Sapiens 4 D DG - DA (editie 2024) - Leerwerkboek

Page 1

4 Sapiens

Geschiedenis

Doorstroomfinaliteit (domeingebonden) & Dubbele finaliteit (1u)

4 Sapiens Geschiedenis

Dries De Saveur

Els Vinckx

Wouter Smets

Li's Verheyden

Wim Heylen

Birgit Reusens

Frederik Van den Broeck

Sofie Van Eyken

©VANIN

Via www.diddit.be heb je toegang tot het onlineleerplatform bij Sapiens Activeer je account aan de hand van de onderstaande code en accepteer de gebruiksvoorwaarden. Kies je ervoor om je aan te melden met je Smartschool-account, zorg er dan zeker voor dat je e-mailadres aan dat account gekoppeld is. Zo kunnen we je optimaal ondersteunen.

4 Sapiens

LET OP: ACTIVEER DEZE LICENTIE PAS VANAF 1 SEPTEMBER; DE LICENTIEPERIODE START VANAF ACTIVATIE EN IS 365 DAGEN GELDIG.

!

©VANIN

Doorstroomfinaliteit (domeingebonden) en Dubbele finaliteit (1u)

Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken.

In België beschermt de auteurswet de rechten van deze mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be. Ook voor het digitale lesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. Meer informatie over de gebruiksvoorwaarden leest u op www.diddit.be.

© Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2024

De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.

Conceptgroep Sapiens vierde jaar: Els Vinckx

Dries De Saveur Li's Verheyden o.l.v. Wouter Smets

Wetenschappelijk advies: Werner Thomas (KULeuven)

Eerste druk 2024

ISBN 978-94-647-0684-0

D/2024/0078/236

Art. 606737/01

NUR 120

Wetenschappelijk advies Afrikaanse geschiedenis: Koen Bostoen (UGent)

Ontwerp cover en binnenwerk: Shtick Zetwerk: Banananas.net

Kaarten: Van Oort redactie en kartografie, Almere (Nederland)

Inhoud

Starten met Sapiens 4 6

Diddit: het onlineleerplatform bij Sapiens 8

Hoofdstuk 1: Maak kennis met Ulrich von Hütten 9

Historische vraag 1: Wanneer leefde Ulrich von Hütten? 12

Uitbreiding 1: Welke centra van macht waren er in de wereld voor 1492? 14

Historische vraag 2: Brachten de Europese ontdekkingsreizigers syfilis vanuit Amerika mee naar Europa? 1 7

Historische vraag 3: Hoe werden epidemieën zoals syfilis verspreid? 21

Hoofdstuk 2:

Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw) 29

Historische vraag 1: Waarom kregen ontdekkingsreizigers vooral in de moderne en hedendaagse tijd een standbeeld? 32

Uitbreiding 1: Waarom staat Europa centraal op de wereldkaart? 36

Historische vraag 2: Waarom gingen in de 15e eeuw Europeanen op ontdekkingsreizen? 38

Historische vraag 3: Is het mensbeeld dat Stradanus schetste over de inheemse Amerikaanse bevolking representatief voor 16e-eeuwse bronnen? 43

Uitbreiding 2: Wie speelde welke rol in de ondergang van het Aztekenrijk in de 16e eeuw? 46

Historische vraag 4: Welk gevolg van de interculturele contacten tussen de Europese kolonisten en de inheemse Amerikaanse bevolking had de grootste impact? 47

Hoofdstuk 3:

Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw) 57

Historische vraag 1: Waarom noemden kritische denkers van de 15e en 16e eeuw hun tijd een aetas nova of een nieuwe tijd? 60

Historische vraag 2: Welke religieuze stromingen waren er in Europa tijdens de vroegmoderne tijd? 6 4

Historische vraag 3: Welke invloed had het humanisme op het christendom in het vroegmoderne Europa? 66

Historische vraag 4: Welke invloed had het humanisme op kunst en wetenschap van de 15e en 16e eeuw? 70

Historische vraag 5: Waarom is Lof der Zotheid van Desiderius Erasmus een goed voorbeeld van humanisme? 76

Uibreiding 1: Waarom noemde de monnik Filippo di Strata de boekdrukkunst een hoer? 7 7

Hoofdstuk 4:

Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 85

Historische vraag 1: Waarom ondergingen de Nederlanden in de 16e en 17e eeuw territoriale veranderingen? 88

Historische vraag 2: Op welke manier reageerden vorsten en de katholieke kerk op de reformatie? 93

Historische vraag 3: Was het 16e-eeuwse Antwerpen het New York van die tijd? 97

Historische vraag 4: Welke elementen uit de collectieve herinnering rond de Pot van Olen hebben een historische basis? 102

Uitbreiding 1: Welke religieuze onverdraagzaamheid komt aan bod in het fragment uit Wildevrouw van Jeroen Olyslaegers? 105

3 Inhoud
©VANIN

Hoofdstuk 5:

Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 113

Historische vraag 1: Waar en wanneer hadden vorsten absolute macht? 116

Historische vraag 2: Hoe machtig was de absolute koning Lodewijk XIV? 118

Historische vraag 3: Hoe betrouwbaar is de beeldvorming over Lodewijk XIV in de film Le roi danse? 123

Historische vraag 4: Welke kritiek hadden verlichte denkers op absolute koningen en de samenleving? 126

Historische vraag 5: Gold het verlichte idee van gelijkheid in de 18e eeuw voor alle mensen? 130

Historische vraag 6: Welke verlichtingsidealen zijn in onze hedendaagse samenleving nog steeds belangrijk? 133

Hoofdstuk 6: Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800) 143

Historische vraag 1: Wanneer vonden de industriële, de Amerikaanse en de Franse Revoluties plaats? 146

Historische vraag 2: Waardoor werden de revoluties aan het einde van de vroegmoderne tijd gekenmerkt? 151

Historische vraag 3: Welke kritiek op de Franse Revolutie vind je terug in het werk van de Antwerpse edelman Pierre Goetsbloets uit die periode? 157

Uibreiding 1: Hoe goed informeert Oversimplified je over de oorzaken en aanleiding van de Franse Revolutie? 159

Historische vraag 4: Hoe gebruiken Fransen vandaag de herinnering aan de Franse Revolutie om eigen strijdpunten kracht bij te zetten? 161

Hoofdstuk 7:

Synthese: Op weg naar de moderne tijd 169

Opgave 1: Situeer de personen en gebeurtenissen in de tijd. 1 72

Opgave 2: Vergelijk de tijdlijnen met elkaar. 173

Opgave 3: Onderzoek de kenmerken van de vroegmoderne tijd. 1 75

Opgave 4: Benoem het verband tussen de personen en begrippen. 1 78

Opgave 5: Onderzoek de collectieve herinnering die rondom Napoleon ontstond.

Histokit

180

185

4 Inhoud
©VANIN

Starten met Sapiens 4

Welkom bij Sapiens 4. We leggen graag even uit hoe je met dit leerwerkboek aan de slag gaat.

1

Op weg met Sapiens 4

Het leerwerkboek bestaat uit 7 hoofdstukken en een Histokit. Elk hoofdstuk is op dezelfde manier opgebouwd.

Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw)

Elke hoofdstuk start met een titelpagina. Die bestaat uit een afbeelding van historische bron.

In ‘Wat weet je al?’ fris je je actuele kennis en vaardigheden op aan de hand van een aantal korte opdrachten.

