ging.
Bingedrinking hoort bij het opgroeien.
8 Lees nu de titel, de inleiding en de bronvermelding bij het artikel Waarom pubers opstandiger én creatiever zijn op p. 87-89. Bepaal het onderwerp, het tekstdoel, de betrouwbaarheid en het teksttype.
9 Wat vind je niet terug in de inleiding?
een anekdote
een korte samenvatting van het artikel een retorische vraag (= een vraag waarop geen antwoord verwacht wordt)
10 Je merkt dat niet elke tussenkomst van de interviewer een vraag is. Wat is dan de bedoeling, denk je?
11 Hieronder vind je omschrijvingen van negen woorden die je in de tekst terugvindt.
a Zoek het woord telkens in het vermelde stukje tekst.
b Het woord staat telkens centraal in dat stukje tekst, het maakt deel uit van de kerngedachte. Schrijf telkens de hoofdgedachte van dit stuk op en gebruik het woord. Let op: schrijf in je eigen woorden!
1 extreem vrolijk
2 hormoon dat een rol speelt in ons slaapritme
3 zelfstandigheid
4 iets wat je aanspoort, motiveert
5 ingewikkeld
6 verkennend
7 automatisch, sowieso onderdeel van
8 ranking, plaats in de hiërarchie
9 vernieuwing
12 Bekijk opnieuw de stellingen uit opdracht 7. Beoordeel ze nu op basis van de inhoud van het artikel en verklaar je antwoord.
13 Lees de tekst Veelgestelde vragen aan de redactie in de Trajectwijzer en beslis of onderstaande woorden in de volgende Van Dale zullen komen. Geef argumenten op basis van de informatie uit de tekst.
a een vloek
b een woord dat uiting geeft aan weinig respect voor bv. vrouwen
c een zelfbedacht woord
UITDAGING: HET LITERAIRE BEDRIJF VANDAAG
1 Herken je de logo’s op de pagina hiernaast? Wat voor ondernemingen zijn het?
2 Kun je die bedrijven opdelen in twee groepen? Hoe?
3* Wat weet je over die bedrijven? Ken je nog andere voorbeelden van dat soort bedrijven?
Van idee naar boek
Voor veel mensen is het een droom: een boek schrijven en het publiceren. Daarbij is het schrijven nog de gemakkelijkste stap. Hoe zorg je ervoor dat iemand dat meesterwerk te lezen krijgt?
4 Een uitgeverij begeleidt de schrijver van een goed idee naar een afgewerkt product in de rekken van een boekhandel. Weet jij hoe dat proces verloopt?
a Ken je onderstaande begrippen? Bespreek ze met een medeleerling. Zet ze in een logische volgorde.
b Schrijf bij elk begrip één goede zin, zodat zowel de betekenis van de termen als het uitgeefproces duidelijk worden voor een buitenstaander.
grafisch vormgever – drukproef – manuscript – redacteur – royalty’s – ISBN
5 Zoek op. Wat is het gebruikelijke percentage royalty’s voor een literaire auteur in ons taalgebied?
6 Hoeveel verdient een schrijver die driehonderd exemplaren verkoopt van een boek dat twintig euro kost? Ga uit van het gebruikelijke percentage royalty’s.
7* Weet jij welke titels er momenteel in de top tien van Fnac of Standaard Boekhandel staan (zowel ctie als non- ctie)? Zoek met een medeleerling vijf titels van actuele bestsellers en rangschik ze volgens jouw persoonlijke voorkeur.
In Vlaanderen vind je verschillende soorten boekhandels. Je kunt boeken kopen in winkelketens als Standaard Boekhandel of Fnac. Daarnaast zijn er in verschillende steden ook onafhankelijke boekhandels. Daar vind je meestal een nog uitgebreider aanbod literaire titels en een persoonlijke selectie van de boekhandelaar. Antiquariaten zoals De Slegte zijn dan weer gespecialiseerd in de verkoop van tweedehandsboeken en zeldzame exemplaren van boeken.
8* Surf naar het Instagram-account van de uitgeverij van jouw favoriete boek. Vind je het boek terug in de posts van de uitgeverij? Hoe kun je het assortiment boeken van de uitgeverij typeren?
9 Vergelijk een literaire uitgeverij met een uitgeverij die een breder/commerciëler assortiment aan boeken publiceert aan de hand van hun posts op Instagram. Hoe zetten beide uitgeverijen hun boeken in de markt? Noteer drie verschillen die jou opvallen.
10* Heb je al zin om zelf een boek te schrijven? Waarover zou jouw boek gaan? Of zou je liever op een uitgeverij werken? In welke functie? Bespreek met een medeleerling.
Jij vormt met je groepje een team van communicatiemedewerkers van een literaire uitgeverij. Op de Frankfurter Buchmesse moeten jullie buitenlandse uitgeverijen overtuigen om een topauteur uit het fonds van jouw uitgeverij in vertaling uit te geven. Jullie bereiden een presentatie voor die de auteur en zijn of haar werk in de markt zet.
11 Kies in overleg met je leerkracht een bekende literaire auteur uit Nederland of Vlaanderen.
12 In jullie presentatie noemen jullie minstens één belangrijk werk en één belangrijk thema uit het oeuvre van de auteur. Doe voldoende opzoekwerk: in interviews, op boekkaften en op de website van uitgeverijen vind je heel wat informatie.
13 Hoe overtuig je een internationaal uitgeverspubliek? Zij willen vast een antwoord op een of meerdere van de volgende vragen:
• Waarom is jouw auteur een van de belangrijkste auteurs van de Lage Landen?
• Waarom zal jouw auteur ook een buitenlands publiek aanspreken?
• Wat draagt jouw auteur bij aan het maatschappelijk debat?
• Waarom is jouw auteur een echte ‘Europese’ auteur?
• Waarom zal jouw auteur in 2040 de Nobelprijs voor literatuur winnen?
Literaire prijzen
De grootste eer die een literair auteur te beurt kan vallen, is de Nobelprijs voor literatuur. Eenmaal per jaar rijkt de Zweedse Academie die prijs uit aan een levende auteur die ‘het meest opmerkelijke werk met een idealistische trend’ heeft geschreven. Met ‘werk’ wordt het hele oeuvre van een schrijver bedoeld. Het prijzengeld bedraagt maar liefst acht miljoen Zweedse kronen, oftewel bijna één miljoen euro. Beroemde Nobelprijswinnaars zijn onder meer Thomas Mann, Ernest Hemingway, Albert Camus, Toni Morrison en de zanger Bob Dylan. Nog nooit won er iemand met Nederlandstalig werk, maar in won er met Maurice Maeterlinck wel een Belg die in het Frans schreef.
Ook voor de Nederlandstalige literatuur bestaan er belangrijke prijzen, die jaarlijks worden uitgereikt. De Libris Literatuurprijs is daarvan de bekendste en beloont de auteur van de beste roman uit Nederland en Vlaanderen met euro. De Boekenbon Literatuurprijs is de opvolger van de vermaarde AKO Literatuurprijs en bekroont het beste boek ook met euro. De Vlaamse Boonprijs werd in voor het eerst uitgereikt en deelt elk jaar telkens euro uit aan een winnaar in de categorie jeugdliteratuur en de categorie fictie en non-fictie. In het Nederlandse taalgebied bestaan er ook oeuvreprijzen, die het hele oeuvre van een auteur bekronen. De Constantijn Huygens-prijs wordt jaarlijks toegekend en is goed voor euro. De P.C. Hooft-prijs bekroont in een cyclus van drie jaar een Nederlandse romancier, dichter en essayist en schenkt maar liefst euro aan de auteur. De meest prestigieuze prijs in het Nederlandstalige taalgebied is echter de Prijs der Nederlandse Letteren, die eenmaal in de drie jaar uitgereikt wordt. Het prijzengeld is euro.
In 2019 ontvangt de Poolse auteur Olga Tokarczuk de Nobelprijs ‘voor een verhalende verbeelding die met encyclopedische passie het overschrijden van grenzen voorstelt als een vorm van leven.’
het oeuvre: de complete verzameling van werken van een kunstenaar. In een oeuvre van een groot kunstenaar kun je vaak zowel samenhang als evolutie ontdekken.
inhoud (groep)
De informatie over de auteur is goed geselecteerd en erg interessant. De luisteraars willen meer over de auteur te weten komen.
Je groep kan op een erg overtuigende en geloofwaardige manier de auteur in de markt zetten. De luisteraars worden geënthousiasmeerd om een werk van de auteur te lezen.
vorm (individueel)
Je spreekt verzorgd: je let op standaardtaal, vermijdt dialectklanken en kiest woorden die aangepast zijn aan de spreeksituatie.
Je hanteert bewust een publieksgerichte lichaamstaal die de boodschap ondersteunt.
Aanvullende commentaar:
Je groep kiest interessante en relevante informatie over de auteur.
Je groep kiest te veel of te weinig interessante en relevante informatie over de auteur. Het is niet duidelijk waarom je groep die informatie kiest.
Je groep straalt enthousiasme uit en verkoopt de auteur op een geloofwaardige manier.
Je groep straalt niet voldoende enthousiasme uit. Na de presentatie zijn de luisteraars niet geneigd om een boek van de auteur te lezen.
Je spreekt meestal verzorgd, maar er kunnen fouten tegen de standaardtaal en het taalregister voorkomen.
Je spreekt niet voldoende verzorgd en/of het taalregister is niet aangepast aan de presentatie.
Je lichaamstaal is meestal geschikt om de boodschap te ondersteunen.
Je lichaamstaal ondersteunt de boodschap niet voldoende of leidt af.
De meest succesvolle Vlaamse debuutroman van het tweede decennium van de 21e eeuw was ongetwijfeld Het smelt (2016) van Lize Spit. Met meer dan 200 000 verkochte exemplaren vielen lezers als een blok voor Spits duistere dorpsverhaal dat zich afspeelt in het fictieve Kempische gehucht Bovenmeer.
14 Bovenstaande producten zijn allemaal versies van Het smelt. Leef je in in een uitgever van een succesroman en plaats ze in een (logische) chronologische volgorde van publicatie. Onderbouw mondeling de keuze van je volgorde.
Een bestseller schrijven, wat doet dat met een schrijver? Bekijk de video en beantwoord de vragen.
15 Welke opleiding heeft Lize Spit gevolgd? Hoe heeft die opleiding haar schrijfstijl beïnvloed?
16 Lize Spit is als schrijver zowel ‘kunstenaar’ als ‘ondernemer’. Hoe ervaart ze die twee rollen? Geef een voorbeeld voor kunstenaar- en voor ondernemerschap.
17 Waar of niet waar: na het succes van haar eerste roman werkt Spit vol vertrouwen aan haar tweede boek.
Vijf jaar na haar debuut Het smelt lanceert Lize Spit haar nieuwe roman Ik ben er niet. Omdat haar debuut zo succesvol was, verwacht Das Mag, de uitgever, dat dit boek opnieuw een grote hit wordt. Daar spelen ze slim op in. Enkele weken voor uitgave worden de boekhandels alvast op de hoogte gebracht van de aankomende bestseller. Krantenredacties krijgen alvast recensie-exemplaren toegestuurd. Zo kunnen de literaire bijlagen hun recensies publiceren wanneer het boek wordt uitgebracht. Op de dag van de lancering zorgt Das Mag voor posters in het straatbeeld en een campagne op sociale media.
Met Ik ben er niet schrijft Lize Spit het verhaal van Leo en Simon, een jong Brussels koppel dat uit elkaar groeit door de psychische stoornis van Simon.
18 Lees in de Trajectwijzer de recensie van Thomas Peeters uit De Tijd. Zijn onderstaande stellingen juist, fout, of staat de informatie niet in de tekst? Corrigeer de foute stellingen.
a Lize Spits tweede boek is veel moeilijker te lezen dan haar eerste boek.
b Op het taalgebruik in Spits nieuwe boek heeft de recensent niets aan te merken.
c Er zit een socialistische boodschap in het nieuwe boek van Spit.
d Het personage Simon lijdt aan een schizofrene stoornis.
Lees nu hiernaast het fragment uit Ik ben er niet (2020). Jij bent de superkritische redacteur van Lize Spit.
19 Duid passages die jij goed vindt aan met een ‘+’. Duid de passages die je minder goed of minder vlot vindt aan met een ‘-’.
20 Vergelijk je analyse met een medeleerling.
Midden in de nacht was Simon ermee thuisgekomen. Hij knipte het licht boven ons bed aan. ‘Kijk …!’ Ik schrok wakker uit een diepe slaap, geradbraakt, alsof Simon me met het indrukken van die lichtschakelaar had terug geflitst uit een ver verleden en mijn lichaam zich in een halve seconde door een hele eeuw had gewrongen. Daan, onze lapjeskat die tussen mijn knieën op het dekbed had liggen slapen, spurtte weg. Haar scherpe nagels krasten over de parketvloer. Het gekras was een vertrouwd geluid, plots wist ik weer waar ik me bevond en wie ik was, de kamer rondom me viel op z’n plaats, de plafonds met sierlijsten, de porseleinen harlekijn onder de glazen stolp op de schouw, mijn paardenstaart die tegen m’n zweterige rug kleefde, de kartonnen kroon op mijn hoofd. Vijf uur veertig, gaf het klokje op de wekkerradio aan. Achter de verduisterende gordijnen zou het zo meteen licht beginnen te worden. De zomer was in aantocht, buiten was de meest eerzuchtige vogel al aan het kwetteren. Een uur geleden had ik een slaappil geslikt, dat verklaarde mijn wazigheid.
‘Kijk dan, Leo …!’ herhaalde Simon. Hij kwam dichterbij. ‘Wat denk je ervan?’ Hij had lange, dikke krullen met een opvallende weerborstel, alsof een onzichtbare haardroger voortdurend een harde luchtstraal tegen zijn achterhoofd aan blies. Zijn haren waren net lang genoeg voor een staartje, maar zo droeg hij ze enkel wanneer het waaide of wanneer hij zich urenlang ongestoord over een ontwerp wilde buigen. Dit was een vreemde die Simon probeerde te zijn, iemand die Simons vel had aangetrokken maar er net niet in paste en heel erg zijn best deed om zoals Simon te bewegen zonder dat zijn huid zou scheuren, vandaar de scherpe bewegingen. ‘Doe je het licht uit?’ Ik vroeg het op fluistertoon. Met schoenen aan kroop hij op bed. Hij had een losgetrokken verband vast dat hij naast me op het kussen legde, met de steriele kant naar boven. Er zaten geronnen bloeddruppeltjes op, de afdruk van een niet thuis te brengen figuur.
‘Paul heeft deze gezet. Het is een stuk lichaamsoppervlakte waar je toch niets mee bent, de achterkant van je oren, heb je die al eens goed in de spiegel bekeken, die plek leent zich prima voor een tattoo, je hoeft er zelf niet de hele dag op te zitten kijken, je kunt hem ook verbergen onder je kapsel, daar was Paul het ook over eens met mij, ik had een ontwerp getekend op een bierkaartje en hem het hele
verhaal erachter verteld en hij ging meteen akkoord, het is een kunstwerkje, zei hij, ik ben een tattookunstenaar, jouw spruitje, Simon Spruyt, een echte kunstenaar, Paul had dit soort tattoos nooit eerder gezet, hij had zelfs spijt dat hij hem zelf niet bedacht had.’ ‘Wie is Paul?’ vroeg ik. Simon was zich duidelijk niet bewust van de tientallen gemiste oproepen op zijn telefoon. Hij bleef doorpraten zonder op mijn vraag te antwoorden. Lange zinnen, haast zonder adempauze. ‘En Paul zei: “Zal ik je ontwerp meteen vereeuwigen voor vijftig euro?” En ja, waarom eigenlijk niet, dacht ik meteen … al was het maar als aandenken aan deze schitterende avond, ik ben nooit eerder zo gelukkig geweest als vannacht, geloof ik – een kunstenaar! – Paul had het niet moeten zeggen, ik wist het zelf al toen ik het ontwerp tekende, dat dit goed was, wat zeg ik, dat dit geniaal was, dat ik hiermee verder moet gaan, sowieso is het beter dan wat Coen of eender welke collega zou kunnen bedenken, kijk dan!’ Simon trok zijn oorschelp zo ver mogelijk weg van zijn hoofd en streek zijn haar naar achteren zodat ik het resultaat zou kunnen bewonderen. Ik zag nog steeds niets. (...) ‘En? Wat denk je, zie je het?’
Ik kwam dichterbij, erg voorzichtig, alsof er elk ogenblik iemand van achter zijn oorlel tevoorschijn zou springen om me aan het schrikken te brengen. De huid tussen de oorschelp en zijn haarlijn zag er pijnlijk rood uit. Onder een laag vaselineachtige zalf was een tekening zichtbaar, een fijne stippellijn vlak langs zijn haargrens, die de omtrek van de oorschelp ongeveer volgde, een soort suggestielijn met daarnaast een klein schaartje – wie daar zou knippen kon een tweede oor uit het vel omhoog plooien. (...)
‘Simon, wie is Paul? En doe er alsjeblieft die pleister weer op.’
Simon kende onze afspraken: nooit urenlang onbereikbaar zijn, nooit onaangekondigd wegblijven na zonsondergang. Op voorhand waarschuwen als je ’s avonds niet meeat, laten weten waar je heen ging, met wie en voor hoelang, zeker als je van plan was te drinken of wanneer je met de fiets op stap ging. Toch was hij vanavond, voor het eerst in de tien jaar dat we samen waren, urenlang weggebleven zonder me op de hoogte te houden.
Recensent Sam De Wilde van De Standaard is minder overtuigd van Lize Spits tweede roman. Lees zijn recensie op de pagina hiernaast.
21 Markeer alle zinnen met een positief waardeoordeel in één kleur en de zinnen met een negatief waardeoordeel in een andere kleur.
22 Wat bedoelt de recensent met volgende uitspraken?
a ‘[Als] het Ik ben er niet en Het smelt ergens aan ontbreekt, dan is het wel aan literaire ambitie.’
b ‘Niet dat je nagels daardoor plots je tanden moeten vrezen.’
c ‘[…] de narratieve verplichtingen van een uitgesponnen vertelling […]’
d Niet alleen literaire auteurs, maar ook recensenten verzorgen hun schrijfstijl. Geef een voorbeeld van creatief taalgebruik in deze recensie.
23* De recensent vergelijkt de roman van Lize Spit uitvoerig met de typische Net ixserie. Vind je, net als de recensent, dat literatuur zich moet onderscheiden van Net ix, of moet literatuur volgens jou juist inspiratie halen bij populaire series?
24* Op p. 103 lees je een Facebookpost die Lize Spit schreef als reactie op haar recensies, waaronder ook de negatieve recensie van Sam De Wilde in De Standaard. Verschillende collega-schrijvers steken haar een hart onder de riem. Bespreek volgende discussievragen.
a Doet een auteur er goed aan om te reageren op een (negatieve) recensie? Waarom wel/niet?
b Heeft de mening van een recensent meer waarde dan die van een gewone lezer? Waarom wel/niet?
c Waarom gebruiken recensenten sterren in hun recensies? Wat zijn mogelijke voor- en nadelen van dat systeem?
d Hoor je je als auteur iets aan te trekken van een negatieve recensie, of juist niet?
Das Mag, 570 blz., 25,99 EUR
De nieuwe Lize Spit is er! Liefhebbers van Het smelt kunnen opgelucht ademhalen. Liefhebbers van écht ambitieuze literatuur zullen opnieuw op hun honger blijven.
Sam De Wilde
Lize Spits tweede worp weegt meer dan een halve kilo, telt 570 bladzijden en vraagt om vijf centimeter vrije ruimte in de boekenkast. Om maar te zeggen dat de 32-jarige schrijfster andermaal een dik boek heeft afgeleverd. Ik ben er niet is de opvolger van Het smelt (2016), Spits razend populaire debuutroman over moeizaam opgroeien in een Vlaams dorp en het oneigenlijke gebruik van pingpongballen, lijmstiften en wattenstaafjes. Ik ben er niet wil groter en beter zijn dan zijn voorganger, maar levert vooral meer van hetzelfde. Véél meer van hetzelfde.
De lijvigheid van Spits romans is niet onbelangrijk. Die wordt door de uitgeverij, door lezers én door critici weleens verward met literaire ambitie, en als het Ik ben er niet en Het smelt ergens aan ontbreekt, dan is het wel aan literaire ambitie. Ondanks hun volume zijn de boeken van Lize Spit geen breed uitwaaierende, encyclopedische romans. De pagina’s worden goeddeels gevuld met plot. Die van Ik ben er niet laat zich eenvoudig samenvatten: de relatie van Leo en haar vriend Simon komt onder druk te staan wanneer zijn psychische problemen gevaarlijke vormen beginnen aan te nemen.
Net als in Het smelt worden de flashbacks die de hoofdmoot van het verhaal vormen aaneengeregen met een rode draad die voor spanning moet zorgen. Het mysterieuze ijsblok uit Het smelt is nu een gemiste oproep en een race tegen de tijd om Iets Ergs te voorkomen. Het is, zoals de schrijfster op de tweede pagina zelf al aangeeft, een truc uit het scenaristenhandboek. In de hoofdstuktitels voegt Spit er zelfs een ongenadig minuten en seconden wegtikkende klok aan toe. Niet dat je nagels daardoor plots je tanden moeten vrezen. Na grofweg tweehonderd pagina’s en bijna evenveel tergende cliffhangers verlies je als misbruikte en schromelijk onderschatte lezer alle interesse in Wat Voor Ergs de rest van deze liefdesgeschiedenis nog in petto heeft. En dan heb je nog ruim driehonderd pagina’s te gaan.
Dat Lize Spit leerde schrijven op een filmschool is niet de enige reden waarom ze kneepjes van scenarioschrijvers overneemt. Ik ben er niet is een roman die zich niet meet met de literatuur, maar met Netflix. De toegankelijke stijl, de vertelstructuur en zelfs de lengte van Spits tweede nodigen allemaal uit tot bingelezen. En net als bij de aflevering te veel van zo’n nodeloos langgerekte serie hou je er een overvol, maar toch niet helemaal voldaan gevoel aan over. In tijden waarin streamingdiensten grotere concurrenten zijn dan andere schrijvers is het commercieel gezien wellicht niet onverstandig om je product zo veel mogelijk af te stemmen op de noden van chillende gebruikers, maar de literaire compromissen die Spit daarbij sluit, zijn een verspilling van haar talent.
Dat ze aanleg heeft voor de betere schrijverij bewees de naar Brussel uitgeweken Kempendochter al in 2013 met haar bijdrage voor het literaire tijdschrift Tirade en met het piekfijne korte verhaal Ordehandhaver waarmee ze de schrijfwedstrijd Write Now won.
Hoewel ze zich toespitst op kloeke romans lijkt Spits talent het best tot haar recht te komen wanneer ze, ontdaan van de narratieve verplichtingen van een uitgesponnen vertelling, kleine levens vol gemiste kansen en teleurstellingen onderzoekt. In die vroege verhalen wegen suggestie en subtiliteit harder door dan uitleggerigheid en effectbejag. De taal is er ook steeds belangrijker dan het sentiment.
Omwegen
Spits gave voor talige spitsvondigheden gaat in haar romans niet helemaal verloren. Ook in Ik ben er niet vind je tussen het verhalende vulsel af en toe een dwingend beeld, een fraaie vergelijking of een pijnlijk accurate situatieschets van ons onvermogen tot waarachtige communicatie. Twee mensen liggen onder een dekentje waar aan weerszijden hun hoofden uitsteken ‘zoals de eindjes van een worst uit een te klein hotdogbroodje’, hoop wordt omschreven als ‘de lucht die je door de feiten heen klopt om ze iets lichter en draaglijker te maken’ en een cadeauwinkel wordt treffend neergezet als
‘zo’n geschenkzaak met stockfotoposters waar je enkel kleine cadeaus aanschaft voor mensen die nooit je vrienden zijn geweest en waarvan je niet hoopt dat ze het ooit zullen worden.’ Spit blinkt uit in dat soort kleine definiërende omwegen. ‘Ik mocht hem gewoon voor het slapengaan nooit een puzzel van tienduizend stukjes voorleggen.’ Dat is de manier waarop hoofdpersonage Leo de levendigheid van haar vriend Simon uitlegt. Later vergelijkt ze zijn ‘net iets te kleine handelingen’ met de manier waarop ‘kinderen spelen wanneer de ouders niet op het uur letten maar ze zelf goed genoeg weten dat het eigenlijk al lang na bedtijd is.’
Ook Spits uitstekende gevoel voor de ongemakkelijkheid van het gros van onze sociale interacties steekt hier en daar de kop op in Ik ben er niet. Tijdens een herkenbaar geschetst avondje scrabble wordt onder tafel in een knie geknepen ‘op die plek waar bij de meeste mannen een onzichtbare knop zat waarmee een diplomatisch antwoord kon worden geactiveerd’. Iedereen die daar ooit al geknepen heeft of werd, zit eventjes mee aan die troosteloze tafel, maar Spit voegt er een extra laag pijnlijkheid aan toe wanneer ze enkele pagina’s verder haar hoofdpersonage vruchteloos naar die knop laat zoeken op de knie van haar eigen vriend.
Teasen
Wie menselijke relaties en gevoelens zo zorgvuldig weet neer te zetten in een roman die draait rond de centrale, en op zich boeiende, vraag hoe het is om samen te leven met iemand die aan een psychische stoornis lijdt, heeft eigenlijk geen opzichtige thrillerelementen nodig om de boel te verkopen. Die kan lezers aan zich binden zonder tijd te rekken met scènes waarin geteased wordt door omstandig uit te leggen hoe een fietsslot wordt opengemaakt.
Iemand die kan schrijven zoals Lize Spit hoeft ook niet op veilig te spelen door de structuur van een vorige roman simpelweg in te vullen met een vers verhaaltje. Het smelt is niet het meesterwerk dat er destijds van gemaakt werd, maar zelfs wie toch die mening is toegedaan, zal moeten vaststellen dat er amper een roman later al sleet op de formule zit. Lize Spit heeft een strengere redacteur nodig. Niet alleen iemand die de soms gekunstelde zinnen (Ik ben er niet opent even stroef als Het smelt ) uit haar proza haalt, maar ook iemand die haar zelfs na 200 000 verkochte exemplaren nog durft te melden dat haar talent in die vuistdikke romans eigenlijk stilletjes wordt doodgeknepen.
Bron: standaard.be, 12/12/2020, Sam De Wilde
Weekend, mét recensies voor Ik ben er niet ! De meningen lijken érg verdeeld. Ik begin met de mooie en eindig met de slechte (al doe ik dat bij het lezen steeds andersom: eerst kijken hoe pijnlijk de negatieve recensie is, dan zalven met de positieve. En voor de twee sterrenrecensie in De Standaard is er wel wat zalf nodig, laat ons zeggen.) …
Dimitri Verbelen
‘Trek het je niet aan’ helpt niet. Ik weet dat. De man met de megafoon negeer je niet. Maar je kan je hem wel voorstellen zonder die toeter. Dan blijft er alleen een man over. En een mening. Eentje.
Vind ik leuk Beantwoorden
Nikki Verlinden
Die van Parool en De Standaard moet je niet delen Hou het bij het positieve Weg met de negativiteit!
Vind ik leuk Beantwoorden
Lize Spit
Nikki Verlinden Ja je hebt een punt maar ik probeer ook gewoon eerlijk te zijn!
Vind ik leuk Beantwoorden
Meer weergeven
Ik las de eerste zin van die van De Standaard deze ochtend, vloekte toen ik de sterren zag, las toen in de eerste zin het woord ‘opnieuw’ en zag daarmee een vooringenomenheid die me ervan weerhield de rest te lezen. Ik lees je boek wel, en vooringenomen als ik ben, kijk ik daar ongelofelijk hard naar uit.
Lara TaveirneGeven we de sterren niet te veel gewicht, denk ik soms. Dat maakte me benieuwd naar het werkelijke gewicht van een ster. Ik zocht het voor je na. Sterren kunnen zeer verschillende massa’s hebben. De lichtste sterren hebben een massa van ongeveer 1/13 van de massa van de zon (2 x 1030 kg). Er zijn wel veel zwaardere sterren, van zo’n 150 keer de zonnemassa. De zwaarst bekende ster is R136a1, met een massa van 265 keer die van de Zon. Misschien bedoelde die meneer van De Standaard met zijn sterren twee van die R136a1’tjes. In dat geval ben je in de minste recensie nog altijd 530 keer de zon waard. XXX (X heeft hier de waarde van een dikke, omhelzende, zoen)
Vind ik leuk Beantwoorden Vind ik leuk Beantwoorden
Je weet hoe jouw brein woorden opslaat
Je weet hoe priming inspeelt op het netwerk van woorden in ons brein
Je krijgt tips om nieuwe woorden te studeren
Je krijgt inzicht in de morfologie van woorden
1 Bekijk de vragen en beantwoord ze snel, zonder er lang over na te denken.
Er staan drie witte koelkasten. Wat is de kleur van de eerste koelkast?
En de tweede?
En de derde?
En wat drinkt een koe?
Het is een bekend mopje. De meeste mensen antwoorden op de laatste vraag dat een koe melk drinkt, wat natuurlijk niet klopt. Maar als je net drie keer ‘wit’ gezegd hebt, zullen onze hersenen bij ‘koe’ sneller ‘melk’ zeggen dan ‘water’.
Elke mens heeft een mentaal lexicon. Alle woorden die we ons vanaf onze babytijd eigen maken, worden erin opgeslagen. Binnen het mentaal lexicon hangen woorden en hun eigenschappen onderling samen. Zo ontstaat er een soort netwerkje waarbij woorden (door hun betekenis, klank of een andere relatie) aan elkaar vasthangen.
In zo’n netwerkje zal ‘wit’ sterk verbonden zijn met ‘melk’, vandaar dat veel mensen zo snel ‘melk’ antwoorden als ze eerst aan een witte koelkast dachten.
hagel
sneeuw winter
koe wit zomer diepvriezer
regen melk ijskast ijsjes
herfst lente
2 Teken nu op een apart blad een netwerk met woorden die je met ‘rood’ associeert.
3 Vergelijk jouw netwerk met dat van een medeleerling. Wat stellen jullie vast?
4 Zijn de volgende uitspraken waar of niet waar?
a Het Nederlands telt ongeveer één miljoen woorden.
b Een volwassen spreker beschikt normaal gesproken over een mentaal lexicon van ongeveer 50 000 woorden.
c Om een tekst goed te begrijpen, moet je minimaal 98% van de woorden begrijpen.
d Kinderen met een grote woordenschat doen het beter op school en komen vaak in het hoger onderwijs terecht.
Je leerkracht kan extra uitleg geven bij de stellingen of je kunt het juiste antwoord opzoeken op het internet.
Als nieuwe woorden deel gaan uitmaken van je mentale lexicon, dan ben je je woordenschat aan het uitbreiden. Met die nieuwe woorden ga je immers netwerkjes bouwen: je verbindt nieuwe woorden aan woorden die je al kent. En als zo’n verbinding een aantal keren gelegd kan worden en vervolgens ook nog onderhouden wordt, dan mag je aannemen dat het woord onderdeel is geworden van je mentale lexicon. De woordenschat in jouw mentale lexicon kunnen we verder opdelen in passieve en actieve woordenschat.
Via synoniemen.net kun je synoniemen opzoeken voor woorden. De synoniemen kunnen ook grafisch voorgesteld worden. Je vindt hieronder een voorbeeld van zo’n grafische voorstelling.
1 Vind je die gra sche voorstelling goed gekozen? Waarom (niet)?
• Leg je antwoord duidelijk uit in correcte volzinnen.
• Verwijs in je antwoord naar de geziene leerstof en gebruik ook de juiste termen.
2 Bekijk het lmpje van Hasan. Wat vind je van zijn manier om nieuwe woorden te leren? Zou het voor jou ook werken? Waarom (niet)?
3 Bespreek nog enkele manieren om nieuwe woorden te leren. Welke manieren vind jij zinvol? Waarom?
leren kranten, tijdschriften of boeken lezen inschrijven op de nieuwsbrief van Taalpost : zo ontvang je wekelijks nieuwe woorden
de betekenissen van de woordenschatlijsten uit het hoofd leren nieuwe woorden proberen te koppelen aan een ander woord of aan een beeld
4 Op welke manier studeer jij woordenschat voor andere talen (Frans, Engels …)? Werkt die methode ook voor Nederlandse woordenschat? Waarom (niet)?
1 Met welke woorden verbind jij ‘parachutespringen’ in je mentale lexicon?
a Teken op een apart blad een netwerkje met minstens vijf woorden.
b Vergelijk jouw netwerk met dat van enkele medeleerlingen. Komen er dezelfde woorden in voor? Hoe zou je dat verklaren?
c Als je weet dat mensen bepaalde woorden met ‘parachutespringen’ associëren, wat kun je als reclamemaker dan doen in een spot voor parachutespringen?
2 Lees de tekst die gepubliceerd werd op een website voor communicatiespecialisten.
Dan kies je voor woorden die passen bij dit product en deze doelgroep. Denk bijvoorbeeld aan woorden als: ‘actie’, ‘spectaculair’, ‘kick’, ‘adrenaline’ en ‘yolo’.
Daarmee beïnvloed je het onbewuste brein van je lezer en vergroot je de kans op het gewenste gedrag: het boeken van de parachutesprong. Tegelijkertijd is het minstens zo belangrijk om woorden te vermijden die niet goed bij het product en de doelgroep passen. In dit voorbeeld gebruik je dus geen woorden als: ‘vroeger’, ‘grijs’, ‘opa’, ‘ziek’ en ‘moe’.
Bij het opslaan van dat soort woorden moet de lezer er (onbewust) immers niet aan dénken om zo’n parachutesprong te boeken …
We noemen deze truc van communicatieprofessionals ‘priming’: je moet je lezer eerst op een bepaald spoor zetten. Dat doe je door in je tekst woorden te gebruiken die de lezer associeert met het product dat je verkoopt.
a Wat is het verband tussen priming en het mentale lexicon?
b Welke tips geeft men hier aan communicatiespecialisten?
3 Onderstaande campagnes zijn ook mooie voorbeelden van priming.
a McDonald’s veranderde jaren geleden hun logo van rood-geel naar groen-geel. Kun jij uitleggen waarom?
b Ook Coca-Cola wil graag dat je hun producten associeert met bepaalde waarden. Welke?
c Ken je zelf nog reclames waarbij men jou het merk wil laten associëren met bepaalde waarden?
4 Maak nu zelf een mini-campagne waarbij je uitgaat van priming.
1
STAP 1
Kies een product dat je aan de man wilt brengen.
2
STAP 2
Maak rond het product een netwerk van woorden en beelden die je met dat product associeert.
STAP 3
3
Zoek een origineel beeld en/ of schrijf een creatieve slogan/ tekst waarbij je (een van) de woorden uit stap 2 gebruikt.
Morfo wat?
1 Wat betekent het woord morfologie? Welke woordleerstrategie zou je gebruiken om de betekenis van het woord te achterhalen?
2 Je leerkracht geeft je drie opdrachten. Probeer ze mondeling te maken en noteer de leerstof die je daaraan koppelt. opdracht
Welk woord past niet in het rijtje en waarom? Meerdere antwoorden zijn mogelijk. poolster – dwaalster – monster
Is ‘driewieler’ een samenstelling of een afleiding? Verklaar je antwoord.
Bekijk de sketch van Herman Finkers.
a Wat is de betekenis van ‘gijzelaar’?
b Ken je nog woorden op ‘-aar’?
c Wat is de betekenis?
d Wat is de betekenis van het achtervoegsel ‘-aar’?
3 Welke betekenis heeft het voorvoegsel ‘wan-’ in bijvoorbeeld ‘wanvoeding’?
4 Controleer je antwoord bij vraag 3 in onderstaande tekst.
De meeste mensen associëren ondervoeding met honger, ondergewicht en groeiachterstand. Maar volgens het Global Nutrition Report 2016 moet die definitie herzien worden. In China zien we bijvoorbeeld dat ze er de afgelopen tien jaar in geslaagd zijn om 400 miljoen mensen uit de armoede te tillen. Maar waar de welvaart toeneemt, komt ook obesitas op. Mensen kunnen nu niet alleen méér eten, maar ze gaan ook van zware industrie naar zittend werk en moeten minder uren kloppen.
Zowel onder- als overvoeding zijn dus gevaarlijk. Het nieuwe probleem is dus niet zozeer ondervoeding, maar wanvoeding.
Bron: www.radio1.be
5 Is een a eiding met ‘wan-’ een productief procedé? Waarom (niet)? Toon aan met een voorbeeld.
Door dat voortdurende heen en weer rijden, verreis je wel veel kostbare tijd.”
6 ‘Verreizen’? Is dat een woord? Geef een ander voorbeeld van een reëel woord met het voorvoegsel ‘ver-‘ en een gelijkaardige betekenis.
7 Welke woordsoort combineer je met ‘ver-’ om welke woordsoort te vormen en betekenis te verkrijgen? Pas dit toe op ‘verreizen’.
‘Als men lange tijd blijft diëten ...’, staat er op mijn scheurkalender. Kan diëten een werkwoord zijn?
De woordenboeken heeft het nog niet gehaald, maar als het kortst mogelijke woord voor ‘op dieet zijn/gaan, een dieet volgen’ hoor en lees je ‘diëten’ wel vaker. Een vermoedelijk wat
zeldzamere concurrent is ‘diëteren’ (‘29 procent van de Nederlanders diëteert nooit’). Beide lijken te voldoen aan de Nederlandse regels voor woordvorming. In andere talen kom je overeenkomstige vormen tegen: ‘to diet’ (Engels), ‘régimer’ (Frans, afgeleid van ‘régime’) en ‘diätieren’ (Duits).
In de krant Trouw verscheen de volgende lezersvraag. Bron: www.trouw.nl
8 ‘Diëteren’ is een geldig gevormd werkwoord in het Nederlands. Beschrijf het woordvormingsproces dat hier werd toegepast zo volledig mogelijk.
9 Geef een voorbeeld van een ander werkwoord dat volgens hetzelfde woordvormingsproces is gevormd.
10 Wordt ‘vereren’ op dezelfde manier gevormd als ‘diëteren’?
Je kunt op verschillende manieren aan taalonderzoek doen. In de volgende oefeningen maak je kennis met drie manieren.
ONDERZOEK 1
• Vraag
In welke betekenis komen de woorden ‘gijzelaar’ en ‘martelaar’ het vaakst voor?
• Methode
corpusonderzoek
• Uitwerking
Presenteer het onderzoek met onderzoeksstructuur aan de klas.
ONDERZOEK 2
• Vraag
Is ‘rotweer’ een samenstelling of een afleiding?
• Methode
een artikel lezen
• Uitwerking
Presenteer de samenvatting van het artikel en verduidelijk met voorbeelden.
ONDERZOEK 3
• Vraag
In 2013 verving de Orde van Geneesheren het woord ‘geneesheer’ door ‘arts’. Omdat het merendeel van de afgestudeerde huisartsen vrouwelijk is, vond de Orde dat men die vervrouwelijking ook taalkundig moest doortrekken. Maar hoe zit het met andere beroepsnamen zoals ‘directeur’, ‘coördinator’ en ‘agent’? En hoe zit het in andere talen?
• Methode
Informeer je over de regels aangaande vrouwelijke beroepsnamen en zoek ook eens uit hoe het in een andere taal zit, bijvoorbeeld het Frans.
• Uitwerking
Informeer de klas over de regels in het Nederlands en in minstens één andere taal.
Als we ervan uitgaan dat de Nederlandse taal ongeveer een miljoen woorden kent en het mentale lexicon van een volwassene 50 000 woorden, dan betekent dat dat we nog voortdurend in aanraking komen met nieuwe woorden.
Elk jaar, elke week, zelfs elke dag komen er nieuwe woorden bij. Sommige van die woorden worden verankerd in onze taal, andere verdwijnen weer.
• Team Taaladvies post elke week ‘Woorden van de week’.
• Van Dale kiest elk jaar een ‘Woord van het jaar’. Op hun website vind je welke woorden de voorbije jaren gewonnen hebben.
• Ook Onze Taal selecteert enkele woorden van het jaar.
1 Bekijk het lmpje Wat als Dikke Van Dale een dikke klootzak was
2 Ga in groepen na welke woorden het voorbije jaar op belangstelling konden rekenen.
a Welke woorden kende je al? Welke woorden wekken je nieuwsgierigheid?
b Van welke woorden kun je de betekenis gemakkelijk achterhalen? Hoe komt dat?
c Kies drie woorden uit die jullie aan de klas voorstellen. Bespreek van elk woord:
• waarom jullie voor dat woord gekozen hebben;
• op welke manier jullie de betekenis konden achterhalen;
• wat de betekenis van het woord is;
• of het woord volgens jullie zal blijven bestaan.
3 Om de betekenis van nieuwe woorden te achterhalen, kun je de woordleerstrategieën inzetten. Welke van de vijf woordleerstrategieën werd het vaakst gebruikt bij de vorige opdracht?
4 Verdeel de woorden over vier groepen. Kies uit: privatiseren – empathisch – cognitief – bagatelliseren – filantroop – aflaat – impliciet –descriptief – xenofobie – opportunist – theocentrisme – doctoraat – prescriptief.
woorden die ik nog nooit heb gehoord
woorden die ik al gehoord heb, maar die ik niet begrijp
woorden die ik begrijp als ik ze hoor/lees, maar zelf niet zou kunnen gebruiken
woorden die ik begrijp en die ik zelf in een betekenisvolle zin zou kunnen gebruiken
5 Vergelijk jouw indeling met die van een medeleerling. Welke woorden hebben jullie anders ingedeeld? Kun je aan elkaar de betekenis van een woord uitleggen? Is dat moeilijk? Waarom (niet)?
6 Kies vijf woorden uit waarvan je de betekenis onvoldoende kent om het woord zelf correct te gebruiken. Probeer eerst de betekenis te achterhalen door het woord op te splitsen of door het woord te vergelijken met andere talen.
7 Welke bronnen kun je gebruiken om de betekenis van een woord op te zoeken?
8 Zoek de vijf woorden op die je gekozen hebt bij opdracht 6 en noteer ze. Gebruik telkens twee verschillende bronnen.
9 Welke bron geniet jouw voorkeur? Waarom?
10 Begrijp je de betekenis? Waarom (niet)?
11 Raad jij snel het gezochte woord? Of schud jij nieuwe woorden zomaar uit je mouw? Bewijs jezelf in Begrippen wie beschrijven kan. SPELREGELS
Hoe zit het met jouw kennis over zinsdelen, woordsoorten en spellingkwesties? In deze les ga je de leerstof van de voorbije jaren even opfrissen.
Welk gevoel komt spontaan bij jou op?
Feest! Waar zijn die oefeningen? Ik wil er het liefst meteen aan beginnen. Taalbeschouwing heeft geen geheimen voor mij!
Oh nee! Stress! Alleen maar slechte herinneringen aan taalbeschouwingsoefeningen. Ik ken er niks van!
Hoe zat het ook weer met die zinsdelen, die woordsoorten? En euhm … spellingkwesties? Toch best even opfrissen. Het zit allemaal erg ver.
Je vindt op de volgende pagina’s een aantal oefeningen. Je leerkracht geeft je achteraf een verbetersleutel.
2 Vorm een correcte zin door de zinsdelen in de juiste volgorde te plaatsen en benoem de zinsdelen.
a een kaarsje mijn oma brandt als ik een proefwerk heb altijd
b wordt van mijn berichten ze blij
c ze in hogere krachten gelooft
d boeken over astrologie graag mijn opa leest
e kunnen oma en opa uren over kosmische krachten praten
f drieduizend jaar geleden sterrenbeelden werden in beeld gebracht voor het eerst
g is veranderd intussen de stand van de maan en de zon
h hierdoor nu 86 procent van de mensen leest de verkeerde horoscoop iedere ochtend
i worden door wetenschappers horoscopen in twijfel getrokken
3 Welke woorden zijn fout gespeld in de volgende berichten?
Bui n band k en... Bin n band a s
4 In elke rij is er een woord fout gespeld.
a Markeer het woord dat fout gespeld is en verbeter het.
b Leg ook uit waarom het fout is.
1 reuzehonger – reuzenleuk – reuzenrad
2 eendenei – eendenest – eendenjong
3 gevarendriehoek – gevaren zone – gevarensymbolen
4 klasseraad – klassespeler – klassement
5 apenstaartje – wolvenbos – berenleuk
5 Vul het ontbrekende werkwoord in en zet het in de gevraagde tijd.
a racen De hond (ott) door het bos. Vroeger (ovt) ik met mijn auto door de straten.
b beweren De dierenarts (ott) dat dat goed is voor hem. Vorig jaar heeft hij nochtans het tegenovergestelde (vd).
c geloven Thuis (ott) niemand mij. We hebben lang genoeg in sprookjes (vd).
d melden Hij (ovt) zich aan het onthaal. Ik heb die diefstal bij de politie (vd).
6 Lees onderstaande zinnen over slangen.
a Zijn de zinnen enkelvoudig (E) of samengesteld (S)?
b Bepaal ook of de zinnen mededelend (M) , vragend (V), bevelend (B) of uitroepend (U) zijn.
1 Is slangen houden een dure hobby?
2 Wie met slangen wil beginnen, doet er goed aan dit eerst met de andere huisbewoners te bespreken.
3 Een koren- of rattenslang koop je bij een kweker, dierenwinkel of gespecialiseerd opvangcentrum.
4 Plaats het terrarium op een stevige ondergrond en op een rustige plaats, want trillingen kunnen voor stress zorgen.
5 Koop geen zwakke of zieke dieren.
6 Help, ik ben bang van slangen!
E/S M/V/B/U
7 Los nu ook deze gemengde oefening op die de spellingregels uit voorgaande opdrachten combineert.
a Hoe noem je iemand die lange afstanden loopt?
lange afstand loper
lange afstandsloper
langeafstandsloper
b In welke zin is het onderstreepte zinsdeel een meewerkend voorwerp?
Aan het einde bleken ze weer allemaal vrienden te zijn.
Aan mijn meter kan ik echt alles vertellen.
Aan de horizon fonkelen de lichtjes van de stad.
c In welke zin is ‘beantwoord’ fout gespeld?
Het is zo typisch dat ze die mail niet beantwoord.
Het is echt ergerlijk dat hij mijn bericht nu nog altijd niet beantwoord heeft.
Beantwoord jij de vraag van de directie?
d Welke van deze zinnen is een bevelende zin?
Wat een weer!
Het gaat echt zwaar onweren!
Maak dat je wegkomt!
e Welke zin bevat een handelend voorwerp?
Door het slechte weer moest het festival stopgezet worden.
Het festival werd stopgezet door de organisatoren.
Daardoor konden we onze favoriete groep niet zien optreden.
f In welke zin staat een betrekkelijk voornaamwoord?
Dat zou ik nooit durven te zeggen!
We gingen even plonsen in het zwembad dat onlangs bij de buren werd geplaatst.
Dat meisje ging gelukkig ook mee.
g In welke zin is ‘hebben’ het hoofdwerkwoord?
Hij heeft een nieuwe fiets.
Hij heeft er al veel op gereden.
Hij heeft er zijn voeten aan geveegd.
h In welke zin is er inversie?
Ik begrijp wel dat hij zenuwachtig is want dat soort opdracht heeft hij nooit eerder gedaan.
Wie kan er nu niet begrijpen dat hij dat moeilijk vindt?
Dat is toch voor iedereen hetzelfde!
i In welke zin is ‘en’ een voegwoord?
Het regent pijpenstelen en toch gaat ze met de fiets.
En wat gaat ze dan doen?
Ze gaat naar haar vriendje? Zij en haar vriendje; ze zijn onafscheidelijk.
j Welke zin telt twee lijdende voorwerpen?
In de vakantie bakt ze de hele tijd koekjes voor iedereen die zin heeft in zoetigheid.
Als ze tijd heeft, gaat ze skateboarden in het park.
Ze heeft veel hobby’s, maar ze heeft te weinig tijd.
1 Als je klaar bent met de oefeningen uit het vorige lesdeel, verbeter je ze met behulp van de verbetersleutel.
2 Welke emoji past er nu het best bij jou?
HELP! Ik snap er nog steeds niets van.
Oeps, dat was moeilijker dan ik gedacht had. Ik heb toch nog een paar vragen.
Ik moet wat hulp inroepen. Er zijn een paar dingen die ik nog niet helemaal begrijp.
Hmmm, bijna goed. Sommige dingen moet ik nog eens herhalen, maar ik kan mijn plan wel trekken.
Makkie! Dat ging vlot. Ik maakte nauwelijks fouten. Heeft er iemand uitleg nodig? Ik kan zeker helpen.
Als je voor sommige zaken nog wat meer oefeningen kunt gebruiken, vind je op iDiddit oefeningen per onderdeel.
Je maakt kennis met enkele vaste dichtvormen en de kenmerken ervan (het rondeel en het sonnet)
Je analyseert hoe in literaire teksten betekenissen worden gecreëerd met behulp van narratieve, retorische, poëticale en theatrale structuren en technieken
Je leert teksten lezen in hun historische context
Je verwoordt gedachten, gevoelens en beleving bij het lezen, beluisteren en bekijken van literaire teksten
Je krijgt inzicht in de kenmerken van middeleeuwse literatuur, renaissance en barok
1 Bekijk bovenstaande foto aandachtig en beschrijf wat je ziet.
2 Met welk teksttype hebben we hier te maken?
3 Wanneer denk je dat de tekst geschreven is? Waarom?
4 Kun je woorden herkennen in de tekst?
5 Hieronder krijg je wat meer informatie over het manuscript. Ga na of je inschattingen correct waren.
Gruuthuse is een middeleeuws handschrift met liederen en gebeden dat rond is ontstaan in Brugge. Het handschrift geldt als de enige bron voor een groot aantal Middelnederlandse teksten. Een groep vrienden zingt over de maagd Maria, over de liefde, maar ook over dronkenschap en seks. Wonder boven wonder is het handschrift waarin dit alles is opgeschreven, bewaard gebleven, compleet met noten voor de muziek.
In maakte de Koninklijke Bibliotheek van Den Haag een digitale versie van het liedboek. Sindsdien kun je het online lezen.
Een populair lied uit het handschrift is het Egidiuslied. We denken dat Jan Moritoen dit lied geschreven heeft.
6 Lees het Egidiuslied luidop of beluister het. Je vindt rechts naast de Middelnederlandse tekst ook een hedendaagse vertaling van het gedicht.
Egidius waer bestu bleven
Mi lanct na di gheselle mijn
Du coors die doot du liets mi tleven
Dat was gheselscap goet ende fijn
Het sceen teen moeste ghestorven sijn
Nu bestu in den troon verheven
Claerre dan der zonnen scijn
Alle vruecht es di ghegheven
Egidius waer bestu bleven
Mi lanct na di gheselle mijn
Du coors die doot du liets mi tleven
Nu bidt vor mi ic moet noch sneven
Ende in de weerelt liden pijn
Verware mijn stede di beneven
Ic moet noch zinghen een liedekijn
Nochtan moet emmer ghestorven sijn
Egidius waer bestu bleven Mi lanct na di gheselle mijn
Du coors die doot du liets mi tleven
Jan Moritoen. Lied 98, Gruuthuse-handschrift
1 5 10 15
Egidius, waar ben je gebleven?
Ik mis je zo, mijn kameraad.
Jij koos de dood, liet mij het leven. Je vriendschap was er vroeg en laat, maar ‘t moest zo zijn, een van ons gaat.
Nu ben je in ‘t hemelrijk verheven, helderder dan de zonneschijn, alle vreugd is jou gegeven.
Egidius, waar ben je gebleven?
Ik mis je zo, mijn kameraad. Jij koos de dood, liet mij het leven.
Bid nu voor mij, ik ben verweven met deze wereld en zijn kwaad.
Bewaar mijn plaats naast jou nog even, ik moet nog zingen, in de maat, tot de dood, die elk te wachten staat.
Egidius, waar ben je gebleven?
Ik mis je zo, mijn kameraad.
Jij koos de dood, liet mij het leven.
Willem Wilmink (vertaling)7 Wie is er aan het woord in het gedicht? Tot wie richt die persoon zich?
8 Waarover gaat het gedicht volgens jou?
9 Welke hedendaagse gevoelens herkennen we in deze middeleeuwse tekst?
10 Hoe vind je dat het gedicht in het Middelnederlands klinkt? Noteer enkele bevindingen.
Klassikaal kwamen jullie tot een eerste interpretatie van het Egidiuslied. Voor de verdere analyse van het lied vormen jullie in groepjes een onderzoeksteam. Als echte wetenschappers gaan jullie het lied nu eerst vormelijk onder de loep nemen en daarna herinterpreteren: niet meer vanuit je eigen leefwereld, maar cultuurhistorisch, door de bril van de gemiddelde mens in de middeleeuwen. Het is immers belangrijk om een tekst steeds in zijn context te lezen en begrijpen.
Om jullie onderzoek te voeren, gebruiken jullie onderstaande achtergrondinformatie. Ook in de Trajectwijzer staan een aantal bronnen. Deze achtergrondteksten dienen als puzzelstukken om het lied te interpreteren.
16.6
bron 1 Rondeel zie Trajectwijzer
bron 2 Gezel
Een gezel was vroeger iemand die bezig was om een beroep te leren. Die persoon, vrijwel altijd een man, werd lid van een gilde (= organisatie van personen met hetzelfde beroep). In eerste instantie begon hij te werken als leerling. Wanneer hij – na twee of drie jaar – goed had gewerkt, ging hij als gezel samenwerken met de meester om het beroep tot in de finesses te leren.
Bron: www.wikipedia.org
bron 3 Zelfmoord in de middeleeuwen
Volgens het christelijk geloof in de middeleeuwen kwam je niet in de hemel als je zelfmoord pleegde, het was immers enkel aan God om over leven en dood te oordelen. Zelfmoord plegen was dus een zonde.
15.9
bron 4 Theo Witte – Wereldbeeld en kunststromingen zie Trajectwijzer
bron 5 Kiezen
Het woord ‘kiesen’ had oorspronkelijk meerdere betekenissen en betekende ook ‘proeven’.
Du coors die doot wil zeggen: Je smaakte de dood, dus: Je stierf.
Bron: www.dbnl.org
bron 6 Theocentrisme
De term theocentrisme is samengesteld uit het Griekse θεóς (theos, God) en κέντρον (kentron, midden van de cirkel) en verwijst naar een religieuze overtuiging waarbij een god of meerdere goden de wezenlijke kern uitmaken van ons wereldbeeld, dit in tegenstelling tot het antropocentrisme waarbij (uitsluitend) de mens centraal staat voor onze zingeving en ons begrip van de wereld. De Europese middeleeuwen waren door de invloed van het christendom in hoofdzaak theocentrisch gericht.
11 Bron 1 vertelt meer over de dichtvorm waartoe het Egidiuslied behoort. Maak aan de hand van die bron een checklist in het kader hieronder om te controleren of het Egidiuslied aan de kenmerken voldoet.
Egidiuslied
naam dichtvorm checklist variant kenmerken (Geef het kenmerk en pas het toe op het Egidiuslied.)
12 Waarom bevatten gedichten en liederen in de middeleeuwen zoveel vormvoorschriften, denk je?
13 Wat is in dit lied de kracht / het e ect van de cirkelstructuur, het herhalen van de beginverzen op het einde?
14 ‘Mi lanct na di gheselle mijn’. In de moderne vertaling wordt ‘gheselle’ als ‘kameraad’ vertaald, maar wat is de historische betekenis van een gezel? Ga op zoek in het bronnenmateriaal.
15 Bekijk vers 6 tot 8 en 12 tot 16 van het lied en vervolledig.
vers Wie staat centraal?positief of negatief? plaats?
6 tot 8
12 tot 16
16 Waarom kiest de dichter voor duidelijke contrasten tussen die twee strofes?
17 In welke regel uit het refrein worden die contrasten nog eens samengebracht?
18 Welke conclusie kunnen jullie trekken over de dood van Egidius, op basis van de bronnen?
19 Ga op zoek naar twee voorbeelden uit het lied waaruit je kunt a eiden dat de ik- guur een theocentrisch wereldbeeld heeft en leg uit.
20 Wat leren we uit opdrachten 18 en 19 over het interpreteren van oude teksten?
Wellicht de meest bekende dichtvorm uit de literatuurgeschiedenis is het sonnet. Die dichtvorm ontstond tijdens de renaissance in Italië en veroverde heel Europa in de eeuwen die volgden.
Lang na het ontstaan van het sonnet, in de jaren vijftig van de twintigste eeuw, schreef de Nederlandse dichter Lucebert dit gedicht. Hij behoorde tot de ‘Vijftigers’, dichters die in de twintigste eeuw de poëzie wilden bevrijden van alle mogelijke vormvoorschriften. In het gedicht drijft Lucebert de spot met het sonnet door het te reduceren tot een aantal regeltjes.
1 Probeer uit het gedicht af te leiden wat de voorschriften zijn waaraan een sonnet moet voldoen. Denk daarbij aan lengte, rijm, strofenbouw, inhoud …
The Digital Literature Consortium is een onderzoeksgroep bestaande uit mensen van een aantal Nederlandse universiteiten. Zij houden zich bezig met digitale toepassingen van literatuur. Ze ontwikkelden een programma dat sonnetten kan maken, een zogenaamde sonnettengerenator.
2 Lees nu een vertaling van Sonnet132 van de grondlegger van het sonnet, de Italiaan Francesco Petrarca uit de veertiende eeuw. Beschrijf met twee bijvoeglijke naamwoorden je eerste indruk van het gedicht.
Sonnet 132
Als dit geen liefde is, wat is het dan?
En als het liefde is, is ze dan goed?
Kan liefde goed zijn als ze lijden doet?
En is ze slecht, geniet men daar dan van?
Wat klaag ik, als ik zelf beslissen kan?
Heeft klagen zin, als ik beminnen moet?
O dood die leven geeft, o leed zo zoet, geniet ik van de dwang van een tiran?
Zo dool ik stuurloos rond op hoge zee, bij wisselende wind. Mijn schip is zwaar van twijfel en draagt weinig wijsheid mee, zodat ik, niet meer wetend wat ik wil, het gloeiend warm heb in de winter, maar in hartje zomer van de koude ril.
3 Ga na of de voorschriften die je hiernaast bij opdracht 1 ontdekte, kloppen.
4 Welke elementen komen niet volledig overeen met je eerste conclusies?
5 Herlees het gedicht en beschrijf waar het concreet over gaat.
6* Vind je de gevoelens van de dichter herkenbaar?
7 Stel dat je het gedicht inhoudelijk in tweeën moet delen, waar zou je dan de opsplitsing maken en waarom?
8 Welke twee metaforen gebruikt de dichter in strofen 3 en 4 om zijn verwarring en verlorenheid uit te drukken?
9 Kun je een vast metrum in het sonnet ontdekken? Lees de eerste twee verzen nog eens en plaats een (beklemtoond) of een ∪ (onbeklemtoond) boven de lettergrepen.
Als dit geen liefde is, wat is het dan?
En als het liefde is, is ze dan goed?
Een versvoet bestaande uit een onbeklemtoonde lettergreep gevolgd door een beklemtoonde lettergreep noemen we een jambe. Wanneer één versregel vijf jamben bevat, wordt dit een vijfvoetige jambische versregel genoemd.
10 Leg je boek en je notities weg en maak op een apart blad een Onthouden-kader waarin je de belangrijkste kenmerken van het sonnet opsomt.
11 Open je boek en vul eventueel samen met je medeleerling het Onthouden-kader verder aan.
12 Vergelijk jullie kader met dat van de Trajectwijzer.
Op elke website wist ik jou te heten.
Daar was je Foxxy, Peachez, Roxxy Love, Ivana Fuckalot of Trixxie Dove.
We hebben samen zoveel tijd versleten.
Met ixen scheel als exen in je namen. Natuurlijk was dat deels ook commercieel. Maar zijn met jou was ceremonieel amechtig alles wat je had beamen.
Hoewel ik wist dat jij niet echt bestaan kon, of juist te veel, heb ik je opgezocht alsof je mijn gedichten echt verstaan kon.
Je likte vingers, wrong je in een bocht.
Toen wist ik dat ik nooit bij jou vandaan kon, hoewel ik nergens op je hopen mocht.
amechtig: sterk hijgend
1 Beluister het moderne sonnet van Ilja Leonard Pfeij er. De tekst kun je volgen op de pagina hiernaast.
2 Waarover gaat dit sonnet? Duid in het gedicht de regels aan die dat prijsgeven.
3 Houdt de dichter hier vast aan het traditionele thema van een sonnet? Beargumenteer.
4 Duid in dit sonnet de kwatrijnen, de terzinen, het octaaf en het sextet aan. Schrijf ook het rijmschema naast de verzen.
5 Is er sprake van een volta tussen het octaaf en het sextet? Leg uit. 16.6
Dit sonnet komt uit de sonnettenkrans Giro giro tondo, een obsessie van Pfeijffer. Een sonnettenkrans is een reeks van precies vijftien sonnetten met strenge vormvereisten. Van de veertien sonnetten is de slotregel steeds de beginregel van het eerstvolgende sonnet, en de slotregel van het veertiende sonnet is gelijk aan de beginregel van het eerste sonnet. Het vijftiende sonnet (het meestersonnet) moet zijn samengesteld uit de beginregels van de eerste veertien sonnetten in de juiste volgorde. Het schrijven van een sonnettenkrans is vormtechnisch dus bijzonder moeilijk.
1 In de Trajectwijzer vind je een overzicht van wereldbeelden en kunststromingen. Je leerde al dat het sonnet populair was in de renaissance en de barok. Bespreek het wereldbeeld in die tijd.
2 Welk wereldbeeld stond centraal toen Lucebert (lesdeel 2) en Pfeij er (lesdeel 3) hun sonnet schreven?
3 Op welke manier geven die twee sonnetten dat wereldbeeld weer? Je mag indien nodig achtergrondinformatie zoeken op het internet.
Gezwinde grijsaard die op wakk’re wieken staag de dunne lucht doorsnijdt, en zonder zeil te strijken altijd vaart voor de wind, en ieder na laat kijken, doodsvijand van de rust, die woelt bij nacht bij daag;
onachterhaalb’re Tijd, wiens hete honger graag verslokt, verslindt, verteert al wat er sterk mag lijken, en keert en wendt en stort staten en koninkrijken, voor iedereen te snel: hoe valt gij mij zo traag?
Mijn lief, sinds ik u mis, verdrijf ik met mishagen de schoorvoetige tijd, en tob de lange dagen met arbeid avondwaards. Uw afzijn valt te bang
en mijn verlangen kan den Tijdgod niet bewegen, maar ’t schijnt verlangen daar zijn naam van heeft gekregen, dat ik de tijd, die ik verkorten wil, verlang.
‘Mijn lief, mijn lief, mijn lief.’ Zo sprak mijn lief mij toe, dewijl mijn lippen op haar lieve lipjes weidden. De woordjes alle drie, wel klaar en wel bescheiden, vloeiden mijn oren in, en roerden (‘k weet niet hoe)
al mijn gedachten om, staag malend, nimmer moe; die ‘t oor mistrouwden en de woordjes wederleiden. Dies ik mijn vrouwe bad mij klaarder te verbreiden haar onverwachte reên; en zij verhaald’ het doe.
O rijkdom van mijn hart, dat overliep van vreugden! Bedoven viel mijn ziel in haar vol hart van deugden. Maar toen de morgenstar nam voor den dag haar wijk
is, met de klare zon, de waarheid droef verrezen. Hemelse goôn, hoe komt de schijn zo na aan ‘t wezen, het leven droom, en droom het leven zo gelijk?
1 Lees op p. 128 de twee beroemde sonnetten van de bekende Nederlandse dichter Pieter Corneliszoon Hooft uit de zeventiende eeuw. Probeer daarna het kader aan te vullen.
sonnet 1
sonnet 2
inhoud
theocentrisch
humanistisch
rijmschema
2 In welk van de twee gedichten kun je je het best inleven? Waarom?
3 Het nieuwe, humanistische wereldbeeld viel samen met de renaissance als stijlperiode. Duid in de tekst hieronder aan wat je herkent in de gedichten van Hooft.
Men kan het ontstaan van de renaissance niet los zien van de opkomst van het humanisme. Het woord, dat wedergeboorte betekent, hield een gedachtegoed in dat de mens weer beschouwde als het middelpunt van het heelal en als maatstaf voor alle dingen, maar dan wel in het teken van het christendom zoals dat verspreid was sinds de klassieke oudheid. In vergelijking met de middeleeuwen ontstond er een toenemende vraag en belangstelling naar individuele observatie en interesse. De kunst werd preciezer en verfijnder. Men beeldde het herontdekte menselijk lichaam af in een meer harmonische ruimteverdeling en proportie. Firenze werd de bakermat van de renaissance, die zich van daaruit over heel Italië en Europa verspreidde. De vernieuwende cultuur van de renaissance herkent men in de filosofische en geestelijke opvattingen, de schilder- en beeldhouwkunst en de architectuur.
4 De zeventiende eeuw, de periode waarin dichter P.C. Hooft leefde, is ook wel bekend als ‘De Gouden eeuw’ van de Nederlanden. Maak op iDiddit de kijkopdracht om meer over deze periode te weten te komen.
1
Je kunt een duidelijk en goed geformuleerd antwoord geven op een vraag
Je maakt correct gebruik van signaalen verwijswoorden
3
Je kunt een goed opgebouwde alinea schrijven 2
4 5
Je kunt een goed opgebouwde tekst schrijven
ANTWOORDEN VERGELIJKEN
Je kunt een tekst herformuleren voor een ander doelpubliek
1 Stel je voor dat jij de leerkracht bent. Tijdens de les hebben drie leerlingen onderstaande antwoorden ingediend. Geef ze telkens een score en beargumenteer waarom je die score geeft.
Leerkracht Waarvoor staat de afkorting PIE? Leg het begrip kort uit in je eigen woorden.
Leerling 1
Taal. PIE = Proto-IndoEuropees
hypothetische voorouder van meerdere talen IndoEuropese talen / 3
Leerling 2
De afkorting PIE staat voor Proto-Indo-Europees. Dit is een hypothetische taal die de voorouder is van de IndoEuropese taalfamilie. / 3
Leerling 3
De hypothetische voorouder van de Indo-Europese talen is het Proto-Indo-Europees. Deze gereconstrueerde taal wordt afgekort als PIE. De Indo-Europese talen zijn een taalfamilie. De talen die tot die familie behoren, worden gesproken over de hele wereld. Het is een hypothetische taal omdat er geen bronnen in deze taal zijn overgeleverd, ze werd dus gereconstrueerd. / 3
Uit onderzoek van de hogeschool Odisee blijkt dat de taalvaardigheid van hogeschoolstudenten achteruit is gegaan. Naar aanleiding van deze onderzoeksresultaten belt Radio 1 met An De Moor, uitvoerder van het onderzoek en talenbeleidcoördinator aan Odisee.
Radio wil samen met zijn luisteraars interessante ontwikkelingen in de samenleving, politiek, cultuur, wetenschap en sport opvolgen en daarrond ook het maatschappelijke debat mee vorm laten krijgen.
1 Maak bij het beluisteren van het interview met An De Moor schematische notities. Je mag daarvoor twee keer naar het fragment luisteren.
2 Vergelijk jouw notities met die van een medeleerling. Vul aan met wat jij denkt dat ontbreekt in jouw notities. Probeer op die manier tot notities te komen die volgens jou alle belangrijke en geen overbodige informatie bevatten.
3 Beantwoord nu onderstaande vragen over het interview met An De Moor. Vergelijk jouw antwoorden met de antwoorden die de leerkracht deelt.
a Wat doet de presentator om zijn onderwerp in te leiden? Waarom doet hij dat volgens jou?
b Is An De Moor een autoriteit op vlak van dit thema? Kan zij beschouwd worden als een betrouwbare bron? Verklaar.
c Wat waren de aanleidingen voor het onderzoek?
d Verklaar het belang van taalvaardigheid in het hoger onderwijs.
Tips bij het formuleren van een goed antwoord
1 Analyseren van de vraag: lees de vraag grondig en markeer eventuele deelvragen.
2 Voorbereiden van het antwoord: denk na over wat je in je antwoord moet verwerken om het volledig te maken. Noteer dit eventueel in kernwoorden zodat je alle informatie hebt alvorens een samenhangend antwoord te formuleren.
3 Formuleren van een samenhangend en gestructureerd antwoord: gebruik volzinnen, geen telegramstijl in je uiteindelijke antwoord. Schrijf zakelijk en vermijd overbodige informatie. Maak bij een tekstvraag gebruik van een IMS-structuur met een duidelijke alineaopbouw en signaalwoorden.
4 Schrijf een gestructureerd antwoord waarin je de antwoorden op de deelvragen verwerkt. Maak bij het formuleren van je antwoord gebruik van de tips.
‘Het onderscheid tussen formeel en informeel taalgebruik is blijkbaar ook niet meer zo helder.’
a Wat wordt daarmee bedoeld?
b Hoe kunnen media daarin een rol spelen?
Een alinea is een thematisch afgebakend onderdeel van een tekst dat bestaat uit een kernzin en uitwerkingszinnen. Een kernzin wordt doorgaans opgesteld aan de hand van het TAS-principe, waarbij TAS staat voor: thema (T), afbakening (A), standpunt (S).
De taalvaardigheid van studenten aan hogescholen gaat erop achteruit.
De alinea wordt afgesloten met een slotzin of een overgangszin die zorgt voor een vlotte overgang naar de volgende alinea. Om verbanden tussen verschillende alinea’s te leggen, maak je gebruik van signaalwoorden.
1 Lees de volgende alinea uit het krantenartikel Academici luiden alarmbel over desastreuze vaardigheden in hogeronderwijs en duid de kernzin aan.
De nadruk leggen op communicatief taalonderwijs kan volgens Valcke gerust ook leiden tot een betere schrijfvaardigheid. ‘Het hangt er maar van af hoe je dat als school invult. Zie je dat enkel als converseren, of lees je samen teksten? Laat je de leerlingen die teksten analyseren, er opdrachten over schrijven en ze presenteren in de klas? Dan werk je wel degelijk aan een betere taalbeheersing. In sommige scholen wordt in het zesde middelbaar amper nog een boek gelezen.
Bron: demorgen.be - 16/08/2010
2 Waarom is deze zin de kernzin en de rest van de alinea de uitwerking?
3 Wat is de relatie tussen de kernzin en de rest van de alinea?
4 Markeer de kernzin in onderstaande tekst.
De hedendaagse samenleving vraagt daarnaast ook nieuwe vaardigheden: zogenaamde ‘21st century skills’. Meer dan ooit moeten we kunnen samenwerken, creatief zijn, beschikken over digitale geletterdheid, problemen kunnen oplossen, kritisch kunnen denken, onszelf kunnen sturen én sociaal en cultureel vaardig zijn. In het verwerven en versterken van die vaardigheden is taalvaardigheid – en schrijfvaardigheid als belangrijk onderdeel daarvan – een vereiste.
Bron: fragment uit het adviesrapport Schrijfonderwijs in de schijnwerpers van de Nederlandse Taalunie uit 2015, taalunie.org
5 Wat is de relatie tussen de kernzin en de rest van de alinea?
6 Onderstaande alinea uit het opiniestuk We kunnen dalend taalniveau bij jongeren weer opkrikken werd door elkaar gehaald. Zet de zinnen opnieuw in de juiste volgorde en markeer de kernzin.
a Veel andere nuttige en nodige vaardigheden – zoals kennis van specifieke technologische tools –kun je relatief snel en eenvoudig bijspijkeren terwijl je al aan de slag bent.
b In bijna elke functie kan enkel wie voldoende taalvaardig is, een duidelijke meerwaarde betekenen voor een organisatie.
c Taal biedt ook een economisch toegangsticket.
d Inzicht in hoe je een tekst ontrafelt of opbouwt, hoe (interculturele) communicatie verloopt, hoe je dubbele bodems in een boodschap herkent … kun je niet op een-twee-drie verwerven.
Naar: tijd.be - 21/05/2019
7 Onderstaande alinea komt uit het artikel OESO waarschuwt: studenten doen te lang over studie hoger onderwijs, maar de kernzin werd weggelaten. Bedenk een goede kernzin voor deze alinea.
(...) Zo kondigde diezelfde KU Leuven midden augustus aan de deliberatie van studenten terug meer in eigen handen te nemen, de Gentse universiteit wil studenten sneller heroriënteren als het moeilijk loopt en de Antwerpse en Brusselse universiteit nodigen studenten dan weer uit voor een begeleidingsgesprek als de resultaten tegenvallen.
Bron: demorgen.be - 10/09/2019 B A
8 Vergelijk onderstaande alinea’s. Welke alinea leest vlotter volgens jou? Beargumenteer.
Uit onderzoek van An De Moor blijkt dat de taalvaardigheid van studenten aan de hogeschool daalt. An De Moor geeft hiervoor meerdere oorzaken. An De Moor spreekt over een diverse instroom in vergelijking met universiteiten. De schoolachtergrond van de studenten is ook een oorzaak. Gedaalde leesvaardigheid is ook een oorzaak. Dit zijn, volgens De Moor, de oorzaken van de gedaalde taalvaardigheid van de studenten aan de hogeschool. Er is meer dan één oorzaak voor dit probleem.
Uit onderzoek van An De Moor blijkt dat de taalvaardigheid van studenten aan de hogeschool daalt. De Moor geeft daarvoor meerdere oorzaken. Eerst wijst ze naar de diverse instroom van hogescholen in vergelijking met universiteiten. Daarnaast speelt de schoolachtergrond van de studenten volgens haar ook een belangrijke rol. Ten slotte is ook de gedaalde leesvaardigheid van de studenten volgens De Moor een oorzaak van de gedaalde taalvaardigheid. Met andere woorden, er ligt meer dan één oorzaak aan de grondslag van dit probleem.
OESO: Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling; samenwerkingsverband van 38 landen om sociaal en economisch beleid te bespreken, te bestuderen en te coördineren
Een tekst leest doorgaans vlotter wanneer er gebruik wordt gemaakt van signaal- en verwijswoorden. Die woorden zijn structuuraanduiders.
Verwijswoorden voorkomen herhalingen omdat ze verwijzen naar iets wat eerder gezegd werd of naar iets wat nog komt.
Lucy heeft een verjaardagscadeau gekocht voor Kevin. Ze wil het morgen graag aan hem geven.
Signaalwoorden geven aan welk verband er tussen zinnen en/of tekstdelen bestaat.
Kevin wil geen huisdieren omdat hij hun appartement te klein vindt. (= reden)
1 Schrijf een alinea die als verduidelijking bij onderstaande gra ek geplaatst kan worden.
Bron: Gezondheidsenquête, Sciensano, bewerking Statistiek Vlaanderen
2 Bekijk je eigen alinea kritisch aan de hand van onderstaande criteria.
mijn alinea
Mijn alinea bevat een kernzin.
Ik maak correct gebruik van signaalwoorden.
Ik maak correct gebruik van verwijswoorden.
Mijn alinea vormt een thematisch geheel.
Mijn alinea vormt een afgerond geheel of heeft een vlotte overgang naar een volgende alinea.
3 Je leerkracht verdeelt de klas in groepen. Schrijf nu een volledige tekst bij de gra ek op p. 135. Maak daarbij gebruik van het stappenplan Schrijven in stappen in de Trajectwijzer.
4 Evalueer nu de eerste versie van jullie tekst met behulp van volgende criteria.
onze tekst
inhoud structuur spelling zinsbouw
De alinea’s van onze tekst zijn thematisch afgebakend.
We hebben de relevante informatie uit de grafiek verwerkt in onze tekst.
We maken correct gebruik van signaalwoorden.
We maken correct gebruik van verwijswoorden.
We hebben een duidelijk(e) inleiding, midden, slot.
We hebben onze tekst grondig nagelezen op spelen typfouten.
Onze zinnen zijn niet te lang of te kort.
We hebben onze tekst grondig nagelezen en er ontbreken geen woorden / er staan geen overbodige woorden in de zinnen.
5 Formuleer hieronder twee werkpunten waar jullie groep extra op wil focussen tijdens het schrijven van de de nitieve versie.
6 Je krijgt een voorbeeldtekst van je leerkracht. Vergelijk die met je eigen tekst. Wat valt je op?
De tekst is opgebouwd volgens het IMS-principe. De tekst bevat een duidelijke inleiding en het slot bevat een krachtige afsluiter die de lezer aan het denken zet (citaat, voorbeeld of afsluitende vraag).
De tekst is onderverdeeld in alinea’s. Die alinea’s werden correct opgebouwd (kernzin + uitwerking). De onderlinge samenhang van de tekst wordt onderbouwd door signaalwoorden en verwijswoorden.
De informatie uit de grafiek werd correct geïnterpreteerd en duidelijk weergegeven in de tekst.
correctheid
De spelling van het eindresultaat is (nagenoeg) foutloos.
gepastheid
Het gebruikte register sluit aan bij de opdracht.
Aanvullende commentaar:
De tekst is opgebouwd volgens het IMS-principe. De inleiding en het slot zijn aanwezig, maar
De tekst is niet opgedeeld volgens het IMS-principe. Inleiding en/of slot ontbreken of zijn te beperkt uitgewerkt.
- De tekst is onderverdeeld in alinea’s. De tekstsamenhang (binnen de alinea en/of tussen alinea’s) is echter een werkpunt.
- De tekst is onderverdeeld in alinea’s, maar signaalwoorden en/of verwijswoorden worden niet altijd correct gebruikt.
Bepaalde informatie uit de grafiek werd correct geïnterpreteerd, maar niet duidelijk weergegeven in de tekst.
De tekst bevat enkele spellingfouten die
- de communicatie niet hinderen (1);
- de boodschap in de weg staan (0,5).
Het gebruikte register sluit meestal aan bij de opdracht, maar af en toe is het taalgebruik te (in)formeel.
- De tekst werd niet opgedeeld in alinea’s.
- De alinea’s vormen intern geen geheel én vertonen geen onderlinge samenhang.
- Signaal- en/of verwijswoorden worden niet of niet correct gebruikt.
De informatie uit de grafiek werd niet correct geïnterpreteerd en ook niet duidelijk weergegeven in de tekst.
De tekst bevat te veel en/of te opvallende spellingfouten.
Het gebruikte register sluit niet aan bij de opdracht.
Het is belangrijk om aandacht te besteden aan hoe je je teksten formuleert. Afhankelijk van je doelpubliek en medium kan dit verschillen. Daarom is het belangrijk om altijd goed na te denken alvorens je begint te schrijven. Het is belangrijk om te bepalen wie je wilt bereiken en wat het doel is van je tekst. Verder is het ook belangrijk om aandacht te besteden aan woordkeuze en is het belangrijk om een duidelijke structuur te hanteren.
Helder communiceren is belangrijk. Je communicatie hangt af van je doelpubliek. Het hangt ook af van het gebruikte medium. Denk daarom goed na. Woordkeuze is belangrijk. Een duidelijke structuur is essentieel.
Helder communiceren is belangrijk, maar niet altijd makkelijk, hoe je moet communiceren wordt door veel factoren bepaald, zoals bijvoorbeeld je doelpubliek en het medium dat wordt gebruikt; ook je woordkeuze en een duidelijke structuur zijn elementen waar je aandacht moet aan besteden bij het schrijven van een tekst.
Ik vind het belangrijk om helder te communiceren en ik besteed daarom veel tijd aan het schrijven van een tekst. Ik denk voor ik begin te schrijven na over mijn doelpubliek en het medium dat ik wil gebruiken. Ik besteed daarnaast ook veel aandacht aan de juiste woordkeuze en ik zorg ervoor dat mijn tekst een duidelijke structuur heeft.
1 Een medeleerling heeft jou gevraagd om zijn/haar tekst na te lezen en feedback te formuleren. Hierboven kun je enkele alinea’s terugvinden die hij/zij wil gebruiken in zijn/haar tekst.
a Lees de alinea’s grondig na.
b Geef bij elke alinea aan of je deze goed geformuleerd vindt of niet. Geef telkens een reden waarom je dat denkt.
c Schrijf zelf een alinea waarin je een van de alinea’s herformuleert.
woord
redigeren: herwerken of herschrijven van een tekst. Bij bv. een krant doet de eindredactie dit. Na het redigeren is een tekst klaar om gedrukt te worden.
