Thema 1:
Hoe meer zielen, hoe meer vreugde
Mensen uit de hele wereld Wat ga je leren? Omcirkel na de les wat je kunt.
• over je vermoedens spreken met zal wel / moet wel / misschien / waarschijnlijk • je mening geven over de Belgen • correcte zinnen maken met omdat / doordat / want • interculturele tips beoordelen • een interculturele tip geven
INTRO
Weer zo’n domme Belg.
Weer zo’n Nederlandse
Hij is zeker te verlegen om
die het beter weet.
zijn mond open te doen …
Ik zeg geen woord …
Wel, ik zeg niks …
Kies drie klasgenoten die je niet goed kent. Geef een antwoord op de vragen. Weet je het antwoord niet? Schrijf dan wat jij denkt. Is jouw antwoord correct of niet? Praat erover!
Klasgenoot 1: Uit welk land komt hij / zij? Hoe noem je hem dan? Hij / zij is een Welke taal spreekt hij / zij thuis? Welke taal spreken de ambtenaren in zijn / haar land?
Klasgenoot 2: Uit welk land komt hij / zij? Hoe noem je hem dan? Hij / zij is een Welke taal spreekt hij / zij thuis? Welke taal spreken de ambtenaren in zijn / haar land?
Klasgenoot 3: Uit welk land komt hij / zij? Hoe noem je hem dan? Hij / zij is een Welke taal spreekt hij / zij thuis? Welke taal spreken de ambtenaren in zijn / haar land?
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
15
1
Op reis in China Luister en noteer de informatie.
CD | 1
Wat is het favoriete land van Ibrahim? China Hoe noem je een inwoner van dat land? Chinezen Welke taal spreken de inwoners? Chinees
Luister nog een keer. Vul de ontbrekende woorden in. zeker
De Chinezen hebben zal
Het
dan wel heel bijzondere kinderen zijn.
waarschijnlijk
Dan ga je
2
toch wel niet gemakkelijk zijn om daar met de mensen te communiceren.
moeten
Ze
een goede opvoeding gekregen.
in China wonen als je met pensioen bent?
Dat kan niet anders! TA A LTA A K
Dat kan niet anders.
ROL
communicator
Spreek met enkele klasgenoten. Hieronder staan zinnen over verschillende landen. Kies enkele zinnen. Trek een conclusie. Gebruik de juiste uitdrukkingen, zoals in het voorbeeld. bv.:
België viert vandaag zijn onafhankelijkheid. Het is zeker feest vandaag. Het is waarschijnlijk feest vandaag. De Belgen zullen wel blij zijn. De Belgen moeten wel blij zijn.
1 2
In Japan is het in de zomer 30 graden. In Marokko leren alle kinderen op school Arabisch. 3 In Nederland wonen veel mensen dicht bij elkaar. 4 In Bangladesh zijn er vaak overstromingen. 5 In Mongolië vind je weinig autowegen. 6 Zuid-Afrika is een multicultureel land. 7 In Ierland eet men veel schapenvlees. 8 Turkije is een van de 20 grootste economieën van de wereld. 9 In Finland zijn er meer dan 3,7 miljoen sauna’s. 10 Brazilië heeft veel grote steden.
16
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
EXTRA
De landenketting Bij deze oefening leer je ook de namen van je klasgenoten kennen. Zet een bordje met je naam voor je, of teken op het bord een schema van de klas. Elke klasgenoot schrijft zijn naam op de plaats waar hij zit. Zo kunnen jullie altijd op het bord zien wie waar zit. Eén klasgenoot start met de landenketting. Zarnegar vertelt bijvoorbeeld iets aan José. José antwoordt en vertelt iets aan Sami. Zarnegar:
José, ik wil je iets vertellen. In Afghanistan hebben we hoge bergen. Dan kun je in Afghanistan zeker skiën. Sami, ik wil je iets vertellen. In Spanje zijn de winkels ‘s middags toe. Dat moet wel vervelend zijn als je je boterhammen vergeet.
José: Sami:
3
De Belgen Hoe hoor je het? Vul in: omdat / want / doordat
CD | 2
Doordat
België een klein land is, kun je gemakkelijk overal naartoe.
Onderstreep de zin die de oorzaak geeft. Wat voor een zin gebruik je met ‘doordat’ ? Zet een kruisje. een hoofdzin een bijzin
Omdat
ik alles in België wil zien, neem ik elk weekend de trein.
Onderstreep de zin die de reden geeft. Wat voor een zin gebruik je met ‘omdat’? Zet een kruisje. een hoofdzin een bijzin
want
In België is veel te zien,
er zijn veel mooie steden.
Onderstreep de zin die de reden geeft. Wat voor een zin gebruik je met ‘want’? Zet een kruisje. een hoofdzin een bijzin
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
17
Werk samen met je klasgenoot. Je bent klasgenoot A of B. Kijk naar kolom A of kolom B. Leg een blad papier over de andere kolom. Zeg de vetgedrukte zinnen juist. Gebruik ‘omdat’, ‘doordat’ en ‘want’. Je klasgenoot controleert. Wissel dan van rol en doe de oefening nog een keer.
Klasgenoot A
Klasgenoot B
Emigreren is niet gemakkelijk omdat … (je begint een nieuw leven).
Emigreren is niet gemakkelijk omdat je een nieuw leven begint.
Je leert de Belgen niet snel kennen omdat ze niet zo open zijn.