In ‘Wat weet je nog niet?’ ontdek je wat je concreet te wachten staat in dit hoofdstuk.

Nu ben je klaar om Op Onderzoek te gaan! De routekaart toont je het pad met historische vragen en uitbreidingsopdrachten.

Je doorloopt alle historische vragen door het groene pad, de hoofdweg, te volgen.

Misschien wil je graag een extra uitdaging? Dan kun je even een omweg nemen via het blauwe pad. Daar staan enkele uitbreidingsvragen op je te wachten.

Als je ook een studierichting uit de doorstroomfinaliteit volgt, dan maak je ook af en toe opdrachten of vragen in een paarse kleur.

Voor studierichtingen uit de dubbele finaliteit zijn die opdrachten ook uitbreidingsstof.

5 Starten met Sapiens 4
Hoofdstuk 5: Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 115 Historische vraag 1: Waar en wanneer hadden vorsten absolute macht? Op onderzoek III Historische vraag 2: Hoe machtig was de absolute koning Lodewijk XIV? Historische vraag 5: Gold het verlichte idee van gelijkheid in de 18e eeuw voor alle mensen? Historische vraag 3: Hoe betrouwbaar is de beeldvorming over Lodewijk XIV in de film Le roi danse? Historische vraag 4: Welke kritiek hadden verlichte denkers op absolute koningen en de samenleving? Beantwoord de bestudeerde historische deelvragen. Uitbreiding 1: Welke verlichtingsidealen zijn in onze hedendaagse samenleving
01 VRAGEN Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw) Wat weet je al? I Wat weet
nog niet? II In dit hoofdstuk leer je waarom historici de periode van ca. 1500 tot ca. 1800 als de vroegmoderne tijd beschouwen. ✓ Aan de hand van een tijdlijn onderzoek je waarom kritische denkers van de 15e-16e eeuw hun tijd als een aetas nova of nieuwe tijd ervaarden (HV1). ✓ Je ontdekt aan de hand van een kaartoefening
religieuze
in Europa
in de
✓ Daarna
de
het
tijdens de vroegmoderne tijd (HV3). ✓ Je ontdekt welke invloed het kritische denken in de aetas nova had op de artistieke uitingen en op de ontwikkeling van de wetenschappen van de vroegmoderne tijd (HV4). ✓ In een bronnenstudie rond Desiderius Erasmus onderzoek je het belang van de contextinformatie om een historische vraag te beantwoorden (HV5). ✓ In een uitbreiding kun je ten slotte de rol van de boekdrukkunst in de vroegmoderne tijd evalueren (U1). In Sapiens 3 leerde je dat de kennis die een samenleving bezit, vaak voortkomt uit een wisselwerking met andere culturen. Vertel mondeling welke beïnvloeding hier schematisch wordt aangetoond. 1 antieke kennis van de Grieken, Romeinen, Perzen, Chinezen en Indiërs bloei Arabische wetenschappen Kennis in West-Europa stimulans Koran veroveringen internationale handel steun kaliefen
nog steeds belangrijk? Historische vraag 2 van dit hoofdstuk is niet duidelijk in de ruimte gesitueerd. Bekijk op p. XX scannend de inhoud van de historische vraag. Kun je de vraag nu beter herformuleren?
je
welke
stromingen
aanwezig waren
vroegmoderne tijd (HV2).
onderzoek je
invloed van
humanisme op het christendom
29 ← Op 11 oktober 2021 werd dit Londense standbeeld van de beroemde ontdekker Columbus overgoten met rode verf. Die kleur symboliseert bloed. Het standbeeld van de beroemde ontdekkingsreiziger werd bewust besmeurd. Volgens sommigen verdient Columbus dit standbeeld dus niet. In dit hoofdstuk onderzoek je wat ontdekkingsreizigers deden, en wat de gevolgen van hun ontdekkingsreizen waren.
2 Hoofdstuk
©amerghazzal/Alamy
©VANIN

In de Conclusie test je of je een antwoord weet op de historische vragen die je onderzocht.

Als het moeilijk vindt om een antwoord te geven op de open historische vragen, dan kun je een schrijfkader gebruiken dat je vindt via de QR-code.

©VANIN

Je hebt je eigen pad doorlopen, tijd voor een Synthese. In dit onderdeel wordt het hoofdstuk gesitueerd in tijd en ruimte aan de hand van een tijdlijn en een kaart.

Het schema in de synthese herhaalt een moeilijke historische redenering die aan bod kwam in het hoofdstuk. Bij het onlinelesmateriaal vind je een video die daarbij extra uitlegt geeft en ook een uitgebreidere schematische samenvatting van het hoofdstuk.

Daarnaast wordt alle informatie die je moet onthouden samengevat op een rode pagina.

Elk hoofdstuk eindigt met een Zelfevaluatie.

Met dat hulpmiddel kun je achterhalen of je de doelen bereikt hebt.

Lijnen die in paars of blauw staan zijn uitbreidingsdoelen, die je enkel moet kennen als je de bijhorende leerstof gezien hebt.

De Histokit is jouw gereedschapskist voor het vak geschiedenis. Deze fiches helpen je stapsgewijs te werk te gaan en je kunt ze gebruiken als hulpmiddel bij moeilijke opdrachten.