2 Kies een van onderstaande teksten. Herformuleer die tekst zodat een twaal arige de tekst vlot kan begrijpen.
a Markeer woorden en uitdrukkingen die moeilijk te begrijpen zijn voor een twaalfjarige.
b Ga op zoek naar een synoniem en noteer het onder de tekst.
c Als je geen bruikbaar synoniem kunt bedenken, schrijf je een verklaring van het woord of de uitdrukking op.
Robotjournalistiek: zijn menselijke journalisten nog nodig?
Robotjournalistiek houdt in: het automatisch genereren van nieuwsartikelen door middel van computersoftware. Er is hierbij geen directe bemoeienis van journalisten van vlees en bloed nodig. Deze vorm van journalistiek wordt de afgelopen jaren steeds meer ingezet voor artikelen waarbij veel feitelijke gegevens gemoeid zijn, zoals sportuitslagen, financieel nieuws en het weer. Tijdens de verkiezingen maakte de NOS bijvoorbeeld gebruik van robotjournalistiek [voor het weergeven van de uitslagen].
Door een robot in te zetten, kan tijd bespaard worden. Een robot verzamelt data veel sneller dan een menselijke journalist. Bovendien bleek uit onderzoek dat lezers van financiële artikelen meer vertrouwen hebben in het woord van de computer dan in dat van een menselijke journalist.
Bij sportverhalen zijn lezers dan weer minder enthousiast over de robotschrijver. Tekst die gemaakt is door een robot kan namelijk geen échte emotie bevatten. Daarnaast zijn robots niet in staat tot het maken van gedachtesprongen en het afnemen van interviews. Robotjournalistiek zal de menselijke journalist voorlopig dus nog niet kunnen vervangen.
Bron: TechPulse.be / Blue Pixl Media b.v.
‘Goed huisvader’, ‘raadsheer’, ‘raadsman’: het is hoog tijd dat zulke termen in de Nederlandse overheidstaal plaats maken voor moderne, inclusievere formuleringen. Dat stellen acht juristen in een oproep op sociale media, waarin zij aandacht vragen voor overheidstaal die toe is aan modernisering. Met de hashtag ‘mannelijketaalisnietneutraal’ roepen de acht juristen op om overheidstaal op te sporen die inclusiever geformuleerd zou kunnen worden. Zij kregen al snel tientallen reacties en er volgde een levendige discussie.
Overigens is het initiatief niet helemaal nieuw. Zo riepen twee van de betrokken advocaten de Hoge Raad in 2019 al op om in zijn rechtspraak voortaan vrouw-inclusieve taal te gebruiken. De Hoge Raad liet daarop in een reactie weten ‘aangenaam verrast’ te zijn en zegde toe de aangereikte suggesties te zullen bespreken. Maar tot op heden heeft de Hoge Raad het nog steeds over ‘raadsheren’.
Bron: eerder verschenen op www.mr-online.nl © Uitgever Mr. bv
Je weet hoe een taalkundige een verdwenen oertaal reconstrueert
Je kent de taalfamilie van het Germaans
Je weet welke benamingen onze taal doorheen de geschiedenis kreeg
Je kent de kenmerken van het Oudnederlands, Middelnederlands en Nieuwnederlands en kunt die situeren in de tijd
Het is onmogelijk om met een exacte datum te bepalen waarop een taal is ontstaan. Meer nog, als je de geschiedenis van het Nederlands wilt achterhalen, dan stoot je al snel op het dilemma of je in vroegere tijden te maken had met een taal of met een vorm van dialect.
Als het van Johannes Goropius Becanus, de hofarts van keizer Karel, afhangt, dan kunnen we de geschiedenis van het Nederlands starten in het aards paradijs.
Becanus meende dat het Nederlands de enige taal was die direct van de oertaal afstamde en er nog sterk op leek. Volgens hem was dit de taal die Adam en Eva spraken. Bij de Babylonische spraakverwarring zouden alle talen ontstaan zijn, maar de nakomelingen van Jafet, een van de zonen van Noach die niet had meegebouwd aan de toren van Babel, zouden de oertaal zijn blijven spreken. De Antwerpenaren zouden de afstammelingen zijn van Jafet en een verbasterde vorm van die oertaal spreken.
In de theorie van Becanus, uiteengezet in zijn Origines Antwerpianae (1569), bestond de oertaal uit basiswoorden van slechts één lettergreep. Langere woorden zijn samengesteld uit die basiswoorden. Enkele voorbeelden:
Adam haat-dam: tegen de haat van de slang appel ap-fel: ap = happen, fel = wreed, de combinatie verwijst naar de appel in het paradijs Eva Eu-vat: Eu = eeuw, de combinatie, een vat van alle eeuwen verwijst naar de vrouw als moeder
Een ander argument dat hij aanbracht, is dat het Nederlands dat in de zestiende eeuw nog het Diets of het Duyts werd genoemd, verwijst naar Douts of d’Oudste. Dus zo kon hij zijn stelling bewijzen dat het Nederlands de oudste taal was.
Naar: nl.wikipedia.org
1 Hoe kun je een oertaal reconstrueren?
2 Op welke problemen is Becanus zeker gestoten bij de reconstructie van de oertaal?
3 Als Antwerpenaar klonk deze theorie van Becanus waarschijnlijk als muziek in de oren, maar weinig wetenschappers schatten zijn theorie hoog in. Welke verdienste kunnen we hem toch toeschrijven?
1 Lees onderstaande tekst. Geef nadien de juiste benaming van onze taal per periode.
Fragment 2
Lang geleden spraken in het huidige Nederland en Vlaanderen de inwoners verschillende Germaanse dialecten. Daaruit ontwikkelden zich verschillende Germaanse talen, waaronder het Nederlands. Die talen werden meestal vernoemd naar de regio waar ze werden gesproken of het volk dat de taal gebruikte: zo ontleent het Engels zijn naam aan Anglia en de Angelen die er woonden. Voor het Nederlands waren er lange tijd meer namen in de running.
Taalkundigen van nu spreken over Oudnederlands (700-1150), Middelnederlands (1150-1500) en Nieuwnederlands (vanaf 1500), maar deze namen werden eerder in de geschiedenis niet gebruikt. Zo rond 1150 werd Nederlands nog Diets genoemd (de Vlaamse variant van de taal) of Duuts, dat zich later ontwikkelde tot Duits (de Brabants-Hollandse variant van de naam). Diets is afgeleid van het Middelnederlandse woord diet, wat volk betekent. Diets is dus de taal van het volk, welke bestond naast het Latijn, de taal van de wetenschap en clerus. Diets raakte in onbruik, maar de variant Duits neemt het tussen 1500 en 1700 op tegen twee andere kanshebbers om onze taal te benoemen, met name Nederlands en Nederduits.
Begin zestiende eeuw is Nederlands een concurrent naast Duits; vanaf 1550, met de publicatie van de Nederlandsche Spellijnghe, gaat Nederlands de term Duits overtreffen. Nederlands verwees naar de talen die in de streek van de Benedenrijn werden gesproken.
Vanaf de tweede helft van de zestiende eeuw komt ook het Nederduits sterk opzetten, als tegenhanger van het Hoogduits, dat de Bovenrijnse dialecten aanduidt. Nederduits omvat dus zowel het Nederlands als het Duits dat in Noord-Duitsland wordt gesproken. Begin zeventiende eeuw wint Nederduits terrein, misschien onder invloed van de Nederduitse Gereformeerde Kerk, die koning Willem I in 1816 herdoopt tot de Nederlands Hervormde Kerk. Dat koning Willem I zich vanaf 1815 de eerste vorst van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (het huidige België en Nederland) mocht noemen, gaf een enorme boost aan de naam Nederlands en betekende het einde voor Nederduits.
Bron: Atlas van de Nederlandse taal - editie Vlaanderen, Lannoo, Tielt, 2017, blz. 29
Het Nederlands zoals we het vandaag kennen, bestond oorspronkelijk uit verschillende Germaanse dialecten. Een bepaalde tak ontwikkelde zich verder en is uiteindelijk tot onze Nederlandse taal geëvolueerd.
Om een beeld te krijgen van de evolutie van een taal gaan taalwetenschappers talen met elkaar vergelijken. Indien ze opvallend veel gelijkenissen vertonen, kan men ervan uitgaan dat deze talen een gemeenschappelijke voorouder hebben.
1 Probeer onderstaande tabel in te vullen en let daarbij op de overeenkomsten tussen de talen.
Nederlands Duits Engels Frans Latijn moeder vier melk boek stoel kers
2 Wat valt je op?
3 Wat kun je hieruit besluiten?
Maar … het Engels vindt zijn oorsprong in de Germaanse talen die in Groot-Brittannië gesproken werden, in het bijzonder de taal van de Angelen, de Saksen en de Juten. Het is sterk beïnvloed door het Oudnoords (dankzij de vele Vikingen die er zich vestigden tussen en ) en vooral het Oudfrans (na de verovering door de Normandiërs in ). De grammaticale structuur van het Engels is dus nog steeds overwegend Germaans, op enkele aan de Romaanse talen ontleende zinsconstructies na, maar van de totale Engelse woordenschat is veel (circa %) ontleend aan het Oudfrans en Latijn. Men noemt het Engels daarom soms ook wel een brugtaal tussen de wereld van de Germaanse en die van de Romaanse talen. Bron: www.wikipedia.nl
Dankzij zo’n vergelijkende taalstudie kunnen taalwetenschappers in kaart brengen welke talen verwant zijn met elkaar. Het Nederlands behoort tot de groep van de Germaanse talen, die op hun beurt behoren tot de IndoGermaanse talen die dan weer tot de groep van de Indo-Europese talen behoren. Waar en door wie de Indo-Europese oertaal werd gesproken, blijft giswerk. Er zijn twee theorieën. Ofwel vindt de taal zijn oorsprong bij de koergan-ruiters, die zo’n 6 000 jaar geleden leefden op de steppen ten noorden van de Zwarte Zee. Ofwel werd de oertaal gesproken in het vruchtbare landbouwgebied van Anatolië. Feit is dat de Indo-Europese oertaalsprekers zich flink over de wereld hebben verspreid. Via taalcontacten met de oorspronkelijke bewoners van hun nieuwe thuishavens ontwikkelden zich diverse Indo-Europese dochtertalen. Het Fins, Ets, Hongaars maken deel uit van de Fins-Oegrische taalfamilie met het Oeraals als gemeenschappelijke oertaal.
4 Bekijk in de Trajectwijzer het boomschema van de Germaanse talen.
a Probeer aan de hand van de stamboom te achterhalen wat er niet in het rijtje thuishoort en leg ook uit waarom niet.
b Gebruik in je uitleg de volgende termen: moedertaal – zustertaal – dochtertaal – levende taal – dode taal.
1 Engels – Noors – Fries – Afrikaans
2 Zweeds – Nederlands – Fries – Vandaals
3 Nederlands – Engels – Afrikaans – Duits
4 Faeröers – Deens – Duits – Noors
5 Deens – Fins – Noors – Zweeds
Je kunt de relevante informatie in een bron selecteren
1 Je kunt relevante informatie uit een bron schematisch weergeven
3
Je kunt de hoofd- en bijzaken van elkaar onderscheiden
2
4
Je kunt de kenmerken van een goede samenvatting achterhalen aan de hand van een voorbeeld
1 Wanneer ik informatie in een tekst aanduid,
a vind ik het moeilijk om niet alles / te veel informatie aan te duiden.
b duid ik vaak te weinig informatie aan.
c slaag ik erin om enkel de belangrijke informatie te selecteren.
2 Ik heb bij het lezen/beluisteren van een bron
a vaak moeite om de hoofd- en bijzaken en voorbeelden van elkaar te onderscheiden.
b soms moeite om de hoofd- en bijzaken en voorbeelden van elkaar te onderscheiden.
c geen moeite om de hoofd- en bijzaken en voorbeelden van elkaar te onderscheiden.
3 Wanneer ik een tekst lees,
a zie ik zelden of nooit de verbanden tussen de verschillende tekstonderdelen.
b zie ik soms de verbanden tussen de verschillende tekstonderdelen.
c zie ik meestal de verbanden tussen de verschillende tekstonderdelen.
4 Wanneer ik studeer,
a maak ik nooit een schema van de leerstof.
b maak ik soms een schema van de leerstof (dat is bijvoorbeeld afhankelijk van het type of de hoeveelheid leerstof).
c maak ik altijd een schema van de leerstof.
5 Een doorlopende tekst schematiseren
a is voor mij een uitdaging.
b lukt me soms goed, maar is afhankelijk van het soort tekst.
c lukt me meestal goed.
Gebruik het stappenplan om na te gaan wat je nog kunt verbeteren.
Antwoordde je voornamelijk c? Een bron schematiseren lukt je al aardig.
relevante informatie te selecteren en op een overzichtelijke wijze weer te geven.
moeilijk voor jou. Ga aan de slag met het stappenplan om zo stapsgewijs de
Antwoordde je voornamelijk a of b? Het schematiseren van een tekst is nog
1 Doe de test op p. 145 en ontdek wat je al weet over schematiseren.
2 Geef twee voordelen van het schematiseren van een bron.
3 Hoe begin jij aan het schematiseren van een tekst? Bespreek met een medeleerling hoe jullie dat zouden aanpakken en maak een kort stappenplan.
4 Vergelijk nu jouw stappenplan met dat van de Trajectwijzer. Vul je stappenplan indien nodig aan.
Afhankelijk van het doel van je schema en van de bron waarop het schema is gebaseerd, kun je kiezen voor verschillende schematiseringsmethodes.
Op de volgende pagina’s vind je de tekst Dt-fouten maak je in je hoofd, waarvan je een schema zult maken. Voor je aan zo’n schema kunt beginnen, is het steeds belangrijk om je bron aandachtig te bestuderen.
EOS is een Nederlandstalig maandblad met toegankelijke artikels over wetenschap en technologie.
1 Achterhaal aan de hand van jouw stappenplan alle relevante informatie over de tekst. Maak daarvoor gebruik van markeringen, aantekeningen …
Die kennis zul je vervolgens inzetten om zelf een schema van de tekst te maken.
Uit onderzoek blijkt dat jezelf vragen stellen een uitstekende methode is om leerstof beter te leren en te onthouden. Het zorgt ervoor dat je de leerstof actief verwerkt.
Bedenk tijdens het bestuderen van de bron al enkele vragen om de informatie tussendoor of later op alinea- of tekstniveau te herhalen. Beantwoord vervolgens die vragen op basis van wat je je nog kunt herinneren.
Iedereen maakt dt-fouten, zelfs wie de spellingregels perfect beheerst. Psycholinguïst Dominiek Sandra onderzocht waarom dt-fouten zo hardnekkig zijn. Je trapt in een spellingval omdat je ‘werkgeheugen’ vol zit.
De meeste mensen storen zich niet echt aan een occasionele spelfout. Als je applaudisseren, elektronisch of pyjama fout spelt, liet je geheugen je even in de steek. Voor zulke moeilijke woorden bestaan geen spellingregels, je moet hun spelling memoriseren. Regels zijn er wel om de woorden hanenkam, gesms’t of gedeletet correct te spellen. Ook spelfouten tegen zulke woorden leiden zelden tot ergernis. De regels zijn te complex of je gebruikt ze te weinig om ze te onthouden.
Helemaal anders is het gesteld met dt-fouten. Geen andere spellingfout krijgt op school zo veel aandacht van leerkrachten, doet de emoties zo hoog oplaaien en veroorzaakt zo veel frustraties bij schoolgaande jongeren. ‘Hoe is het mogelijk dat de schrijver een fout maakt tegen zulke eenvoudige spellingregels’, is je eerste reflex als je een dt-fout ziet in de krant of in de ondertiteling van een tv-programma.
In tegenstelling tot veel spellingregels zijn de regels voor het spellen van de Nederlandse werkwoorden gemakkelijk uit te leggen. Daarom vinden de meeste mensen het onaanvaardbaar dat je die regels vergeet toe te passen.
De onderzoeksgroep psycholinguïstiek van de Universiteit Antwerpen heeft veel onderzoek verricht naar de oorzaken van dt-fouten. Dat heeft niets te maken met taalpurisme. Wij voeren geen kruistocht tegen deze fouten. Wij zoeken geen excuses om dt-fouten goed te praten. We willen ook niet onderzoeken hoe slecht het gesteld is met de spellingvaardigheid van de jongeren.
Wij gaan na waarom dt-fouten zo hardnekkig zijn. Zelfs herhaaldelijke opmerkingen van leerkrachten maken weinig indruk. Hoe komt het dat veel spellers zo veel moeilijkheden ondervinden als ze zulke eenvoudige regeltjes toepassen? Wij wilden de mentale processen ontrafelen waardoor we fouten maken als we werkwoordsvormen spellen. Daarmee bevinden we ons op het terrein van de psycholinguïstiek of de experimentele taalpsychologie.
Voor we het mysterie konden oplossen, vroegen we ons af welke werkwoordsvormen de dt-val openzetten. De meeste Nederlandse werkwoordsvormen leveren bij het spellen geen problemen op. Spelfouten doen zich zelden voor op vormen als loopt en voelt. Het zijn klankzuivere vormen, waarvan de schrijfwijze getrouw hun uitspraak weerspiegelt.
De overgrote meerderheid van dt-fouten maak je op homofonen. Homofonen zijn niet klankzuiver, want met één uitspraak corresponderen meerdere spellingvormen, elk met hun grammaticale functie. Voorbeelden van homofoonparen zijn: word-wordt en gebeurt-gebeurd.
Die homofonen zijn de gevaarvormen. Veel zijn er niet. Hun aantal bedraagt slechts 5 tot 10 procent van alle Nederlandse werkwoordsvormen. Ook hun frequentie in teksten bedraagt maar 5 tot 10 procent van alle voorkomende werkwoordsvormen. Die kleine groep veroorzaakt veel problemen, bij
iedereen, ook als je er rotsvast van overtuigd bent dat je nooit een dt-fout maakt. Zelfs als je je teksten grondig naleest, is het onwaarschijnlijk dat je nooit een dt-fout maakt of laat staan.
Dat is de vraag van dit onderzoek. Welke mentale processen doen je zo snel een dt-fout maken? Hoe onderzoek je welke mentale processen dt-fouten laten ontstaan bij het schrijven? Zeker niet door proefpersonen te vragen hoe ze werkwoordsvormen spellen. Onze intuïtie kan zulke complexe en snelle processen niet identificeren. De enige methode is proefpersonen laten schrijven en hun fouten analyseren.
Schrijven onder tijdsdruk
We gaven leerlingen uit de derde graad van de middelbare school (aso/ vwo) een dictee waarin voldoende probleemgevallen voorkwamen en gingen na of er een systematiek in hun fouten zat. In een gatentekst moesten ze af en toe een ontbrekend woord invullen: een homofone werkwoordsvorm of een moeilijk woord dat de aandacht van de werkwoorden afleidde, zoals parallellogram of sms’je.
De proefpersonen kregen weinig tijd. Door hen veel bedenktijd te geven, zouden we enkel te weten komen hoe goed ze de regels beheersen. Wij wilden weten wat er gebeurt als ze de regels niet kunnen toepassen, hoe het foutmechanisme achter dt-fouten eruitziet. We wilden ook dat ze voldoende fouten maakten om een patroon in die fouten te ontdekken. Door hen snel te doen schrijven en daardoor fouten uit te lokken, kregen we een zicht op het foutmechanisme.
De basis voor deze methode is een hypothese. De meeste dt-fouten ontstaan onder tijdsdruk of omdat we gefocust zijn op de tekstinhoud en onvoldoende aandacht overhouden om spellingregels toe te passen. In een iets technischer jargon: dt-fouten liggen op de loer als de capaciteit van ons werkgeheugen overschreden wordt. In ons werkgeheugen herhalen we bijvoorbeeld een onbekend telefoonnummer, doen we aan hoofdrekenen of identificeren we het onderwerp van een werkwoordsvorm. In een dictee onder tijdsdruk is het moeilijk om de operaties in het werkgeheugen tot een goed einde te brengen.
Belang van het werkgeheugen
Naast tijdsdruk manipuleerden we een factor die rechtstreeks met het werkgeheugen in verband staat: het aantal woorden tussen de homofone vorm en het onderwerp. De proefpersonen maakten significant meer dt-fouten in zinnen waar onderwerp en werkwoordhomofoon niet naast elkaar stonden, bijvoorbeeld ‘Omdat ik nu wel erg moe word, wil ik zo snel mogelijk gaan slapen’. Dat onderstreept het belang van het werkgeheugen. Hoe verder het onderwerp in het werkgeheugen verwijderd is van het homofone werkwoord, hoe tijdrovender het zoekproces naar het onderwerp. Een te hoge belasting van het werkgeheugen eist duidelijk zijn tol en dat uit zich in dt-fouten.
Daarmee hebben we een van de mentale componenten geïdentificeerd waarnaar we zochten: het werkgeheugen. De rol van ons werkgeheugen is misschien niet opzienbarend. We ondervinden in veel domeinen problemen als dat geheugensysteem onder druk staat. Het is bijvoorbeeld niet gemakkelijk om een tekst hardop te lezen en tegelijk rekensommen in ons werkgeheugen te maken. Het belang van het werkgeheugen bij het maken van dt-fouten onderstreept dat we de regels voor de werkwoordspelling bewust moeten oproepen, dat ze niet geautomatiseerd zijn.
Een overbelast werkgeheugen is een voorwaarde voor dt-fouten. We onderzochten ook of er een systematiek in die fouten zat, en die vonden we. De proefpersonen hadden een sterke neiging om de homofoon met de hoogste frequentie op te schrijven. Dit noemden we het effect van homofoondominantie: een voorkeur voor de homofoon die het meest voorkomt. Aangezien wordt vaker voorkomt dan word, schreven proefpersonen vaker wordt als het word moest zijn. Als de d-vorm dominant was, deden de meeste fouten zich voor op de dt-vorm.
Homofoondominantie is het tweede mentale proces dat een rol speelt als je dt-fouten maakt, maar het geeft niet altijd aanleiding tot een foute spelling. Aangezien de dominante homofoon het vaakst voorkomt, leidt homofoondominantie in de meeste gevallen niet tot een dt-fout. Die statistische overweging is een schrale troost bij een nultolerantie voor dt-fouten.
Het effect van homofoondominantie zie je ook in de analyse van de werkwoordsvormen in een verzameling chatsessies. Wie chat, staat altijd onder tijdsdruk, want hij moet zijn boodschap ingetikt hebben voor z’n gesprekspartner iets doorstuurt. In zulke omstandigheden correspondeerden de meeste dt-fouten met de hoogstfrequente homofoon. De conclusies uit ons experimenteel taalonderzoek gelden dus ook in de ‘echte wereld’.
In het tweede deel van ons onderzoek stelden we de vraag of homofoondominantie ook een rol speelt als je leest. Die vraag onderzocht ik samen met Nina Verhaert. Ze verdedigde begin dit jaar haar doctoraalstudie. Onze hypothese was dat sommige dt-fouten minder opvallen dan andere. De meest voorkomende homofoonvorm zou vaker aan de aandacht ontsnappen omwille van onze sterkere vertrouwdheid met dat spellingbeeld.
In één experiment moesten proefpersonen onder tijdsdruk beslissen of tweewoordcombinaties correct klonken. De kritieke items waren de correcte en foutieve spellingen van de twee werkwoordhomofonen van een reeks werkwoorden, bijvoorbeeld: ik word, hij wordt, ik wordt en hij word. Alle combinaties vereisten een ja als antwoord, want de uitspraak klinkt correct. Hoewel de spelfouten de reacties vertraagden, was die vertraging minder sterk als de fout correspondeerde met de dominante homofoon. Het dominante patroon kwam vertrouwd over, zodat het er minder fout uitzag en de fout minder goed opgemerkt werd.
Ook als proefpersonen een hele zin moesten verwerken, vonden we een duidelijk effect van homofoondominantie. In één experiment moesten de deelnemers een van twee woorden kiezen om een zin compleet te maken.
Als proefpersonen voor een fout gespelde werkwoordhomofoon moesten kiezen, konden ze dat sneller bij de dominante homofoon, bijvoorbeeld in ‘Omdat ik nu wel erg moe komt/wordt’. Een dt-fout die overeenstemde met de dominante homofoon viel ook hier minder op. Dat stelden we ook vast in een naleestaak, waarin proefpersonen alle soorten spelfouten in zinnen moesten opsporen. Zelfs terwijl ze expliciet op de spelling focusten, lazen ze vaker over een dt-fout heen als die fout overeenstemde met de spelling van de dominante homofoon.
Onze leesexperimenten lieten een consistent patroon zien: een dt-fout valt minder op als het spellingbeeld dat van de dominante homofoon is. Het effect van homofoondominantie doet zich dus ook voor tijdens het nalezen.
Hoe nonchalanter, hoe fouter
Ons onderzoek heeft de mentale processen blootgelegd die een specifiek foutenpatroon doen ontstaan tijdens het spellen. We vonden ook de processen die ervoor zorgen dat sommige fouten minder sterk opvallen tijdens het lezen. Merkwaardig genoeg zijn het dezelfde mentale processen die tijdens het spellen en het lezen een rol spelen.
Ons werkgeheugen is nodig om dt-regels toe te passen, vooral omdat er maar 5 tot 10 procent werkwoordhomofonen zijn en de regels daardoor niet geautomatiseerd raken. Als de capaciteit van dat werkgeheugen overschreden wordt, ontstaat een voorkeur voor de dominante spelling. Tijdens het schrijven resulteert dat in de neiging om die vorm op te schrijven. Tijdens het lezen of nalezen blijkt dit uit de neiging om die vertrouwde vorm als correct te accepteren. Onze mentale software spant twee keer dezelfde valkuil en verklaart de hardnekkigheid van dt-fouten.
Met dezelfde terminologie vonden we ook een antwoord op de vraag wat het verband is tussen dt-fouten en een nonchalante schrijfattitude. Nonchalante schrijvers maken per definitie veel dt-fouten omdat ze geen moeite doen om de spellingregels in hun werkgeheugen op te roepen. Daardoor vallen ze vaak ten prooi aan het effect van homofoondominantie. Het omgekeerde geldt niet. Niet elke dt-fout is een gevolg van een nonchalante schrijfhouding.
Het effect van homofoondominantie komt ook voor bij vervoegde vormen waar niet het hele woord homofoon is. Proefpersonen in leesexperimenten zagen sneller een fout van het type traptte dan van het type wastte. Dat is wellicht het gevolg van het bestaan van vormen als tastte, vastte, twistte … waar de letterreeks ‘stte’ in de verleden tijd wel correct is en van het ontbreken van vormen waar de letterreeks ‘ptte’ correct is. Het effect van homofoondominantie is duidelijk een heel sterke stoorzender in het Nederlands.
Bron: eoswetenschap.eu
Het doel van een schema is het verkort weergeven van de inhoud van een bron. Daarnaast verduidelijkt een schema ook de verbanden tussen tekstdelen.
1 Wat zijn volgens jou de vormelijke en inhoudelijke kenmerken van een goed schema?
2 Bekijk de verschillende schematiseringsmethodes in de Trajectwijzer
a Welke methode verkies jij om de tekst schematisch weer te geven?
b Waarom verkies je die methode?
3 Maak een schema van de tekst aan de hand van de door jou gekozen methode.
4 Laat jouw schema door een medeleerling beoordelen aan de hand van de evaluatiematrix.
Herschrijven
5 Maak een nieuwe versie van jouw schema aan de hand van de feedback die je kreeg.
6 Beantwoord onderstaande vragen. Je mag daarvoor jouw schema gebruiken. Zo test je of alle relevante informatie uit het artikel in je schema staat en of je die informatie vlot terugvindt.
a Wat zijn homofonen?
Geef een voorbeeld van een homofoon.
b Welke twee mentale componenten spelen een rol bij het maken van dt-fouten?
c Leg uit wat het aantal woorden tussen de homofone vorm en het onderwerp als impact had op het aantal dt-fouten.
Hoe komt dat?
d Zijn de regels voor de werkwoordspelling geautomatiseerd? Hoe weet je dat?
e Waarom valt een fout als ‘traptte’ sneller op dan een fout als ‘wastte’?
f Welke invloed heeft homofoondominantie op het schrijfproces?
Welke invloed heeft homofoondominantie bij het (na)lezen?
7 Beoordeel je schema van de tekst.
a Kon je aan de hand van jouw schema alle vragen beantwoorden?
b Zou je na deze oefening nog extra informatie toevoegen aan jouw schema? Zo ja, welke?
volledigheid en duidelijkheid
Je haalt alle relevante informatie uit de brontekst.
- Je vermeldt het merendeel van de relevante informatie uit de brontekst, maar vergeet enkele zaken.
- Je vermeldt naast de relevante informatie ook enkele zaken die niet relevant zijn.
- Je schema bestaat uit te veel irrelevante informatie.
- Je schema bevat onvoldoende relevante informatie.
- De informatie is duidelijk gestructureerd.
- Hoofd- en bijzaken worden van elkaar onderscheiden. Er wordt duidelijk aangegeven wanneer iets een voorbeeld is.
- De informatie is grotendeels duidelijk gestructureerd.
- Er wordt niet altijd duidelijk weergegeven wat een hoofdzaak, bijzaak of voorbeeld is.
- De informatie is niet duidelijk gestructureerd.
- Je maakt onvoldoende onderscheid tussen hoofdzaken, bijzaken en voorbeelden.
De verbanden tussen de verschillende tekstonderdelen zijn duidelijk weergegeven.
- Je schema is geen doorlopende tekst. Je maakt geen gebruik van volzinnen maar van een goede telegramstijl.
- Je maakt gebruik van duidelijke symbolen.
De omvang van je schema is niet te uitgebreid.
Aanvullende commentaar:
De verbanden tussen de verschillende tekstonderdelen zijn meestal duidelijk weergegeven.
De verbanden tussen de verschillende tekstonderdelen worden onvoldoende weergegeven in jouw schema. vorm
- Je schema is geen doorlopende tekst, maar je maakt af en toe nog wel gebruik van volzinnen.
- Je maakt doorgaans gebruik van duidelijke symbolen.
De omvang van je schema is net niet te uitgebreid.
- Je schema is een doorlopende tekst. Je maakt geen gebruik van telegramstijl.
- Je gebruikt onduidelijke symbolen.
De omvang van je schema stemt niet overeen met de opdracht.
Een goed schema is de basis voor een goede samenvatting van een tekst. Hieronder kun je drie samenvattingen van de tekst Dt-fouten maak je in je hoofd terugvinden.
Samenvatting 1
Onlangs werd er onderzoek gevoerd naar de mentale processen die verscholen zitten achter het maken van een bepaald type spellingfouten, dt-fouten.
In dit onderzoek werden er verschillende dingen onderzocht door proefpersonen opdrachten te laten uitvoeren onder tijdsdruk. Daaruit bleek dat het werkgeheugen een belangrijke component is wanneer het gaat over het maken van dt-fouten. Ook wanneer het onderwerp en de homofone werkwoordsvorm verder uit elkaar stonden, maakten de proefpersonen meer dt-fouten. Door naar de fouten te kijken, bleek dat ook homofoondominantie een belangrijk rol speelt bij het maken van dt-fouten.
Uit het tweede deel van het onderzoek, bleek dat homofoondominantie ook een rol speelt bij het (na) lezen van teksten.
Beide componenten blijken een rol te spelen bij het schrijven van dt-fouten en bij het (na)lezen van teksten. Deze componenten verklaren ook het verband tussen het maken van dt-fouten en een nonchalante schrijfattitude.
Ondanks de eenvoudige spellingregels voor het spellen van Nederlandse werkwoorden, blijven dt-fouten veel voorkomen. Psycholinguïst Dominiek Sandra onderzocht de achterliggende mentale processen die mee aan de basis van deze fouten liggen. Het onderzoek bestaat uit twee delen: het schrijven van dtfouten en de rol die homofoondominantie speelt bij het (na)lezen van teksten.
Hoewel homofonen slechts 5 tot 10 procent van de Nederlandse werkwoordsvormen bedragen, gebeuren de meeste dt-fouten toch bij het spellen van deze vormen. Homofonen zijn vormen waarbij de uitspraak correspondeert met meerdere spellingvormen (bijvoorbeeld word en wordt).
In het eerste deel van het onderzoek werd er onderzocht welke achterliggende mentale processen mee aan de oorzaak liggen van het schrijven van dt-fouten. Om dit te onderzoeken, kregen leerlingen uit de derde graad (aso/vwo) een dictee met voldoende probleemgevallen. Ze moesten een gatentekst aanvullen met een homofone werkwoordsvorm of een moeilijk woord. Om de capaciteit van het werkgeheugen te overbelasten werd de opdracht uitgevoerd onder tijdsdruk en werd het aantal woorden tussen het onderwerp en de homofone vorm gemanipuleerd. Door het gebrek aan bedenktijd, werden de foutenmechanismen achter de fouten (en niet de kennis van de regels) in kaart gebracht.
Uit deze experimenten kwamen twee mentale componenten naar voren die een invloed hebben op het maken van dt-fouten. De eerste mentale component is het werkgeheugen. De proefpersonen maakten significant meer dt-fouten in de zinnen waar het onderwerp en de homofone vorm niet naast elkaar stonden. Hoe verder beide zinsdelen uit elkaar staan, hoe hoger de belasting van het werkgeheugen, wat resulteert in dt-fouten. Dit benadrukt ook dat dt-regels bewust opgeroepen moeten worden en niet geautomatiseerd zijn. Het tweede mentale proces dat een rol speelt bij het maken van dt-fouten is homofoondominantie. De proefpersonen neigden ernaar om de meest frequente vorm van een homofoon op te schrijven.
In het tweede deel van het onderzoek onderzocht Dominiek Sandra samen met Nina Verhaert of homofoondominantie ook een rol speelt tijdens het lezen, met als hypothese dat sommige dt-fouten minder opvallen dan andere. Om dit te onderzoeken moesten de proefpersonen onder tijdsdruk beslissen of tweewoordcombinaties correct klonken (bijvoorbeeld ik word – ik wordt), een zin compleet maken door te kiezen voor een van de twee gegeven woorden en alle spellingfouten uit zinnen halen.
Uit dit deel van het onderzoek bleek dat spellingfouten voor een vertraging zorgden bij het aangeven of een woordcombinatie correct klonk. Deze vertraging was echter minder wanneer de fout correspondeerde met de dominante homofoon. Ook bij het compleet maken van een zin bleek dat een fout die overeenstemde met de dominante homofoon minder opviel. Hetzelfde bleek ook wanneer de proefpersonen alle spellingfouten uit zinnen moesten halen.
Uit dit onderzoek kunnen verschillende conclusies getrokken worden. Ten eerste zijn de achterliggende mentale processen dezelfde bij het maken en het niet opmerken van dt-fouten. Ten tweede speelt het werkgeheugen een essentiële rol bij het toepassen van de dt-regels: wanneer het werkgeheugen overbelast wordt, gaat de voorkeur uit naar de dominante spelling. Dit resulteert in het schrijven van deze vorm of in het accepteren van deze vorm als de correcte vorm bij het (na)lezen van een tekst. Hiermee wordt ook het verband tussen dt-fouten en een nonchalante schrijfattitude verklaard: nonchalante schrijvers roepen de dt-regels niet op in hun werkgeheugen waardoor zij meer dt-fouten maken.
Ondanks de eenvoudige spellingregels voor het spellen van Nederlandse werkwoorden, blijven dt-fouten veel voorkomen. Zelfs wie de spellingregels perfect beheerst, maakt af en toe dt-fouten. Psycholinguïst Dominiek Sandra onderzocht de achterliggende mentale processen die mee aan de basis van deze fouten liggen.
Occasionele spelfouten worden door velen niet als iets storend beschouwd, het kan soms gebeuren dat je geheugen je even in de steek laat bij het spellen van complexe woorden waarvoor geen spellingregels bestaan. Dt-fouten daarentegen zijn een ander verhaal, de spellingregels voor het spellen van Nederlandse werkwoorden zijn eenvoudig en net dat zorgt ervoor dat dt-fouten veel frustraties teweegbrengen.
De meeste dt-fouten gebeuren bij het spellen van homofonen, vormen waarbij de uitspraak correspondeert met meerdere spellingvormen (bijvoorbeeld: word – wordt). Hoewel deze groep werkwoorden slechts 5 tot 10 procent van de Nederlandse werkwoordsvormen bedraagt, zorgt ze voor veel problemen.
Om de mentale processen achter het maken van dt-fouten in kaart te brengen, gingen de onderzoekers als volgt te werk: leerlingen uit de derde graad (aso/vwo) kregen een dictee met voldoende probleemgevallen om te kijken of er een systematiek in hun fouten zat. Ze moesten een gatentekst aanvullen met een homofone werkwoordsvorm of een moeilijk woord. De moeilijke woorden dienden om de aandacht af te leiden van de werkwoorden. Voor deze opdracht kregen de proefpersonen weinig tijd. Veel bedenktijd zou in kaart brengen hoe goed ze de regels beheersten, het onderzoek wilde echter nagaan hoe het foutenmechanisme achter dt-fouten eruitziet wanneer proefpersonen de regels niet kunnen toepassen. Door hen snel te laten schrijven en zo fouten uit te lokken, konden de onderzoekers zicht krijgen op het foutenmechanisme.
De hypothese voor deze methode is dat de dt-fouten ontstaan wanneer de capaciteit van ons werkgeheugen overschreden wordt. Een dictee onder tijdsdruk maakt het dus moeilijker om de operaties in het werkgeheugen tot een goed einde te brengen. Ons werkgeheugen gebruiken we voor meerdere dingen, zoals onbekende telefoonnummers herhalen of hoofdrekenen.
Naast tijdsdruk werd ook het aantal woorden tussen het onderwerp en de homofone vorm gemanipuleerd, bijvoorbeeld: Omdat ik nu wel erg moe word, wil ik zo snel mogelijk gaan slapen. Door meerdere woorden tussen het onderwerp en de homofone vorm te plaatsen, wordt het proces om het onderwerp te zoeken tijdrovender. Deze (te) hoge belasting van het werkgeheugen kan zich uiten in dtfouten. Ook in andere domeinen ondervinden we problemen wanneer dit geheugensysteem onder druk staat.
Uit bovenstaande experimenten bleek dat proefpersonen significant meer dt-fouten maken in de zinnen waarin het onderwerp en de homofone vorm niet naast elkaar staan. Hoe verder beide zinsdelen uit elkaar staan, hoe hoger de belasting van het werkgeheugen, wat zich uiteindelijk uit in dt-fouten. Er kan dus geconcludeerd worden dat het werkgeheugen een van de mentale componenten is die een invloed hebben op het maken van dt-fouten. Dit benadrukt dat de dt-regels bewust opgeroepen moeten worden en niet geautomatiseerd zijn.
Naast de voorwaarde van een overbelast werkgeheugen, werd er ook een systematiek in de dt-fouten teruggevonden: homofoondominantie. De proefpersonen neigden ernaar om de homofone vorm met de hoogste frequentie op te schrijven. Zo schreven proefpersonen bijvoorbeeld vaker wordt als het word moest zijn omdat wordt vaker voorkomt dan word. Homofoondominantie is het tweede mentale proces dat een rol speelt bij het maken van dt-fouten. Het effect van de homofoondominantie komt ook naar voor in de analyse van werkwoordsvormen in chatsessies.
In het tweede deel van het onderzoek werd er nagegaan of homofoondominantie ook een rol speelt wanneer je leest. De hypothese is in dit geval dat sommige dt-fouten minder opvallen dan andere, zo zou de meest frequente homofoonvorm vaker aan de aandacht ontsnappen. Dit onderzocht Dominiek Sandra samen met Nina Verhaert.
Voor dit experiment moesten de proefpersonen onder tijdsdruk beslissen of tweewoordcombinaties correct klonken (bijvoorbeeld ik word en ik wordt). Het antwoord op deze vraag was altijd positief want de spelling van deze vormen heeft geen invloed op de uitspraak en klank. De spelfouten zorgden voor een vertraging, maar deze vertraging was minder wanneer de fout correspondeerde met de dominante vorm.
Ook bij het verwerken van hele zinnen was het effect van homofoondominantie duidelijk. Bij het kiezen voor een van twee woorden om een zin compleet te maken, viel het op dat een fout die overeenstemde met de dominante homofoon minder opviel. Hetzelfde bleek ook wanneer proefpersonen alle soorten spelfouten in zinnen moesten opsporen.
Uit dit onderzoek kunnen we concluderen dat de mentale processen die een specifiek foutenpatroon doen ontstaan, dezelfde zijn bij het spellen en het lezen. Ons werkgeheugen is noodzakelijk om de dt-regels toe te passen, want door enkele werkwoordhomofonen raken de regels niet geautomatiseerd. Wanneer het werkgeheugen overbelast wordt, gaat de voorkeur uit naar de dominante spelling. Bij het spellen, schrijven mensen deze vorm, tijdens het lezen of nalezen blijken mensen deze vorm als correct te accepteren.
Dit biedt ook een antwoord op de vraag wat het verband is tussen dt-fouten en een nonchalante schrijfattitude: nonchalante schrijvers roepen de dt-regels niet op in hun werkgeheugen waardoor ze meer dt-fouten maken.
1 Bekijk de drie samenvattingen. Welke samenvatting vind jij de beste samenvatting? Motiveer.
2 Maak, aan de hand van de vorige opdracht, een checklist van de vormelijke en inhoudelijke kenmerken van een goede samenvatting.
Je maakt kennis met het genre kortfilm
Je analyseert hoe een kortfilm opgebouwd wordt en bespreekt de verschillende aspecten van een verhaal/film
Je kunt jouw gedachten en gevoelens formuleren bij het bekijken van een kortfilm
Je gaat in gesprek met je medeleerlingen over het thema van de kortfilm
De w-vragen (wie, wat, waar, wanneer, waarom) helpen je om na te denken over de context van een foto, beeld, film, tekst …
1 Bekijk bovenstaande foto. In welke context kun je die plaatsen?
2* Sta jij achter de BLM-beweging?
3* Wat vind je van de symbolische steun van Romelu Lukaku en de Rode Duivels?
4* Ben je zelf al eens in aanraking gekomen met racisme of vooroordelen?
5 Internationaal is er ook soms kritiek op BLM, hoe komt dat?
6 Jullie krijgen in drie delen een kort lm te zien met de titel Two strangers who meet ve times. Welk verhaal verwacht je bij zo’n titel?
7 Je kunt het woord ‘stranger’ op twee manieren vertalen, welke?
8 Welke betekenis is op de kort lm van toepassing, denk je?
9 Bekijk de a che: verwacht je een kwalitatieve kort lm? Waarom wel/ niet?
Bekijk het eerste deel van de film.
1 Hoe voel je je na het bekijken van dit eerste fragment? Kies een of meerdere toepasselijke bijvoeglijke naamwoorden en vertel waarom je die emotie hebt.
verontwaardigd – opgewekt – teleurgesteld – woedend – onverschillig – machteloos – slechtgezind –geamuseerd – gegeneerd – verrast – gedemotiveerd – verward – nieuwsgierig – ongemakkelijk
2 In dit verhaal hebben we te maken met twee protagonisten. Wie? Omschrijf ze.
3 In het fragment zien we twee ontmoetingen. Bespreek elke ontmoeting aan de hand van volgende vragen.
a De hoeveelste ontmoeting is dit?
b Wat gebeurt er?
c Beschrijf het uiterlijk van de twee protagonisten.
d Wie heeft een sterke machtspositie? Wordt die macht positief ingezet of misbruikt?
4 Welke drie vooroordelen worden Samir bij de tweede ontmoeting naar het hoofd geslingerd?
5 Hoe reageert Samir op die vooroordelen?
6* Ken je nog van die typische vooroordelen? Welke?
7* Ben je zelf al eens getuige of slachto er geweest van zo’n voorval? Hoe reageerde je? Betrap je jezelf wel eens op vooroordelen?
8 Welke vraag stel je je aan het einde van dit fragment?
9* Welk antwoord vermoed je op die vraag?
Bekijk het tweede deel van de kortfilm.
10 Heeft Alistair de job gekregen? Hoe kom je dat als kijker te weten?
11 Heeft Samir daardoor zijn macht misbruikt, vind je?
12 Bespreek ook deze ontmoeting aan de hand van volgende vragen.
a De hoeveelste ontmoeting is dit?
b Wat gebeurt er?
c Beschrijf het uiterlijk van de twee protagonisten.
d Wie heeft een sterke machtspositie? Wordt die macht positief ingezet of misbruikt?
13 Hoe toont de lmmaker zonder woorden dat Alistair amper geld heeft? Geef drie voorbeelden.
14 Vanuit welke emotie handelt Samir in ontmoeting 3 versus ontmoeting 4? Leg uit.
15* Hoe sta je tegenover de personages na het bekijken van dit fragment?
16* Geef je zelf wel eens geld of eten aan een dakloze? Waarom wel/niet?
Bekijk het laatste deel van de kortfilm.
17 Wanneer ontmoetten Alistair en Samir elkaar voor het eerst?
18 Bespreek deze ontmoetingen opnieuw aan de hand van volgende vragen.
a De hoeveelste ontmoeting is dit?
b Wat gebeurt er?
c Beschrijf het uiterlijk van de twee protagonisten.
d Wie heeft een sterke machtspositie? Wordt die macht positief ingezet of misbruikt?
19* Hoe is de relatie tussen Alistair en Samir in de zandbak?
20 Waarom is onderstaande uitspraak van Alistairs moeder cruciaal voor het verloop van het verhaal? Wat maakt die uitspraak duidelijk?
‘We don’t want you catching germs.’
21 Welk zaadje plant de moeder in Alistairs hoofd met die uitspraak?
22 Hoe weet je in de laatste scène dat de oude Sammy Alistair herkent?
23 In ontmoeting 4 zei Samir het onderstaande. Is zijn hoop voor Alistair uitgekomen?
‘Make today the first day everything falls into place for you.’
Voor een uitgebreidere analyse van de kortfilm kruipen jullie in de huid van een groep filmrecensenten. Jullie leerkracht wijst iedere groep een expertise toe, dat luik gaan jullie samen onderzoeken en de bijhorende vragen oplossen. Daarna vertellen jullie aan de rest van de klas wat jullie ontdekt hebben.
1 In welk land speelt het verhaal zich af? Hoe weet je dat?
2 Een cashpoint of bankautomaat geeft twee keer een belangrijke wending aan Alistairs leven. Verklaar.
3 Wordt het verhaal chronologisch verteld?
4 Waarom kiest de lmmaker voor die volgorde, denk je?
5 Plaats de termen ‘verteltijd’ en ‘vertelde tijd’ bij de juiste omschrijving en pas toe op dit verhaal.
a De tijd die nodig is om het verhaal te vertellen.
b De tijd die verstrijkt in het verhaal.
6 Is er in de kort lm sprake van een tijdsversnelling of -vertraging?
7 Hoe voel je je na het bekijken van de hele lm? Is je gevoel veranderd na het eerste deel? Omschrijf je gevoel in één woord.
8 Kunnen we spreken van een happy end?
9 Hebben we hier te maken met een gesloten of open einde?
10 Je hebt de personages bij het eerste fragment (ontmoetingen 2 en 3) omschreven. Hoe zou je ze nu omschrijven? Wees uitgebreid.
11* Merk je veel verschil met de eerste omschrijving?
12 Van welk type personages kunnen we hier dan spreken?
Een rond personage is een personage met een complex karakter dat in het verhaal vaak een psychologische verandering doormaakt. Hij/zij is niet uitgesproken slecht of goed. Als lezer kun je denken: ‘Wat hij/zij doet is wel slecht, maar hij/zij heeft ook goede kanten.’ De info over dat soort personages wordt gaandeweg gegeven.
Een vlak personage is een oppervlakkig personage, zonder veel diepgang, met veel stereotiepe kenmerken (bv. een leerkracht die alle typische trekjes van een leerkracht heeft). Dat soort personages maakt in de loop van het verhaal geen psychologische verandering door. Je krijgt alle info over dat soort personages vaak in één keer.
13 Welk personage verandert het meest doorheen de kort lm?
14 Hoe link je de volgende Nederlandse uitdrukkingen aan de kort lm?
a De kleren maken de man.
b Poets wederom poets. / Oog om oog, tand om tand.
15 Wat is het thema van de lm? Duid aan.
armoede – immigratie – racisme – wraak – empathie – persoonlijke groei – integratie – werkloosheid
16 Waarom heeft de regisseur de lm gemaakt, denk je?
Op iDiddit vind je taaloefeningen over het werkwoord, soorten zinnen, tussenletters, zinsdelen en woordsoorten.
Het Nederlands bevat veel Griekse en Latijnse woordstammen. Als je die goed beheerst, kun je je woordenschat flink uitbreiden.
1 Neem de lijst door en zoek bij elke stam nog minstens een ander woord waarin de stam voorkomt.
Griekse woordstam betekenis Nederlands woord eigen voorbeeld
a, an on-, niet asociaal = niet sociaal anti tegen, tegenover antithese = tegenstelling
foob angst agorafobie = pleinvrees
graaf, gram schrijven fotografie = schrijven met licht
homo gelijkaardig homogeen = van dezelfde oorsprong
loog woord, leer, wetenschap genealogie = stamboomonderzoek
mono enkel, alleen monotoon = eentonig
noom wet, kennis astronomie = kennis van de sterren
psyche geest, ziel psychologie = leer van de geest, zielkunde
scoop kijken telescoop = toestel om ver te kijken
tele ver telepathie = geestestoestand waarbij je over een afstand voelt
ante voor ante meridiem (a.m.) = voor de middag
aqua water aquarel = schilderij in waterverf
co, con, com samen met coördinatie = het in samenwerkend verband brengen
e, ex uit, buiten extract = uittreksel in niet in inadequaat = ongeschikt injectie = inspuiting
inter tussen interlinie = tussenregel
intro naar binnen introvert = naar binnen gekeerd
multi veel multipel = veelvoudig
omni alles omnivalent = voor alles geldig
post na postscriptum = naschrift
pre voor preventie = het voorkomen
re terug reageren = iets terugdoen
terra aarde territorium = grondgebied
visie kijken televisie = op afstand kijken
2 Maak drie woorden met volgende (verbasterde) Griekse woordstammen. Schrijf met elk woord een zin waaruit blijkt dat je weet wat het woord betekent. Opgelet: Je mag elke woordstam maximaal twee keer gebruiken.
woord: geoniem
zin: Het woord ‘hamburger’ is een geoniem, want het woord is afgeleid van een plaatsnaam, namelijk van de Duitse stad Hamburg.
3 Welk woord met een Griekse of Latijnse woordstam ontbreekt in deze Wikipediade nities?
a is een wetenschap die als studieobject het crimineel gedrag heeft en de maatschappelijke reactie hierop.
b is een irrationele en/of obsessieve angst voor vreemden, buitenlanders of buitenlandse voorwerpen/zaken.
c is een huwelijksvorm waarbij één persoon tegelijkertijd gehuwd is met twee of meer personen.
d is een tak van de wetenschap die de mens in al zijn aspecten, zowel fysiek als cultureel, bestudeert.
e betekent letterlijk ‘godsleer’. De term is afkomstig uit de christelijke traditie en wordt daarom overwegend gebruikt voor de (studie van de) geloofsinhoud van het christendom.
4 Maak op iDiddit een aanvullende oefening op de geziene woordstammen.
Je kijkt straks naar de lezing Ben je soms zo lui omdat je te slim bent? van professor doctor Tessa Kieboom en neemt notities tijdens het kijken. Zo oefen je bewust je manier van noteren. Dat is een belangrijke vaardigheid die je nog dikwijls nodig zult hebben, bijvoorbeeld wanneer je een college in het hoger onderwijs of aan de universiteit volgt. Op basis van je notities zul je ook een aantal testvragen moeten beantwoorden.
1 Lees in de Trajectwijzer hoe je je kunt voorbereiden en wat de beste aanpak is.
2 Onderstaande woorden en uitdrukkingen komen aan bod in de lezing. Vul de zinnen correct aan. Kies uit: cognitief – het antwoord schuldig blijven – iemand achter de veren zitten – het hek is van de dam – selffulfilling prophecy – doemscenario – potentieel.
a Bij het verwerken van informatie heb je je geheugen nodig, maar ook taal, oriëntatie, aandacht en het vermogen om problemen op te lossen, concepten te vormen en dingen voor je te zien.
Daarnaast zijn redeneren, rekenen, lezen en schrijven, plannen maken en initiatieven nemen functies. Je gebruikt je vaardigheden dus voortdurend.
b Het spijt mij. Ik weet het gewoon niet. Ik moet u
c Als je wilt dat die karwei in huis nog voor de zomer afgewerkt is, dan moet je de aannemer . Anders zul je nog lang kunnen wachten.
d Toen de scheidsrechter die zware tackle niet bestrafte met een rode kaart, was . De spelers haalden elkaar voortdurend zwaar onderuit.
e Je kent het moment wel dat je wakker wordt uit een vervelende droom en denkt: ‘Ik heb het gevoel dat dit een slechte dag zal worden’. Aan het eind van de dag blijkt je voorspelling uitgekomen doordat je onderbewustzijn zijn acties erop gaat aanpassen. Je lette vooral op de dingen die misliepen, en zag niet meer dat er ook fijne momenten waren. We noemen dit – in het Engels –een
f In rampenfilms gaan de scenaristen vaak uit van een of de slechtst denkbare loop van de gebeurtenissen tot net voor het einde, want een happy end verkoopt beter. g Er zit veel in die jongeren, maar ze moeten het leren gebruiken.
3 De lezing Ben je soms zo lui omdat je te slim bent? werd ook als podcast gedeeld. Beluister de inleiding.
Een podcast is een audiobestand dat je kunt beluisteren via het internet op je smartphone, tablet of computer. Het bevat dus geen beeld, maar het voordeel is dat je om het even waar en wanneer kunt luisteren naar nieuws, entertainment of persoonlijke verhalen.
Meer en meer podcasts worden door de klassieke media (televisie, radio, kranten) specifiek gemaakt om on demand, wanneer jij het wilt, te beluisteren.
4 Bekijk nu het volledige fragment. Neem notities tijdens het kijken.
5 Een aantal vragen hieronder gaan dieper in op enkele speci eke termen en begrippen uit het fragment. Daarnaast worden ook de naam en functie van de spreker bevraagd. De functie geeft namelijk de graad van betrouwbaarheid aan.
a Hoe heet de spreker? En wat zijn haar functies?
b Wat bedoelt de spreker met ‘de selffulfilling prophecy komt uiteindelijk uit’? Voor de ouders? Voor het kind?
c Wat is het zwaard van Damocles?
d Leg uit wat huis-tuin-en-keukenmiddeltjes zijn en geef een voorbeeld.
e Leg uit wat ‘labelen’ betekent.
6 Antwoord op de volgende vragen. Soms zijn verschillende antwoorden mogelijk, maar kies telkens het antwoord dat het beste weergeeft wat de spreekster zei en bedoelde. De verschillen tussen de gesuggereerde antwoorden zijn soms klein. Je moet dus ook de nuances leren zien.
a Hoeveel hoogbegaafden zijn er?
55 000 volwassenen in België
55 000 in Vlaanderen, Brussel en Wallonië samen
minimaal 1 kind per klas in Vlaanderen
maximaal 1 kind per klas in België
b Bij wie veroorzaakt hoogbegaafdheid problemen?
alleen kinderen
alleen kinderen en tieners
alle leeftijdsgroepen
jongeren in Vlaanderen
c De spreekster mag zich een experte noemen want …
ze is professor aan een universiteit.
ze is al 22 jaar bezig in Vlaanderen.
ze is al 22 jaar bezig in Vlaanderen en Nederland.
ze heeft al meer dan 10 000 hoogbegaafden met problemen begeleid.
d Hoogbegaafden krijgen normaal pas problemen …
vanaf de derde graad van het lager onderwijs.
na de eerste graad van het middelbaar onderwijs.
in de loop van het middelbaar onderwijs.
in het hoger onderwijs.
e Het zwaard van Damocles hangt boven het hoofd van …
de ouders, want zij vragen zich voortdurend af of ze genoeg doen.
de hoogbegaafden, want die beseffen al heel lang dat ze te weinig doen.
de scholen, want die moeten uiteindelijk toegeven dat ze de hoogbegaafden niet kunnen helpen.
de ouders en de hoogbegaafden, want beide groepen grijpen te laat in.
f Waarom heeft de spreekster het over Jef en Stan?
Ze wil duidelijk maken dat je als ouder beter een sportief kind hebt dan een hoogbegaafd kind.
Ze wil duidelijk maken dat ouders hun hoogbegaafd kind moeten aanmoedigen om te sporten.
Ze wil duidelijk maken dat je als ouder de aanpak van een sportief kind moet aanpassen aan dat van een hoogbegaafd kind.
Ze wil duidelijk maken dat je als ouder de aanpak van een hoogbegaafd kind moet aanpassen aan dat van een sportief kind.
g Heb je een hoogbegaafd kind, dan kun je als ouder best …
achter de vodden van je kind zitten.
hem/haar zo snel mogelijk doorverwijzen naar het expertisecentrum.
vertrouwen hebben in zijn/haar potentieel.
hem/haar niet laten afhaken.
h Wat zijn de tips die de spreekster aan ouders meegeeft?
Hoogbegaafde kinderen moeten leren doorgaan, ook als het niet onmiddellijk lukt.
Hoogbegaafde kinderen moeten leren tennissen, dan komt alles in orde.
Hoogbegaafde kinderen zijn lui, dus je moet ze voortdurend aanporren.
Hoogbegaafde kinderen moeten leren falen, dus geef ze opdrachten boven hun niveau.
i Labelen doe je volgens de spreekster best …
niet, want er zijn te weinig onderzoeken en die spreken elkaar ook nog tegen.
wel, want dan kunnen ouders correct inspelen op de noden van hun kind.
alleen met hoogbegaafde kinderen.
met alle kinderen.
j Voor wie is haar lezing vooral bedoeld?
Voor de jongeren, ze zitten in de zaal.
Voor de jongeren en de ouders, ze zitten in de zaal.
Voor de ouders van hoogbegaafde kinderen, zij krijgen de meeste tips.
Voor iedereen die iets wil weten over hoogbegaafdheid.
7 Bespreek klassikaal volgende vragen.
• ‘No sweat, no glory’ is de slogan van Club Brugge, maar pushen sporttrainers, leerkrachten en bedrijven jongeren niet te veel?
• Je potentieel ten volle benutten doe je niet alleen door voluit te focussen op het cognitieve, maar ook door tijd te maken voor ontspanning en creativiteit. Moeten volwassenen meer rekening houden met die drie tips?
UITDAGING: ONS BEELD VAN DE MIDDELEEUWEN: FAKE NEWS OF WAARHEID?
Je maakte al kennis met een aantal literaire werken uit de middeleeuwen. Maar de middeleeuwen liggen ver achter ons en schriftelijke bronnen erover zijn schaars. Je bent dus best kritisch wanneer je iemand over de middeleeuwen hoort vertellen. In deze les gaan we enkele opvattingen over deze tijdperiode op hun waarheid onderzoeken. Onderscheid jij waarheid van fabel en durf je de middeleeuwer in jezelf naar boven te halen?
Wil de echte Jan Breydel nu opstaan …?
1* Wat zegt de naam Jan Breydel jou?
2 Beluister een fragment uit Nieuwe feiten en bespreek het gesprek aan de hand van de onderzoeksstructuur.
Er bestaat wel meer fake news over de middeleeuwen. Aan jullie om het te ontmaskeren. Je leerkracht verdeelt de klas in groepen.
3 Kies per groep een middeleeuws personage en onderzoek of zijn/haar stelling middeleeuwse waarheid of onzin is. Vat jullie bevindingen samen en presenteer ze aan jullie medeleerlingen.
‘De Middelnederlandse spelling leek goed op die van het huidige Nederlands.’
‘Middeleeuwse vrouwen hadden een ondergeschikte rol in de samenleving.’
‘In de middeleeuwen eindigden heel wat heksen op de brandstapel.’
‘Alle ridders waren echte gentlemen.’
‘In de middeleeuwen speelde de clerus een belangrijke rol in de productie en verspreiding van literatuur.’
1 Vorig jaar leerde je allerltei soorten humor kennen en onderscheidde je verschillende vormen van taalhumor.
a Verbind eerst elke term met de juiste definitie. Let op: er zitten twee overbodige definities bij.
b Bekijk nu ook de voorbeelden op de vorige pagina’s aandachtig. Plaats de nummers van de afbeeldingen bij de juiste humorsoort.
1 cynisme ahumor over onderwerpen die in het dagelijkse leven tot de taboesfeer behoren
2 absurde humor bvorm van humor waarbij je een grappig effect bekomt door met taal te spelen; woorden kunnen dubbelzinnig opgevat worden, ze kunnen een overdrijving uitdrukken …
3 (zelf)ironie cfijne, subtiele (zelf)spot, vaak is er een tegenstelling tussen wat je zegt of doet en wat je daadwerkelijk bedoelt
4parodie of persiflage dhumor waarbij je een publiek persoon of een maatschappelijke (wan-) toestand bekritiseert en/of belachelijk maakt
5 satire ehumorsoort waarbij je zo hard met jezelf lacht dat je er enorme buikpijn van krijgt en waarbij de tranen over je wangen rollen
6 zwarte humor feen humoristische nabootsing van een bekend persoon, gebeurtenis, film, serie …
7 sarcasme gracistische vorm van humor waarbij je mensen met een migratieachtergrond belachelijk maakt omwille van hun huidskleur
8 taalhumor h bijtende, kwetsende humor, vaak gericht op de gebreken van andere personen die er niet/moeilijk om kunnen lachen
ibittere humor waaruit je de teleurstelling van de humorist in zichzelf of in anderen kunt afleiden
jvorm van humor waarbij je vertrekt van een onrealistisch uitgangspunt/ idee en dat tot in het absurde uitwerkt
2 Bekijk de voorbeelden van taalhumor nog eens. Welke taaltechnieken worden hier gebruikt?
3 Misschien verbond je wel een andere cartoon aan een bepaalde humorsoort. Hoe komt dat, denk je?
4 Heb jij naast gevoel voor humor ook verstand van humor?
Test je humorkennis samen met je medeleerlingen in het spel Grappen op trappen
Beeld je in dat je zelf een comedian wilt worden. Hoe zou je dat aanpakken? Wie van je medeleerlingen is een geboren stand-upcomedian?
1 Lees de de nitie van stand-upcomedy en duid de belangrijkste kenmerken aan.
Stand-upcomedy is een humoristische theatervorm waarbij een comedian rechtstreeks een live publiek aanspreekt. Stand-upcomedy lijkt op een dialoog, maar is in feite een monoloog (eenrichtingsverkeer). Stand-upcomedians praten meestal over de maatschappij waarin ze leven en over hun eigen leven, al zijn de autobiografische verhalen vaak aangedikt met fictieve elementen. Vergeleken met cabaret zijn de theatrale elementen bij stand-upcomedy eerder beperkt. In een cabaretvoorstelling zit meer muziek (liedjes), dans en acteerwerk (typetjes …).
Bekende Vlaamse stand-upcomedians zijn onder andere Alex Agnew en Philippe Geubels. Els De Schepper en Urbanus zijn dan weer bekende cabaretiers.
2 Bekijk het fragment uit De klas met Philippe Geubels. Hoe gaat Philippe Geubels te werk om een mop te verzinnen?
3 Bekijk de fragmenten uit Loslopend wild en Wat als?. Welke humortechnieken uit het Tip-kader op p. 180 herken je?
Haal nu de stand-upcomedian in jezelf naar boven. Je krijgt een onderwerp toegewezen.
4 Brainstorm in groepjes over wat jullie positief en negatief vinden aan het onderwerp.
5 Nog inspiratie nodig? Bekijk het lmpje van comedian Serine Ayari. Waaruit haalt Serine inspiratie?
6 Probeer nu uit jullie brainstorm grappen te bedenken. Gebruik de humorsoorten en -technieken die je in deze les al zag: overdrijf, stel zaken minder erg voor, veralgemeen, maak absurde combinaties, boots bepaalde situaties na …
Deze veelvoorkomende technieken geven je tekst of voordracht de nodige humor.
• Gebruik stereotypen.
Mijn Nederlandse buurman is gierig. Onze blonde secretaresse is dom.
• Veralgemeen.
Alle vrouwen zijn koopverslaafd. Alle blanken zijn racistisch.
• Doorbreek sociale verwachtingen.
Mijn grootmoeder is verslaafd aan Fortnite.
Onze slager is vegetariër.
• Bedenk ongerijmde combinaties.
Herman Brusselmans schreef een liefdesgedicht voor Queen Elisabeth.
Ik ben dol op chips met confituur.
In de volgende opdracht bekijken we enkele stand-upshows van dichterbij. Aangezien stand-upcomedy een vorm van theater is, kunnen we een show ook analyseren aan de hand van theatertekens.
1 Bekijk het fragment uit de voorstelling Un nished Business van Alex Agnew.
2 Analyseer de visuele tekens in het fragment.
3 Analyseer de auditieve tekens in het fragment.
4 Vergelijk jouw analyses met die van een medeleerling.
5 Welke vormen van humor herken je in het fragment? Geef een voorbeeld van: ironie – sarcasme –cynisme – absurde humor – taboehumor – taalhumor – situationele humor – karakterhumor.
6 Bekijk nu de fragmenten uit de shows van Xander De Rycke en Kamal Kharmach. Merk je verschillen op tussen Alex Agnew en deze comedians? Bespreek zowel de inhoud als de visuele en auditieve tekens.
7 Analyseer nu ook één van bovenstaande fragmenten: bespreek de theatertekens en humorvormen. Je leerkracht deelt de oplossing.
8* Welke comedian vind jij het grappigst? Waaraan ligt dat, denk je? De onderwerpen, de visuele en/of auditieve theatertekens die ze gebruiken …?
Je bekijkt een fragment uit De Klas
1 Welke vorm van taalhumor herken je in de mop van Nikam?
2* De mop van Dani over een Turk zorgt voor commotie.
a Kan die mop voor jou? Waarom wel/niet?
b Verzamel enkele argumenten voor en tegen die mop.
3* Grappen over mensen met een fysieke beperking plaatsten we onder de noemer taboehumor.
a Welke andere taboeonderwerpen zijn er nog volgens jou?
b Mag je met die onderwerpen lachen volgens jou?
Je leest nu het fragment Waarom er geen grens is aan grappenmakerij op de pagina hiernaast.
4 Markeer wat er over de grenzen van humor wordt gezegd.
5 Wat leert dit artikel ons over de grenzen van humor? Vat kort samen.
6 Welke andere factoren bepalen of er gelachen wordt met een mop?
7 Verklaar: ‘Bij de islam zijn grappenmakers vaak pragmatisch.’
8 Wat is vaak een groot misverstand bij humor?
Waar liggen de grenzen van humor, vragen sommigen zich af. ‘Dat eeuwig zoeken naar die grenzen is zo absurd geworden dat mijn nieuwe show erover gaat’, reageert comedian Alex Agnew. Humoronderzoekers beamen: dé grenzen gaan we nooit vinden.
Hoe moet dat, humor beoefenen binnen de grenzen, en waar liggen die grenzen dan? De vraag moet zo oud zijn als de eerste mop. Professionals moeten er eens goed mee lachen. Want het heeft iets komisch: zoeken naar iets wat eigenlijk niet bestaat.
‘Humor zoekt grenzen op en doorbreekt ze. Dat is net de bedoeling’, zegt filosofe en communicatiewetenschapper Marlies Debrael (KU Leuven), die er onderzoek naar doet. ‘En wat die grenzen zijn, is voor iedereen anders. Net daarom vindt de ene de pruikengrap hilarisch en de andere wansmakelijk. Veel hangt af van wie de grap maakt en bij wie ze terechtkomt. Wel is het zo dat grappen die één individu viseren en die niet zijn bedoeld om een taboe te doorbreken maar vooral om uit te lachen, doorgaans veel meer tegen de borst stoten.’
Tussen serieus en satire
Ook Mark Boukes, assistent-professor communicatiewetenschappen (Universiteit van Amsterdam) en gespecialiseerd in humor, benadrukt hoe doorslaggevend het is wie de grap maakt.
‘Comedians krijgen doorgaans alle ruimte om ver te gaan, politici, journalisten of gewoon medeburgers veel minder. Omdat de afspraak tussen comedians en het publiek is dat zij grappen maken en het niet per se menen, terwijl je dat bij de meeste andere mensen helemaal niet weet. Professionele
grappenmaker Alex Agnew benadrukt daarnaast hoe zelfs grote taboeonderwerpen vlot naar binnen glijden als de grap maar heel goed is. ‘Als je maar grappig genoeg bent, kun je met alles lachen.’
Terminaal ziek
Hij geeft het voorbeeld van de grap die Geubels in zijn programma maakte over iemand die terminaal ziek is. De dokter zegt hem dat hij goed en slecht nieuws heeft en het goede nieuws is dat FC de Kampioenen een derde film maken en hij die niet meer zal zien. ‘Je zou denken: lachen met terminaal zieken kan niet’, zegt Agnew. ‘Maar hier lach je niet met die zieke, maar met het gegeven dat zelfs dood zijn minder erg is dan die film te moeten zien. Humor is gelaagd en niet eenduidig, waardoor er geen regels vast te leggen zijn.’
Daarnaast is wat er leeft in de maatschappij doorslaggevend. Begin twintigste eeuw werden moppen over seks niet en grappen over etnische verschillen wel aanvaard, nu is het omgekeerd, zo geeft Debrael aan. Boukes: ‘Uiteraard gaan comedians omzichtiger om met islam, omdat dat nu een thema is dat de maatschappij erg polariseert in politieke zin, wat je van transgenders niet kunt zeggen. De grappenmakers zijn daarbij ook pragmatisch. Het is niet omdat je met alles mag lachen dat dat ook moet. En iedereen weet dat grappen over de islam heel veel gedoe en risico’s kunnen opleveren.’ >
eenduidig: ondubbelzinnig, duidelijk etnisch: wat een volk betreft polariseren: tegenstellingen vormen pragmatisch: gericht op feiten, praktisch ingesteld
In veel hoofden zit niet alleen steeds meer verontwaardiging, maar er broeien ook misverstanden.
Marlies Debrael: ‘Het valt op dat mensen het onderscheid niet maken tussen een grap over iets maken, en het eens zijn met een stelling. Onderzoek toont duidelijk dat het niet is omdat je een seksistische of racistische grap maakt of ermee lacht, dat je een seksist of racist bent.’
Wie zich toch blijft afvragen of er geen paal en perk aan bepaalde grappenmakerij moet worden gesteld, staat volgens Agnew best stil bij het volgende: ‘De enige wereld waarin niemand ooit beledigd kan zijn door humor, is een totale dictatuur waar permanente censuur heerst, zelfs over bananenschillen.’
Bron: www.demorgen.be
de dictatuur: bestuur door een alleenheerser met onbeperkte macht die een schrikbewind voert de censuur: boeken, films, programma’s … verbieden of delen eruit schrappen
9 Je bekijkt nog twee voorbeelden van controversiële humor.
a Vat kort samen waarom bepaalde mensen problemen hebben met de humor.
b Ben je het met hen eens of oneens? Verzamel argumenten voor of tegen bij elk voorbeeld.
10 Formuleer op basis van de vorige opdracht jouw mening over een van de fragmenten en beargumenteer.
Je kunt de relevante informatie uit een bron halen
Je kunt de relevante informatie uit een bron schematisch weergeven
Je kunt een samenvatting schrijven over een schriftelijke bron
Je kunt gekregen feedback verwerken in een definitieve versie Je kunt een mondelinge bron samenvatten
Afhankelijk van het doel van je samenvatting, kun je kiezen voor een erg beknopte of een erg gedetailleerde variant.
1 Plaats onderstaande situaties op het continuüm. Plaats uiterst links de situatie waarvoor je een zeer beknopte samenvatting zou gebruiken en uiterst rechts de situatie waarvoor je een zeer gedetailleerde samenvatting zou gebruiken.
a Ik wil een samenvatting maken om mijn examen van geschiedenis grondig voor te bereiden.
b Ik moet een presentatie geven en wil een duidelijk overzicht van de structuur zodat ik weet welke onderdelen ik in welke volgorde moet bespreken.
c Ik wil enkele ideeën uit een ander onderzoek integreren in mijn eigen presentatie.
d Ik wil een verslag schrijven over een theatervoorstelling waarin ik zowel achtergrondinformatie als mijn eigen bevindingen wil verwerken.
e Ik wil een boek samenvatten voor een literatuuropdracht.
2* Vergelijk met een medeleerling. Maakten jullie dezelfde keuzes? Beargumenteer waarom je die keuzes hebt gemaakt.
In les 12 (Samenvatten en schematiseren) heb je zelf ondervonden wat de kenmerken zijn van een goede (gedetailleerde) samenvatting.
3 Welke kenmerken herinner je je nog? Bespreek zowel de inhoud als de vorm.
In les 11 leerde je over de geschiedenis van het Nederlands. Aan de hand van stappenplannen ga je nu een gedetailleerde samenvatting maken van de tekst Zo d’ouden zongen, zo piepen de jongen uit Atlas van de Nederlandse taal.
1 Haal de relevante informatie uit de tekst met behulp van het stappenplan in de Trajectwijzer
2 Gebruik het stappenplan in de Trajectwijzer om de inhoud schematisch weer te geven en de informatie in een doorlopende tekst met een duidelijke IMS-structuur samen te vatten.
3 Neem jouw samenvatting grondig door en beoordeel je eigen werk aan de hand van de evaluatiematrix op p. 194.
4 Laat jouw samenvatting beoordelen door een medeleerling aan de hand van diezelfde evaluatiematrix. Verwerk de gekregen feedback in een tweede versie.
Vragen bedenken en beantwoorden over nieuwe leerstof of informatie is een uitstekende methode om nieuwe kennis actief te verwerken. Je onthoudt niet enkel de nieuwe informatie beter, je bedenkt ook al een antwoord op mogelijke toetsvragen.
5 Bedenk vijf quizvragen over de informatie uit Zo d’ouden zongen, zo piepen de jongen. Formuleer bij elke vraag ook het correcte antwoord.
vraag 1 (meerkeuzevraag)
vraag 2 (juist of fout)
juist
fout
vraag 3 (open vraag)
vraag 4 (eigen keuze)
vraag 5 (eigen keuze)
HOE OUDNEDERLANDS NIEUWNEDERLANDS WERD
‘Hebban alla uogala nestas hagunnan hinase hic anda thu uuat unbidan we nu …’ Is er een zinnetje dat veel meer bekendheid geniet als het om ‘oud Nederlands’ gaat? Vast staat dat het omstreeks 1100 is opgeschreven in een Engels klooster, vermoedelijk door een West-Vlaamse monnik, en dat het zoveel betekent als ‘Alle vogels zijn met hun nesten begonnen, behalve ik en jij, waar wachten we nog op?’ Taalkundigen waren het er lange tijd over eens dat dit ‘s Nederlands oudste literaire zinnetje was en misschien wel het oudste Nederlandse liefdesversje. De monnik zou het zinnetje, in zijn moedertaal, op een schutblad neergeschreven hebben als een soort pennenprobeersel terwijl hij Latijnse en Oudengelse teksten zat te kopiëren. Mooie liedjes duren niet lang: recent gaan er stemmen op dat het zinnetje Oudengels zou zijn. Hoe dan ook, het oudere Nederlands is zoveel méér dan Hebban olla uogala ... Hoe zag dat oudste Nederlands eruit? En hoe evolueerde het tot het Nederlands dat we nu kennen? Een overzicht in tekstfragmenten.
1 Oudnederlands vanaf 700 n.C.
Taalkundigen laten het Oudnederlands, een verzameling van dialecten die op dat moment in de Lage Landen worden gesproken, beginnen vanaf ongeveer de achtste eeuw. Vanaf dan is er genoeg taalmateriaal voorhanden waaruit historisch taalkundigen hebben kunnen afleiden dat het Oudnederlands eigen kenmerken ging ontwikkelen en dus ging verschillen van de overige West-Germaanse talen, waar dan het Fries, het Duits, het Engels en de Scandinavische talen uit zouden groeien. Echt omvangrijk is dat overgeleverde materiaal tegelijk niet: er werden wel verhalen verteld en gezongen in het Oudnederlands, maar in de vroege middeleeuwen was Latijn de schrijftaal. Taalkundigen moeten zich dus behelpen met oude persoonsnamen of plaatsnamen die zijn overgeleverd uit de achtste eeuw, of soms zelfs nog vroeger. Of met glossen: losse, verklarende woorden en zinnetjes in de volkstaal die kopiisten in de marge van Latijnse teksten of tussen de regels in noteerden.
Al kun je Oudnederlandse teksten min of meer herkennen als ‘Nederlands’, héél vlot lezen ze niet. Het helpt wel als je je van een paar belangrijke kenmerken bewust bent.
• Het Oudnederlands had klinkerkleuring, dat wil zeggen: het had nog volle klinkers in onbeklemtoonde lettergreep, zoals in uogala (in oude teksten wordt de ‘v’ vaak als een <u> gespeld en de ‘w’ als <uu>). In het Middelnederlands zwakte die a-klank in de tweede (onbeklemtoonde) lettergreep af tot een doffe ‘e’. Mensen spraken niet langer van vogala, maar van vogele en gingen dat ook zo schrijven; in het Nederlands van nu: vogels.
• De uitgang -a van uogala is een naamvalsuitgang. Met naamvallen kan een taal aangeven welke functie een woord in de zin heeft. Aan de -a konden ‘Oudnederlanders’ zien dat vogala een nominatiefvorm was en dus het onderwerp van de zin. Of dat onderwerp nu aan het begin, in het midden of het einde van de zin staat, maakt dan niet uit. Door zijn naamvallensysteem kom je in het Oudnederlands meer variatie in de woordvolgorde tegen dan in het moderne Nederlands.
• Voor ontkennende zinnen gebruikt het Oudnederlands meestal het partikel en of ne voor het werkwoord: een eenledige ontkenning dus. Omdat dit kleine woordje tot onduidelijkheden kon leiden, werd soms ook een ander ontkennend woord toegevoegd. Zo ontstond sporadisch al een tweeledige ontkenning: thich neminnot nieman (‘jou bemint niemand’).
2 Middelnederlands vanaf ongeveer 1150 tot 1500
‘Tesi samanunga was edele unde scona’ (‘Deze gemeenschap was edel en schoon’): dat zinnetje werd omstreeks
gevonden in het klooster in Munsterbilzen en wordt als het laatst teruggevonden zinnetje in het Oudnederlands beschouwd. Opvallend is dat edele (met een doffe ‘e’ aan het eind) er naast scona (nog met volle klinker ‘a’ aan het eind) staat. Het toont het Oudnederlands in volle overgang naar het Middelnederlands, waar de volle klinkers in onbeklemtoonde lettergrepen als een doffe ‘e’ worden uitgesproken, ook wel klinkerreductie genoemd. Scona is in het Middelnederlands dus scone geworden.
Doorgaans laten taalkundigen het Middelnederlands omstreeks starten en rond eindigen. Naast flink wat ambtelijke teksten zijn er ook vele bekende en minder bekende literaire werken uit die tijd overgeleverd: met een religieuze inslag als Marialegenden (Beatrijs) en heiligenlevens (Sente Servaes) of een werelds karakter als ridderromans (Walewein), dierenepossen (Van den vos Reynaerde) en geschiedkundige werken (Spiegel historiael ), om er maar een paar uit het weelderige aanbod te noemen. Daardoor hebben we een goed beeld van het Middelnederlands.
Middelnederlands leest voor hedendaagse lezers al minder stroef dan Oudnederlands. Toch zijn er enkele opvallende verschillen met modern Nederlands die een echt vlotte leesbeurt in de weg staan.