Je leert de Belgen niet snel kennen omdat … (ze zijn niet zo open).
De meeste Belgen zijn altijd bezig, want … (ze werken bijna allemaal).
De meeste Belgen zijn altijd bezig, want ze werken bijna allemaal.
Omdat de Belgen erg trots op hun werk zijn, praten ze er graag over.
Omdat … (de Belgen zijn erg trots op hun werk), praten ze er graag over.
Maar doordat … (ik ben werkloos), kan ik zelf niet veel over werk vertellen.
Maar doordat ik werkloos ben, kan ik zelf niet veel over werk vertellen.
Mijn buurman helpt me om Nederlands te leren. Dat is prettig, want ik leer heel snel bij.
Mijn buurman helpt me om Nederlands te leren. Dat is prettig, want … (ik leer heel snel bij).
TA A LTA A K
De Belgen
ROL
communicator
Spreek met je klasgenoten. Wat vinden jullie? Maak correcte zinnen.
Heb je nog een vraag over wonen of leven in België? Bel dan naar het Federaal Migratiecentrum: 0800 12 800. Deze mensen helpen je graag en het telefoongesprek is gratis.
Ik ben graag / niet graag in België, want … Omdat België maar een klein land is … Ik houd wel / niet van de Belgen omdat … Doordat het in België veel regent, … In België ben ik arm / rijk doordat …
KIES EEN ANDERE ROL
Student / cursist Ik wil Nederlands leren, want … Omdat ik naar de Nederlandse les kom, … Ik koop een woordenboek omdat … Doordat Nederlands een moeilijke taal is, … Elke dag leer ik een beetje bij doordat …
18
1
2
3
4
5
Werkzoekende Werk vinden in België is niet gemakkelijk, want … Omdat ik graag wil werken, … Ik ga naar de VDAB omdat … Doordat mijn diploma in België niet geldig is, … Ik verveel me nooit doordat …
6
7
8
9
10
11
12
4
Tips voor de internationale reiziger TA A LTA A K
De internationale reiziger
ROL
vrijetijdsbesteder
Luister en noteer na elke tip. CD | 3
Wat moet je doen in … Rusland: evenveel drinken als je gastheer Thailand: diep buigen Wat mag je niet doen in … Pakistan: knipogen Iran: een vrouw de hand schudden Italië: tijdens de eerste minuten van de maaltijd spreken Spreek erover in een klasgesprek. Zijn er klasgenoten uit deze landen? Zijn de tips correct of niet? Heb je nog tips voor reizigers naar jullie land? Wat moet je doen? Wat mag je niet doen? Werk nu samen met enkele klasgenoten. Verdeel de vraagjes. Spreek erover. Is het oké of niet? Is het oké als je in België … Oké 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Niet oké
een boek leest in de tram? op de grond spuwt? hoest in het openbaar? telefoneert en tegelijk met iemand anders praat? iemand vraagt hoeveel hij verdient? geen alcohol drinkt? een vrouw geen hand geeft? luid spreekt in de trein? je schoenen binnen niet uitdoet? iemand vraagt hoe oud zij is? naar iemand glimlacht als je hem niet kent? op straat tegen een vrouw zegt dat ze mooi is?
Zoek samen nog één tip voor mensen die naar België komen. Wat moet je doen? Wat mag je niet doen? Kom dan voor de klas en • vertel wat jullie antwoord is op jullie vraagjes; • geef de extra tips. Spreek erover met de hele klas. KIES EEN ANDERE ROL
Ondernemer (A) / Ondernemer (B) Hoe communiceren zakenmensen met elkaar en met de klanten? Is dat in België anders dan in jouw land? Spreek met je klasgenoot. Noteer een tip voor zakenmensen in België.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
19
COMMUNICATIETIP
Spreek je met een Belgische man of vrouw? Kijk dan af en toe in zijn ogen. Een Belg vindt het vreemd als je nooit in zijn ogen kijkt. Maar hij vindt het ook vreemd als je de hele tijd in zijn ogen kijkt.
5
CD | 4
Woordenschat / Grammatica Conclusies trekken
Tips voor de reiziger
zeker waarschijnlijk ze hebben zeker / waarschijnlijk … ze zijn zeker / waarschijnlijk … het zal wel / ze zullen wel het moet wel / ze moeten wel
op de grond spuwen in het openbaar … hoesten twee dingen tegelijk doen iemand een hand geven luid spreken je schoenen uitdoen glimlachen
De structuren van de zin In een hoofdzin (gewone hoofdzin of inversiezin) staat het vervoegde werkwoord op de tweede plaats. voorbeeld: Ik (1) ben (2) heel moe. (gewone hoofdzin) Vandaag (1) ben (2) ik heel moe. (inversiezin) Ik kruip in mijn bed, want ik (1) ben (2) heel moe. (gewone hoofdzin) In een bijzin staat het vervoegde werkwoord achteraan. voorbeeld: Doordat ik de trein gemist had, kwam ik te laat. Omdat het nog niet donker was, ging ik wandelen. De conjuncties: want, omdat, doordat Reden:
je denkt na, je neemt een beslissing want + gewone hoofdzin omdat + bijzin
Oorzaak:
het resultaat volgt automatisch doordat + bijzin
LET OP!
20
1
Het verschil tussen reden (omdat) en oorzaak (doordat) is niet altijd belangrijk. Vaak kun je kiezen welke conjunctie je gebruikt.
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12