6 Starten met Sapiens 4 Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw) Dit kan ik … goed onvoldoende HISTORISCH REFERENTIEKADER Je kunt de aetas nova situeren in de tijd. Je kunt de rol van de Arabieren, de Europeanen en de Byzantijnen bij het ontstaan van de aetas nova verklaren. Je kunt minstens vijf kenmerken geven van het humanisme. Je kunt uitleggen welke nieuwe stromingen binnen het christendom ontstonden en wat de invloed van het humanisme daarbij was. Daarbij gebruik je volgende begrippen: levensbeschouwelijke organisatie, religieuze breuk en hervorming, tradities en gewoonten. Je kunt uitleggen welke invloed het humanisme had op de wetenschappen en kunstuitingen en daarbij volgende begrippen gebruiken: artistieke stroming, kunst- en cultuuruitingen, mens- en wereldbeeld, innovatie en wetenschappen. HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN Je kunt de contextinformatie van een bron interpreteren door te bepalen wat het doelpubliek is, welk perspectief de maker had en wat zijn of haar boodschap was. Je kunt in renaissancewerken de inspiratie op de klassieke oudheid herkennen en gelijkenissen beschrijven. BEELDVORMING BEARGUMENTEREN Je kunt de symboliek in spotprenten bestuderen en stapsgewijs interpreteren. REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST Je kunt in eigen woorden uitleggen waarom de boekdrukkunst en het internet innovaties zijn met vergelijkbare kenmerken en gevolgen. Zelfevaluatie In dit hoofdstuk bestudeerde je waarom historici de periode van ca. 1500 tot ca. 1800 als de vroegmoderne tijd beschouwen. Dit zelfevaluatieformulier kan je helpen om te bepalen wat je al goed kunt en aan welke elementen je nog moet werken. Hoofdstuk 1: Conclusie IV Antwoorden op de onderzoeksvragen Antwoord met volzinnen. Historische vraag 1: Wanneer leefde Ulrich von Hütten? Uitbreiding 1: Welke centra van macht waren er voor 1492? Historische vraag 2: Brachten de Europese ontdekkingsreizigers syfilis vanuit Amerika mee naar Europa? Historische vraag 3: Hoe werden epidemieën zoals syfilis verspreid? ↑ Gebruik een schrijfkader als hulpmiddel bij U1, HV2 Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 108 Situeren in tijd en ruimte ai16518356355_SAP4_LB_H4_europa_munster.pdf 6/05/2022 13:13 Synthese V Europa na het Verdrag van Munster (1648) VROEGMODERNE TIJD 1517 1549 centralisatie door keizer Karel, bv: hogere belastingen bloedplakkaat: 1555 Filips II volgt keizer Karel op, treedt streng op tegen ketters en opstandelingen protestanten vernielen 1568 start 80-jarige oorlog tussen Filips II en opstandelingen van Munster: opsplitsing van regeerperiode Keizer Karel regeerperiode van Filips II contrareformatie 80-jarige oorlog Tijdens de 80-jarige oorlog heersten religieuze conflicten in een groot deel van West-Europa. Het waren niet alleen levensbeschouwelijke, maar ook politieke conflicten. De Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden geraakten daarbij gescheiden van elkaar.
Ik leer historisch denken: strategiefiches
historische beeldvorming Hoe komt ons beeld van het verleden tot stand? 1 00 Historische vragen Waarover gaan historische vragen? Hoe beoordeel je of een historische vraag onderzoekbaar is? Een historische vraag is gericht op het menselijke verleden. Er bestaan historische vragen over het verleden, over de relatie tussen heden en verleden, over de totstandkoming van historische kennis en over representaties (beeldvorming) van het verleden. De onderzoekbaarheid van een historische vraag kan beoordeeld worden aan de hand van de volgende hulpvragen: ✓ Is de vraag voldoende afgebakend in tijd, ruimte en/of maatschappelijk domein? ✓ Bestaan er bronnen om deze vraag te beantwoorden? ✓ Verwijst de vraag voldoende naar het gebruik van een historische redeneerwijze? ✓ Is de vraag helder en duidelijk geformuleerd? 1 01 Histokit geschiedenis constructie beeldvorming historische beeldvorming construeren stap 4: historische vraag beantwoorden bronnen identificeren bronnenstudie uitvoeren lees- en kijkstrategieën betrouwbaarheid en bruikbaarheid evalueren bronnen contextualiseren historische vragen stap 2: observeren stap 1: verkennen historische vraag stellen verleden representativiteit evalueren 02a 02f+g 02h 02i 02j stap 3: interpreteren 02k+l+m+n ↑ Bekijk het instructiefilmpje.
Stroomschema:

2 Handig voor onderweg

� Stap 3: Ik interpreteer de bron. Dankzij de ontdekplaat kan ik het schilderij op de juiste manier contextualiseren.

Doorheen het hoofdstuk kom je een aantal elementen tegen die je helpen om op het juiste pad te blijven.

✓ Voor welk doelpubliek is de bron gemaakt?

Goetsbloets had niet de intentie zijn schilderijen openbaar te maken. Ze waren bedoeld om zijn kinderen te informeren.

©VANIN

Historische vraag 1: Wanneer leefde Ulrich von Hütten?

Indien je graag meer te weten komt over de werking van de beurs, kun je naar dit filmpje kijken.

Je maakte op de titelpagina kennis met Ulrich von Hütten. Hij stierf in 1523 aan syfilis. In de eerste decennia van de 16e eeuw raasde de syfilisepidemie door Europa. Dat was niet toevallig. Met de tijdlijnen en de afbeeldingen leer je begrijpen in welke woelige tijd deze man leefde.

1 Bestudeer de tijdlijn aandachtig. Maak vervolgens de opdrachten.

De uitbreidingsopdrachten zijn aangeduid met een blauwe kleur en een blauwe stippellijn bij het begin van de vraag.

a Verbind Ulrich von Hütten met de juiste plaats op de tijdlijn.

b Tijdens welk scharniermoment leefde von Hütten?

↑ De oude Beurs van Antwerpen, anonieme tekening uit de 17e eeuw. Hoe de beurs van Antwerpen werkte, kom je te weten in dit filmpje.

c Welke twee belangrijke wetenschappelijke innovaties maakten een einde aan verschillende epidemieën op de tijdlijn?

14e-eeuwse houtsnede van de Dans der Dood door Michael Wolgemut, Nuremberg. In Sapiens 3 leerde je over de pest.

a Kies telkens twee bronnen, één over Antwerpen uit de 16e eeuw en één over New York uit de 20e eeuw, waartussen je een vergelijking maakt.

2 Je kreeg 9 bronnen om het 16e-eeuwse Antwerpen met New York te vergelijken. Vul de drie tabellen aan. ↑ Bekijk het filmpje.

✓ Welke boodschap had de maker voor ogen? Waarom werd de bron gemaakt?

Goetsbloets’ boodschap was dat de Franse revolutionaire bezetting een roofzuchtig regime was.

✓ Welke perspectief toont de maker?

Goetsbloets was lid van de Antwerpse adel en had een zekere welvaart. Dit kan zijn hekel voor het Franse bezettingsregime verklaren.

De historische vragen zijn duidelijk aangegeven door een groene kleur en een volle groene lijn bij het begin van de vraag.

� Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.

✓ Ik formuleer een antwoord op de historische vraag. Ik vul dat aan bij de conclusie op p. XX.

Uitbreiding 1: Hoe goed informeert Oversimplified je over de oorzaken en aanleiding van de Franse Revolutie?

Stuart Webster post sinds 2016 regelmatig filmpjes op zijn YouTube-kanaal Oversimplified. Het kanaal heeft miljoenen abonnees en de Oversimplified-filmpjes worden veelvuldig bekeken. Webster beweert de geschiedenis helder uit te leggen. Is dit werkelijk ook zo? Vergelijk Oversimplified met het werk van historici.

1 In het filmpje The French Revolution - Oversimplified geeft Stuart Webster oversimplified (= sterk vereenvoudigd) zijn inleiding op de Franse Revolutie. Bekijk het filmpje en noteer in het klad de belangrijkste informatie die je krijgt over de oorzaken van de Franse Revolutie.

Vanaf ca. 1500 Euraziatische ziekten zoals de pokken en de pest verspreiden zich naar Amerika waar miljoenen mensen omkomen.

b Indien je niet goed weet hoe hieraan te beginnen, kun je naar het filmpje kijken.

Twee bronnen waartussen je gelijkenissen opmerkt: Een bron over Antwerpen uit de 16e eeuw: Een bron over New York uit de 20e eeuw:

1493 syfilis werd voor het eerst opgemerkt in Europa.

Filmpjes en ander materiaal kun je bekijken door de QR-codes te scannen.

↑ Bekijk het filmpje.

De opdrachten zijn aangeduid met een voetstap.

Is het een historische bron of een historisch werk? Historische bron / historisch werk Historische bron / historisch werk

Welke soort bron is het?

2 Lees in bronnen 1 tot en met 3 de fragmenten over de oorzaken van de Franse Revolutie uit historische werken. Markeer in elk van deze bronnen twee gelijkenissen met Oversimplified. Werk daarbij met kernwoorden. Het is niet de bedoeling hele alinea’s aan te duiden.

Hoofdstuk 6: Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800) 159

In welk maatschappelijk domein situeer je de bron? PD / ED / SD / CD PD / ED / SD / CD

1348 Een derde van de Europese bevolking sterft door de pest.

Welke vergelijking komt hier aan bod?