• Omdat er nog geen Nederlandse eenheidstaal is, is de taal in Middelnederlandse teksten sterk regionaal gekleurd, bijvoorbeeld door het Vlaamse, Brabantse, Limburgse of Hollandse dialect van de auteur. Lees je een Middelnederlandse tekst, dan is het dus handig om te weten waar die auteur vandaan kwam. Helemaal mooi is het dan als je zijn of haar dialect deelt en zo een en ander makkelijker herkent.
• Zonder eenheidstaal geen eenheidsspelling! In het Middelnederlands worden dezelfde woorden vaak uiteenlopend gespeld. In modern Nederlands spellen we boos altijd met dubbele <oo> om aan te duiden dat het om een lange ‘o’ gaat. In het Middelnederlands lees je naast boos en base ook boes en bois. Met de verlengingstekens <e> en <i> gaven scribenten aan dat je de ‘o’ lang moest uitspreken.
• Het Middelnederlands heeft de naamvallen uit het Oudnederlands bewaard:
naamvalfunctie in de zin voorbeeld vertaling nominatief onderwerp die coninc wart herdegram de koning werd erg boos accusatief lijdend voorwerp hi sach den coninchij zag de koning genitief bezittelijk voorwerp des coninx sone levede .xl. iaren de zoon van de koning leefde veertig jaar datief meewerkend voorwerp den coninge hulde brengenhulde brengen aan de koning
• Door de naamvallen was er meer woordvolgordevariatie mogelijk. Het is altijd even uitzoeken welke functie een woord in de Middelnederlandse zin heeft, voor je die kunt hertalen naar een modern Nederlandse zin met vastere woordvolgorde. In de Middelnederlandse zin Den coninc riep die dienaer staat dienaer in de nominatief en coninc in de accusatief. Je moet hem dus verstaan als ‘De dienaar riep de koning’, niet: ‘De koning riep de dienaar’.
• Het Middelnederlands gebruikt steevast een tweeledige ontkenning: een combinatie van het partikel en of ne, vlak voor de persoonsvorm, met een ander negatief element als niet of ghene als in Si het oc dat si nehebben no wif no kind (‘Mocht het zo zijn dat ze noch vrouw noch kind hebben’).
Tot slot: zo omstreeks heeft het Middelnederlands een aantal evoluties doorgemaakt die onze taal in een volgende fase, het Nieuwnederlands, hebben gebracht. Deze bijvoorbeeld:
• De naamvalsuitgangen slijten af in de gesproken taal. Net als in het moderne Nederlands worden in plaats daarvan veel vaker voorzetsels gebruikt, bijvoorbeeld voor of aan om een meewerkend voorwerp aan te geven. Alleen een paar versteende uitdrukkingen als de dag des oordeels (‘de dag van het oordeel’) verraden ons naamvallenverleden. De plaats van de woorden in de zin wordt nu belangrijker om hun functie aan te duiden en de woordvolgorde wordt vaster.
• Het ontkennende partikeltje en of ne, dat in het Middelnederlands wordt gecombineerd met een tweede negatief element als niet, niemand of geen tot een tweeledige ontkenning, boet aan kracht in. In het Nieuwnederlands neemt dat tweede negatieve element de ontkennende functie helemaal over: Ik heb niemand gezien. Net als in het Oudnederlands gebruiken we dus opnieuw een eenledige ontkenning. In vele dialecten is de tweeledige ontkenning bewaard gebleven: Ik en verstaan da nie
• Vanaf de zestiende eeuw ontstaan een overkoepelende standaardtaal en een eenheidsspelling, die de regionale eigenaardigheden uit het Middelnederlands overstijgen - wat de geschreven taal betreft tenminste. De gesproken eenheidstaal liet wat langer op zich wachten: in de zestiende en zeventiende eeuw en tot vroeg in de twintigste eeuw vertoonde de uitspraak van het Nederlands nog veel dialectvariatie.
• Toch voltrok er zich, bij de overgang van het Middelnederlands naar het Nieuwnederlands, wel een belangrijke algemene klankverandering: het ontstaan van de tweeklanken of diftongen [ε i ] als in wijf of eis en [Œ.y] als in tuin Dat verliep in twee fasen. De Middelnederlandse klanken [i:] (als in het Middelnederlandse wief ) en [y:] (als in het Middelnederlandse tuun) werden langzamerhand uitgesproken als de tweeklanken [ai] en [oi]. Tot op vandaag weten taalkundigen nog altijd niet hoe die spontane klankverandering er precies gekomen is.
• Hoe dan ook: die tweeklanken [ai] en [oi] werden in het Hollands van de hogere kringen uitgesproken als [ε i ] als en [Œ.y], want dat vonden ze minder volks en onbeschaafd klinken. Door de toenemende invloed van het gewest Holland verspreidden de [ε i ] en [Œ.y] zich naar andere gebieden van de Lage Landen. Uiteindelijk zouden de tweeklanken deel gaan uitmaken van de Nederlandse standaardtaal, zowel in Vlaanderen als in Nederland. De taalkundige Gesinus Kloeke gaf het verschijnsel de toepasselijke naam Hollandse expansie. En ook in dit geval vinden we de oudste taaltoestand - van vóór de diftongering dus - nog terug in een aantal dialecten: in het West-Vlaams is het nog altijd wien en bruun voor wijn en bruin
Die evoluties zorgden uiteindelijk voor een Nieuwnederlands dat al vrij dicht aanleunt bij het moderne Nederlands. Als ze nog leefden, traag zouden spreken en goed articuleren, zou je de ‘Nieuwnederlanders’ uit pakweg de zeventiende eeuw min of meer kunnen verstaan!
Je luistert naar de reportage van Man over woord waarin Pieter Embrechts met Marc Van Oostendorp spreekt over het Nederlands van de toekomst. Volg onderstaand stappenplan om relevante informatie uit dit videofragment schematisch te noteren en nadien samen te vatten in een doorlopende tekst.
Voor het luisteren
1 Wat weet je al over de bron van deze informatie?
2 Wat voor fragment verwacht je?
3 Wat weet je al over het onderwerp?
Tijdens het luisteren
4 Noteer de belangrijkste informatie tijdens het luisteren. Houd de volgende tips in het achterhoofd:
a Noteer enkel relevante informatie en relevante voorbeelden.
b Schrijf geen volzinnen.
c Maak gebruik van duidelijke symbolen en afkortingen.
d Laat voldoende ruimte om later eventueel aan te vullen.
Na het luisteren
5 Vul je notities verder aan met de extra relevante informatie die je je kunt herinneren.
Voor het schrijven
6 Zet je notities om in een schrijfplan. Geef in dit schrijfplan aan welke informatie je in de inleiding, de conclusie en in elke alinea wilt vermelden.
Na het schrijven
7 Neem jouw samenvatting grondig door en beoordeel je eigen werk aan de hand van de evaluatiematrix op p. 194.
GOED
VOLDOENDE ONVOLDOENDE
volledigheid en duidelijkheid
Je samenvatting is opgesteld aan de hand van een duidelijke IMS-structuur.
De tekst is opgebouwd volgens het IMS-principe. De inleiding en het slot zijn aanwezig, maar:
De tekst is niet opgedeeld volgens het IMS-principe. Inleiding en/of slot ontbreken of zijn te beperkt uitgewerkt.
De tekst is onderverdeeld in alinea’s. Die alinea’s werden correct opgebouwd (kernzin en uitwerking).
- De samenhang en structuur van de tekst wordt onderbouwd door signaalen verwijswoorden.
- De verbanden tussen verschillende tekstonderdelen zijn duidelijk.
Je verwerkt alle relevante informatie in je samenvatting met de nodige details.
De tekst is onderverdeeld in alinea’s. De tekstsamenhang (binnen de alinea en/of tussen alinea’s) is echter een werkpunt.
- Je maakt gebruik van signaal- en verwijswoorden, maar niet voldoende en/of niet altijd op een correcte manier.
- De verbanden tussen verschillende tekstonderdelen zijn meestal, maar niet altijd duidelijk.
Je verwerkt alle relevante informatie in je samenvatting maar geeft soms te veel/ weinig details.
De taal van het eindresultaat is (nagenoeg) foutloos.
De tekst bevat enkele taalfouten die
- de communicatie niet hinderen;
- de boodschap niet in de weg staan.
-De tekst werd niet opgedeeld in alinea’s.
-De alinea’s vormen geen geheel én vertonen geen onderlinge samenhang.
- Je maakt onvoldoende of geen gebruik van signaal- en verwijswoorden, daardoor mist je tekst structuur en samenhang.
- De verbanden tussen de verschillende tekstonderdelen zijn niet duidelijk.
-Je verwerkt niet alle relevante informatie in je samenvatting.
-Je verwerkt te veel irrelevante informatie in je samenvatting.
De tekst bevat te veel en/of te opvallende taalfouten.
-De omvang van je samenvatting bedraagt niet meer dan een derde van de oorspronkelijke tekst.
- De lengte van de verschillende onderdelen is in verhouding tot de lengte in de oorspronkelijke tekst.
Aanvullende commentaar:
-De omvang van je samenvatting is net niet te uitgebreid.
- De lengte van de meeste onderdelen is in verhouding tot de lengte in de oorspronkelijke tekst, maar niet altijd.
-Je samenvatting is te beperkt of te uitgebreid.
- De lengte van de verschillende onderdelen is niet in verhouding tot de lengte in de oorspronkelijke tekst.
Op zoek naar een spannend boek? Inspecteur Daggermans leidt een internationaal onderzoeksteam. Via de verschillende voorwerpen op en rond zijn bureau maak je kennis met negen spannende boeken.
Jo
Claespolitieroman (2009)
Simon Paulus, laatstejaarsstudent archeologie in Leuven, heeft de reputatie van een donjuan. Zijn succes bij de vrouwen is vele mannen een doorn in het oog, maar het is pas wanneer hij op stage vertrekt naar het Turkse Sagalassos dat zijn leven op een ingrijpende manier verandert. Op de site van de antieke stad worden tweeëndertig gouden munten gevonden die na een week spoorloos verdwijnen. Paulus is de belangrijkste verdachte. Hij vlucht Turkije uit en neemt een vakantiebaantje aan in het Provinciehuis van Leuven. Enkele dagen later ontdekt een fietser een levenloos lichaam onder het balkon van de tiende verdieping.
psychoanalytica. Ze leeft een leven, gericht op het Haar patiënten, familie altijd
Camilla Läckberg
misdaadverhaal, mysterie (2003)
Wanneer Alexandra met doorgesneden polsen in een badkuip wordt aangetroffen, ziet het ernaar uit dat ze zelfmoord heeft gepleegd. Maar als later ook een vriend van Alexandra overlijdt, ontdekken Patrik Hedström en Erica Falck dat beide sterfgevallen hun oorsprong in het verre verleden hebben.
BLAUWE MAANDAG
Nicci French thriller, mysterie (2011)
Kan Frieda’s menselijke geest de recherche jongetje te vinden?
Frieda Klein is psychoanalytica. Ze leidt een strak georganiseerd leven, gericht op het helpen van anderen. Haar patiënten, familie en vrienden kunnen altijd op haar rekenen. De onrust in haar hoofd probeert ze te verdrijven met lange, nachtelijke wandelingen door haar geliefde Londen. Een van Frieda’s patiënten vertelt haar dat hij ervan droomt een kind te hebben, met rood haar en sproeten. Kort daarna verdwijnt een jongetje dat aan die omschrijving voldoet en wordt Frieda geconfronteerd met de onbeheersbare werkelijkheid die zij altijd buiten de deur heeft kunnen houden.
de politie stelt. Zijn getuigenis is even als zijn straf. berooft een bank, en hoe vreemd het hij heeft goede redenen. Tegen alle verwachtingen in wordt hij door justitie gered. vrouw doodt haar broer. Uit liefde. von Schirach is strafadvocaat. Het is voor hem dagelijkse kost. vertegenwoordigt onschuldige mensen wet in conflict raken, maar ook de criminelen. Hun verhalen vertelt hij, Raymond Carver, en juist daarom te harder aan.
FER dinand
Ferdinand Von Schirach
v O n Schi R ach
misdaadroman (2009)
FER dinand vO n Schi R ach
Een geacht en vriendelijk dokter slaat na veertig jaar huwelijk zijn vrouw dood met een bijl. Hij verdeelt haar in stukken voor hij de politie verwittigt. Zijn getuigenis is even uitzonderlijk als zijn straf. Een man berooft een bank, en hoe vreemd het ook klinkt: hij heeft goede bedoelingen. Tegen alle verwachtingen in wordt hij door het gerecht gered. Een jonge vrouw doodt haar broer uit liefde. Von Schirach is strafpleiter. Hij vertegenwoordigt onschuldige burgers, maar ook de zwaarste criminelen. In dit boek vertelt hij hun verhalen.
NACHTSTAD
Arnaldur Indridason
misdaadroman rond maatschappelijke problemen (2014)
Erlendur Sveinsson is nog niet lang in dienst bij de politie en heeft zijn handen al vol aan wat er in de straten van Reykjavik gebeurt: verkeersongevallen, diefstal, huiselijk geweld, dronkenschap, smokkelarij. Een onverklaarbaar sterfgeval blijft hem bezighouden. Een zwerver die hij tijdens zijn nachtdienst heeft leren kennen, blijkt in een oude turfafgraving buiten de stad te zijn verdronken. Het lijkt niemand iets te kunnen schelen.
Helen Vreeswijk thriller, detective (2007)
In Chatroom schuimen twee vriendinnen verscholen achter hun anonimiteit het internet af op zoek naar leuke jongens. Op een profielsite presenteren ze zich zo aantrekkelijk mogelijk, ze veranderen hun naam en passen hun uiterlijk aan. Helaas zijn zij niet de enigen die de werkelijkheid wat verfraaien.
Toni Coppers
thriller, politieroman (2018)
Leo Meersman is een van de wreedste seriemoordenaars van de laatste decennia. Hij kreeg in 2002 levenslang voor het misbruiken en vermoorden van zes jongens. Hoofdinspecteur Michel Masson is ervan overtuigd dat het er zeven waren. Hij weet zeker dat ook de vijfjarige Arne in handen van Meersman is gevallen. Zijn lichaam is echter nooit gevonden.
Deze cold case houdt Masson al een halve carrière bezig en raakt hem diep in zijn ziel. Wanneer Meersman op zijn sterfbed ligt, vraagt hij onverwacht om Masson te zien.
VOOR IK GA SLAPEN
S. J. Watson
psychologische thriller (2014)
Elke ochtend als Christine wakker wordt, zijn haar herinneringen gewist. Haar geheugen is aangetast door een ernstig ongeluk. Elke ochtend moet iemand haar vertellen wie ze is. Daardoor is ze volledig afhankelijk van haar man Ben, met wie ze al tweeëntwintig jaar getrouwd is. Dankzij haar dagboek, dat ze op advies van de dokter bijhoudt, ontdekt ze echter dat Ben haar niet alles vertelt.
EVA’S OOG
Karin Fossum
mysterie, politieroman (1995)
Als schilderes Eva Magnus met haar dochtertje Emma langs een rivier wandelt en in het water het lichaam van een man aantreft, neemt het leven van de alleenstaande moeder een tragische wending. Want alle sporen van deze moord en ook van die op de prostituee Maja, enkele dagen daarvoor, leiden naar Eva. De manier waarop ze geprobeerd heeft haar geldzorgen te verlichten, dreigt haar leven te verwoesten.
1
Je kunt het verschil tussen informeel en formeel taalgebruik herkennen
3
Je kunt een zakelijke e-mail schrijven
4
Je kunt een correct taalregister kiezen voor een bepaalde situatie
Je kunt een zakelijke brief schrijven
Je bekijkt een fragment uit Zonde van de zendtijd
1 Bepaalde politici antwoorden niet op bepaalde vragen. Waarom?
2 Is dat terecht volgens jou? Waarom wel/niet?
3 Wat maakt dit fragment humoristisch?
Zonde van de zendtijd was een humorprogramma met Bert Gabriëls en Henk Rijckaert dat wekelijks werd uitgezonden op Canvas.
In de les over formuleren luisterde je naar een interview met An De Moor over de achteruitgang van de taalkennis van hogeschoolstudenten. Ze sprak over thema’s als begrijpend lezen en woordenschat, maar ze zei ook het volgende:
Bovendien hebben meer en meer studenten ook een probleem met taalregisters, ze kunnen het onderscheid niet maken tussen een formeel academisch register en een informele taal zoals die gebruikt wordt om te chatten.
1 Wat wordt er volgens jou bedoeld met ‘taalregister’? Leg die term in je eigen woorden uit.
Een taalregister is een stilistische taalvariant waarbij de taalgebruiker zijn taalgebruik aanpast aan een sociale situatie. Taalregisters vormen een continuüm met aan het ene uiteinde zeer informeel taalgebruik en aan het ander uiteinde zeer formeel taalgebruik auto – vehikel
2 Welk taalregister gebruik je in de volgende situaties? Plaats de verschillende voorbeelden op het onderstaande continuüm.
a Je telefoneert naar een mogelijke stageplaats.
b Je legt je oma uit hoe ze een smartphone moet gebruiken.
c Je vraagt je leerkracht om een toets uit te stellen.
d Je opent een nieuwe rekening bij de bank.
e Je spreekt af met enkele vrienden om iets te gaan drinken.
f Je solliciteert voor een vakantiejob.
g Je maakt een afspraak om een studentenkamer te bezoeken.
h Je vraagt naar een bepaald product in de winkel.
i Je gaat in gesprek met je leerkracht tijdens je mondelinge examen.
j Je knoopt een gesprek aan met je leerkracht wanneer je hem/haar tegen het lijf loopt in de winkel.
3 Vergelijk jouw bevindingen met die van een medeleerling en bespreek eventuele verschillen.
4 Welke factoren hebben in deze situaties een invloed gehad op jouw keuze? Leg uit waarom.
Beste leerlingen
Wie wil de laatste zaterdag van juni het schooljaar samen afsluiten met een teambuilding en pizza? :) We vertrekken om 8.30u aan het station. Ieder betaalt zelf zijn eigen activiteit en pizza.
Geef een seintje voor 30 mei of je aanwezig zult zijn of niet.
Met vriendelijke groeten
De klastitularis
Filip Ali
Bloemekensstraat 45
1770 LIEDEKERKE
T.a.v. de laatstejaars
Schoolstraat 245
1770 LIEDEKERKE
20-05-23
Afsluiter van het schooljaar: lunch en teambuilding
Beste heer / mevrouw
Ik contacteer u naar aanleiding van de activiteiten die georganiseerd worden om het schooljaar af te sluiten.
De laatste zaterdag van het schooljaar wordt er een teambuilding georganiseerd, gevolgd door een lunch. We vertrekken om 8.30u aan het station. Zowel de activiteit als de pizzalunch dient door uzelf bekostigd te worden.
Gelieve voor 30 mei uw aanwezigheid te bevestigen.
Met vriendelijke groeten
Filip Ali
Klastitularis
1 Welke van de uitnodigingen vind je de meest gepaste? Verklaar je keuze.
Om formeel (zakelijk) te communiceren, moet je je taalgebruik, maar ook het medium aanpassen aan de context. Een bepaald medium zorgt ervoor dat je communicatie als (in)formeler wordt beschouwd.
2 Welke media worden het best gebruikt voor formele communicatie?
1 Je bekijkt een lmpje dat ingezet werd als promomateriaal voor een campagne. Waarover gaat de campagne volgens jou?
2 Probeer nu zelf het citaat uit het gemeentereglement te verwoorden in helder taalgebruik.
3 Vind je de regel nog steeds even krachtig wanneer die verwoord is in helder taalgebruik? Waarom (niet)?
4 Lees onderstaande uitspraken grondig. Omcirkel de uitspraken die bij jou horen. Noteer vervolgens hoeveel procent van jouw medeleerlingen de uitspraak bevestigde.
a I k heb al ooit gebruikersovereenkomsten geaccepteerd zonder ze te lezen (bv. bij het installeren van aan applicatie). ( %)
b Ik heb al ooit gebruikersovereenkomsten geaccepteerd waar zaken in vermeld werden die ik niet (volledig) begreep (bv. bij het installeren van aan applicatie). ( %)
c Ik heb al ooit gebruikersovereenkomsten geaccepteerd waar zaken in vermeld werden waar ik het niet mee eens was (bv. bij het installeren van aan applicatie). ( %)
d Ik heb al ooit een contract/overeenkomst ondertekend waar zaken in vermeld werden die ik niet (volledig) begreep (bv. abonnement van een telecomoperator, een arbeidscontract, een huurcontract).
( %)
e Ik heb al ooit een contract/overeenkomst ondertekend waar zaken in vermeld werden waar ik het niet mee eens was (bv. abonnement van een telecomoperator, een arbeidscontract, een huurcontract).
( %)
f Ik heb al ooit een contract/overeenkomst ondertekend zonder het volledig te lezen (bv. abonnement van een telecomoperator, een arbeidscontract, een huurcontract). ( %)
5 Werd jij al ooit geconfronteerd met informatie die op een onnodig ingewikkelde manier geformuleerd werd? Zo ja, licht jouw voorbeeld kort toe.
6 Waarom zijn bepaalde documenten/toespraken zo moeilijk geformuleerd volgens jou?
7 Geef een de nitie van ‘vakjargon’.
8 Zijn er bepaalde situaties waarin een bepaald vakjargon volgens jou noodzakelijk is? Geef minstens één argument.
In officiële documenten wordt nog vaak gebruikgemaakt van moeilijke taal. Veel taalconstructies kunnen eenvoudiger geformuleerd worden en veel moeilijke woorden kunnen vervangen worden door een helderder synoniem.
1 Verbind onderstaande woorden met hun duidelijkere variant. Opgelet: één verklaring moet je twee keer gebruiken.
1 met betrekking tot a echter
2 dit schrijven b ongeldig
3 evenwel c net als
4 ten behoeve van d op voorwaarde dat
5 opdat e over
6 inzake f deze brief
7 nietig gzodat, met de bedoeling dat
8 dienaangaande h zie hieronder/hierboven
9 evenals iwat betreft, op vlak van 10 confer/conferatur intra/supra (afgekort als: cf., cfr. of conf. supra)
j heeft te maken met
11 behoudens kin het belang van 12 betreffende
123456789
10 11 12
1 Lees op p. 203-204 de clausule over het opzeggen van het huurcontract uit het modelcontract van de huurdersbond en beantwoord de bijhorende stellingen en vragen.
a Ik zeg mijn huurcontract op via een aangetekend schrijven dat ik verzend op 30 april.
Mijn opzeggingstermijn start op 1 mei en loopt zes maanden, mijn opzeggingstermijn loopt dus tot 1 oktober.
Mijn opzeggingstermijn start op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de verhuurder mijn opzegging ontvangt, dit betekent dat de opzeggingstermijn start op 1 juni en loopt tot 1 november.
Mijn opzeggingstermijn start de volgende dag en loopt drie maanden, mijn opzeggingstermijn eindigt dus op 1 augustus.
b In welke omstandigheden kan de huurovereenkomst niet vroegtijdig door de verhuurder worden opgezegd?
Tijdens de renovatiewerken aan hun eigen woning willen de kinderen van de verhuurder het pand betrekken. Na een jaar willen ze opnieuw intrekken in hun gerenoveerde woning.
De verhuurder wil het pand zelf betrekken en zegt daarom de huurovereenkomst op met een opzeggingstermijn van zes maanden.
De broer van de vader van de verhuurder wil het pand betrekken, de verhuurder zegt daarom de huurovereenkomst op met een opzeggingstermijn van zes maanden.
De verhuurder wil renovatiewerken laten uitvoeren in het gedeelte van het pand dat de huurder nu twee jaar huurt. De kosten van deze werken bedragen meer dan drie jaar huur.
c Wat betekent de volgende zin: ‘Die vergoeding is gelijk aan drie maanden, twee maanden of één maand huur naargelang de huurovereenkomst een einde neemt gedurende het eerste, het tweede of het derde jaar’?
Wanneer de huurder de huurovereenkomst opzegt in het eerste jaar van de huurovereenkomst, dient deze een schadevergoeding van één maand huur te betalen, in het tweede jaar is deze schadevergoeding gelijk aan twee maanden huur en in het derde jaar is deze schadevergoeding gelijk aan drie maanden huur.
Wanneer de huurder de huurovereenkomst opzegt in het eerste jaar van de huurovereenkomst, dient deze een schadevergoeding van drie maanden te betalen, in het tweede jaar is deze schadevergoeding gelijk aan twee maanden huur en in het derde jaar is deze schadevergoeding gelijk aan één maand huur.
Artikel 4: Opzeggingsmodaliteiten
Iedere opzegging die te allen tijde kan gegeven worden, kan ten vroegste ingaan op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de opzegging wordt aangeboden aan de post.
Artikel 5: (Vervroegde) Opzeggingsmogelijkheden voor de verhuurder
1.A. OPZEGGING VOOR EIGEN BETREKKING
De verhuurder kan op elk ogenblik met een opzeggingstermijn van zes maanden de huurovereenkomst opzeggen om de woning persoonlijk en werkelijk te betrekken.
De verhuurder kan met een opzeggingstermijn van zes maanden de huurovereenkomst opzeggen om de woning persoonlijk en werkelijk te laten betrekken door zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende partner of de afstammelingen, aangenomen kinderen, bloedverwanten in de opgaande lijn of bloedverwanten in de zijlijn tot in de derde graad van de verhuurder of van zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende partner.
Dit zijn kinderen, kleinkinderen, ouders en grootouders, broers, zussen, schoonbroers en schoonzussen, ooms en tantes, neven en nichten. De opzeggingstermijn kan in dit geval niet verstrijken vóór het einde van de eerste driejarige periode vanaf de aanvang van de huurovereenkomst.
De opzegging vermeldt de identiteit van de persoon die het goed zal betrekken en de band van verwantschap met de verhuurder. Op verzoek van de huurder moet de verhuurder deze band van verwantschap bewijzen. De verhuurder moet aan dit verzoek voldoen binnen een termijn van twee maanden te rekenen van het verzoek van de huurder, zo niet kan de huurder de nietigverklaring van de opzegging vorderen. Die vordering moet op straffe van verval uiterlijk twee maanden vóór het verstrijken van de opzeggingstermijn worden ingesteld.
Binnen het jaar na het verstrijken van de opzeggingsperiode, of als de teruggave door de huurder later plaatsvindt, na de teruggave van het goed door de huurder, moet de woning gedurende minstens twee jaar werkelijk en doorlopend worden betrokken.
Indien de verhuurder zonder het bewijs te leveren van buitengewone omstandigheden, binnen de gestelde termijn en voorwaarden de betrekking van het goed niet verwezenlijkt, heeft de huurder recht op een vergoeding gelijk aan achttien maanden huur.
De verhuurder kan te allen tijde de huurovereenkomst beëindigen met een opzeggingstermijn van zes maanden indien hij voornemens is het onroerend goed of een gedeelte ervan weder op te bouwen, te verbouwen of te renoveren.
De werken moeten:
• worden uitgevoerd met eerbiediging van de decretale en verordeningsbepalingen over de ruimtelijke ordening;
• worden uitgevoerd aan het door de huurder bewoonde gedeelte;
• meer kosten dan drie jaar huur van het gehuurde goed. Indien het gebouw waarin de woning gelegen is uit verscheidene verhuurde woningen bestaat, toebehorend aan dezelfde verhuurder, volstaat het dat de kosten van de werken meer dan twee jaar huur bedragen van alle betrokken woningen.
De opzeggingstermijn bedraagt zes maanden, tenzij de opzegging wordt gedaan tijdens de eerste driejarige periode. In dat geval kan de opzeggingstermijn niet verstrijken vóór het einde van de eerste driejarige periode vanaf de inwerkingtreding van de huurovereenkomst.
De opzegging moet vergezeld zijn van een kopie van de omgevingsvergunning (vroeger stedenbouwkundige vergunning genoemd) indien deze vereist is en een omstandig bestek of een beschrijving van de werkzaamheden samen met een gedetailleerde kostenraming, of een aannemingsovereenkomst.
De werken moeten worden aangevat binnen een termijn van zes maanden en beëindigd zijn binnen een termijn van vierentwintig maanden na het verstrijken van de opzegging door de verhuurder of, in geval de teruggave door de huurder later plaatsvindt, na de teruggave van het goed. Na de beëindiging van de werken vraagt de verhuurder een conformiteitsattest aan.
Op verzoek van de huurder is de verhuurder verplicht hem kosteloos de documenten inclusief het conformiteitsattest mede te delen waaruit blijkt dat de werken, zoals beschreven, zijn uitgevoerd. Indien de verhuurder, zonder het bewijs te leveren van buitengewone omstandigheden, binnen de gestelde termijn en voorwaarden de werken niet heeft uitgevoerd, heeft de huurder recht op een vergoeding die gelijk is aan achttien maanden huur.
Tegen het verstrijken van de eerste en de tweede driejarige periode kan de verhuurder de huurovereenkomst beëindigen met een opzeggingstermijn van zes maanden, zonder motivering, maar met betaling van een vergoeding. Deze vergoeding is gelijk aan negen dan wel aan zes maanden huur naargelang de overeenkomst een einde neemt bij het verstrijken van de eerste of de tweede driejarige periode.
Artikel 6: Opzeggingsmogelijkheden voor de huurder
De huurder kan de huurovereenkomst altijd beëindigen met een opzeggingstermijn van drie maanden. Indien de huurder de huurovereenkomst beëindigt tijdens de eerste driejarige periode, heeft de verhuurder recht op een vergoeding. Die vergoeding is gelijk aan drie maanden, twee maanden of één maand huur naargelang de huurovereenkomst een einde neemt gedurende het eerste, het tweede of het derde jaar.
De huurder kan de huurovereenkomst op ieder moment tegenopzeggen met één maand, doch enkel indien de verhuurder de huurovereenkomst vervroegd beëindigt voor eigen betrekking, verbouwingswerken of ongemotiveerd mits betaling van een schadevergoeding. De huurder is dan geen vergoeding verschuldigd.
Zolang op het moment van de opzegging de huurovereenkomst niet tijdig geregistreerd is na de termijn van twee maanden na de ondertekening, zijn de opzeggingstermijn en eventuele opzeggingsvergoeding niet van toepassing. Wel dient de huurder de verhuurder best aangetekend op de hoogte te brengen van de opzegging en kan die ten vroegste een einde nemen op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin is opgezegd.
2 Bekijk de vetgedrukte woorden in hun context en duid de zin(nen) aan met een correct synoniem.
a De verhuurder kan te allen tijde de huurovereenkomst beëindigen met een opzeggingstermijn van zes maanden indien hij voornemens is het onroerend goed of een gedeelte ervan weder op te bouwen, te verbouwen of te renoveren.
De verhuurder kan te allen tijde de huurovereenkomst beëindigen met een opzeggingstermijn van zes maanden indien hij voornemens is het onroerend goed of een gedeelte ervan opnieuw op te bouwen, te verbouwen of te renoveren.
De verhuurder kan te allen tijde de huurovereenkomst beëindigen met een opzeggingstermijn van zes maanden indien hij voornemens is het onroerend goed of een gedeelte ervan grondig op te bouwen, te verbouwen of te renoveren.
De verhuurder kan te allen tijde de huurovereenkomst beëindigen met een opzeggingstermijn van zes maanden indien hij voornemens is het onroerend goed of een gedeelte ervan weer op te bouwen, te verbouwen of te renoveren.
b Ongemotiveerde opzegging mits betaling van een schadevergoeding.
Ongemotiveerde opzegging ondanks betaling van een schadevergoeding.
Ongemotiveerde opzegging op voorwaarde van betaling van een schadevergoeding.
Ongemotiveerde opzegging zonder betaling van een schadevergoeding.
c Indien de verhuurder zonder het bewijs te leveren van buitengewone omstandigheden, binnen de gestelde termijn en voorwaarden de betrekking van het goed niet verwezenlijkt, heeft de huurder recht op een vergoeding gelijk aan achttien maanden huur.
Indien de verhuurder zonder het bewijs te leveren van buitengewone omstandigheden, binnen de gestelde termijn en voorwaarden de betrekking van het goed niet waarmaakt, heeft de huurder recht op een vergoeding gelijk aan achttien maanden huur.
Indien de verhuurder zonder het bewijs te leveren van buitengewone omstandigheden, binnen de gestelde termijn en voorwaarden de betrekking van het goed niet realiseert, heeft de huurder recht op een vergoeding gelijk aan achttien maanden huur.
Indien de verhuurder zonder het bewijs te leveren van buitengewone omstandigheden, binnen de gestelde termijn en voorwaarden de betrekking van het goed niet mogelijk maakt, heeft de huurder recht op een vergoeding gelijk aan achttien maanden huur.
3 Welke afbeelding beschrijft ‘bloedverwanten in de opgaande lijn’ en welke afbeelding beschrijft ‘bloedverwanten in de zijlijn’?
vader van verhuurder verhuurder
4 Bekijk volgende woorden/uitdrukkingen en probeer hun betekenis af te leiden aan de hand van hun componenten: te allen tijde – opzeggingsvergoeding – nietigverklaring.
5 Zoek de betekenis van volgende woorden/uitdrukkingen online op en vermeld telkens de bron die je hebt gebruikt: modaliteiten – verordeningsbepalingen – conformiteitsattest – eigen betrekking – op stra e van verval – omstandig bestek.
Voor het luisteren
1* Je luistert straks naar een fragment uit Hautekiet, een programma op Radio 1. Zoek op welk soort programma dat is. Wat voor een fragment verwacht je?
2* Geef de, volgens jou, drie belangrijkste ‘do’s-and-don’ts’ bij het opstellen van een zakelijke e-mail.
Beluister nu het fragment.
3 Welke verschillen tussen een zakelijke brief en een zakelijke e-mail worden er in het fragment aangehaald?
4 Welke drie factoren bepalen hoe formeel je je communicatie opstelt?
5 Noteer voor volgende onderdelen van een zakelijke e-mail kort enkele aandachtspunten: onderwerpregel – aanhef/aanspreking – slotformule.
Na het luisteren
6* Geef opnieuw de, volgens jou, drie belangrijkste ‘do’s-and-don’ts’ bij het opstellen van een zakelijke e-mail.
De start van een nieuw jaar is het ideale moment om je leven onder de loep te nemen en enkele voornemens te formuleren.
7 Stel voor jezelf enkele doelen op waar je naartoe wilt werken en bedenk hoe je dat concreet gaat aanpakken. Je deelt die voornemens vervolgens via e-mail met je leerkracht.
Volgende richtvragen kunnen je helpen bij de uitwerking van je tekst:
• Zijn er succesvolle voornemens uit voorgaande jaren die je wilt verderzetten?
• Waar wil je dit jaar graag aan werken (al dan niet op vlak van school)? Waarom is dat voor jou belangrijk?
• Hoe ga je dat aanpakken?
Voorbereiding
• Wie is de ontvanger van je tekst (= je doelpubliek)?
• Wat is het doel van je e-mail?
• Welke taalregister gebruik je?
Checklist
Mijn tekst sluit aan bij de opdracht:
Ik bespreek de voornemens waar ik dit jaar aan wil werken.
Ik geef aan waarom ik die voornemens belangrijk vind.
Ik bespreek hoe ik dat wil aanpakken.
Mijn alinea’s zijn thematisch afgebakend en bestaan uit een kernzin en de uitwerking daarvan.
Mijn taalregister is afgestemd op de opdracht.
Ik blijf steeds beleefd en respectvol in mijn e-mail.
Mijn opmaak komt overeen met de opmaak van een zakelijke e-mail.
Mijn e-mail is bondig.
Ik heb mijn tekst nagelezen op taal- en typfouten.
8 Je verzamelde de kenmerken een zakelijke e-mail. Vul aan de hand daarvan onderstaand overzicht aan met de inhoudelijke kenmerken van een zakelijke brief.
Tip
Voornaam en naam afzender
Straat en huisnummer
Postcode en GEMEENTE
Telefoonnummer afzender
E-mailadres afzender
Voornaam en naam ontvanger (functie en afdeling) (bedrijf/organisatie)
Straat en huisnummer
Postcode en GEMEENTE
De gemeente wordt volgens de NBN-normen in hoofdletters geschreven, zowel in het adres van de afzender als dat van de geadresseerde. Tip
De referentieregels kunnen ook bestaan uit enkel de datum en de plaats.
uw bericht vanuw kenmerkons kenmerk datum datum van eerdere communicatie kenmerk van het bericht waarop deze brief een reactie is
kenmerk van afzender van deze brief
- voluit geschreven
- DD-MM-JJJJ (nationale communicatie)
- JJJJ-MM-DD
(internationale notatie)
Onderwerpregel: een duidelijke omschrijving van het onderwerp, zonder het woord ‘onderwerp’
Aanhef:
Eerste alinea:
Midden:
Afsluitende alinea:
Slotgroet:
Handtekening
Voornaam Naam
Bijlage:
Sinds 12 mei vorig jaar huur je een appartement van Elif Demir (Bloemekesstraat 6, 1000 Brussel). In de huurovereenkomst werd volgend artikel opgenomen:
Iedere opzegging die te allen tijde kan gegeven worden, kan ten vroegste ingaan op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de opzegging wordt aangeboden aan de post. post.
9 Schrijf een zakelijke brief waarin je het huurcontact van jouw appartement vandaag opzegt. Let erop dat je in de brief onderstaande elementen vermeldt:
• start van de huurovereenkomst;
• adres van het pand in kwestie;
• start en einde van de opzeggingstermijn.
Checklist
Ik heb de NBN-normen correct toegepast.
Ik heb alle noodzakelijke informatie vermeld.
Mijn alinea’s zijn thematisch afgebakend en bestaan uit een kernzin en de uitwerking daarvan.
Mijn taalregister is afgestemd op de opdracht.
Ik blijf steeds beleefd en respectvol in mijn brief.
Ik heb mijn tekst nagelezen op taal- en typfouten.
10 Laat jouw brief nu nalezen door één van je medeleerlingen en laat hem/haar onderstaande evaluatie invullen.
Peerevaluatie
Je hebt de NBN-normen correct toegepast.
Je hebt alle noodzakelijke informatie vermeld.
Je alinea’s zijn thematisch afgebakend en bestaan uit een kernzin en de uitwerking daarvan.
Je taalregister is afgestemd op de opdracht.
Je blijft steeds beleefd en respectvol in je brief.
Er staan weinig/geen spellingfouten in je brief.
Aanvullende commentaar:
Je vertelt hoe je een verhaal ervaart 1
Je analyseert de verhaalaspecten: personages, tijd, vertelperspectief, thema, spanningsopbouw, geografische en sfeerscheppende ruimte
Je bespreekt het effect van multiperspectiviteit, het beleven van het verhaal vanuit verschillende (vertel)standpunten
Je treedt in interactie over de (mogelijke) rol van literatuur in een maatschappelijk debat
1* De titel van het verhaal in deze les is Het kleine sterven. Waarover gaat het verhaal volgens jou?
2* Welke thema’s verwacht je?
3* Het verhaal werd geschreven door Dimitri Leue. Wat weet je al over deze auteur?
4* Beluister Het kleine sterven van Antoon O eciers. Welke emoties roept dit muziekstuk bij je op?
5 Lees de citaten uit het verhaal en beantwoord de onderstaande vragen.
Ik streel je. Eerst met mijn wimpers en dan pas met mijn vingers.
Niet lopen, niet dansen, niet springen, niet zwemmen, niet fietsen, niet roepen, niet lachen, niet huilen, niet kussen … kortom niet leven.
Te mooi om van mij te zijn. Te mooi om van iemand te zijn. Mijn lichaam was te mooi om waar te zijn. Er was eens heel lang geleden … mijn lichaam.
Mijn dansen is een soort prentenboek waarin te traag wordt gebladerd.
Daar lag ze, een en al geluk. Mijn bruid. Mijn prinses.
Ik liet mijn eigen hand op haar schoot dwarrelen, maar haar blik zei genoeg. Nu niet. Nu niet. Altijd weer nu niet.
Godverdomme! Klotewereld! Rotzakken! Smeerlappen! Stom hart! Stom stom schijt kak shit fuck hart! Klotehart!
We speelden het spelletje Wanneer heb jij vandaag aan mij gedacht? ‘Ik heb een piano gehoord. Een waterval van noten. Zoveel, zo overweldigend veel en toch niets overbodigs. Toen moest ik aan jou denken. (…)’
Ik zit gevangen in mijn vijand en ik kan mijn vijand alleen raken door mezelf te raken.
De wonde van het stilzitten wordt gebet, gealfabet, door het wonder van de taal.
Toen zag ik voor het eerst in mijn leven dat bloemen kunnen huilen.
Over mijn bruidsrok zei ze niets. Ze vroeg zelfs niet of ik wel een onderbroek aanhad. (Wat niet zo was.)
Ik voel je kleine sterven. O God, ik ben verliefd. En zij was het ook.
a Vergelijk de twee kolommen met elkaar. Wat valt op wanneer je kijkt naar het vertelperspectief en de werkwoordtijd?
b Wat kan het verschil in werkwoordtijden verklaren volgens jou?
Dimitri Leue, geboren op april , is een theatermaker, auteur en schrijver uit Mortsel. Hij studeerde af aan het conservatorium van Antwerpen. Zijn theatervoorstellingen richten zich voornamelijk op kinderen en jongeren.
Het kleine sterven (een poging om drie dagen niet te zijn) is een kortverhaal dat gepubliceerd werd in Even gelukkig () van Dimitri Leue, een verzameling van verhalen en gedichten. Het boek bevat ook een audio-cd met de muziek die Antoon Offeciers schreef bij de verschillende teksten.
c De tweedeling van de citaten komt overeen met twee verschillende personages. Welk idee heb je over die personages na het lezen van de citaten? Bespreek geslacht, leeftijd, uiterlijk, burgerlijke staat, geboorteland, woonplaats, persoonlijkheid en de relatie tussen beide personages.
6* In hoeverre zijn je verwachtingen over de inhoud van het verhaal gewijzigd na het beluisteren van het muziekstuk en het lezen van de citaten?
EEN POGING OM DRIE DAGEN NIET TE ZIJN
Deel 1
Liefste Seppes, Kijk. Met de ogen toe. En zie mij. Mijn beeld in jou. Met jouw inbeelding. Hoor. In stilte. En luister naar mij. Mijn stem in jou. Met jouw instemming.
Sssst... zwijg. Niet om niets te zeggen, maar om niets te zijn. Als jij tijdens het zachtjes gedijen tussen mijn dijen tegen mij spreekt, besef ik weer dat ik ben. En dat neem ik je kwalijk. De enige momenten waarop ik zalig niets kan zijn, wil ik ten volle benutten... daarom ssst... verpest niet wat misschien zou kunnen ontstaan.
Misschien - want zeker ben ik niet - misschien zal er hier straks uit het iets van ons samenzijn niets geboren worden. Ik hoop het.
Sst, lieve liefste lieveling, zwijg door mij te kussen. Gebruik je lippen voor het goede doel. De realiteit vliegt voorbij in de vorm van een vliegtuig. De realiteit rijdt voorbij in een stuk of negen wagens. Maar ze vliegt voorbij en ze rijdt voorbij, wat blijft zijn wij. Wat blijft, is dit moment dat niet bestaat. Een record, reeds drie minuten ben ik niet.
Knap, zul je denken, maar ik weet wel beter. Jezus heeft het wereldrecord op drie dagen gebracht. En ik kus je opnieuw. Want we moeten oefenen. Veel oefenen. We moeten ons voorbereiden op onze poging om langer dan drie dagen niet te zijn.Ik kleed je uit. Eerst met mijn ogen en dan pas met mijn handen.
Ik streel je. Eerst met mijn wimpers en dan pas met mijn vingers. En de dagen gaan voorbij en de jaren gaan voorbij en als alles voorbij is, blijkt het maar een kwartier geweest te zijn. Blijven oefenen, blijven oefenen, denk ik.
Als ik dit herlees, vraag ik me af of jij me zult begrijpen. Als je me begrijpen wilt, wel, liefste. Lees het opnieuw en opnieuw, tot je begrijpt waarom ik zo graag bij je ben. Voor de paradox: ik ben zo graag bij je omdat ik zo graag niet ben.
gedijen: zich goed ontwikkelen, goed groeien de paradox: tegenstrijdigheid
Het is begonnen met een schilderij van mij. ‘Het blauwt.’ Dat was een eenvoudig concept. Men neme een stuk vloeipapier, men plaatse daar een bakje inkt onder en de wonderen der natuur doen de rest. De toevallige voorbijganger kon zien hoe het vloeipapier traag maar zeker blauw kleurde. De inkt kroop naar boven. Als een plant zoog het schilderij zichzelf leven in. Dat was mijn kleine revolutie tegen de zwaartekracht. Je denkt: ah, meneer is artiest. Je vergist je. Het is niet uit bescheidenheid dat ik deze titel afwijs, nee, het is eerlijkheid. Zonder schaamte beken ik dat ik hem niet verdien, die aanspreking. Etalagist ben ik. Ik etaleer. Voorwerpen. Nooit mezelf. En tussen de lichtblauwe zomercollectie van een van mijn betere klanten hing mijn schilderij te blauwen. Iedere dag moest ik het vervangen. De inkt en het papier. Iedere dag stond ik te draaien en te wroeten tussen de etalagepoppen. Af en toe blauwe vlekken achterlatend op de prijskaartjes, als een boodschap. ‘Pas op, je betaalt je blauw.’ Of ‘Alleen voor blauw bloed.’ En iedere dag bleef ik even kijken naar het proces van de stijgende inkt. In de reflectie van het raam was het de hele stad die blauw kleurde achter mij, met mij. Ik zag van alles in dat raam. Weerspiegelingen in mijn hoofd, visioenen. Ik zag hoe iedereen zijn weegschaal naar buiten kieperde en op dat vrijgekomen vierkantje in de badkamer een bakje blauwe inkt plaatste. Ik zag hoe iedereen iedere ochtend in mijn blauw ging staan. En plots. Een ander blauw. Donkerder. Blauwer nog. De hemel die wakker wordt, voor de zon er is. Diep, diep blauw. Hannah! In het spiegelbeeld. Ik zag haar en het schilderij. Tegelijkertijd. Over elkaar. Door elkaar. In. En uit het troebele beeld van die twee werelden die samenvielen, kwam een glimlach op mij af. Geen Mona Lisa. Nee, geen gemonkel, geen mysterieus krulletje. Het mysterie ontbloot. Bach! Ja, absoluut Bach. Haar lach was een Bach-lach. Puur barok. Zuiver klateren. Overweldigend.
Ongemerkt draaide ik mijn hoofd naar haar. En nog altijd zag ik mijn schilderij. In haar lachende ogen. Geen kraaienpoten, kleine parkietenpootjes.
Ik wil met mijn vingertop over die kleine plooien strelen. Ik wil heel hard roepen: ‘Mijn god, wat ben jij mooi!’ Ik doe niets. Verdomme, wat een leven. Ik wil geen Cyrano zijn. Ik wil dat zij weet dat ik het was die haar heeft laten lachen. Het is mijn schilderij. Mijn tong weegt als een dode zalm, valt bijna in mijn keel. Zweet. Alsof er net een lama op mijn voorhoofd heeft gespuwd. Ik voel mezelf verkrampen. Spreek. Spreek dan toch.
En hop, ik had het gezegd. Blijkbaar zonder tong had ik het gezegd: ‘Mijn hildehij.’ Weer maakte ik haar aan het lachen, maar nu wist ze tenminste dat ik het was. Het bloed steeg naar mijn hoofd. Ik probeerde uit dat rode bakje inkt te stappen dat iemand onder mijn voeten had geduwd. Te laat. ‘Seppes. Ik ben Seppes. En ik probeerde zonet te zeggen dat dit mijn schilderij is.’ Ik zei het tegen een straatsteen, een gevel aan de overkant, een nummerplaat van een auto en een parkeermeter. Als ik het tegen haar zou zeggen, zou ik toch alleen maar stamelen. Ik wou haar mee uitvragen. Nu, onmiddellijk.
‘Hannah. Ik ben Hannah. En ik moet zeggen dat ik het een schitterend idee vind.’ Wat? Had ik het dan al gevraagd?
‘Het blauwt. Je moet er maar opkomen.’
O dat.
In de stilte die volgde, vond ik de tijd om haar enkels en voeten te bekijken. Haar tenen waren net
monkelen: glimlachen van genoegen, ondeugend glimlachen klateren: een helder geluid maken stamelen: met moeite spreken
asperges, lang en wit lagen ze naast elkaar in haar open schoenen. Het was de eerste keer dit jaar dat ze deze schoenen droeg, zoveel was duidelijk. Het was drie dagen later op het strand dat ze naar haar tenen wees en riep: ‘Kijk, het bruint.’ Maar de zon had andere plannen en ik zag hoe de witte asperges veranderden in lange, smalle rode pepers.
Ze was blond én had blauwe ogen, maar beweerde dat dat niets te maken had met haar studiekeuze. Ze was germanist. Mijn schilderij had haar aangesproken, maar de titel vond ze zo mogelijk nog beter. Blauwen! Wat een woord!
‘Sorry, maar ik ben helemaal weg van woorden. Als ik ooit een sticker op mijn auto zou plakken, dan zou erop staan: Ik hou van woorden. Wat zou er bij jou op de achterruit kleven?’
Ze keek me aan. Blauw. Auw. Mijn blik zocht snel naar een straatsteen en ik antwoordde: ‘Ik hou van germanisten die van woorden houden.’
Een Bach-lach. Het pianospel van haar tanden. Haar lippen die als parende palingen tegen elkaar aanbotsten. O God, ik ben verliefd. En zij was het ook. Want ook zij wist maar al te goed hoeveel tenen ik had. Mmm.
Liefste Seppes, Beadem mij. Drie centimeter tussen je mond en mijn rug. Een luchtige massage. Verander mij in je ademwolk en kijk naar mij. Hoe ik verander. Een tijger. Een hert. Een viool. Een lepel. Ik verander. Een fles. Drink mij tot op de bodem leeg. Hergebruik mij. Ik was wit glas voor ik je kende, maak mij gekleurd. Adem. Laat je adem horen. Niet door je neus als een dolfijn of een zwijn. Door je lippen en je tanden. Adem labiodentaal. Adem fricatief. Met je voorste tanden rustend op je onderlip. Sexy.
Fffffffff... als een lekke band. Ffffffff... in mijn oor. Ffffffff... recht op mijn f-plek. Ffffff... ieder f-woord is een f-woord. Fffff... adellijke letter. Ffffff... als een boom. Fffff... kruin in de lucht en wortels in de grond. Ffff... welke letter is zo hoog en zo laag? Ffff... welke letter is zo chic en zo geil? De graaf zegt met flair: ‘fffantastique!’ De hoer hijgt zacht: ‘fffuck.’ En ik hang tussen beiden in als ik naar je kijk en zeg: ‘Fingeer mij een toekomst. Fantaseer mij een leven.’ Ffff is meer dan lauw. Fffff is niet oud. Fff is rank. Ffff is likken. Fff is lippen. Filibuster mij met je lichaamstaal. Feest met je impulsen. Pletwals mij. Platvloers mij. Spreid mij uit. Op het ritme van je adem. Op de klanken van je ffff. Zonder handen, zonder voeten. Met lucht, lippen en tanden. Verpletter mij onder je ademstoten. Fffffff. Gebruik de ffff als glijmiddel. Florissante fret. Klein knaagdier van verlangen. Noem mij fee. Neem mij foe. Foefel, fleem, fezel, femel, fuck... ik mis je. Ik glijd van mijn stoel als een uurwerk van Dali. Ik ben reeds opgewonden, maak je niet ongerust. Mijn eierklokken slaan middernacht en meer. Ik wacht. Als je mij zoekt, ik lig hier onder de tafel.
Wees niet gechoqueerd. Dat was mijn bedoeling niet. Ik wou je alleen maar laten weten dat ik aan je denk. Veel. Soms gewoon aan jou. Soms aan jouw fffysiek. lk wou je gewoon laten weten dat als je je dorst wilt lessen, ik je fles wil zijn. Als je wilt praten, wil ik je oor zijn. Als je wilt slapen, wil ik je bed zijn.
We spraken iedere dag af in de Botanische Tuin. Na haar lessen. ‘s Avonds. Ik wist dat het nog een tijdje zou duren alvorens ik haar tijdens het spreken zou durven aankijken. Daarom wou ik ergens afspreken waar ik toch naar mooie dingen kon kijken, terwijl ik het eigenlijk tegen haar had. Anders zou ik haar nog gaan associëren met straatstenen of parkeermeters. Nee, de Botanische Tuin was perfect. Groene bladeren, rode bladeren, bloemen in alle kleuren. Vlinders. En toch was er nergens in die hele natuur datzelfde blauw te vinden als haar ogen. Dat blauw dat mij deed stotteren. We hadden algauw onze vaste bank. In een prieeltje. Ik denk dat het de mannelijke en vrouwelijke kiwiplanten waren die boven onze hoofden in elkaar verstrengeld zaten. Kiwi’s hebben we echter nooit gezien.
EEN ONTMOETING Ik had rode rozen bij me. Belachelijk in zo’n omgeving. Ze gingen op in het niets, maar het was te laat. Ik had ze al bij me. Veel te enthousiast kwam ze vanachter een haag gesprongen. Een glimlach tot aan haar oren. Ze gooide haar armen rond mijn nek en kuste. Ik kuste mee. De rozen tussen ons in.
‘Is dat wat ik denk dat het is?’
‘Als ik goed denk wat jij denkt dat het is, dan is het wat het is, ja.’ lk probeerde mijn arm tussen ons uit te krijgen. De bloemen bleven echter daar waar ie waren. Ze omhelsde mij steviger, ik voelde een paar doornen door mijn T-shirt heen prikken. Ik wilde loslaten, maar zij kneep uit volle kracht. ‘Ie blijven’, zei ze. ‘Ie blijven!’
Dat is iets wat we hadden opgemerkt. Dat koppels een zekere lichaamstaal hebben. Als ze elkaar niet zo goed kennen, staan ze maar zo’n beetje met hun hoofden tegen elkaar naar de grond te kijken. Als een M. En dan mompelen ze zo’n beetje tegen elkaar. Mememememem.
Maar als twee mensen elkaar vastpakken, dan vormen ze samen de letter i. En als die twee mensen echt van elkaar houden, dan hangt er als het puntje op de i een gouden aureool boven hun hoofden. Voorzichtig keken we naar boven.
‘Hee, kijk, onze ster. Daar is onze ster.’
Ze wees met een gestrekte arm de lucht in. Mijn linkerarm ging iets schuiner de lucht in.
‘Dat is onze ster helemaal niet. Onze ster is ginder bij Orion. Zie je?’
‘Seppes, dat was de ster van je vorige lief misschien. Maar wij hadden duidelijk vanaf de grote beer zeven sterren naar links afgesproken. Zeven sterren naar links.’ Mijn arm zakte naar beneden. Hannah ging verder: ‘Zie! Zie! Ze knipoogt. Ze begint te flikkeren.’
‘Misschien is ze nu al dood?’ Haar arm zakte naar beneden. Dat kwam er anders uit dan ik bedoelde.
‘Daarom kunnen we beter twee sterren nemen. Voor de zekerheid.’ En weer probeerde ik die ene ster dicht bij Orion aan te prijzen.
‘Als we zo beginnen, vind ik dat we ineens voor een viersterrenrelatie moeten gaan.’ Haar wijsvingers flitsten in de lucht. ‘Of waarom niet heel de hemel?’ Daar stonden we, met de buiken tegen elkaar, bloemen tussen ons in, doornen in de buik, in de lucht te schieten met onze vingers. Even later zaten we onder meneer kiwiplant en mevrouw kiwiplant, de verfrommelde bloemen lagen op de grond. Met een vinger ving ze wat bloeddruppeltjes op uit haar buik. Ze stopte en vroeg met een veel te ernstig gezicht: ‘Zouden we nu toch niet beter één ster kunnen kiezen?’ Stilte.
‘Ja, als wij nu heel de sterrenhemel inpalmen, dan zijn we toch wel heel gulzig, niet?’ Ik knikte.
‘En eigenlijk vind ik zelfs één ster te veel. Wie zijn wij dat wij ons zomaar een ster toe-eigenen? Wij mogen ons niet zomaar een ster toe-eigenen. Ik weet wel dat het maar een idee is. Dat wij ons die ster niet echt toe-eigenen. Dat wij die niet plukken en meenemen naar huis. Dat die niet echt van ons is, dat weet ik wel. Maar juist daarom: waarom zeggen dat die ster van ons is als ze toch niet van
ons is? Waarom doen alsof? Ik wil geen relatie met doen alsof.’ Stilte. Als ik alleen ben en het is stil, dan hoor ik auto’s en vliegtuigen. Als ik bij haar was en het was stil, dan hoorde ik niks. Ons samenzijn was prima isolatiemateriaal. Geen glaswol die daartegenop kan, geen eierschaal muur die zo afstopt. Stilte. Zonder ster zaten we onze wonden te likken. En de chemie van mijn verliefdheid droop als honing in mijn stem: Oké, we hebben geen ster daarboven, maar je kunt niet ontkennen dat ik hier nu wel een ster voor mij heb.’ Haar lippen kwamen dichterbij. Heel het park werd lippen. Heel de wereld lippen. Au, het vuur van een ster. De smaak van bloed. En vanuit mijn ooghoek zag ik een gouden aureool boven onze hoofden of is zij dat of wij of ster of roos of kus of lip of adem of smak of snak of eierschaal of beer of tong of kiwi of oog of ie of mmm of... fff.
EEN ANDERE ONTMOETING Ik had rode rozen bij me, belachelijk, want ik was verkleed als bij, wat op zich al een verrassing was. Ze kwam aangelopen op het grindpad. Het was niet moeilijk om te zien dat zij zich ook verkleed had. Als een bloem. Ik smeet mijn bloemen snel tussen de bloemen. Ik kon nu toch moeilijk bloemen geven aan een bloem. Een gele bloem. En plots werd het middelste van die bloem rood. Knalrood. (Haar hoofd dus.)
‘Ik wilde jou verrassen! Stommerik. Ik wilde jou verrassen. Ik wilde niet verrast worden. Wie komt er nu in een bijenpak! Stommerik!’
Stilte.
‘Stom, hè.’
‘Stom, dat is gewoon belachelijk. Ik wou iets speciaals doen. Ik dacht: ik verkleed mij als een bloem en meneer staat hier ineens als een bij. Je hebt mij overtroffen. Ik wil niet overtroffen worden. Ik wil verrassen.’
Stilte.
‘Ja, maar dat ik mij juist als een bij heb verkleed en jij als bloem, dat wijst er toch op dat wij precies bij elkaar passen.’
Een twijfelend gekreun.
‘Jij weet niet hoeveel dit gekost heeft, zeker? Vijftig euro, verdomme.’ ‘Dan heb ik je inderdaad overtroffen.’
‘Wat?’
‘Nee, niks.’
‘Hoeveel kost je bijenpak?’
‘Veel, maar met die vleugeltjes en die voelsprieten is het toch normaal dat het niet goedkoop is.’
‘Hoeveel?’
‘Tachtig euro.’
Stilte.
Toen zag ik voor het eerst in mijn leven dat bloemen kunnen huilen. Ik heb mijn zakdoek rond de stamper gelegd en het stuifmeelsnot weggeveegd. Een Japanse toerist nam een foto, zijn vrouw gaf ons een euro en applaudisseerde.
EEN DERDE ONTMOETING Ik had rode rozen bij me. Belachelijk, want het was Valentijnsdag, dus waren ze ineens dubbel zo duur. Zij had een rode jas aan en een mandje bij zich vol lekkers: zelfgemaakte koekjes in de vorm van kerstbomen. (‘Ja, sorry, dat waren de enige vormpjes die ik vond.’) ‘Bij jou is het alle dagen Kerstmis’, lag op het tipje van mijn tong, maar ik kon het gelukkig nog inslikken samen met de piek van een kerstboomkoek. Een kerstboomkoekpiek dus. Is dat niks voor een sticker? ‘Ik hou van kerstboomkoekpieken.’
We speelden het spelletje: Wanneer heb jij vandaag aan mij gedacht?
‘Ik heb een piano gehoord. Een waterval van noten. Zoveel. Zo overweldigend veel en toch niks overbodigs. Toen moest ik aan jou denken. En jij?
Wanneer heb jij aan mij gedacht?’
‘Ik zag vandaag al die koppeltjes hand in hand lopen en kussen en fluisteren en elkaar rode rozen geven, zonder ze tussen hen in te verpletteren, of opgeblazen ballonnen in de vorm van hartjes meezeulen en... ik dacht... gelukkig zijn wij anders.’
Ik had nu wel gevraagd wanneer heb je aan mij gedacht en niet aan ons, maar ik kon niet anders dan instemmend hummen. Even later liepen we hand in hand over straat, bleven even staan kussen en fluisterden: ‘Jij bent zo mooi.’ ‘Nee, jij bent zo mooi.’ ‘Nee, jij.’ ‘Nee, jij.’...
Een Indiër vroeg: ‘Foto?’ En voor we ja of nee konden zeggen, kwam er al een polaroid naar ons toe gegleden. We waren niet anders dan de anderen.
Liefste Seppes,
Mm, ik heb er enorm van genoten. Van onze reis naar Parijs. Ons brandpunt van verlangen. Waar wij het voor de eerste keer zouden doen. Je bent een ware ridder dat je het al die maanden al hebt volgehouden zonder. lk ken andere mannen die dat anders zouden aanpakken. Die niet tevreden zouden zijn zonder Het met de grote H. Voor jou moest dat lidwoord nog niet zo bepaald zijn. Dus we hadden al van alles gedaan, ik hoef het je niet te vertellen hoe inventief we geweest zijn. Parijs, daar zou het gebeuren. ‘Paris, dat is niet om te lachen!” zeiden we altijd, weet je het nog? Pas ris! Niet lachen! En dan moesten we keihard lachen.
Dat Parijs nu ineens in een park in Brussel bleek te liggen, moet je je niet aantrekken. Voor mij waren we in Parijs. Ik heb de Eiffeltoren gezien, dus voor mij was het allang goed. Een ridder heeft ook zo zijn grenzen. Als de treinen plotseling staken terwijl wij al zo lang naar deze dag uitkeken, dan gaat ons verlangen toch niet uit solidariteit meestaken. Nee, we waren in Parijs, bewijs mij maar eens het tegendeel. Ik geef toe, het is magisch dat we ineens boem terug in Brussel waren, in het park voor het Koninklijk Paleis, op de grond, in een geur van mulle aarde en elkaar. Maar alles wat daarvoor gebeurd was, was nog veel meer magie.
Ik vond het zalig, Seppesbeest. Ook al ben ik nu een schoen kwijt, omdat die stomme parkwachter achter ons aan kwam gelopen. Assepoester, ik weet het, en als er hier iemand een gouden muil heeft, dan ben jij het wel, prins. We hebben sinaasappels gegeten op jouw balkon. ‘Oranges’, zeiden we omdat we nog altijd speelden dat we in Parijs waren. En het viel mij op dat jij een sinaasappel eet, zoals je alles doet. Totaal. Vol overgave, met je ogen dicht. Alsof je alleen maar bezig bent met proeven. Alsof je langzaam alleen maar smaakpapillen wordt. Ik heb daarnet ook een sinaasappel gegeten en ik kreeg sap in mijn ogen. Daarom dus! Het pikt nog altijd. Ja, Paris, dat is niet om te lachen. Een sinaasappel eten zal nooit meer hetzelfde zijn. Zo meteen pak ik een maantje en steek het in één keer in mijn mond. De volle maan. De volle mond. De volle, oranje maan. En als ik dan Frans praat, is het vloeiend Frans. Dan sijpelt het van mijn kin. Mm.
Het kortverhaal is opgedeeld in twee delen. Beantwoord na elk deel de bijhorende vragen. Lees deel 1 op p. 213218.
1 Waarover gaat dit deel van het verhaal? Vat dit samen in enkele zinnen.
2* Wat gaat er volgens jou gebeuren in het tweede deel van het verhaal? Waarom denk je dat?
3* Welke emoties roept het verhaal tot nu toe bij je op?
Lees nu het tweede deel van het verhaal op p. 220-226.
4* Vergelijk wat je nu bij het verhaal voelt met je antwoord bij opdracht 3.
a Blijf je bij de emoties die je in de vorige opdracht gekozen hebt?
b Welke andere emoties kies je nu?
c Welke gebeurtenissen roepen die emoties bij je op?
5 Had je dit einde verwacht? Waarom (niet)?
6 Welke bijvoeglijke naamwoorden beschrijven het taalgebruik in het kortverhaal volgens jou?
a Duid er drie aan.
moeilijk poëtisch intens liefdevol
pakkend romantisch passioneel uitvoerig
ontoereikend uniek ingewikkeld andere:
b* Leg uit waarom je voor die bijvoeglijke naamwoorden gekozen hebt.
c* Wat vind je van het taalgebruik in het kortverhaal? Vormt het een meerwaarde of net niet? Beargumenteer.
7 Wat betekenen de titel en de ondertitel volgens jou na het lezen van het verhaal?
8 Zoek op naar welk fenomeen Het kleine sterven verwijst.
9* Zou je dit verhaal aanraden aan vrienden en/of familie? Waarom (niet)?
Er is voor alles een eerste keer, ook voor ontreddering en ongeloof. En iemand die zichzelf met glas vergelijkt, is waarschijnlijk heel breekbaar. Als je op een plaats prachtige momenten hebt beleefd, zal daar zitten je al gelukkig maken. Zo zat ik daar te wachten op ons bankje, gelukkig, met rode rozen naast mij. Belachelijk, want ze had die rozen nog nooit mee naar huis genomen. Maar ze hoorden nu eenmaal bij onze ontmoetingen. lk durfde ze niet ineens weg te laten. Het boeketje rozen was wel iedere keer kleiner geworden. Steeds een roosje minder. Het ging tenslotte om het gebaar. Ik had haar niet zien aankomen. Plotseling zat ze daar, op die zeven rode rozen. Morgen neem ik er maar zes mee, dacht ik.
Normaal zou ik haar onmiddellijk rond de nek vliegen en kussen en kussen. Of zij zou het doen. Ze deed het niet. En ik ook niet. Er was iets. Niet die rozen onder haar billen. Er waren al vreemdere dingen gebeurd met die rozen. Origami om maar iets te zeggen. Met twintig rozen had zij een keer een prachtige giraf gevouwen. Of die keer dat we gefrituurde bloemblaadjes hadden gegeten. Nee, dat rozen ook als kussentjes kunnen fungeren, dat verbaasde mij niets. Het was iets anders.
Mijn oog viel op haar horloge. Een plomp vierkant aan haar pols. Een hightech speelgoedje. Iets wat totaal niet bij haar paste. Wou ze haar elegantie pareren met zo’n puberprul? Was het een foute (en zo te zien dure) grap?
‘Ik heb een horloge.’
Over understatement gesproken. Dat is geen horloge, dat is een staande klok, dat is een mini-Belfort. En toch vond ik dat ik tactvol moest blijven.
‘Het heeft iets. Het is... het is...’
‘Lelijk. Zeg het maar zoals het is. Het is lelijk.’
Dus toch een bewuste keuze. Om te choqueren? Om een gesprek over materialisme op gang te brengen?
‘Het is inderdaad lelijk. En waarom draag jij lelijke horloges, als ik vragen mag?’
‘Om te leven.’
‘Je hebt nu toch al meer dan twintig jaar geleefd zonder lelijk horloge?’
‘Ik draag dit horloge op doktersvoorschrift, Seppes.’
‘Hou je me voor de gek? Word ik gefilmd?’ ‘Het meet mijn polsslag.’
‘Hannah?’
Stilte.
‘Het is mijn hart. Het mag niet meer te hard kloppen. Ik heb een paar dagen geleden een crisis gehad. Ik was bijna in coma. De dokter heeft gezegd dat ik niets meer mag doen. Niets waardoor mijn hartslag zou kunnen versnellen. Niet lopen, niet dansen, niet springen, niet zwemmen, niet fietsen, niet roepen, niet lachen, niet huilen, niet kussen... kortom niet leven.
Want als mijn hartslag nu nog eens boven de honderd en tien zou gaan, is het gedaan. Dan klopt mijn hart zich kapot. Dan vergaloppeert mijn hart zich. Ik wou je niet bellen. Ik wou het je zeggen. Rustig. En jij moet ook rustig blijven. Je mag het mij niet moeilijk maken. Ik wil ook huilen, maar ik mag niet. Ik kan niet.’
Stilte.
Een bom in mijn kop. Een vuile bom. Overal spijkers en glas, veel glas. Heel mijn lichaam dat pijn deed. Ik wilde in haar plaats huilen. lk wilde in haar plaats vloeken. Roepen. Wat zou zij vloeken?
pareren: afweren, afwenden vergalopperen: blunderen, een misstap begaan, door onbezonnenheid (lichtzinnigheid, onbedachtzaamheid) een fout maken
Wat zou zij willen roepen! Godverdomme! Klotewereld! Rotzakken! Smeerlappen! Stom hart! Stom stom schijt kak shit fuck hart! Klotehart! Het is niet waar, het kan niet waar zijn. Haar blik, haar houding en dat lelijke ding rond haar pols gaven mij een duidelijk teken: het is wel waar. Ik deed mijn best om niet te huilen. Maar zowel mijn stem als mijn traanklieren werkten niet mee.
‘Niet doen.’
‘Sorry, Hannah, ik kan er niet aan doen.’
Er kwam een meneer voorbij met een hond, ze leken op elkaar en keken samen naar mij. De meneer dacht overduidelijk: Ocharme, die jongen, z’n lief heeft het uitgemaakt. En die hond dacht: ik moet pissen. Hij hief zijn poot op en gaf de vuilnisbak zijn geur.
Gezeik. Gezeik. Gezeik. Het mag niet waar zijn.
‘Het is niet waar.’
‘Het is wel waar, Seppes.’
‘Honderd en tien, is dat veel?’
‘Normaal heb ik een hartslag van rond de tachtig, kijk, nou heb ik tweeëntachtig.’
‘Dus de dokter heeft je echt een horloge voorgeschreven?’
‘Ja. Voor mijn laatste uur.’
‘Nee.’
Er ging een uur voorbij. We zaten daar. Ik huilde voor twee. Een kleine glimlach, het was toch niet haar laatste uur geweest. Mijn Hannah, mijn alles.
‘Mag ik je echt niet meer kussen?’
‘Als je mij dood wilt, wel.’
‘Komaan, een klein kusje.’
Zonder op haar antwoord te wachten, gaf ik haar een klein kusje op haar wang. Angstig keek ik naar haar pols. Tweeëntachtig. Nog een kusje op haar mond. Een blik. Tweeëntachtig. Een langer kusje. Drieëntachtig en half.
‘Seppes, rustig. Rustig.’
‘lk ben al gestopt. Ik ben gestopt.’ Zevenentachtig. ‘lk ben toch gestopt! Rustig, Hannah. Rustig ademen. In. En uit. En in. En uit.’
‘In- en uitademen is iets wat ik nog wel kan, dank u.’
‘Sorry.’
Weer een uur dat niet haar laatste was.
‘Mag ik dat eens omdoen?’
‘Het is geen speelgoed.’
‘Nee, maar ik polste gewoon.’
‘Seppes, geen woordgrapjes, alstublieft, geen woordgrapjes, nu niet.’
Nog een uur.
‘Ik heb gezegd geen woordgrapjes, ik heb niet gezegd geen woorden.’
Wat moest ik zeggen? Wat kon ik zeggen? leder boek dat ik had gelezen, had zij ook gelezen. Iedere film die ik had gezien, had zij ook gezien.
‘Weet je nog toen we voor de eerste keer vreeën?’
‘Waar begin je nu over?’
Ik deed zo hard mijn best om geen stommiteiten te zeggen, maar mijn mond en mijn stembanden hadden blijkbaar een smerig complot gesmeed.
‘Over die eerste keer toen je je voeten in mijn knieholten had geplaatst en je je afzette tegen mijn kuiten. Als een kikker. En dat allemaal voor mijn kwakje, dacht ik toen. O sorry, geen woordgrapjes, sorry. Sorry.’
Mijn zicht was troebel door mijn tranen, mijn spraak was misplaatst door mijn poging om haar te troosten, haar op te vrolijken.
‘Dus je vergelijkt mij met een kikker?’
‘Dat hoeft toch niet negatief te zijn? Een kikker doet toch denken aan een prinses?’
‘Dus ik ben een kikker, jij kust mij en dan word ik een prinses. Dankzij jouw kus.’
‘Nee, we zijn alle twee kikkers. We kussen elkaar en we maken elkaar een prins en een prinses!’
‘Ik vind het heel moeilijk om nog in sprookjes te geloven.’
Ze stond op. De bloemen kleefden aan haar rok. Pas na tien stappen vielen ze van haar billen.
Liefste Seppes,
Ik heb net weer drie uur naar mijn hartslag liggen luisteren. Ik kan niet slapen. Ik heb stilletjes liggen huilen. Oehoe, ik wil dit niet. Maar ik heb niks te willen.
Ik heb de spiegel omgedraaid. Dan kan de muur ook eens kijken hoe hij eruitziet. Ik was het beu om mezelf te zien... mijn lichaam. Mijn lompe lijfje. Raar, hoe men van zijn eigen lichaam kan houden. Alsof het van iemand anders is. Alsof het een schilderij is, waar iedere schilder zijn naam wil onder zetten. Te mooi om van mij te zijn. Te mooi om van iemand te zijn. Mijn lichaam was te mooi om waar te zijn. Er was eens heel lang geleden... mijn lichaam. Niet dat het er nu niet meer is, want ik ben nog, dat weet ik ook wel. Maar het mooie was nu net dat het kon bewegen. En de manier waarop. Nu kan het alleen nog maar wandelen. Een wandelende bloem, ik hoor het je al zeggen. En in het wandelen schittert iets van vroeger. Een echo van lang geleden. Mijn wandelen is een soort gewichtloos dolen. Mijn dansen is een soort prentenboek waarin te traag wordt gebladerd. Mijn lichaam is nu een oude vrouw die ik moet verzorgen. Ik moet de hele dag deze achtenvijftig kilo mens rondzeulen. Vroeger was het anders. Vroeger ging mijn lichaam met mij aan de wandel. Soms dagen achter elkaar. Wij waren vrienden. En nu, nu lijken we te onderhandelen over onze scheiding.
‘Wat een mooie ogen heb jij toch’, zeg ik tegen mijn lichaam. Het lacht via mijn mond zodat ik wel mee moet lachen. Een veel te mooie glimlach waar ik jaloers op ben. Vroeger was ik het, die zo lachte. Ik huil. Ik dwing mijn lichaam tranen af. Ik zit gevangen in mijn vijand en ik kan mijn vijand alleen raken door mezelf te raken. Mijn hartslagmeter tikt me op de schouders, het is genoeg geweest. Ieder in zijn hoek. Als zakdoek gebruik ik een handdoek. Maar ik werp hem niet in de ring. Nee, lichaam, zo snel geef ik het niet op. Misschien verlaat jij mij eerder dan ik jou verlaat.
Tot hoors of ziens, Hannah
8 WOORDENROOSJE
Onze afspraken gingen gewoon verder. Het gebeurde dat we een uur niets zeiden en naar huis gingen. Het gebeurde dat we bleven praten tot de zon opkwam. Alles kon. Behalve een aanraking. Het was een ware marteling. Mijn handen waren geboeid door mijn woord, door haar hartslag. Hoe graag ik haar ook wou strelen of knijpen, ik durfde het niet. Liever dit geestelijke genot voor een lange, lange tijd dan een kortstondig lichamelijk genot. De tijd ging voorbij. De bladeren vielen van de bomen. Ik had nooit gedacht dat ik nog eens jaloers zou zijn op een eikenblad. Toegegeven, het was een prachtig blad, roodgeel. Mooie nerven, fijn gekarteld. En het kwam uit de lucht gedwarreld en landde op haar
schouder. Een eikenblad. Als een hand lag het daar op haar schouder. Wat een lef. Ik liet mijn eigen hand op haar schoot dwarrelen, maar haar blik zei genoeg. Nu niet. Nu niet. Altijd weer nu niet.
EEN ONTMOETING Ik had rode rozen bij me. Belachelijk, alsof rode rozen haar ineens vrolijk zouden maken of gelukkig. (Of gezond.) Ze had een zwarte rok aan. Ik herkende hem. Hij had in een etalage gehangen die ik gemaakt had. Het was een rok van meer dan 250 euro.
‘Mooie rok.’
‘Is hij niet te zwart? Ik denk dat ik er een rood randje aan ga stikken.’
Onder haar ogen had ze ook rode randjes. Het zou bij elkaar passen. Maar ik begreep niet waarom iemand zoveel geld aan een rok wou uitgeven om er dan zelf nog wat aan te gaan prutsen.
‘Ik heb cola bij me.’ Ik haalde cola uit mijn zakken.
‘Zelfs de drank is in het zwart.’ Ze nam de flesjes aan en opende ze met haar tanden.
‘Niet doen.’
‘Och, ik heb mijn gebit toch niet meer zo lang nodig.’
Ze sloeg graag met een natte handdoek in mijn gezicht, althans dat gevoel had ik. Ik probeerde de stemming erin te houden, maar ieder woord dat uit mijn mond kwam, had plotseling een andere betekenis. Ik hield mijn flesje de hoogte in en riep: ‘Gezondheid!’ Stilte. ‘Ik bedoel op je gezondheid, op je aanwezigheid, op ons!’
‘Nee, op de luwe middelmatigheid zonder hoogtes en laagtes. Op mijn niet te evenaren evenaar. Op mijn horizon. Mijn stopstreep. Proost!’ Stilte. ‘Wat is het, Seppes? Heb je gisterenavond niet snel een boek gelezen? Heb je geen gespreksstof bedacht? Want tot gespreksstof en as zullen wij wederkeren.’
Nee ik had geen gespreksstof. Ik had cola meegebracht. Alleen maar om goed te doen. Maar daar kwam de vrouw met de hamer. Het meisje met haar houweel - houdt juist niks heel, ja!
‘Hannah, je maakt alles kapot. Alles. Terwijl ik hier dus wel ben. Voor jou. Met hart en ziel. En met cola.’
EEN ANDERE ONTMOETING Ik had rode rozen bij me en een flesopener met een strik eromheen. Belachelijke combinatie, want rozen kun je helemaal niet openen. Ze kwam traag op mij afgelopen en toch merkte ik iets op. Niet alleen een rood randje onder haar rok, nee, ook iets anders. Hoewel ze langzaam bewoog, gaf ze een snelle indruk. Haar ogen flitsten. Haar mondje krulde. Ze had iets voorbereid.
‘Sorry. Voor de vorige keer. Sorry. Ik zal mij niet meer op jou afreageren. Ik zal mijn woorden nu richten op iets onkwetsbaars: de taal! Jij die naast me ligt en met je ogen dicht geniet van het zicht, je taal, ik wil ze horen. Jij die naast me lacht en met je ogen dacht, geniet van het zacht, je ziel, ik wil hem zien.’
‘Waar komt dat ineens vandaan?’
‘Gewoon. Een gedacht gedicht. Een vers vers. Een vluchtig woordje dat nog nat van zijn geboorte nu aan het drogen is aan het dunne koordje van dit gesprek voor mijn bek. Nu mij iedere transpiratie wordt ontzegd, ben ik rijp voor de inspiratie. Ik heb slechts de taal om mijn bot lot te vieren. Want ja, mijn lot is een botlot. En iedere daad is gegom en gegom. Zo gom ik mezelf weg door te doen. Daarom, staak het daden en steek van wal met het praten. Spreek en je zult gehoord worden. Het is woord en spelen. Ik roep de glad-van-tong-iatoren in de arena. Zij die gaan spreken, groeten u. Gun mij het genot van het lettergekletter. Geen staatsgreep maar een lettergreep. De wonde van het stilzitten wordt gebet, gealfabet, door het wonder van de taal. Het is tijd voor een taaltje van eigen kunnen. En jij ook. Jij ook, Seppes, ik heb je woordnodig.’ Haar ogen fonkelden weer. Haar wangen blonken. Ze leek genezen. Herrezen. Dankzij die zesentwintig kriebels die wij letters noemen. Op mijn lippen lag de vijftiende letter. Een ‘o’. ‘Nu vraag ik je, Seppes, schenk jij mij je ja-woord? Ga jij met mij in de A-B-Zee? Wil jij met mij op huwelijksrijm? Laten we op de taal varen, taalvaardig als we zijn. Laten we nieuwe ervaringen toelaten in ons tekstleven. Laten we blauwe potjes inkt onder onze woorden zetten. Ik zou het fantastisch vinden, als we vanaf nu iedere dag bijeenkomen om elkaar gedachten, gedichten en
geschriften voor te lezen. Ik ga naar daar. Jij naar ginder. En morgen staan we weer hier. Beiden met een mand vol pennenvruchten. Laten we ons ziek eten aan onze geschriften.’
‘En als ik nu eens mee naar daar zou gaan?’
‘Nee, te gevaarlijk. Ik heb een libidodetector rond mijn pols. En jij, jij bent gevaarlijk. Ik bied je mijn hand niet meer aan, maar dat wat aan mijn hand ontsproten is. Woorden.’
‘Het koude woorden, terwijl ik zo verlang naar het warme zaden.’
‘Warme woorden.’
EEN DERDE ONTMOETING Ik had roze rozen bij me. Belachelijk, want ik had een rok aangedaan, een witte. Omdat ook ik een bruid wilde zijn. Zonder gom, geen bruidegom. En een bruid die zelf bloemen bij zich heeft, is belachelijk. Zij had een zwart kostuum aan. Ze bewoog even langzaam als ze eruitzag. Geen fonkelingen in haar ogen. Over mijn bruidsrok zei ze niets. Ze vroeg zelfs niet of ik wel een onderbroek aanhad. (Wat niet zo was.)
‘Wat is er?’
‘Niks, lees je tekst maar voor.’
‘Ja.’
Een kuchje.
‘Hannah,
Ik verlang, hoe meer de tijd verkort, naar niks minder dan je lendenen. Door de honderd en tien, de polsslag van je hart, de hartslag van je pols, zien wij ons een oude lengtemaat verwijderd van elkaar. El, twee letters. Van je zalige lenden val ik nu in de ellende.
Ik kan nog wel aan mijn trekken komen, maar ik kan niet meer komen zonder trekken. Wat ons rest zijn woorden, wat ik heb gezegd is wat jij hoorde.
Ik hou van je, mijn lieve liefste lieveling, heel veel. Ik zal altijd bij je zijn. Ook al zie je mij niet. Ik ben er. Draai je hoofd als een uil. Driehonderdzestig graden en verder, draai je hoofd als een kurk en je zult zien in de waarheid van de wijn, ik zal altijd bij je zijn. Altijd. Een oude lengtemaat van je verwijderd. El seppos.’
Stilte.
‘Ik heb op het einde Spaans gebruikt, omdat ik toch vind dat Spaans de taal van de liefde is. Al die tongetjes die tussen de tanden door zichtbaar worden. Al die fricatieven die explosieven worden: bamos in plaats van va mos. Die B! B! En dan die castagnetten van klinkers. Te mucho quiero!
Hannah! Mucho! Mucho!’
‘Jij kunt geen Spaans.’ ‘Onee!’
‘Onee! Zeg eens tafellaken in het Spaans?’
‘Koesjédétablas!’
‘Koesjém’n kloten ja, jij kunt geen Spaans.’
‘Dat is toch niet belangrijk.’
‘Dat is waar, dat is niet belangrijk. Dat is allemaal niet belangrijk. Zal ik dan nu mijn onbelangrijke gedicht voordragen?’
Ik had mij mijn huwelijk toch iets anders voorgesteld.
‘Seppes,
Ik geef je een hartslag recht in je gezicht.
En daar zie ik nu de waarheid, wit op wit.
Alsof met de afdruk van mijn wachten alles is gezegd.
Iets probeert nog bij me binnen te dringen. Een woord. Een lid.
De gracht die jij geniet, heb ik rond mij gelegd.
Ik voel je kleine sterven, je warme teer.
De inkt van geloosde, loze woorden.
Geniet nu het nog kan! Maar waarvan? Waarvan!
Mijn hartslag een veldslag. Mijn denken een slagveld.’
Ik mocht haar woordenschat opendoen, maar ik vond geen goud of diamanten. Stilte.
‘Kom maar mee, Seppes, kom maar mee.’
Ze liep weg.
Ik keek.
Ik wou niet.
Ik volgde. •
9 DE V. VAN ROUW
Liefste Seppes,
Ze zeggen dat men één wordt tijdens het bedrijven van de liefde. Wel, ik zeg je, drie. Je wordt drie. Eén jijzelf. Twee de ander. Drie iets anders, het andere, drie de liefde. Zo ben je dan drie eentjes genietend van dezelfde vijver. De vijver van het geluk. Maar in de vijver van het ongeluk ben je drie keer alleen. Eén keer met je verdriet, één keer met je pijn en één keer met je zwaarmoedigheid. En jij, in al je goedheid, doet enorm je best om het zwart van mijn vijver mooi te vinden. We zullen uit elkaar groeien, omdat ik je leugen zal beginnen te haten. Ik zal mijn ziekte haten via jou. Maar het kan ook anders.
Je bent een man, dus je zult willen wat ik wil dat je wilt. Ik blijf een vrouw. Dat is het enige positieve dat mij rest. Mijn vrouwelijkheid. We moeten de twee vijvers in elkaar laten overlopen. En als mijn polsslag dan honderd en elf slaat, als jij en ik en de liefde samenvloeien, dan zal de vijver van het ongeluk plots kleur krijgen. Kleuren waarvan niemand weet dat ze bestaan. Blood, rauw, pulranje en orper. Een regenboog van onbestaande kleuren.
Hou niet van dit zwart, hou van mij. Hou mij niet in leven als dit leven is, hou mij levenswaardig.
Tot vlug, Hannah, XXX
Ze had haar kamer helemaal rood geschilderd. De dubbele matras in het midden van de kamer. Al haar andere spullen had ze op de gang op elkaar gestapeld. Ze was er al een paar dagen mee bezig, omdat alles dubbel zo traag ging bij haar.
‘Hier wil ik sterven.’
Ik wou mij omdraaien en weggaan, maar ik kon het niet. Ik hield te veel van haar om niet naar haar te luisteren en daarbij: ze deed haar kleren uit. Haar sensualiteit was ze niet verloren.
‘Ik heb niets meer’, fluisterde ze, ‘Kijken en luisteren, dat is alles. Ik mag niets meer. Je moet mij helpen. Aan wie kan ik het anders vragen? Het is mijn droomdood. Eerst komen, samen met jou, en dan gaan. Het is tijd. Kijk naar mijn horloge. Het is tijd. Misschien wil je verstand het niet, maar je natuur wil het zeker. Doe je trui uit en je aap komt uit de mouw. Doe je broek uit en je konijn komt uit zijn pijp. Volg je gevoel. Doe het. Alstublieft. Voor mij. Voor ons. Voor de liefde.’
Bij mij rolden de tranen over mijn wangen, maar zij was duidelijk overtuigd van haar missie.
Ze deed ook mijn kleren uit. Niet snel. Ze had alle tijd van de wereld.
Ik had het gevoel dat de kamer bonkte. Ze zat op haar knieën met mij in haar mond. Alles bonkte.
Mijn verstand probeerde nog van heel in de verte: nee. Maar ja, ze zoog alle twijfels weg. Ik wist wat ik moest doen. Nog nooit heb ik zo traag gevreeën. Zo lang, zo langzaam. Op het ritme van een trage ademhaling. Wat een prachtig lijf. Niet alleen zij, nee, wij tweeën samen. Ik maakte onderdeel uit van dit ene wonderlijf. Zweet, tranen, gefluister. Een kreun van...? De kamer bonkte. Ik lag onder haar. Ineens. Ik herinnerde mij niet dat we zo begonnen waren. Haar handen op mijn polsen. En het ritme dat de hoogte inging. Een pols die begon te piepen. Sneller en sneller. Zij ook. Ze genoot. Ik niet meer. Ik wou haar van me afduwen. Ze keek me aan met een glimlach en ik durfde niets te doen. Het tempo nog hoger. Het piepen nog sneller. Een lange, lange piep. Een schreeuw. Ogen die braken. Ogen vol geluk. Ze lag naast me. Geen woorden meer. Nooit meer. Daar lag ze, een en al geluk. Mijn bruid. Mijn prinses. Weer de monden op elkaar, deze keer met luchtstoten. Ik beademde haar zoals ik het vaak op tv had gezien. Het hielp niet. Ze had kippenvel. Miljoenen bultjes. Ik heb ze geteld. Tot ik sliep. ‘s Morgens was ze helemaal koud. Mijn warme tranen hielpen niet. Een telefooncel. Zonder woorden. lk had geen woorden meer. Politie. Ziekenwagen. Geen woorden. iedereen weg. Hannah weg. De rode kamer groeide. Ik voelde me zo alleen. Zo hard mogelijk huilen. Een oerkreet. Tijd. Stop. Hannah. Een week en drie maaltijden later, mijn eerste woorden. Ik heb ze hardop gezegd in het prieeltje. Met rode rozen in mijn hand, belachelijk, want je was er niet.
‘Ja. Ik wil. Maar niet dit.’ Toen ik wegging, zag ik een minikiwi hangen.
Ik heb geen schuldgevoelens. Als ze het nu opnieuw zou vragen, zou ik het opnieuw doen. Schuldgevoelens getuigen meestal van egocentrisme. Iets waar ik momenteel weinig last van heb. Ik heb al een middelpunt. Een ster. Een zon. Ze is al een tijdje dood, maar ik zie haar nog. Het is mijn ster. Van mij.
Ik heb alleen zoveel verdriet. Ik heb nog een boodschap van haar op mijn antwoordapparaat. Een zin, die gaat er nooit meer af: ‘Vanavond zeker komen!’ Ik ben gekomen. Zij ook. Acht keer per dag luister ik ernaar, terwijl ik aan een trui van haar ruik. Ik mis haar.
Liefste Seppes,
Als het kleine sterven van man en vrouw, samenvalt met het grote, dan is dat iets als een zonsverduistering. Iets unieks. Wondermooi en toch beangstigend, verblindend en toch donker. Bij ons is het gebeurd nu, dat weet ik, want jij leest dit. Als jij dit niet leest, dan hebben deze letters geen betekenis. Dan zijn het zwarte tekens in een enveloppe. Hoeveel brieven zouden er ongelezen blijven? Sorry, ik voel plots een enorme empathie voor ongelezen brieven. Ik ken dat gevoel namelijk. Daarom nogmaals bedankt om mij te lezen.
Tot de laatste letter. Ook al wist je dat mijn letters zouden verdwijnen zodra ze gelezen werden’. Jij hebt mij opgelezen. De maan die even voor de zon komt en dan hocus pocus de zon meeneemt. Maar we weten dat ze daar achter de maan moet zijn, want daar is ze verdwenen. Omdat ik achter jou verdwenen ben, kun je er zeker van zijn dat ik ook nu nog achter jou ben. Al langer dan drie dagen. Het record van jezus verpulverd.
Weet je nog toen we in die kerk in Brussel een Jezus bevrijd hebben? Van het kruis. En we hebben hem opgehangen met een arm de hoogte in, alsof hij vloog. Als Superman. Herinner mij ook zo. Niet in mijn lijden, niet in mijn dood. Maar in mijn vliegen, in mijn geluk.
1 Wie is/zijn de protagonist(en) van het verhaal?
2 Wat weet je over hem en/of haar?
3 Is er een antagonist in het verhaal?
4 Wat is de relatie tussen Hannah en Seppes?
Ruimte
5 Wat is de geogra sche ruimte van het verhaal?
6 Is er een sfeerscheppende of symbolische ruimte in het verhaal? Verklaar je antwoord.
Verhaallijn
7 Welke thema’s komen er in het kortverhaal aan bod?
8 Heeft het verhaal een open of gesloten einde?
9 Is er sprake van een cli hanger?
10 Vanuit welk perspectief wordt het verhaal verteld?
11* Vormt dit een meerwaarde volgens jou? Waarom (niet)?
12 Is er in het verhaal sprake van een vertellende ik of een belevende ik?
13 Wat zou de impact op het verhaal geweest zijn wanneer enkel Seppes aan het woord zou zijn gekomen?
14 Welke invloed heeft de afwisseling van perspectieven op de spanningsopbouw?
15 Is het verhaal chronologisch opgebouwd? Verklaar aan de hand van een voorbeeld uit de tekst.
16 Het merendeel van Seppes’ verhaal wordt verteld in de verleden tijd, er zijn echter enkele uitzonderingen wanneer de auteur gebruikmaakt van de onvoltooid tegenwoordige tijd (ott). Bekijk de zes aangeduide passages in het verhaal en beschrijf waarom de auteur in die gevallen gebruikmaakt van de ott.
17 Welke invloed heeft het verhaalaspect ‘tijd’ op de spanningsopbouw van het verhaal?
Betrokkenheid van de lezer
18 Hoe zorgt de auteur ervoor dat de lezer extra betrokken wordt?
19 Heeft dat een invloed op de spanningsopbouw van het verhaal?
1 Bekijk het videofragment van Dimitri Leue over Het kleine sterven
a Wat is het doel van het videofragment?
b Komt het verhaal volgens jou beter tot zijn recht als kortverhaal of als theatervoorstelling? Beargumenteer je antwoord vanuit je eigen leeservaring. Gebruik onderstaande vragen als inspiratie.
• Wanneer leef je volgens jou het meest mee met de personages: bij het lezen van het verhaal of bij het bijwonen van de theatervoorstelling?
• Wat is volgens jou een meerwaarde aan de theatervoorstelling van dit verhaal?
• Wat is volgens jou een meerwaarde aan het lezen van het kortverhaal (in vergelijking met het bekijken van de theatervoorstelling)?
• Zou je zelf kiezen om het verhaal te lezen of om naar de theatervoorstelling te gaan? Waarom?
2* In haar review over Het kleine sterven schreef Els Van Steenberghe het volgende.
Sinds geldt er een ongeschreven wet in de theaterwereld: ‘Wie jongeren naar het theater wil lokken, voert Dimitri Leues toptekst Het kleine sterven op.’ Leue schreef de tekst voor An Miller en zichzelf. Het verhaal is sober, maar ontroerend mooi: een jong koppeltje wordt geconfronteerd met ziekte en neemt een radicaal besluit dat even gruwelijk als teder is: de jongen begeleidt het meisje tot de allerlaatste snik op de meest liefdevolle manier ooit. Een romantischere manier om met jongeren een gesprek over het leven en de dood, stervensbegeleiding en zelfs euthanasie te voeren is er niet. Bron: focus.knack.be
a Welke boodschap geeft dit verhaal over:
• leven versus levenswaardig leven;
• stervensbegeleiding;
• euthanasie;
• het belang van het uiten van liefde (fysiek, talig …)?
b Over welke van die thema’s heeft het verhaal je anders doen nadenken?
3 Heeft literatuur volgens jou een rol in het maatschappelijke debat over euthanasie?
a Bekijk onderstaande citaten. Met welk citaat ben je het het meest eens? Leg kort uit waarom.
b Hoe kan literatuur volgens jou een rol spelen in het maatschappelijke debat over euthanasie?
c Is dat nodig volgens jou? Waarom (niet)?
d Bespreek jouw visie met je medeleerlingen.
CAROLINE PAUWELS
Rector Vrije Universiteit Brussel
Andermans leed wordt pas echt als het een gezicht krijgt. De Sovjetdictator Jozef Stalin wordt de uitspraak toegeschreven: ‘De dood van één mens is een tragedie, de dood van miljoenen slechts een statistiek.’ Hoe cynisch dat ook mag klinken, het is wellicht niet anders.
Bron: www.tijd.be
— Driekwart van de Vlaamse psychiaters schaart zich achter euthanasie bij psychisch lijden. De bereidheid om zelf een (uitvoerende) rol in dat verhaal op te nemen, is echter een pak kleiner. •
Bron: demorgen.be - 11/08/2020
Euthanasie is geen zelfmoord: ‘voltooid leven’ is niet extreem genoeg om iemand te doden
Theoloog Hans van Eyghen vindt niet dat je iemand kunt vragen om euthanasie omdat jijzelf vindt dat jouw leven ‘voltooid’ is. Open VLD wil hierover een debat in het federaal parlement naar aanleiding van radiocoryfee Lutgart Simoens, die dit weekend herhaalde dat ze haar leven ‘gehad’ heeft. Van Eyghen legt uit waarom euthanasie bij mensen die gezond zijn, maar toch uitgekeken zijn op het leven, moreel verkeerd is.
Bron: www.vrt.be/nws
Wie dementie heeft, kan alleen maar om euthanasie vragen bij volle verstand: het is een merkwaardige paradox in onze wetgeving. De kinderen van Miki (80) vonden haar huisarts toch bereid om hun moeder, die dementie had en terminaal was, uit haar lijden te verlossen.
Bron: standaard.be - 31/10/2019
Veerle Beel
Een voltooid leven kan nooit een reden zijn voor euthanasie. Dat zegt het Raadgevend Comité voor Bioethiek in een nieuw advies.
Levensmoeheid of ‘het voltooide leven’ staat hoog op de agenda in Nederland. Het Belgisch Raadgevend Comité voor Bio-ethiek laat er geen twijfel over bestaan: euthanasie is daarop niet het antwoord en kan dat ook nooit worden. Voor euthanasie moet er immers een fysieke of psychiatrische aandoening zijn, die al dan niet terminaal is en waarbij de patiënt ondraaglijk lijdt en de ziekte niet (meer) behandelbaar is.
‘De maatschappij moet andere antwoorden bieden als mensen vinden dat hun leven geen nut meer heeft of wanneer ze hun generatiegenoten een voor een zien sterven’, zegt psychiater Paul Cosyns, ondervoorzitter van het Comité. ‘Psychosociaal lijden mag niet gemedicaliseerd worden’
Bron: standaard.be - 14/12/2019
‘Moeke had al meer dan genoeg
Je geeft je eigen mening en beargumenteert duidelijk waarom je dit vindt.
Je vraagt – op een respectvolle manier – extra verduidelijking aan je medeleerlingen om hun mening te begrijpen.
Je gaat op een gepaste manier in gesprek met je medeleerlingen wanneer je het niet eens bent met hun mening en legt uit waarom je het niet eens bent.
gepastheid
Je luistert aandachtig naar je medeleerlingen zonder hen te onderbreken. Je stelt je open en niet aanvallend op.
Je luistert naar en respecteer de mening van anderen, ook wanneer die verschilt van je eigen mening.
Aanvullende commentaar:
Je geeft je eigen mening en beargumenteert waarom je dit vindt, maar je argumentatie is niet altijd duidelijk.
Je vraagt meestal extra verduidelijking aan je medeleerlingen om hun mening beter te kunnen begrijpen.
Je gaat op een gepaste manier in gesprek met je medeleerlingen wanneer je het niet eens bent met hun mening, maar geeft niet voldoende uitleg.
Je luistert meestal aandachtig naar je medeleerlingen, zonder hen te onderbreken. Je stelt je meestal open en niet aanvallend op.
Je luistert naar en respecteer meestal de mening van anderen, ook wanneer die verschilt van je eigen mening.
- Je geeft je eigen mening niet.
- Je beargumenteert je mening niet.
Je vraagt geen extra verduidelijking aan je medeleerlingen om hun mening beter te kunnen begrijpen.
OF Je vraagt verduidelijking op een respectloze manier.
Je gaat niet op een gepaste manier in gesprek met je medeleerlingen wanneer je het niet eens bent en legt niet uit waarom je van mening verschilt.
Je luistert onvoldoende naar je medeleerlingen en/of onderbreekt hen om je punt te verduidelijken. Je komt aanvallend over.
Je luistert niet naar de mening van anderen en/of hebt het er moeilijk mee wanneer hun mening verschilt van de jouwe.
Je weet hoe een taalkundige een verdwenen oertaal reconstrueert
Je kent de taalfamilie van het Germaans
Je weet welke benamingen onze taal doorheen de geschiedenis kreeg
Een korte taalkundige geschiedenis – fragment 1
Je kent de timing, de kenmerken en enkele fragmenten van het Oudnederlands, Middelnederlands en Nieuwnederlands
Taalkundigen laten het Oudnederlands, een verzameling van dialecten die op dat moment in de Lage Landen worden gesproken, beginnen vanaf ongeveer de achtste eeuw. Vanaf dan is er voldoende taalmateriaal voorhanden waaruit historisch taalkundigen hebben kunnen afleiden dat het Oudnederlands eigen kenmerken ging ontwikkelen en dus ging verschillen van de overige WestGermaanse en Scandinavische talen. Echt omvangrijk is dat taalmateriaal niet. er werden wel verhalen verteld en gezongen in het Oudnederlands, maar in de vroege middeleeuwen was Latijn de schrijftaal. Taalkundigen moeten zich dus behelpen met oude persoonsnamen of plaatsnamen die zijn overgeleverd uit de achtste eeuw, of soms zelfs nog vroeger. Of met glossen: losse, verklarende woorden en zinnetjes in de volkstaal die kopiisten in de marge van Latijnse teksten of tussen de regels in noteerden.
In deze les krijg je een korte taalkundige geschiedenis en ga je aan de slag met enkele historische bronnen en tekstfragmenten. Afsluitend blik je terug op vijftien eeuwen Nederlandse taal aan de hand van een hedendaags audiofragment.
Lees nu hierboven fragment 1 van Een korte taalkundige geschiedenis
1 Wat is de reden dat er zo weinig taalmateriaal is overgeleverd, denk je?
2 Op welke bronnen kan een taalkundige dan terugvallen voor zijn onderzoek?
Bekijk nu het beeld uit een manuscript op p. 233.
3 Kun je in je eigen woorden zeggen waarover dat fragment gaat?
4 Wat valt je op qua spelling?
5 Vind je nog een naamval terug?
Dankzij een naamval achterhaal je de grammaticale functie van een lidwoord, naamwoord of voornaamwoord.
In het Duits: Hier ist der kleine Mann. Ich kenne den kleinen Mann / ihn schon lange. In de eerste zin is de kleine man het onderwerp, in de tweede zin het lijdend voorwerp. Het lidwoord, naamwoord en voornaamwoord passen zich dus aan de grammaticale functie in de zin aan.
Je kijkt naar het filmpje over deze oudste literaire Nederlandse zin en ontdekt dat die zin geen Nederlands hoeft te zijn.
6 Neem tijdens het kijken notities op een apart blad, nadien krijg je enkele inhoudsvragen.
Een korte taalkundige geschiedenis – fragment 2 Doorgaans laten taalkundigen het Middelnederlands omstreeks 1150 starten en rond 1500 eindigen. Tussen 1100 en 1300 nam de bevolking enorm toe, met name in Vlaanderen. In 1200 telden Gent en Brugge elk 25 000 inwoners, in 1300 steeg dit aantal tot 65 000 respectievelijk 40 000. Samen met Ieper en een aantal kleinere steden gingen Gent en Brugge bovendien geleidelijk aan een stedelijk netwerk binnen het graafschap Vlaanderen vormen. Dat relatief hoge bevolkingsaantal en de complexere sociale structuur in een stad eisten een efficiëntere organisatie, en daarin speelden teksten een belangrijke rol. Mondelinge afspraken volstonden niet meer om de bestaande stadsbevolking en de nieuwkomers in te lichten over de ‘huisregels’ van de stad. Aanvankelijk werden de teksten vooral in het Latijn geschreven, maar wilden de stadsregels ingeburgerd geraken, dan werden ze maar beter verspreid in een taal die iedereen begreep … en dat was niet het Latijn. Naast ambtelijke zijn er ook literaire en religieuze teksten overgeleverd. Al waren die laatste twee soorten er vooral voor een elite. Maar … zo krijgen we wel een goed beeld van het Middelnederlands.
Wat is typisch voor het Middelnederlands?
• Omdat er nog geen Nederlandse eenheidstaal was, is de taal in de Middelnederlandse teksten sterk regionaal gekleurd door het dialect van de auteur. Lees je een Middelnederlandse tekst, dan is het handig te weten waar die auteur vandaan kwam. Helemaal mooi is dan als je zijn of haar dialect deelt en zo een en ander makkelijker herkent.
• Zonder eenheidstaal is er ook geen eenheidsspelling. In het Middelnederlands worden dezelfde woorden vaak uiteenlopend gespeld.
• Verder werden de naamvallen uit het Oudnederlands bewaard.
naamvalfunctie in de zin voorbeeld vertaling nominatief onderwerp die coninc wart herde gramde koning werd erg boos accusatief lijdend voorwerp hi sach den coninc hij zag de koning datief meewerkend voorwerp den coninge hulde brenghenhulde brengen aan de koning
genitief bezittelijk voorwerp des coninx sone levede .xl. iarende zoon van de koning leefde veertig jaar
Lees fragment 2 van Een korte taalkundige geschiedenis.
1 Kun je enkele belangrijke literaire werken uit die tijd opsommen?
2 Opnieuw krijg je dankzij de naamvallen een grotere variatie in woordvolgorde. Probeer volgende zin te hertalen naar het moderne Nederlands: ‘Den coninc riep die dienaer.’
In het Middelnederlands heb je een dubbele ontkenning: een combinatie van een partikel ‘en’ of ‘ne’ vlak voor de persoonsvorm, met een ander negatief element als ‘niet’ of ‘ghene’. ‘Si het oc dat si nehebben no wif no kind.’ is de Middelnederlandse vertaling van: ‘Mocht het zo zijn dat ze noch vrouw noch kind hebben.’
3 In welke talen komt dit verschijnsel vandaag nog steeds voor? Geef een voorbeeld.
Een Middelnederlandse tekst maakt ook graag gebruik van enclisis of proclisis. Concreet betekent dit dat de schrijver woorden die onbeklemtoond zijn aan het vorige of volgende woord schrijft. Afhankelijk of hij dit aan het voorgaande (hedendaags voorbeeld kunt ge me zien → kunde me zien) of achterliggende woord (hedendaags voorbeeld ’t is te warm → tis te warm) doet, spreekt men van enclisis of proclisis.
Lees in de Trajectwijzer het beginfragment uit de Middelnederlandse ridderroman Karel ende Elegast
4* Begrijp je wat er geschreven staat? Waarmee heb je moeilijkheden? Vertel in je eigen woorden waarover het fragment gaat.
5 Je leest het fragment nu met je kennis van het Middelnederlands in het achterhoofd. Welke kenmerken vind je terug?
a Geef een voorbeeld van een enclisis.
b Geef twee voorbeelden van een proclisis.
c Geef drie voorbeelden van een naamval.
d Geef een voorbeeld van vrije spelling in de middeleeuwen.
e Geef drie voorbeelden van een verlengingsklinker.
f Geef twee woorden met zo’n verlengingsklinker, die we vandaag nog steeds zo schrijven.
6 In dit fragment vind je ook een tautologie terug. Welke?
Je bekijkt een fragment uit Man over Woord waarin professor Michiel De Vaan, historisch taalkundige aan de universiteit van Leiden, ons de taalverschillen van het Nederlands van 500 tot 1500 laat … horen!
7 Bespreek de verstaanbaarheid, de bronnen, de gelijkenis met het hedendaagse Nederlands en de kenmerken van het Nederlands uit 1500, 1000 en 500.
Een korte taalkundige geschiedenis – fragment 3
Omstreeks 1500 heeft het Middelnederlands een aantal evoluties doorgemaakt die onze taal in een volgende fase hebben gebracht, meer bepaald het Nieuwnederlands.
Wat is typisch voor het Nieuwnederlands?
• De naamvalsuitgangen verdwijnen meer en meer in de gesproken taal. Net als in het moderne Nederlands worden er in plaats daarvan veel vaker voorzetsels gebruikt. Dat heeft uiteraard tot gevolg dat de plaats van de woorden in een zin belangrijker wordt om de functie van de zinsdelen te kunnen achterhalen. De woordvolgorde in een zin ligt dus min of meer vast.
Zaterdagmiddag
Mathis had zin in iets spannends en leuks. Zijn ouders waren in het buitenland, dus hij had het rijk voor zich alleen. Hij was van goeden huize, dus had de beschikking over tal van blinkende bolides in de garage. Vooral zijn vaders oldtimer stak hem de ogen uit. Hij sms’te zijn vriendin om een tochtje richting zee te maken. In den beginne maakte hij danig gebruik van het gaspedaal en scheurde over de autosnelweg, maar op den duur werkte vooral het helse lawaai van de motor op eenieders zenuwen. Hierop besloot Mathis andere wegen op te zoeken, desnoods zou hij de velden in rijden ten behoeve van wat rust en het genot van romantische veldwegen. Hij legde zijn arm om Maitée en kon nog te elfder ure een kudde lammetjes ontwijken die in groten getale de weg over liep. Met een heftige beweging kwam zijn auto tot stilstand in een beek. Daar stond hij in panne midden op de ’s Hertogendijk. Hij belde de wegenwacht en beschreef de plek des onheils. De man van dienst, wiens naam op zijn uniform stond, kon de oude sportwagen snel terug aan de praat krijgen. Gelukkig maar, dat de arm der wet er niet aan te pas hoefde komen.
Een korte taalkundige geschiedenis – fragment 4
• In het Middelnederlands kenden we nog een dubbele ontkenning, maar die verdwijnt. Net als in het Oudnederlands gebruiken we opnieuw een eenledige ontkenning, alhoewel in vele dialecten de tweeledige ontkenning bewaard is gebleven: ‘Ik en verstaan da nie’.
• Vanaf de zestiende eeuw ontstaan een overkoepelende standaardtaal en een eenheidsspelling, die de regionale eigenaardigheden uit het Middelnederlands overstijgen – vooral wat de geschreven taal betreft. De gesproken eenheidstaal laat langer op zich wachten; in de zestiende en zeventiende eeuw en tot vroeg in de twintigste eeuw vertoonde de uitspraak van het Nederlands nog veel dialectvariatie.
• Toch krijgen we bij de overgang van het Middelnederlands naar het Nieuwnederlands een belangrijke klankverandering, zo ontstaan namelijk de tweeklanken of diftongen. Waar de middeleeuwer nog sprak van ‘wief’ en ‘tuun’, werden deze klanken geleidelijk aan als ‘waif’ (> wijf) en ‘toin’ (> tuin) uitgesproken. Tot op vandaag weten taalkundigen nog altijd niet hoe die spontane klankverandering er precies is gekomen. Opvallend is bijvoorbeeld wel dat het West-Vlaams de oude vorm nog steeds hanteert als er gesproken wordt over bijvoorbeeld ‘wien’ (= wijn) en bruun (= bruin).
Lees fragment 3 op p. 238. Voorzetsels worden steeds vaker ter vervanging van naamvallen gebruikt. Maar … zijn alle naamvallen uit ons moderne Nederlands verdwenen?
Lees nu ook het fragment Zaterdagmiddag en onderstreep waar je nog duidelijk relicten van de oude naamvallen terugvindt.
1 Vind je nog veel naamvallen terug?
2 Hoe voelt dat aan?
Lees fragment 4 om nog enkele kenmerken van het Nieuwnederlands te ontdekken.
In 1632 schreef de vooraanstaande Amsterdamse dichter Joost van den Vondel het gedicht Kinder-lyck naar aanleiding van het overlijden van zijn zoontje. Lees het fragment uit dit gedicht.
3* Begrijp je wat er geschreven staat? Waarmee heb je moeilijkheden? Zeg in je eigen woorden waarover het fragment gaat.
4 Welke dubbelzinnige betekenis heeft de titel Kinder-lyck?
5 Wat valt je op qua spelling?
6 Welk woord vind je nogal vreemd in deze ode aan zijn zoontje?
Kinder-lyck. Constantijntje, ‘t zaligh kijntje, Cherubijntje, van om hoogh, D’ydelheden, hier beneden, Vitlacht met een lodderoog. Moeder, zeit hy, waarom schreit ghy? Waarom greit ghy, op mijn lijck? Boven leef ick, boven zweef ick, Engeltje van ‘t hemelrijck: (…)
Je bekijkt de reportage Het verhaal van een taal waarin de verdere geschiedenis van onze taal wordt weergegeven.
7 Na de val van Antwerpen in 1585 vertrekken 150 000 Vlamingen naar Nederland, weg van de Spaanse terreur en de wrede vervolging tegen de aanhangers van het calvinisme. De Nederlandse economie bloeide, toch waren de Vlaamse migranten meer dan welkom. Waarom?
8 Wat was het belang van deze drie Vlaamse migranten?
9 Welke invloed hadden de Vlaamse migranten op het Nederlands?
10 Welke discrepantie ontstond er echter tussen de spreek- en schrijftaal?
11 Ook qua woordkeuze was er een duidelijk verschil merkbaar tussen het Nederlands uit het zuiden en het noorden. Welk?
de discrepantie: verschil, onderlinge afwijking, tegenstelling
12 In de zeventiende eeuw blijken twee schrijvers van enorm belang voor de norm van het Beschaafd Nederlands, namelijk Vondel en Hooft.
a Welke taal is volgens Vondel de norm van het Nederlands?
b Hoe evolueert Vondels taal?
c Waarvoor levert Hooft grote inspanningen?
d Waarmee zal Hooft de uitbouw van een algemene Nederlandse schrijftaal sterk beïnvloeden?
13 In 1637 verschijnt een Nederlandse vertaling van het Oude en Nieuwe Testament uit het Hebreeuws en het Grieks. Onder welke naam?
14 Wat maakt dat dit boek zo’n gigantische invloed heeft op de standaardisering van ons Nederlands?
15 Achttien jaar lang werken Hollanders, Vlamingen, Zeeuwen en Friezen samen aan de vertaling. Tot welk resultaat leidt dat?
Professor Nicoline van der Sijs stelde haar boek 15 eeuwen Nederlandse taal voor in het radioprogramma Interne keuken op Radio 1. In een heel heldere taal geeft zij een overzicht van de geschiedenis van ons Nederlands. Daarbij leert ze ons ook hoe een wetenschapper diachrone taalkunde beoefent.
De diachrone taalkunde bestudeert de evolutie en de veranderingen van een taal door de eeuwen heen. De synchrone taalkunde bestudeert een taal op een bepaald moment.
1 Beluister het fragment en licht onderstaande stellingen toe.
a Het temmen van het paard heeft een invloed gehad op de verspreiding van een taal.
b We noemen vandaag de dag een kat een kat en geen hat, wat logischer geweest zou zijn.
c We weten zelfs op welke plek woorden als ‘boom’ en ‘geit’ oorspronkelijk werden gebruikt.
d Taalkunde is geen alleenstaande wetenschap bij de reconstructie van een taal.
e Ook al heb je een uitgestorven oertaal nog nooit gehoord, toch kan de taalkunde achterhalen hoe uitgestorven woorden uitgesproken moeten woorden.
f Migratie vereenvoudigt talen.
g De oudste Nederlandse zin uit de Lex Salica, ‘Maltho thi afrio lito’, klinkt minder Nederlands dan bedoeld.
h Romantiek boven alles, ook in de taalkunde.
Op iDiddit vind je oefeningen op spelling, veelgemaakte taalfouten, woordkeuzes, voornaamwoorden, voegwoorden, zinsontleding en barbarismen.
Zoals iedere wetenschap beschikt ook de taalkunde over een eigen woordenschat. In dit deel gaan we met enkele moeilijkere begrippen uit de taalkunde aan de slag. Het is de bedoeling dat je een aantal begrippen nadien beter begrijpt, zelf kunt gebruiken en beter kunt duiden.
1 Orden onderstaande woorden in vier groepen. Gebruik voor elke groep een andere markeerkleur.
A woorden die ik nog nooit heb gehoord
B woorden die ik al gehoord heb, maar die ik niet begrijp
C woorden die ik begrijp als ik ze hoor/lees, maar zelf niet zou kunnen gebruiken
D woorden die ik begrijp en die ik zelf in een betekenisvolle zin zou kunnen gebruiken
achtervoegsel – computerlinguïstiek – contrastieve taalkunde – diachrone linguïstiek – dialectologie –etymologie – foneem – fonetiek – fonologie – auctoriële verteller – forensische taalkunde – gebarentaal –grammatica – historische taalkunde – kunsttalen – lettergreep – lexicologie – lidwoorden – linguïstiek –morfemen – morfologie – natuurlijke talen – retardering – neurolinguïstiek – orthografie – pragmatiek –semantiek – sociolinguïstiek – synchrone taalkunde – syntaxis – taalkunde – taalwetenschap –voorvoegsel – woorden
2 Welke woorden ontdek je in deze woorden?
Welk woord herken je?
linguïstiek lingua
contrastieve taalkunde
forensische taalkunde
lexicologie
neurolinguïstiek
sociolinguïstiek
synchrone taalkunde
Van waar ken je het? Kun je er een voorbeeld van geven?
Wat betekent het? Waarmee heeft het te maken?
Frans: ‘langue’ Engels: ‘language’ taal
3 Zet de volgende taalwetenschappen bij de juiste afbeelding of het juiste voorbeeld. Kies uit: computerlinguïstiek – dialectologie – etymologie – morfologie – fonetiek – pragmatiek –semantiek – sociolinguïstiek – syntaxis.
© Onze Taal door Karin Nas van Manifesta Rotterdam, gebaseerd op een onderzoek van dialectoloog Jo Daan uit 1955 en op de Dialectatlas van het Nederlands (2011).
Wat vrouwen zeggen:Wat mannen horen:
Ga eens boodschappen doen! Laat het café links liggen! En laat mij met rust! Geef de kinderen wat te eten! En laad de vaatwasser ook even uit! PLANT
Ga… liggen… en… rust… wat… uit!!!
trui zn. ‘kledingstuk voor het bovenlichaam’
Mnl. troye ‘wambuis, kledingstuk voor het bovenlichaam’ [1477; Teuth.]; pas in de 19e eeuw nnl. trui ‘gesloten kledingstuk dat de hele romp bedekt en meestal lange mouwen en een hoge boord heeft’ in gekleed met blaauwe Overjas, blaauw gestreept Onderhemd en bontgebreiden Trui [1837; Leeuwarder Courant].
Ontleend aan Middelnederduits troie, tro(i)ge ‘wambuis, onder het borstharnas gedragen kiel’, en gezien het grote hiaat in Nederlandse attestaties wrsch. opnieuw ontleend aan een Nederduitse dialectvorm, bijv. tröje ‘kledingstuk voor het bovenlichaam, vooral door zeelui, vissers en arbeiders gedragen’ [1857; WNT]. Het Nederduitse woord is hetzij ontleend aan Oudnoors treyja ‘mouwloos jack’, hetzij via Oudfrans troie ontleend aan middeleeuws Latijn troga ‘monnikshemd van paardenhaar’.
Dat koekje bij de koffie was zo lekker!
Breng ik u zo dadelijk een doosje?
4 Een kunsttaal is ooit door iemand bedacht, gecreëerd. Dit in tegenstelling tot natuurlijke talen. Kun jij een kunsttaal van een natuurlijke taal onderscheiden? Je leerkracht deelt een oefening met je.
5 Wat hoort bij elkaar? Markeer de vakken die te maken hebben met de opgegeven begrippen in eenzelfde kleur.
synchrone taalkunde diachrone taalkunde fonetische weergave van een woord foneem lidwoord
De /α/ in ‘zal’ is niet dezelfde als de /a/ in ‘zaal’. Dus brengen de /α/ en de /a/ een verschillende betekenis aan.
Het Nederlandse woord ‘straat’ is waarschijnlijk in de zesde eeuw ontleend aan het Latijnse ‘strata’, wat ‘geplaveide weg’ betekende.
In Nederland ontstond het ABN (Algemeen Beschaafd Nederlands) rond 1900. Een stedelijke elite wilde zich van de anderen onderscheiden door het chique ABN te spreken. Rond 1920 begonnen leerkrachten, ouders, priesters en dominees ook ABN te spreken, om ‘erbij te horen’. Later verspreidde het ABN zich ook naar het platteland. Toen kon 80% van de Nederlandse bevolking ABN spreken.
‘Sgrijf da je n krwasant wil ete.’
Een kort woord voor een zelfstandig naamwoord dat zegt of het zelfstandig naamwoord een bepaalde of een onbepaalde betekenis heeft.
In het Nederlands zijn er drie: de, het en een.
Wat betekent ‘poepen’ in Vlaanderen? Wat betekent het woord in Nederland?
Taalkunde die kijkt naar hoe woorden, zinnen of klanken NU gebruikt worden.
De kleinste klankeenheid die de betekenis van een woord mee bepaalt.
NL: een huis / Zweeds: ett hus
NL: het huis / Zweeds: huset [‘dʒɔni ɛn zə ‘mɛiʃə]
Welk woord vind jij het grofste scheldwoord voor ‘politieagent’? ‘Flik’ of ‘pollis’ of ‘smurf’ (want blauw)?
Taalkunde die kijkt naar hoe woorden, zinsbouw en klanken doorheen de tijden veranderden.
De ‘k’ in ‘zakdoek’ klinkt niet hetzelfde als de ‘k’ in ‘zak’. Toch brengen die twee klanken geen betekenisverschil aan.
Weergave van hoe een woord uitgesproken wordt. Dat is wat anders dan hoe het woord gespeld moet worden.
6 Welke soort van woorddeel herken je? Zet de juiste term bij de voorbeelden. Kies uit: achtervoegsel – foneem – lettergreep – morfeem – voorvoegsel.
a lak – lek – lik - leuk
b vriendschap
c onvindbaar
d toe-jui-chen
e stoel/stoeltje
f bevriend
7 De leerkracht projecteert telkens drie woorden die verband houden met elkaar. Zie jij de missing link?
8 Hoe heet de beoefenaar van …? Vul op basis van de context het juiste begrip in. Let op, je zult de opgegeven woorden enigszins moeten aanpassen.
etymologie – fonetiek – forensische taalkunde – semantiek – sociolinguïstiek – syntaxis
a Een is vooral gefocust op de betekenis van talige uitingen.
b Een onderzoekt de herkomst van woorden.
c Een is dan weer volledig in de ban van zinsstructuren.
d Een onderzoekt bijvoorbeeld dreigbrieven, plagiaat, vervalste testamenten.
e Een concentreert zich op hoe spraakgeluid gehoord en verstaan wordt.
f Een heeft interesse voor groepen in de maatschappij.
9 Ben jij ondertussen al vertrouwd met de termen rond taalkunde? Test je kennis met de woordpuzzel die je leerkracht met je deelt.
10 Ga opnieuw naar opdracht 1 op p. 244. Maak de opdracht opnieuw. Is je kennis van de woordenschat van de taalkunde vergroot of heb je nog extra oefentijd nodig?
1 De titel van het kortverhaal dat je straks leest, is Familiaal bezoek. Welke associaties roept een familiebezoek bij je op? Noteer een vijftal kernwoorden en vergelijk nadien met een medeleerling.
2 Voorspel wat er in het verhaal zal gebeuren. Denk daarbij aan volgende vragen:
• Wie is het hoofdpersonage (leeftijd, geslacht, karakter)?
• Welke gebeurtenis staat centraal?
• Wie vertelt het verhaal? Hoe vertelt die het verhaal?
• Wat is de overheersende sfeer of het belangrijkste gevoel in het verhaal?
3* Vergelijk jouw voorspelling met die van een medeleerling.
Christophe Vekeman (Temse, december ) schrijft romans, poëzie, essays, columns en af en toe een theatertekst. Hij is ook een performer op literaire evenementen als Saint-Amour en De Nachten. Hij werkt ook geregeld mee aan boekenprogramma’s op de radiozender Klara. Hij is een liefhebber van countrymuziek en schreef een biografie van de beruchte Johny Paycheck.
Het kortverhaal wordt in verschillende stukken verteld. Na elk deel beantwoord je een aantal vragen.
Op een dag – dat zul je immers altijd zien – sloeg pardoes het noodlot toe. Mijn wagen gaf de geest, mijn hond ging dood, mijn vrouw verliet me voor een man die voetbal speelde, maar vooral toch gaf diezelfde dag mijn moeder telefonisch te kennen dat ze nog eens op bezoek wilde komen.
Lees hierboven de inleiding van Familiaal bezoek
4 Op welke manier doorbreken de eerste zinnen al meteen het verwachtingspatroon van de lezer? Vergelijk je antwoord met de associaties en voorspellingen die je maakte in de inleidende opdrachten.
5* Welke wending zal het verhaal nemen volgens jou? Waarom denk je dat?
Lees nu deel 1 van het verhaal op p. 249.
6 Typeer in een aantal kernwoorden het gedrag en karakter van de vader en moeder.
7 Hoe zou je de relatie tussen de zoon en zijn ouders kunnen omschrijven? Geef telkens een voorbeeld om dit concreet te maken.
8 Welke gevoelens heb jij tegenover de verteller? Leg ook kort uit waarom je daarvoor hebt gekozen.
'Hoe bedoel je,' vroeg ik, 'op bezoek?' 'Ja, gewoon,' zei ze, 'gezellig.'
'O, sorry,' zei ik, 'ik had verstaan dat je nog eens op bezoek wilde komen.'
Twee dagen later al was het zover. Fel vermagerd deed ik open. Mijn vader was er ook bij, zag ik. 'Dag vader', sprak ik hartelijk. 'Is Linda thuis?' vroeg hij.
'Nee,' moest ik spijtig bekennen, 'Linda heeft mij helaas daarnet verlaten voor een man die voetbal speelt.'
'Dat kind was veel te mooi voor jou', riep mijn moeder over haar schouder, boven het geluid van de stofzuiger uit.
'Die Linda was een lekker ding, jongen', knikte mijn vader van tussen zijn tanden. Hij bracht zijn handen op zowat een halve meter van zijn borst en maakte er langdurig knedende bewegingen mee, terwijl hij mij grinnikend de ene knipoog na de andere bleef geven. Ik sloot de deur en liet mijn vader de woonkamer in, waar mijn moeder ondertussen bezig was de ramen te wassen.
'Zo', zei ik. 'Willen jullie misschien een kopje koffie of zoiets?'
'Ik denk er niet aan', zei mijn moeder. 'Hou dat smerige bocht maar voor jezelf.'
'Is Linda thuis?' vroeg mijn vader.
'Nee,' bracht ik hem andermaal op de hoogte, 'Linda, die heeft mij in de steek gelaten.'
'Mijn eigen zoon', concludeerde mijn vader. 'Mijn eigen zoon blijkt impotent te zijn. Mocht een mens het allemaal op voorhand weten ...' Nog even, zo leek het warempel, en hij zou verteerd door schrille wroeging in een hevig snikken uitbarsten. Mijn moeder, verfrol in de hand, want zij was inmiddels bezig het plafond te witten, bleek het ook te merken.
'Kijk eens hoe je je vader weer teleurstelt', zei ze. 'Zou je niet als de wiedeweerga een kop koffie zetten voor die man? En ga je haar kammen. Waarom draag je trouwens altijd van die afschuwelijke kleren?
Een hond heeft meer stijl dan jij. Over honden gesproken, waar zit dat mormel van je?'
Stil deelde ik haar mede dat mijn trouwe vriend pas was overleden. Haar gezicht klaarde op.
'Heb je nog meer goed nieuws?' vroeg ze.
'Nee', antwoordde ik. 'Bovendien zit ik sinds kort zonder auto.’
Mijn moeder, echter, hoorde dit niet meer, daar zij zich in de tuin achter de grasmaaier bevond.
Ik schonk mijn vader een kop koffie uit.
'Vroeger deed Linda dat', merkte hij op.
'Ja,' zei ik, 'dat kan kloppen, maar Linda, kijk, die is dus weg.'
'Die is weg', mijmerde hij. 'Ze had nochtans erg goeie benen. Goeie kont ook. Heel goeie kont zelfs. Zwijg er mij van. Heb je geen Playboy in huis of zoiets?'
Op dat moment kwam mijn moeder weer binnen. 'Oeps, is het al zo laat, zeg?' deed ze. 'Dan hebben wij zeker onze laatste trein gemist.'
'Moeder, het is vier uur 's middags', wees ik haar terecht.
'Op gezelligheid staat geen tijd, jongen', protesteerde ze luid. 'Er zit niets anders op dan hier te blijven slapen. En trek niet zo'n gezicht, je bent van jezelf al lelijk genoeg.' De nacht was lang, de nacht was zwaar, vooral omdat mijn vader, blijkbaar in de hoop dat Linda ondertussen alsnog zou zijn teruggekeerd, voortdurend deed alsof hij aan het slaapwandelen was en almaar, om de haverklap, met de douchedeur in huis bleef vallen, waarbij hij telkens luidkeels 'Oeps!' en 'Duizendmaal excuus, schoonheid!' uitbracht. Maar alles gaat voorbij, gelukkig, en nadat ze nog gauw even de stoep had opgeblonken, vond mijn moeder het 's ochtends eindelijk tijd om te vertrekken. 'Tot over een paar maanden maar weer eens', wuifde ze mij ten afscheid toe.
'Ja, we zien wel', deed ik nonchalant. 'Altijd welkom, hè, dat weet je.' Het ligt achter de rug, dacht ik, het ligt achter de rug! Laten wij het leven vieren, laat ons pret maken à volonté! Ik sloot de deur en dook mijn kelder in, waaruit ik even later weer tevoorschijn kwam met in mijn handen een bourgogne die eigenlijk te duur was om te worden opgedronken. Joelend, juichend en jubelend – ik stelde mij echt aan als een idioot, moet ik bekennen – opende ik de fles, die ik vervolgens op de vloer plaatste om haar daar te laten fungeren als het middelpunt van een met diep gekromde rug en hoge knieën uitgevoerde rondedans, tijdens welke ik zeker niet naliet mijn vlakke hand met regelmaat tegen mijn luidruchtige getuite lippen terecht te laten komen. Het is voorbij, bleef ik inmiddels in gedachten herhalen, het ligt achter de rug, het behoort alweer voor heel erg lange tijd tot het verleden! Dat alles duurde ongeveer twintig minuten. Toen zag ik dat mijn moeder haar handtas had vergeten.
Een paar dagen later kwam mijn zus op bezoek. Mijn zus is vier jaar ouder dan ik en heeft in haar leven tot nog toe nooit ook maar de geringste tegenslag gehad, met als gevolg dat zij een vat vol zelfmedelijden is. Nu vertelde ze me dat haar echtgenoot bijzonder zwaar verkouden was. 'Dat moet mij weer overkomen', zei ze.
'Hoezo?' vroeg ik.
'Ik kan niet tegen dat gesnuf de hele tijd', zei ze. 'Hij loopt de hele tijd te snuffen en daar word ik hoorndol van. Vreselijk vind ik dat. Ik zei het hem daarnet nog: "Als ik een natte neus aantrekkelijk zou vinden, schat, dan was ik toentertijd wel met een hond getrouwd, hoor. Denk je zelf ook niet?"'
'Over honden gesproken,' deelde ik haar mee, 'mijn trouwe, beste vriend is helaas zopas overleden.'
Mijn zus begon zachtjes te huilen. 'Waarom zég je zulke dingen toch tegen mij!' verweet ze mij in tranen. 'Je wéét toch dat ik daar niet tegen kan! O God, hier zal ik weer minstens twee weken niet goed van zijn! Waarom moet je mij dat nu vertellen? Soms ben je toch zo'n egoïst …'
'Sorry, het spijt me werkelijk, Sarah', zei ik. 'Hoe kan ik het goedmaken? Was Linda hier nu maar om je te troosten!' Thans gingen bij mijn zus terstond alle sluizen wijd open staan. Nog even, leek het, en ze zou in haar broek zitten pissen van louter ellende en plaatsvervangend verdriet. 'Zeg dat het niet waar is!' schreide ze. 'Zeg niet dat Linda bij je weg is!'
'Nee, nee, nee, nee, nee,' wuifde ik wild, 'nee, geen denken aan. Linda bij me weg? Linda, die krijg je met geen stokken bij me vandaan, hoor, als je dat maar weet. Tussen Linda en mij, dat is geen liefde, nee, dat is je reinste lijm. Nee, geen paniek, hoor.'
'Waar is ze dan naartoe?'
'Even naar de garage', zei ik. 'Klein onderhoudje. Niets aan de hand.'
'Tja,' snibde mijn zuster, gelukkig weer enigszins gekalmeerd, 'daar zijn wij vrouwen goed voor, hè, om de wagen van mijnheer naar de garage te brengen. En om zijn zakdoeken te wassen, natuurlijk. Mij hoef je niets te vertellen. Wij vrouwen zijn altijd en overal het slachtoffer. Is altijd zo geweest en zal altijd zo blijven. De enige gelukkige vrouwen op deze wereld zijn de masochistes.'
'Sarah, overdrijf je nu niet een klein beetje?' waagde ik het te vragen.
'Nee,' sprak mijn zus beslist, 'ik overdrijf namelijk nooit. Ik heb nog nooit in heel mijn leven overdreven, zelfs geen fractie van een beetje en daar dan nog eens de driedubbele vierkantswortel van, en ik zal het ook nooit ofte nimmer doen, overdrijven, in geen vijfhonderdduizendmiljoenmiljard jaar. Ik ben de minst overdrijvende mens die er ooit heeft bestaan. Achter het lemma “overdrijven” in Van Dale zouden ze gerust als definitie kunnen zetten: "dat waar Sarah Vekeman zich hoe dan ook nooit maar dan ook echt nóóit aan bezondigt".'
'Oké', zei ik. 'Oké, al goed.'
'Christus,' riep mijn zuster hierop plotseling uit, en ze gebruikte haar beide handen om de halsrand van haar pull ver van haar keel vandaan te trekken, 'wat is het hier warm, zeg! Het is hier binnen zeker honderdtachtig graden. Straks beland ik nog in een coma!'
Ik kwam overeind van mijn stoel om de thermostaat, die op negentien graden stond, lager te zetten, maar mijn zus gebaarde hevig dat ik weer moest gaan zitten. 'Laat dat nu toch', zei ze. 'Als jij het behaaglijk vindt zo, dan is het toch goed? Ik offer mij wel op, hoor, dat ben ik gewoon. Hou vooral geen rekening met mij: straks word ik het nog gewend, stel je voor, en dan zit ik ermee.' Maar toen de telefoon ging, stond ik toch op en liep naar de aanpalende kamer, waar ik mijn schoonbroer aan de lijn kreeg.
'Sarah is haar mobieltje weer vergeten, maar ik denk dat ze bij jou is, klopt dat?' wilde hij weten. 'Inderdaad,' zei ik, 'hoe gaat het voorts met je verkoudheid, Bart?'
'Ik ben helemaal niet verkouden,' zei hij, 'ik heb gistermiddag welgeteld één keer mijn neus moeten snuiten.'
Ik riep mijn zus erbij en gunde haar haar privacy. Toen zij een weinig later weer bij me kwam zitten, had ik een sigaretje opgestoken.
'Stop daar toch eens mee,' zei ze, 'straks ben je dood, en ik heb een hekel aan begrafenissen.'
'En? Wat had Bart nog te zeggen?' vroeg ik.
'Helemaal niets', zei mijn zus. 'Ik ben namelijk getrouwd, weet je wel, met een man die weliswaar een slordige 20 000 euro per maand binnenrijft, weergaloos goed is in bed, de monogamie hemelshoog in het vaandel draagt, elke dag vier boeketten rode rozen voor me koopt en bovendien niet te beroerd is om zelf zijn wagen naar de garage te brengen, maar helaas geen bál te zeggen heeft. De minst interessante man van de wereld. En dat is dan nota bene een professor in de filosofie die in zijn vrije tijd boeken schrijft over het ontstaan van de mensheid.
Ik vraag mij af waar ik het aan heb verdiend. Het is mijn eigen schuld, natuurlijk: ik had nooit "ja" moeten zeggen, daar in dat vijfsterrenhotel op Hawaï. Enfin, genoeg nu over mij. Hoe gaat het tegenwoordig nog met je hond?'
'Ja, die is dood,' zei ik, 'dat vertelde ik toch?'
'O ja, natuurlijk', zei ze. 'De mijne ook', voegde zij er treurig aan toe.
'Sarah,' zei ik, 'je hebt nooit een hond gehad.'
'Ja, dat komt dan toch op hetzelfde neer?' vroeg ze.
Nadat mijn zus was vertrokken, bleef ik alleen achter in de stilte van de eenzaamheid. Ik miste mijn vrouw, ik miste mijn hond en mijn wagen, en ik wist niet hoe het verder moest en of ik er ooit nog bovenop zou komen. Ach, kop op, het kan altijd nog erger, bedacht ik in een poging om mezelf te troosten. En ja hoor, meteen hierna ging eensklaps de bel en stond mijn broer voor de deur.
Je leest nu deel 2 van het verhaal op p. 250-251.
9 Typeer in een aantal tre ende kernwoorden het gedrag en karakter van de zus van de verteller.
10 Wat zou je kunnen besluiten als je de naam van de zus linkt aan die van de schrijver van het kortverhaal?
11 Welk gevoel riep het verhaal tot nu toe bij je op? Geef aan waarom je dat vindt. Dat doe je met een argument of een voorbeeld.
12* Wat gaat er volgens jou gebeuren in het allerlaatste deel van het verhaal? Waarom denk je dat?
Hierna bezocht ik zelf iemand. Ze zei dat mensen zoals mijn zus, mijn broer, mijn moeder en mijn vader in de beste families voorkwamen.
‘Ja goed, dat kon dan wel zo zijn,’ antwoordde ik, 'maar aan mijn ooms en tantes scheelt óók van alles, hoor! Niet dat zij in gelijke mate gek, krankjorum, waanzinnig en van de ratten besnuffeld zijn als hun tientallen zonen en dochters, maar toch, wanneer zij over straat lopen, bijvoorbeeld, dan kijken alleen de blinden hen niet na. Nog gezwegen over mijn grootouders, uiteraard.'
'Wat is er met je grootouders?' wilde de therapeute weten. 'Het punt is,' negeerde ik haar, 'wat zegt dat allemaal over mij? Als mijn hele familie, van de eerste tot de laatste, zacht uitgedrukt aan een bepaalde vorm van geestesziekte lijdt, hoe kan ik er dan zeker van zijn dat ikzelf een uitzondering en bijgevolg wél normaal ben? God weet, ben ik net als zij, maar besef ik het gewoonweg niet!'
'Ach,' deed de therapeute schouderophalend, 'gek, niet gek, normaal of krankzinnig: wat is tenslotte het verschil? Is dat niet allemaal bijzonder relatief, mevrouw?' 'Mevrouw?' zei ik. 'Ik ben helemaal geen vrouw, ik ben een mán!' De therapeute stond op. 'Jaha,' lachte zij kakelend, terwijl ze een radslag maakte, 'dat zeggen ze allemaal, natuurlijk!' Terneergeslagen en ten prooi aan hevige vertwijfeling verliet ik het vertrek en ging naar buiten. Het was kwart over zesendertig. De wereld lag als een dweil aan mijn voeten. Thuis bleek Linda boterkoeken te hebben gebakken.
Lees nu ten slotte hierboven deel 3 van Familiaal bezoek
13 Vergelijk wat je nu bij het verhaal voelt met wat je in opdracht 11 hebt geantwoord.
a Blijf je bij de gevoelens uit die opdracht?
b Heb je nu andere gevoelens?
c Welke gebeurtenissen hebben je ervaring bijgestuurd?
14* Stel dat de schrijver het allerlaatste deel niet had opgenomen. Was het verhaal dan geloofwaardiger geweest? Beargumenteer je antwoord.
15 Welke boodschap of diepere betekenis zou de schrijver van dit kortverhaal willen meegeven aan de lezer?
a Duid maximaal twee antwoorden aan.
b Vergelijk je antwoorden met die van je medeleerling(en) en beargumenteer waarom je daarvoor koos.
De schrijver wil met dit kortverhaal …
de lezer laten reflecteren over familiebanden; zijn visie op de medemens duidelijk maken: af en toe vertederend, maar meestal ridicuul; aantonen dat elke mens redenen heeft om zich eenzaam en ongelukkig te voelen; laten zien dat iedereen in zijn eigen wereld en realiteit leeft, waardoor mensen naast elkaar leven.
Christophe Vekeman staat erom gekend om veel humor te hanteren in zijn verhalen en boeken.
16* Hoe sta jij tegenover humor in literatuur?
17* Heeft dit kortverhaal je doen (glim)lachen? Waarom wel of niet?
18 Vooral de groteske overdrijvingen vallen in dit kortverhaal op.
a Hoe worden dergelijke stijlfiguren nog genoemd?
b Geef hiervan drie voorbeelden.
19 Naast overdrijvingen gebruikt de schrijver sarcasme, cynisme en absurde humor. Geef voor elk van die stijl guren een voorbeeld uit het verhaal en verantwoord je keuze.
20 Zou je een reden kunnen bedenken waarom de personages in dit kortverhaal zich veelvuldig bedienen van bijtende en spottende opmerkingen?
21* Kon je je makkelijk identi ceren met de verteller van dit verhaal? Waarom wel of niet?
22 De vertellers in de verhalen en boeken van Christophe Vekeman zijn vaak onbetrouwbaar.
a Is dat ook zo in dit kortverhaal?
b Welk beeld van de verteller wordt op die manier gecreëerd?
c Wat is het effect van een dergelijke verteller op de lezer?
d* Hoe ervaar jij als lezer een verhaal als de verteller de verwachtingen op een bepaald moment volledig doorbreekt?
Op het einde van het kortverhaal zegt de therapeute: ‘Gek, niet gek, normaal of krankzinnig: wat is tenslotte het verschil?’ Hieronder vind je een aantal citaten die verband houden met die uitspraak.
1
2
En er lopen altijd wel duizend identieke burgers over straat om elkaar de indruk te geven dat ze normaal zijn en om mij aan geboortebeperking te doen denken.
3
De enige mensen die ons normaal lijken, zijn die mensen die we nog niet zo goed kennen.
4
Het enige verschil tussen mij en een gek is dat ik niet gek ben.
5
6
Iedereen is gek geworden en vindt alles maar normaal.
23 Lees de uitspraken op de vorige pagina.
a Denk na over de betekenis van elk citaat.
b Leg een verband tussen het citaat en het kortverhaal Familiaal bezoek
c Rangschik de uitspraken van minst mee eens tot meest mee eens.
oneens
24 Vergelijk je rangschikking met die van twee medeleerlingen.
a Beargumenteer waarom je voor die ordening koos.
b Ga in discussie met elkaar. Houd daarbij rekening met volgende spelregels.
Spelregels discussie
• Luister goed naar de mening en argumenten van anderen.
• Geef altijd duidelijk aan waarom je het eens of oneens bent met iemand.
• Val nooit iemand persoonlijk aan, blijf neutraal en schreeuw niet. Een aanvallende houding verraadt meestal dat mensen inhoudelijk weinig te bieden hebben.
Om je medeleerlingen te overtuigen, kan het interessant zijn om te wijzen op de mogelijke gevolgen van hun mening. Probeer aan te tonen waarom hun argument weerlegd kan worden.
25 Beoordeel twee medeleerlingen op hun deelname aan de discussie. Formuleer voor elke medeleerling één sterk punt en één suggestie.
beoordeling door sterk punt suggestie
beoordeling door sterk punt suggestie
Johnny Paycheck (1938-2003), ontegenzeggelijk een van de prominentste en talentrijkste ‘outlaws’ uit de geschiedenis van de countrymuziek, leidde een bestaan van excessen, duisternis, geweld, toestanden en hoogtepunten die enkel leken te worden bereikt om vervolgens des te dieper te kunnen vallen. Toch is zijn leven nooit vastgelegd, wat Christophe Vekeman op het idee bracht om dan maar zelf de biografie van Paycheck te schrijven, een ‘klassieke biografie’. Het liep anders. Johnny Paycheck werd wel degelijk een biografie, maar dan een uiterst persoonlijke, doordrenkt van uitzinnige Vekemansiaanse wendingen en gedachtesprongen.
Bron: www.standaardboekhandel.be
Het zeventiende boek van Christophe Vekeman is niets minder dan de eerste musical in de geschiedenis van de wereldliteratuur. Carwash vertelt het verhaal van twee jonge geliefden die in een kleine truck een grote lading jeans naar ’t verre Bullet moeten brengen. Of is het toch iets anders dat zij vervoeren? Wie zal het zeggen? Eén ding staat vast: Carwash is een buitengewoon meeslepend boek dat onweerstaanbaar inviteert tot meeleven, lachen en zelfs meezingen. Een zonovergoten verhaal dat je zult verslinden, handenwrijvend en breed grijnzend, met eenzelfde zorgeloze gretigheid als waarmee je vroeger naar je favoriete jeugdserie op tv keek. Bron: www.singeluitgeverijen.nl
Eindelijk heeft Christophe Vekeman de pen aan de wilgen gehangen: hij zal geen boeken meer schrijven. Gevolg is wel dat hij zich nu een plaats op de arbeidsmarkt en in ‘het échte leven’ dient te verwerven, wat voor een ouder wordende zonderling als hij niet zeer evident is.
Om zich te bezinnen over zijn toekomst, beslist hij af te reizen naar het Noord-Nederlandse stadje L., waar hij voor de geplande duur van zeventien dagen in het aftandse Hotel Rozenstok intrekt. Van dan af lijkt de grens tussen zijn fantasie en de werkelijkheid alsmaar meer te vervagen. Of is ook dát maar schijn?
Hotel Rozenstok is een grandioze afrekening met de realiteit en de wereld, en een uitzonderlijk geestige, spannende ode aan de liefde en de verbeelding. Christophe Vekeman (1972) spaart niemand in dit boek, niet zichzelf, en niet de rest van de mensheid. Enkel Wanda. Bron: www.singeluitgeverijen.nl
Wat weet je nog over de romantiek als stroming? En ken je het werk van Guido Gezelle? Op iDiddit vind je een leuke uitdaging waarin je ontdekt dat de romantiek en Gezelles werk een perfecte match zijn!
1 Lees aandachtig de volgende stellingen. Ga je akkoord of niet? Plaats de letters van de stellingen op een continuüm.
a Je moet durven loslaten in het leven.
b Iemand die liedjes schrijft, is sowieso een dichter.
c Bij koppig volharden begint alle ellende.
d Je moet zo veel mogelijk proberen in het nu te leven.
e Het mooie in het leven zit in het alledaagse.
f Durven springen in het onzekere is belangrijk.
g Poëzie moet kort en duidelijk zijn.
2 Lees de teksten op p. 259-260 aandachtig. Bekijk de bijhorende videofragmenten nog niet.
a Welke stelling hierboven wordt weergegeven in welke tekst, denk je? Vul de letters aan. Bespreek je keuze mondeling.
b Welke tekst spreekt jou het meest aan? Waarom? Duid in de tekst passages aan die je aanspreken (of die je niet begrijpt, of waar je meer over wilt weten …). Zoek wat informatie op over de tekst en de auteur, noteer enkele kernwoorden.
Winteruur: Wim Helsen, een hond, een gast en zijn tekst. Wim vraagt zijn gasten om een korte tekst mee te brengen die voor hen een bijzondere betekenis heeft, hen inspireert of beïnvloedt. Dat kan een korte passage uit een boek zijn, een geboortetekst of begrafenislied, een trouwgelofte, een gedicht, een citaat uit de Bijbel, een stuk uit een speech, een songtekst, een spreuk op een muur of een krantenartikel.
Wim polst naar de reden waarom zijn gasten juist die tekst gekozen hebben, wat ze erin lezen en wat het voor hen betekent. Biedt het soelaas, hernieuwde energie en inspiratie? Zorgt het voor een glimlach, of voor ontroering? Een kort gesprek van tien minuten. Winteruur staat voor eenvoud en beperking. In stilte luistert de hond Swami-Bami (in latere seizoenen: Ighor) mee. Bron: www.panenka.tv
3* De teksten die je leest op deze en volgende pagina, werden allemaal gekozen voor het programma Winteruur. Bekijk de a evering die bij jouw gekozen tekst hoort en beantwoord dan de vragen.
a Klopte de link die je legde tussen de stelling en de tekst? Hoe verklaart de gast de link?
b Wat vond je van het interview? Wat vond je er goed of slecht aan?
c Heeft het interview je iets meer bijgeleerd over de tekst of de auteur? Wat zou je nog graag te weten komen?
4 Je zult nu zelf een gesprek voeren zoals in Winteruur. Volg de onderstaande stappen en bekijk op voorhand aandachtig de evaluatiematrix, zodat je goed weet wat je kunt verwachten.
Stap 1 Ga op zoek naar een tekst die je inspireert, ontroert, energie geeft … Ga voor kwaliteit, kies niet zomaar een ‘inspirerend internettekstje’. Ga voor een gedicht met een ‘stamboom’ (een bekende of erkende auteur of dichter). Probeer te verrassen. Ter inspiratie vind je op iDiddit enkele links.
Stap 2 Zoek voldoende informatie op over je tekst en de auteur. Zorg dat je kunt antwoorden op de topische vragen (wie, wat, waar, wanneer, waarom).
Stap 3 Waarom heb je die tekst gekozen? Zorg dat je voldoende kunt antwoorden op die vraag. Link je eigen ervaring aan de tekst.
Stap 4 Wat betekent de tekst volgens jou? Zorg ervoor dat je daar grondig over hebt nagedacht. Verwijs naar specifieke woorden, verzen, regels … Zitten er misschien vormen van beeldspraak (zoals metaforen) in je tekst? Zit er rijm in (bv. bij een lied of een gedicht), of is er een bepaald vertelperspectief (bv. bij een verhaal)?
Stap 5 Tijdens een lesuur bespreek je in groepjes je gekozen tekst. Je leerkracht is de interviewer, maar probeer zelf ook voor interactie te zorgen: stel vragen aan je medeleerlingen, toon interesse voor hun teksten.
Ik voelde me ineens nogal vredig, maar dat kwam misschien door het strijklicht, dat is het mooiste licht dat er is en ik stelde me ineens de hele wereld voor als een veld zonnebloemen. Dunne, stekelige slungels die constant het licht zoeken en ik zie nu pas dat we natuurlijk zonnebloemen nodig hebben om iets van onszelf te begrijpen. Dat je groeit naar waar je het meeste licht opvangt, en dat je op die manier uit elkaar kunt groeien. Het licht is groter dan wij. Het ligt dus niet aan ons dat wij niet samen zijn, dat wij geen vereniging zijn, tenminste niet altijd, dat de wereld niet verenigd is in één grote estafette, dat ligt niet aan ons, maar aan de lichtinval.
We komen nog één wonder tekort.
Rebekka De Wit
Een meisje Ze wacht.
Nee, denkt ze, ik wacht niet, ik dans.
Ze danst, ze danst met lange, ranke passen, langzaam en aandachtig, ze houdt haar ogen dicht, ze danst door deuren en door ramen en door lange lankmoedige dagen –hout, glas en uren vallen in splinters rond haar neer –en telkens als ze niet meer kan en bijna, bijna valt denkt ze: ik? ik val niet, ik dans.
Toon Tellegen
2 De ademhaling volgen
Ik adem in en kom tot rust.
Ik adem uit en glimlach. Thuisgekomen in het nu, wordt dit moment een wonder!
Thich Nhat Hanh
Kriebelsessies
Ik zocht graag huizen met hekken
Van die grote, met punten erop
En als de deur dichtbleef, dan klom ik erover
Met schrammen en knieën vol schaven
Kon ik tenminste zeggen
‘Ik heb gevochten voor de liefde’
Evangeline Agape
Sprookje
Er was eens een man die rechtvaardig was.
Voor ik vergeet
Voor ik vergeet dat hier een kerk heeft gestaan
Voor ik vergeet dat ik jarig was
En een tic-tac in mijn neusgat had toen we naar zeeland zijn gegaan
Voor ik vergeet koninginnedag
En wie toen mijn vrienden zijn geweest
En ik niets meer weet van straten en examens en vakanties en ruzie
Op een feest ergens in de Bilstraat waar ik toch niemand kende
Voor ik vergeet en later alles anders heet
Voor ik vergeet en ik de feiten en de cijfers en de namen van de schrijvers niet meer weet
De hele dag en alle woorden en elk uur de hele dag
En ook de nacht en de zomers en de handen van mijn vader vergeet ik op den duur
Voor ik vergeet vergeten ben van die hersenscan en van die toestand met dat huis
En dat ik zo iemand was die van alles wou
En niets begreep van de film waarin hij speelde
En de lafbek die hij was
Ik hou van jou
Ik hou zoveel van jou
Tot ik vergeet
Ik jou vergeet
Jou vergeet
En nog alleen maar lijk te dromen
Spinvis
Een bekentenis
Here God, ik hield van aardbeienjam
En de donkere zoetheid van een vrouwenlichaam.
Maar ook van ijskoude wodka, haringen in olie, Van geuren: kaneel en kruidnagelen.
Dus hoezo ik een profeet? Waarom zou een geest
Iemand als mij bezoeken? Zoveel anderen
Zijn terecht uitverkoren, geloofwaardig.
En wie zou mij geloven? Want men zag
Hoe ik me op het eten wierp, roemers leeg, En gretig naar de hals van de serveerster kijk, Gebrekkig en me daarvan bewust. Belust op grootsheid, In staat haar waar ook te herkennen.
En toch niet helemaal helderziende, Wist ik wat er overblijft voor minderen, als ik: Een festijn van kortstondige hoop, een verzameling hovaardigen, Een toernooi van gebochelden, de literatuur.
inhoud
Je bespreekt je tekst zeer grondig (situering, motivatie en interpretatie), met kennis van zaken en correct. Je hebt je duidelijk heel goed voorbereid. Wat je zegt, heeft diepgang. Je brengt veel betekenis en interpretatie aan.
Je stelt je zeer interactief op, en je neemt het initiatief om met je medeleerlingen in gesprek te gaan over de teksten.
spreekvaardigheid
Je hebt op een zeer expressieve manier je tekst voorgelezen. Er waren geen storende haperingen tijdens het gesprek.
Je spreekt (erg) verzorgd. Je besteedt daar duidelijk (heel wat) aandacht aan.
Aanvullende commentaar:
Je bespreekt je tekst met kennis van zaken en correct. Je hebt je goed voorbereid. Je bereikt hier en daar diepgang. Toch valt iets aan te merken op het vlak van situering, motivatie of interpretatie.
Je bespreekt je tekst nog te oppervlakkig. Je laat grote kansen liggen om te situeren, te motiveren en te interpreteren.
Je bespreking stelt te weinig voor. Het is kort, banaal en/of onvoorbereid. Je begrijpt je tekst niet.
Je stelt je niet interactief op.
Je hebt op een voldoende aangename manier voorgelezen. Er waren weinig storende haperingen tijdens het gesprek.
Je spreekt bij momenten wat onverzorgd. Het kan storend zijn.
Je hebt niet expressief voorgelezen. EN/OF Er waren te veel haperingen tijdens het gesprek.
Je spreekt onverzorgd.
Je herhaalt de kenmerken van de romantiek en het realisme en leert een nieuwe literaire stroming kennen: het naturalisme 1
2
3
Je leert hoe klassieke toneelstukken vandaag nog worden opgevoerd
Je maakt kennis met een gecanoniseerde auteur, Cyriel Buysse, en analyseert een aantal fragmenten uit zijn werk
4
Je doet inspiratie op voor huislectuur
1 Ik ben eerder …
intuïtief, ik zal eerder op mijn gevoel afgaan bij het nemen van beslissingen. Dat zorgt soms voor problemen, maar meestal kan ik vertrouwen op mijn gevoel.
rationeel, ik zal twee keer nadenken voor ik beslissingen neem. Dat zorgt er soms voor dat ik de boot mis, maar meestal levert dit de beste uitkomst.
pessimistisch, mijn leven wordt bepaald door mijn afkomst en de omstandigheden waarin ik leef, ongeacht de keuzes die ik maak.
2 Ik reis liever …
naar verre, exotische oorden. Ik hou van bestemmingen die in niets lijken op mijn woonplaats, ik wil vooral even wegvluchten.
naar een stad: het drukke leven in een metropool kan me het meest bekoren.
naar een stad. Ik wil ook de minder mooie kanten van het stadsleven ontdekken en een beeld krijgen van hoe het leven is voor de minder bedeelde inwoners.
niet.
3 Ik woon liever …
in de natuur. Ik ben het meest mezelf als ik ver weg ben van alle menselijke creaties.
in een dorp of een stad: alles is lekker dichtbij.
in een stad: daar is doorgaans meer werkgelegenheid.
4 Ik zou …
graag terugreizen naar het verleden: hoe onze voorouders leefden, fascineert me mateloos. Vooral de middeleeuwen spreken tot de verbeelding.
niet graag terugreizen naar het verleden: het hier en nu volstaat ruimschoots voor mij.
5 Ik geloof …
dat er meer is dan ons leven hier op aarde. Dat betekent niet dat ik per se geloof in hemel en hel, maar het kan toch niet zomaar ophouden bij onze dood.
enkel in ons leven hier en nu. Wanneer we sterven, houdt het onvermijdelijk op.
realist. Selecteerde je meestal het laatste antwoord? Dan ben jij eerder een naturalist.
Selecteerde je afwisselend het laatste en voorlaatste antwoord? Dan ben jij eerder een
Koos je vooral de eerste antwoorden? Dan ben jij misschien wel een romanticus.
1 Bekijk de trailers van verschillende Vlaamse lms. Welke zou jij intuïtief eerder als romantisch, dan wel als realistisch bestempelen?
De romantiek, het realisme en het naturalisme waren drie grote kunststromingen in het negentiende-eeuwse Europa.
1 Bekijk het lmpje uit Simpel gezegd en neem notities om nadien het verschil tussen de drie stromingen te kunnen uitleggen.
1 De laatste auteur die vermeld werd in het beeldfragment uit het vorige lesdeel, is Cyriel Buysse. Gebruik jouw zoekkwaliteiten om de literaire che van Cyriel Buysse aan te vullen.
Naam:
Belangrijkste werken:
Literaire stroming: , een uitvloeier van het
Kenmerken van het :
a Aandacht voor het alledaagse, de hoofdrollen zijn dikwijls weggelegd voor personages uit de klasse.
b In tegenstelling tot de romantiek, waarbij het subjectieve vooropstaat, blijft de auteur hier
c Net daardoor vinden we vaak een verteller terug in de verhalen.
d Het taalgebruik sluit vaak aan bij de spreektaal, namelijk het .
Specifieke kenmerken voor het :
e De auteur is optimistischer/pessimistischer in zijn oordeel over de maatschappij.
f Determinisme: de mens wordt bepaald door
g Het generatieconflict is een vaak voorkomend thema.
Buysses bekendste werk is Het gezin Van Paemel uit 1902, een toneelstuk over het Vlaamse boerenleven in de negentiende eeuw. Je leest hieronder de eerste regels uit de originele toneeltekst.
Eene ruime boerenkeuken en woonkamer, laag van verdieping, met bruingerookte balken. Rechts de haardstêe, met breeden schoorsteenmantel. Twee ouderwetsche leunstoelen, rechts en links van ‘t vuur. Boven op den schoorsteenriggel eene rij tinnen- en gekleurde borden. Tegen den achterwand een eetkast, waarop gemaakte bloemen onder glas rechts en links van een groot, bruinhouten Christusbeeld. Daarnaast een ouderwetsche Vlaamsche klok met houten kast en zinken uurplaat, en verder tegen den muur nog meer riggels vol met koper, tin en aardewerk. In den rechterwand, tegen den hoek, een deur. Links, in den achterwand, tegen den linkerhoek, een tweede deur. Midden in den linkerwand, tusschen twee kleingeruite ramen, een derde deur. In ‘t midden der kamer een vierkante tafel met enkele stoelen.
1 Over welke theatertekens krijgen we hier heel wat informatie? Wat vertelt die informatie ons al over de thema’s van het stuk en de omgeving waarin het zich afspeelt?
Je krijgt nu van je leerkracht een kaartje met daarop een deel van het verhaal. Het is dus aan jullie om het verhaal na te vertellen! Wie het eerste deel van het verhaal heeft, mag beginnen. De rest volgt. Luister goed naar elkaar, de kaartjes volgen elkaar logisch op. Vooral de verwijs- en signaalwoorden zijn tips!
2 Even checken of je het verhaal beet hebt: kun je de fragmenten uit de originele tekst op p. 266 in de juiste volgorde plaatsen?