1492 Columbus komt aan op de Bahama’s, een Amerikaanse eilandengroep. Dit is de start voor de Europese expansie in Amerika en een verdere mondialisering naar Amerika.

MIDDELEEUWEN 1000

Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650)

2 Je formuleert nu aan de hand van de tijdlijn een hypothese over de oorsprong van de ziekte syfilis.

a Vul de volgende tabel aan met jaartallen vanop de tijdlijn en de titelpagina.

Hoofdstuk 1: Maak kennis met Ulrich von Hütten 12

Bij elke bron wordt er een korte en krachtige uitleg over de bron gegeven. De gele markering in het bijschrift wijst op de bronvermelding (situering in tijd en ruimte).

Gebeurtenissen Jaartal

Ontdekking van Amerika door Columbus

Vermoedelijk eerste waarneming syfilis in Europa

Dood Ulrich von Hütten

b Welke hypothese zou je na het invullen van de jaartallen kunnen formuleren?

Historisch denken: tijd & verandering

Ca. 1500 is een scharniermoment in de geschiedenis: vanaf dan begint voor historici de vroegmoderne tijd. Dat is de periode waarover je in Sapiens 4 leert. Het is een periode die gekenmerkt wordt door een steeds snellere mondialisering. Verspreid over alle continenten kwamen in die periode steeds meer mensen met elkaar in contact. Hierdoor ontstond een nieuw wereldbeeld. De aankomst van Columbus in de Caraïben is een symbolische datum om de vroegmoderne tijd te laten starten.

Bron 9:

3 Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. XX. Historische begrippen vallen extra op door de stippellijn. Je vindt die woorden ook achteraan terug bij de synthese of in de Histokit.

← Inheemse Amerikaanse bevolking geïnfecteerd door de pokken, na contact met de Spanjaarden. 16e-eeuwse afbeelding door de Spaanse Bernardino de Sahagun.

↑ Een monnik kopieert een boek in de schrijfzaal van het klooster. Dit is een versiering van een Frans manuscript uit de 14e eeuw.

↑ Het werk in een drukkersatelier. Kopergravure door Theodoor Galle (ca. 1570-1633) naar Jan van der Straet, uit het werk Nova Reperta (Antwerpen, eind 16e eeuw). ©

1 Lees het fragment uit het artikel van Lise van der Veer (bron 3 op p. XX) en maak daarna onderstaande opdrachten.

De rode kaders helpen je te denken als een echte historicus.

a Leg uit hoe binnen de katholieke kerk zowel positief als negatief gereageerd werd op de uitvinding van de boekdrukkunst.

© Granger

1798 Edward Jenner ontwikkelt een vaccin tegen de pokken. De ziekte is dankzij de vaccinatie uitgeroeid.

1600 1700 1800

De Histokit helpt je bij moeilijkere opdrachten.

Enerzijds vond de katholieke kerk het goed dat dankzij de boekdrukkunst de Bijbel werd verspreid, maar anderzijds konden ook de ketterse ideeën meer verspreid worden.

Nicolaas Copernicus, voorstelling van het heliocentrisme uit De revolutionibus orbium coelestium, eerste druk in 1543. De Poolse wiskundige en astronoom Nicolaas Copernicus (1473-1543) bouwde verder op de klassieke en Arabische kennis en onderzocht de wetten van de natuur. Aan de hand van verschillende berekeningen ontdekte hij dat niet de aarde, maar de zon het middelpunt van het toen bekende planetenstelsel was. Zijn theorie van het heliocentrisme (Helios is het Griekse woord voor ‘zon’) verving de oude opvatting van het geocentrisme (Geo is het Griekse woord voor ‘aarde’). ↓

b Welke vergelijking tussen toen en nu wordt in het fragment gemaakt?

Dat er zowel toen als nu een zekere angst bestond voor de snelle verspreiding van informatie, toen de ketterse ideeën, vandaag ‘fake news’. Hoofdstuk 1: Maak kennis

c In de 16e eeuw was de boekdrukkunst verantwoordelijk voor de verspreiding van informatie. Vandaag worden andere media gebruikt. Bespreek klassikaal welke dat zijn en hoe die worden gebruikt en misbruikt.

5 Bekijk opnieuw de afbeeldingen met bijschriften van bronnen 7 tot en met 9 en beantwoord de vragen.

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw)

a Kun je spreken van een breuk met de middeleeuwse kennis of eerder van een evolutie? Kruis de juiste stelling aan.

☐ Breuk. Want in de middeleeuwen was de wetenschap stil gevallen en draaide alles om

7 Starten met Sapiens 4
78
Granger
Bron 1: Bron 2:
met Ulrich von Hütten 13
HEDENDAAGSE TIJD VROEGMODERNE TIJD MODERNE TIJD
1100 1200 1300 1400 1500
© AKG Images ←
100
Bron 9:
© Album / Fine Art Images ↑ Bekijk het filmpje.
©ScienceSource

het onlineleerplatform bij Sapiens

Materiaal

Hier vind je het lesmateriaal en de online-oefeningen. Gebruik de filters bovenaan, de indeling aan de linkerkant of de zoekfunctie om snel je materiaal te vinden.

Lesmateriaal

Hier vind je het extra lesmateriaal bij Sapiens 4, zoals video’s, audio’s, pdf’s, ontdekplaten …

Oefeningen

• De le erstof kun je inoefenen op jouw niveau.

• Je kunt hier vrij oefenen.

Opdrachten

Hier vind je de opdrachten terug die de leerkracht voor jou heeft klaargezet.

Evalueren

Hier kan de leerkracht toetsen voor jou klaarzetten.

Resultaten

Wil je weten hoever je al staat met oefenen, opdrachten en evaluaties? Hier vind je een helder overzicht van je resultaten.

E-book

Het e-book is de digitale versie van het leerwerkboek. Je kunt erin noteren, aantekeningen maken, zelf materiaal toevoegen ...

Meer info over diddit vind je op www.vanin.diddit.be/nl/leerling.

8 Diddit: het onlineleerplatform bij Sapiens
©VANIN

Maak kennis met Ulrich von Hütten ©VANIN

Hoofdstuk ←

Holbein de jongere schilderde in 1523 het portret van de edelman Ulrich von Hütten. Von Hütten was van Duitse afkomst, en reisde tijdens zijn korte leven door Europa. Hij vertoont gezwellen op verschillende plaatsen van zijn huid. Von Hütten stierf hierdoor in 1523, toen hij 35 jaar oud was. Aan het einde van de 15e eeuw raasde de syfilisepidemie door Europa, waardoor talloze mensen ziek werden. Historici en archeologen debatteren al jaren over de oorsprong van die epidemie.

9
1

Wat weet je al?

In Sapiens werk je rond historische vragen. Om die vragen te beantwoorden gaan historici zorgvuldig te werk. Ze gebruiken structuurbegrippen, en formuleren daarmee een gestructureerd antwoord op de vraag. Plaats het juiste structuurbegrip bij de juiste omschrijving.

Reeks 1 Reeks 2

1 Hypothese A redenering waarbij je met behulp van een aantal argumenten iets aantoont

2 Feit

Bmotief of reden waarmee je iets aantoont

3Argument Cdatgene dat met zekerheid kan worden aangetoond

4 Bewijs D veronderstelling, mogelijk antwoord op een onderzoeksvraag dat (nog) niet (helemaal) bewezen is

5ArgumentatieEiets waarvan de waarheid vaststaat, iets wat bewezen is

II

Wat weet je nog niet?