3 Welke realistische of naturalistische kenmerken vind je terug in het toneelstuk? Zoek dit uit aan de hand van de volgende vragen:
a Vinden we determinisme terug bij bepaalde personages?
b Sluit de keuze van Buysse voor de sociale klasse aan bij de typische, naturalistische personages?
c Welk gevoel vinden we vooral terug in het stuk? optimisme/pessimisme
d Welke taalvariant gebruiken de personages vooral?
e Is ‘generatieconflict’ een thema in dit stuk?
Conclusie: Het gezin Van Paemel is een realistisch/naturalistisch stuk.
4 Bij fragment 3 zien we dat Buysse regieaanwijzingen toevoegde. Over welke theatertekens hebben we het hier?
Fragment 1
De Baron Zie, Van Paemel, ik zal kaart op tafel met u speel. Uw buurman daar, boer Landuijt, heeft een zoon die gaat trouw, en hij heeft mij vijfhonderd frank meer gëoffreer voor de hofsteê die gij pacht.
Vader Van Paemel Ah! die sloeber! Ah die leulijke sloeber! Watte! die sloeber kom mij ‘t breud uit mijne mond pakken, ik die dag en nacht moe beulen om in d’oarmoe nie te dompelen!
De Baron Dat zal toch zoo erg niet zijn, Van Paemel. Als dat zoo slecht was zou uw concurrent daar geen vijfhonderd frank meer voor offreer.
Fragment 2
Vader Van Paemel
We zijn oud en versleten, menier de paster, versleten van den oarbeid; mijn wijf es ziek en z’n zal meschien noeit mier genezen. In ‘t begin van ons houwelijk en euk loater as onz’ kinders greut werden, hân we moed op ons leven, menier de paster. W’ hoopten da w’ hulp en steune zoên g’had hên van onz’ kinders, en ‘n beetse rust en welstand in onzen ouën dag. Hawel,... in ploatse van hulpe, rust en welstand, ‘n hên nie anders as verdriet en ongeluk.
De paster Ha moar Van Poamel, jongen, iedereen hè zijn diel van verdriet op de weireld. G’n meugt doar azeu nie altijd op peinzen.
Vader Van Paemel (met hikkende stem) Edewoard ... de goe ... reize, en ‘k hope ... dat-e ginder ... zilt gelukkig zijn.
(Eduard opent de deur. Moeder Van Paemel, de beide handen voor haar oogen, huilt en snikt aanhoudend door.)
Vader Van Paemel En doe euk ... onz’ complimenten ... aan nonkel Justien.
Eduard En an Kamiel, voader, moe ‘k niets zeggen an Kamiel? Mag ik hem nie zeggen da g’hem vergiffenesse schijnkt en da g’hem geiren-ziet.
Vader Van Paemel (ontroerd ) Joa g’ ... zeg het hem ... Zegt hem da ‘k hem euk geluk weinsch in zijn leven ... en (snikkend ) da ‘k hem danke ... veur die scheune kreune ... die hij gezonden hêt ... veur Désiré’s graf.
(Eduard af en vader Van Paemel hevig snikkend weer gehurkt bij ‘t hoopje hakhout.)
Fragment 4
Moeder Van Paemel Och Hiere, jongen, Edewoard, zwijgt as ‘t ou belieft, zwijgt. Voader zal alle menuten thuis goan komen en ge weet hoe dat hij es, e-woar? Hij zou hem kwoad moaken en ‘t zoe weere ruize zijn. Toe Edewoard, jongen, leg gij die gazette liever wig, ‘t ‘n zal meschien zeu irg nie zijn of da ge vreest.
1* Het gezin Van Paemel wordt nog steeds opgevoerd en geactualiseerd. Waarom, denk je? Welke thema’s spreken nog steeds aan?
2 Bekijk de trailer van de interpretatie van Valentijn Dhaenens, die het stuk bewerkte voor theatergezelschap SKaGeN in 2021. Op welke manier heeft hij het stuk naar zijn hand gezet?
3 Je leerkracht verdeelt de klas nu in groepen. Je denkt na over de thema’s die prominent aanwezig zijn in het toneelstuk.
• Vlaamse (of Belgische) identiteit
• verlangen naar een beter leven
• spanningen tussen generaties: werken voor de volgende generatie of net breken met de traditie
• verraad en uitbuiting door de autoriteiten
a Hoe komen die thema’s aan bod in Het gezin Van Paemel? Probeer in je groep een antwoord te geven op basis van de informatie die je al hebt opgeschreven.
b Op welke manier zijn die thema’s vandaag nog steeds relevant? Je luistert met dezelfde groep naar een podcastaflevering waarin Björn Rzoska Valentijn Dhaenens interviewt. Elk groepslid beluistert één fragment en probeert de vraag te beantwoorden. Overleg vervolgens met je groepsleden en vul verder aan.
4 Beantwoord samen ook de aanvullende vragen.
a Welke theaterreputatie hebben Belgen in het buitenland? Hoe komt dat?
b Hoe dicht blijft Valentijn bij het originele stuk? Waarom?
c Is dit een belangrijk stuk voor de Vlaamse literatuur?
Het gezin Van Paemel maakt deel uit van ‘de canon’. De canon toont welke boeken er in Vlaanderen als essentiële werken uit de Nederlandstalige literatuur worden beschouwd. Die selectie van literaire werken is geen in beton gegoten inventaris van zogenaamd verplichte literatuur. Het is geen stenen tafel voor de eeuwigheid, wel een menukaart die de smaak van vandaag toetst aan de literaire keuken van ons verleden. In het zesde jaar maak je uitgebreider kennis met de literaire canon.
Op deze en de volgende pagina’s krijg je meteen acht fantastische leestips voor realistische en naturalistische romans.
1 Markeer voor elk boek de kenmerken die van toepassing zijn.
Eddy Bellegueule groeit op in een grofgebekt arbeidersgezin in een armlastig stadje in Noord-Frankrijk, maar lijkt in niets op de kinderen in zijn omgeving. Zijn houding, zijn tongval en zelfs zijn loopje bezorgen hem evenveel vernederingen van zijn klasgenootjes als van zijn alcoholistische vader en zijn bazige moeder. Nog voor hij de minste begeerte voelt, gaan velen ervan uit dat hij homoseksueel is. Door zijn verhaal te vertellen, openbaart Eddy zijn verstikkende milieu. Kan hij zich eraan ontworstelen?
het alledaagse – personages zijn gewone mensen – objectieve auteur – hij/zij-verteller –spreektaal – pessimisme – determinisme –generatieconflict
In de eerste zin van zijn voorwoord vat Zola zijn opzet als volgt samen: ‘Ik wil uitleggen hoe een gezin … zich gedraagt in een samenleving, wanneer het uitbreidt en tien, twintig individuen op de wereld zet, die op het eerste zicht totaal verschillend lijken, maar waar een analyse aantoont dat ze nauw met elkaar verbonden zijn … Ik zal proberen om de draad te vinden en te volgen die wiskundig van de ene naar de andere mens leidt, om zo de tweeledige vraag naar temperament en omgeving te ontrafelen.’
het alledaagse – personages zijn gewone mensen – objectieve auteur – hij/zij-verteller –spreektaal – pessimisme – determinisme –generatieconflict
In De Toverlantaarn projecteert Suzanne Voets een wereld vol levendige taferelen, kleurrijke types en geestige anekdotes, waarbij ze de negentiende eeuw verweeft met onze moderne tijd. Net als in de Camera Obscura van Hildebrand, een van de belangrijkste literaire werken uit onze literatuurgeschiedenis, staat het dagelijks leven centraal en wordt ons een spiegel voorgehouden. Het voert ons terug naar de schilderachtige tijd van toen, zonder dat het hedendaagse uit het oog verloren wordt.
het alledaagse – personages zijn gewone mensen – objectieve auteur – hij/zij-verteller –spreektaal – pessimisme – determinisme –generatieconflict
De veerboot van Tanger naar Algeciras, een felle wind jaagt door de Straat van Gibraltar. In het ruim van het schip, verscholen in de kofferbak van een auto, sterft een jongeman. Met de dode verstekeling in hun auto rijden twee jonge Marokkaans-Nederlandse vrouwen even later Spanje binnen. Groot en leeg strekt het land zich voor ze uit. Aan weerszijden van het asfalt de woestijn. Wat begon als een lichtzinnig avontuur, is hun noodlot geworden.
het alledaagse – personages zijn gewone mensen – objectieve auteur – hij/zij-verteller –spreektaal – pessimisme – determinisme –generatieconflict
Stel je voor dat je in een armenhuis geboren wordt, dat je moeder vlak na je geboorte sterft, en je helemaal niets en niemand meer hebt. Precies dit overkomt Oliver Twist, een van de bekendste personages van Charles Dickens. Dickens schreef het boek vooral als protest tegen de sociale misstanden in de vroeg-victoriaanse samenleving, waarin kinderarbeid in de zogenaamde werkhuizen niet ongewoon was, en straatkinderen werden geronseld door dievenbendes.
het alledaagse – personages zijn gewone mensen – objectieve auteur – hij/zij-verteller – spreektaal –pessimisme – determinisme – generatieconflict
Het echte leven van Adeline Dieudonné speelt zich af in een Vinex-wijk zoals er zoveel bestaan. Een naargeestig huis met een kamer vol opgezette dieren, een sadistische vader en een murwgeslagen moeder. Dat is de gezinssituatie van de tienjarige vertelster. Als zij en haar broertje getuige zijn van een gruwelijk ongeluk, trekt hij zich terug in zichzelf. Nu broer en zus ook elkaar kwijt zijn, lijkt alle hoop op geluk verloren. Maar dan neemt Adeline in al haar kwetsbaarheid het lot in eigen handen. Vastbesloten neemt ze zich voor om koste wat het kost de lach op het gezicht van haar broertje terug te brengen. Dat blijkt geen eenvoudige taak. Als ze dan zelf op de proef wordt gesteld – door haar eigen vader – neemt ze zich voor: ik zal in dit leven geen prooi zijn.
het alledaagse – personages zijn gewone mensen – objectieve auteur – hij/zij-verteller –spreektaal – pessimisme – determinisme –generatieconflict
In De helaasheid der dingen keert de schrijver terug naar zijn geboortegrond in Reetveerdegem. We maken kennis met de vader die trots de kroegen van het dorp af fietst om zijn pasgeboren zoontje aan zijn vrienden te tonen, de grootmoeder wier nachtrust al te vaak door de politie verstoord wordt als die een van haar dronken zonen komt afleveren en de werkloze nonkels die meer heil zien in een kampioenschap zuipen dan in een deugdzaam leven. De helaasheid der dingen is zowel een prachtige ode aan als een hilarische afrekening met het dorp van zijn jeugd.
het alledaagse – personages zijn gewone mensen – objectieve auteur – hij/zij-verteller –spreektaal – pessimisme – determinisme –generatieconflict
Liv stierf toen ze nog maar zes jaar oud was. Tenminste, dat is wat iedereen denkt. Haar vader weet dat hij de enige is die ervoor kan zorgen dat ze veilig is. Dus verlaat hij op een avond zijn afgelegen huis om zijn boot de zee op te duwen en richting de rotsen te sturen, om nadien zijn dochter als vermist op te geven. In het huis dat steeds voller wordt, houdt Liv zich in een container verborgen. Zo hoeft ze nooit naar school. En zo blijft ze voor altijd bij haar ouders. Want haar moeder wordt alsmaar groter en komt het huis ook nooit meer uit en haar tweelingbroertje Carl is altijd dicht bij haar, alhoewel zij de enige is die hem kan zien …
het alledaagse – personages zijn gewone mensen – objectieve auteur – hij/zij-verteller – spreektaal –pessimisme – determinisme – generatieconflict
Je leert in deze les de belangrijkste kunststromingen uit de avant-garde kennen
Je leert wat ritmische typografie en ‘poésie pure’ is
Je ontdekt het werk van Paul van Ostaijen en kunt het kaderen in de tijd
Je analyseert enkele bekende gedichten van de dichter zowel inhoudelijk als vormelijk 4
Aan het begin van de twintigste eeuw haalde de Eerste Wereldoorlog het Europese continent onderuit. Ook in de kunstwereld (en dus ook literatuur) vond een schokgolf plaats. Kunstenaars stelden hun werk en de wereld rondom zich steeds vaker in vraag en wilden zich op een nieuwe, ‘moderne’ manier uiten. De Antwerpse dichter Paul van Ostaijen ontwikkelde zich in die veranderende wereld als een van de grootste modernisten en taalcreatievelingen van ons land. In deze les bestuderen we chronologisch de ontwikkeling die Paul van Ostaijen als dichter meemaakte.
1 Orden de volgende woorden in vier groepen. Vergelijk jouw ordening met die van een medeleerling.
A woorden die ik nog nooit heb gehoord
B woorden die ik al gehoord heb, maar die ik niet begrijp
C woorden die ik begrijp als ik ze hoor/lees, maar zelf niet zou kunnen gebruiken
D woorden die ik begrijp en die ik zelf in een betekenisvolle zin zou kunnen gebruiken
mythisch – tuberculose – expressionisme – dandy – controversieel – anarchistisch – pacifistisch – burgerlijk – moraal –dadaïsme – poëticaal – banaal – associatie – humanitair – collaboratie – evoceren – nihilisme
1 Bekijk de korte introductie over Paul van Ostaijen. Noteer de informatie in trefwoorden.
2 Wat kom je op deze korte speeddate al over van Ostaijen te weten? Bespreek zijn persoonlijk leven, zijn visie op poëzie en zijn werken.
1 Wat betekent ‘avant-garde’ nu? Wat is de oorspronkelijke betekenis? Bovenstaande afbeelding kan je helpen.
Uit het startfilmpje bleek dat van Ostaijen als avant-gardekunstenaar het expressionisme in Vlaanderen introduceerde. De kenmerken van die kunststroming en die van het dadaïsme en surrealisme ontdek je in de volgende reportage.
2 Bekijk de reportage aandachtig en bespreek voor de drie stromingen (expressionisme, dadaïsme en surrealisme) de volgende kenmerken: visie op kunst – groepen / bekende kunstenaars – schilderkunst – letterkunde – eventueel andere kenmerken.
3 Bestudeer de volgende drie bekende avant-gardekunstwerken. Bij welke stroming horen ze? Beargumenteer.
In de volgende oefening ontdek je enkele gedichten van Paul van Ostaijen. De gedichten komen uit verschillende bundels en zijn op die manier representatief voor verschillende periodes uit het leven van de dichter.
In april debuteerde de twintigjarige dichter Paul van Ostaijen met MusicHall. De bundel kwam totaal onverwacht. Nooit eerder had een dichter met zoveel overgave het moderne leven omarmd.
In swingende verzen beschreef van Ostaijen het leven in een moderne stad, vol elektrische trams, cinema’s en variététheaters. Hier was een jonge dichter opgestaan die zijn eigen weg baande en die zich weigerde te voegen naar om het even welke poëticale of politieke norm.
Bron: polis.be
eerste druk © 1916 Gust Janssens zeventiende druk © 2016 © 2016 Matthijs de Ridder en Pelckmans Uitgevers nv
1 Lees en bestudeer het gedicht Plots uit de bundel Music-Hall.
2 Van Ostaijen schreef dit gedicht over een music hall. Wat is dat?
3 Dit gedicht werd in volle oorlog geschreven. Hoe merk je dat aan de inhoud?
4 Het gedicht start met een nadrukkelijke ‘PLOTS’. Waarnaar zou dat kunnen verwijzen, denk je?
5 Voor welk ‘banale wonder’ zouden de mensen in spanning zijn?
6 In het laatste deel wordt de music hall vergeleken met ‘een ballon die barsten gaat’. Waarnaar zou die metafoor kunnen verwijzen?
7 In het vorige lesdeel leerde je de kenmerken kennen van het expressionisme van Paul van Ostaijen. Welke van die kenmerken herken je in dit gedicht?
1 Paul van Ostaijen schreef in oorlogstijd uiteraard over veel meer dan alleen de music halls. In zijn dichtbundel Het Sienjaal ontpopt hij zich tot een zogenaamd humanitair expressionist.
a Wat betekent het woord ‘humanitair’?
b Wat waren dan humanitaire expressionisten?
2 Beluister het fragment en vul jouw schema over het leven en werk van de dichter op p. 273 verder aan met de informatie uit dit fragment.
3 Het gedicht Aan een moeder is een mooi voorbeeld van humanitair expressionisme. Lees het gedicht in de Trajectwijzer.
a In het gedicht komen zowel een moeder als de dichter aan het woord. Wat vertellen ze?
b Welke boodschap geeft van Ostaijen mee in dit gedicht?
In 1918 vluchtte Paul van Ostaijen uit Antwerpen: hij had kardinaal Mercier beledigd en was ontevreden over de ondergeschikte positie die de Vlaamse cultuur had in België (waardoor hij van collaboratie werd verdacht). In Berlijn kwam hij in contact met dadaïstische kunstenaars en schreef hij de dichtbundel Bezette Stad. Journalist en historicus Marc Reynebeau leidt de dichtbundel in.
Bekijk het filmpje en beantwoord de vragen.
1 Reynebeau beschrijft Bezette stad als een dichtbundel over dromen. Leg uit.
2 Werd die droom werkelijkheid (volgens Reynebeau)?
3 Marc Reynebeau gebruikt de woorden ‘evoceren’ en ‘nihilisme’. Kun je met de woordleerstrategieën a eiden wat die woorden betekenen?
In Berlijn werd van Ostaijen sterk beïnvloed door de dadaïsten en de jazzmuziek. Hij schreef er zelfs een filmscenario: De bankroet jazz. In 2009 werd het scenario verfilmd door de filmmakers Leo van Maaren en Frank Herrebout.
4 Bekijk eerst het fragment uit de lm en vergelijk het daarna met het gedicht rechtsonder. Hoe zie je de invloed van de dadaïsten en de jazzmuziek in dit gedicht?
Het bekendste gedicht uit deze bundel is ongetwijfeld Boem Paukeslag. Lees het gedicht in de Trajectwijzer eerst (luidop) en bekijk daarna de uitvoering van theatergroep Fast Forward.
4* Wat vind je van de uitvoering?
5 Paul van Ostaijen vond dat poëzie in eerste instantie gesproken moest worden. Zie je in dit gedicht aanwijzingen om het gedicht voor te lezen?
6 Waarover gaat dit gedicht, denk je?
7 Bekijk het volgende krantenartikel. Welke gelijkenissen met het werk van Paul van Ostaijen zie je?
Op iDiddit staat een vakoverschrijdende opdracht. Je vergelijkt de manier waarop Paul van Ostaijen in Bezette Stad de oorlog weergeeft met de manier waarop een historicus terugkijkt op dit begin.
Na zijn dadaïstische periode slaat van Ostaijen een nieuwe weg in. Hij wil gedichten schrijven die muzikaal zijn. Die poëzie heeft nauwelijks inhoud, het gaat slechts om de mooie klanken: ‘poésie pure’.
1 Lees het gedicht Melopee in de Trajectwijzer en bekijk vervolgens de interpretatie ervan door Dichter Draagt Voor.
2 ‘Melopee’ betekent letterlijk ‘ritmisch gezang’. Waarom is die titel goed gekozen?
3 Welke sfeer roept het gedicht op?
4 Welke technieken (stijl guren) gebruikt van Ostaijen om ritme in zijn gedicht te brengen?
5 Van Ostaijen beschrijft in dit gedicht een eenvoudig tafereel. Het beeld van een man die over het water naar zee schuift, kun je ook symbolisch interpreteren. Hoe, denk je? Welke woorden kunnen dit ondersteunen?
6 Twee andere gedichten van Paul van Ostaijen uit deze periode ken je misschien ook wel. Je leest ze op p. 283. Waarom werden die gedichten vooral bekend als kinderversjes, denk je?
Berceuse Nr. 2
Slaap als een reus
slaap als een roos
slaap als een reus van een roos reuzeke rozeke
zoetekoeksdozeke
doe de deur dicht van de doos Ik slaap
Marc groet ‘s morgens de Dingen
Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem ploem ploem dag stoel naast de tafel dag brood op de tafel dag visserke-vis met de pijp en dag visserke-vis met de pet pet en pijp van het visserke-vis goeiendag
DAA-AG VIS dag lieve vis dag klein visselijn mijn
Een tijdje na de les over Paul van Ostaijen kun je controleren wat je nog weet over de les.
1 In lesdeel 1 maakte je een overzicht van de verschillende dichtbundels die Paul van Ostaijen schreef. Noteer die bundels in de volgorde waarin ze verschenen.
2 Vertel iets over de verschillende bundels aan de hand van de woorden die je hier vindt. Probeer eerst zoveel mogelijk kennis uit je geheugen te halen voordat je terugbladert in je leerwerkboek. Kies uit: mythisch – tuberculose – expressionisme – dandy – controversieel – anarchistisch –pacifistisch – burgerlijk – moraal – dadaïsme – poëticaal – banaal – associatie – humanitair –collaboratie – evoceren – nihilisme
3 Plaats Paul van Ostaijen in het overzicht van de literatuurgeschiedenis in de Trajectwijzer. Gebruik een aantal woorden uit de woordenlijst om uit te leggen waarom van Ostaijen in een bepaalde periode thuishoort.
In de les over Paul van Ostaijen leerde je hoe een oorlog ook in de literatuur blijft spoken. Zowel de Eerste als de Tweede Wereldoorlog zijn vaak terugkerende onderwerpen in Nederlandstalige romans. Auteurs gaan in op verschillende aspecten, maar staan ook stil bij de dagelijkse beleving ervan. Je maakt hier kennis met acht romans die zich in een van beide oorlogen afspelen.
LUISTERFRAGMENTENEls Beerten
historische roman, psychologische roman (vriendschap en relaties) (2008)
Jef droomt ervan om een held te worden, liefst samen met zijn beste vriend Ward. Voor zijn zus Renée hoeft dat heldendom niet zo nodig. Zij heeft genoeg aan Ward, zijn hemelse saxofoonspel en zijn fluwelen blik. Maar het is 1943. Midden in de oorlog. Aan het oostfront wordt een bikkelharde strijd gevoerd tegen de Russen. De Duitsers hebben dringend dappere jongemannen nodig om hen bij te staan. Voor de jongens een gedroomde kans om held te worden. Ward vertrekt liever vandaag dan morgen. Maar zo denkt lang niet iedereen erover.
Johanna Spaey
thriller, oorlogsroman (2005)
Op een hete augustusdag wordt een oorlogsveteraan met ingeslagen schedel gevonden. Als Sara Sondervorst, de dorpsarts, een poging doet om de moordenaar te vinden, blijkt al snel dat de dode man een perfecte ‘haatverzamelaar’ was. Vrouwengek, vechtjas en laffe soldaat … Kortom: niet een man die veel tranen verdient. Zeker niet in de ogen van Sara’s ex-verloofde, een verminkte officier, die het niet kan laten om Sara’s geheimen een voor een bloot te leggen.
Isabel Allende historische roman, liefdesroman (2015)
Als klein meisje wordt Alma in 1939 door haar ouders vanuit Polen naar familie in de VS gestuurd om aan de nazi’s te ontkomen. Het verdriet om haar achtergebleven ouders wordt alleen verzacht door de vriendschap met haar neefje Nathaniel en haar vriendje Ishimei, de zoon van een Amerikaans-Japans echtpaar. Ishimei wordt Alma’s grote liefde, maar zij trouwt met Nathaniel. Die keuze maken ze vanwege een afschuwelijk geheim dat ze voor de rest van hun leven delen.
Bernhard Schlink
psychologische roman, liefdesroman (1995)
Michael Berg, een jonge, Duitse scholier, raakt geobsedeerd door Hanna, een tramconductrice die tweemaal zo oud is als hij. Ze geven zich hartstochtelijk aan de liefde over en daarna leest hij haar telkens voor, het ene boek na het andere, de hele wereldliteratuur. Maar van de ene dag op de andere verdwijnt zij. Ze blijft in zijn herinnering rondspoken, tot hij haar terugziet op een plaats waar hij haar nooit had verwacht.
Grijze zielen
Harry Mulisch
historische fictie (wat als-verhaal), mysterie (2001)
Rudolf Herter brengt een bezoek aan Wenen, de stad van zijn Oostenrijkse vader en van Hitler. Tijdens een interview krijgt hij het idee voor een nieuwe roman. Wat hij wil, is Hitler postuum een spiegel voorhouden. Na afloop van zijn lezing in de bibliotheek maakt hij kennis met het bejaarde echtpaar Ullrich en Julia Falk. Van hen verneemt hij de volgende dag iets over Hitler wat niemand weet en blijkt de werkelijkheid absurder dan de auteur kon bedenken.
Phillipe Claudel
historische roman, thriller (2003)
Op een ijzige dag in 1917 wordt het gewurgde lichaam gevonden van de mooie, tienjarige Belle de jour. Jaren later blikt een politieagent terug op deze nooit opgeloste misdaad, die ook zijn leven ingrijpend heeft veranderd. Vol ingehouden emotie laat Claudel zien hoe snijdend de pijn om de dood van een geliefde is en hoe grijs het schemergebied tussen goed en kwaad.
Stefan Brijs oorlogsroman
2011
Augustus 1914. In Londen melden duizenden jongemannen zich aan om te gaan vechten tegen de Duitsers. Martin Bromley, zeventien en nog te jong voor het leger, probeert de twee jaar oudere John Patterson te overtuigen samen in dienst te gaan, maar deze wil zijn droom om te gaan studeren niet opgeven. Uiteindelijk slaagt Martin er met een list in naar het front te vertrekken en blijft John achter in een stad waar de druk op dienstweigeraars toeneemt.
Kris Van Steenberge
historische roman, psychologische roman
2013
De negentiende eeuw loopt ten einde. Elisabeth, dochter van de smid, trouwt met de jonge arts Guillaume Duponselle. Het zal geen gelukkig huwelijk worden. Als Elisabeth acht maanden later van een tweeling bevalt, blijkt de eerstgeborene een prachtige zoon, Valentijn. Het tweede kind is zo mismaakt dat Guillaume weigert hem een naam te geven. Toch blijft Nameloos in leven. Omdat hij vader en dorpelingen doet huiveren, gaat Nameloos gesluierd door het leven. Dan doet de Eerste Wereldoorlog zijn intrede.
Zo wordt een taal kapotgemaakt door zgn deskundigen. Het engels is nooit verandert van spelling en gramatica sinds Shakespeare. Nederlands van jaar geleden is daarentegen al moeilijk leesbaar geworden. Als we onze taal willen koesteren en niet compleet willen ver-engelsen, dan moet je ervanaf blijven
Bron: www.hln.be
Als et maar gemakkelijk wordt, vergeet de inspanningen om de taal correct te gebruiken. Ook DT wordt onbelangrijk. #Luiheid en #Taalverloedering!
‘Ons onderwijs heeft een enorme focus op die spelling, het is meetbaar en daar houden we van (...) Er zijn ook zo veel studenten die onze taal pas op latere leeftijd geleerd hebben, natuurlijk hapert er dan wat aan’, aldus Hemmerechts. Maar moet ‘hij word’, in plaats van ‘hij wordt’ dan gewoon kunnen? ‘Ik zeg niet dat de regel moet verdwijnen’, onderstreept Hemmerechts. ‘Maar ik zie het gewoon verdwijnen, voor veel jonge mensen is die dt-regel geen punt meer.’
‘Vooral in Vlaanderen denken we namelijk nog vaak dat we enkel Standaardnederlands mogen gebruiken in formele situaties. Maar we kunnen ons ook wat informeler uitdrukken in Standaardnederlands en dan kunnen we ook vormen gebruiken, die we misschien niet zouden gebruiken als we een formele tekst zouden schrijven’, aldus Colleman, linguïst aan de UGent.
Eindtermen 2.0
Schoon schip met d/t? Uitstekend idee!
Geen hond die het snapt en wat ben je ermee?
En leestekens, och, wie bezigt ze nog?
Die kunnen we net zo goed weglaten. Toch?
En rekenen doet je smartphone zo goed dat jij je er niet meer mee pijnigen moet. Wat moeite kost, landt voorgoed aan de kant en wég is bij dezen de leerachterstand!
1* Bestudeer onderstaande zinnen. Overleg met een medeleerling of je deze zinnen zou gebruiken in een schrijf- of spreekoefening.
a Ik heb nooit geen contant geld op zak.
b Hij heeft echt wel meer in zijn leven bereikt als jou!
c Wordt jij ook wel wakker van straatlawaai?
d Zal ik voor hun een aperitief voorzien?
2* Zou je bovenstaande zinnen in een bericht naar een vriend gebruiken? Overleg opnieuw met een medeleerling.
3 Bekijk de teksten op p. 287.
a Wat is het onderwerp van de tekstfragmenten?
b Wat hebben de tekstfragmenten nog gemeenschappelijk?
c Rangschik de teksten van betrouwbaar naar minder betrouwbaar. Verduidelijk welke criteria je daarbij in acht hebt genomen.
d Kies een tekst waar je het (on)eens mee bent. Schrijf op die tekst een korte reactie van vijf zinnen waarin je jouw visie weergeeft.
Argumentatieve en opiniërende teksten hebben als doel een mening te geven of een idee te ondersteunen of te weerleggen. De schrijver van dergelijke teksten wil de lezer overtuigen door middel van sterke argumenten. Voorbeelden van dit soort teksten zijn reacties op een forum, een column in de krant of een televisiedebat.
Argumentatieve en opiniërende teksten verschillen echter op een aantal gebieden van elkaar. In argumentatieve teksten wordt een stelling of standpunt ondersteund of weerlegd. Dat gebeurt door middel van feiten en degelijk bewijsmateriaal, vaak in een eerder formele stijl. In opiniërende teksten komt de mening of het standpunt van de auteur aan bod. Die wordt ook met argumenten ondersteund, maar die zijn eerder persoonlijk en in een meer informele stijl.
4 Deze soorten argumentatieve teksten kunnen voorkomen in een tijdschrift of krant. Verbind de tekstsoort met de juiste de nitie.
1 recensie avaste rubriek waarin een auteur (op vaak humoristische wijze) zijn/haar mening weergeeft
2 opiniestuk buitgebreide tekst waarin een onderwerp uit een specifiek vakgebied wordt ondersteund met aantoonbare feiten
3 column c artikel waarin de auteur zijn/haar mening uitgebreid en eerder zakelijk uitlegt
4 lezersbrief dorale argumentatieve tekst waarin een controversieel onderwerp vanuit allerlei standpunten wordt belicht door verschillende sprekers
5 wetenschappelijke tekst epersoonlijke reactie op een artikel uit een krant of tijdschrift
6 opinieforum ftekst die potentiële klanten overtuigt om een product te kopen
7 mondeling debat g digitale ruimte waarin gebruikers informatie en meningen over een onderwerp uitwisselen
8 advertentie h kritische bespreking van een cultureel product, zoals een toneelvoorstelling, boek of muziekuitvoering
5 Zoek voor elk van deze argumentatieve tekstsoorten minstens één voorbeeldartikel op een nieuwswebsite. Geef titel en auteur en vat vervolgens de inhoud van het artikel in maximum twee zinnen samen.
Het doel van een argumentatieve tekst is om de lezer te overtuigen. Het is dan ook belangrijk dat je dergelijke teksten kritisch leest. Daarom is het slim om met enkele aspecten van de tekst rekening te houden.
• autoriteit van de schrijver
Ga steeds na of de auteur van het artikel kennis van zaken heeft over het aangehaalde onderwerp. Dat kan bijvoorbeeld vanwege zijn/haar functie of affiniteit met bepaalde instituten of onderwijsinstellingen.
• bron of medium
Artikels in kwaliteitskranten of -tijdschriften kunnen vaak als betrouwbaarder beschouwd worden dan bijvoorbeeld een tweet of reactie op een internetforum. Kijk dus steeds vanwaar de tekst afkomstig is.
• kwaliteit van de argumenten
Auteurs van bijvoorbeeld opiniestukken of columns zullen jouw mening proberen te beïnvloeden met argumenten. Wees kritisch en onderzoek de sterkte van hun onderbouwing. Is de informatie juist? Wordt het probleem voldoende uitgelegd?
a niteit: verwantschap, verbondenheid
1 Bekijk de tekst op p. 291-292 globaal en los onderstaande vragen op.
a Welke soort argumentatieve tekst is dit? Waarom denk je dat?
b Welke problematiek bespreekt de auteur?
c Wat is zijn mening over de problematiek?
d Wat is de e-ANS?
‘We moeten dringend af van die typisch Vlaamse, zeer gecrispeerde houding ten aanzien van (taal)regels’, schrijft Steven Delarue. Hij plaatst een aantal kanttekeningen bij de commotie die ontstond bij de publicatie van de vernieuwde Algemene Nederlandse
Steven Delarue‘Zelden zoveel taalkundigen op één plek samen gezien!’, schreef iemand op Twitter, na de voorstelling van de nieuwe e-ANS, de Algemene Nederlandse Spraakkunst die dus sinds deze week in een gloednieuw jasje zit. De lancering van zo’n vernieuwde grammatica van het Nederlands, dat is voor een neerlandicus een beetje als de nieuwe PlayStation voor een verstokte gamer: je kijkt er reikhalzend naar uit, en je kunt niet wachten om eens op alle knopjes te gaan drukken en te kijken wat er gebeurt.
Feest voor de taalkundige
Op dat vlak stelt de nieuwe e-ANS trouwens niet teleur, want hoewel de meeste hoofdstukken nog steeds in revisie zitten en dus nog vernieuwd moeten worden, blijkt uit de vernieuwde stukken alvast dat er veel verrijkingen zijn toegevoegd: overal krijg je extra informatie, je kunt voorbeelden aanklikken, en begrippen worden meteen verklaard zodra je er even boven gaat hangen. Een feest voor de taalkundige dus, al maakte niemand zich bij de lancering illusies over bredere persaandacht voor die nieuwe grammatica. Toch een beetje niche en ‘incrowd’ allemaal, nee?
Maar nadat Radio 1 in een (vrij genuanceerd) item dan toch aandacht besteedde aan de nieuwe e-ANS, waarin Timothy Colleman (UGent) een en ander in de juiste context wist te plaatsen, ging de bal al snel aan het rollen. Een stukje van VRT NWS werd omgewerkt in een clickbait-artikel op HLN. be, dat intussen het internet - en Twitter - rondgaat. Opeens
heet het dat allerlei grammaticaregels ‘versoepeld’ worden en bepaalde ‘taalfouten vanaf nu wel juist zijn’. Dat is niet alleen luie journalistiek, het is ook het bewust verdraaien van een boodschap om er meer lezers en reacties mee aan te trekken. Dat soort gestook is uiteraard verre van nieuw, maar maakt me extra kwaad als het over taal gaat.
Want wat is een grammatica eigenlijk? Het is geen taalwetboek, geen prescriptief iets. Grammatica’s schrijven niet voor wat je moet gebruiken of wat je niet mag gebruiken. Ze beschrijven het reële taalgebruik van de modale moedertaalspreker. Dat ze als dusdanig ook worden gebruikt in het onderwijs, met name voor wie de taal aan het verwerven is, is in dat opzicht logisch: wie een taal leert, moet ook inzicht leren krijgen in wat de gemiddelde spreker van die taal als correct of fout aanvoelt. De moeilijkheid is alleen dat grammatica’s moeten evolueren met de tijd, aangezien ook de inschatting van taalgebruikers over wat wel of niet kan in een taal evolueert. De grammatica volgt die evolutie op, zij het met enige vertraging.
Maar in het geval van de e-ANS is meer aan de hand. Het is immers helemaal niet zo dat de ANS in 1997 schreef dat iets ‘niet mocht’, en nu besluit dat het ‘wel mag’. De nieuwe e-ANS is, veel meer dan de vorige versie, gebaseerd op allerlei soorten teksten in het Nederlands. Daar vallen dus ook allerlei tekstgenres onder die informeler van aard zijn dan wat in de vorige ANS beschreven zou zijn, waardoor logischerwijze ook constructies aan bod komen in de nieuwe versie die in de vorige niet aanwezig waren
‘Versoepelde’ grammaticaregels? Stop taal in te zetten als een wapen om verdeeldheid te zaaien
of onderbelicht waren gebleven. Alleen: daar staan dan wel labels bij, en vaak wordt er ook extra toelichting voorzien.
In het geval van de ‘groter dan / als’-discussie, die vandaag het sterkst in de media komt, staat er in de e-ANS bijvoorbeeld het volgende bij:
taalkundigen’ omdat ze proberen de taalvormen te beschrijven en te verklaren die we zélf gebruiken in ons eigen taalgebruik, omdat we vinden dat we ze eigenlijk niet zouden mogen gebruiken. De taalkunde is niet prescriptief, en hoort dat ook niet te zijn.
Het voegwoord ‘als’ is in deze functie niet voor alle taalgebruikers aanvaardbaar. Voor velen is ‘dan’ zelfs een sjibbolet voor correct Nederlands. Wie moeilijkheden op dit gebied wil vermijden, kan zich daarom beter van het gebruik van ongelijkheid-aanduidend ‘als’ - waar op zichzelf beschouwd geen enkel bezwaar tegen bestaatonthouden.
Je moet al van erg kwade wil zijn om daaruit te concluderen dat ‘als’ en ‘dan’ daardoor op exact dezelfde hoogte komen te staan, en al helemaal om te concluderen dat de e-ANS daarmee aan ‘versoepeling’ zou doen. De nieuwe Spraakkunst beschrijft vooral ook nieuwe teksten en genres, en werpt daardoor een breder, uitgebreider licht op taalkundige fenomenen die vroeger onderbelicht waren gebleven. Dat is goed nieuws, bijvoorbeeld ook voor het onderwijs, waar reflecteren over taalvariatie en nadenken over grammaticale fenomenen interessante en belangrijke aspecten van de vakstudie Nederlands (kunnen) zijn. Het houdt dan ook weinig steek om kwaad te worden op ‘de
Taal wordt steeds vaker ingezet als een wapen om verdeeldheid te zaaien. Dat is een kwalijke evolutie, die ervoor zorgt dat mensen zich niet op hun gemak voelen in hun eigen taal, maar er ook toe leidt dat nieuwkomers en niet-moedertaalsprekers van het Nederlands het steeds moeilijker krijgen om in onze taal thuis te komen. Als je dat combineert met een steeds feller discours rond het belang van taalverwerving en Nederlands leren en je krijgt het beeld van hardlopers die steeds harder moeten rennen, terwijl de finishlijn nog nét een tikkeltje sneller van hen wegschuift. Een race zonder einde, waar niemand beter van wordt. En dat voor iets als taal, een instrument dat we elke dag opnieuw gebruiken, en waar we liefst toch ook wat plezier zouden aan mogen beleven.
Steven Delarue is beleidsmedewerker taal en diversiteit bij Onderwijscentrum Gent en is hoofdredacteur van Fons, het tijdschrift en de lerarenvereniging voor didactiek Nederlands. Hij schrijft deze bijdrage in eigen naam.
gecrispeerd: krampachtig, gespannen de niche: exclusief, deel van een bepaalde sector het sjibbolet: taalvorm die verraadt welke taal of welke taalvariant iemand spreekt of tot welke groep iemand behoort
2 Lees de volledige tekst en duid per alinea maximum vier kernwoorden aan die een goed beeld geven van de inhoud van de alinea.
3 Vat elke alinea samen in een zin die de inhoud van dat onderdeel weergeeft. Schrijf de tekst niet over, maar stel zinnen in je eigen woorden op.
4 Vergelijk je zinnen uit opdracht 3 met die van een medeleerling. Hebben jullie de tekst op dezelfde manier opgevat? Vul aan en pas aan waar nodig.
5 Beantwoord onderstaande vragen over de tekst.
a Hebben volgens Delarue de media een positieve of negatieve invloed op het debat? Leg uit.
b Leg de metafoor van de hardlopers in je eigen woorden uit.
c Wat denk je dat de auteur van het artikel vindt van de zinnen uit opdracht 1 op p. 288? Leg uit.
6 Onderzoek de betrouwbaarheid van het artikel aan de hand van onderstaande vragen.
a Is auteur Delarue een expert op het vlak van de problematiek die hij aankaart? Leg uit.
b Wat kun je besluiten over de bron waaruit het artikel afkomstig is? Leg uit.
c Kies een alinea uit de tekst die jij een grote meerwaarde vindt voor het artikel. Kies vervolgens ook een alinea die volgens jou minder goed is. Motiveer voor beide alinea’s je keuze in minstens twee zinnen.
7 Ga op zoek naar een betrouwbaar, kwaliteitsvol artikel van iemand die het waarschijnlijk niet eens is met Steven Delarue.
Je kunt actieve en passieve zinnen van elkaar onderscheiden
Je kent het verschil tussen een enkelvoudige en een samengestelde zin
Je kent het verschil tussen een nevengeschikte en een ondergeschikte zin
Lees de interviews op p. 296 en los de bijhorende vragen op.
1* Welke tekst kon je het vlotst lezen? Welke tekst vind je het best geschreven?
2 Hoe komt dat, denk je?
3 Wat valt er op aan de zinnen in de tweede tekst?
4 Duid in de eerste tekst drie samengestelde zinnen met nevenschikking aan.
5 Wat zijn typische nevenschikkende voegwoorden?
6 Duid in de eerste tekst drie samengestelde zinnen met onderschikking aan.
7 Wat zijn typische onderschikkende voegwoorden?
8 Samengestelde zinnen zijn vaak langer dan enkelvoudige zinnen. Hoe weet je welke zinsoort je het best gebruikt?
Waarom ben jij psycholoog geworden?
Om ondersteuning te geven aan mensen die psychische hulp vragen. Mijn missie is: vanuit een oplossingsgerichte benadering onderzoek en behandeling bieden met een hoge kwaliteit, zodat iemand op eigen kracht weer verder kan. Naast een uitdagende job voor mezelf, waarin ik al mijn kennis kan gebruiken, wilde ik dus ook een baan waarin ik anderen kan helpen.
Waarom ben jij psycholoog geworden?
Om ondersteuning te geven aan mensen die psychische hulp vragen. Ik heb een missie. Vanuit een oplossingsgerichte benadering bied ik onderzoek en behandeling met een hoge kwaliteit. Zo kan iemand op eigen kracht weer verder. Ik wou altijd een uitdagende job voor mezelf. In die job kan ik al mijn kennis gebruiken. Daarnaast wilde ik ook een ander soort baan. Een baan waarin ik anderen kan helpen.
Kun je een gemiddelde werkdag beschrijven?
Elke cliënt wordt goed voorbereid. Zo lees ik het volledige klantendossier en bekijk ik eventueel gemaakte testen. Ook bekijk ik meteen wat het probleem zou kunnen zijn. Aan de hand van het specifieke probleem en met de vakliteratuur in de aanslag, kies ik voor de meest geschikte behandelvorm of therapie. Dankzij het gesprek met de cliënt ontvang ik nog meer informatie door te luisteren.
Mijn kwaliteiten zijn vooral empathie tonen, handvaten bieden voor hoe men met bepaalde situaties kan omgaan, toekomstgericht denken en perspectief bieden. Na elk gesprek wordt het klantendossier natuurlijk bijgewerkt want er is vaak verder onderzoek nodig.
Wat is de grootste uitdaging in je werk?
Hoewel mensen de weg wijzen in hoe ze met bepaalde situaties moeten omgaan een van mijn specialiteiten is, blijft het ook een uitdaging. Dat is immers niet altijd even gemakkelijk.
Wat geeft jouw baan de meeste voldoening?
Een klant zodanig begeleiden dat mijn hulp niet meer nodig is
Wat zijn de minder leuke kanten van je baan?
Ik kan te maken krijgen met deprimerende omstandigheden. In gesprek gaan met cliënten vraagt daarnaast ook een langdurige concentratie, wat erg vermoeiend kan zijn.
Welk advies zou jij mensen die psycholoog willen worden geven?
Kies de studie niet omdat je zelf het nodige hebt meegemaakt en denkt dat je hierdoor je beter in een ander kunt verplaatsen. Bereid je voor op keiharde concurrentie. Maar volg je hart en ga ervoor.
Naar: www.nationaleberoepengids.nl
Kun je een gemiddelde werkdag beschrijven?
Elke cliënt wordt goed voorbereid. Zo lees ik het volledige klantendossier. Ook bekijk ik eventueel gemaakte testen. Tot slot graaf ik ook dieper. Wat zou het probleem kunnen zijn? Aan de hand van het specifieke probleem en met de vakliteratuur in de aanslag, kies ik voor de meest geschikte behandelvorm of therapie. Dankzij het gesprek met de cliënt ontvang ik nog meer informatie door te luisteren.
Ik heb verschillende kwaliteiten. Ik toon veel empathie. Daarbovenop bied ik handvaten. Met die handvaten kan men met bepaalde situaties omgaan. Ook toekomstgericht denken en perspectief bieden is wat ik doe. Na elk gesprek wordt het klantendossier natuurlijk bijgewerkt.
Wat is de grootste uitdaging in je werk?
Ik wijs mensen de weg. Op die weg leren ze met bepaalde situaties omgaan. Dat blijft een uitdaging. Zelfs al is het mijn specialiteit. Dat is immers niet altijd even gemakkelijk.
Wat geeft jouw baan de meeste voldoening?
Een cliënt volledig begeleiden. Net totdat mijn hulp niet meer nodig is.
Wat zijn de minder leuke kanten van je baan?
Ik kan te maken krijgen met deprimerende omstandigheden. In gesprek gaan met cliënten vraagt daarnaast ook een langdurige concentratie. Dat kan erg vermoeiend zijn.
Welk advies zou jij mensen die psycholoog willen worden geven?
Er is een foute manier om je studiekeuze te maken. Je hebt zelf het nodige meegemaakt. Daardoor denk je verkeerd. Namelijk dat je je beter in een ander kunt verplaatsen. Bereid je voor op keiharde concurrentie. Maar volg je hart. Ga ervoor.
Naar: www.nationaleberoepengids.nl
1 Je markeerde in het interview drie samengestelde zinnen. Onderstreep daarin de bijzin.
2 Lees de onderstaande zinnen uit Het wordt spectaculair, beloofd van Zita Theunynck.
• Wat is het leukste dat jij ooit al gedaan hebt?
• Je liet haar wijn gieten in het tomatensausje dat jullie klaarmaakten.
• Mijn mama maakte me soms voor school heel vroeg wakker en dan reden we naar het kanaal en we zwommen daar.
• Ik weet dat mijn leven er niet van afhangt, maar ik wil het zo graag weten.
• Ik was er zeker van dat je al urenlang niets meer gegeten had.
a Markeer de onderwerpen en pv’s in twee verschillende kleuren.
b Hieronder staan de zinnen zonder hun voegwoorden. Er werd niets aan de woordvolgorde veranderd. Duid aan welke zinnen correct zijn en welke niet.
Wat is het leukste
Jij ooit al gedaan hebt
Je liet haar wijn gieten in het tomatensausje
Jullie klaarmaakten
Mijn mama maakte me soms voor school heel vroeg wakker
Dan reden we naar het kanaal
We zwommen daar
Ik weet dat mijn leven er niet van afhangt
Ik wil het zo graag weten
Ik was er zeker van
Je al urenlang niets meer gegeten had
c Vul op basis van oefeningen a en b het Onthouden-kader in.
In samengestelde zinnen met nevenschikking
• staan het onderwerp en de altijd naast elkaar,
• kun je de zin splitsen in twee correcte, zinnen,
• kun je het voegwoord vervangen door een en de zinnen blijven correct.
In samengestelde zinnen met onderschikking
• verandert de woordvolgorde als je een toevoegt,
• krijg je een zin als je de zin opsplitst in twee enkelvoudige zinnen.
De politie van Antwerpen heeft vijf mensen gearresteerd voor hun mogelijke betrokkenheid bij een steekpartij eerder zaterdagmorgen in de Bisschopstraat in Antwerpen. Daar werd een man zwaargewond door verschillende steekwonden aangetroffen.
Kort na 11 uur zaterdagvoormiddag stuurde de centrale de hulpdiensten naar de Bisschopstraat in Antwerpen.
(1) werden de hulpdiensten naar de Bisschopstraat in Antwerpen gestuurd Daar troffen ze een zwaargewonde man aan die verschillende steekwonden had. ‘De ambulance bracht de man zwaargewond naar het ziekenhuis’,
(2) ‘De man werd zwaargewond naar het ziekenhuis overgebracht’, zegt Lieselotte Claessens van het Antwerpse parket. ‘Hij heeft levensbedreigende letsels.
Korte tijd later werden vijf verdachten in de buurt gearresteerd. Eén van hen is minderjarig. De onderzoeksrechter werd gevorderd en er werd een onderzoek naar poging tot moord gestart door de onderzoeksrechter.
(3) de onderzoeksrechter startte een onderzoek naar een poging tot moord.
De onderzoeksrechter ging meteen na de feiten ter plaatse om de juiste omstandigheden van de feiten te kunnen onderzoeken. In de loop van de namiddag en avond werden de vijf verdachten verhoord. In de loop van de avond of morgen wordt er door de onderzoeksrechter beslist of de verdachten aangehouden blijven of niet.
(4) De onderzoeksrechter zal in de loop van de avond of morgen beslissen of de verdachten aangehouden blijven of niet.
Bron: standaard.be - 15/05/2021
1 Lees nu hierboven de tekst van een journalist. De eindredacteur heeft enkele aanpassingen aangebracht. Los de bijhorende vragen op.
a Waarom veranderde de eindredacteur zinnen (1) en (2)?
b Hoe noem je de zinsoort die de eindredacteur bij (1) en (2) gebruikte?
c Waarom veranderde de eindredacteur zinnen (3) en (4)?
d Hoe noem je de zinsoort die de eindredacteur bij (3) en (4) gebruikte?
e Bestaat een tekst het best uit vooral actieve of uit vooral passieve zinnen?
1 Lees de tekst Weg met het passief in de Trajectwijzer. Los de bijhorende vragen op.
a Wanneer gebruik je het best de actieve zinsvorm?
b Waarom wordt de actieve vorm in het algemeen als de betere zinsvorm aanzien?
c Schrijf bij elke zin hieronder waarom er toch voor de passieve vorm is gekozen:
1 De man die door de buitenwipper was geslagen, moest een nacht in het ziekenhuis blijven.
2 De vrouw is rond 10u30 gisterenavond vermoord.
3 De kerstboom op het Rockefeller Center in New York wordt ieder jaar mooi versierd.
Je leest de tekst Als een warme bakker in de Trajectwijzer
1 Geef het stappenplan voor een goed interview (drie stappen).
2 Hoe bereid je je goed voor op een interview?
3 De Ceulaer vergelijkt een journalist-interviewer met een bakker.
a Wat is de basis van die vergelijking?
b Wat probeert hij daarmee duidelijk te maken?
4 In onderstaand kader vind je de zeven grootste valkuilen voor een interview. Geef voor elke valkuil een tip om het beter te doen.
1 Je gaat slecht voorbereid het gesprek in.
2 Je let niet op lichaamstaal.
3 Je laat je vragenlijst niet meer los.
4 Het interview schiet alle kanten op.
5 Jouw persoonlijke mening schittert door het interview heen.
6 Je hebt te weinig informatie.
7 Je aantekeningen zijn niet te ontcijferen.
Bron: Babbage Company/De Redactie (www.babbage.nl)
Ook je vraagkeuze bepaalt het resultaat van je interview. In de Trajectwijzer lees je hoe je het best je vragen opstelt.
5 Noteer drie dingen die je hieruit geleerd hebt.
1 Bekijk een interview uit De Meiden van Halal met Hans Teeuwen. Wat gaat hier mis?
2 Hoe had dit interview beter kunnen verlopen?
3 Bekijk een interview uit KLAAR. Analyseer het fragment aan de hand van de volgende vragen.
a Wat zijn het doel en het onderwerp van dit interview?
b Hoe wordt het gesprek geopend?
c Welke soort vragen hoor je vooral in dit gesprek? Noteer voor elke vraag hieronder of het gaat over een open of gesloten vraag – een neutrale of suggestieve vraag – een directe of indirecte vraag – een hoofdvraag of een doorvraag.
1 Marie Curie kan toch niet de enige vrouwelijke wetenschapper zijn?
2 Hoe komt dat eigenlijk?
3 Hoe kunnen we meisjes warmer maken voor wetenschapsrichtingen?
4 Waarom moet je vrouwelijke wetenschappers hebben?
5 Zijn er nog van die voorbeelden?
4 Vergelijk dit interview met het interview van De Meiden van Halal. Vind je dit interview beter? Waarom wel/niet?
Ook de Meiden van Halal beseffen dat hun gesprek met Hans Teeuwen niet het beste interview was. Dat lees je kort in onderstaand artikel.
De zussen Esmaa, Jihad en Hajar Alariachi, ook wel bekend als de Meiden van Halal, kijken met wroeging terug op het veel besproken tv-gesprek dat ze in 2007 hadden met cabaretier Hans Teeuwen in het eenmalige programma Bimbo’s & Boerka’s.
‘Ik heb spijt van dat gesprek’, zegt Jihad maandag in de Volkskrant. Zij wist voor hun discussie naar eigen zeggen niet eens wie Hans Teeuwen was. ‘Ik heb vooral spijt van de manier waarop we de discussie voerden. We luisterden niet’, voegt Hajar daar aan toe. Volgens Jihad zijn de meiden, die inmiddels als ‘Mama’s van Halal’ een tv-comeback maken, daarin gegroeid. ‘In onze nieuwe serie zijn we minder uit op confrontaties en discussies en zijn we meer op zoek naar gesprekken en overeenkomsten.’
De zussen zouden het ondanks de pijnlijke ervaring toch leuk vinden om Teeuwen weer te mogen spreken, al is het nog onduidelijk of dat gaat lukken. ‘Hans heeft het heel druk in Londen, maar we houden contact’, zegt Esmaa. ‘We hopen dat hij in ons programma in gesprek wil over vrijheid van meningsuiting, mocht hij binnenkort weer in Nederland zijn en tijd hebben. Hij is inmiddels natuurlijk ook vader geworden, misschien hebben we nu iets meer met elkaar gemeen.’
Bron: hln.be - 05/12/2016
Wanneer je een interview afneemt, is het belangrijk dat je een aantal interviewtechnieken respecteert.
• Laat de geïnterviewde uitspreken.
• Let op je lichaamstaal: neem een open houding aan.
• Toon dat je luistert: knik af en toe en herhaal soms wat de geïnterviewde zegt.
• Toon respect voor de geïnterviewde.
• Stel interessante bijvragen.
• Blijf rustig.
1 Bekijk de interviews en bespreek op de volgende pagina voor elk interview onderstaande vragen.
a Wat is het gespreksonderwerp?
b Wie wordt geïnterviewd?
c Welke soort vragen worden er gesteld?
d Hoe reageert de geïnterviewde?
e Hoe zou je de toon van het interview omschrijven?
f Wat is de bedoeling van het vraaggesprek?
2 Naargelang het doel van een interview kun je drie vormen onderscheiden: het humaninterestinterview (of portretinterview), het informatieve interview en het confronterende (of harde) interview. Geef van elke soort een de nitie.
3 Los onderstaande vragen op.
a Wat voor soort interview is dat van De Meiden van Halal in lesdeel 2?
b Wat voor soort interview is dat van KLAAR in opdracht 1 in lesdeel 2?
Nu is het aan jou! Je bent door de hoofdredacteur van Humo uitgekozen om een interview te schrijven. En het is een leuke opdracht: je bent helemaal vrij om te kiezen we je gaat interviewen! Een familielid, een band die je graag hoort, de burgemeester … Zolang je er maar een interessant artikel van maakt, is de hoofdredacteur tevreden.
STAP 1 Kies een gesprekspartner die je leuk en interessant vindt.
STAP 2 Lees je in over je gesprekspartner. Schrijf dat op in puntjes. Wat weet je al over hem/haar? Heeft hij/zij al andere interviews gedaan? Wat wil je nog te weten komen?
STAP 3 Bereid je vragen voor. Noteer de tien vragen die je zeker wilt stellen. Houd rekening met de volgorde en de vraagsoorten. Wissel voldoende af!
STAP 4 Neem het interview af. Vergeet het niet te filmen of op te nemen. Let zeker op je lichaamstaal en openheid, zodat je gesprekspartner zich niet ongemakkelijk voelt.
STAP 5 Schrijf je interview uit. Je mag zelf kiezen of je een vraag-antwoordartikel schrijft of het interview liever in een tekst verwerkt.
STAP 6 Laat je tekst een nachtje liggen en lees hem opnieuw na. Houd daarbij zeker rekening met:
• de spelling
– Gebruik je voldoende leestekens?
– Begint elke zin met een hoofdletter?
– Heb je elk woord juist geschreven?
• de zinsbouw
– Gebruik je geen te lange zinnen?
– Gebruik je genoeg actieve zinnen?
– Gebruik je voldoende signaalwoorden?
• de structuur
– Zit er een logische opbouw in je tekst?
– Begint je tekst met een inleiding?
– Gebruik je voldoende tussentitels?
– Eindig je met een duidelijk slot?
STAP 7 Laat je tekst nalezen. Geef je medeleerling een van de drie aandachtspunten uit stap 6. Zorg dat hij/zij daarvoor bijzondere aandacht heeft.
STAP 8 Zorg voor een leuke lay-out zodat je artikel meteen in het magazine gepubliceerd kan worden. Denk aan fotomateriaal, quotes, woorden vet of cursief …
Je las je goed in over je gesprekspartner, je hebt al je vragen nauwkeurig voorbereid en weet wat het doel is van je interview.
Je stelt vragen uit minstens vier vraagsoorten. Je respecteert daarbij een correcte vraagstelling met een logische volgorde, enkelvoudige zinnen, zo veel mogelijk neutrale en open vragen. Tijdens het gesprek stel je voldoende doorvragen om het interview logisch te laten verlopen.
Je maakt geen fouten tegen spelling, zinsbouw of structuur.
Je tekst heeft een logische opbouw: het begint met een inleiding, heeft voldoende tussentitels en eindigt met een overzichtelijk slot.
creativiteit
Je scoort op minstens vier
criteria:
- originele titel
- origineel onderwerp
- originele invalshoek
- originele lay-out
- originele vragen
Aanvullende commentaar:
Je hebt voldoende vragen voorbereid en je weet wat het doel is van het interview, maar je hebt je onvoldoende ingelezen over je gesprekspartner.
Je stelt vragen uit minstens drie vraagsoorten. Je respecteert daarbij een correcte vraagstelling, maar je houdt je te hard vast aan je voorbereiding. Daardoor stel je te weinig doorvragen.
Je hebt je onvoldoende voorbereid.
Je stelt vragen uit twee of minder vraagsoorten. Je gebruikt te veel gesloten en/of suggestieve vragen.
Je maakt enkele fouten tegen spelling, zinsbouw of structuur.
Je tekst heeft een logische opbouw, maar je vergeet om het artikel in te leiden, tussentitels toe te voegen en/ of met een overzichtelijk slot te eindigen.
Je scoort op minstens drie
criteria:
- originele titel
- origineel onderwerp
- originele invalshoek
- originele lay-out
- originele vragen
Je tekst heeft meerdere fouten tegen spelling, zinsbouw of structuur.
De tekst heeft een onlogische structuur. Je leidt je tekst niet goed in, voegt amper tussentitels toe en/of eindigt zonder of met een onoverzichtelijk slot.
Je scoort op twee criteria of minder:
- originele titel
- origineel onderwerp
- originele invalshoek
- originele lay-out
- originele vragen
Op iDiddit vind je oefeningen over tautologie, pleonasme en contaminatie; betekenisrelaties en de spelling van de hoofdletters.
Voor het lezen
Je leest zo dadelijk de tekst Nee, je kunt er niets aan doen dat je dt-fouten schrijft in de Trajectwijzer
1 Ken jij de dt-regels op je duimpje? Doe de test.
2* Je krijgt nu een minuut om de tekst globaal te lezen, beantwoord dan vraag 3. Hoe ga je dit aanpakken?
3 Juist of fout? Geef aanvullende informatie/argumenten.
a De schrijvers van het artikel zijn betrouwbaar.
b Dit is vooral een opiniërende tekst.
c Het gaat hier om een wetenschappelijk artikel.
d De aanleiding voor het artikel was de hoeveelheid dt-fouten die nog steeds gemaakt worden in kranten en op nieuwssites.
e In de inleiding staat een paradox (= een schijnbare tegenstelling).
Lees nu de tekst grondig en beantwoord de volgende vragen.
4 In de tweede alinea lezen we dat ‘de Nederlandse spelling is gebaseerd op twee grote principes: het fonologische en het morfologische principe’ (zie ook les 2). Om welk principe gaat het bij de spelling van:
• ‘dorpsschool’ (met een tussen-s)?
• ‘raaf’ versus ‘raven’
5 Waarom maken we eigenlijk zo vaak dt-fouten? Geef de twee oorzaken uit de tekst.
6 Welke twee signaalwoorden (of signaalwoordgroepen) worden er gebruikt om die redenen aan te kondigen?
7 In de achtste alinea lezen we: ‘Jammer voor ons worden we relatief weinig met een dt-probleem geconfronteerd’. Waarom is dat jammer volgens de auteurs?
8 Welke stelling omschrijft het best de hoofdgedachte van de tekst?
a De dt-regels maken het ons moeilijk aangezien we ze in de praktijk niet vaak moeten toepassen.
b We zouden beter de dt-regels afschaffen, iedereen blijft ze maken.
c De dt-regels zijn eenvoudig, maar er zijn redenen waarom we toch zo vaak fouten maken.
d We schrijven het vaakst zoals we het horen, daarom maken we vaak dt-fouten.
Naar aanleiding van dit artikel verschenen de onderstaande berichten op sociale media.
Vandaag in De Standaard: ‘Zoon van Pedro Elias hersteld van kanker’ Ik bedacht dat dit toch een totaal andere betekenis heeft dan: ‘Zoon van Pedro Elias herstelt van kanker’ Dus die dt-regels afschaffen?????
Iedereen maakt fouten. Maar om daarom meteen te concluderen dat we wat moeilijk(er) is niet eens meer moeten proberen goed te doen, vind ik toch wat vreemd. Wat is het alternatief trouwens? Fonetisch? Iedereen kiest zelf?
De mensen zijn zo gemakzuchtig tegenwoordig … Persoonlijk vind ik het heel knap als iemand deftig kan schrijven en de dtregels kent. Daarnaast kan ik me ergeren dat mensen woorden ‘vervormen’, bv. in plaats van mijn of m’n gebruiken ze men … Daar krijg ik echt rillingen van!
Gisteren zei mijn dochter (derde middelbaar, goed paasrapport) in een gesprek ‘ik ga er met volle tuigen van genieten’. Toen we haar erop wezen dat het ‘teugen’ was, kregen we het antwoord dat iedereen wel begrijpt wat ze wilt zeggen, dat spelling er de dag van vandaar niet meer toe doet. En net nu, nu de jeugd zich meer en meer van slang en sms-taal bedient, bevestigen dat ‘inhoud belangrijker is dan vorm’, ‘je er niet aan kunt doen dat je -dt fouten maakt’, is wat mij betreft gevaarlijk. Want uiteindelijk gaat het niet over foutloos …
4
9 Welke berichten vind je terecht, welke niet? Kies één bericht uit om een reactie van ongeveer vijftig woorden te schrijven. Verwijs in je reactie naar de tekst uit de Trajectwijzer. Doe dit in je eigen woorden, parafraseer!
1 Je hoort duidelijk een verschil tussen de taal van kinderen en die van volwassenen. Als je luistert naar het taalgebruik van je kleine broer, zus, neef, nicht … wat valt je dan op?
Taalverwerving verloopt in stapjes
redupliceren – holofrase – onomatopee – imperatiefzin – fronting – vocaal – lingua – gliding – associatie –eenwoordzin – tateren – brabbelen – bijvoeglijk naamwoord – assimilatie – contaminatie – etymologie
2 Orden bovenstaande woorden in vier groepen. Gebruik voor elke groep een andere markeerkleur.
A woorden die ik nog nooit heb gehoord
B woorden die ik al gehoord heb, maar die ik niet begrijp
C woorden die ik begrijp als ik ze hoor/lees, maar zelf niet zou kunnen gebruiken
D woorden die ik begrijp en die ik zelf in een betekenisvolle zin zou kunnen gebruiken
3 Vergelijk jouw ordening met die van een medeleerling.
Je bekijkt een videofragment van baby’s in de prelinguale/voortalige fase
4 Je ziet hieronder enkele kenmerken. Bepaal op basis van je observaties welke kenmerken bij de prelinguale fase (0-12 maanden) horen.
Fase 1: prelinguale/voortalige fase 0-12 maanden
ontwikkeling klankherkenning en klankproductie → tateren, schreien, variëren in toonhoogte en volume
start vervoeging enkelvoudige werkwoorden
eenwoordzinnen = holofrasen
kind ontdekt wat het allemaal kan met klanken en mond: is eigenlijk een beetje spelen
vanaf 4 à 6 maanden: brabbelfase, imiteren, redupliceren (tatata, papapa …), meer variatie
woorden worden aan begrippen gelinkt
kinderen imiteren de klanken van volwassenen
Je bekijkt zo dadelijk een videofragment van enkele baby’s in de vroegtalige fase.
5 Ken je deze termen nog? Verbind de begrippen met de juiste verklaring en een voorbeeld.
1 onomatopee a l/r glijdt naar j/w I Eet!
2 reduplicatie b vermenging van verschillende uitdrukkingen of begrippen II wawa voor water
3 imperatief c bevelende wijs III kippehaan i.p.v. kip of haan
4 gliding d klanknabootsing IV joop voor loop
5 contaminatie e herhaling van een woord(deel) V waf voor hond
1 2 3 4 5 verklaring voorbeeld
Je leerkracht laat je nu het fragment zien.
6 Vul op basis van dat fragment op p. 312 de kenmerken van de vroegtalige fase (12-24 maanden) verder aan met de woorden hieronder.
progressieve assimilatie – betekenisvolle, identificeerbare woorden – reduplicaties – fronting – imperatiefzinnen – onomatopeeën – holofrasen – woorden uit directe omgeving – gliding –regressieve assimilatie – met één woord alles zeggen
7 Bekijk onderstaand woordraster. Welke woorden horen samen? Markeer ze in dezelfde kleur.
assimilatie toettoet i.p.v. auto ruree i.p.v. puree eenwoordzinnen
fronting vooral onomatopeeën dant u i.p.v. dank u
medeklinker vooraan i.p.v. achteraan in de mond uitspreken
medeklinker schuift op s wordt f progressief of regressief holofrasen
8 Lees de onderstaande korte dialoogjes. Welke fouten maakt het kind?
a Waarmee eet je soep? Pepel!
b Wat wil je graag eten? Koekoek.
c Oei, wie heeft dat nu kapot gedaan?
Tapot!
d Welke kleur heeft die boom?
Gjoen!
e Flink zo, Sofie, heb jij alles opgegeten?!
Babo fifi.
12-24 maanden
eigenlijke taalgebruik begint: herkenbare en betekenisvolle klanken en woorden
Stap 1
vooral zelfstandige naamwoorden
klanken en betekenissen verbinden: start opbouw woordenboek
mama, papa, dieren …
Stap 2 (= eenwoordzinnen)
Mama. voor Mama, help mij. of Mama, kom naar hier. of Daar is mama.
hoofdzakelijk en brommer → tutuut, hond → wafwaf
Stap 3 tweewoordzinnen
meestal : Papa doen!
hoofzakelijk zelfstandige naamwoorden, soms ook werkwoord of bijvoeglijk naamwoord
woordvorming onvolledig
nog veel fouten
:
bepaalde medeklinkers worden i.p.v. achteraan in de mond, vooraan uitgesproken k → t, dank u → dant u
:
liquidae (l, r) worden semivocalen of glides (j, w)
loop → joop
assimilatie
:
medeklinker aan begin woord schuift op naar het midden tafel → tatel
:
medeklinker midden woord gaat naar begin gordijnen → dordijnen
In een volgend filmpje zie je een peuter die zich in de differentiatiefase bevindt.
9 Welke fouten hoor je? Bespreek klassikaal.
10 Kijk naar de volgende fouten. Waar zouden die vandaan komen?
1 mijn kleren aandoenen
a foute associatie
2klein meisje, grote meis
b etymologiseren
3 Een pollepel heet zo omdat je hem in je pol (= hand) moet vasthouden. cfoute contaminatie
4 Mama zijn haar is geknipt.
5 Ik eten pap.
d ongekende woorden vervangen door bekende woorden
1 2 3 4 5
11 Bekijk onderstaande tabel met kenmerken van de di erentiatiefase. Duid aan wat een kenmerk is.
Fase 3: differentiatiefase/verrijkingsfase
24 maanden-5 jaar
(juiste én foute) contaminaties en associaties worden gemaakt mijn kleren aandoenen voor mijn kleren aandoen/aantrekken
er worden nog veel gliding-fouten gemaakt
de zinnen zijn vaak nog niet te begrijpen
ongekende woorden/woorddelen worden vervangen door woorden/woorddelen die fonologisch vertrouwder zijn apotheker → appeltheker
kinderen praten voornamelijk met imperatiefzinnen
etymologiseren = bepaalde fonologische vormen drukken bepaald begrip uit: zelf verklaring voor zoeken
overregularisatie: het gebruik van regelmatige regels voor onregelmatige vormen Ik glijdde uit.
12 Benoem de fout.
a Ben jij op het springkasteel geweest?
Ja, ik heb gespringt.
b *Mama geeft het kind een kussen voor een te diepe zetel.*
Een hoofdkussen, dat is om hoger te liggen hé?
c Wat heb je gedaan gisteren?
Ik ben geverjaardagd.
Je bekijkt nu een laatste videofragment van enkele kinderen in de voltooiingsfase
13 Wat zou je op basis van het videofragment zeggen over hoe de leerlingen verder bijleren, hun grammaticale kennis en hun woordenschatkennis? Vul aan in het kader.
vanaf lagere school
Je bekijkt een videofragment uit Man over woord over brabbeltaal.
Man over woord was een televisieprogramma op Canvas. Het is een taalprogramma, gepresenteerd door Pieter Embrechts, gemaakt door productiehuis Het Televisiehuis. Er werden twee seizoenen van telkens zes afleveringen uitgezonden. Het bracht verschillende informatieve en luchtige rubrieken over de Nederlandse taal. Pieter Embrechts ging niet op zoek naar de regeltjes, maar naar de schoonheid en de geheimen van onze taal. Bron: www.wikipedia.be
14 Hieronder zie je vijf kenmerken van babytalk. Vul aan waarom volwassenen dat speci eke kenmerk toepassen.
• hogere toon
• onomatopeeën
• herhalen
• zelfstandig naamwoord + ‘doen’
• vragen stellen en zelf beantwoorden
15 Hoe belangrijk is taalaanbod?
Je leest nu Genie, een wild kind op p. 316.
16 Beantwoord onderstaande vragen. Maak daarbij gebruik van de ingevulde kaders met de verschillende fasen van taalverwerving.
a Waarom is Genie mishandeld? Beschrijf in je eigen woorden.
b Heeft Genie de brabbelfase gekend? Hoe weet je dat?
c In welke fase zat Genie toen ze in het ziekenhuis terechtkwam? Hoe weet je dat?
d Welke fase(s) in de taalontwikkeling zal Genie nooit halen?
e Was het onderzoek op Genie ethisch verantwoord? Met andere woorden: vind jij dat de wetenschappers een stap te ver zijn gegaan of niet? Waarom?
De leerkracht verdeelt de klas in groepen. Elke groep krijgt een tekst over taalverwerving. Wanneer je die hebt gelezen, los je samen met je groepsgenoten de bijhorende vragen op. Let zeker goed op, want je presenteert de resultaten aan de rest van je klas!
Op 4 november 1970 werd er in Los Angeles een meisje ontdekt. Ze was dertien en een half jaar oud, maar zag er niet ouder uit dan zes jaar. Daarbij kon ze niet lopen, vast voedsel eten of praten. Toen ze twintig maanden oud was, werd ze vastgebonden aan een pipistoel door haar vader en werd ze mishandeld. Verder had ze geen menselijk contact. Haar ontwikkeling begon dan ook pas op het moment dat haar moeder hulp zocht. Genie is een voorbeeld van een wild kind, of wolfskind.
Wat is een wolfskind?
Wolfskinderen zijn kinderen die opgroeien zonder of met zeer weinig menselijk contact. Er zijn twee types wolfskinderen: kinderen die echt opgevangen worden door wilde dieren, of kinderen die thuis opgroeien in totaal isolement. Vaak gaat dat gepaard met fysieke mishandeling. Wolfskinderen ontwikkelen door dat gebrek aan menselijk contact niet zoals andere kinderen.
In april 1957 werd Genie geboren. Haar moeder was gedeeltelijk blind, en haar vader depressief. Na twintig maanden begon ze te praten. Een arts vertelde haar ouders dat ze zich traag ontwikkelde en dus misschien mentaal gehandicapt was. Haar vader maakte hiervan dat ze achterlijk was, zonderde haar af van de buitenwereld. Vanaf dat moment zat Genie vastgebonden aan een stoel. ’s Nachts werd ze eraf gehaald om aan een bed vastgebonden te worden. Haar ouders praatten niet met haar, maar haar vader mishandelde haar wel regelmatig. Genie leerde niets. Ze kon niet lopen, praten of zelfs normaal eten toen ze gered werd.
De redding
4 november 1970, Genie is 13 jaar en 7 maanden oud wanneer haar moeder besluit haar vader te verlaten. Ze gaat naar een instantie voor maatschappelijk werk om hulp voor blinden te krijgen en neemt haar dochter mee. De maatschappelijk werker schatte Genie ongeveer zes jaar in en dacht dat ze zwaar autistisch was. Toen Genies moeder haar de werkelijkheid vertelde, werden zij en haar man onmiddellijk gearresteerd. Genie werd naar een kinderziekenhuis gebracht.
Genies ontwikkeling
De ‘echte’ ontwikkeling van Genie begon eigenlijk op de dag dat ze in het kinderziekenhuis terechtkwam. Genie leerde snel woorden en vroeg van elk voorwerp hoe het heette. Op een paar maanden tijd leerde ze zo honderden woorden, maar ze correct uitspreken bleef moeilijk. Haar geluiden waren piepend en moeilijk te verstaan. Dat kwam waarschijnlijk doordat ze altijd bang was geweest om geluid te maken door de mishandelingen.
Genie leerde veel bij, en niet alleen op taalvlak. Ze werd zindelijk, leerde zichzelf aankleden, begon te rennen en te giechelen. Ze groeide in die tijd op tot een kind van twintig maanden: Genie had dus nog steeds een grote achterstand.
Ook haar woordenschat bleef groeien, maar het lukte haar niet om normale zinnen te maken. Wetenschappers vroegen zich af of ze misschien zwakbegaafd was, maar uit de tests bleek dat dat niet het geval was. Ze zou dus normaal gezien perfect in staat moeten zijn om volzinnen de vormen.
Hersenontwikkeling
Met hersenscans werd aangetoond dat Genies linkerhersenhelft vrijwel niet ontwikkeld was. Die helft is onder andere verantwoordelijk voor taal. Jarenlang werd Genie gestimuleerd, maar de hersenhelft kon niet verder ontwikkelen. Door het gebrek aan stimulatie op een jonge leeftijd kon Genie dus later niets meer leren.
Hoe gaat het verder?
Het verhaal van Genie liep niet goed af. Vijf jaar lang zorgde een speciaal team van wetenschappers voor haar: ze leerden haar dingen bij en legden haar ontwikkeling vast. Daarna stopte de overheid de subsidies. Genies moeder klaagde de wetenschappers aan voor slechte behandeling van Genie. Ze zei dat Genie veel te veel getest werd, en dat de wetenschap belangrijker werd geacht dan Genies vooruitgang. De wetenschappers mochten nu niet meer in de buurt van Genie komen, maar Genies moeder kon nog steeds niet voor haar zorgen. Genie werd vervolgens van pleeggezin naar pleeggezin gestuurd. In een daarvan werd ze weer mishandeld, hierna sprak ze niet meer.
Ondertussen woont ze in een verpleegtehuis voor volwassen in het zuiden van Californië. Met de wetenschappers heeft ze geen contact meer.
Bron: wetenschap.infonu.nl
Je leert hoe gesproken en geschreven taal iets vertelt over iemands identiteit
Je maakt kennis met enkele begrippen uit de sociolinguïstiek
A Uw voedselallergie kan een jeukend exantheem veroorzaken. Ik denk hier niet meteen aan constitutionele eczeem.
E Ik wil gaarne enkele woorden wisselen met u over uw verkering me die deerne.
1 Beluister enkele fragmenten. Maak een ctief paspoort van wie er aan het woord is.
a Zoek een foto van een persoon die bij dat fragment past.
b Wat voor iemand is er volgens jou aan het woord? Hoe ziet die persoon eruit, denk je? Is het een man of een vrouw? Waar woont hij/zij? Hoe oud is hij/zij ongeveer? Welk beroep zou hij/zij uitoefenen?
2* Vergelijk nu jouw paspoorten met die van een medeleerling. Welke overeenkomsten en verschillen zie je?
3 Op basis waarvan heb je de paspoorten gemaakt?
4 Bekijk de uitspraken en foto’s op p. 317.
a Bij wie zou je elke uitspraak plaatsen?
b* Leg telkens uit waarom je dat denkt.
5 Geef enkele voorbeelden van woorden of uitdrukkingen die eigen zijn aan een bepaalde groep mensen.
a Waarom zouden mensen woorden of uitdrukkingen gebruiken die eigen zijn aan een bepaalde groep?
b* Gebruik je zelf woorden of uitdrukkingen binnen een bepaalde groep, bijvoorbeeld een sportclub, jeugdbeweging, vriendengroep …?
c Gebruik je die woorden in elke context? Licht toe
6 Niet alleen in gesproken taal, maar ook in geschreven taal is er heel wat variatie. Waarin verschillen de gps-berichten op p. 319?
Als TomTom-meldingen geschreven werden door een jurist …
Als TomTom-meldingen geschreven werden door een lokale politicus …
TomTom streeft naar correcte en actuele route-informatie maar kan niet garanderen dat de informatie juist is op het moment waarop zij wordt ontvangen of dat de informatie na verloop van tijd nog steeds juist is. Daarom kunt u aan de informatie op deze TomTom geen rechten ontlenen. TomTom aanvaardt geen aansprakelijkheid voor de schade als gevolg van onjuistheden en/ of gedateerde route-informatie. TomTom is niet verantwoordelijk voor de staat van de route waarnaar wordt verwezen. Na 300 meter, sla rechtsaf.
We staan voor een ingrijpende veranderopgave. Willen we een succesvolle transitie naar de afslag maken, dan moeten we over 300 meter de regie pakken, het beleid uitlijnen en ons naar rechts herpositioneren.
Met taal kun je in de eerste plaats communiceren. Maar taal heeft nog een tweede functie: je kunt ook je identiteit uitdrukken. Je kunt met taal aanduiden dat je tot een bepaalde groep behoort of dat je je met een bepaalde groep wilt identificeren. Via taal kun je dus ook anderen van jouw wereld uitsluiten (exclusie) of erin toelaten (inclusie).
Elke persoon behoort tot verschillende groepen (familie, stad, streek, land, religie, filosofie, vriendengroep, beroep …). En elke groep heeft de neiging taalvariaties te ontwikkelen die hen afbakenen van andere groepen. Taal is dus een middel waarmee mensen zich kunnen onderscheiden van anderen die niet tot hun groep behoren.
Daarom gebruikt elke spreker in de praktijk veel taalvariëteiten of registers, zelfs al is die er zich niet van bewust. Mensen zijn dus van nature meertalig.
Sociolinguïstiek is een tak van de taalwetenschap die het verband tussen de taal en een sociale groep bestudeert.
1 Weet je wat de volgende begrippen betekenen?
a Verbind het begrip met de juiste betekenis.
b Twee betekenissen kun je niet linken aan een begrip. Welk begrip beschrijven ze?
1 jargon aeen mengtaal die jongeren van verschillende culturele en sociale achtergronden in het dagelijks leven spreken
2 sociolect btaal die gebruikt wordt binnen een vakgebied of een groep mensen; vaktaal die voor buitenstaanders vaak moeilijk te begrijpen is
3 archaïsch taalgebruik couderwetse taal die niet vaak meer als spreektaal wordt gebruikt
4 formeel taalgebruik dgeen dialect, maar ook geen standaardtaal; een taalvariëteit die daar ergens tussenin ligt
5 informeel taalgebruik etaalvariëteit die als norm geldt en bv. in het journaal wordt gebruikt
6 tussentaal ftaalgebruik in een zakelijke, officiële context
7 jongerentaal gtaalgebruik in een ongedwongen context die tot de privésfeer behoort
8 straattaal htaal die jongeren spreken; verandert heel snel i taalvariant die typerend is voor een bepaalde sociale groep jvariëteit die gesproken wordt in een bepaalde stad of dorp
Friet, patat of petat. Je hebt maar één woord nodig om te horen of de persoon met wie je spreekt een Vlaming of een Nederlander is. Maar je woordgebruik en je uitspraak verklappen nog méér dan alleen je woonplaats. Hoe dat komt en hoe dat werkt, legt sociolinguïst Rik Vosters je haarfijn uit.
2 Orden de volgende woorden in vier groepen. Gebruik voor elke groep een andere markeerkleur.
A woorden die ik nog nooit heb gehoord
B woorden die ik al gehoord heb, maar die ik niet begrijp
C woorden die ik begrijp als ik ze hoor/lees, maar zelf niet zou kunnen gebruiken
D woorden die ik begrijp en die ik zelf in een betekenisvolle zin zou kunnen gebruiken
sociolinguïst – pedant – aanname – boutade – courant – gestigmatiseerd – norm – etniciteit –verloedering – taalpuristen – flexibel – formeel – informeel
3 Bespreek jouw rangschikking met een medeleerling. Kunnen jullie elkaar helpen om de betekenis van woorden te vinden?
4 Omcirkel ten slotte drie woorden en zoek daarvan de betekenis op.
5 Beluister de uiteenzetting van professor Vosters en noteer tijdens het luisteren de relevante informatie.
6 Leg je notities naast die van een medeleerling en probeer nadien samen de volgende vragen te beantwoorden.
a Waarom doet de spreker zo zijn best om zijn taal te verzorgen?
b Geef een antwoord op de centrale vraag: ‘Wat verraadt taal over jou?’ Som vijf zaken op.
c ‘Binnen taalgebruik heeft elke variëteit zijn functie of een plaats.’ Leg uit en geef een voorbeeld.
d Wat is hypercorrectie? Leg uit en geef een voorbeeld.
e Komt hypercorrectie vooral voor in formele of in informele taal?
f ‘Taal is geen statisch gegeven.’ Leg uit en geef een voorbeeld.
In de Trajectwijzer vind je een korte tekst waarin alles wat je tot nu toe in deze les leerde, nog eens wordt samengevat. Neem deze tekst door en ga na of je alle onderdelen begrepen hebt.
U zoekt even naar uw woorden en daar is hij al: de ‘eh’. Steeds vaker komt daar nog een ‘m’ achter. Bent u jong, hoogopgeleid, vrouw en Vlaming, dan wordt de kans alleen maar groter dat u vaak aarzelt met een ‘ehm’.
Dat blijkt uit een studie in het tijdschrift Language Dynamics and Change . De taalkundige Martijn Wieling (Rijksuniversiteit Groningen) bestudeerde daarvoor tweets van Vlamingen en Nederlanders en opnames van gesproken Nederlands. Daaruit bleek dat het tussenwerpsel ‘ehm’ de laatste jaren in opmars is, ten nadele van ‘eh’.
Jonge mensen bleken relatief meer ‘ehm’ te gebruiken dan oudere mensen. Ook vrouwen zeggen relatief vaker ‘ehm’ dan mannen. ‘Vrouwen nemen sneller veranderingen in taal over dan mannen, ze praten moderner’, vertelt Wieling. Jonge vrouwen gebruiken ongeveer 20 procent ‘ehm’ (tegenover 80 procent ‘eh’), terwijl dat bij jonge mannen 13 procent is. Bij oudere mannen is ‘ehm’ slechts goed voor een aandeel van 5 procent. Bij Vlamingen en hoogopgeleiden is het ‘ehm’-effect sterker dan bij Nederlanders en laagopgeleiden.
Maar hoe komt het dat we in het Nederlands vaker ‘ehm’ in de mond nemen? Daar hebben de onderzoekers geen pasklaar antwoord op. ‘Eén verklaring is de invloed van het Engels, waar de variant met “m” relatief al meer ingeburgerd is dan in het Nederlands’, zegt Wieling. ‘Omdat we vaker met het Engels in contact komen, zouden we sneller geneigd zijn om “ehm” te zeggen.’
Een andere verklaring voor de opmars is de veranderende etiquette. ‘“Eh” spreek je uit met open mond, bij “ehm” sluit je aan het einde je mond’, zegt Wieling. ‘Daardoor vinden we “eh” beleefder dan “ehm”.’
Toch denkt Wieling niet dat ‘eh’ ooit zal verdwijnen. ‘Zijn populariteit kalft dan misschien af, “eh” wordt nog altijd het meest gebruikt’, zegt hij. ‘De verwachting is wel dat we “ehm” in de toekomst nog veel meer zullen horen.’
Bron: standaard.be - 06/01/2017
Lees hierboven een voorbeeld van een sociolinguïstisch onderzoek en beantwoord de vragen.
1 Vat in een zin de conclusie van het onderzoek samen.
2 Welke vier factoren beïnvloeden of iemand ‘eh’ of ‘ehm’ zegt?
3 Welke twee oorzaken haalt Wieling aan voor zijn resultaten?
4 In welke alinea vind je een antwoord op deze vragen?
a Welke methode gebruikte de onderzoeker?
b Wat waren de resultaten van het onderzoek?
1 Je leerkracht vertelt je het verhaal van de dood van Paul Harland. Luister goed en achterhaal de leugens.
2 Lees nu de tekst op p. 324. Welke leugens heeft je leerkracht verteld?
3 De tekst bevat enkele moeilijke woorden. Orden onderstaande woorden in vier groepen. Gebruik voor elke groep een andere markeerkleur.
A woorden die ik nog nooit heb gehoord
B woorden die ik al gehoord heb, maar die ik niet begrijp
C woorden die ik begrijp als ik ze hoor/lees, maar zelf niet zou kunnen gebruiken
D woorden die ik begrijp en die ik zelf in een betekenisvolle zin zou kunnen gebruiken
relevant – geschil – beslechten – toxicologisch – recent – hiv – dat valt (niet) te rijmen met –in schril contrast – steenkolenengels – negatie
4 Maak met de volgende woorden telkens een zin waaruit blijkt dat je het woord goed begrepen hebt: rijmen met – geschil – in schril contrast
5 Vat de tekst samen met behulp van de onderzoeksstructuur. Zorg ervoor dat iemand die de tekst niet gelezen heeft, de tekst vlot begrijpt door jouw samenvatting. Beperk je dus tot de belangrijkste informatie uit de tekst.
Een bijzondere tak van de toegepaste taalkunde is de forensische taalkunde. Forensisch taalkundigen doen onderzoek naar taaluitingen die relevant zijn voor het feitenonderzoek bij rechtspleging of geschillenbeslechting. Het gaat hierbij dus om ‘taal als bewijs’. Is het werkelijk mogelijk om aan de hand van taaluitingen misdaden op te lossen?
Ton Broeders
Op 17 juni 2003 werd de 42-jarige Nederlandse sciencefictionschrijver Paul Harland (pseudoniem voor Paul Smit) dood aangetroffen in zijn huis in Tiel. De schrijver lag in bed, met een plastic zak over zijn hoofd. Toxicologisch onderzoek wees op de recente inname van acht à negen slaappillen. Naast zijn bed lag een Engelstalig afscheidsbriefje, gericht aan zijn man Tarik D., met wie hij eerder dat jaar was getrouwd. Uit het briefje viel af te leiden dat de schrijver zelfmoord had gepleegd omdat hij met hiv geïnfecteerd was. Dat laatste leek te worden bevestigd door twee ter plaatse aangetroffen (eveneens Engelstalige) e-mailberichten, waarin ene Dave uit Liverpool de schrijver verweet hem met hiv te hebben besmet. Toch werd er al snel getwijfeld aan het zelfmoordscenario. Die twijfel werd vooral gevoed door de tekst van de afscheidsbrief. Was die wel geschreven door Harland zelf? Een mooie vraag voor de forensisch taalkundige. (…)
Hoewel uit de inhoud van het afscheidsbriefje viel op te maken dat de schrijver zelfmoord had gepleegd, leek de vorm ervan toch moeilijk met dat scenario te rijmen. Vrienden van de schrijver wezen erop dat het briefje vol Engelse taalfouten stond. En dat terwijl Harland nog kort voor zijn dood een Engelstalig boek had gepubliceerd. Het Openbaar Ministerie gaf het Nederlands Forensisch Instituut (het NFI) opdracht te onderzoeken of Harland inderdaad de schrijver van het briefje was. Als vergelijkingsmateriaal voor dat onderzoek stelde het OM een groot aantal Engelstalige e-mailberichten ter beschikking, afkomstig van de computer van de schrijver. Daaruit bleek dat de schrijver beschikte over een uitzonderlijk goede beheersing van het Engels. Dat stond in schril contrast met het steenkolenengels van het afscheidsbriefje, waarvan het taalgebruik sterk overeenkwam met dat van de weinige Engelstalige vergelijkingsteksten die beschikbaar waren voor de verdachte Tarik D. Zo bevatte het briefje dubbele persoonsvormen in negaties, zoals ‘I didn’t believed’, ‘I didn’t suspected’, ‘they didn’t knew’. Daarnaast ontbrak veelal het lidwoord, zoals in ‘we went for check-up’, ‘for last few months’, ‘with better guy’, ‘made mistake’. Een type fout dat vaak voorkomt bij sprekers met een Slavische moedertaal.
De bevindingen van het onderzoek waren daarom volgens het NFI zeer veel waarschijnlijker onder de aanname dat Tarik D. het briefje geschreven had dan onder de aanname dat Harland de schrijver was. Wel wees de onderzoeker erop dat juist iemand met de taalkundige vaardigheden van Harland in staat kon zijn een briefje op te stellen met daarin het type taalfouten dat voorkwam in het Engels van Tarik D., zeker wanneer wordt aangenomen dat hij vertrouwd is met het schriftelijk taalgebruik van D. Anderzijds moest het omgekeerde, en foutloos Engels briefje geschreven door Tarik D. dat door zou moeten gaan voor een briefje afkomstig van Harland, uitgesloten worden geacht.
Het scenario van de in scène gezette zelfmoord die voor moord zou moeten doorgaan, is door advocaat Spong in hoger beroep inderdaad opgevoerd. Hij verwees daarbij naar de plot van het laatste, Engelstalige, boek dat Harland schreef. Daarin beneemt de minnaar van de hoofdfiguur zichzelf het leven op een wijze die op moord lijkt. Het Arnhemse gerechtshof verwierp dit scenario en veroordeelde Tarik D. op 7 maart 2006 wegens moord tot twaalf jaar gevangenisstraf.
Bron: www.taalcanon.nl
Je kunt de nieuwswaarde van een gebeurtenis bepalen
3
Je kunt nepnieuws en framing definiëren en herkennen
Je kunt vragen over een tekst beantwoorden
2
Je kunt gericht onderzoek uitvoeren in het kader van nepnieuws en framing
Elke dag gebeurt er van alles over de hele wereld. Naast historische gebeurtenissen halen sommige andere, ogenschijnlijk onbelangrijke gebeurtenissen het nieuws. Wat nieuws is, is moeilijk definieerbaar. Toch is het voor velen van levensbelang.
Journalist en filosoof Rob Wijnberg vertelt in De nieuwsfabriek: hoe media ons wereldbeeld vervormen welke mechanismen mediavoorziening in stand houden. Hierin beschrijft hij een opmerkelijke gebeurtenis.
Toen de Amerikaanse senator en voormalige Republikeinse presidentskandidaat John McCain tijdens de oorlog in Vietnam vijf jaar opgesloten zat in de bunker van zijn gijzelnemers en hem nadien werd gevraagd wat hij al die tijd het meest had gemist, antwoordde hij niet voor niets: ‘Het nieuws.’ Hij zei niet: mijn familie, mijn vrienden of de buitenlucht. Nee, hij zei: het nieuws. Dat klinkt misschien vreemd, maar geeft precies aan welke cruciale functie het in onze samenleving vervult. Nieuws is onze belangrijkste verbinding met de wereld om ons heen.
Rob Wijnberg filosofeert over het begrip ‘nieuws’ en komt tot het besluit ‘dat nieuws niet simpelweg een weergave is van wat er gebeurt in de wereld […]: nieuws is een selectieve (want uit uitzonderingen opgebouwde), conservatieve (want op het negatieve gerichte) en repetitieve (want eindeloos herhaalde) uitsnede van de wereld.’
1 Wijnberg kent hier drie kenmerken toe aan nieuws. Koppel de kenmerken aan de gegeven voorbeelden.
1 Nieuws is selectief. aJaarlijks worden er reportages gemaakt over de volgeboekte hotels aan zee tijdens de zomermaanden.
2 Nieuws is conservatief. bHooliganisme wordt voorgesteld als een voetbalprobleem, maar slechts 1 op 1000 supporters is ooit betrokken geweest bij voetbalgeweld.
3 Nieuws is repetitief. cDe Belgische belastingdruk is bij de hoogste van Europa.
d Regelmatig worden nieuwsberichten de wereld ingestuurd over de toenemende agressie in centrumsteden.
eSinds de kredietcrisis heerst de perceptie (indruk) dat alle bankiers hebzuchtige graaiers zijn. Nochtans heeft het gros van de bankbedienden nog nooit een bonus gekregen of een dubieuze hypotheek verkocht. fLeg verschillende kranten naast elkaar en de kans is heel groot dat de voorpagina erg gelijkaardig is.
Wijnberg is niet de enige die onderzoek deed naar de nieuwswaarde van gebeurtenissen.
Twee Noorse onderzoekers, Johan Galtung en Mari Holmboe Ruge, voerden in de jaren zestig van de vorige eeuw onderzoek naar wat bepaalt welke gebeurtenissen nieuws worden en welke niet, met andere woorden wat een gebeurtenis nieuwswaardig maakt. Ze stelden een taxonomie op die bepaalt hoeveel nieuwswaarde een gebeurtenis heeft. Hoe meer factoren aangevinkt kunnen worden, hoe nieuwswaardiger de gebeurtenis.
Galtung en Ruge onderscheiden twaalf factoren die in drie categorieën geplaatst kunnen worden.
2 Verbind de verklaring met de correcte factor.
factor verklaring
1 drempelwaarde aGebeurtenissen die onverwacht, buitengewoon of zeldzaam zijn, worden eerder nieuws dan routines of weinig verrassende gebeurtenissen.
2 frequentie b Journalisten zijn meer bereid te rapporteren over gebeurtenissen die binnen hun eigen verwachtingspatroon liggen.
3 negativiteit c Gebeurtenissen die plotseling plaatsvinden, zijn nieuwswaardiger dan gebeurtenissen die zich geleidelijk aan ontwikkelen. Langetermijntrends krijgen weinig aandacht.
4 onverwachtheid d Verhalen over wereldgrootmachten worden eerder nieuws dan soortgelijke verhalen over minder invloedrijke landen.
5 duidelijkheid eNieuws waarin één of enkele mensen centraal staan, zijn sneller nieuwswaardig omdat mensen zich beter kunnen identificeren met wat er gebeurt.
6 personalisatie fEen verhaal dat al in het nieuws is, is nieuwswaardiger dan andere gelijkaardige gebeurtenissen. Mediaorganisaties zijn al aanwezig om dit nieuws te rapporteren.
7 betekenisvolheid g De media besteden eerder aandacht aan bekende dan aan onbekende mensen. Mensen identificeren zich graag met bekende mensen.
8 elitelanden hRedacteurs zoeken naar een balans in het nieuws (bv. binnenlands en buitenlands nieuws). Bij een overdaad aan buitenlands nieuws zal het minst belangrijke buitenlandse verhaal moeten wijken.
9 elitemensen iHoe grootser qua schaal of reikwijdte of hoe intenser de gebeurtenis, hoe nieuwswaardiger.
medium- gerelateerde factoren
10 consonantie j Hoe minder vaag een gebeurtenis is, hoe nieuwswaardiger.
11 continuïteit k Wanneer een gebeurtenis als cultureel nabij wordt ervaren, wordt het sneller nieuwswaardig. Buitenlandse rituelen die wij niet begrijpen, zullen minder snel in het nieuws komen.
12 samenstelling lSlecht nieuws is nieuwswaardiger dan goed nieuws.
de taxonomie: de wetenschap van het indelen van individuen of objecten in groepen
3 De Amerikaanse journalist Charles Anderson Dana deed onderstaande uitspraak al in de negentiende eeuw. Op welke nieuwsfactoren van Galtung en Ruge heeft die uitspraak betrekking?
4 Bekijk de krantenkoppen aandachtig. Welke nieuwsfactor komt hier het duidelijkst aan bod?
HET WAS EEN TITANENWERK, MAAR HET IS GELUKT: GENT
KRIJGT MAANDAG EEN BELANGRIJKE, NIEUWE BRUG
JAREN NA HET DODELIJKE ONGEVAL VAN DE NEDERLANDSE PRINS
FRISO: ZE LEVEN DOOR, ZO GOED EN ZO KWAAD ALS HET GAAT
5 Waarom zouden de volgende gebeurtenissen niet snel in het nieuws komen? Verwijs daarvoor naar de nieuwsfactoren van Galtung en Ruge.
a In Mexico wordt jaarlijks gedurende twee weken in juli Guelaguetza gevierd. Tijdens dit feest geven de Zapoteken producten uit de regio aan anderen door middel van een speciale dans.
b Na zestien jaar dakloos te zijn geweest, heeft de Brit Robert Douglas, genoeg kapitaal verzameld om zich een dak boven het hoofd te kunnen veroorloven.
‘When a dog bites a man that is not news, but when a man bites a dog that is news.’
‘Nieuws’ is duidelijk een erg breed begrip en het vertrouwen in nieuwsleveraars blijkt niet altijd even groot. Ook het onderstaande citaat toont dat aan.
1 Wie denk je dat die uitspraak deed?
a Socrates, Grieks filosoof (470-399 v.C.)
b Donald Trump, president van de VS (°1946)
c Jonathan Safran Foer, auteur (°1977)
d Mark Twain, auteur (1835-1910)
2* Wat denk je dat er bedoeld wordt met die uitspraak? Ben je het daarmee eens?
De term ‘fake news’ of nepnieuws is zeker niet nieuw, maar sinds de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016 is dit begrip alomtegenwoordig. 40% van de kiezers zou daarmee in contact zijn gekomen. Het ging vooral om de beïnvloeding van de Amerikaanse verkiezingen vanuit Rusland ten voordele van de Amerikaanse president, aan de hand van betaalde Facebookadvertenties onder de vorm van nepnieuws. Het artikel op p. 329 geeft aan waartoe nepnieuws kan leiden.
3 De nieer het begrip ‘nepnieuws’ aan de hand van dit artikel.
4 Waarom zou nepnieuws verspreid worden? Eén reden kun je in het artikel terugvinden, maar als je de context van het artikel mee in rekening neemt, kun je ook een tweede reden achterhalen.
‘If you don’t read the newspaper, you’re uninformed; if you do read the newspaper, you’re misinformed.’
Een nepnieuwsbericht op internet was aanleiding voor een schietpartij bij een restaurant in de Amerikaanse hoofdstad Washington. Een 28-jarige man uit North Carolina wilde zelf onderzoeken wat er waar was van de wilde verhalen over pizzeria Comet Ping Pong.
De man kwam het restaurant rond 15.00 uur binnen, toen er veel gezinnen zaten te eten. Hij richtte een geweer op een werknemer, die weg kon duiken. De man schoot daarna op de vloer.
De politie kon de dader snel overmeesteren. Hij had twee vuurwapens bij zich en nog een derde in zijn auto. Er raakte niemand gewond.
Pizzagate
Bij zijn verhoor zei de man, die bijna 600 kilometer had gereisd, dat berichten op internet aanleiding waren voor zijn bezoek. Volgens die nepberichten runde Hillary Clinton een kinderseksnetwerk vanuit het restaurant. Het verhaal kwam bekend te staan onder de naam Pizzagate en werd een voorbeeld van de uitwassen van nepnieuws.
Getuigen meldden aan The Washington Post dat de man op zoek was naar tunnels onder het restaurant, waar het misbruik zou plaatsvinden. De politie benadrukt dat er geen enkel bewijs is voor de bizarre claims. Desalniettemin heeft de eigenaar van de zaak doodsbedreigingen ontvangen.
Tegenmaatregelen
Nepnieuws werd veelvuldig gedeeld bij de afgelopen verkiezingen. Onzinberichten zijn voor de schrijvers een makkelijke manier om aan reclamegeld te komen. Socialemediabedrijven hebben recentelijk afgesproken paal en perk te stellen aan dit soort berichten.
Bron: NOS - 05/12/2016
Op deze foto lijkt het alsof Donald Trump op heldhaftige wijze een drenkeling helpt in de nasleep van orkaan Florence in 2018. In werkelijkheid was president Trump helemaal niet te zien op deze foto. Het was een reddingswerker die de man in nood uit het water haalde in Texas. Een knap staaltje Photoshop dus.
De pizzagate was zeker niet het eerste schandaal in de recente geschiedenis. Sinds het Watergateschandaal wordt het lexeem ‘-gate’ regelmatig gebruikt om schandalen aan te duiden. Watergate ging over de verrassende verkiezing van Richard Nixon in . Nadien bleek dat afluisterapparatuur werd geplaatst en belangrijke politieke documenten werden gefotografeerd in het Watergatecomplex, het hoofdkantoor van de Democratische Partij en tegenstander van Nixon.
Nadien is er nog sprake geweest van onder andere de nipplegate (Janet Jacksons tepel was te zien tijdens een optreden van de Superbowl in ), de dieselgate (Volkswagen manipuleerde aan de hand van sjoemelsoftware het verbrandingsgedrag van dieselmotoren in ) en de Ibizagate (Oostenrijkse politici raakten in diskrediet na een uitgelekte video opgenomen op Ibiza in ).
Je bekijkt enkele fragmenten uit een Pano -reportage over fake news.
Pano is een duidingsprogramma met reportages over levensverhalen en onderzoeksjournalistiek.
1 Link de onderstaande uitspraken uit de reportage aan de persoon die ze deed. Elke persoon deed slechts een van de uitspraken.
1 geïnterviewde aIk schrijf wat mensen willen horen.
2 Donald Trump b Toen we zagen wat voor chaos het in de wereld creëerde en dat de mensen er kwaad om waren, besloten ik en twee vrienden met alles te stoppen.
3 Ristan cHet is heel moeilijk om genuanceerd te zijn in één zin van vier of vijf woorden.
4 voice-over dWat je hoort als je hier rondloopt, is dat die honderden fakenieuwswebsites in se eigenlijk maar gerund worden door een tien-, vijftiental topfiguren, jongeren van 18, 19, 20 jaar.
5Ish Ait HamoueDe headlines zijn vaak niet representatief voor het artikel.
6 Boris fWe wilden eigenlijk onderzoeken hoe gemakkelijk het is om de Vlaamse en Nederlandse media om de tuin te leiden en blijkbaar gaat dat heel makkelijk.
gMaar we zitten ook meer dan ooit in een wereld waarin het echte nieuws plots wordt bestempeld als nepnieuws, waarin de geloofwaardigheid van journalisten wordt onderuitgehaald.
hZe behoren tot de oneerlijkste mensen die ik ken.
2 Wat is de vertrouwensindex? Leg de positie van journalisten hierin uit.
3 Wat doet Ish Ait Hamou om zijn wantrouwen in de media in te perken?
4 Hoe hadden de Vlaamse media gemakkelijk kunnen achterhalen dat het lmpje met de vallende koets nep was?
5 Geef twee voorbeelden van nepnieuws tijdens de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016.
6 Leg het principe van ‘clickbait’ uit.
7 Op een gegeven moment, tijdens een treinrit, wordt de reportagemaker Tim Verheyden ietwat emotioneel wanneer het gaat over het wantrouwen in de journalistiek. Verliest hij daardoor zijn journalistieke objectiviteit?
8 Wanneer Tim in Veles arriveert, wordt de reportage ondersteund door dreigende achtergrondmuziek. Waarom zou daarvoor gekozen worden?
9 Je leerkracht deelt nu enkele stellingen met de klas. Wat is jouw mening? Bespreek klassikaal.
10 Nu is het aan jou om je klas in de val te lokken. Je presenteert mondeling twee nieuwsberichten over een gelijkaardig onderwerp aan je medeleerlingen. Eén bericht is waarheidsgetrouw, het andere is nepnieuws. Aan de rest van de klas om het fake news te herkennen. Heb je weinig inspiratie? Kijk zeker eens op de satirische websites rechtzetting.be en speld.nl.
Luchtfoto’s tonen villawijk die nooit in contact kwam met buitenwereld
OP SNELWEG NAAR 30 KM/U
De maximumsnelheid op de snelweg gaat omlaag naar 30 kilometer per uur. Lees verder
Bron: speld.nl
Ambtenaren van het departement Inheemse Volkeren hebben spectaculaire foto’s genomen van een wijk die nooit eerder contact had met de buitenwereld. De stam woont diep verscholen in de bossen van SintMartens-Latem.
Bron: rechtzetting.be
1 Hoe positief of negatief komen deze beelden en krantenkoppen op jou over? Beoordeel ze aan de hand van een score tussen 1 (= zeer negatief) en 5 (= zeer positief).
Vakbonden Proximus vrezen dat Leroy met KPN ‘telecomaanval op België gaat lanceren’
Fortis gaat niet failliet
2 Nepnieuws gaat hand in hand met ‘framing’. Je krijgt vier bronnen. De nieer op basis daarvan het begrip ‘framing’.
fragment uit De afspraak waarin Thierry Baudet reageert op de introductie door Bart Schols
Een tegenstander van abortus noemt de ingreep bij voorkeur ‘babymoord’. De hypotheekrenteaftrek heet bij sommigen steevast ‘villasubsidie’. Wie mededogen met migranten ongewenst vindt, zal ze bestempelen als ‘gelukszoekers’. Sommige Amerikaanse Republikeinen vallen zelden ‘our government’ aan, de instantie die de straten reinigt en de brandweer betaalt, maar wel ‘Washington’, met zijn onverzadigbare honger naar hun belastinggeld.
Bron: www.trouw.nl
fragment van Lars Duursma uit zijn ondernemerscollege over framing
3 Bekijk opnieuw afbeelding A uit opdracht 1. Wat zou het e ect zijn als er niet ‘65% minder vet’ zou staan, maar wel ‘10% vet’? Kun je dat verklaren nu je weet wat framing is en hoe het werkt?
Je kwam al te weten dat Rob Wijnberg een kritische kijk heeft op de media. Naar aanleiding van zijn boek De nieuwsfabriek richtte hij het journalistieke onlineplatform De Correspondent op. Hij vond dat de traditionele media er niet in slagen om voldoende duiding bij het nieuws te geven. Wijnberg stoort zich aan het feit dat er te veel mening en te weinig duiding in de kranten komt.
1 Geef een de nitie van ‘duiding’. Vergelijk ze met de de nitie van je leerkracht. Om je de nitie te formuleren, maak je gebruik van een webpagina waarin de VRT uitleg geeft bij een aantal programma’s.
Lees het eerste fragment uit De nieuwsfabriek op p. 334.
2* Wat moet de korpschef antwoorden volgens jou?
3* Wat vind je van de aanpak van de host? Is hij bezig met het geven van zijn mening of zorgt hij voor duiding?
Lees nu het tweede fragment uit De nieuwsfabriek
4* Wat heb je geleerd na deze korte schets van de context?
5* Wat zou het gevolg zijn voor het ‘nieuws’ als de journalisten die context hadden bestudeerd?
6* Bespreek vooraleer je verder leest kort de betekenis van de onderstaande woorden.
karakteristiek – compilatie – relateren – staven – consequent – hypothetisch –dogmatisch – relatief – absoluut – ambiguïteit
De nieuwsfabriek – fragment 1
Laat ik dat illustreren met een klein, maar karakteristiek voorbeeld. In september verscheen een rapport waaruit bleek dat de Nederlandse politie in twee jaar tijd betrokken was bij 19 363 verkeersongelukken. De kranten brachten dit nieuws onder de kop ‘Politieagenten enorme brokkenpiloten’, geïllustreerd met een foto van een verkreukelde politieauto. Diezelfde avond opende een populaire talkshow op soortgelijke wijze de uitzending, met een compilatie van drie ernstige ongevallen waarbij een politieagent betrokken was, gevolgd door de talkshowhost die het aantal van 19 363 ongelukken noemde en daarna tegen de korpschef die aanwezig was in de studio zei: ‘Wij konden het eigenlijk niet geloven, wat een ongelooflijk aantal.’
De nieuwsfabriek – fragment 2
Terwijl dat nu juist nog maar de vraag is. Is 19 363 ongelukken in twee jaar inderdaad veel? Die vraag is niet te beantwoorden zonder context: om wat voor soort ongelukken gaat het, hoeveel rijdt de politie per jaar en in welke omstandigheden? Wie die context in ogenschouw neemt, ziet dat 95 procent van de 19 363 eenzijdige aanrijdingen betrof (dus zonder andere weggebruikers) en dat de politie met circa tienduizend dienstauto’s ruim 180 miljoen kilometer per jaar aflegt (vaak in bijzondere omstandigheden, zoals achtervolgingen of in enorme haast). Dat noopt tot de conclusie dat de politie gemiddeld dus veiliger rijdt dan de doorsneeweggebruiker. Zonder context lijkt 19 363 een ongelofelijk aantal dat de conclusie rechtvaardigt dat politieagenten enorme brokkenpiloten zijn, maar met context blijkt juist het tegenovergestelde het geval.
Dit voorbeeld laat zien dat het oordeel vaak al besloten zit in het nieuws zelf. Iets wordt als een ongelofelijk aantal, een enorme toename of een groeiend probleem gepresenteerd zonder het te relateren aan een context die noodzakelijk is om zo’n conclusie te staven. Zou dat wel consequent worden gedaan, dan is het nieuws in veel gevallen verdwenen. ‘Politie rijdt relatief veilig’ wordt immers niet als nieuws gezien. Door tijdsdruk én een onbewuste angst om het nieuws dood te checken komt zo’n afweging vaak maar al te oppervlakkig tot stand. Als iets groot, veel, problematisch of uitzonderlijk oogt, wordt het doorgaans al tot nieuws verheven. Zoals de beroemde Amerikaanse journalist Walter Lippmann eens stelde: nieuws ‘verandert het complexe in het simpele, het hypothetische in het dogmatische en het relatieve in het absolute.’
Het voornaamste probleem van dit mechanisme achter het nieuws is dat de morele ambiguïteit van de wereld grotendeels verloren gaat. Terwijl gebeurtenissen, ontwikkelingen en problemen in werkelijkheid bijna altijd complex en moreel meerduidig zijn, doet nieuws de wereld voortdurend voorkomen als –in de woorden van Lippmann – simpel, dogmatisch en absoluut: het verdeelt haar onder in winnaars en verliezers, in daders en slachtoffers, in verantwoordelijken en gedupeerden, kortom, in goed en fout. Daardoor wordt bij het publiek de neiging aangewakkerd om de wereld zwart-witter te zien dan ze werkelijk is. Al die stellige meningen onder nieuwsberichten op het web zijn geen toeval: nieuws stimuleert dat soort stelligheid door de wereld consequent af te schilderen als moreel eendimensionaal.
Media dringen er zo onbewust op aan om in conflicten altijd onmiddellijk een kant te kiezen, om politiek als een wedstrijd te zien, om toeval en ongeluk aan een systeem of persoon toe te schrijven, kortom, om primair te oordelen over de wereld om ons heen.
Lees het derde fragment uit De nieuwsfabriek.
7 Wat verwijt de auteur Rob Wijnberg de journalistiek?
8 Wat is het e ect daarvan op de mens en de maatschappij?
9* Ben jij het daarmee eens?
10 ‘Door tijdsdruk én een onbewuste angst om het nieuws dood te checken komt zo’n afweging vaak maar al te oppervlakkig tot stand.’
a Wie staat er onder tijdsdruk en wie heeft een onbewuste angst?
b Wat bedoelt Wijnberg eigenlijk met een ‘angst om het nieuws dood te checken’.
11 De tekst bevat een aantal moeilijke woorden. Vul de nieuwe contextzinnen aan met de woorden uit opdracht 6.
a Door het amendement te steunen, is het Parlement met zichzelf.
b Landduinen zijn een voor de continentale regio habitat. Je ziet ze hier op regelmatige basis.
c De onvoltooid verleden toekomende tijd wordt gebruikt voor situaties, bijvoorbeeld ‘hij zou het doen’.
d Iedere economische regel moet met verstand en niet en bureaucratisch toegepast worden. Flexibiliteit moet dus mogelijk zijn.
e Er lijkt een te zitten in uw antwoord op de vraag. Uw antwoord is me niet helemaal duidelijk.
f Bij een toepassing van de wetgeving zou hij nu een serieuze boete moeten krijgen.
g Olifanten waren de enige dieren waaraan hij zich kon . Hij voelde meteen een band met die dieren.
h Er zijn twee soorten maatstaven: maatstaven en maatstaven.
i Deze bevat alle basisteksten die de grondslag vormen van het beleid.
j Al die beweringen zul je zeer grondig met bewijzen moeten
k Of iemand oud is of niet, dat is een begrip.
l Wat is een betere verkiezingsstrategie: duidelijk positie kiezen in maatschappelijke thema’s of creëren door de boodschap steeds aan te passen aan doelgroepen met verschillende voorkeuren?
m Het voorbeeld dat ik je gaf, was louter . Het is helemaal niet echt gebeurd.
n De politie kon het voorval niet aan eerder gebeurde feiten.
Je kent het verschil tussen een letterlijke en figuurlijke betekenis
4 26 Beeldspraak
2
Je weet wat visuele poëzie is en je kunt zelf een visueel gedicht schrijven
BEELDSPRAAK IN GEDICHTEN EN RECLAME
1 Hieronder staan verschillende fragmenten uit gedichten en reclameslogans. Welke vorm van beeldspraak herken je?
Kies uit: personificatie – metafoor – synesthesie – mechanisering – vergelijking.
De trein is altijd een beetje reizen
B
Hijskranen hebben patronen gelijk de nekken van giraffes Waren giraffes grijs, zwart en blauw ze zouden niet opvallen op bouwterreinen en aan havens vrij rondlopen tussen hijskranen
Diana Ozon
C
D
Mora, de gangmaker sinds 1960
E
Tussen gras en struikgewas de voorpoten heffen de natte geur van taal opsnuiven van brullen langzaam spreken maken
Henk van der Waal
G
Ik heb zinnen als boterhammen voor onderweg gestapeld om de tijd met jou gezellig te maken, geloof maar dat ik verstandig en ad rem ben.
Sylvie Marie & Uitgeverij Vrijdag
Automatische blik gericht op het asfalt
©VANIN
Zoon, je bent een land, je bent een lied lichtrijk, dag die stilaan ontstaat, horizon en muurloos huis.
Jeroen Theunissen
1 Vul onderstaande vergelijkingen aan.
Je legt je hand op haar voorhoofd (zo)als …
Ontroerend onhandig (zo)als … Nevels waaien weg (zo)als …
2 Welke vergelijking heeft de dichter gemaakt, denk je?
Je legt je hand op haar voorhoofd
als een bezorgde moeder die de koorts van haar kind wil meten.
Ontroerend onhandig
zo dun als sneeuw gaat liggen. zacht als een sluier.
zoals vuilniswagens die hard rijden.
ultrakort gedicht van Remco Campert
Nevels waaien weg
als een pasgeboren puppy die nestwarmte zoekt.
vergelijkbaar met twee linkerhanden die een kastje ineenzetten.
zoals verdriet uit een geheugen. als een herfststorm over de velden.
als de krijsende meeuwen aan zee.
3 Bekijk nog eens de vergelijkingen uit de vorige opdracht. Wat doen de dichters elke keer?
1 Hieronder staan opnieuw enkele fragmenten uit gedichten.
a Duid de beeldspraak aan.
b Benoem de beeldspraak. Kies uit: vergelijking – metafoor – personificatie – mechanisering – synesthesie. c* Wat vind je van de inhoud en de vorm van de beeldspraak?
Ik keek met een zucht Van genot naar de lucht. Mijn geluk was als dat Van een spinnende kat.
Jacqueline E. van der Waals. In het hooi
O Amdam, ik heb je zo liefjij struikrover, gauwdief, slavendrijver, ploertendoder, wijkagent en stadswacht, moppentappende mafkees; Ik heb je zo lief!
Simon Vinkenoog. Liefdesverklaring aan Amdam
Hier spreekt de wetenschap, we gaan sluiten, vandaag bestaat als gisteren als morgen, niemand die hier zonder wapens leeft: is er nog hoop voor achterblijvers? Met fantasie een losgezongen toestand, maar ik had niets verzonnen en jij was niet te stuiten,
Net een geranium in regen zo nat was jij in ijdel nat den Haag;
hetzelfde dons om een lila lip zo koud was jij verborgen in je kraag-
Wilfred Smit. November ‘61
Zijn verre blik zwierf langs hun ogen weg, Hij zei: - (zijn baard was om de glimlach grijs) ‘Jongens, het leven is een vreemde reis, Maar wellicht leert een mens wat onderweg.’
Martinus Nijhoff. De jongen
een man is geen vleeshaak geen fileermes geen geweer geen heet merkijzer geen heilig boek
Radna Fabia. gieser wildeman
Peggy met haar lange beenen is de slankste van de stad, ze kan draaien op haar teenen en ze wringt zich als een kat. Nonchalant drinkt ze haar cocktails, soms wel twee, zòò na mekaar, en ze wandelt met haar bobtails, trotsch gelijk een ooievaar.
François Pauwels. Peggy
het is een wereld die zich nergens achter uitkleedt een wereld die besloten heeft vingers op haar mond te leggen en volhardt te praten een wereld die levens aan elkaar rijgt als de bellen in schuim de zandkleur in zich vanwaar ze uit zullen storten
Thomas Blondeau. Strategieën III
Moeders boosheid is een sneeuwvlok
Het is kriek met een betrokken lucht Dus vreet je reuzels maar niet op.
Anneke Brassinga. Koleire
Hij richtte razendsnel zijn lezertaal, trefwoorden als munitie. De taalconstructie spatte uiteen in duizend kleine lettergrepen. Vergelijkingen moesten het veld ruimen, medeklinkers sloegen op de vlucht.
Ruben Van Gogh. De man van taal
1 Bespreek de volgende vergelijkingen.
De lucht is zo blauw als jouw ogen.
De lucht is blauw als een kinderkamer.
De lucht is blauw als biljartkrijt.
De lucht is blauw als de binnenkant van een mosselschelp.
In het vorige lesdeel las je enkele mooie vergelijkingen van de dichter Herman de Coninck. Hij schreef ook veel teksten over poëzie. Op p. 340 lees je een stukje over beeldspraak. Lees het eerste deel en beantwoord dan de vragen.
2 Hoe gaat de schrijver te werk in de tekst? Welk gevoel krijg je als je de tekst leest?
3 Welke vergelijking met blauw vindt hij de beste? Waarom?
4 Welke is duidelijk de slechtste? Waarom?
5 Kun je uit de tekst a eiden wat volgens Herman de Coninck kenmerken van goede poëzie zijn?
6* Begrijp je de vergelijking ‘het binnenplein met zijn keien lijkt op een braambes’?
Lees nu het tweede deel van Zo blauw als een kinderkamer
7 Welke woorden wijzen op het visuele van beeld?
8 Wat is de bedoeling van het /-teken in het citaat?
Wat ik ooit eens wil doen: een poëziecursus schrijven in dertig lessen. Ik wil er wel iets van verklappen. De eerste les gaat over het beeld. Daartoe moet u zich aanschaffen de bundel De ui, herinnering van de Engelse dichter Craig Raine, vertaald door Jan Eijkelboom. Daar staan prachtige beelden in, en soms ook té prachtige. De moeilijkheid is dat een beeld verrassend moet zijn. De lucht is blauw als. Even proberen: als je ogen. Dat is een cliché, dus zegt het niets. De lucht is blauw als een kinderkamer: dat is geen slecht beeld, het geeft een onschuldig sfeertje mee. De lucht is blauw als biljartkrijt: dat is dan weer een te particulier beeld, vrees ik. De lucht is blauw als de binnenkant van een mosselschelp: jà (ik citeer uit het hoofd, ik vermoed dat het een beeld is van Adriaan Morriën). Dit is misschien ook wel een vergezocht beeld, maar een beeld is pas flauw als het niet ver genoeg is gezocht. Bovendien is die binnenkant van een mosselschelp voor de mossel ook een soort hemel, er is meer overeenkomst dan alleen de kleur, en dat maakt de vergelijking kloppender dan op het eerste gezicht.
Craig Raine heeft bijna altijd van die ver genoeg gezochte beelden. Meestal zijn ze bijzonder fraai, een enkele keer bijzonder onbegrijpelijk: dan zijn ze juist iets te ver gezocht, originaliteit kan zo origineel zijn, dat niemand meer volgt. ‘Het binnenplein met zijn keien lijkt op een braambes’, beweert hij in De glazenwasser. Aanvankelijk zie ik daar niets bij, een braambes is te klein en een binnenplein is te groot, hier probeert Raine onverenigbaarheden te verenigen. Bij een tweede lezing begrijp ik wel wat hij bedoelt.’ •
deel 2
De structuur van kleine kasseien is ongeveer dezelfde als die van een braambes met haar kleine besonderdeeltjes. Ik zie het ineens. Maar ik blijf het toch een iets te gedurfd beeld vinden. Zo schrijft hij in Oudroest ‘een zeemeeuw blies op een grashalm’. Daar kan ik mij niets bij voorstellen. Maar over een benzinepomp zegt hij: ‘de pomp hield / een pistool tegen zijn hoofd / een leeg / theatraal gebaar. Dat zie ik zo voor me, dat bezielt een levenloos voorwerp met zoveel leven, in dit geval uiteindelijk dood, dat het aankondigt wat er verder in het gedicht te gebeuren staat: een man komt thuis en vindt er zijn vrouw dood in een miskraam.
•
Naar: Herman de Coninck. De vliegende keeper
1 Hieronder staan een aantal (fragmenten uit) gedichten uit De ui, herinnering van Craig Raine.
a Duid de beeldspraak aan.
b Benoem de beeldspraak.
c* Geef een appreciatie zoals Herman de Coninck dat deed in het vorige deel.
Wij leiden het volle binnenleven: de stofzuiger graast over het tapijt, loeiend, haar uier waggelend gezwollen …
’s Nachts staren de schakelaars vanaf elke wand als de platte gezichten van kerkuilen, en licht doet het elektrisch peertje rijpen.
C
Kiespijn, tragedie en hoge noten delen een masker van gezichtsverlamming in deze allitererende wereld.
Bij een poel staan jongens klaar om te duiken met handen in gebed …
Op het kerkhof merkte ik hoe elke roos groeide aan een van haaien vergeven steel.
De seinpaal salueert nog even correct als vroeger, met het rood-en-groen van een onderscheiding.
1 In de loop van deze les heb je heel wat gedichtregels gelezen en beluisterd. Welke poëtische zinnen behoren tot jouw top drie? Motiveer je keuze.
2 Bekijk de volgende muurschilderingen en probeer te vertalen wat de kunstenaar wil zeggen.
a Bedenk een poëtische zin bij de beelden en gebruik beeldspraak.
b Maak met de foto en de tekst een post die op jouw Instagram zou kunnen staan. Verzin een gepaste hashtag.
c Vergelijk jouw zinnen met die van een medeleerling.
3 Bekijk in de Trajectwijzer de informatie over visuele poëzie. Probeer – geïnspireerd door de voorbeelden – zelf een gedicht te maken. Laat je fantasie de vrije loop.
4 Eén van Vlaanderens bekendste gedichten is verdwenen. Gebruik je kennis over poëzie, los samen met je medeleerlingen de raadsels op en puzzel het verdwenen werk tevoorschijn.
Al wat je bent geweest voor mij is weer voor jou alleen als een kasteel om in te wonen. Zetel in je glimlach, geef je over aan de uren als aan jonge prinsen om te feesten in de zaal van zeven dagen.
Ga nu. Nevels waaien weg. Zoals verdriet uit een geheugen, het wordt klaar.
Zonder herinnering is de oogopslag van de zon.
Herman de Coninck. De lenige liefde
Poëzie
Zoals je tegen een ziek dochtertje zegt: mijn miniatuurmensje, mijn zelfgemaakt verdrietje, en het helpt niet; zoals je een hand op haar hete voorhoofdje legt, zo dun als sneeuw gaat liggen, en het helpt niet: zo helpt poëzie
Je kunt tabellen en grafieken correct interpreteren 1
Je herkent misleidende tabellen en grafieken 3
Je herkent verschillende soorten tabellen en grafieken
Je kunt zelf tabellen en grafieken maken
Je bekijkt twee fragmenten uit Het Journaal en Klasse over scholen die algemene vakken aanbieden in een vreemde taal.
1 Op p. 345 staan drie gra eken en een tabel die de situatie van CLIL duiden bij 23 scholen. Bekijk gra ek 1, gra ek 2, gra ek 3 en tabel 1 aandachtig.
2 Bepaal of de stelling juist of fout is en noteer in welke gra ek of tabel je deze informatie vond.
a Het aantal CLIL-lesuren in de tweede en derde graad verschilt minder dan 10%.
b Er zijn meer tso-scholen die CLIL-lessen in het Engels organiseren dan in het Frans.
c In de eerste graad blijkt aardrijkskunde het vak bij uitstek voor CLIL.
d Er zijn meer dan dubbel zo veel aso-scholen die het Engels gebruiken als CLIL-taal dan tso-scholen.
e In het schooljaar 2015-2016 waren er 41 CLIL-scholen in Vlaanderen.
f CLIL-onderwijs wordt voornamelijk aangeboden in talenrichtingen.
g In de tweede graad tso wordt CLIL het vaakst aangeboden tijdens de lessen geschiedenis.
h Natuurwetenschappen worden enkel in het aso als CLIL-vak aangeboden.
i In het schooljaar 2017-2018 was er in Brussel slechts één CLIL-school.
j In de basisoptie Moderne Wetenschappen worden er 32 lesuren per week gegeven. 10 lesuren daarvan per school zijn CLIL-uren.
Op september vond een modernisering van het secundair onderwijs plaats. Sindsdien wordt het studieaanbod voorgesteld als een matrix met finaliteiten en studiedomeinen. Voorheen werden studierichtingen onderverdeeld in vier onderwijsvormen: aso, bso, kso en tso. Toch gebruiken veel scholen nog steeds die afkortingen.
3 Bespreek je antwoorden bij opdracht 2 met een medeleerling.
a Komen jullie tot dezelfde conclusies?
b Op welk gebied ondervond je moeilijkheden bij het lezen en interpreteren van de gegevens?
c Zijn er cijfers die je verbazen?
4 CLIL wordt aangeboden in verschillende graden en in verschillende onderwijsvormen. Bekijk gra ek 4. Welke drie verschillen merk je op tussen de gra ek en de bespreking? Markeer ze in de tekst en verbeter ze.
In de scholen waar de inspectie voor de evaluatie op bezoek ging, volgen leerlingen een CLIL-traject. Meer dan de helft van deze jongeren zit in de A-stroom in de eerste graad van het secundair onderwijs. Ook het aso tweede en derde graad is met % leerlingen goed vertegenwoordigd. Met ,% van de leerlingen in CLIL heeft het tso eerder een bescheiden aandeel.
5 Bekijk gra ek 1 op p. 345 opnieuw. Schrijf er een korte bespreking bij.
• Wat zijn de belangrijkste gegevens en welke conclusies kun je hieruit trekken?
• Welke tendensen zijn merkbaar?
1
Aantal CLIL-scholen per taal, graad en onderwijsvorm
2
Aantal CLIL-lesuren aangeboden in de scholen per graad en studierichting
CLIL-AANBODPERBASISOPTIEEN STUDIERICHTING CLIL-vakken per onderwijsvorm en graad
BASISOPTIETECHNIEKWETENSCHAPPEN
BASISOPTIESOCIAALTECHNISCHEVORMING
BASISOPTIEMODENREWETENSCHAPPEN
BASISOPTIELATIJN
BASISOPTIEHOTEL-VOEDING
BASISOPTIEGRIEKS-LATIJN BASISOPTIEHANDEL
TWEEDEGRAADTECHNIEK-WETESCHAPPEN
TWEEDEGRAADHOTEL
TWEEDEGRAADHANDEL TWEEDEGRAADHANDEL-TALEN
TWEEDEGRAADBIO-ESTHETIEK
TWEEDEGRAADWETENSCHAPPEN
TWEEDEGRAADLATIJN
TWEEDEGRAADGRIEKS-LATIJN TWEEDEGRAADHUMANEWETENSCHAPPEN
TWEEDEGRAADGRIEKS
TWEEDEGRAADECONOMIE
DERDEGRAADSECRETARIAAT-TALEN DERDEGRAADTECHIEK-WETENSCHAPPEN
DERDEGRAADHANDEL DERDEGRAADINFORMATICA-BEHEER DERDEGRAADONTHAALENPUBLICRELATIONS DERDEGRAADSCHOONHEIDSVERZORGING
DERDEGRAADLATIJN-WISKUNDE DERDEGRAADMODERNETALEN-WETENSCH. DERDEGRAADWETENSCHAPPEN-WISKUNDE DERDEGRAADBOEKHOUDEN-INFORMATICA
DERDEGRAADECONOMIEWETENSCHAPPEN DERDEGRAADECONOMIE-WISKUNDE DERDEGRAADGRIEKS-LATIJN DERDEGRAADGRIEKS-WETENSCHAPPEN
Aantal scholen die CLIL aanbieden per provincie
Percentage CLIL-leerlingen per onderwijsvorm
1 Er bestaan heel wat types gra eken en elk type drukt andere informatie uit. Door het type gra ek te analyseren, kom je dus al heel wat te weten over de boodschap die de gra ek wil overbrengen. Op p. 347 krijg je een reeks gra eken te zien. Bekijk ook de gra eken 2, 3 en 4 op p. 345 nog eens.
a Bepaal de naam van de grafiek. Kies uit: staafdiagram – gestapeld staafdiagram – lijndiagram –spreidingsdiagram – taart- of cirkeldiagram – donutdiagram.
b Bepaal de functie van de grafiek: vergelijking – evolutie – correlatie.
Correlatie betekent niet hetzelfde als causaliteit.
• Er is sprake van correlatie wanneer er een samenhang is tussen twee variabelen. Bij een hoge correlatie komen beide verschijnselen relatief vaak samen voor.
• Bij causaliteit is er een oorzakelijk verband. Dat betekent dat beide variabelen in een oorzaakgevolgverhouding tegenover elkaar staan.
Correlatie is zeker geen bewijs voor causaliteit. Het verband kan toevallig zijn of beïnvloed worden door een externe factor.
Er blijkt bijvoorbeeld samenhang te bestaan tussen de verkoop van roomijs en de toenemende kans op overlijden door verdrinking (correlatie). Dat betekent echter niet dat het verkopen of het eten van roomijs de verdrinking veroorzaakt (geen causaliteit). In werkelijkheid is het de warmte die enerzijds een invloed heeft op de verkoop van roomijs en anderzijds op de toename van het aantal mensen die verdrinken, gewoon omdat bij warmer weer meer mensen gaan zwemmen.
Grafiek A
Verband tussen vreemdetaalangst en vreemdetaalplezier
Grafiek B
Welke opleidingsinitiatieven omtrent CLIL heb je in het verleden bijgewoond?
georganiseerde cursus op opleiding informeleonlinegroepen (bv.Facebookgroepen) seminar of webinar met experten anders
© Masterproef: Vergelijkend onderzoek naar vreemdetaalangst en vreemdetaalplezier in de CLIL-les en reguliere Engelse taalles door Yana Van de Casteele
C
GCSE-examens voor Frans, Spaans en Duits
Grafiek D
PISA-scores bij 15-jarigen per domein
Leesvaardigheid Wiskundigegeletterdheid Wetenschappelijke gele�erdheid
Aan de ene kant hoor je wel eens vertellen dat cijfers niet liegen, maar vaak genoeg is al aangetoond dat cijfers slechts een deel van de waarheid vertellen. Godfried Bomans verwoordde het mooi:
‘Een statisticus waadde vol vertrouwen door een rivier die gemiddeld één meter diep was. Hij verdronk.’
Ook Winston Churchill geloofde niet in de kracht van statistieken:
‘Ik geloof alleen de statistieken die ik zelf vervalst heb.’
1 Je leerkracht toont je een beeldfragment. Daarin worden verschillende manieren aangehaald waarop gra eken gemanipuleerd worden.
a Neem notities.
b Bekijk de notities van een medeleerling. Vul elkaars notities aan of verbeter ze.
Uitslag Nederlands referendum over de Associatieovereenkomst tussen de
2 Leg kort uit op welke manier de gra eken op p. 349 misleidend zijn. Benoem eveneens het type gra ek.
Grafieken zijn onontbeerlijk om cijfermateriaal duidelijk weer te geven.
1 Werk tabel 1 op p. 345 uit tot een overzichtelijke en correcte gra ek. Je kunt deze opdracht op papier of digitaal maken.
2 Welke soort gra ek kies je om deze gegevens te verduidelijken?
Je kunt in je tekstverwerkingsprogramma heel gemakkelijk zelf grafieken genereren. Kies bij ‘Invoegen’ de optie ‘Grafiek ’. Overweeg eerst nauwkeurig welk type grafiek je selecteert en vul de gegevens in de Excel-tabel in. Proberen maar!
Je bespreekt de inhoud en de verteltechniek
Je leest fragmenten uit een recente, bekroonde roman
Je ontdekt hoe je door aandachtig te lezen oog krijgt voor de gelaagdheid van een literaire tekst
In deze les maak je kennis met een prijswinnaar. De roman Wil van Jeroen Olyslaegers won de Fintro literatuurprijs. De jury omschreef het boek als volgt:
‘Jeroen Olyslaegers schreef met Wil een ijzersterke oorlogsroman waarin inhoud, tempo en taligheid hand in hand gaan. Het is een moreel geladen boek waarin de stad Antwerpen een etterende wond is die nooit volledig heelt zolang men zich nog herinnert wat ooit passeerde.’
1 Noteer in kernwoorden wat de volgende woorden bij jou oproepen: oorlogsroman – taligheid (in een boek) – een moreel geladen boek – etterende wond en herinnering.
Ook het VRT-nieuws besteedde aandacht aan de prijswinnaar. Je bekijkt een kort fragment.
2* Welke vragen heb je nog bij dit lmpje?
Je vindt op de volgende pagina’s enkele fragmenten uit Wil. De auteur heeft echter zijn boek ook zelf voorgelezen. De voorgelezen versie begint als volgt:
‘Waarde vrienden, u hoort de stem van Jeroen Olyslaegers, sater en volksschrijver. Ik ga u mijn roman Wil voorlezen. Tenminste het eerste deel van mijn roman Wil en wel in tien afleveringen. Ik lees het voor met huid en haar, met de bluts en de buil, ruig en ongeschoren, met hart en ingewanden zoals ik ben. En dus, hou u vast, wrijf uw benen maar in. Zet u neer in een gemakkelijke stoel. Hier komt mijn brutale oorlogsroman. Hier komt Wil.’
3 Verzamel overeenkomsten die je vaststelt tussen deze inleiding, het fragment uit het juryrapport en het lmpje uit het nieuwsbericht.
Wil is een boek uit 2017, maar het verhaal speelt zich af tijdens de Tweede Wereldoorlog in Antwerpen. In het fragment dat we gaan lezen, bezetten de Duitsers Antwerpen en ze verplichten de Antwerpse politie om mee te helpen bij het opsporen en oppakken van Joden.
Het fragment speelt zich af in het begin van het boek. De Antwerpse hulpagenten Wilfried en Lode moeten onder leiding van twee Duitse soldaten een Joods gezin uit hun huis halen.
Eerste lectuur
Lees fragment 1 uit Wil op p. 353.
1 Noteer een aantal gevoelens die bij je opkomen nadat je dit fragment hebt gelezen/beluisterd. Verklaar kort.
2 Visualiseer op een apart blad de gebeurtenissen: maak tekeningen, noteer de route …
3 Denk na over de vertelsituatie.
a Wie vertelt het fragment?
b Aan wie wordt het fragment verteld?
c Wanneer wordt het fragment verteld (voor/tijdens/na de gebeurtenissen)?
4* Hoe vind je dat de auteur de tekst heeft voorgelezen?
5* Wat is de toon van het fragment? Kies het woord dat het best past uit de lijst of kies je eigen woord en verklaar je keuze: kritisch – machteloos – grappig – spannend – heldhaftig – droevig – realistisch.
6* Past de toon van het fragment bij de manier waarop de auteur het heeft voorgelezen? Bekijk nog eens de antwoorden die je gaf bij opdracht 1. Zie je overeenkomsten en/of verschillen tussen de gevoelens die je noteerde en de manier waarop het fragment werd voorgelezen?
Intussen is er kabaal in dat huis. Er wordt geroepen en gehuild. We horen wat kinderen krijsen. Een kast valt om. Iemand dondert van de trap. Nog meer gekrijs. Maar de gebrulde bevelen in het Duits komen er ver bovenuit. De deur zwaait weer open en daar staan ze: het gezin Lizke. Vijf half aangeklede kinderen van tussen de vier en twaalf, een wenende vrouw met een doek schots en scheef over haar coiffure gedrapeerd en de huisvader die zijn blik naar de grond heeft gericht terwijl er bloed uit zijn opzwellend oor sijpelt. Een keur der Israëlieten, zou Nijdig Baardje spottend zeggen. Hem zult ge later wel tegenkomen in dit verhaal. Ik ga het u zeggen zoals het is: geen idee wat die mensen in hun kookpot draaiden, maar de gevolgen daarvan maakten geen al te beste indruk. Ze walmden.
Nu moet evenzeer gezegd: soms draaide ik bijna van mijn sus wanneer ik Lode zag. Die jongen kon stinken naar bloed en ingewanden dat het geen naam had. Ik ben gevoelig voor geuren, altijd geweest. Mijn vader heeft ooit gezegd dat ik het reukvermogen had van een drachtig vrouwmens. Om te lachen uiteraard, maar ik had hem zijn kop kunnen inslaan telkens als hij dat tussen neus en lippen prijsgaf, liefst op een feestje, met genoeg zat volk in de buurt.
Een van de Feldgendarmen wenkt ons en wijst met zijn gehandschoende vinger naar een papier. Hij onderlijnt zo een adres: Van Diepenbeekstraat. Daar moeten we naartoe en zij weten dus niet hoe. Lode vermijdt mijn blik al of hij er niet is. De straat is niet al te ver van waar ik woon. Het spoor volgen en dan terug de brug onder aan de Van den Nestlei? Ik knik naar de Duitser. Het adres valt onder de zevende wijk, niet ons gebied maar zo zot ben ik niet dat ik hun dat zou vertellen. En daar gaan we. Wij vooraan met een van die Duitsers naast ons, achter ons de vreemdelingen en de andere Feldflurk. De vrouw blijft wenen, haar man spreekt haar zachtjes moed in, ik vermoed in het Pools, maar het kan ook Hebreeuws zijn of weet ik veel. De Feldgendarm sist iets en we horen hem de man een mep geven. Hup de kinderen slaan weer aan het snikken. Ik zou dat anders hebben aangepakt, Lode ook vermoed ik, maar wie zijn wij? Stadgidsen bij nacht en ontij. Het is heel glad geworden, de sneeuw kraakt niet meer onder de voeten en heeft van de straten een glijbaan gemaakt. De Duitsers willen een tempo opleggen dat een gezin met klein grut niet aankan. Het ene na het andere kind valt op zijn gat. Weer stoppen, weer brullen, weer schoppen, nog meer wenen. Lode zegt nog steeds niets. Ik zie zijn gezicht verkrampen. Als ik erop terugkijk, moet ik denken aan de zee. Op dat moment was ik daar nog nooit geweest, maar toen ik er later naartoe ging en ik op het strand op een suikerwafel lag te knabbelen en te doen alsof dat allemaal zeer de moeite was, zag ik eens een kroostrijk gezin de aftocht blazen, met heelder zakken en tuinstoelen en parasols en met al hun kinderen totaal over hun toeren en met een gezicht zo rood als een tomaat. De vader ontplofte, hij trok een van zijn jongste kinderen ruw over het zand terwijl hij een van zijn dochters op zijn andere arm droeg en zijn vrouw met ook aan elke hand een kind de woedende blikken van de omstaanders met schaamte onderging. Ik zweer dat ik het toen zag sneeuwen bij een temperatuur van dertig graden. En ik verzeker u evenzeer dat ik iemand in het Duits toen hoorde brullen. ‘Wier zind bald daar’, zeg ik tegen een van de Feldgendarmen. Duits met haar op, ik weet het, maar ik ben intussen heel die belachelijke toestand zo beu dat ik me voor de allereerste keer van die taal bedien, al is het maar om die stijgende woede wat te kunnen temperen, want daar schiet een mens niets mee op, dat zal die Israëlieten echt niet uit schrik doen schaatsen als zot. Het is ook waar. We zijn er bijna, we zijn zonet de Van Diepenbeekstraat ingeslagen. ‘Die madam en die kinderen zijn dan ook werkweigeraars, zeker?’ fluistert Lode. Zijn stembanden trillen. ‘Kus mijn gat, jong, echt waar. Zijn dat nu manieren?’ Ik zeg niets. Wat moet een mens zeggen? Wat hij daar vaststelt, weet ik ook. Maar we doen mee, we lopen mee, we begeleiden die walmende bende braaf en proper naar een adres op een vodje papier. De maan komt tevoorschijn en doet het ijs op de straten glinsteren als zilverwerk. En dan gebeurt het. Een van de kinderen, een ventje van een jaar of twaalf, maakt zich los van zijn vaderhand en schiet vooruit. Hij snelt ons voorbij, ik weet niet waarom. We horen die vader brullen. De Feldgendarm die samen met ons vooraan loopt, doet een
bij nacht en ontij: letterlijk: midden in de nacht, op een extreem laat uur. Vaak gebruikt met als bijklank: er staat iets ergs te gebeuren (uitdrukking).
paar tellen niets. Hij is even verbaasd als wij over dat ventje dat met zijn magere beentjes over het ijs snelt als een pasgeboren veulen dat nog maar pas op zijn poten staat. Het duurt geen vijf seconden of hij gaat onderuit. Nog voor hij overeind kan krabbelen, haalt de Feldgendarm hem in en die geeft dat kereltje een trap tegen zijn gat ... niet te geloven. We zien hem letterlijk als een slee over het ijs gaan tot hij met zijn kop tegen een lantaarnpaal knalt en daar blijft liggen. De Duitsers lachen zich rot, en op zich is het ook een komisch zicht, ware het niet dat die moeder een kreet slaakt alsof iemand een gekarteld mes in haar buik draait. Ze zakt ineen. Haar man vouwt wenend zijn handen en heft ze in de lucht, alsof de Almachtige met een brandend zwaard op zijn verzoek de orde zou kunnen herstellen of minstens door dat gebaar uit zijn sluimerstand zou worden gehaald en mag aanschouwen wat hier geschiedt. ‘Aufstehen!’ wordt er geroepen, zowel tegen de moeder als tegen het jongetje wat verderop. De Duitser vooraan wil naar hem toe stappen, maar Lode is hem voor. Het is alsof hij schaatsen onder zijn voeten heeft, zo snel. Hij bereikt het ventje, gaat op zijn knieën en buigt heel zijn lijf rond de jongen als een cocon, als een slakkenhuis door spieren gevormd. Hij laat hem niet los, ook niet als hij wordt aangepord door de nog steeds glimlachende Feldgendarm die nu iets zachter ‘Schon gut’ zegt. De Duitser port hem nog eens aan, schopt dan bijna speels tegen het achterste van Lode. Lode brult: ‘Blaas mijn zak op, smeerlap!’ Aan zijn stem valt te horen dat ook hij nu aan het wenen is. Ik zie een deel van zijn rode kop, zijn schoon zwart haar vol pommade dat in pijlen over het gezicht van de jongen valt, zijn witte helm die een meter verderop omgekeerd in de sneeuw ligt als een gapende nachtspiegel. De Duitser verliest zijn gevoel voor humor en tast vloekend naar zijn gummiknuppel. Vooraleer ik er zelf erg in heb, schiet mijn hand uit en klemt mijn vuist zich als een bankschroef rond de pols van de Feldgendarm. We kijken elkaar aan, de Duitser en ik. Wat mij daar gered heeft, jongen, zijn die enkele tellen verbijstering op het gezicht van die Feldflurk. Het kan er bij hem niet in dat dit gebeurt in dit belachelijke land dat zij zonder al te veel moeite hebben bezet. Hij krijgt het een paar seconden niet verwerkt in deze stad waar ze met hun dik gat op zijn gaan zitten. Dat een onnozele snotneus zoals ik in dat belachelijke uniform hard knijpt in zijn pols en hem recht in zijn arrogant bakkes aankijkt, is simpelweg een scène die zich afspeelt op een andere planeet. Goed, ik laat hem los en hij doet niets.
de pommade: haarzalf, een product dat gebruikt wordt om haar in model te brengen.
17.6
16.4
7 Het fragment is kort; toch kun je al een aantal personages typeren. Zoek een rond personage en een vlak personage en verklaar je keuze.
8 De schrijver gebruikt heel wat beeldspraak. Verzamel daarvan minstens drie voorbeelden.
9 ‘Wat mij daar gered heeft’, zegt Wilfried op r. 66. Waarom gebruikt hij het woord ‘gered’? Wat was er gevaarlijk aan hun gedrag?
Je bekijkt een kort fragment uit de reeks Kinderen van de collaboratie
10 Vind je dat Wilfried en Lode collaboreurs zijn? Geef argumenten voor en tegen.
11 Luister naar de schrijver die zelf wat duiding geeft bij zijn boek. Kijk nog eens terug naar je antwoorden bij de vorige opdracht. Wat kun je nog aanvullen?
12 De schrijver stelt in het lmpje de volgende vraag: ‘Als alle getuigen van de Tweede Wereldoorlog overleden zijn, wat blijft er dan over?’ Formuleer een mogelijk antwoord.
13* Bekijk nog eens je antwoord bij opdracht 3 uit lesdeel 1 op p. 352. Vind je nog meer gelijkenissen? Zou je nu andere overeenkomsten noteren?
de collaboratie: samenwerking met de vijand. Het begrip is afgeleid van het Franse werkwoord ‘collaborer’, dat samenwerken betekent. De specifieke negatieve betekenis kreeg het woord tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen België was bezet door Duitse troepen.
Ga terug naar fragment 1 uit Wil op p. 353.
1 Beschrijf het gedrag van Lode in dit fragment aan de hand van wat hij zegt en vooral hoe hij het zegt. Noteer de werkwoorden die de verteller gebruikt om te beschrijven wat Lode zegt/doet.
2 Hoe zou jij het karakter van Lode typeren? Wat voor iemand is hij? Ken je mensen met een soortgelijk karakter?
3 ‘Het adres valt onder de zevende wijk, niet ons gebied, maar zo zot ben ik niet dat ik hun dat zou vertellen’ (r. 17-18). Waarom vertelt Wilfried dat niet aan de Duitsers?
4 ‘Als ik erop terugkijk, moet ik denken aan de zee’, zegt Wilfried (r. 26-27). Hij vertelt een korte anekdote die zich afspeelt aan de zee, hij eindigt met: ‘Ik zweer dat ik het toen zag sneeuwen bij een temperatuur van dertig graden. En ik verzeker u evenzeer dat ik iemand in het Duits hoorde brullen.’ Verklaar die gedachtesprong van Wilfried.
5 Hoe is de verhouding tussen Wilfried en zijn vader? Bewijs je antwoord met een voorbeeld uit de tekst.
EEN PLOTSE SNEEUWVAL. Het doet me denken aan de oorlog. Niet vanwege de kou of ander ongemak, maar vanwege de stilte die de stad dan kort in haar klauwen heeft. Nu valt het met pakken uit de lucht. Het is nacht. Ik hoor de geluiden stollen tot een dof niks. En dan moet een mens zoals ik naar buiten, jongen, oud of niet. Ik weet dat iedereen denkt: straks valt hij en breekt hij zijn heup. Straks ligt hij met zijn poten omhoog in een ziekenhuisbed in Sint-Vincentius. En daarna is het gedaan met hem, finaal geveld door een bacterie die ze vooral in ziekenhuizen kweken. Het is curieus hoe oude mensen besmet raken door de angst van anderen. Door die angst laten ze zich opsluiten in tehuizen, laten ze zich voederen met flauwe kul en koude pap, een bingoavond van kusmijnkloten en een Marokkaanse aan hun gat met een stuk wc-papier. Iedereen mag zijn angst houden. Ik heb nooit angst gevoeld, nooit echt, en deze versleten aap leert men geen nieuwe trucs. Buiten kraakt de sneeuw onder mijn bottines. Nee, geen deftige schoenen, maar mijn ouderwetse bottines die ik jarenlang in ere heb gehouden, tientallen keren heb laten lappen en vrijwel elke week ingevet, stapschoenen die mij nu toelaten achteruit de wereld van de tijd in te stappen. Er dwarrelen nog vlokken naar beneden. Onlangs zag ik er een uitvergroting van in een van de gazetten in de leeszaal van de bibliotheek. Allemaal pièces uniques, die sneeuwvlokken, allemaal schoon wiskundig in elkaar gestoken werelden die nu zomaar op mijn jas vallen en mijn muts. Nee, ik ga er een gedicht over schrijven. Niemand leest ze nog en mijn vat is af. De sneeuw verandert de stad, en dwingt ze niet enkel tot stilte, maar misschien tot nadenken, tot herinneren; bij mij in ieder geval wel. Als het sneeuwt zie ik beter. Als het sneeuwt in de stad weet een mens wat ze echt betekent, wat ze verloren heeft, wat ze wil vergeten. Ze geeft de illusie op van de vervlogen tijd.
Je leest nu fragment 2 uit Wil. Dit is het openingsfragment van het boek.
17.9 17.7
Ruimte
6 Welke sfeer geeft de sneeuw aan het fragment? In het fragment geeft Wilfried zelf aan welk e ect de sneeuw geeft.
7 Wilfried vertelt het verhaal aan een imaginaire achterkleinzoon. Waarom gebruikt hij de zin ‘Ik ga het u zeggen zoals het is’ (fragment 1, r. 7)?
Ga aan de slag met een van onderstaande creatieve verwerkingsopdrachten.
Het fragment herschrijven Herschrijf fragment 1 vanuit een ander perspectief. Maak een keuze uit volgende opties:
Je schrijft vanuit een afstandelijke, nietbelevende verteller die alles observeert.
Je schrijft vanuit het standpunt van het twaalfjarige jongetje dat gaat lopen. Kies voor de ik-vorm.
Je laat het fragment zich afspelen in een hedendaagse oorlog. Je mag een bestaand conflict kiezen of een oorlogssituatie verzinnen.
• Je behoudt het basisgegeven van het verhaal (sneeuw (of een ander weerfenomeen), tocht, gebeurtenis, conflict, verzet, machteloosheid …)
• Lees of beluister het fragment nog eens aandachtig. Zorg ervoor dat je de keuzes die je in je tekst maakt, kunt toelichten door te verwijzen naar de oorspronkelijke tekst.
• Lees het zelfgeschreven verhaal eens hardop voor. Wat vind je van de kwaliteit?
• Deel fragment 1 op in een zestal scènes.
• Teken een storyboard met de verschillende scènes. Zoek eventueel op het internet enkele storyboards van films die je goed kent. Dat geeft zeker inspiratie voor je eigen storyboard.
• Verantwoord achteraf je keuze en geef mondeling wat uitleg bij het storyboard.
Op iDiddit vind je oefeningen op spreekwoorden, syntaxis, spelling, interpunctie en woordtekens.
In les 25 stond je stil bij het nieuws. Bij het nieuws op televisie, in kranten en op websites hoort een bepaalde woordenschat.
1 Orden onderstaande woorden in vier groepen. Gebruik voor elke groep een andere markeerkleur.
A woorden die ik nog nooit heb gehoord
B woorden die ik al gehoord heb, maar die ik niet begrijp
C woorden die ik begrijp als ik ze hoor/lees, maar zelf niet zou kunnen gebruiken
D woorden die ik begrijp en die ik zelf in een betekenisvolle zin zou kunnen gebruiken
oorlogSjournalist – peR sconferentie – Autocue – duidIngsprogramma – bEtaalmuur – proDuctiehuis –sItcom – realiTyprogramma – Freelancer – Voice over
2 Op p. 361 vind je een afbeelding of omschrijving bij de woorden uit opdracht 1.
a Noteer het juiste woord bij elke afbeelding/omschrijving.
b Noteer daarnaast ook een omschrijving van het woord.
3 Als je alle woorden uit opdracht 1 op de juiste plaats hebt gezet in opdracht 2, plak je de vetgedrukte letters aan elkaar. Welk woord bekom je? Weet je ook wat het betekent?
De eerste 5 artikelen hebben we u cadeau gedaan. Ook dit artikel lezen?
Neem nu een abonnement bij NRC. Dat is in een paar minuten geregeld.
4 Bekijk onderstaande woorden en omschrijvingen.
a Verbind de woorden met de juiste omschrijving. Opgelet: twee omschrijvingen kun je niet gebruiken.
b Welk woord heb je gevormd als je alle letters op de juiste plaats zet? Weet je ook wat het betekent?
c Voor twee omschrijvingen was er geen woord. Kun je zelf het bijhorende woord raden?
1 hoofdredacteur sVlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie
2 eindredacteur dtijdens de zomer, als het parlement niet aan het werk is en er weinig politiek nieuws te rapen valt
3 komkommertijd v tijdstip waartegen een journalist zijn artikel klaar moet hebben
4 persagentschap o verantwoordelijke voor het eindproduct
5 scoop cbedrijf dat nieuws verzamelt van over de hele wereld en dat tegen betaling doorstuurt naar nieuwskanalen zoals kranten, nieuwsredacties
6 VRT a als eerste een nieuwtje brengen; synoniem voor ‘primeur’
7 VMMa tVlaamse Mediamaatschappij (met o.a. VTM en Q-Music) i informatie overbrengen op een entertainende manier phet hoofd van de nieuwsdienst, die bepaalt welk nieuws er in het journaal, de krant of het tijdschrift komt en die de taken tussen de journalisten verdeelt
5 Plaats de de nitie bij de juiste term.
1 inzettekst ade hoofdtekst, de hele tekst van het krantenartikel, zonder koppen, quotes …
2 credit btiteltje bij een deel van het artikel
3 lead ceen ingevoegde tekst bij een groter artikel
4 streamer dinleiding tot het artikel
5 broodtekst ede naam van een fotograaf of een andere bronvermelding
6 tussenkopje fquote die vergroot tussen de tekst staat om de aandacht te trekken
6 Bekijk het artikel op p. 363.
a Benoem de verschillende onderdelen van het krantenartikel uit opdracht . Noteer het nummer in het artikel.
b Welk van de begrippen uit opdracht zie je niet in het artikel?
Ken je deze fait divers? Het woord krant is afgeleid van het Franse courant, dat ‘gangbaar, actueel, lopend’ betekent.
PODCAST Er lopen gesprekken tussen de VRT en Mediahuis (De Standaard en Het Nieuwsblad ) over een gezamenlijk platform voor Vlaamse podcasts. Ook DPG Media toont interesse.
Een ‘Streamz voor audio’, dat idee lanceerde Koen Verwee, de CEO van Mediahuis (De Standaard, Het Nieuwsblad ) op de eerste dag van het allereerste podcastfestival in Oostende. ‘Moeten we als Vlaamse mediapartners niet nadenken over een Vlaams podcastplatform?’, opperde hij tijdens een debat over podcasts in Vlaanderen. ‘Belangrijk is dat we het platform zelf controleren. Alleen zo vermijden we dat advertentie-inkomsten naar het buitenland vloeien. Tijdens het debat gaf de Vlaamse minister van Media, Benjamin Dalle (CD&V), meteen aan ‘positief te staan tegenover zo’n initiatief’.
Verwee benadrukte in Oostende dat er nog geen uitgewerkt plan op tafel ligt. Maar de openbare omroep, die de laatste tijd ook fors inzette op podcasts, bevestigt wel al dat het over zo’n platform met Mediahuis in gesprek is. ‘Net zoals bij video zijn we op zoek naar slimme manieren om samen te werken rond audio en de markt te versterken’, zegt VRT-woordvoerder Bob Vermeir.
zit. We moeten kijken hoe we die podcastbeleving in Vlaanderen houden.’ Ook voor Verwee is het ‘cruciaal dat alle mediabedrijven, zeker de VRT, van bij de start van de onderhandelingen aan de tafel zitten over een gezamenlijk podcastplatform’. De CEO van Mediahuis ziet brood in een hybride model voor zo’n platform met zowel advertenties als abonnementen. ‘Het is een utopie te denken dat reclame alleen genoeg inkomsten zal opleveren’, aldus Verwee.
Voorlopig zit DPG Media – het moederbedrijf van onder meer HLN, De Morgen, VTM en Qmusic –nog niet mee aan tafel. Al lijkt het een kwestie van tijd vooraleer dat bedrijf ook mee aan tafel schuift. Iedereen lijkt ervoor open te staan. Om te beginnen DPG Media zelf. In Oostende reageerde Steve Van den Audenaerde van DPG Media alvast enthousiast op het voorstel. ‘Wij zijn zeker bereid om te bekijken of een gezamenlijk podcastplatform, mét de steun van de VRT, mogelijk is. We willen mee aan tafel gaan zitten’, zei hij. Na het debat voegde Van den Audenaerde daar nog aan toe dat ‘80 tot 95 procent van de consumptie van podcasts bij Apple en Spotify
Het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) kent vanaf dit jaar subsidies toe voor de ontwikkeling en productie van podcasts. ‘Audiocreaties zijn de laatste jaren aan een stevige opmars bezig. De podcastsector wordt stilaan volwassen’, zegt de minister van Media Benjamin Dalle (CD&V). ‘Momenteel luistert al één Vlaming op de vier minstens één keer per maand naar een podcast’, voegt directeurintendant van het VAF Koen Van Bockstal daaraan toe. Dit jaar kan het VAF 250 000 euro aan de ondersteuning van podcasts besteden, vanaf 2023 wordt dat 340 000 euro. De mediaminister kondigde dat nieuws in december 2021 al aan, maar vestigde er in Oostende nog eens de aandacht op. Verhalende audiocreaties – zowel fictie als non-fictie – met een langetermijnwaarde komen in aanmerking. De eerste deadline voor projecten die VAF-steun willen, valt al op 12 mei.
Cathérine De Kock
Valerie DroevenBron: standaard.be - 02/04/2022
‘Het is cruciaal dat alle mediabedrijven, en zeker de VRT, van bij de start mee aan tafel zitten’
Koen Verwee, CEO MediahuisDebat op het podcastfestival in Oostende. Foto: Christophe De Muynck
Nog nooit eerder kon je zo snel informatie over een bepaald onderwerp vinden als in onze huidige maatschappij. Kennis over elk onderwerp is maar een klik van ons verwijderd.
1 Je krijgt een minuut de tijd om informatie op te zoeken over het informatietijdperk. Noteer de belangrijkste kenmerken.
Vorig jaar leerde je de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van een bron te beoordelen. In de les over het debat ga je actief met die kennis aan de slag. Om op een gefundeerde wijze te debatteren over een onderwerp is het belangrijk om relevante en betrouwbare informatie te verzamelen. In deze tussenstop frissen we op hoe je dat kunt aanpakken.
Je beoordeelt de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van een bron door een aantal stappen te doorlopen. Daarna leer je hoe je correct naar een bron verwijst. In de les over het debat ga je zelfstandig met die vaardigheden aan de slag.