In dit hoofdstuk leer je hoe Ulrich von Hütten aan zijn einde kwam. Je bestudeert daarbij de rol van mondiale epidemieën en handelsroutes.

✓ Je situeert het leven van Ulrich von Hütten op een tijdlijn (HV1).

✓ Daarna kun je een uitbreidingsopdracht maken waarin je onderzoekt welke centra van macht er waren voor 1492 (U1).

✓ Vervolgens beoordeel je een aantal geschreven bronnen en werken om te onderzoeken of de ziekte syfilis door ontdekkingsreizigers naar Europa werd gebracht (HV2).

✓ Ten slotte bestudeer je hoe de verspreiding van verschillende epidemieën gebeurde aan het begin van de vroegmoderne tijd (HV3).

Hoofdstuk 1: Maak kennis met Ulrich von Hütten 10
I
12345 ©VANIN

Op onderzoek III

Uitbreiding 1: Welke centra van macht waren er in de wereld voor 1492?

Historische vraag 1: Wanneer leefde Ulrich von Hütten?

Een historische vraag is maar onderzoekbaar als je de juiste bronnen hebt. Met welke soort bronnen kun je Historische vraag 2 beantwoorden?

HISTORISCHE VRAGEN

Historische vraag 2: Brachten de Europese ontdekkingsreizigers syfilis vanuit Amerika mee naar Europa?

Historische vraag 3: Hoe werden epidemieën zoals syfilis verspreid?

Beantwoord de bestudeerde historische deelvragen.

Hoofdstuk 1: Maak kennis met Ulrich von Hütten 11
01
©VANIN

Historische

vraag 1:

Wanneer leefde Ulrich von Hütten?

Je maakte op de titelpagina kennis met Ulrich von Hütten. Hij stierf in 1523 aan syfilis. In de eerste decennia van de 16e eeuw raasde de syfilisepidemie door Europa. Dat was niet toevallig. Met de tijdlijnen en de afbeeldingen leer je begrijpen in welke woelige tijd deze man leefde.

1

Bestudeer de tijdlijn aandachtig. Maak vervolgens de opdrachten.

a Verbind Ulrich von Hütten met de juiste plaats op de tijdlijn.

b Tijdens welk scharniermoment leefde von Hütten?

c Welke twee belangrijke wetenschappelijke innovaties maakten een einde aan verschillende epidemieën op de tijdlijn?

14e-eeuwse houtsnede van de Dans der Dood door Michael Wolgemut, Nuremberg. In Sapiens 3 leerde je over de pest.

1348: Een derde van de Europese bevolking sterft door de pest.

Vanaf ca. 1500: Euraziatische ziekten zoals de pokken en de pest verspreiden zich naar Amerika waar miljoenen mensen omkomen.

1493: syfilis werd voor het eerst opgemerkt in Europa.

1492: Columbus komt aan op de Bahama’s, een Amerikaanse eilandengroep. Dit is de start voor de Europese expansie in Amerika en een verdere mondialisering naar Amerika.

MIDDELEEUWEN

Hoofdstuk 1: Maak kennis met Ulrich von Hütten 12
1000 1100 1200 1300 1400 1500
© AKG Images ←
©VANIN

2

Je formuleert nu aan de hand van de tijdlijn een hypothese over de oorsprong van de ziekte syfilis.

a Vul de volgende tabel aan met jaartallen vanop de tijdlijn en de titelpagina.

©VANIN

Gebeurtenissen

Ontdekking van Amerika door Columbus

Vermoedelijk eerste waarneming syfilis in Europa

Dood Ulrich von Hütten

b Welke hypothese zou je na het invullen van de jaartallen kunnen formuleren?

Jaartal

Historisch denken: tijd & verandering

Ca. 1500 is een scharniermoment in de geschiedenis: vanaf dan begint voor historici de vroegmoderne tijd. Dat is de periode waarover je in Sapiens 4 leert. Het is een periode die gekenmerkt wordt door een steeds snellere mondialisering. Verspreid over alle continenten kwamen in die periode steeds meer mensen met elkaar in contact. Hierdoor ontstond een nieuw wereldbeeld. De aankomst van Columbus in de Caraïben is een symbolische datum om de vroegmoderne tijd te laten starten.

3

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 23.

← Inheemse Amerikaanse bevolking geïnfecteerd door de pokken, na contact met de Spanjaarden. 16e-eeuwse afbeelding door de Spaanse Bernardino de Sahagun.

1798: Edward Jenner ontwikkelt een vaccin tegen de pokken. De ziekte is dankzij de vaccinatie uitgeroeid.

1945: 3 Amerikaanse wetenschappers krijgen de nobelprijs voor de ontwikkeling van penicilline, een soort antibioticum. Antibiotica zijn medicijnen tegen infectieziekten zoals syfilis en de pest. HEDENDAAGSE

Hoofdstuk 1: Maak kennis met Ulrich von Hütten 13
TIJD VROEGMODERNE TIJD MODERNE TIJD 1600 1700 1800 2000 19001945
© Granger

Uitbreiding 1:

Welke centra van macht waren er in de wereld

voor 1492?

In Sapiens 4 leer je dat de wereld in de vroegmoderne tijd veel intenser verbonden werd dan voordien. Als gevolg van de Europese expansie werd de invloed van enkele Zuid- en West-Europese staten op andere continenten vanaf ca. 1500 snel groter. Vaak wordt er vergeten dat er voor de Europese ontdekkingsreizen naar Amerika, Afrika en stukken van Azië al bloeiende samenlevingen aanwezig waren in die werelddelen.

1

Onderzoek de centra van macht ca. 1500 met behulp van de historische kaart, de bijhorende bronnen en tekst.

a Duid met een cirkel op de kaart aan waar Ulrich von Hütten leefde.

b Gebruik de kijkstrategieën in je Histokit om de historische kaart te onderzoeken.

c Markeer in de bijschriften bij bronnen 1 tot en met 3 alles wat je helpt de centra van macht te situeren in de ruimte.

d Verbind de nummers van de bronnen onder de kaart met de juiste plaats op de kaart.

Centra van macht voor 1492

Bron 1:

← Piramide van de maan, staat in de huidige hoofdstad van Mexico (Mexico City). De piramide werd gebouwd aan het einde van de klassieke oudheid en was bij het begin van de vroegmoderne tijd nog in gebruik.

Hoofdstuk 1:
kennis met Ulrich von Hütten 14
Maak
02g KIJKSTRATEGIEËN
BRON
1 BRON 2 BRON 3 ©VANIN

1.1 Amerika

← Kopie door Olfert Dapper uit ‘Naukeurige Beschrijvinge van Africa’ (1668). Alvaro I van Kongo ontvangt Nederlandse gasten

Afbeelding uit China, 16e eeuw, van Xuande, een 15e-eeuwse Chinese keizer uit de Ming-dynastie.

©VANIN

Het Amerikaanse continent kende voor 1492 verschillende bloeiende culturen. Tot dan hadden zij geen contact met de westerse samenleving. In het huidige Mexico bouwde de plaatselijke Mexicaanse bevolking een machtig rijk uit, je kent hen vandaag vooral onder de 19e-eeuwse naam Azteken. Zij hadden een natuurreligie met onder andere een god van de maan en de zon. Zij domineerden een territorium dat ongeveer 7 keer zo groot was als het huidige België. Azteekse legers veroverden hun naburige volkeren bij het uitbouwen van dit imperium. Het is onzeker hoeveel mensen er juist in hun rijk woonden, maar het gebied was ongetwijfeld dichtbevolkt dankzij de goed ontwikkelde landbouwtechnieken. De Azteken bouwden voort op cultuur en techniek van oudere samenlevingen. De Maya’s, die tijdens de middeleeuwse warme periode tot verval kwamen, zijn daarvan de bekendste. In Zuid-Amerika heersten de Inca’s over een rijk dat zich uitstrekte langs het Andesgebergte.

1.2 Afrika

Na de ondergang van de Egyptische cultuur vormden er zich ook op andere plaatsen in Afrika complexe samenlevingen. Afrika kende in de loop van de middeleeuwen verschillende grote rijken. Aan het einde van de 15e eeuw was het Songhairijk in West-Afrika een belangrijke speler in de goudhandel met Azië en Europa. Het centrum van het rijk, met als hoofdstad Timboektoe, lag in het huidige Mali. De Songhaiheersers waren moslims die een belangrijk stuk van de kennis uit het klassieke Arabische rijk kenden via geschreven teksten. In Centraal-Afrika had het koninkrijk Kongo een grote invloed. Het was ongeveer 4 keer zo groot als het huidige België, maar valt niet volledig samen met de huidige democratische republiek Congo. Vanaf de vroegmoderne tijd probeerden Portugese handelaren handel te drijven met het rijk.

1.3 Azië

Op heel wat momenten in de geschiedenis was China het machtigste rijk in Azië. Je leerde hierover in Sapiens 3. Dat was zeker zo aan het einde van de middeleeuwen. De Ming-dynastie was er toen aan de macht. Dat bleven ze ook tot diep in de 17e eeuw. 1492 was dus zeker geen breukmoment voor de geschiedenis van China. In Constantinopel had er kort voordien wel een breuk plaatsgevonden. De stad was in 1453 ingenomen door de Turkse dynastiek van de Ottomanen, waardoor er een einde kwam aan het Byzantijnse rijk. Zij veroverden een territorium op 3 continenten: ook een groot stuk van Zuidoost-Europa kwam onder hun invloed.

Hoofdstuk 1: Maak kennis met Ulrich von Hütten 15
© Chris Hellier / Alamy Bron 2: Bron 3: © CPA Media Pte Ltd / Alamy

2

Analyseer de historische kaart op p. 14. Beantwoord de vragen.

a Welke continent nam voor 1492 niet deel aan de internationale handel?

b Markeer het structuurbegrip dat je het best gebruikt om de handel voor 1492 te omschrijven. Regionaal / continentaal / intercontinentaal / mondiaal

c Je leerde in Sapiens 3 dat de pest zich in de late middeleeuwen uit Azië kon verspreiden naar Europa. Verklaar met behulp van de kaart waarom de verspreiding van de pest in Europa begon in de stad Venetië.

©VANIN

3

Interpreteer de historische kaart op p. 14. Je ziet op de kaart verschillende plaatsen die regionale centra van macht waren ca. 1500. Noem nu ook 3 regio’s of plaatsen die dus geen centrum waren, maar tot de periferie behoorden.

4

In de leestekst maak je kennis met enkele centra van macht voor 1492. De bronnen helpen je om enkele kenmerken van die samenlevingen te ontdekken. Gebruik in je antwoorden op onderstaande vragen begrippen die je eerder in Sapiens al leerde.

a Welke soort religie van de Azteken kun je afleiden uit bron 1?

b Welke soort bestuurlijke organisatie kun je afleiden uit bron 3?

c Met welk rijk dat je bestudeerde in eerdere Sapiens 1, 2 of 3 kun je het Aztekenrijk vergelijken?

d Beargumenteer daarbij je keuze, geef minstens twee argumenten.

5

Formuleer met behulp van de kaart en de bronnen een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 23.

Hoofdstuk 1: Maak kennis met Ulrich von Hütten 16

Historische vraag 2:

Brachten de Europese ontdekkingsreizigers syfilis vanuit

Amerika mee naar Europa?

De contacten tussen Amerika en Europa hadden ook voor Europa grote gevolgen. Historici voeren al decennia lang een debat over welke invloed de ontdekkingen juist hadden op de Europese samenlevingen. Een van die gevolgen is dat besmettelijke ziektes tussen de verschillende continenten werden uitgewisseld. Historici discussiëren bijvoorbeeld over de mogelijkheid dat de geslachtsziekte syfilis werd ingevoerd naar Europa door terugkerende ontdekkingsreizigers. Je gaat in deze historische vraag op zoek naar argumenten die deze hypothese kunnen bewijzen of ontkrachten.

1

Herhaal hoe historici een beeld vormen van het verleden. Bekijk het schema op p. 19 en leg het nadien in je eigen woorden uit.

2

Bron 1 is een primaire bron waarin een tijdgenoot je vertelt over hoe syfilis zich kort na de ontdekking van Amerika verspreidde in Europa. Lees bron 1 en doorloop de vier stappen van de bronnenstudie.

Bron 1:

Het heeft de heer behaagd om ons ongeziene beproevingen te zenden zoals de bobbelziekte. Die waren nooit voordien herkend of gezien in medische boeken. Deze ziekte dook op, en werd geobserveerd in Spanje in het jaar van onze heer 1493, in de stad Barcelona. Deze stad werd besmet. Bijgevolg werd ook heel Europa en de gehele bekende wereld dat. De ziekte kende haar oorsprong op het eiland dat nu gekend staat onder de naam Hispaniola (huidige Haïti en Dominicaanse Republiek), zoals onmiskenbaar uit onderzoek is gebleken.

Uit: R. de Isla, Verhandeling over de bobbelziekte. Sevilla, 1539.

R. de Isla, Verhandeling over de bobbelziekte, Sevilla (1539). Ruy Diaz de Isla was een Spaanse dokter die zich bezighield met de behandeling van syfilis in de 16e eeuw. Hij merkte in 1493 als eerste de uitbraak van de ziekte op in Europa, na de terugkeer van Christoffel Columbus uit Amerika.

search Stap 1: Ik verzamel gegevens over de context.

✓ Wat voor soort bron is dit?

✓ Wie is de maker van de bron?

✓ Wanneer werd de bron geschreven?

✓ In welk domein situeer je deze bron?

Hoofdstuk 1: Maak kennis met Ulrich von Hütten 17
02 BRONNENSTUDIE ©VANIN

search Stap 2: Ik observeer de bron.

✓ Hoe wordt syfilis genoemd door de auteur?

✓ Markeer in de tekst waar volgens de auteur die ziekte haar oorsprong kent.

✓ Onderlijn in de tekst hoe hij probeert aan te tonen dat wat hij zegt betrouwbaar is.

✓ Komt wat hij zegt overeen met de hypothese die je zelf opstelde op p. 13?

JA/NEE

search Stap 3: Ik interpreteer de bron.

✓ Welke boodschap geeft de auteur in deze bron? Wat wil de maker vertellen of bereiken?

✓ Beoordeel op basis van stap 1 en 2 nu of je hypothese betrouwbaar is.