Alvorens je naar informatie op zoek gaat, is het belangrijk om te weten met welk doel je die informatie verzamelt. Zo gebruik je andere bronnen om een algemeen beeld te krijgen over een – voor jou onbekend – begrip dan om een literatuurstudie over een bepaald onderwerp te schrijven.
In dit lesdeel consulteer je verschillende bronnen om je voor te bereiden op een fictief debat over de volgende stelling:
Een gezondheidstaks is een goede zaak voor België!
Je wilt debatteren over een bepaald thema? Dan is het belangrijk dat je weet waarover je spreekt. Je kunt de volgende vragen stellen.
2 Wat is een gezondheidstaks volgens jou?
3* Zoek het correcte antwoord op en pas jouw antwoord aan indien nodig.
4 Is er momenteel een gezondheidstaks in België?
Bekijk de bronnen op p. 365-369.
5 Beoordeel de betrouwbaarheid en de bruikbaarheid van de bronnen aan de hand van het kader in de Trajectwijzer.
6 Beoordeel welke informatie nuttig is voor jouw doel: een debat over de stelling ‘Een gezondheidstaks is een goede zaak voor België!’.
7 Selecteer informatie uit de bronnen.
a Markeer belangrijke, algemene informatie over het onderwerp in het geel.
b Markeer argumenten pro een gezondheidstaks in het blauw.
c Markeer argumenten contra een gezondheidstaks in het groen.
Een vet-, suiker- en/of frisdranktaks, ook wel ‘gezondheidstaks’ genoemd, is een belasting op ongezonde voeding zoals vetrijke snacks, snoep en suikerhoudende dranken. Doel van zo’n taks is mensen gezonder te laten eten en zo een halt toe te roepen aan het stijgende aantal mensen met overgewicht of zwaarlijvigheid.
Hoewel enkele vragen over de gezondheids- en socio-economische effecten van een gezondheidstaks nog open blijven, pleiten almaar meer wetenschappers en gezondheidsorganisaties voor zo’n taks. Ook het aantal landen waar men een taks succesvol invoerde, groeit.
Het Vlaams Instituut Gezond Leven is daarom voorstander van de invoering. Al zijn er wel voorwaarden: de opbrengsten van een taks moeten worden ingezet om gezonde voeding goedkoper te maken of voor andere sociale programma’s. Daarnaast moet de gezondheidstaks kaderen binnen een breder preventief gezondheidsbeleid. Tot slot moeten de socio-economische effecten van de frisdranktaks continu worden opgevolgd.
Gezondheidstaks: wat en waarom?
‘In de jaren vijftig besteedden we zo’n 30 procent van ons inkomen aan voedsel, nu is dat nog maar 13 procent. Tegelijkertijd geven we miljarden euro’s méér uit aan gezondheidszorg en sociale zekerheid als gevolg van onze ongezonde levensstijl’, berekende Olivier De Schutter, voormalig VN-rapporteur rond voeding.
Hij stelt in de Volkskrant dat we af moeten van onze verslaving aan goedkoop en ongezond voedsel: De prijs van ons eten in de supermarkt is volgens hem misleidend, omdat die vaak niet incalculeert wat het effect is op de leefomgeving en onze gezondheid. Uiteindelijk betalen we die prijs alsnog via de belasting. ‘Het zou veel efficiënter zijn als de prijs in de supermarkt niet langer zou liegen’, aldus De Schutter. Een duidelijk pleidooi voor productprijzen die rekening houden met mogelijke gezondheidskosten van die producten op de langere termijn. Een suikertaks kan hier soelaas bieden.
Ook voedingsexperten prof. Martijn Katan en prof. Jaap Seidell (Vrije Universiteit Amsterdam) pleiten vóór een belasting op suikerhoudende dranken. Het is volgens hen een bewezen effectieve strategie in de strijd tegen obesitas. In de krant NRC omschreef Katan obesitas als een politiek probleem, geen voedingswetenschappelijk probleem. De oplossing, aldus Katan, ligt in ‘fietsen bevorderen, geen vergunning geven voor een Dunkin’ Donutswinkel, frisdrankautomaten verbannen uit scholen (…) én een belasting op frisdrank.’
lees verder ➡
Een frisdranktaks is perfect logisch, zeker vanuit economisch standpunt, beklemtoont gezondheidseconome Rachel Griffith. Hij brengt toekomstige kosten, verbonden met de consumptie van suikerrijke producten, mee in rekening. Wie vandaag veel junkfood eet, doet dat goedkoop, maar dreigt daar later een dure ziekenhuisrekening voor te moeten betalen. Op het moment van aankoop houden we daar (te) weinig rekening mee. Een taks kan de consument extra bewust maken van dat gevaar. Dan moet voor de consument wel duidelijk zijn waarom product x of y duurder geworden is. Goede kadering van een taks is m.a.w. belangrijk.
Strategie tegen obesitas
Ook de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is gewonnen voor een frisdrank-, suiker- en in het ideale scenario brede gezondheidstaks. Gezondheidstaksen kunnen volgens de WHO een strategische sleutelrol spelen in de strijd tegen welvaartsziekten die wortelen in ongezonde voedingskeuzes. En, belangrijk voor beleidsmakers: het is zeer waarschijnlijk dat een frisdrank- of ruimere gezondheidstaks zichzelf ruimschoots terugbetaalt. In extra gezonde levensjaren voor de burger, én maatschappelijk dankzij uitgespaarde medische kosten.
Mexico en het Verenigd Koninkrijk tonen de weg
Een interessant praktijkvoorbeeld is de Mexicaanse taks op gesuikerde dranken, ingevoerd in januari 2014. Na invoering van de taks (10% prijsstijging), daalde de consumptie van gesuikerde dranken er met 7,6%. Opvallend: bij kwetsbare groepen daalde het verbruik zelfs met 11.7%. Een taks lijkt de gezondheidsongelijkheid dus niet te versterken, integendeel.
Onder grote belangstelling lanceerde het Verenigd Koninkrijk dit voorjaar een graduele productietaks op gesuikerde dranken. De last ligt daarbij in de eerste plaats bij producenten en niet per se bij de consumenten. Bij een productietaks betalen producenten meer naarmate hun dranken meer suiker bevatten. Vanaf 5 gram suiker per liter betalen fabrikanten in de UK 18 pence (€0,20) extra per liter, vanaf 8 gram is dat 24 pence (€0,27).
Het vooruitzicht van de taks miste in de UK zijn effect niet. Om de belasting te vermijden, pasten vele frisdrankproducenten hun recept aan. 50% van de dranken werd daardoor minder gesuikerd. De WHO toont zich voorstander van zo’n graduele productietaks. Het belast alle gesuikerde dranken op een gelijke manier en het motiveert producenten om hun recepten aan te passen.
Minstens 20%
Wetenschappers ijveren voor een taks van 20% of meer. Een belasting aan dat percentage vermindert de consumptie van belaste producten meer dan evenredig. Om grensshoppen te vermijden, geldt een taks bovendien best in een zo groot mogelijk gebied. Een taks op EU-niveau biedt in die zin de beste garantie op succes. Zeker nu Belgen steeds vaker hun inkopen in de buurlanden doen (jaarcijfers Fevia).
Toch hoeft onze federale overheid niet te wachten op Europa. In Amerikaanse steden zoals Berkeley en Philadelphia bleek een frisdranktaks prima te werken, ook al geldt die in een klein gebied. Bovendien kan men, zoals in het Verenigd Koninkrijk, kiezen voor een graduele productietaks. Die voelen consumenten niet per se in hun portemonnee, wat ook de motivatie tot grensshoppen kan verminderen.
Willen beleidsmakers een taks met maximale gezondheidsvoordelen? Dan focussen ze best op een zo breed mogelijke groep van (ongezonde) voedingsmiddelen. Suiker alleen in dranken duurder maken, voedt immers het risico dat producenten hun focus verleggen naar andere suikerrijke voedingsmiddelen of vetrijke producten. Hetzelfde substitutierisico speelt ook bij consumenten. Als de prijs van één productgroep, bijvoorbeeld frisdranken, stijgt in de winkel, grijpen ze misschien naar ongezonde alternatieven die niet extra belast worden.
Algemene gezondheidstaks?
Om substitutiegedrag te vermijden, pleit de WHO voor een algemene gezondheidstaks, op basis van een ‘nutrient profile model’. In zo’n model scoort men alle voedingsmiddelen op (on)gezondheid. Die score kan bepalen of en in welke mate een product extra belast wordt. Eén toepassing van zo’n score is de Franse Nutri-Score, waarbij voedingsproducten een kleurenlabel krijgen op basis van hun gezondheidsscore. Het Vlaams Instituut Gezond Leven schreef dit advies over het gebruik van voedingslabels.
Op langere termijn pleit het Vlaams Instituut Gezond Leven voor een breed geldende, algemene gezondheidstaks. Een ‘nutrient profile model’ zoals Nutri-Score is daarvoor een goede, wetenschappelijke basis.
Hongarije bewijst dat zo’n bredere gezondheidstaks mogelijk is. Het land dankt er positieve, blijvende gezondheidsresultaten aan. Mensen consumeren bv. minder (voorverpakte) gesuikerde en overdadig zoute producten. Bovendien oogstte de taks ook enkele onbedoelde resultaten zoals toegenomen kennis over gezonde voeding en toegenomen kookvaardigheden. Tot slot had de Hongaarse taks verhoudingsgewijs méér effect bij lager opgeleide groepen.
Recent Brits onderzoek bevestigt het potentieel van een frisdranktaks, voornamelijk bij jongeren. Rachel Griffith stelde vast dat jongeren (13-21jaar) de grootste suikerverbruikers zijn én dat ze de meeste van die toegevoegde suikers uit frisdranken halen. Het goede nieuws is dat jongeren ook zeer gevoelig zijn voor een taks op suikerrijke dranken. Bij zo’n taks daalt hun suikerverbruik 80% meer dan het verbruik van de gemiddelde consument.
Ook de WHO beschouwt suikerrijke dranken als ideale eerste target voor een heffing. Het zijn immers producten met een hoge prijselasticiteit, wat betekent dat prijsveranderingen relatief snel de consumptie beïnvloeden.
Ook gezond aanbod ondersteunen
Het potentieel van een taks blijkt nog groter als men terzelfdertijd ook gezonde voeding ondersteunt.
In 2018 analyseerden Amerikaanse wetenschappers uitgebreid het effect van taksen op ongezonde voeding en subsidies voor gezonde voeding. Men ging aan de slag met de consumptie- en gezondheidsgegevens van meer dan 200 000 Amerikanen. Een combinatie van een taks en subsidie leverde met voorsprong de grootste gezondheidsbonus op.
Tienduizenden vermeden overlijdens
10% extra betalen voor suikerhoudende dranken en bewerkte vleeswaren in combinatie met een subsidie van 10% voor groenten, fruit en volle granen, voorkomt volgens de Amerikaanse studie elk jaar 33 700 overlijdens door welvaartsziekten. Een taks of subsidie afzonderlijk invoeren, genereert ook positieve effecten, maar vooral de combinatie van de twee blijkt succesvol. Ongezonde voeding belasten is dus één kant van de medaille, gezonde voeding toegankelijker maken de andere kant.
Positieve maatregelen
Gezond gedrag stimuleren met positieve maatregelen is van onschatbare waarde. Zorg ervoor dat gezonde voeding betaalbaar is en (letterlijk) voor de hand ligt. Maak bijvoorbeeld volkorenbrood of groenten en fruit goedkoper. Of installeer als overheid meer (gratis) drinkwaterfonteintjes in de publieke ruimte. Gezond Leven pleit ervoor om die maatregelen deels of helemaal te financieren met de opbrengsten van een frisdrankentaks.
Effect op kwetsbare groepen?
Tegenstanders van een taks op ongezonde voeding gebruiken vaak het argument dat een taks regressief is en de meest kwetsbaren het hardst treft in hun portemonnee. Maar er is ook een andere interpretatie mogelijk. Als een voedingstaks financieel zwaarder doorweegt, zal die vermoedelijk ook een groter effect hebben op het gedrag.
Belgische suikertaks 2015 onvoldoende
De versnipperde bevoegdheden binnen ons land bemoeilijken de zaak: het laten doorstromen van de inkomsten van de gezondheidstaks op federaal niveau naar preventieve gezondheid op Vlaams niveau is geen evidentie.
In 2015 voerde België al een ‘suikertaks’ in. Die belasting lag echter veel te laag om een positief gezondheidsverschil te kunnen maken. Het ging over 3 eurocent per liter suikerhoudende drank.
Naar: Gezond Leven: 2022, Vlaams Instituut Gezond Leven
Uit de Gezondheidsenquête 2018 blijken volgende cijfers:
• Gemiddelde BMI bij de volwassen bevolking (18 jaar en ouder): 25,5
• Percentage van de volwassen bevolking met overgewicht (BMI ≥ 25): 49,3%
• Percentage van de volwassen bevolking dat obees is (BMI ≥ 30): 15,9%
• Percentage van de jongeren (2-17 jaar) met overgewicht: 19,0%
• Percentage van de jongeren (2-17 jaar) met obesitas: 5,8%
Bron: www.sciensano.be
De Gezinsbond pleit voor de invoering van een extra belasting op ongezonde voeding zodat mensen aangespoord worden om gezonder te eten. Daarmee wil de Gezinsbond verder gaan dan de suikertaks die vorig jaar in het leven geroepen werd en die frisdranken viseert.
Fevia, de federatie van de Belgische voedselindustrie, reageerde al negatief. Fevia onderschrijft het doel om mensen aan te sporen gezonder te eten, maar wil dit niet via een extra belasting. Ze geeft daarvoor drie redenen, waarvan er volgens mij slechts een eventueel terecht is, afhankelijk van de impact.
Een taks op ongezonde voeding is volgens Fevia onrechtvaardig, omdat vooral de lagere inkomensklassen proportioneel meer spenderen aan ongezonde voeding. Zij zouden dus relatief het meeste verliezen door een dergelijke extra belasting. En dat klopt. Maar de belasting geldt voor alle inkomensklassen. De opbrengst van de belasting is dus vele malen groter dan het verlies voor de lagere inkomensklassen (ook omdat rijkere mensen in absolute zin meer consumeren en dus meer extra belasting zullen betalen). Het is dus in principe makkelijk om het verlies voor lagere inkomensklassen financieel te compenseren. Dat wordt met de suikertaks overigens gedaan, omdat de laagste lonen door de taxshift waar de suikertaks een deel van is het meeste winnen. En ook de uitkeringen zouden stijgen met het recente Zomerakkoord.
Een tweede argument van Fevia is dat consumenten de prijsstijging kunnen vermijden door te kiezen voor de goedkopere, maar even ongezonde producten. Dan werkt de belasting niet. Althans niet om mensen gezonder te laten eten. Maar als financiering van de taxshift werkt de belasting dan wel. De reden voor de taxshift zijn de hoge arbeidslasten in België, waarvan nagenoeg iedereen overtuigd is dat ze zeer verstorend zijn. De taxshift
moet die arbeidslasten verlagen, met meer jobs en welvaart als gevolg. Het is een oefening in optimale taxatie.
De kunst is dan om de taxshift te financieren met nieuwe belastingen die minder verstorend zijn, wat er in economische zin op neerkomt dat mensen hun gedrag minder laten beïnvloeden door de nieuwe belasting. Als mensen hun gedrag nauwelijks aanpassen bij een suiker- of vettaks, werkt de taks dus ook, maar dan op het domein van de optimale taxatie. Daarom werkt een suiker- of vettaks altijd, ook als mensen hun gedrag niet zouden aanpassen.
Het laatste argument van Fevia is volgens mij het beste. Fevia beweert dat een extra belasting op ongezonde voeding in België mensen aanzet om over de grens te shoppen. België is een klein land en men zit al snel over de grens. Als grensshoppen belangrijk wordt door de suiker- of vettaks, dan misloopt de regering een deel van de geplande belastinginkomsten en worden de grensshoppers niet gezonder. Bovendien kunnen er op termijn jobs verdwijnen.
De vraag is echter hoe belangrijk dit fenomeen is, ook in relatie met de positieve effecten van lagere arbeidslasten. Betrouwbare cijfers worden dan erg belangrijk. Fevia zegt dat het grensshoppen voor niet-alcoholische dranken in 2016 met 12 procent gestegen is tegenover het jaar ervoor en het zou in 2016 90 miljoen euro bedragen. Die cijfers zijn gebaseerd op steekproeven, uitgevoerd door GfK, een marktonderzoeksbureau, aan de hand van de kastickets van een vast panel gezinnen. Het is niet
duidelijk of die cijfers ook rekening houden met wat buitenlanders bij ons komen grensshoppen of enkel wat Belgen over de grens kopen.
Ook is het niet zeker of de stijging wel veroorzaakt wordt door de suikertaks. Zo zou grensshoppen voor voeding en drank in 2015 met 40 procent zijn toegenomen sinds 2008. Ruim vóór de suikertaks in voege trad. Een van de redenen hiervoor is wellicht dat de hogere loonkosten in België consumentengoederen duurder maken (niet enkel voeding en drank). En net dat probleem pakt de taxshift aan. Misschien is het totale grensshoppen wel aan het verminderen door de taxshift? Er
bestaan hier blijkbaar geen publiek beschikbare cijfers over. En het is begrijpelijk dat GfK deze cijfers niet publiek wil maken, aangezien dat hun businessmodel zou kunnen ondermijnen. Maar het is moeilijk discussiëren over partiële cijfers. Het is volgens mij geen overbodige luxe dat een overheidsinstelling zich hierover zou buigen. Mensen aanzetten tot gezonder eten kan wellicht ook op andere manieren dan met een suiker- of vettaks. Maar de beste prikkels zijn vaak financiële prikkels.
Bron: www.tijd.be
8 Noteer op basis van de bronnen op p. 365-369 de argumenten pro en contra een gezondheidstaks.
a Plaats de tegenargumenten naast elkaar, zo heb je een duidelijk overzicht van welke argumenten de tegenpartij kan aanhalen en weet je snel hoe je die kunt weerleggen.
b Noteer ook telkens de bijhorende bron.
c Probeer zelf een tegenargument te bedenken indien je er geen kunt terugvinden in de bovenstaande bronnen.
Heb je nog extra bronnen nodig? Ga zelf op zoek naar een extra bron die je kunt gebruiken.
1 Gebruik verschillende zoekmachines.
2 Denk na over wat je wilt weten over dit onderwerp en formuleer gerichte zoektermen. Zoek algemener indien je onvoldoende resultaten vindt.
3 Google Scholar legt de focus op wetenschappelijke literatuur.
4 Vertaal je zoekterm indien je onvoldoende resultaten vindt.
5 Door dubbele aanhalingstekens rond je zoekopdracht te plaatsen, zoek je naar de exacte combinatie van die woorden.
6 Je kunt je zoekresultaten filteren op taal, land en periode.
Een gezondheidstaks is een goede zaak voor België! pro contra
Bron 1 Er zijn verschillende landen waar een dergelijke taks succesvol werd ingevoerd (Hongarije, Mexico, Verenigd Koninkrijk).
Bron 6 Er zijn landen waar een dergelijke taks fout liep en opnieuw werd afgeschaft (vettaks in Denemarken).
Mexico: Na invoering van de taks (10% prijsstijging), daalde de consumptie van gesuikerde dranken er met 7,6%. Opvallend: bij kwetsbare groepen daalde het verbruik zelfs met 11,7% .
9 Waarom is het belangrijk om correct te verwijzen naar je bronnen? Er zijn verschillende stijlen om correct naar je bronnen te verwijzen. Een van die stijlen is de APA-stijl; een set van referentieregels opgesteld door de American Psychological Association.
10 In de Trajectwijzer vind je de richtlijnen voor het opstellen van een bibliogra e aan de hand van de APA-methode. Neem die richtlijnen grondig door en stel een bibliogra e op van de bronnen die je leerkracht met je deelt.
1 Hoe promoot je het ecologische bewustzijn van je bedrijf via direct mail? Door het papier nuttig te maken natuurlijk. Honda drukte zijn brief op gerecycleerd papier met milieuvriendelijke inkt. Bovendien zaten er bloemzaadjes in verwerkt. Wie de brief plantte, kon enkele weken later van prachtige bloemetjes genieten.
2 Wanneer de postbode bij jou thuis een pakketje komt afleveren, maar je bent niet thuis, dan krijg je een klein briefje waarmee je naar het postkantoor kunt gaan. KitKat bedacht deze direct mail die lijkt op het briefje van de postbode, maar met een lichtjes aangepaste boodschap.
3 Ook een 'saaiere', regelmatige oproep kun je leuk brengen. Zoals de oproep van een tandarts om op jaarlijks onderzoek te komen. Geen fijne boodschap, maar wel één waarbij er hier op creatief vlak een tandje bijgestoken werd waardoor de ontvanger op zijn minst ging glimlachen.
4 De makers van wasproduct Breeze Excel verstuurden een staaltje van hun wasmiddel niet in een traditioneel postpakket, maar in een witte T-shirt. Door de verzending werd het T-shirt zo vuil dat de ontvangers meteen het product konden testen.
5 Wat thermische inkt en haarscherpe copy. Meer was er niet nodig om deze uitnodiging voor een exclusief event over de kapperstongen te laten gaan. En een haardroger natuurlijk, maar dat was voor de doelgroep geen probleem.
6 Jeroen Meus is niet de enige die met worsten uitpakt. Het Canadese WVRST stuurde bloggers, influencers en voedingsrecensenten een T-shirt verpakt als roze worst. Wie het T-shirt droeg op de opening van het restaurant kreeg een gratis maaltijd aangeboden.
7 Een plooibare platenspeler in karton? Die dan nog eens echt werkt? GGRP Sound stuurde deze direct mail naar enkele creatieve directeurs om te tonen hoe goed zij met geluid om kunnen.
8 In China krijgen de ontvangers van de IKEA-catalogus er nog een klein extraatje bij. Wie het kleine pakketje opent, wordt verrast op een onmiddellijk openpoppend LACK-tafeltje.
1 Bekijk de afbeeldingen op p. 373 aandachtig en ga op zoek naar de bijhorende tekst op p. 372.
2* Welke reclamestunt vind jij het meest geslaagd? Waarom?
3* Heb je zelf wel eens originele reclame ontvangen? Hoe zag die eruit?
4 Bij dit soort reclame richt de afzender zich vaak tot een bewust gekozen doelgroep. Bij welke voorbeelden is dat het geval en wie is de doelgroep?
We noemen dit soort reclame direct marketing. Direct omdat je als ontvanger rechtstreeks/ persoonlijk wordt aangesproken én omdat je vaak aangespoord wordt tot een (kleine) handeling of actie. Direct marketing gebeurt vaak via post, mail, telefoon of sociale media.
Een ander belangrijk aspect van direct marketing is het meten van het gedrag van de klant. Op basis van individuele gegevens kan men inzicht krijgen in de voorkeuren van de klant, om zo in te spelen op de vragen van de klant en het kopen van een product of dienst zo gemakkelijk mogelijk te maken. Op basis van die gegevens wordt dus de doelgroep bepaald.
Direct marketing gebruikt vaak heel wat tekst omdat de afzender (potentiële) klanten probeert te overtuigen met welgekozen woorden. Je leerkracht verdeelt de klas in groepen. Iedere leerling van de groep leest een andere brief/mail en beantwoordt de vragen. Daarna bespreken jullie de antwoorden. Ontdek samen welke slimme en sluwe trucs worden toegepast om lezers te overtuigen en beïnvloeden.
5 Lees de brief door.
a Op welke manier probeert men in de brieven meteen de aandacht van de ontvanger te trekken?
b* Welke strategie zou bij jou het best werken?
6 Bekijk de aanspreking.
a Hoe wordt de lezer letterlijk aangesproken?
b Welke aanspreking werkt het best om de aandacht te grijpen, denk je?
7 Bekijk de opmaak van de tekst.
a Omschrijf de lay-out (afbeeldingen, tussentitels, kleur).
b* Welke tekst vind jij het meest geslaagd qua lay-out?
c Op welke manier wordt het bedrijf / de organisatie / de zaak zichtbaar gemaakt?
8 Bestudeer de schrijfstijl van de tekst.
a Beschrijf de schrijfstijl. Is er creatief met taal omgesprongen?
b* Welke tekst vind jij het leukst geschreven?
c Hoe noemen we de kunst van het schrijven van wervende teksten?
9 Tot welke actie wordt de ontvanger van de brief/mail aangezet?
10 Op welke manier probeert de tekst de lezer te overtuigen?
11 Ontvangt de lezer een concreet voordeel? Welk?
12* Welke mail/brief zou jou kunnen overtuigen?
Je werkt als copywriter in een succesvol reclamebureau en je baas geeft je één van de volgende opdrachten, jij kiest zelf welke opdracht je aanneemt. Je stelt een originele direct mail op voor:
een actie rond Valentijn bij een patisserie
een nieuwe boekhandel die de deuren opent en de buurtbewoners warm wil maken om naar de opening te komen
een goed doel dat mensen wil motiveren om maandelijks een bedrag te storten voor het onderwijs van meisjes in ontwikkelingslanden
In de vragen uit de bovenstaande oefening zaten heel wat aandachtspunten over hoe je een geslaagde directe mail kunt opstellen. Je vindt hieronder een stappenplan dat je kunt volgen. Opgelet: je moet het stappenplan zelf nog verder aanvullen met de woorden die je hieronder krijgt. Drie woorden zijn overbodig.
kop – call to action – slotzin – aanspreking – lay-out – afzender – formeel – zinnen – aandacht –tussentitels – woorden – doelgroep – slotformule – foutloos – voordelen – PS – informeel
De voorbeelden die in het stappenplan gegeven worden, gaan over een mail die verzonden wordt voor Moederdag naar het klantenbestand van een parfumwinkel.
1 Werk het basisidee uit: bedenk een antwoord op de topische vragen. Wie? Wat is de naam van de patisserie, de boekhandel of het goede doel? het lokale parfumzaakje Geur voor je humeur
Wat is de ? Naar wie richt je je mail? het klantenbestand van de parfumwinkel
Wat? Wat is de actie, promo, gebeurtenis, het goede doel precies? Klanten krijgen in het kader van Moederdag % korting op alle damesparfums in de winkel én een gratis bodylotion op vertoon van de mail.
Kun je iets origineels doen met (de vorm/inhoud van) je brief/mail? Kijk naar de voorbeelden in het boek. De brieven worden per post opgestuurd en zijn geparfumeerd.
Waar? Bedenk een adres (en andere contactgegevens) voor de zaak. Kerkstraat , Hasselt www.geurvoorjehumeur.be info@geurvoorjehumeur.be
Wanneer? Wat is de datum voor de actie, van de opening? de veertien dagen voor Moederdag ( april )
Waarom? Waarom is dit interessant voor mensen? Bedenk sterke argumenten om klanten te overtuigen.
Ze hoeven zelf geen cadeau meer te bedenken, krijgen korting én een gratis bodylotion.
2 Pitch je basisconcept bij een medeleerling: je collega-copywriter. Zijn je ideeën leuk? Zijn er nog andere/betere voorstellen?
3 Open een Word-document en bekijk de voorbeeldmails/-brieven uit de les: zorg dat je de gegevens van de zaak duidelijk bovenaan en/of onderaan vermeldt, noteer rechtsboven de datum en plaats van het opstellen van de mail/brief.
4 Zorg voor een opvallende en originele die meteen in het oog springt en je algemene boodschap kort en krachtig samenvat. Geen stank voor dank!
5 Kies voor een zo persoonlijk mogelijke . Beste zonen en dochters … (of de naam)
6 Grijp in de eerste alinea de van de lezer door verrassend of origineel uit de hoek te komen. Zoek een interessante invalshoek, stel een vraag, ga in op een behoefte van de lezer, dompel de lezer onder in de wereld van het bedrijf … Bekijk zeker nog eens hoe er gestart werd in de voorbeeldbrieven.
Herken ook jij de vertrouwde zoete geur van je moeder uit de duizend?
7 In de tweede alinea behandel je de topische vragen. Zorg dat de actie duidelijk is en waar, wanneer en door wie die georganiseerd wordt. Denk na over je taalgebruik, misschien kun je wel voor leuke woordspelingen zorgen?
8 In de derde alinea ga je in op de waaromvraag. Benadruk in deze alinea de voor de klant, overtuig hem of haar van het nut om deel te nemen. Gebruik de argumenten die je op voorhand bedacht.
% korting op alle damesparfums, je hoeft zelf geen idee meer te bedenken of creatief te zijn, moeders zijn goud waard en verdienen het om eens goed bedankt te worden met een attentie.
9 Zorg in deze alinea ook voor een duidelijke Toon deze mail in de winkel en je krijgt er nog een gratis bodylotion van (merk) bovenop.
10 Sluit het geheel af met een pittige die blijft nazinderen. Doe mee aan onze actie en je zorgt ervoor dat je moeder in geuren en kleuren kan vertellen over haar dag!
11 Zorg voor een en onderteken met je naam en functie. Lentefrisse groetjes, Rita Winkels Zaakvoerder Geur voor je humeur
12 Werk daarna je brief/mail af aan de hand van de volgende checklist. Laat nadien een medeleerling of collega-copywriter controleren of je aan alles gedacht hebt en tips/ opmerkingen noteren.
checklist auteur collega
Heeft je mail een verzorgde en heldere structuur met alinea’s?
Voeg eventueel nog passende toe, dat zorgt ervoor dat de ontvanger de tekst vlot kan lezen.
Is je tekst opgesteld in korte, duidelijke ?
Lange zinnen schrikken de lezer af.
Is de schrijfstijl van je tekst niet te , maar fris en catchy? Tover je met woorden? De ontvanger mag niet in slaap vallen tijdens het lezen.
Gebruik je niet te vaak het werkwoord ‘worden’?
Kun je nog een originele toevoegen onderaan je brief? PS Ruik eens aan dit briefje!
Heb je je brief/mail in Nederlands geschreven?
Heb je het geheel in een aantrekkelijke gegoten?
Speel met kleuren, vormen en afbeeldingen. Vergeet het logo en eventueel de slogan van je bedrijf/organisatie niet.
Herlees de brief/mail in zijn geheel: is de informatie volledig en duidelijk?
Tips van je collega-copywriter:
13 Herschrijf je brief op basis van de tips van je collega. Voeg toe wat je eventueel vergat.
14 Lees je tekst nog eenmaal zeer grondig na en bekijk ook de evaluatiematrix op p. 380 om het resultaat in te schatten.
15 Plaats je mail in de uploadzone of bezorg de brief aan je leerkracht ten laatste op
Je hebt het stappenplan nauwkeurig gevolgd en alle elementen in de mail verwerkt.
Je voelt exact het juiste register aan voor een mail aan (potentiële) klanten.
De spelling van de brief is foutloos. Je hebt alle woorden correct geschreven en ook de zinsbouw klopt steeds.
De lay-out van je brief springt in het oog en is verzorgd of is origineel qua vorm of concept. Je hebt een logo toegevoegd.
Je schrijft vlot en wervend, je schrijfstijl is origineel en past bij de inhoud van de brief. De aandacht van de lezer wordt meteen getrokken.
duidelijkheid
Je tekst is zeer helder opgebouwd met titels, alinea’s en korte zinnen.
Het is zeer duidelijk welk voordeel er voor de ontvanger is.
Aanvullende commentaar:
Je hebt het stappenplan gevolgd, maar je hebt enkele elementen niet in de mail verwerkt.
Je brief is niet te formeel of informeel geschreven en is toegankelijk en vlot om te lezen.
Je mail bevat geen zware spellingfouten. De zinnen zijn over het algemeen correct gebouwd.
Je hebt aandacht besteed aan de lay-out van de brief en het logo.
Je schrijfstijl is oké, maar verrast niet. Sommige zinnen zijn wervend, andere te lang of te droog.
Er ontbreken essentiële elementen in je mail.
Je mail is te formeel of te informeel.
Je mail bevat zware spellingfouten. Door de vele spelling- en taalfouten is de tekst moeilijk te begrijpen.
Je hebt de brief niet afgewerkt met een verzorgde lay-out.
Je taalgebruik is te eenvoudig, de brief zal weinig lezers motiveren.
Je tekst is overzichtelijk opgebouwd met titels, alinea’s en korte zinnen.
Het is duidelijk welk voordeel er voor de ontvanger is.
Een duidelijke structuur ontbreekt.
Het is onduidelijk welk voordeel er voor de ontvanger is.
Je kunt een informatief artikel lezen en begrijpen 1
2
Je kunt via lees- en woordenschatstrategieën de betekenis van onbekende woorden achterhalen
3
Je kunt inschatten hoe ons Nederlands gaat evolueren na de pandemie
Je kunt leenwoorden van bastaardwoorden onderscheiden
5
Je kunt nieuwe woordenschat gebruiken
4
In maart 2020 stond de wereld plots stil. Het coronavirus schopte stevig om zich heen en veel mensen raakten besmet, werden ziek, of erger nog, overleden ten gevolge van dit virus. Landsgrenzen gingen dicht, regeringen namen drastische maatregelen zoals het inperken van onze bewegingsvrijheid, het afstand houden van familieleden en vrienden, het sluiten van de horeca, scholen … Enkel noodzakelijke boodschappen konden nog. Ieder land nam andere maatregelen, afhankelijk van de ernst van de situatie aldaar. Al snel domineerde covid-19 de hele media en beïnvloedde het langs die weg zelfs ons dagelijks taalgebruik.
De krant De Standaard staat in een uitgebreid artikel stil bij de invloed die de pandemie had op ons dagelijks taalgebruik. Lees de tekst op p. 382-383 een eerste keer globaal en bespreek klassikaal volgende vragen.
1 Als je de titel en de tussentitels bekijkt, kun je dan besluiten waarover de tekst gaat?
2 Wat is het hoofddoel van de tekst?
3 Wat verwacht je dat een journalist denkt over de Engelse woorden in het Nederlands?
4 De auteur van het artikel behandelt de taal Nederlands op een bijzondere manier. Leg dit uit aan de hand van de titels en tussentitels.
5 In de tekst verwijst de auteur naar het woordenboek Van Dale. Wat is volgens jou de betrouwbaarheid van deze bron?
6 Hoeveel woorden zijn er bijgekomen in het Nederlands naar aanleiding van de pandemie?
7 In de tweede graad leerde je al heel wat over hoe woorden uit andere talen het Nederlands beïnvloeden. Geef een de nitie van de volgende termen en bedenk ook een voorbeeld: leenwoorden – vreemde woorden – bastaardwoorden.
8 In de tekst staan verschillende moeilijke woorden. Je vindt hieronder een selectie. Orden onderstaande woorden in vier groepen. Gebruik voor elke groep een andere markeerkleur.
A woorden die ik nog nooit heb gehoord
B woorden die ik al gehoord heb, maar die ik niet begrijp
C woorden die ik begrijp als ik ze hoor/lees, maar zelf niet zou kunnen gebruiken
D woorden die ik begrijp en die ik zelf in een betekenisvolle zin zou kunnen gebruiken
nestelen – pandemie – gissen – kruisbestuiving – sociolinguïst – iets duiden – vakjargon – alternatief – krakkemikkig –concurreren – territorium– stoutmoedig – corpus – tsunami – kosmopolitisch – potsierlijk – elitair
ALS BESCHERMING TEGEN AL DAT CORONA-ENGELS:
‘Alle “preteaching”, “videocalls”, “home working” en “contact tracers” ten spijt, als we ons niet massaal aan de “social distancing” houden, raken we nooit uit deze “lockdown”.’ Het ene virus moet een ander hebben voortgebracht: samen met de verspreiding van sars-CoV-2 heeft zich een hardnekkig corona-Engels genesteld in ons Nederlands. Sommigen zullen het niet eens opgemerkt hebben, maar heel wat mensen krijgen er eczeemachtige jeuk van aan hun taalgevoel. Een lezer gist naar het waarom van al dat Engels: zijn journalisten ‘te lui, willen ze geleerd overkomen of zijn ze onbekwaam als slachtoffer van de verengelsing van het hoger onderwijs’? ‘Ze zijn ook niet meer fier op hun taal.’
Nu kan men veel van journalisten zeggen, – onder andere dat ze geleerd willen overkomen – maar niet dat ze niet gehecht zijn aan ons Nederlands. Als er één gilde is die taal en stijl hoog in het vaandel draagt, dan wel die van de journalisten. Wat is er dan aan de hand met dat Engels in de krant en daarbuiten? Gaat het om een pandemie?
Engels - Nederlands: een kruisbestuiving?
Eerste geruststelling. Met het coronavirus is niet alleen een bataljon Engels onze taal ingeslopen. Hoofdredacteur van Van Dale Ton den Boon verzamelde in zijn online Coronawoordenboek heel wat termen, waarvan de meeste Nederlandstalig.
‘Een maatschappelijke verandering brengt nu eenmaal nieuwe termen mee. Gaat het daarbij om een internationale crisis, zoals deze, dan volgen er automatisch internationale termen, zoals “lockdown” of “flatten the curve”. Als er voor een concept een gat is in onze taal, dan moet dat gevuld’, verklaart sociolinguïste Eline Zenner (KU Leuven). ‘Maar volgens mij storen mensen zich er meer aan dat er vaker vakjargon gebruikt wordt, dan dat het om Engels gaat. Belangrijk is dat de media zulke nieuwe woorden goed duiden. Dat er eerst wat terughoudendheid is om zo’n vakterm naar het Nederlands te vertalen, is begrijpelijk: dekt de vertaling de lading nog wel? Je wilt niet nog méér verwarring zaaien.’
‘De toegankelijkheid van een tekst kan alleen maar winnen bij een goed Nederlands alternatief ’, vindt taalkundige Johan De Caluwe (UGent). ‘Op voorwaarde dat de remedie niet erger is dan de “kwaal”. Liever een Engels woord dat internationaal circuleert dan een geforceerd, krakkemikkig Nederlands alternatief.’
Soms zijn er zoveel varianten dat ze over elkaar heen buitelen. Neem de term “lockdown”, met Nederlandse vertalingen als (land) op slot, onder een stolp, ophokplicht, sociale afsluiting, vergrendeling, in een bubbel, opsluiting, thuisisolatie. Of ook: social (of physical) distance (of distancing), waarvoor vertalingen als sociale
afstand, fysieke afstand, sociale onthouding, anderhalvemeteren en anderhalvemeterplicht met elkaar concurreren. ‘Hoe langer het duurt voor je een krachtige vertaling te pakken hebt, hoe meer kans dat de Engelse term al zowat het hele territorium heeft ingepalmd’, zegt De Caluwe. ‘Zeker als die kort en krachtig is, en zijn succes in de brontaal al heeft bewezen, is de Nederlandse term op achtervolgen aangewezen.’ Daar lijkt het, althans wat “lockdown” en “social distance” betreft, voor het Nederlands wel naar uit te zien, anders trouwens dan het Frans, dat meteen “le confinement” en “la distanciation” paraat had.
Nederlands als overwinnaar?
Nederlanders staan erom bekend dat ze vrijpostiger met onze taal durven om te gaan dan Vlamingen. Maar of ze daarom stoutmoediger corona-Engels in Nederlands durven om te zetten, of omgekeerd, zonder wroeging meer Engels gebruiken? De Nederlandse historisch taalkundige en leenwoordspecialiste Nicoline van der Sijs (Radboud Universiteit Nijmegen) ziet weinig verschil. Ons gesprek brengt vooral nog meer gemoedsrust. ‘Bij een nieuw fenomeen zie je eerst meer leenwoorden, maar als de coronacrisis nog lang duurt, zul je merken dat we vanzelf naar meer Nederlands gaan.’
En of journalisten over het algemeen meer Engels gebruiken dan vroeger? Van der Sijs haalt er de cijfers bij. Zij legde samen met Marten van der Meulen twee immense krantencorpora, uit 1950 en 2002, naast elkaar. ‘In vijftig jaar tijd is het aantal Engelse leenwoorden in die corpora slechts met 5 procent toegenomen tot 12 procent van het totale aantal leenwoorden. Het aandeel Engelse leenwoorden in krantenteksten ten opzichte van álle – dus ook de niet-geleende – woorden bedroeg in 2002 slechts 1,1 procent. Er is dus hoegenaamd geen sprake van een tsunami aan Engelse leenwoorden.’
Van der Sijs breit er nog een paar geruststellingen aan vast: ‘Engelse woorden in onze taal zijn erg vluchtig, want ze hangen vaak samen met nieuwigheden. Na dertig jaar is een derde weer verdwenen. Nu stikt het van de coronawoorden, maar daar zullen er weinig van overblijven. Bovendien, zodra je een Engels leenwoord gebruikt, is het gewoon Nederlands: je spreekt het vaak op zijn Nederlands uit, je geeft het een meervoud en verkleinwoord en je vervoegt het volgens de regels van het Nederlands – “kom je mee hangouten?”’
Het loopt dus wel los met ons Nederlands en het corona-Engels. Althans volgens de taalkundigen. Leenwoorden zijn er altijd geweest – eerst uit het Latijn, dan het Frans en nu vooral het Engels. Toch vindt historisch taalkundige Freek Van de Velde (KU Leuven) dat er ook redenen te bedenken zijn waarom we voorzichtig moeten omspringen met al dat Engels. ‘Taal dient niet alleen om info helder over te brengen, je drukt er ook mee uit wie je bent. En dan kan overdreven gebruik van Engels – bijvoorbeeld om te tonen dat je kosmopolitisch bent – mensen irriteren.’
Een kamerbreed advies om zo veel mogelijk Engels te vermijden, vindt Van de Velde dan weer ‘stompzinnig’. ‘Dat moet je geval per geval afwegen. Maar er is een belangrijk verschil tussen stad en platteland, tussen de hippe, bakfietsrijdende, noedelsslurpende stedeling die al eens graag een Engels woord gebruikt en de aardappeletende plattelander. (lacht) Steden zijn altijd de aanjagers van taalverandering geweest, dat is al honderden jaren zo. Maar als je alleen voor hippe stedelingen schrijft, loop je het risico dat het doorslaat: dan wordt het potsierlijk en elitair. De taak van een journalist bestaat er net in dat hij begrepen wordt door mensen buiten de vakgebieden die hij verslaat. En trouwens, wat is erop tegen om iets langer te zoeken naar een treffend Nederlands alternatief? Een beeldrijke formulering overstijgt de dagelijkse brij van fantasieloze formuleringen. Overdreven gebruik van Engels – bijvoorbeeld om te tonen dat je kosmopolitisch bent – kan mensen irriteren.’
Bron: standaard.be - 11/05/2020
Lees het krantenartikel nu grondig.
1 Bekijk opnieuw de woorden uit opdracht 8 op p. 381. Welk woord past in onderstaande contexten?
a In 2020 legde een de hele wereld stil. Covid-19 schreef geschiedenis met verstrekkende gevolgen.
b Je hoeft niet steeds met je auto naar school te rijden, de fiets is een milieubewust
c Jarenlang Lionel Messi en Cristiano Ronaldo elkaar op het voetbalveld.
d De modeontwerper werd heel beroemd dankzij zijn klantenbestand van gravinnen, baronessen en zelfs leden van het koningshuis.
e Wist je dat een appelboom meer appelen oplevert als hij een met een andere boom heeft gehad?
f Toen de dokter me zei dat ik een angina had, wist ik niet meteen wat er mis met mij was. Toen ik om opheldering vroeg, bleek dit voor keelontsteking.
2 Maak een woordenlijst met de moeilijke woorden uit de tekst. Op iDiddit vind je nog enkele oefeningen op de woordenschat uit dit artikel.
3 De auteur laat een aantal mensen aan het woord.
a Wie komt er vooral aan het woord in de tekst?
b Waarom laat de auteur net die mensen aan het woord?
4 De gewone taalgebruiker heeft soms het gevoel dat er vooral nieuwe woorden uit andere talen komen. Klopt dat gevoel?
5 Er werden veel Engelstalige coronaleenwoorden in het Nederlands opgenomen.
a Welke verklaring geeft het artikel hiervoor?
b Waarom worden de Engelse termen niet gewoon naar het Nederlands vertaald?
c Zijn die Engelse leenwoorden blijvertjes?
In Tussenstop ontdekte je al heel wat woordenschat van de taalkunde.
- Een taalkundige of linguïst benadert de taal vanuit een wetenschappelijke benadering.
- Een sociolinguïst bestudeert de relatie tussen taal en een sociale groep.
- Een historisch of diachroon taalkundige bestudeert de verandering van taal in de loop der tijd.
- Een synchroon taalkundige bestudeert de taal op een bepaald moment.
- Een leenwoordspecialist heeft zich gespecialiseerd in leenwoorden.
- Een etymoloog bestudeert de herkomst van woorden.
6 Welk talig verschil valt op bij de coronawoordenschat van stedelingen tegenover plattelanders? Hoe komt dat?
7 Hoe staat de journalistiek tegenover de overvloed aan Engelse leenwoorden?
8 In de tekst staat een ander opvallend leenwoord dat zijn opname in onze dagelijkse woordenschat verwierf na een eerdere ramp in 2004 in Thailand. Om welk woord gaat het?
9 De auteur gebruikt verschillende personi caties in de tekst. Geef een aantal voorbeelden.
10* Wat heb je op dit moment geleerd over de link tussen maatschappelijke veranderingen en ons taalgebruik?
Een maatschappelijke verandering heeft een onmiddellijke invloed op ons taalgebruik. Waar aanvankelijk vooral Engelse leenwoorden in de berichtgeving worden gebruikt, verliezen die nadien aan belang en kiezen taalgebruikers voor Nederlandse alternatieven.
Bij de berichtgeving is het essentieel dat de boodschap begrepen wordt. Soms is een leenwoord gewoon beter, vollediger, maar toch worden ook deze al gauw ‘vernederlandst’.
1 Je leerkracht deelt een reeks woorden met de klas. Ontdek samen welke coronatermen de pandemie hebben overleefd.
2 Welke woorden of zinsdelen houden verband met elkaar? Als je vier goede combinaties maakt, krijg je meteen ook vier ‘coronawoorden’ verklaard.
zestigplusser quarantainebubbel nieuwe leerstof eigen gezin vast aantal personen live herhalen afstandsmaatregelen preteaching contact tracers opzettelijk negeren besmet persoon contacten opsporen PPT of filmpjes onbelemmerd zien puberopa
3 Hieronder zie je drie klavertjes. Drie woorden hebben telkens een link. a Welke link zoeken we?
b In deze klaver is de link gegeven. Welke woorden kun je hieraan verbinden?
feesten en bezoeken op afstand
a naam van de ziekte
b maatregel waarbij je een gebouw of stad niet mag betreden of verlaten vanwege een gevaar
c gewichtstoename tijdens de coronaperiode
d periode waarin je verplicht of vrijwillig een tijdje in afzondering leeft
e wetenschapper die virussen bestudeert
f onverzorgd kapsel omdat je niet naar de kapper kon gaan
g staafje waarmee in de neus of keel een test wordt afgenomen
h economische activiteiten komen tot stilstand en dat heeft een invloed op de economie
i scherm aan de kassa dat bescherming biedt
j tiener die in quarantaine moet blijven
k bewijs dat je je plaats op het strand gereserveerd hebt
l iemand die bewust de afstandsmaatregelen niet respecteert
m medicatie waardoor een mens antistoffen kan aanmaken
5 Welke woorden herken je in de afbeeldingen?
6 In de tekst op p. 382-383 wordt vermeld dat de Engelse leenwoorden al snel vernederlandsen. Vervoeg de werkwoorden op een juiste manier.
a Sinds de leerkracht Nederlands (preteachen) in 2020 heeft ze dé manier gevonden om extra in te zetten op ondersteuningsoefeningen.
b Heeft onze poetshulp de keuken vanmiddag (dettollen)?
c Oma (facetimen) morgen nog even met mijn zusje dat op scoutskamp vertrekt. d Nadat de regering de lockdown had (unlocken), bleek dat ze opnieuw maatregelen diende te verstrengen.
e (Skyperitieven) je nog steeds met je vrienden uit Australië?
7 Hoeveel procent van de woorden uit opdracht 5 wordt nog e ectief gebruikt?
8 Hoe komt het dat bepaalde woorden verdwenen zijn?
9 Kun je kort samenvatten wat je in deze les over taalevolutie geleerd hebt?
Zoals in de tekst beweerd wordt, zal een groot deel van de in actief gebruikte coronawoordenschat inmiddels verdwenen zijn. Dat kan gaan om woorden waarvan het gebruik verdwenen is of omdat er nieuwe woorden voor in de plaats gekomen zijn. Taal is dus erg onderhevig aan maatschappelijke veranderingen. Nieuwigheden vragen nu eenmaal om nieuwe woorden en aangezien een maatschappij steeds verandert, vaart taal mee in dit kielzog.
Je kent Ilja Leonard Pfeijffer, zijn schrijfstijl en zijn succesvolle roman Grand Hotel Europa
Je kent de bouwstenen thema, structuur, personages, ruimte en tijd
Shame! Dubrovnik overspoeld door toeristen dankzij Game of Thrones
Je kent de termen raamvertelling en ab ovo
Je weet wat intertekstualiteit is en kunt het herkennen
Je kunt verbanden leggen tussen een interview, een portret en een boek 5
Musea
Iedereen wil naar het Louvre, met dank aan Beyoncé en Jay-Z
IJsland sluit gebied nadat het overspoeld werd door Bieber-fans
Autoriteiten hebben de idyllische Fjadrárgljúfur-kloof van IJsland moeten sluiten nadat hij werd overspoeld door toeristen, in het bijzonder Justin Bieber-fans. De Canadese zanger dartelde over de plek in de videoclip voor het nummer 'I'll Show You' en dat heeft zijn gevolgen.
Hoofdstuk 6 – deel 8
Het Louvre, het meestbezochte museum ter wereld, heeft in 2018 de grens van 10 miljoen bezoekers overschreden. Met dank aan Beyoncé en Jay-Z.
1 5
Ik ben ook geboeid door de keuze die toeristen maken. Waarom zou je de Mona Lisa in het echt willen zien? Dat is een oprechte vraag. Iedereen wil de Mona Lisa in het echt zien. In het Louvre zijn pijlen en richtingaanwijzers aangebracht om ervoor te zorgen dat je zo min mogelijk wordt afgeleid door de andere kunst en linea recta vóór de Mona Lisa komt te staan. Dat zou al een reden moeten zijn om de Mona Lisa links te laten liggen, toch? Veel te toeristisch. De reden dat je het schilderij toch wilt zien, is niet dat het mooi is. ‘Mooi’ is geen criterium. Andere werken van Leonardo da Vinci zijn mooier en beter. En wanneer je de Mona Lisa dan uiteindelijk in het echt ziet, kun je haar niet zien. De andere toeristen belemmeren je het zicht. Bovendien hangt het schilderij achter een centimeter dik, groen, kogelwerend glas. Op reproducties zie je het beter.
Naar aanleiding van zijn boek Grand Hotel Europa is Ilja Leonard Pfeijffer te gast in het programma Van Gils & gasten Bekijk het fragment en beantwoord de volgende vragen.
1* Welke combinatie maakt Grand Hotel Europa zo’n goed boek volgens Tom Lenaerts?
2 Lieven Van Gils omschrijft het boek als ‘een raamvertelling’. Wat bedoelt hij daarmee?
3 Welke persoonlijke vraag van Pfeij er lag aan de basis van de roman? Wat is zijn antwoord?
4 (Massa)toerisme is een belangrijk thema in Grand Hotel Europa. Het verhaal speelt zich niet toevallig af in Venetië. Waarom?
5 Wat is volgens de schrijver een van de paradoxen van het toerisme?
onthouden
Een paradox is een schijnbare tegenstelling. Het is een stijlfiguur waarbij een schrijver twee elementen samen plaatst die elkaars tegengestelde lijken. Wanneer je echter goed nadenkt over de combinatie, merk je dat de twee elementen toch niet helemaal tegenover elkaar staan. Schrijven is de kunst van het schrappen Er is een constante in het leven: alles verandert voortdurend. Zelfs weinig alcohol kan al te veel zijn.
Bekijk de drie krantenartikels op de vorige pagina.
6* Ook die plaatsen worden onder de voet gelopen door toeristen. Om welke redenen? Zou je die plaatsen ook willen bezoeken?
Lees een eerste fragment (hoofdstuk 6 – deel 8) uit Grand Hotel Europa, waarin Pfeijffer deze vorm van toerisme bekritiseert.
Volgende fragmenten uit Grand Hotel Europa laten je alvast kennismaken met het boek.
1 Wat valt je op? Bespreek klassikaal.
Eén vluchteling is een broeder, maar honderdduizenden vluchtelingen vormen een bedreiging. Toch zijn dat honderdduizenden individuen met soortgelijke verhalen als dat van Abdul. Mocht u de angst voor de massa willen wegnemen en empathie willen kweken voor de individuen, dan hebt u toevallig het juiste beroep gekozen. Door hun verhalen te vertellen kunt u van de aantallen weer mensen maken.
Patelski tegen de verteller
Omdat verhalen betekenis geven aan de gebeurtenissen en omdat zonder betekenis alles zinloos wordt.
De verteller tegen Abdul als antwoord op de vraag waarom verhalen verteld moeten worden
(...) terwijl het werkelijke probleem gelokaliseerd kon worden in de ten onrechte als vrijheid verkochte kernwaarden van de wereldwijde religie van het neoliberalisme, die egoïsme als een deugd beschouwt en altruïsme als een zwakte. Nu we een generatie van onze kinderen hebben opgevoed met het idee dat het leven dient te worden aangegaan als een concurrentiestrijd, waarbij winnaars winnaars zijn ten koste van verliezers en succes een keuze is die erin bestaat geen medelijden te hebben met degenen die er niet voor hebben gekozen succes te hebben, hoeven we niet verbaasd te zijn dat empathie een rariteit is geworden.
De verteller tegen Patelski over empathie
De inname van Rome door de barbaren heeft minder schade aangericht dan de kortgebroekte horden die ons thans overspoelen. Dit wat je hier ziet, is de begrafenis van Europa, en al die toeristen hier staan erbij, kijken ernaar en maken er foto’s van zonder te beseffen dat zij het zijn die drieduizend jaar Europese cultuur de nek hebben omgedraaid.
Clio tegen de verteller
Jij houdt als alle grote kunstenaars van de materie waarmee je werkt. Je woont in taal. Je leeft van woorden zoals anderen leven van voedsel en water. Je ademt zinnen. Taal is voor jou tastbaar als brons voor een beeldhouwer.
Marco tegen de verteller
De zinnen van Ilja Leonard Pfeijffer zitten vol gevoel en verbeelding en bevatten vaak ingewikkelde woorden. In de fragmenten die je zult lezen, komen de volgende woorden voor.
1 Verbind de woorden met hun bijhorende afbeelding en de juiste betekenis.
1 bordes a hoofdkelner
2 detoneren bhoog platform voor de ingang van een gebouw
3epifanie contploffen; uit de toon vallen
4 fêteren d openbaring
5 flamboyant e bewaarplaats voor kleren; alle kleren van iemand
6 garderobe f vieren, feestelijk onthalen
7 Korinthische zuilen g vurig, extravagant, hartstochtelijk
8 maître d’hôtel heen zuil met acanthusbladeren op het kapiteel
2 Achterhaal de betekenis van de volgende woorden met gebruik van de woordleerstrategieën. Verbind de woorden met hun juiste betekenis.
1 ego adeel van de taalwetenschap dat de herkomst van woorden bestudeert
2 eigendunk bhet bewustzijn van jezelf, jouw zelfgevoel
3 era cheel enthousiast; wat verband houdt met poëzie
4 etablissement d een hoge dunk hebben van zichzelf, graag opscheppen
5 etymologie e op een onnatuurlijke, indrukwekkende manier; overdreven
6 intentie f tijdperk
7 lyrisch g voornemen, bedoeling
8 passant h horecabedrijf, bijvoorbeeld een café
9 theatraal i voorbijganger; iemand die tijdelijk ergens aanwezig is
123456789
In Grand Hotel Europa reconstrueert schrijver Ilja Leonard Pfeijffer het meeslepende verhaal van liefde in tijden van massatoerisme. Het werd een theatraal en lyrisch boek over de Europese identiteit.
1 Bekijk de cover van het boek aandachtig.
a Valt er jou iets op aan (de jongen op) de cover?
b Waaraan doet de cover en/of de titel Grand Hotel Europa jou denken?
1 5 10
Hoofdstuk 1 – deel 1
De eerste die ik sinds lange tijd sprak, afgezien van de weinige afgemeten woorden die ik aan het begin en het einde van de rit had gewisseld met mijn norse taxichauffeur, was een magere, donkere jongen in het nostalgische rode uniform van een piccolo. Ik had hem van een afstand al zien zitten op de marmeren trappen van het bordes voor de ingang, die was geflankeerd door Korinthische zuilen, onder de gouden letters waarmee de naam van Grand Hotel Europa was geschreven, toen de taxi knarsend over het grindpad tussen de platanen het einde begon te naderen van de lange oprijlaan. Hij had een sigaretje zitten roken. Hij was overeind gekomen met de intentie mij te helpen met mijn bagage. Omdat het mij speet dat mijn aankomst zijn rookpauze had verstoord, en omdat het waar was, zei ik hem, terwijl de taxi zich over het grind van ons verwijderde, dat mijn bagage wel even kon wachten, dat ik een lange reis achter de rug had en dat ik ook wel een sigaret zou lusten. Ik bood hem er een aan uit mijn lichtblauwe pakje Gauloises Brunes zonder filter en gaf hem vuur met mijn solid brass zippo. Op zijn kepie was de naam van Grand Hotel Europa met goudstiksel geborduurd.
We gingen zitten. We zaten een paar minuten zwijgend naast elkaar te roken op de trappen naar de weelderige entree van het ooit grandioze hotel waar ik van plan was mij voorlopig te vestigen, toen hij het woord tot mij richtte.
‘Mijn excuses dat ik mijn nieuwsgierigheid niet kan bedwingen,’ zei hij, ‘maar zou ik u mogen vragen waar u vandaan komt?’
Ik blies mijn rook uit in de richting van het stofwolkje dat de taxi als herinnering had achtergelaten in de verte aan het einde van de oprijlaan, waar het bos begon.
‘Op die vraag zijn meerdere antwoorden mogelijk’, zei ik.
‘Die zou ik heel graag allemaal willen horen’, zei hij. ‘Maar als dat te veel van uw tijd vergt, kunt u mij misschien het mooiste antwoord geven.’
‘De voornaamste reden waarom ik hier naartoe ben gekomen,’ zei ik, ‘is dat ik de tijd hoop te vinden voor antwoorden.’
‘Ik wil mij graag verontschuldigen dat ik u bij die gewichtige opdracht heb gestoord. Ik moet leren dat mijn nieuwsgierigheid onze gasten tot last kan zijn, zoals meneer Montebello altijd zegt.’
‘Wie is meneer Montebello?’ vroeg ik.
‘Mijn baas.’
‘De conciërge?’
‘Hij haat dat woord, al bevalt de etymologie ervan hem wel. Hij heeft mij geleerd dat het is afgeleid van “comte des cierges”, de graaf der kaarsen. Praktisch alles wat ik weet, heb ik van meneer Montebello geleerd. Hij is als een vader voor mij.’
‘Hoe wil hij dan worden genoemd?’
‘Hij is de maître d’hôtel, maar hij prefereert de titel van majordomus, omdat het Latijnse woord voor “huis” daarin zit en omdat het volgens hem onze voornaamste taak is ervoor zorg te dragen dat onze gasten vergeten welke plek ze thuis noemden voordat ze hier kwamen.’
‘Venetië’, zei ik.
Er viel as van mijn sigaret op mijn pantalon terwijl ik de naam van die stad uitsprak. Hij had het gezien en voordat ik kon protesteren, had hij een van zijn witte handschoenen uitgetrokken en wijdde hij zich met volledige aandacht aan het werkje om mijn broekspijp daarmee af te kloppen. Hij had magere, donkere handen.
‘Dank je wel’, zei ik.
‘Wat is Venetië?’ vroeg hij.
‘De plek die ik thuis noemde voordat ik hier kwam en het mooiste antwoord op je eerdere vraag.’
‘Hoe is Venetië?’
‘Ben je nog nooit in Venetië geweest?’ vroeg ik.
‘Ik ben nergens ooit geweest’, zei hij. ‘Alleen hier. Daarom heb ik tot ergernis van meneer Montebello de gewoonte ontwikkeld om onze gasten lastig te vallen met mijn nieuwsgierigheid. Ik probeer iets van de wereld te zien door hun verhalen.’
‘Welke plek noemde jij thuis voordat je hier kwam?’
‘De woestijn’, zei hij. ‘Maar meneer Montebello heeft ervoor gezorgd dat ik de woestijn ben vergeten. Ik ben hem daar dankbaar voor.’
Ik liet mijn blik waren over het landgoed dat het hotel omgordde. De zuilengalerij was begroeid met klimop. Een van de grote aardewerken vazen waaruit bougainville golfde, was gebarsten. Onkruid groeide tussen het grind. Vredig, maar dat was het woord niet. Berustend. Men zou het verstrijken van de tijd en het verlies van alle dingen inderdaad net zo goed kunnen aanvaarden.
‘Venetië is verleden’, zei ik. ‘En ik hoop dat meneer Montebello ook mij zal helpen het te vergeten.’
Ik drukte mijn sigaret uit in de bloempot die ons tot asbak had gediend. Hij deed hetzelfde en sprong overeind om zich over mijn bagage te ontfermen.
‘Dank voor je gezelschap’, zei ik. ‘Mag ik vragen hoe je heet?’
‘Abdul.’
‘Aangenaam kennis te maken, Abdul.’ Ik zei mijn naam. ‘Laten we naar binnen gaan. Dan kan het beginnen.’
2* Lezen de eerste pagina’s van de roman vlot? Waarom vind je van wel/niet?
3* Vat in je eigen woorden samen wat er in het eerste deel gebeurt.
4 Hoe beschrijft de ik-persoon het hotel? Welke indruk krijg je?
5 Hoe begint Grand Hotel Europa? Welk verhaalbegin herken je?
6 In het begin van een roman of een serie neemt een schrijver vaak de tijd om zijn personages voor te stellen. Welke personages leer je in het eerste deel kennen? Wat kom je over hen te weten?
7 Welk soort verteller herken je?
8* De verteller doet zijn best om heel nauwkeurig te schrijven en te beschrijven. Geef twee voorbeelden uit het eerste fragment.
In het eerste fragment vertelt de ik-persoon dat hij op zoek is naar antwoorden op vragen. Veel van die vragen hebben met zijn muze Clio te maken. Lees de volgende fragmenten en beantwoord de vragen.
Misschien was het aan haar voornaam te danken dat Clio wist hoe ze geschiedenis moest schrijven, maar het feit was dat zij gevolg gaf aan haar epifanie en dat alles na die eerste nacht anders was. Zij bleef, al vroeg ik mij werkelijk af waaraan ik dat verdiende, waardoor het historische moment van onze ontmoeting de waterscheiding werd tussen de era zonder haar en het in alle opzichten daarvan verschillende tijdperk met haar.
De tijd dat we samen in Genua waren, was misschien de mooiste tijd. Het cliché wil dat ik die periode, om mijn argument kracht bij te zetten, beschrijf als zorgeloos. Maar het was eerder het tegenovergestelde. Dat was juist het mooie. Ik was zo verbijsterd dat zij mij haar nabijheid waardig achtte, en zo getroffen door het onverdiende voorrecht om een vrouw van haar kaliber aan mijn zijde te vinden dat ik mij permanent bewust werd van mijn plicht en opgave om boven mijzelf uit te stijgen en met terugwerkende kracht te verdienen wat zij mij zo onnadenkend en roekeloos leende. Het maakte mij zenuwachtig, op een schitterende, koortsachtige manier, die ervoor zorgde dat ik aanwezig, attent en oplettend was en in leven. Dat een man op een dag de noodzaak voelt om aan iemand te gaan tippen, kan richting geven aan zijn bestaan. Zorgeloos, dat is voor vakantieliefdes, wippen met de secretaresse na de nieuwjaarsborrel of een welverdiende oude dag in een Thais bordeel. Met het pronte vlees ligt de verveling voor het grijpen, want het enige wat prangt is eigendunk en alleen het eigen ego wordt gestreeld. Ook mooi, maar geen enkele grote liefde die die naam waard is, kan ooit zorgeloos zijn. Zonder de angst om tekort te schieten is de liefde slechts tijdverdrijf of bestrijding van de eenzaamheid. Daar wordt een man niet beter van, en de wereld al helemaal niet.
De achteloosheid waarmee Clio mij dagelijks flankeerde in een flamboyante garderobe, vroeg als eerste mijn aandacht. Om aan haar zijde te mogen lopen mocht ik niet detoneren met haar verschijning. Panisch kocht ik pakken, op maat gesneden overhemden van Pissimbono en zijden dassen van Finollo. Ik ging uit eigen beweging naar de kapper en toen zij op een dag suggereerde dat er ook een schoonheidsspecialiste voor heren bestond, haalde ik diep adem, slikte mijn vooroordelen door en maakte een afspraak. Bij wijze van literaire vergelijking zou ik geneigd zijn te schrijven dat ik me voelde als een Viking in een beautyfarm toen ik mij op een bedje van rozenblaadjes liet bepoederen, maar dat zou als vergelijking niet werken want ik was echt een Viking in een beautyfarm.
Om de schijn te vermijden dat ik alleen oog zou hebben voor uiterlijkheden, trachtte ik tal van initiatieven te ontplooien, waarvan ik voorheen voornamelijk vermoeid zou zijn geraakt, hetgeen alleen niet zou hebben gegolden voor de kostbare strooptocht langs de beste restaurants van de stad, die dan ook mijn succesvolste initiatief vormde, al was het maar omdat zij vrijwel overal als een bekende van het etablissement werd gefêteerd. Dit alles ging gepaard met lange wandelingen door de stad, die we beiden zo goed kenden en die we desalniettemin opnieuw leerden zien door elkaars ogen. We maakten er een duel van wie het best voor de ander betekenis kon toevoegen aan de stegen van het middeleeuwse labyrint door het verleden van de oude stenen te vertellen. Zij won zo goed als altijd, maar ik droeg mijn verlies licht, want mijn trots om mij met haar aan mijn zijde in het openbaar te vertonen maakte mij grootmoedig. Ik was in staat om passanten te slaan die niet naar ons keken. Maar de onuitputtelijkste bron van het gewenste gebrek aan zorgeloosheid was haar warmbloedigheid. Ik kwam er al snel achter dat zij zeer uitgesproken meningen had en dat haar nobele voorkomen het haar niet verhinderde om deze in expliciete termen kenbaar te maken, vooral wanneer zij getroffen werd door een blikseminslag van ergernis. Het kon gaan om de kleinste dingen, zoals toeristen die in de weg liepen voor de kathedraal op Piazza San Lorenzo, en dat stelde mij gerust, omdat ik mijzelf op die manier kon wijsmaken dat het eveneens om kleine dingen ging wanneer haar ongenoegen mij trof. Dat neemt niet weg dat ik mij rot schrok toen dat voor het eerst gebeurde, en alle daaropvolgende keren eigenlijk ook.
45 Dat moest ik hoe dan ook voorkomen, maar haar onvoorspelbaarheid maakte mijn taak niet eenvoudig. Een voorbeeld? Er komen nog voorbeelden genoeg. In deze context van onze sprookjesachtige oertijd prefereer ik het om net als toen voornamelijk oog te hebben voor de positieve keerzijde van haar warme mediterrane karakter, die haar een weergaloze minnares maakte. Soms vroeg ik mij werkelijk af waaraan ik haar had verdiend.
Eerste lectuur
1 Hoe beschrijft de schrijver zijn relatie met Clio? Hoe verhouden zij zich ten opzichte van elkaar?
Het verhaal beleven
2* Wat vind je van hun relatie?
3 Wat doet Ilja zoal om aan Clio te ‘tippen’?
4* Is dat herkenbaar voor jou? Heb jij ooit al ongewone dingen gedaan voor een lief?
Doordringen tot de tekst
5 Welke term gebruikt de schrijver om de eerste weken van hun relatie te beschrijven? Wat vertelt hij allemaal door die term te gebruiken?
Door mijn best te doen om naar waarheid op te schrijven hoe mooi het was, raak ik er des te pijnlijker van doordrongen hoeveel ik heb verloren.
Ik heb overwogen om mijzelf deze marteling te besparen, daar zal ik eerlijk over zijn. Het enige wat ik strikt genomen nodig heb om het verhaal te vertellen dat ik hier wil vertellen, laat zich ook in zes zinnen samenvatten. Ik heb Clio in Genua ontmoet. Ik werd verliefd op haar, en zij naar eigen zeggen ook op mij. Wij kregen een relatie. Zij was ontevreden met haar baan. Toen zij een betrekking kreeg aangeboden in Venetië, lag het voor de hand die te accepteren. Omdat ik verliefd was en dacht dat we gelukkig waren, besloot ik met haar mee te gaan. Daar komt het op neer. Zo staat het in mijn schema voor dit boek, dat ik hier in mijn hotelkamer in Grand Hotel Europa op de muur boven mijn schrijftafel heb geprikt. Dat zou volstaan om mijn verplaatsing van Genua naar Venetië te verklaren. En het motiveren van die verhuizing is eigenlijk de enige functie van dit hoofdstuk.
Maar als ik vooruitkijk naar sommige van de volgende episodes met Clio die ik zal moeten beschrijven, waar ik mij niet op verheug, al zal de pijn van toen de pijn van nu wellicht verzachten, besef ik dat het lastig zal zijn begrijpelijk en voelbaar te maken waarom ik desondanks bij haar ben gebleven als ik niet ook de magie van de eerste avond en nacht in mijn verhaal laat stralen zoals zij straalde in mijn geheugen toen ik nog hoopte haar te kunnen bijhouden. Als ik uiteindelijk op het punt in mijn verhaal zal zijn aangekomen waarop ik moet vertellen hoe ik haar en Venetië heb verlaten en hoe ik hier in dit hotel ben terechtgekomen, zal het onmogelijk zijn de volle omvang van mijn wroeging en verdriet over te brengen als ik niet eerst de ruimte neem om mijn geluk te beschrijven, hoewel het heugen van mijn geluk mijn verdriet op dit moment alleen maar verhevigt.
Op die eerste avond dat ik haar ontmoette, had ik het belachelijke idee al dat zij de liefde van mijn leven was. Nu ik dit opschrijf, na alles wat er is gebeurd, denk ik dat nog steeds. De liefde van mijn leven leeft in mijn verleden. Dat is ondanks de alliteratie een vreselijke zin om te moeten schrijven. Ik wil niet net als het hotel waar ik verblijf en het continent waarnaar het is vernoemd tot de conclusie komen dat de beste tijd achter mij ligt en dat ik van de toekomst weinig meer te verwachten heb dan teren op mijn verleden. De Muzen zijn volgens de Griekse mythologie de dochters van Mnemosyne, hetgeen ‘herinnering’ betekent. Clio, die de naam draagt van een van de negen Muzen, is inmiddels ook voor mij waarlijk een dochter van de herinnering geworden, omdat ik haar alleen nog maar met behulp van mijn herinnering tot leven kan wekken.
6 Waarom verblijft de schrijver een tijdje in Grand Hotel Europa?
7 Hoe beschrijft hij die ervaring zelf? Welke gevoelens roept dat bij hem op?
8 Dit boek is voor de schrijver een vorm van therapie. Welke andere voorbeelden van ‘schrijftherapie’ zijn er?
Doordringen tot de tekst
9 Welke mogelijke parallel ziet de schrijver tussen zichzelf, het hotel en Europa?
10 Ilja Leonard Pfeij er koos niet toevallig de naam Clio voor zijn geliefde. Waarom?
11 De schrijver vat zijn boek van bijna 600 bladzijden samen in één zin. Als zelfspot kan dat tellen; toch geeft hij in het fragment ook een heel ambitieuze en unieke kwaliteit van literatuur. Welke?
‘Ik wil niet net als het hotel waar ik verblijf en het continent waarnaar het is vernoemd tot de conclusie komen dat de beste tijd achter mij ligt en dat ik van de toekomst weinig meer te verwachten heb dan teren op mijn verleden.’
Bekijk het tweede deel van het interview uit Van Gils & Gasten
1 Pfeij er vraagt zich af in hoeverre Venetië een metafoor is voor Europa. Wat zou hij daarmee bedoelen? Weet je nog wat een metafoor is?
2 Welke misvatting over toerisme weerlegt Pfeij er?
3 Lieven Van Gils meent dat Pfeij er in ‘marmeren zinnen’ schrijft. Zijn stijl wordt ook ‘lyrisch’ of ‘theatraal’ genoemd. Wat wordt daarmee bedoeld, denk je?
4 Vul het auteurspaspoort van Ilja Leonard Pfeij er verder aan met de info uit het interview.
NAAM: Ilja Leonard Pfeijffer
GEBOREN: 17 januari 1968 in Rijswijk
STUDIES: Klassieke Letteren (Universiteit Leiden)
WOONPLAATS: Genua
POËZIEDEBUUT: Van de vierkante man (1998) – C. Buddingh-prijs
DEBUUTROMAN: Rupert, een bekentenis (2002)
DOORBRAAK: La Superba (2013) – Libris Literatuurprijs
BESTSELLER: Grand Hotel Europa (2018) –nominatie
VERSLAAFD AAN: mooie pakken en tot voor kort
VRIEND(IN): Stella
Tijdens zijn verblijf in Grand Hotel Europa komt Pfeijffer steeds meer te weten over de piccolo Abdul.
Hoofdstuk 6 – deel 8
1 5
Toerisme vormt een ongemakkelijk contrast met de andere vorm van migratie die het gevolg is van de globalisering en die we zonder reserve als problematisch beschouwen. Terwijl we onze grenzen zo gastvrij mogelijk openen voor buitenlanders die komen om hun geld uit te geven, willen we ze sluiten voor buitenlanders die komen om geld te verdienen. De beide vormen van migratie interfereren ook met elkaar op een onsmakelijke manier. Toeristen aan de Middellandse Zee zwemmen in een massagraf. De voornaamste reden vanuit Grieks perspectief waarom de vluchtelingencrisis van 2015 zo urgent was en zo snel mogelijk moest worden opgelost, was dat de aanwezigheid van vluchtelingen op het strand de toeristen verjoeg.
1 Wat betekenen de volgende woorden uit het fragment?
• globalisering
• interfereren
• migratie
• urgent
2 Welk verband ziet Pfeij er tussen toerisme en de vluchtelingenproblematiek?
Abdul vertelt de schrijver gaandeweg hoe ook hij zijn vaderland ontvluchtte en hoe hij via een bootje en via de Middellandse zee in Italië terechtkwam. Pfeijffer schreef zijn verhaal neer en krijgt later in het verhaal bezoek van een politie-inspecteur. Die onderzoekt het vluchtverhaal van Abdul.
Hoofdstuk 15 – deel 5 (1)
‘Er is sprake van significante overeenkomsten tussen het vluchtverhaal van Abdul, zoals de ambtenaar van de immigratiedienst en u dat afzonderlijk van elkaar hebben opgetekend, en passages uit dit boek.’ Ik lachte. ‘Ik ben er zeker van dat die op toeval berusten’, zei ik.
‘Dat hoopte ik aanvankelijk ook’, zei de inspecteur. ‘Maar misschien mag ik een aantal gevallen samen met u doornemen. Laten we daarbij, om onze onaangename taak niet verder te veronaangenamen, uw tekst als uitgangspunt hanteren. Abduls verslag van de gewapende aanval op zijn dorp en de verwoesting ervan volgt het verhaal van de gewelddadige inname van Troje op de voet, zoals Vergilius dat bij monde van Aeneas uiteenzet in het tweede boek van zijn epos. Evenals Vergilius laat Abdul de inname van de nederzetting voorafgaan door een dubbel voorteken. Abdul vertelt over de dood van de heilige man van zijn dorp ten gevolge van een slangenbeet. Aeneas vertelt in Vergilius’ versie over de priester Laocoön, die door twee slangen wordt gewurgd. Kort daarop vertelt Aeneas dat zijn broer Hector hem in een droom is verschenen. Ook Abdul vertelt over een droom waarin hij zijn overleden broer meende te zien. De details stemmen overeen. Zowel Hector als Abduls broer wordt beschreven als vermoeid en bedekt met bloed en zand. Zowel Aeneas als Abdul vraagt in zijn droom aan zijn broer waar hij zo lang is geweest. En in beide gevallen antwoordt de droomverschijning van de broer dat ze moeten vluchten voor de vlammen en dat ze over de zee zullen moeten reizen.
(...) ‘Dat boek dat u nu in uw hand houdt, is van hem’, zei de inspecteur. ‘Dat exemplaar van de prozavertaling heb ik aangetroffen op zijn kamer. Het was zelfs het enige boek dat ik heb aangetroffen op zijn kamer.’
‘Het is het boek dat meneer Montebello hem heeft gegeven,’ zei ik, ‘omdat het volgens hem ook over een vluchteling zou gaan.’
‘Dat is een interpretatie van de Aeneis die mij moeilijk te betwisten lijkt’, zei de inspecteur.
‘Dus dit is Abduls lievelingsboek waarover hij mij heeft verteld’, zei ik. ‘Hij zei dat hij het al zes keer heeft gelezen.’
‘Dat is wat hij ook mij heeft verteld’, zei de inspecteur.
‘En nu?’ vroeg ik. ‘Wat zijn de consequenties van uw ontdekking? Ik neem niet aan dat u van plan bent onze arme Abdul aan te klagen wegens plagiaat.’
‘Overwegingen omtrent plagiaat staan verre van mij’, zei de inspecteur. ‘Dat zou eventueel uw zorg kunnen worden, mocht u ooit besluiten van dit materiaal gebruik te maken voor een literaire publicatie. Die beslissing laat ik met vertrouwen aan u over. Mijn probleem in dezen is dat een vluchtverhaal dat is ontleend aan een meesterwerk uit de Europese literatuur, geen authentiek vluchtverhaal kan zijn. De vraag die aan Abdul is gesteld, was niet om een mooi en ontroerend verhaal te smeden op grond van de literaire traditie, maar om naar waarheid te vertellen wat hem is overkomen. Op grond van die waarheid wordt besloten hem al dan niet asiel te verlenen. Liegen over het vluchtverhaal geldt als een doodzonde voor de procedure die Abdul op het moment doorloopt. Ziedaar mijn dilemma.’
3 Wat stelt de inspecteur vast wanneer hij alle versies van het vluchtverhaal met elkaar vergelijkt?
4 Hoe komt dat?
5 Waarom is dat voor de inspecteur een probleem?
6* Wat vind jij van die redenering? Zou jij Abdul asiel verlenen?
‘Wanneer u mij echter vraagt naar mijn dorp, de vlammen, mijn reis door de woestijn en de zee, is alles precies zo gebeurd zoals het in mijn boek wordt beschreven. Daarom is het mijn lievelingsboek. Daarom heb ik het al zes keer gelezen. Het vertelt mijn verhaal. Het vertelt het alleen veel beter, in veel mooiere woorden, dan ik het zelf ooit zou kunnen vertellen. Daarom heb ik, toen ik mijn verhaal aan de ambtenaar heb verteld en ook toen ik het aan u vertelde, meneer Leonard Pfeijffer, de woorden geleend uit mijn boek. Dat was niet omdat ik wilde liegen, maar omdat ik mijn best wilde doen om de waarheid zo goed mogelijk te vertellen.’
‘Maar door dat te doen, Abdul, heb je de waarheid onvermijdelijk toch verdraaid’, zei de inspecteur. ‘Want ook al herken je misschien veel in je boek, het is onmogelijk dat het in werkelijkheid helemaal precies zo is gegaan zoals Vergilius beschrijft. Laat mij een voorbeeld noemen. Heette de vriend die je onderweg hebt ontmoet echt Achai, zoals Achaemenides in je boek? En heb je hem echt ontmoet in het land van de Eenogige, zoals Aeneas Achaemenides ontmoet in het land der Cyclopen?’