Bekijk daarvoor het filmpje en de checklist in je Histokit.

Onbetrouwbaar betrouwbaar Beargumenteer waarom.

search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.

✓ Noteer een voorlopig antwoord op de historische vraag: Brachten de Europese ontdekkingsreizigers syfilis vanuit Amerika mee naar Europa?

✓ Vergelijk de bron van de Isla nu met het hedendaagse wetenschappelijke onderzoek rond syfilis in bron 2 en bron 3 om de betrouwbaarheid van de Isla verder na te gaan. Lees beide bronnen.

Hoofdstuk 1:
kennis met Ulrich von Hütten 18
Maak
02i BRONNEN EVALUEREN
©VANIN

Hoe vormen historici een beeld van het verleden?

historische vraag stellen verleden

bronnenstudie

geschiedenis constructie

stap 2: observeren stap 1: verzamelen

stap 3: interpreteren

stap 4: vraag beantwoorden

bronnen identificeren

lees- en kijkstrategieën toepassen betrouwbaarheid en bruikbaarheid evalueren bronnen contextualiseren historische vragen

beeldvorming beargumenteren

3

Vul je antwoord op de historische vraag nu verder aan door bron 1 te vergelijken met de informatie die je in bronnen 2, 3 en 4 op de volgende pagina vindt.

AANVULLENDE INFORMATIE OVER HV

Bron 2

Bron 3

Bron 4

Hoofdstuk 1: Maak kennis met Ulrich von Hütten 19
01 02a 02f+g 02h 02i 02 representativiteit evalueren 02j historische
02k+l+m+n
©VANIN

Bron 2:

Bron 4:

©VANIN

Bron 3:

Video: Timeline documentaire

The syphilis enigma ↑

Bekijk het filmpje.

← Details van skeletten, datering onzeker, gevonden in Hull (Verenigd Koninkrijk).

Wetenschappers onderzochten de verwondingen op de botten en concludeerden dat sommige daarvan waarschijnlijk te wijten zijn aan syfilis.

Een team van wetenschappers onderzocht de DNA-structuur van de verschillende botten uit archeologische vindplaatsen op verschillende plaatsen in Europa. De exacte datering van de botten is erg moeilijk, maar zou rond de 15e eeuw zijn. De wetenschappers concludeerden daaruit dat de ziekte al voor Columbus’ aanwezigheid in Europa moet geweest zijn. Toch erkennen ook de onderzoekers dat ze nog niet volledig zeker zijn. In Science magazine verwoordde een van de onderzoekers het zo: “Het is nog niet het ultieme bewijs. De volgende stap is om verder bewijs te verzamelen van ouder materiaal uit de oude en de nieuwe wereld zodat we weten welke varianten van de ziekte er voor Columbus al bestonden in de oude en de nieuwe wereld.”

Afbeelding en tekst uit: C. Hartley, Medieval DNA suggests Columbus didn't trigger syphilis epidemic in Europe. In Science Magazine, 2020.

4

De hedendaagse wetenschappers die aan het woord komen in deze bronnen zijn voorzichtig in hun uitspraken. Markeer in de tekst welke woorden er op wijzen dat ze nog niet helemaal zeker zijn van hun conclusies.

5 Vul het voorlopige antwoord dat je in voetstap 3 schreef aan bij de conclusies op p. 23.

Hoofdstuk 1:
kennis met Ulrich von Hütten 20
Maak

Historische vraag 3:

Hoe werden epidemieën zoals syfilis verspreid?

In 2019 en 2020 geraakte het COVID-19-virus razendsnel verspreid over de wereld. Het ontstond in China. Hoewel sommige mensen China ervan beschuldigen om het virus bewust gecreëerd te hebben, is er daarvoor geen wetenschappelijk bewijs. Het virus is een toevallige mutatie van een ongevaarlijk virus. Toch waren de wereldwijde gevolgen bijzonder ernstig. Dat was ook zo met syfilis aan het einde van de 15e eeuw: een enorme uitbraak van de ziekte veroorzaakte vanaf 1493 een epidemie over het hele Europese continent.

Historisch denken: bedoelde en onbedoelde handelingen en gevolgen

Je leerde de afgelopen jaren al om oorzaken en gevolgen te onderscheiden: dat helpt je te verklaren hoe en waarom zaken in het verleden gebeurden. Veranderingen in het verleden zijn soms bewust gepland en bedoeld. Soms zijn gebeurtenissen ook toeval. Door na te gaan of handelingen van mensen en hun gevolgen bedoeld waren of niet, kun je beter leren verklaren waarom iets gebeurde.

1

Gebruik bron 1 om te onderzoeken hoe syfilis verspreid werd aan het begin van de vroegmoderne tijd.

a Vul de zin in je eigen woorden aan.

Maak daarin duidelijk of het gaat om bedoelde of onbedoelde gevolgen.

De syfilisepidemie van ca. 1495 was het bedoelde / onbedoelde gevolg van

©VANIN

Bron 1:

De eerste [grote] uitbraak van syfilis in Europa deed zich voor zover bekend eind 1494 of begin 1495 voor. (…). Over het algemeen wordt verondersteld dat de Spanjaarden van Ferdinand de bacterie bij zich droegen, en dat deze werd verspreid via de vrouwen die door beide partijen werden verkracht. Hoe dan ook het huurlingenleger viel uiteen en de soldaten namen de bacterie overal mee naartoe.

Uit: C. Mann, 1491. De ontdekking van precolumbiaans Amerika. Amsterdam, 2005 (p. 463).

De auteur vertelt in deze passage wat er gebeurde tijdens en na het beleg van de stad Napels in 1494. De Franse koning had daarbij een leger dat bestond uit ongeveer 50 000 huurlingen die uit heel Europa afkomstig waren.

Hoofdstuk 1: Maak kennis met Ulrich von Hütten 21

2

Onderzoek de redenering die gemaakt wordt in de drie bronnen. Bekijk de bronnen en lees de bijschriften.

a Markeer in de bijschriften telkens de handeling die ervoor zorgde dat de epidemieën verspreid geraakten.

b Duid onder de bronnen aan of de handelingen en hun gevolgen bedoeld of onbedoeld waren.

Bron 2:

Hedendaagse afbeelding van de middeleeuwse Genovese burcht in Kaffa, gelegen op een schiereiland in de Zwarte Zee. In 1348 schreef de Genovese notaris Gabriele de Mussi dat die stad in 1346 aangevallen werd door Mongoolse krijgers. De aanvallers slaagden er niet in de stad binnen te dringen en werden bovendien getroffen door een mysterieuze ziekte: de pest. De inwoners van de stad hoopten dat de aanvallers daarom zouden wegtrekken. Dat deden ze niet. Meer nog; ze katapulteerden hun rottende pestlijken over de muren van de stad waar de ziekte vervolgens ook uitbrak. Volgens de Mussi ontvluchtten toen verschillende Genuezen per schip de haven bij Kaffa en zeilden richting Genua.

Bedoeld / onbedoeld

Bron 4:

Foto uit China van de Japanse eenheid 731, 1937-1945. Op de foto wordt een Chinees slachtoffer van die eenheid weggedragen. De Japanse eenheid 731 deed onderzoek naar biologische en chemische oorlogsvoering, vooral in China. Die eenheid was onder andere verantwoordelijk voor de verspreiding van ziektes zoals cholera in China, waar de Japanners toen binnenvielen. Zo werden Chinese waterbronnen door de eenheid besmet met de cholerabacterie. Cholera is een bacterie die voor zware diarree en uitdroging zorgt. Schattingen lopen uiteen maar eenheid 731 was zeker schuldig aan miljoenen doden.