‘In werkelijkheid heb ik zijn naam nooit gekend’, zei Abdul. ‘Ik heb hem later de naam uit mijn boek gegeven. Voor mij heet hij Achai. Hij is naamloos verdronken in zee. En zo heeft hij toch nog een naam. En ik weet niets over het land waar ik hem heb ontmoet. Maar het belangrijkste wat ik wilde vertellen, was dat ik bang was, zoals Aeneas in het land van de monsters. Ik heb niet gelogen en ik heb de waarheid ook niet verdraaid. Ik heb het belangrijkste op zo’n manier verteld dat iemand die het niet heeft meegemaakt, het toch kan begrijpen.’
‘Wat herken je het meest in je boek?’ vroeg ik.
‘Noodlot’, zei Abdul. ‘Wanneer Aeneas vlucht voor de mannen die zijn dorp uitmoorden en platbranden, en een lange, moeilijke reis moet maken die hem zijn leven kan kosten, weet hij dat het zijn noodlot is om Italië te bereiken en een nieuw thuis te vinden. Daarom zal hij nooit opgeven, omdat hij weet dat hij niet mag opgeven. Zo heb ik het ook gevoeld. Aan dat geloof in mijn bestemming heb ik mijn leven te danken. En wanneer Aeneas uiteindelijk in Italië is, is het nog niet afgelopen. Hij moet knokken om te integreren en een plekje voor zichzelf te veroveren in de nieuwe wereld. Hoewel ik natuurlijk veel geluk heb gehad dat meneer Montebello mij heeft gevonden, herken ik dat heel erg.’
De inspecteur en ik knikten. We waren even stil van Abduls woorden.
‘Wat vindt u ervan?’ vroeg ik aan de inspecteur.
‘Geeft u mij één reden,’ zei hij, ‘waarom ik de twijfels over de authenticiteit van het vluchtverhaal terzijde kan schuiven en dit dossier kan sluiten.’
‘Noem het intertekstualiteit’, zei ik. ‘Abdul heeft de waarheid verteld door gebruik te maken van de literaire techniek die Vergilius zelf ook gebruikte, en alle grote dichters en schrijvers na hem. Door zijn waarachtige verslag van zijn verhaal te doorspekken met verwijzingen naar Aeneis herinnert hij ons eraan dat zijn verhaal een verhaal van alle tijden is, en door gebruik te maken van een eeuwenoude Europese literaire techniek bewijst hij dat hij beter is geïntegreerd in de Europese cultuur dan menigeen die in Europa is geboren. Zou dat een reden kunnen zijn?’
‘U hebt mij overtuigd,’ zei de inspecteur, ‘en daar ben ik heel blij om. Ik dank u.’
7 Hoe reageert Abdul op de beschuldigingen van de inspecteur?
8 Wat maakt de Aeneis zo herkenbaar voor Abdul? Noem enkele gelijkenissen.
9 Pfeij er noemt Abduls verhaal een voorbeeld van ‘intertekstualiteit’. Leg in je eigen woorden uit wat hij daarmee bedoelt.
Ok, laat me je vertellen wat de deal is Wartaal spacet meer dan Achilles Tis die boy die met meer poes dan oedie N**** holler at ya boy, G
De Jeugd van Tegenwoordig. Hollereer
10 Ook de teksten en afbeeldingen op de vorige pagina zijn voorbeelden van intertekstualiteit. Wanneer verliest intertekstualiteit haar e ect??
11 Beluister het fragment uit een interview met Pfeij er waarin hij het over het vluchtverhaal van Abdul heeft.
a Welke info over Abdul geeft Pfeijffer nog mee?
b Waarom laat Pfeijffer niet toevallig het vluchtverhaal van Abdul samenvallen met dat van Aeneas?
De Aeneis voor beginners …
• een (grotendeels) fictief heldendicht over de daden van Aeneas
• twaalf boeken met in totaal circa 10 000 verzen
• geschreven door Publius Vergilius Maro (70-19 v.Chr.)
• Een propagandamiddel voor het bewind van keizer Augustus: Aeneas wil de oude Romeinse waarden (virtutes) herstellen en is een voorbeeld van pietas (vroom en trouw aan vaderland, ouders en godsdienst).
• Het gaf de Romeinen een cultuurhistorische achtergrond, het was de Romeinse tegenhanger van de Griekse Illias en Odyssee van Homerus.
• Het vertelt het verhaal van de omzwervingen van de Trojaanse held Aeneas na de ondergang van Troje en zijn lot (fatum) om een nieuw Romeins rijk te stichten.
• Het was een inspiratiebron voor talloze gedichten, romans, theaterstukken, opera’s … • bekende passage: het liefdesverhaal van Dido en Aeneas
Leestip!
In De zwerftochten van Aeneas brengt Paul Biegel de lijn en de poëzie van Vergilius’ verhaal naar het heden en geeft hij het eeuwenoude epos in leesbaar Nederlands proza weer.
Deze roman is een monument voor een stad zoals er maar één is: Genua, La Superba (de hoogmoedige). En meer nog dan een roman over een schokkend echte en labyrintische stad, is het een liefdesverhaal dat tragisch eindigt. En meer nog dan een stadsroman en een liefdesroman, onderzoekt, vertelt en ontrafelt La Superba de fantasie van een beter leven elders en laat zien hoe mensen – van gerenommeerde schrijvers en verlopen heren van stand tot arme Senegalese sloebers en flanerende hoeren – op verschillende manieren verdwalen in die fantasie. En meer nog dan over de stad, de liefde en het lot van de zoekende mens gaat deze grandioze meerstemmige roman over het schrijven van een grandioze meerstemmige roman. (2013 – De Arbeiderspers)
Bekroond met: Librisprijs, 2014 / Tzumprijs, 2014 / De Inktaap, 2015 / Koninklijke Academie der Nederlandse
Taal- en Letterkunde, 2016
‘Pfeijffer neemt in deze geslaagde roman de Italiaanse romantiek en zijn eigen ijdelheid op de hak.’ (Elsevier)
‘Als alternatieve reisgids voor Genua is La Superba beslist amusant. Heerlijk!’ (Het Financieel Dagblad )
‘Even tintelend als een glas prosecco. De kans is groot dat er dit jaar geen betere roman verschijnt.’ (De Morgen)
Voor Peachez, een romance heeft Ilja Leonard Pfeijffer zich gebaseerd op een waargebeurd verhaal: dat van een professor in Amerika die verliefd wordt op een fotomodel dat hij surfend op het internet leert kennen en voor wie hij een alles overstijgende liefde gaat koesteren die zijn leven overhoophaalt. Uiteindelijk blijkt zijn liefde te zijn gegrond op een fantasie. Maar geldt dat niet in wezen voor alle liefdesrelaties?
Peachez, een romance behandelt het eeuwige thema van de zoektocht naar geluk in de liefde, maar het is ook een filosofische roman die leest als een thriller. (2017 –De Arbeiderspers)
‘De werkelijkheid is vaak gekker dan je kunt bedenken.’ (Elsevier)
‘Pfeijffer kan … een hele harmonica aan elegante accordeonzinnen openvouwen.’ (De Standaard )
‘De schrijver toont in virtuoze zinnen hoe ieder mens van zijn liefde een verhaal maakt.’ (HP/De Tijd )
‘Aanvankelijk bagatelliseerde ik de dreiging van het virus en schudde ik mijn hoofd in ongeloof over de paniek die om me heen begon te grijpen. Maar zodra ik inzag dat ik een kolossale inschattingsfout had gemaakt en besefte dat mensen stikten op brancards in de gangen van ziekenhuizen in Noord-Italië en dat extreme maatregelen onafwendbaar waren, ben ik begonnen aan dit dagboek.’
Dat schreef Ilja Leonard Pfeijffer op 20 april in zijn Viraal dagboek, dat in dagelijkse aflevering in NRC Handelsblad en De Standaard verscheen. Dat dagboek is voor deze boekuitgave aangevuld met de ontbrekende zaterdagen.
Dit is een uniek dagelijks verslag van de ontwrichtende gevolgen van het coronavirus, dat zich weliswaar mondiaal verspreidde, maar keihard toesloeg in Noord-Italië, met name ook in Genua, waar Pfeijffer woont.
Je bestudeert gedichten vertrekkend van een thema
HIJ ZEI WE MOETEN PRATEN en ik zei okay, laat me even mijn labello pakken, dat praat een stuk makkelijker
Je verbindt thema’s als gender en feminisme met poëzie
en ik gleed nog voor hij doorhad wat er aan de hand was in mijn tas. Zonk naar de bodem, langs mascara, doekjes, ons nog te ondertekenen samenlevingscontract
en bereikte de bodem van mijn tas. Daar nam ik plaats. En heel af en toe
staarde ik omhoog en zag een wanhopige mannenhand naar me graaien. Die hand noemde ik God.
Ellen DeckwitzOPIUM
I.
Ik swipe op mijn telefoon door alle Marktplaatsadvertenties met het trefwoord ‘rood’, gesorteerd op prijs van laag naar hoog.
Bij een glas-in-loodlamp met klaprozen moet ik aan mijn oma denken en dan aan A., toen hij thee zette van de papavers onder zijn slaapkamerraam en trippend naar de Decathlon fietste.
Dan denk ik aan de natuur, mijn eerste keer Norlevo halen bij de zondagdrogist op het Leidseplein en al mijn lesbische vriendinnen die spiraaltjes laten zetten voor het geval dat ze,
Reïncarnatie
Wil iemand in mijn benen lopen, in mijn mond zijn woorden leggen en in mijn handen stijve vingers soepel strekken voor pianospel of strelen - wie wil mij aan? Word ik de eerste keus of heeft een mooier lichaam niet gepast? Lig ik opgevouwen achteraan of hang ik breeduit in de etalage? Hoe weten zij hoe ik mij was? Welk nog onzichtbaar etiket is in mijn nekrand vastgezet?
fietsend naar de Decathlon, et cetera, et cetera.
‘Tsja, zo zijn mannen,’ zei mijn moeder toen ik haar vertelde over mijn eerste overmanning, waarbij ik mezelf had afgevraagd wat het ergste was, deze piemel of de freejazz op de achtergrond.
Soms wil ik niets anders dan de zesde van Tsjaikovski, vierde beweging, een kartonnen doos in de grond en een bedje van papaverbollen.
Het ‘lyrische ik ’ is de stem die als het ware het gedicht aan jou, de lezer, vertelt. Door aanwijzingen in de tekst kun je meer te weten komen over het lyrische ik. Spreekt er een kind, een oude man, een jonge vrouw – of misschien zelfs een dier of een voorwerp? Dichters zorgen er vaak bewust voor dat de identiteit van het lyrische ik onduidelijk is, zodat de lezer de stem van het gedicht zelf moet interpreteren. De meningen of de observaties van het lyrische ik zijn dan ook niet noodzakelijk dezelfde als die van de dichter, want ook poëzie is fictie: wat verteld wordt, is niet altijd waargebeurd, maar kan ook verzonnen of vervormd zijn.
1 Wat kun je zeggen over het lyrische ik in bovenstaande gedichten?
2 Welke ervaringen worden volgens jou beschreven in de gedichten? Herken je die ervaringen?
3* Selecteer uit elk gedicht de belangrijkste/mooiste/verrassendste/schokkendste regel. Vergelijk jouw keuze met die van een medeleerling.
4 Waarom zou een dichter ervoor kiezen om over die ervaringen te vertellen in een gedicht, in plaats van bijvoorbeeld een opiniestuk in de krant?
Ideeën over vrouwelijkheid en mannelijkheid zijn niet weg te denken uit de kunst, literatuur en poëzie. De volgende basisbegrippen zijn noodzakelijk om te praten over vrouwen, mannen en alles daartussenin.
• Geslacht/sekse: dit begrippenpaar duidt op de biologische kenmerken die bepalen of iemand vrouwelijk, mannelijk of intersekse is. Daarbij gaat het bijvoorbeeld over geslachtsdelen, chromosomen, zwangerschap en menstruatie.
• Gender / sociaal geslacht: met het begrip gender spreken we over de sociale en culturele componenten van ‘vrouwelijk’ en ‘mannelijk’. Daaronder vallen verwachtingen, (voor)oordelen, veronderstelde eigenschappen van vrouwen en mannen ... Ideeën over gender verschillen van mens tot mens en kunnen afhangen van onder meer cultuur, tijdsgeest en sociale afkomst. Wat we verstaan onder ‘gender’ evolueert dus voortdurend.
TRAUMA Graag verlossing
Nee ik kan veel verdragen bijna alles en dat meen ik shit gebeurt dat weet ik daar doen jullie ook niks tegen dat is wel gebleken en ik zou het zelf ook liever niet vergeten voor mijn dochter later weet je, zij moet snappen hoe verraderlijk het is zo’n slapend fietspad, mooie sterren maar geen straatlicht, nee laat mij maar draaien elke nacht mezelf weer wakker happen het geluid van klappen op mijn kaak, opnieuw de rits die breekt en weer de naad die huid de biefstuktong haast afgebeten en die zure smaak dus nee laat mij maar overgeven geen probleem het zal wel slijten maar alleen één ding wou ik dus vragen of jullie dat nog uit mijn geheugen kunnen halen, een gezicht, niet van de man die zich verloor in wat hij met me deed maar van die andere, die knappe met die etalageogen, please, verlos me verder nergens van behalve dan de ogen van de man die bij zichzelf bleef op gepaste afstand, vlak voordat hij wegkeek.
Gerda Blees. Dwaallichten
1* Welke emoties roept dit gedicht op bij jou?
2 Welke drie ‘personages’ komen voor in dit gedicht? Wie zijn ze en wat doen ze?
3 De ik-persoon lijdt aan een trauma dat uit twee delen bestaat. Leg uit.
Als medische term betekent ‘trauma’ een ernstige lichamelijke of psychologische kwetsuur. Trauma is ook niet weg te denken uit de literatuur omdat literaire taal soms geschikter is om met het ‘onzegbare’ om te gaan. Als je literatuur over trauma leest, is het daarom belangrijk om ook aandacht te besteden aan wat de auteur bewust niét zegt of niet kan zeggen.
1 Wat associeer je met het woord ‘feminisme’? Schrijf enkele woorden op en bespreek die met een medeleerling.
2 Wat zou poëzie voor feminisme kunnen betekenen volgens jou?
3 Beluister en/of lees het gedicht van Babs Gons op p. 412.
4* Welke emoties wekt dit gedicht op bij jou?
5 Stel je voor dat je als gra sch ontwerper een T-shirt wilt ontwerpen waarop je een deel van de tekst laat drukken. Welk stukje (maximaal twaalf woorden) zou je kiezen? Markeer in het gedicht.
6 Over welke ervaringen gaat het gedicht?
7 Dit gedicht van ‘slam poet’ Babs Gons verschilt op meerdere vlakken van de drie gedichten waarmee deze les startte. Bespreek kort drie verschillen.
Feminisme is een verzamelnaam voor maatschappelijk-politieke bewegingen die ongelijke verhoudingen tussen vrouwen en mannen kritisch bekijken en ijveren voor gelijke rechten voor alle genders. Dat streven wordt emancipatie genoemd, en richtte zich historisch vooral op gelijke politieke rechten. Vandaag stellen feministen vast dat vrouwen in veel landen weliswaar gelijke politieke rechten hebben, maar dat ongelijke machtsverhoudingen blijven voortduren op het vlak van seksueel geweld, rolpatronen, abortusrechten, LGBTQIA+-rechten en toegang tot medicatie. >>
als je nooit in haar schoenen hebt gelopen nooit met je sleutels tussen je vingers door het donker hebt gefietst
een hoodie extra large over je jurk hebt aangetrokken je hakken voor sneakers verwisseld om zo hard mogelijk door de nacht naar huis te trappen
als je nooit in haar schoenen hebt gelopen niet weet hoe uitputtend het is om ogen en oren over je hele lichaam te dragen de haren in je nek als alarmbellen je te laten vertellen
wanneer je moet maken dat je wegkomt je altijd in je hoofd aan het rekenen bent, hoe laat je waar aankomt, wanneer je moet vertrekken en of je dan nog net op tijd
als je nooit in haar schoenen hebt gestaan het gevoel niet kent geen adem meer te kunnen halen omdat iemand opeens een deur in het slot draait de taxi onverwachts afslaat als je niet weet hoe het is om in haar schoenen te staan niet weet hoe het voelt niet gehoord, niet geloofd niet geholpen te worden om de volgende ochtend gewoon weer een nieuwe dag te beginnen de verse wonden, de schade onzichtbaar onder je kleding, je huid van achter een glimlach de dag zien door te komen
niet hardlopen in het donker
niet via het park
groepjes vermijden
nooit je drankje uit het oog verliezen
als je nooit in haar schoenen hebt gelopen niet weet hoe het is om oogcontact te vermijden, te doen alsof je belt stoerder te gaan lopen een busje haarlak in je mouw te dragen via winkelruiten in de gaten te houden wie er achter je loopt een omweg te maken zodat je achtervolger niet ziet waar je woont om dan soms het grootste gevaar in je eigen huis te treffen het zijn toch vaak bekenden
vertel dan nooit wat zij moet doen wat ze moet dragen dat ze moet baren en hoe zich te gedragen
hoe te bewegen wanneer te spreken hoe ze haar lichaam hoe ze haar leven
maar leer de wereld van haar houden zo hard dat ze nooit meer achterom hoeft te kijken zo hard dat ze mag dansen wanneer ze wil gaan waar ze wil laat de wereld nu verdomme eens beginnen hartgrondig van haar te houden
De feministische beweging is zeer sterk met de literatuurgeschiedenis vervlochten. Al in bepleitte de Britse schrijfster Mary Wollstonecraft in A Vindication of the Rights of Woman een gelijk opleidingsniveau voor mannen en vrouwen. In publiceerde de beroemde Britse moderniste Virginia Woolf het essay A Room of One’s Own, waarin ze verklaart waarom vrouwen in de geschiedenis minder bereikt hebben dan mannen. Vrouwen hadden immers als ‘huisvrouw’ geen eigen kamer met een slot op de deur, waardoor ze hun potentieel niet konden waarmaken. In navolging van Woolf publiceerden auteurs als Simone de Beauvoir, Margaret Atwood, Toni Morrison, Rebecca Solnit en in ons taalgebied Marja Pruis en Kristien Hemmerechts literatuur die de ongelijke positie van vrouwen in de samenleving thematiseert.
Radna Fabias werd in 1983 geboren op Curaçao, een van de Nederlandse Antillen. Haar poëziedebuut Habitus (2018) was een van de meest succesvolle dichtbundels van het afgelopen decennium. Met de bundel, die actuele postkoloniale en feministische thema’s aansnijdt, won ze onder meer de Herman de Coninckprijs 2019.
grofweg 1 meter 70 als het meetinstrument de haren omlaag duwt
veerkrachtig haar (fijn, krullend, her en der stug, veranderlijk, dorstig)
voorhoofd: onnadrukkelijk
wenkbrauwen: zwart – iets doorlopend –
wimpers: niet geteld ze zijn er, ze zijn donker
ogen: groot, donkerbruin, nadrukkelijk aanwezig zo ook
neus: nadrukkelijk etnisch
lippen: pruilen nauwelijks, mondhoeken met enige regelmaat omhoog
gebit: licht beschadigd door bijten op harde objecten, verstandskiezen met geweld verwijderd
tong: beschadigd, geeft de liefde de schuld
kin: afhankelijk van de kijkhoek enkelvoudig
hals: intact
schouders: hard
rug: belast
sleutelbeen: onnadrukkelijk
borsten: onder de afdrukken van woeste mensenhanden – geen zichtbare schade –
moedervlekken: spuug van god
buik: vol van belofte, zit geen kind in
billen: relatief rond – minder massa dan de bloedlijn doet verwachten –
bekken waarin het spookt
heupen: breed
benen: gespierd wegens krijgsverrichtingen
voeten: plat, raken altijd de grond
armen: zwaar
onthand
Lees het gedicht inspectie bij aankomst uit Habitus op p. 413.
1 Wat valt je op wat betreft de vorm van het gedicht? Is die typisch voor poëzie?
2 Wat betekent de titel van het gedicht volgens jou?
3 Welk beeld krijg je van de ik-persoon door de beschrijving van de verschillende lichaamsdelen?
4 Hoe kun je dit gedicht verbinden met de problematiek van het ‘intersectioneel feminisme’?
Intersectionaliteit betekent dat mensen discriminatie kunnen ondervinden op basis van meerdere factoren. Zo kan iemand gediscrimineerd worden omdat die persoon bijvoorbeeld én vrouw én zwart is. Het begrip is van belang in de sociologie, de rechtspraak en de medische wereld. Intersectioneel feminisme besteedt dus in het bijzonder aandacht aan de moeilijke maatschappelijke positie van niet-witte vrouwen.
Wat je moet weten voor je beslist om een man te zijn
Een man zijn betekent niet huilen wanneer je broers je Pokémonkaarten verscheurd hebben. Anders landt je grootvader als een loodzware vogel op je schouders. Een man zijn betekent je herinneringen samendrukken tot ze als diamanten uit je voorhoofd barsten.
Een man zijn betekent je niet als vlinder laten schminken, maar als schedel.
Een man zijn betekent je benen niet kruisen op de trein maar tongzoenen met het hiphopmeisje dat op je schoot komt zitten.
‘Of ben je een homo misschien?’
Een man is een jachtgeweer.
Hij draagt zijn spieren als een blinkend harnas, laat zich kruisigen tot hij glimlachend in een jacuzzi van bloed baadt, een glas whisky in de hand.
Een man is kanonnenvlees.
Zijn mond heeft de vorm van een loop.
Een man is een acteur.
Niemand weet wat de rol inhoudt, maar iedereen wil hem spelen.
Een man zou een dichter kunnen zijn, maar daar heeft de wereld al jongens voor.
Mattijs Deraedt. De schaduw van wat zo graag in de zon was blijven staan
Nachtrit
Man, eenentwintigste eeuw, kaal, gezet en met een onvervreemdbaar recht op seks (‘Mijn naam is Legioen, wij zijn met velen’), jaagt door de late nacht over de weg en wil zijn lichaam met gevrouwte delen.
De pompen van de Shell. Het pooierslicht. Vol moed een meisje achter glas betalen. Vol moed aan nieuwe vrouwen denken, echt, elektrisch, kil, verhit, maar denken, denken –een hersenhond, onthand en underfucked,
al jaren in zichzelf verongelukt, maar met drie namen in zijn telefoon, drie namen vol belofte van geluk. Hij belt. Zijn recht op seks. Op scherpe meiden. Waarom heb ik toch medelijden?
Menno Wigman. Mijn naam is legioen
1 Welk van beide gedichten vind je het meest geslaagd? Geef minstens drie argumenten.
2 Welke visies op ‘de man’ lees je in de bovenstaande gedichten? Vergelijk de twee gedichten met elkaar.
3 In beide gedichten worden zowel verwachtingen als vooroordelen over mannelijkheid gethematiseerd. Ben je het eens met die verwachtingen en vooroordelen? Waarom wel/niet?
Kruip in je pen. Nu is het aan jou om een gedicht in het thema ‘gender’ te schrijven.
1 Vul om te beginnen telkens vijf woorden in de drie kolommen in.
a In de eerste kolom vul je vijf (voor)oordelen in over het gender waarover jij wilt dichten.
b In de tweede kolom bedenk je vijf lichaamsdelen.
c In de derde kolom schrijf je vijf ‘lichamelijke’ werkwoorden: werkwoorden die een lichamelijke actie beschrijven.
Vrouwen/mannen moeten … zijn. lichaamsdelen ‘lichamelijke’ werkwoorden
2 Vervolgens combineer je uit elke kolom minstens drie woorden tot verzen.
Net zoals de gedichten uit deze les niet rijmen, hoeft jouw gedicht dat ook niet te doen. Misschien kun je op andere manieren met klanken en beelden werken?
Ester Naomi Perquin timmert al sinds haar debuut Servetten Halfstok (2007) aan een lyrisch oeuvre in het hart van de Nederlandse poëzie. Waarnemingen en gedachteexperimenten van een vrouwelijke ik presenteert ze in een taal die eenvoudig is zonder aan suggestie in te boeten. Haar ervaringen als bewaarder in een gevangenis verwerkte ze op geheel eigen wijze in de bundel Celinspecties (2012). Van 2017 tot 2018 was ze de Nederlandse Dichter des Vaderlands.
Verwachtingen
Je koopt wat kleren voor een lijf dat niet bestaat, je denkt van binnenuit al ledematen, romp en gek dat verwachting de lading niet dekt. Er blijft een halfstatistisch ongeloof.
Maar kijk, daar draagt een man bezwering aan, hij geeft je allerdiepste angst alvast een voetbal en een achternaam.
Levina Van Winden gaf haar debuutbundel de schokkende titel
Er is een band die rapemachine heet Daarin gaat ze op zoek naar een sterk en zelfbewust vrouwelijk antwoord op de alledaagsheid van seksueel geweld. Met scherpe, ironische en opzwepende beelden schept ze een universum dat maar al te herkenbaar is voor jonge vrouwen.
Er is een band die rapemachine heet
Je wordt vervelend als je drinkt
Ik ga lekker
Ik ga weg
De zonnestralen uit mijn aars staan je niet aan
Ik ga voetbal kijken
Er is een band die rapemachine heet
Ik heb de wc met je sokken afgestoft
Ik heb je oogbal gelikt
Ik heb je oogbal gelikt
Ik heb je oogbal gelikt terwijl je sliep
Ik heb over je tandenborstel heen gepist het was overwegend positief
Ik heb je kamerplant een halve
tint groener gemaakt
Ik heb een peperkorrel in je suikerpot gedropt
Ik heb bukowski’s asbak uitgelepeld
Ik heb bukowski’s peuken opgepeuzeld
Is dat een biertje in je hand of ben je gewoon blij om me te zien?
Er is een bepaald soort verdriet dat alleen verholpen kan worden met filmpjes van mannen in menstruatiekrampsimulatiemachines
Je probeert mijn baarmoeder te kietelen
Mijn baarmoeder lacht mondjesmaat mee
Er is een band
Er is een band
Er is een band die rapemachine heet
Radna Fabias’ debuutbundel Habitus zorgde meteen voor haar grote doorbraak in de Nederlandse poëzie. In de drie delen van de bundel onderzoekt ze haar geboorteplaats Curaçao, haar vrouw-zijn en het leven als persoon met een migratieachtergrond in Nederland. Dat doet ze met bezwerende en zintuiglijke taal die de lezer de adem beneemt.
bruid
zoals veel vrouwen wist ik altijd al dat ik een man zou huwen het werd een zwarte man omdat dat beter bij mijn jurk zou staan een kwestie van contrasten de zegening vond plaats in een kerk waar een geloof beleden werd dat ik niet aanhing de priester droeg net als alle aanwezige vrouwen een sluier wit zijn preek eindigde met de vraag wie de politie zou bellen op het altaar lagen voorwerpen die ik uit mijn jeugd kende een cactus, gloeiende kolen, een bijl om onkruid mee te wieden en een dood dier vermoedelijk een zwerfhond de vloer lag vol met maïsmeel het interieur deed denken aan een strandtent de wierook rook naar kerstnacht
er werd met zeewater een kruis op mijn in as bedekte hoofd getekend
ik beloofde eeuwigheid in een taal die ik niet sprak
ik had alleen dat ene zinnetje geleerd de bruidegom zei dat de taal er verder niet toe deed de aanwezigen keken op een specifieke manier leeg ik droeg geen bh en schaamde me voor de tepelafdrukken in mijn leugen in mijn witte witte leugen van een bruidsjurk mijn bruidegom fluisterde me toe dat het huwelijk een vormelijkheid is ter geruststelling van hen die ons gebaard hebben de vrouwen zongen een lied over mijn verloren onschuld ik bood mijn excuses aan het was een lange zit mijn gesluierde schoonmoeder bedankte me alvast voor de kleinkinderen onderweg naar buiten bekogelden de aanwezigen ons met uiteenlopende zaden en granen: anijs voor een zoete huwelijksnacht – alsof wij dat nodig hadden – toen rijst – omdat dat hoorde – toen zwart doodzwart sesamzaad waarover mijn bruidegom vertelde dat het een belangrijk symbool was en bij de deur, ten slotte, voordat we de kerk uit stapten, met gort
Komijnsplitsers is de derde bundel van de internationaal bejubelde Marieke Lucas Rijneveld, die sinds dit werk de voornaamwoorden ‘hij/zijn’ verkiest. De bundel is een verkenning van wat het betekent ‘thuis’ te zijn, in huizen, maar ook in lichamen en genders. Rijneveld put uit zijn eigen ervaringen om poëtische werelden te scheppen voor wie het ‘leven niet past’. Het is een bundel vol hoop en groei, zonder de donkere en moeilijke kanten daarvan te veronachtzamen.
Trok in plaats van een grijs vest een jongen aan. Zo vaak in de slobberfase gezeten dat er weinig postuur overbleef, ik kon voor alles doorgaan. Het was te groot bij mijn schouders, ach het kon me wat. Met veel dingen heb ik vrede gehad, maar niet met geslachtelijke bepaling, met blauw of roze speelgoed. Wilde ruw zijn en tegelijk lief, kocht op een dag mijn eerste piemel voor zeventienvijftig. Ik waste hem voor het slapengaan zachtmoedig, rolde hem door maïzena om hem levensecht en houdbaar zoals de bijsluiter beweerde – en maakte een keuze, rechts of links dragen. Streelde hem te pas en te onpas, verlangde steeds vaker naar een vrouwenhand, o alsjeblieft, een vrouwenhand. Piste tegen iedere boom die ik tegenkwam, riep soms God aan: laat dit nooit voorbijgaan.
Maar mensen hielden niet van grijze vesten. Ze zeiden: onder al die laagjes zit een meisje verscholen, dat zo vaak verkouden is, ze staat al jaren op de tocht. En ze knepen in mijn bovenarmen, schudden moedeloos het hoofd, schopten tegen mijn kuiten in de hoop dat ze roze, balden hun vuisten. Je moet weten: niets was mij vreemd. Dit ongenadig betasten, deze donderpreek. Dit gejammer over de natuur en zijn beloop. Ik schreeuwde de longen uit mijn lijf, gumde beterschap noch vrede uit al mijn tekenschriften. Kreeg bloemen, gatverdamme te veel bloemen, en maakte mijn borst schaamteloos plat, streek iedere ochtend de kreukels uit mijn vertrouwen. Tuurde tussen mijn benen in de hoop dat de piemel aan zou groeien. Alles wat te bepalen valt, heeft ongeschreven regels.
‘Sinds 2018 is een alcoholslot verplicht voor bestuurders die betrapt werden met meer dan 1,8 promille in hun bloed. Er worden dus al maatregelen genomen om het alcoholgebruik van bestuurders te verminderen. Je moet niet iedereen straffen omdat sommige mensen hun eigen grenzen niet kennen.’
‘Volgens de website van de Vlaamse Stichting Verkeerskunde speelt alcohol een rol in 1 op 4 van de ongevallen. Ze stellen dat vanaf een alcoholpercentage van 0,5 promille in het bloed, het risico op een ongeval met 40% stijgt. Het risico op een ongeval bij jonge bestuurders met hetzelfde alcoholpercentage in het bloed, ligt volgens het VSV zelfs nog hoger. Op basis van die cij fers kan er enkel gezegd worden dat een nultolerantie een goed idee is.
‘Op de website van de Vlaamse Stichting Verkeerskunde hebben ze een overzicht van wat alcohol met je lichaam doet. Alcohol vertraagt je reactietijd van ongeveer 1 seconde of minder tot 2 of 3 seconden en het zorgt ervoor dat je meer moeite hebt om te focussen op de weg waardoor je mogelijk gaat slingeren over de baan. Wanneer iemand alcohol drinkt en vervolgens de fiets naar huis neemt, kan die een gevaar vormen voor zichzelf, maar ook voor anderen op de weg. Het is dus nodig om een nultolerantie voor fietsers in te voeren.’
‘Mijn beste vriendin werd aangereden door een dronken autobestuurder. Als er al eerder een nultolerantie was ingevoerd, was dit misschien nooit gebeurd.’
‘De lever heeft gemiddeld 1,5 uur nodig om een doorsnee glas alcohol af te breken. Een nultolerantie is dus noodzakelijk.’
Een nultolerantie is te gek voor woorden. We verbieden iemand toch ook niet om een dessert te eten omdat dit gevaarlijke gevolgen kan hebben?’
‘Mogen we nog iets hebben in ons leven? Dit is de zoveelste pestactie van politici, ze willen enkel een nultolerantie zodat ze extra boetes kunnen uitschrijven om zo de door hen gecreëerde staatsschuld te verminderen.’
‘In 1 op 4 van de ongevallen is er sprake van alcoholmisbruik, in de andere 3 op 4 gevallen liggen slechte wegen en gsm-gebruik mogelijk aan de oorzaak van het gevaar. Het is belangrijker om op die factoren te focussen.’
‘Nultolerantie voor alcohol in het verkeer hanteren, gaat in tegen elke erkende logica van verkeersveiligheid. Bijna overal in Europa geldt er een limiet van 0,5 promille. In Engeland, Ierland en Malta ligt de grens zelfs wat hoger met 0,8 promille. Wat blijkt? Die landen scoren veel beter op vlak van verkeersveiligheid. Dat bewijst dat er geen link is tussen het aantal en het type ongevallen in een land, en de toegelaten alcohollimiet.’
‘Het is moeilijk in te schatten wanneer iemand de toegestane limiet van alcoholgehalte in het bloed heeft bereikt. Hoeveel kan iemand drinken alvorens een bepaald promille te hebben? De enige manier om daar duidelijkheid over te krijgen, is om een nultolerantie in te voeren.’
1 Op de vorige pagina lees je enkele reacties van mensen op de vraag of er een nultolerantie voor alcohol zou moeten komen in het verkeer. Rangschik die reacties op het continuüm op basis van hun argumentatie.
zwak argument sterk argument
2 Vergelijk jouw rangschikking met die van twee medeleerlingen. Hadden jullie hetzelfde idee? Beargumenteer telkens je keuze.
3 Wie heeft jou het meest van zijn/haar standpunt kunnen overtuigen? Waarom?
Om iemand te kunnen overtuigen, is een goede argumentatie onontbeerlijk. Dat is ook zeker het geval in een debat. Alvorens de argumentatie van een partij te kunnen beoordelen, is het belangrijk om de argumenten en het standpunt van een partij van elkaar te kunnen onderscheiden.
1 Wat is het verschil tussen een standpunt, een argument en een voorbehoud?
2 Markeer het standpunt van de spreker en onderstreep het argument dat gebruikt wordt om het standpunt te verdedigen. Omcirkel het voorbehoud, indien dit aanwezig is.
a In het verkeer is een nultolerantie voor verdovende middelen noodzakelijk, want elk jaar worden er meerdere ongelukken veroorzaakt door autobestuurders die rijden onder invloed.
b Omwille van het toenemende hitte-eilandeffect overal in de binnensteden, behalve in de parken, is het belangrijk om in binnensteden extra bomen te planten.
c Ik ga liever met de trein op vakantie, omdat het vliegtuig veel schadelijker is voor het milieu.
d Om de begrijpbaarheid van dialogen te garanderen, is het belangrijk dat acteurs steeds Algemeen Nederlands spreken.
e Omdat de boekentassen van de schoolgaande jeugd te zwaar zijn, pleit ik voor het gebruik van digitale schoolboeken op tablets, tenzij het gaat om leerwerkboeken waarin leerlingen moeten noteren. Tip
Signaalwoorden die vaak gebruikt worden in combinatie met een argument zijn omdat, doordat, aangezien en want.
3 Wat is het verschil tussen een feit en een mening?
4 Bepaal of het om een feit of een mening gaat.
Water kookt bij 100°C. Het praktische rijexamen is te moeilijk.
Tijdens een voetbalwedstrijd begint elke ploeg met elf spelers op het veld.
In België wordt de lekkerste chocolade gemaakt.
Er zou geen huiswerk gegeven mogen worden tijdens een vakantie.
5 Is een goed argument volgens jou doorgaans gebaseerd op een feit of een mening? Waarom?
1 In de Trajectwijzer vind je een overzicht van soorten deugdelijke argumenten die gebruikt kunnen worden wanneer je iemand wilt overtuigen. Probeer samen met een medeleerling telkens een voorbeeld te bedenken of op te zoeken.
a argument gebaseerd op een autoriteit
b argument gebaseerd op cijfers en statistieken
c argument gebaseerd op een vergelijking
d argument gebaseerd op een causale relatie
e argument gebaseerd op een voorbeeld
1 Bekijk in de Trajectwijzer het overzicht van veelvoorkomende soorten drogredenen.
a Zijn onderstaande argumenten volgens jou deugdelijke argumenten of drogredenen?
b Vermeld ook telkens over welke soort het gaat.
c Geef bij een drogreden telkens aan waarom het volgens jou om een drogreden gaat.
Een kind kan zo’n beslissing niet nemen omdat het nog niet volwassen is.
Waarom vertrouwt niemand politici?
Alcohol in het verkeer blijft een probleem. In 2017 gebeurden er nog 4 210 ongevallen waarbij een chauffeur onder invloed betrokken was.
Een week na het krijgen van een griepvaccin werd hij ziek, je wordt dus ziek van het griepvaccin.
Het ministerie van Volksgezondheid raadt mensen die werken in de gezondheidssector aan om zich te laten vaccineren tegen griep.
Omdat te snel rijden een probleem blijft in Vlaanderen, zijn er volgend jaar vier extra trajectcontroles gepland
Een deugdelijk argument is een argument waarop niets aan te merken valt, een goed argument.
Een drogreden is een argument dat gebaseerd is op een foutieve redenering.
1* Is er volgens jou een cultureel verschil tussen welke argumenten als betere argumenten beschouwd worden? Waarom wel/niet?
Je leest nu de tekst De overtuigingskracht van de hoogleraar op p. 426-427.
Bron en structuur
2 Wie is de auteur van de tekst? Wat is de bron van de tekst?
3 Volgens welke tekststructuur is de tekst opgebouwd?
4 Geef de deelvragen van die structuur en beantwoord ze schematisch aan de hand van de tekst.
5 Welke vier hoofdsoorten argumenten worden er volgens de tekst van elkaar onderscheiden?
6 Geef van elke soort een eigen voorbeeld.
7 Leg in je eigen woorden uit, met behulp van een voorbeeld uit het onderzoek van Hornikx, wat een ‘drogreden op basis van een valse autoriteit’ inhoudt.
8 Kun je zelf nog een ander voorbeeld bedenken?
Hoe overtuig je mensen ervan dat ze misselijk worden als ze iedere dag sherry drinken? Je kunt ze bijvoorbeeld vertellen over je oom Herman, die zo’n naar gevoel kreeg toen hij enkele maanden twee glazen per dag had gedronken. Je kunt erop wijzen dat in een experiment met 267 volwassen mannen 78% van de proefpersonen misselijkheid rapporteerde nadat ze een week lang dagelijks een glaasje oloroso voorgezet hadden gekregen. Of je kunt aanvoeren dat alcoholdeskundige prof. dr. F. Klassen van de Universiteit Utrecht deze opvatting al jarenlang verdedigt. Niet al deze argumenten werken even sterk. Bovendien zijn er culturele verschillen in de kracht van argumenten. Een Frans publiek raakt eerder overtuigd door de mening van de – overigens fictieve – hoogleraar Klassen dan een Nederlands publiek. Dat blijkt uit het proefschrift waarop communicatiedeskundige Jos Hornikx (27) onlangs aan de Radboud Universiteit Nijmegen promoveerde en waarin hij toetste hoe geloofwaardig Fransen en Nederlanders stellingen vonden nadat hij er verschillende argumenten voor gegeven had.
De overtuigingskracht van beweringen is een van de oudste onderwerpen van onderzoek in de westerse wetenschap: de Griekse wijsgeer Aristoteles dacht er al over na. Toch zijn er allerlei zaken nog niet bekend; hoe verschillende culturen argumenten beoordelen, is bijvoorbeeld nog nauwelijks bestudeerd. Hornikx’ onderzoek voorziet in een deel van die leemte. Er worden doorgaans vier hoofdsoorten argumenten van elkaar onderscheiden. Het argument van oom Herman heet ‘anekdotisch’, dat van de 267 proefpersonen ‘statistisch’, en dat van professor Klassen een ‘autoriteitsargument’. Het vierde type is ‘oorzakelijk’: je beweert dat alcohol in het bloed komt en zo de maag en het evenwichtsorgaan aantast, en daarmee maak je het verband tussen drankconsumptie en misselijkheid aannemelijker. Voor schrijvers is het nuttig om te weten welke argumenten het best aanslaan bij hun publiek. Wie een brochure moet schrijven over bijvoorbeeld de effecten van alcohol, heeft waarschijnlijk een arsenaal aan argumenten tot zijn beschikking, die niet allemaal in de tekst verwerkt kunnen worden.
Dan is het volgens Hornikx zaak om de trefzekerste argumenten te kiezen. Hornikx’ belangstelling ging vooral uit naar het autoriteitsargument. Hoe vaak wordt dat argument precies gebruikt? Om dat te weten te komen verzamelde hij zowel in Nederland als in Frankrijk een groot aantal folders die als doel hadden de mening of het gedrag van de lezer te beïnvloeden. In Nederland ging het bijvoorbeeld om overheidsbrochures van Postbus 51, maar ook om informatiemateriaal van ideële instellingen als Amnesty International. Er bleek inderdaad verschil te zijn tussen de twee landen: de Nederlandse schrijvers verwezen zo goed als nooit naar autoriteiten, terwijl hun Franse collega’s dat wel af en toe deden.
Nu zeggen zulke verschillen tussen bestaande brochures niet noodzakelijkerwijs iets over de verschillen in overtuigingskracht. Misschien hebben de schrijvers tijdens hun opleiding wel geleerd om argumenten te gebruiken die bij nadere beschouwing geen enkel effect hebben op hun publiek. Daarom onderzocht Hornikx ook hoe lezers erover dachten. Zo ging hij in Nederland en in Frankrijk universiteiten langs om groepen studenten zijn stellingen en bijhorende argumenten voor te leggen. De studenten kregen de opdracht om de verschillende argumenten te rangschikken naar de mate van overtuigendheid. Ook uit dit onderzoek kwam naar voren dat Fransen iets meer waarde hechten aan autoriteitsargumenten dan Nederlanders.
Franse collega’s aan wie de onderzoeker de resultaten voorlegde, waren niet verbaasd. In Frankrijk wordt nu eenmaal veel waarde gehecht aan autoriteit en experts, meenden zij. Maar wat is er voor Fransen nu precies zo waardevol aan het oordeel van die hoogleraren? Daarover deed Hornikx nóg een opmerkelijke ontdekking. Hij gebruikte in zijn onderzoek namelijk twee vormen van het autoriteitsargument: een waarbij de geciteerde hoogleraar zich bevond op een vakgebied dat duidelijk verband hield met het onderwerp in kwestie – de alcoholdeskundige die zich uitlaat over het drinken van sherry – maar ook een waarbij
de hoogleraar een heel ander vakgebied bestreek – de marketing bijvoorbeeld, of de oogheelkunde. Als lezers waarde hechten aan deskundigheid, zou je verwachten dat ze eerder naar de eerste zouden luisteren dan naar de tweede. Maar de Franse studenten bleken, anders dan de Nederlanders, de professor in de marketing vrijwel even overtuigend te vinden als zijn collega in de alcohol. Het was nog vreemder: ze bleken beide hoogleraren zelfs ongeveer even deskundig te vinden op het gebied van de stelling.
Misselijkheid
Wat is er aan de hand? Denken Fransen dat een professor bij uitstek overal evenveel verstand van heeft? Ook dat bleek niet het geval: in een vervolgonderzoekje voerde Hornikx deskundigen op die geen hoogleraar waren, maar ook daarbij
bleken de Franse proefpersonen nauwelijks verschil te maken tussen mensen die over hun eigen of juist over een heel ander vakgebied spraken. Wat de precieze verklaring voor het verschil tussen Nederlanders en Fransen is, weet Hornikx niet. Misschien heeft het te maken met een verschil in leescultuur, denkt hij. Franse scholieren en studenten zijn eerder geneigd om een aangeboden tekst ter kennisgeving aan te nemen; het verschil tussen een geneeskundige en een marketingspecialist valt hun daarbij dan nauwelijks op. Nederlandse leerlingen is beter geleerd teksten kritisch te benaderen. Hen krijg je niet zo gemakkelijk overtuigd van het feit dat sherryconsumptie misselijkheid veroorzaakt op basis van enkel de overtuigingskracht van een professor.
Bron: Onze Taal
1 Je bekijkt drie fragmenten. Zijn die volgens jou een voorbeeld van een (goed) debat?
Geef telkens een argument waarom je dat wel of niet vindt.
a fragment uit Volt over frisdranken op school
b fragment uit Koppen over een aanrijding
c fragment uit Volt over standaardtaal
2 Formuleer zelf een de nitie voor de term ‘debat’.
3 Wat zijn belangrijke kenmerken van een goed debat volgens jou?
4 Wat is het doel van een debat?
1* In les 27 maakte je al kennis met CLIL. Wat weet je nog over CLIL?
Je bekijkt een aflevering van Volt over het debat rond immersieonderwijs.
2 Hoe vaak komen de sprekers aan het woord? Krijgt elke spreker gelijke spreekkansen volgens jou?
3 Hoe wordt er bepaald wie aan het woord komt?
4 Wie is/zijn de debatleider(s)?
a Wat is de functie van de debatleider?
b Vind je de debatleider neutraal of partijdig? Beargumenteer met een voorbeeld uit het fragment.
c Is dat volgens jou belangrijk? Waarom?
5 Hoe is de opstelling (wie zit waar)? Waarom is dat, denk je?
6 Wie heeft gelijk volgens jou? Beargumenteer.
7 Er worden meer argumenten aangehaald dan enkel die van de gasten.
a Hoe doet het programma dat?
b Heeft dat volgens jou een invloed op de neutraliteit van het programma? Beargumenteer.
leerkrachten
8 Wie zijn de deelnemers aan dit debat? Geef ook telkens hun standpunt.
9 Wat zijn immersiescholen?
10 Wat is volgens jou het verschil tussen CLIL en immersie?
11 Welk argument haalt de leerkracht media uit Maldegem aan?
12 Met welk tegenargument weerlegt Peter De Roover dat argument?
13 Noteer telkens twee argumenten pro en contra immersieonderwijs die in het fragment gegeven worden.
14 Markeer in het artikel de argumenten die gegeven worden pro en contra CLIL (gebruik verschillende kleuren).
Stijn Cools
Grootstedelijke scholen vinden het moeilijker dan plattelandsscholen om meertalig onderwijs (CLIL) aan te bieden. Ze hebben andere prioriteiten, onvoldoende materiaal en vaker leerkrachten zonder het juiste diploma.
De lessen aardrijkskunde gebeuren er in het Frans, de vijfde- en zesdejaars krijgen er chemie in het Engels. Op het Meertalig Atheneum in Sint-Pieters-Woluwe kiezen ze volop voor CLIL, waarbij niet-taalvakken in het Frans, Engels of het Duits gegeven worden. Toch is de school daarmee een uitzondering in Brussel.
Dat blijkt toch uit onderzoek van de VUB-professoren Esli Struys en Jill Surmont. Ze hebben de profielen van secundaire scholen met en zonder meertalig onderwijs naast elkaar gelegd. Wat bleek: scholen met meer kansrijke leerlingen varen vaker onder de meertalige CLIL-vlag – voluit Content and Language Integrated Learning.
Regionaal zijn er grote verschillen. Slechts twee scholen van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel zijn bezig met CLIL, terwijl er dat in West-Vlaanderen 42 zijn. In totaal bieden 126 scholen in Vlaanderen CLIL aan.
‘Het zijn niet zozeer de grote steden zoals Brussel of Antwerpen en Gent met veel meertalige scholieren die meertalig onderwijs aanbieden, maar veeleer de andere regio’s’, zegt professor Struys.
Dat vindt hij een spijtige zaak. ‘CLIL is een succesverhaal, blijkt uit diverse onderzoeken. Voor het inoefenen van de taal zelf uiteraard, maar leerkrachten gaan ook meer activerend lesgeven. Daardoor gaat de kennis over het vak zelf – zoals aardrijkskunde – er ook op vooruit. Leerlingen voelen zich bovendien meer uitgedaagd.’
Dat scholen met meer kansarme leerlingen minder vaak voor meertalig onderwijs kiezen, wijt de professor onder meer aan ‘andere prioriteiten’. Bijvoorbeeld omdat de zorgnoden op dergelijke scholen veel groter zijn.
‘De financiële middelen zijn ook niet altijd beschikbaar en niet al het lesmateriaal is even goed aangepast aan les krijgen in een andere taal.’
Nog een moeilijk punt: het diploma van de leerkrachten. Om een vak te geven in een andere taal moeten ze het taalniveau C1 halen, wat niet al te ver onder het niveau van de moedertaal ligt. Directeur van het Meertalig
Atheneum: ‘Dat is echt heel hoog. Misschien zelfs te hoog. Ik denk dat het belangrijk is dat de leerkrachten de taal goed spreken en het vakjargon kennen, maar dat hoeft geen BBC-Oxford-Engels te zijn voor ons.’
Professor Struys stipt dat inderdaad aan als een barrière. ‘Terwijl in andere landen je als leerkracht al in een andere taal op B2-niveau mag lesgeven, zolang je drie jaar later maar op het niveau van C1 zit.’
Op de school in Sint-Pieters-Woluwe lopen veel nationaliteiten rond. ‘Meertalig onderwijs sluit aan bij de Brusselse leefwereld, maar het is ook handig voor later om makkelijk te kunnen switchen tussen Nederlands, Engels en Frans. Sommige van onze leerlingen studeren bijvoorbeeld verder aan de VUB, waar ze papers in het Engels moeten schrijven.’
Communautaire context
‘De leerlingen appreciëren het ook, ons meertalig onderwijs, en zullen zich daardoor zelf ook meer inzetten om hun Nederlands te verbeteren. Maar gezien de communautaire context in Brussel ligt meertalig onderwijs niet overal even voor de hand.’
Vlaams minister van Onderwijs laat weten dat ze CLIL op een ‘doordachte en duurzame manier’ verder wil uitbouwen. Niet alleen in het aso en tso, maar ook in het bso.’
Ze wijst er nog op dat een niet-taalvak in een andere taal leren het zelfvertrouwen en de spreekdurf van een leerling versterkt, en dat het ook de concentratie en de motivatie doet toenemen.
Bron: standaard.be - 05/09/2017
1 Je leerkracht leest enkele stellingen voor. Ga naar de linkerkant van het lokaal als je het eens bent met de stelling. Ga naar de rechterkant van het lokaal als je het oneens bent met de stelling.
2 Kies een stelling, neem daarover een standpunt in en verdedig die in een argumentatieve tekst. Gebruik daarvoor ten minste drie goede argumenten en weerleg één tegenargument.
Lees in de Trajectwijzer hoe je een argumentatieve tekst opbouwt.
1 Jullie gaan nu zelf een debat voeren. De leerkracht geeft je drie stellingen die je moet voorbereiden.
2 Je zoekt zowel argumenten pro als contra. Een minuut voor de start van het debat krijg je pas te horen welke kant jij moet verdedigen.
Maak gebruik van de geleerde zoekstrategieën en let op de betrouwbaarheid van je gebruikte bron.
3 Elke partij bestaat uit drie leerlingen, elk debat duurt drie minuten.
a Je staat recht wanneer je het woord wilt.
b Je mag pas spreken wanneer de debatleider jou het woord geeft.
• Debatteer niet naast de kwestie.
• Val niemand aan.
• Let zowel op je taalgebruik als op je lichaamstaal.
• Om een goed debat te voeren, is het belangrijk om ook op de tegenpartij in te spelen en te reageren op eerder gegeven argumenten (het is niet louter een opsomming van je eigen argumenten, maar een wisselwerking tussen beide partijen).
1 De studiekeuze in het hoger onderwijs moet beperkt worden door de behaalde resultaten en de huidige knelpuntberoepen.
2 Alle steden moeten autovrij gemaakt worden.
3 Het vak Nederlands moet een minimum aantal lesuren per maand spenderen aan literatuur.
4 Ook niet-taalvakken moeten quoteren op spelling.
5 Er moet een instaptoets Nederlandse taalvaardigheid georganiseerd worden: grammatica en spelling met verplichte remediëring voor alle richtingen in het hoger onderwijs.
6 Vlaanderen moet centrale examens/staatsexamens inlassen.
7 Elke schooldag moet er minstens één lesuur ‘bewegen’ op het programma staan.
8 De dienstplicht moet opnieuw ingevoerd worden in België voor zowel mannen als vrouwen.
9 Er moet een Europees leger opgericht worden.
10 Het uitrusten van identiteitskaarten met vingerafdrukken is een schending van de privacy.
GOED
VOLDOENDE ONVOLDOENDE
volledigheid en duidelijkheid
Je debatteert niet naast de kwestie. Niet al je argumenten sluiten goed aan bij de stelling.
Tijdens het debat vraag je meermaals het woord, je komt voldoende aan bod.
gepastheid
Je taalgebruik is niet kwetsend en/of verwijtend, je speelt op de bal en niet op de man.
Tijdens het debat vraag je meermaals het woord, maar je zegt weinig/onvoldoende wanneer je aan bod komt.
Je taalgebruik sluit grotendeels aan bij de gegeven opdracht. Let nog op:
Je debatteert naast de kwestie.
Tijdens het debat vraag je zelden/nooit het woord. Wanneer je aan bod komt, zeg je ook onvoldoende.
Je taalgebruik is kwetsend en/ of verwijtend, je speelt op de man en niet op de bal.
Je lichaamstaal is afgestemd op de opdracht. Om het woord te vragen sta je recht, je zit rechtop, leest niet af …
Je lichaamstaal is grotendeels afgestemd op de opdracht. Aandachtspunten:
- Rechtstaan wanneer je het woord wilt.
- Rechtop zitten wanneer je niet aan het woord bent (niet ‘hangen’).
- Niet aflezen.
- Andere:
Je lichaamstaal sluit niet aan bij de opdracht. Werkpunten:
- Je staat niet recht wanneer je het woord wilt.
- Je ‘hangt’ wanneer je niet aan het woord bent.
- Je leest af.
- Andere:
Je onderbreekt geen andere sprekers en je houdt je reacties op wat anderen zeggen onder controle.
Je argumenten zijn deugdelijk en onderbouwd. De argumenten worden op de juiste momenten aangehaald en ook voldoende gekaderd zodat de neutrale partij de relevantie van het argument begrijpt.
- Je onderbreekt af en toe de andere sprekers.
- Je hebt je reacties op de argumenten van anderen niet altijd onder controle (zuchten, lachen …).
- Je argumenten zijn deugdelijk maar niet voldoende onderbouwd.
- De argumenten worden wel op het juiste moment aangehaald, maar er ontbreekt omkadering waardoor het niet duidelijk is waarom het argument relevant is en het dus een deel van zijn sterkte verliest.
- Je hebt deugdelijke en onderbouwde argumenten maar haalt deze niet aan op het goede moment.
- Je onderbreekt regelmatig de andere sprekers.
- Je laat je reacties op de argumenten van anderen duidelijk merken (zuchten, lachen …).
- Je argumenten zijn ondeugdelijk.
- Je argumenten zijn niet onderbouwd.
Tijdens het debat speel je goed in op de argumenten van de tegenpartij. Je tegenargumenten zijn deugdelijk en onderbouwd.
Tijdens het debat speel je voldoende in op de argumenten van de tegenpartij, maar je tegenargumenten zijn onvoldoende onderbouwd.
Aandachtspunten:
Je speelt zelden/nooit in op de argumenten van de tegenpartij. De tegenargumenten die je gebruikt, zijn ondeugdelijk en/ of onvoldoende onderbouwd.
Aanvullende commentaar:
Klaar om je taalhersens te kraken en ‘out of the box’ te puzzelen? Op iDiddit vind je een oefening op cryptotaal.
Luisteren: Gaan slimme computers de wereld veroveren?
1 Weet je waarvoor het letterwoord AI staat?
2 Weet je wat AI precies inhoudt en/of ken je voorbeelden?
3 Bekijk de a evering AI van Kennismakers en neem op een apart blad notities volgens de Cornellmethode.
4 Je leerkracht geeft je nu enkele vragen over het luisterfragment.
We vertrekken van het artikel Taal is sleutel tot artificiële intelligentie. Je krijgt een aantal vragen bij de tekst. Als slotvraag krijg je een korte schrijfopdracht.
Lees het artikel Taal is sleutel tot artificiële intelligentie op p. 438-439 een eerste keer globaal.
5 Wat is het tekstdoel van de tekst?
6 Geef de tekstsoort en het teksttype.
7 Wat is het onderwerp van de tekst?
8 Is het een betrouwbaar artikel? Verwijs in je antwoord naar de bron.
9 Je wierp al een eerste blik op de tekst. Kun je voorspellen waarover de tekst meer in detail zal gaan?
Lees het artikel nu grondig.
10 Vat in enkele zinnen de hoofdgedachte van de tekst samen.
11 Beschrijf in je eigen woorden wat de volgende woorden betekenen:
a escaleren c fungeren
b operationeel d modelleren
12 Zoek in de tekst naar een ander woord / een andere beschrijving voor:
a artificiële intelligentie d vrolijk
b een onderzoeker e de studie van taal
c wat te maken heeft met ons brein / onze hersenen
13 Verklaar de tussentitel ‘Bitch = stom wijf’
14 Verklaar het belang van context bij arti ciële intelligentie.
15 Leg de volgende zin uit in je eigen woorden: ‘Het is ironisch dat het een computer vergt om het belang van taal voor ons mens-zijn aan te tonen.’
16 Is er iets opmerkelijks aan de plaats van die tussentitel?
17 Waarom staat er bij de tekst een foto van een zorgrobot?
18 Duid telkens het juiste antwoord aan.
a Alinea verhoudt zich tot alinea als …
oorzaak – gevolg vraag – antwoord
probleem – oplossing voordeel – nadeel
b In alinea 4 …
krijg je voorbeelden van hoe een computer online pesten herkent.
lees je meer specifiek hoe een computer seksueel overschrijdend gedrag herkent.
lees je hoe het Clips-project deel uitmaakt van een groter project.
ontdek je hoe men een computer leert schelden.
c In alinea 7 krijgen we …
een tegenstelling met alinea 6.
voorbeelden in verband met alinea 6.
kritische bedenkingen over alinea 6.
oplossingen voor alinea 6.
d In alinea 9 lezen we dat computers …
even sterk zijn in taal als mensen.
soms een betere intuïtie hebben dan mensen.
alle reacties in onze hersenen kunnen nabootsen.
19 Wat is jouw mening over de gevaren en mogelijkheden van arti ciële intelligentie? Gebruik de informatie uit de a evering AI van Kennismakers en uit het artikel uit EOS en schrijf een korte, beargumenteerde reactie op de volgende stelling:
Lezen: Artificiële intelligentie vreet te veel energie
Op iDiddit vind je het artikel Artificiële intelligentie vreet te veel energie. Lees het artikel grondig en schematiseer de informatie volgens de meest geschikte tekststructuur.
‘Artificiële intelligentie vormt een bedreiging voor onze taal en voor ons voortbestaan als mens.’
Wat hebben drie germanisten van UAntwerpen te maken met de enorme rekenkracht van spelconsoles? Kort en krachtig: ze leren computers aan hoe menselijk gedrag werkt.
‘Taal weerspiegelt het wezen van wie we als mensen zijn.’
Meer artikels van deze auteur
Meer over de volgende onderwerpen:
Dit is een artikel van:
Gepubliceerd op:
Hoe kan de beheerder van een online chatforum weten of er in een van de talloze gesprekken die hij moet overzien een chatter over de schreef gaat en de anderen de huid vol scheldt? Of hoe kunnen ouders merken dat hun tiener zwaar gepest wordt op sociale media, die zoon- of dochterlief net zorgvuldig afschermt voor hen? En in navolging van dat laatste: hoe weten deze ouders dat cyberpestgedrag niet escaleert , in die mate dat hun kind met zelfmoordgedachten kampt, en dat online ook laat merken?
Dergelijke situaties komen steeds vaker voor, en telkens vallen ouders en leerkrachten uit de lucht over de ernst van de situatie. Terwijl het antwoord op de drie vragen eenvoudig is: vraag het aan de computer. Althans, dat vinden toch de vorsers van onderzoekscentrum CLiPS. Die naam staat voor Computational Linguistics and Psycholinguistics, een groep opgericht in 2003. Zij ontwikkelen vandaag een tool die ‘cyberbullying’ herkent, en zelfs uit iemands online posts kan opmaken of die persoon depressief gedrag vertoont. Eens operationeel kan de tool fungeren als een filter voor chatboxen of sociale media, bij voorbeeld als deel van een antivirusprogramma, en bij problemen een waarschuwing sturen naar moderatoren, ouders of leerkrachten.
Bitch = stom wij f
Het onderzoek maakt deel uit van het AMiCA-project, dat samen met UGent en de KULeuven ontwikkeld wordt, en waarmee ook seksueel overschrijdend gedrag op sociale media kan worden herkend en gemeld. Niet doordat de tool elke keer als het over seks gaat een waarschuwing stuurt naar de ouders. Maar door te controleren of iemand die bij voorbeeld in haar profiel zegt een 15-jarig meisje te zijn, niet in werkelijkheid een 50-jarige pedofiel is. Hoe? Door te analyseren wat die persoon schrij ft en hoe die zijn of haar taal gebruikt.
Dat laatste geeft aan hoe complex de wetenschap achter deze toepassingen wel is. En wat taal in hemelsnaam met computers en dataonderzoek te maken heeft, zoals de ‘computational linguistics’ in CLiPS aangeven. Dit gaat over artificiële intelligentie. Over een computer die uit taalgebruik begrijpt dat iemand een man is, van middelbare leeftijd, of een depressieve tiener.
‘Het begint met een hele reeks woorden en teksten die, in ons project, als pestgedrag kunnen worden omschreven, en waarmee we de computer als het ware voeden’, begint Walter Daelemans, hoofd van CLiPS. ‘Dat was een hele opdracht’, gaat collega Guy De Pauw verder. ‘We zijn zelf een tiental scholen afgegaan, waarbij we jongeren een rollenspel rond pesten hebben laten spelen, om de juiste scheldwoorden te leren kennen.’ Met die data kan een computer perfect reageren wanneer een van de ingevoerde woorden en uitdrukkingen gebruikt wordt. Maar dan wordt het pas interessant.
Herken de kat
‘Iemand een klootzak noemen kan ook plagerig bedoeld zijn’, merkt Daelemans op. ‘Kortom, de computer moet de context van een bepaald gesprek vatten, om uit te maken of het om een belediging
of een plaagstoot ging.’ ‘En meer nog’, valt Mike Kestemont bij. ‘De computer moet ook weten dat als “bitch” een scheldwoord is, wat we hem hebben geleerd, “stom wij f” vaak in dezelfde context gebruikt wordt en dus ook een belediging is.’
Een computer die leert, en die een context interpreteert? Bestaat dat dan? ‘Absoluut’, knikt een merkelijk enthousiaste Kestemont. ‘Een aantal jaar geleden verscheen een paper over een onderzoek waarbij een computer een week lang YouTubefilmpjes heeft gekeken. Nadien genereerde hij zelf een beeld van onder meer een kattenkop. Een wezen dat hij niet kende, maar dat hij door de talloze kattenfilmpjes op YouTube wel was gaan herkennen als iets wat hetzelfde was. Een later onderzoek deed iets soortgelijks met Google News. Een computer die geen taal kende, kon na een periode van het scannen van al die berichten woordenwolken maken die uiteenvielen in onder meer de maanden van het jaar, landen, steden, voorzetsels … Hij wist nog steeds niet wat die woorden betekenden, maar door de context waarin ze gebruikt werden, kon hij wel opmaken dat ze wat met elkaar te maken hadden.’
Spelconsoles
‘Computers kunnen dat slechts door een grote sprong in rekenkracht’, legt De Pauw uit. ‘En dat gebeurde opvallend genoeg met de grafische processors die ook in spelconsoles gebruikt worden. Die berekenen in enkele milliseconden enorm ingewikkelde matrixen vol data, op een manier die vergelijkbaar is met de werking van ons brein. We weten al tientallen jaren dat dergelijke zogenaamde neurale netwerken theoretisch zouden kunnen, maar het is maar door de huidige rekenkracht dat we ze ook kunnen toepassen. Op die manier kan de computer triljoenen connecties maken, meer dan onze hersenen.’
Het grote woord is gevallen: een computer die werkt zoals onze hersenen, en situaties kan inschatten, vertoont die menselijke eigenschappen? ‘We modelleren het brein, en daarmee de mens’, bevestigt Daelemans. ‘Al blij ft dat beperkt. De elektrische impulsen in een brein kunnen we nabootsen – in de mate dat we ze al kennen – maar de chemische reacties natuurlijk niet. Toch kunnen we bij een computer al spreken van een vorm van intuïtie, van gezond verstand. Een grote doorbraak op dat vlak zagen we onlangs: voor de eerste keer won een computer van een topspeler in het Aziatische bordspelletje Go. Schaakcomputers zijn al een tijdje beter dan mensen, maar Go is een spel dat veel meer intuïtie vereist dan schaak. Door rekenkracht kunnen computers steeds vaker situaties en gesprekspartners inschatten. We werken hier bij voorbeeld met robots, waarvan we weten dat autistische kinderen er goed op reageren. Maar dan moet die computer wel weten wie hij voor zich heeft natuurlijk. Zo’n kind heeft niets aan een jolige robot die danst en zingt.’
Google Assistant
‘Volgens alle grote spelers is tekst wel degelijk de toekomst’, menen Kestemont, Daelemans en De Pauw. Het is ironisch dat het een computer vergt om het belang van taal voor ons mens-zijn aan te tonen. Alleen op het eerste gezicht is de combinatie van taal- en letterkunde en computers opvallend. ‘Taal is wat ons onderscheidt’, glimlacht Daelemans. ‘Al onze emoties worden erin weerspiegeld. Al zijn er meer taalkundigen die dat doorhebben en in deze sector werken, dan informatici.’
‘Het was dan ook stevig studeren nog’, herinnert Kestemont zich. ‘Maar volgens alle grote spelers is tekst wel degelijk de toekomst. Bedrij ven als Google pompen miljarden in het onderzoek rond computerlinguïstiek. Opvallend toch: twintig jaar na de spraaktechnologie van het West-Vlaamse bedrij f Lernout & Hauspie zijn taal en spraak opnieuw dé uitdaging.’
Bron: www.eoswetenschap.eu
modelleren: zie antwoord opdracht 11
1* Denk na over je eigen toekomst. Wat zou jij willen bereiken voor de leeftijd van 18, 25 en 34 jaar? Som minstens twee dingen op per leeftijd.
2* Bespreek je antwoorden met die van een medeleerling en identi ceer de grootste gelijkenissen en verschillen.
3 Lees het artikel uit Ze willen allemaal hetzelfde op p. 441.
a Rond welke leeftijd hopen tieners voor het eerst moeder of vader te worden?
b Welke andere droom hebben ze voor diezelfde leeftijd uit vraag a?
c Welke meningen hebben verschillende leeftijden over de ideale pensioenleeftijd?
4 Bestudeer de infographic over hetzelfde onderzoek op p. 441. Beantwoord onderstaande vragen in sleutelwoorden.
a Wanneer denken jongeren het hoogtepunt van hun carrière te beleven?
b Welke plannen hebben veel jongeren tussen hun 23e en 25e levensjaar?
c Hoeveel jaren zitten er ongeveer tussen het eerste kind en het laatste kind?
5 Vergelijk het artikel Ze willen allemaal hetzelfde met de infographic. Benoem een sterkte en een zwakte voor ieder teksttype.
Of het nu om meisjes of jongens gaat, om hoog- of om laaggeschoolde jongeren: bijna allemaal willen ze dezelfde toekomst, waarin op relatief jonge leeftijd plaats wordt geruimd voor het samenwonen met een partner (24 jaar), de aankoop van een huis of appartement (25 jaar), het eerste kind (26 jaar) en een trouwpartij (ook 26 jaar). Dat blijkt uit een grootschalige enquête van het Jeugdonderzoeksplatform (JOP), een samenwerkingsverband tussen diverse disciplines van de Universiteit Gent, de Vrije Universiteit Brussel en de KU Leuven. (…)
Jongens zijn haantje-de-voorste wat betreft het eerste seksuele contact en het autorijbewijs halen. Maar het verschil is niet erg groot met meisjes: bijna iedereen ziet de ideale leeftijd voor de eerste seks rond 17,5 jaar en het rijbewijs behalen op 18 jaar of iets later. (…)
Opvallend is dan weer dat de jonge mannen en vrouwen in deze enquête de ideale pensioenleeftijd gelijktijdig situeren. Gemiddeld ziet men die rond de leeftijd van 60 jaar. Dat is twee jaar later dan de ideale pensioenleeftijd die jongeren in ander onderzoek, uit 2005, naar voren schoven. De aanhoudende berichten in de media dat we langer moeten werken, blijken dus impact te hebben.
Wie jonger is, denkt er wel anders over dan de wat oudere jongeren: op 14-jarige leeftijd wil men werken tot zijn 61ste. Op 30-jarige leeftijd, als men al enkele jaren werkervaring heeft, oordeelt men dat het op 58- of 59-jarige leeftijd welletjes zal zijn geweest.
Jongere tieners denken ook dat ze het toppunt in hun carrière al heel vroeg zullen bereiken: al op de leeftijd van 33 jaar. Wie tegen de 30 aanloopt, schuift dat hoogtepunt op naar de leeftijd van 38 jaar. Maar dat is dan ook zowat het enige grote verschil in de ideale levensloop.
Bron: standaard.be - 25/03/2010
Jongens zijn haantje-devoorste wat betreft het eerste seksuele contact en het autorijbewijs halen.
6 Bestudeer de infographic Voorlezen aan de allerjongsten op p. 443 en beantwoord de bijhorende vragen.
a Combineer de stukken tekst uit de infographic met de juiste titels. Kies uit de volgende mogelijkheden:
a Slimme investering
b Welzijn van ouder en kind
c Gereedschap voor later
d Uniek taalaanbod
e Ieder kind gelijke kansen
f Het talige brein: volop in ontwikkeling
g Uitnodiging tot interactie
b Wie is het doelpubliek van de infographic? Waarom?
c Waar zou je deze infographic kunnen terugvinden?
a socialemedia-account van een moeder
b lokale bibliotheek
c artikel in De Standaard
d website van een boekenwinkel
d Leg de afbeelding bij punt 1 in je eigen woorden uit.
e Leg de afbeelding bij punt 7 in je eigen woorden uit.
f Hoe zou je deze infographic beter kunnen maken? Formuleer minstens twee suggesties.
7 Analyseer enkele voorbeelden van infographics hieronder.
a Vat in maximum twee zinnen samen waarover ze gaan.
b Zijn het goede of slechte voorbeelden? Geef minstens twee argumenten. Gebruik volledige zinnen.
8* Lees jij wel eens digitale boeken? Wat zijn mogelijke voor- en nadelen van digitale boeken?
9* Luister jij wel eens naar luisterboeken? Wat zijn hiervan mogelijke voor- en nadelen?
Lees de tekst Digitale boeken voelen anders dan fysieke boeken op deze en volgende pagina.
10 Markeer belangrijke informatie.
11 Bekijk je gemarkeerde informatie in de tekst. Bepaal welke informatie je onder dezelfde thema’s of categorieën kunt onderbrengen. Werk met sleutelwoorden in de plaats van volledige zinnen.
12 Maak een eerste basisversie van je infographic op een apart blad. Denk eerst na over de juiste indeling. Vervolledig vervolgens de infographic met de informatie uit opdracht 11.
13 Bepaal voor elke categorie welke informatie je kunt vervangen door een pictogram of afbeelding.
14 Werk vervolgens een gedetailleerde infographic uit. Je kunt een infographic in posterformaat op papier maken. Nog handiger is om een digitale infographic op te stellen.
E-boeken ontberen de tastzin en het knispergenot van papier. Dit lijkt nadelen te hebben voor de verwerking van de tekst. Dit speelt minder bij de e-readers dan bij de tablet.
Papier bezit volgens Mangen (2008) fysieke eigenschappen die helpen bij het lezen en interpreteren van de tekst. De pagina’s van het gedrukte boek zijn tastbaar, ze knisperen tussen de vingers, de lezer slaat ze om en ruikt ze zelfs. Het gevoel dat papier geeft, helpt zodoende om een relatie met de tekst op te bouwen. Daarnaast maakt de fysieke vorm (lengte, breedte, dikte) van een boek, magazine of krant het eenvoudig om de resterende leestijd in te schatten. Tot slot is een tekst op papier stabiel ten opzichte van de pagina. Dit helpt om de informatie te onthouden aan de hand van het visuele tekstbeeld (Mangen, 2008).
E-readers, tablets, computers en smartphones bieden volgens Mangen (2008) een andere tactiliteit. In plaats van de wereld achter de tekst zichtbaar te maken, vestigen het scherm en de muis de aandacht op zichzelf. De handeling van het surfen en klikken treedt op de voorgrond, wat onze relatie met de inhoud van de tekst en de wereld van het verhaal verbreekt.
Lezers van e-boeken voelen en zien bovendien enkel de pagina die ze op dat moment aan het lezen zijn. Ze ontberen een indruk van de omvang en de lengte van de tekst, wat het inschatten van de leestijd en de oriëntatie in de tekst bemoeilijkt. Tot slot laten lettergrootte en -type in e-boeken zich eenvoudig aanpassen. Het gevolg is dat het tekstbeeld verschuift en de tekst instabiel wordt ten opzichte van de drager. Hierdoor is de informatie minder makkelijk te onthouden (Mangen, 2008).
Empirisch onderzoek levert voorzichtig bewijs voor deze ideeën. Lezers van een e-boek of kort verhaal op de tablet gaan minder diep op in de verhaalwereld (Van Gils, Bakker & Evers-Vermeul, 2020; Mangen & Kuiken, 2014). Hiernaast blijken ze het verhaal minder grondig te onthouden (Mangen & Kuiken, 2014). Vergelijkbare verschillen zijn gevonden bij jongeren: 15-jarigen die een kort verhaal lezen op papier, begrijpen het diepgaander dan op de personal computer (Mangen,
Walgermo & Brønnick, 2013). Bovendien boeken 15-jarigen die gedrukte boeken lezen sterkere leesprestaties dan leeftijdgenoten die digitale boeken lezen (OECD, 2021). Deze resultaten suggereren dat de eigenschappen van digitale tekstdragers inderdaad minder gunstig zijn voor de leeservaring en het tekstbegrip dan die van het papieren boek.
Tegelijkertijd wijst onderzoek onder basisscholieren uit dat zij de tekst even diepgaand begrijpen van papier en van het scherm (Nielen, 2016). Hiernaast zijn de verschillen bij de e-reader geringer dan bij de tablet en personal computer. Zowel de leeservaring als het tekstbegrip blijken nagenoeg gelijk tussen het gedrukte boek en de e-reader (Schwabe et al., 2019; Mangen, Olivier & Velay, 2019; Bakker, 2021). Lezers van de e-reader zijn wel minder sterk in staat om de gebeurtenissen in het verhaal in de volgorde te zetten waarin deze zich hebben voorgedaan. Dit duidt mogelijk op uitdagingen met het zich kunnen oriënteren (Mangen, Olivier & Velay, 2019).
Tekstlengte, zelfinschatting en ervaring Verschillen in begrip tussen papier en scherm treden in het bijzonder aan het licht bij teksten die langer zijn dan ongeveer een pagina in een tekstverwerkingsprogramma. Dit komt mogelijk doordat er in langere teksten meer scrollen plaatsvindt, met hogere cognitieve eisen tot gevolg (Singer & Alexander, 2017). Tevens zijn er
verschillen gevonden tussen papier en scherm in het inschatten van de prestatie op de taak. Digitale lezers denken sterker te presteren dan dat ze in werkelijkheid doen, investeren hierdoor waarschijnlijk minder energie in het lezen, en begrijpen de tekst als gevolg minder diepgaand (Singer, Alexander & Berkowitz, 2019).
Het zou kunnen dat de leeservaring en het tekstbegrip groeien naarmate de ervaring met lezen van het scherm groeit. Empirisch onderzoek laat voor deze voorspelling uiteenlopende resultaten zien. Aan de ene kant blijkt een sterke bedrevenheid in het lezen van e-boeken positief samen te hangen met een prettige en optimale leeservaring (Bakker, 2021). Aan de andere kant leidt bij brugklassers die ervaring hebben met lezen van de tablet, het lezen van een kort verhaal op de tablet tot minder onderdompeling dan het lezen van hetzelfde verhaal van papier (Van Gils, Bakker & Evers-Vermeul, 2020). Bovendien blijkt het verschil in tekstbegrip tussen de beide media, in het nadeel van het scherm, groter voor meer recente onderzoeken. Dit suggereert dat meer ervaren schermlezers de tekst minder diepgaand begrijpen (Delgado et al., 2018). Tot slot hangt het frequent lezen van korte teksten van het scherm negatief samen met de aandacht voor en onderdompeling in een literair verhaal (Hakemulder & Mangen, 2021).
Bron: Stichting Lezen - www.lezen.nl
Tips voor examens (algemeen)
Bron 1 Tips voor de komende examenperiode
Bron 2 Hoe kan ik mijn examen goed leren? Examentips!
Bron 3 EXAMENTIPS – Slagen voor je examens met 10 tips!
Hoe
Tips voor mondelinge examens
Bron 4 Mondelinge examens
Bron 5 Studielicht: mondeling examen BRONNEN
15* Heb je al eens een mondeling examen gehad?
a Hoe is dat verlopen?
b Wat vind je positief of negatief aan mondelinge examens?
16 Bekijk het beeldfragment uit De ideale wereld over mondelinge examens. Welke clichés over mondelinge examens komen hier terug? Welke dingen vind je herkenbaar?
De examenperiode kan erg stresserend zijn, en mondelinge examens dragen daar zeker aan bij. Daarom gaan we op zoek naar tips, niet alleen om de volgende examenperiode zonder kleerscheuren door te komen, maar hopelijk verzamel je een aantal tips die je de rest van je studieloopbaan zult kunnen gebruiken!
Je werkt in duo’s. Een van jullie focust op tips voor examens in het algemeen, de andere gaat aan de slag met tips voor mondelinge examens.
17 Neem alle bronnen door en noteer de tips die jij waardevol vindt (maximum tien). Na de zoekopdracht wissel je tips uit met elkaar.
Naast de algemene tips, maak je nu kennis met een aantal specifieke leerstrategieën.
18 Probeer de term te koppelen aan de omschrijving.
1 spaced practice aLeg je studiemateriaal aan de kant en noteer alles wat je nog weet. Controleer daarna en vul aan.
2 retrieval practice bVerzamel de voorbeelden uit de lessen en zoek zo veel mogelijk voorbeelden in je studiemateriaal.
3 elaborate interrogating cSpreid je studeermomenten in plaats van te werken in grote blokken.
4 interleaving d Wissel verschillende onderwerpen af tijdens het studeren.
5concrete voorbeelden eZoek in je studiemateriaal naar beeldmateriaal dat aansluit bij het tekstmateriaal en probeer je studiemateriaal visueel voor te stellen.
6 dual coding fStel jezelf vragen tijdens het studeren en zoek vervolgens de antwoorden in je studiemateriaal.
gBewerk je bronmateriaal: onderstreep zaken en markeer stukjes van je tekst –maar niet te veel!
19* Welke van die strategieën pas je al toe, of wil je al dan niet leren toepassen?
In de volgende opdrachten gaan we aan de slag met de tips voor een mondeling examen.
20* Tijdens een van de lessen Nederlands volgende week krijg je een ‘spottoets’: je zult een vraag trekken en een kwartier voorbereidingstijd krijgen. Daarna ga je de vraag mondeling toelichten bij je leerkracht of een medeleerling.
21 Neem opnieuw een kijkje bij de tips voor mondelinge examens.
a Wat zal volgens jou goed lukken, wat minder? Vul telkens twee criteria aan.
b Een medeleerling zal de criteria bij jou in de gaten houden en een korte beoordeling noteren na de spottoets. Noteer de feedback.