Bedoeld / onbedoeld

← Afbeelding van de Britse zanger Freddie Mercury, die in 1991 stierf aan de gevolgen van aids, een ziektebeeld dat veroorzaakt wordt door het retrovirus HIV. Dit virus tast het immuunsysteem aan waardoor de besmette persoon kan sterven aan andere doorgaans niet dodelijke ziektes. Aan het einde van de jaren 70 en het begin van de jaren 80 stak het toen onbekende virus de kop op in Amerika en even later ook in Europa. Het virus wordt vooral door seksuele contacten verspreid, ook vandaag nog.

Bedoeld / onbedoeld

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 23.

Hoofdstuk 1: Maak kennis met Ulrich von Hütten 22
Bron 3:
3
©VANIN

Conclusie IV

Antwoorden op de onderzoeksvragen

Antwoord met volzinnen.

Historische vraag 1: Wanneer leefde Ulrich von Hütten?

Uitbreiding 1: Welke centra van macht waren er voor 1492?

Historische vraag 2: Brachten de Europese ontdekkingsreizigers syfilis vanuit Amerika mee naar Europa?

Historische vraag 3: Hoe werden epidemieën zoals syfilis verspreid?

Hoofdstuk 1: Maak kennis met Ulrich von Hütten 23
©VANIN
↑ Gebruik een schrijfkader als hulpmiddel bij U1, HV2 en HV3.

Synthese V

Situeren in tijd en ruimte

Het scharniermoment 1492 was het startpunt van een versnelde mondialisering, onder andere door de uitwisseling van besmettelijke ziektes zoals de pokken.

©VANIN

PREHISTORIE

OUDE NABIJE OOSTEN

KLASSIEKE OUDHEID MIDDELEEUWEN

GESCHIEDENIS

Ontdekking Amerika door Columbus

Centra van macht ca. 1500

Epidemieën in Amerika en Europa

Eerste vaccins tegen pokken

Hoofdstuk 1:
kennis met Ulrich von Hütten 24
Maak
VROEGMODERNE TIJD
ca.500 ca.1500ca.18001945 HEDENDAAGSE TIJD MODERNE TIJD 1 ca.3500v.C.
ca.800v.C.
ca.3,5miljoenv.C.
VROEGMODERNE
MODERNE
100011001200130014001500160017001800 2000 19001945 HEDENDAAGSE TIJD
MIDDELEEUWEN
TIJD
TIJD

Schema

Hoe vormen historici een beeld van het verleden?

verleden

bronnenstudie

constructie

geschiedenis

stap 2: observeren stap 1: verzamelen

stap 3: interpreteren

stap 4: vraag beantwoorden

Bekijk het instructiefilmpje.

historische vragen

bronnen identificeren

lees- en kijkstrategieën toepassen betrouwbaarheid en bruikbaarheid evalueren

bronnen contextualiseren

beeldvorming beargumenteren

Bekijk de volledige schematische samenvatting bij het onlinelesmateriaal.

Samenvatting: Maak kennis met Ulrich von Hütten

In het begin van de 16e eeuw raasde een epidemie door Europa: syfilis, een besmettelijke geslachtsziekte, maakte talloze doden. Ulrich von Hütten schreef over de ziekte en hij bezweek er zelf aan. Lang werd gedacht dat de ziekte uit Amerika kwam na de ontdekking van dat continent door Columbus. De arts R. de Isla was degene die het verband opmerkte tussen de uitbraak van de ziekte in Europa en de terugkomst van Columbus uit Amerika. Recent onderzoek wijst uit dat er al voor de ontdekking van Amerika syfilis aanwezig was in Europa, maar het wetenschappelijk onderzoek kan daarover voorlopig geen sluitend bewijs geven.

Infectieziektes zoals de pest, de pokken en syfilis konden zich wereldwijd verspreiden door de mondialisering. Er kwamen steeds meer contacten tussen de continenten dankzij handelsroutes.

Toen Amerika in contact kwam met de Europese expansie, werd ook dat continent verbonden met de mondiale handel

Hoofdstuk 1: Maak kennis met Ulrich von Hütten 25
historische
stellen
01 02a 02f+g 02h 02i 02 representativiteit evalueren 02j historische
02k+l+m+n
vraag
©VANIN

Historisch denken: tijd en verandering

De periode ca. 1500 is een scharniermoment in de geschiedenis. Je beschouwt het als het begin van de vroegmoderne tijd. Tal van kenmerken van de samenleving veranderden toen.

Je leert de komende hoofdstukken van Sapiens over de kenmerken van de samenleving tijdens vroegmoderne tijd.

Historisch denken: bedoelde en onbedoelde handelingen, en hun gevolgen

Veranderingen in het verleden zijn soms bewust gepland en bedoeld. Soms zijn gebeurtenissen ook toeval. Door na te gaan of handelingen van mensen en hun gevolgen bedoeld waren of niet, kun je beter leren verklaren waarom iets gebeurde.

Historisch denken:

Je leerde de volgende historische begrippen. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.

—cultureel: wereldbeeld, wetenschappen

—economisch: handel, innovatie, mondialisering

—politiek: bestuurlijke organisatie (hoofdstad, keizer, koning, macht), democratie, imperialisme (Europese expansie, imperium), republiek, veranderende territoriale invulling (territorium)

—sociaal: demografische processen (epidemie), oorlog (huurlingen)

Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit. gelijktijdheid / ongelijktijdigheid – scharniermoment – argument – bewijs – feit –hypothese – continentaal – regionaal – bedoelde en onbedoelde gevolgen –bedoelde en onbedoelde handelingen

Je leerde in dit hoofdstuk denken als een historicus. Je leerde over het scharniermoment 1500 en wat bedoelde en onbedoelde handelingen en hun gevolgen zijn. Herlees en studeer het kader historisch denken op p. 13 en p. 21.

Hoofdstuk 1:
kennis met Ulrich von Hütten 26
Maak
05 HISTORISCHE BEGRIPPEN 06 STRUCTUURBEGRIPPEN
©VANIN

Zelfevaluatie

In dit hoofdstuk bestudeerde je de mondiale verspreiding van epidemieën. Dit zelfevaluatieformulier kan je helpen om te bepalen wat je al goed kunt en aan welke elementen je nog moet werken.

Dit kan ik … goed onvoldoende

©VANIN

HISTORISCH REFERENTIEKADER

Je kunt de verspreiding van mondiale epidemieën zoals de pest, de pokken en syfilis situeren in de tijd.

Je kunt de verspreiding van mondiale epidemieën zoals de pest, de pokken en syfilis situeren in de ruimte en daarbij de rol van de mondiale handelscontacten uitleggen. Je kunt daarbij volgende begrippen gebruiken: mondialisering, expansie, handel.

Je kunt centra van macht op verschillende continenten situeren met behulp van een kaart.

HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN

Je kunt een historische bron zoals die van R. de Isla gebruiken om een historische vraag te beantwoorden.

Je kunt de betrouwbaarheid van een primaire bron beoordelen met behulp van een checklist.

Je kunt bij het beoordelen van beeldvorming in historische bronnen en werken de volgende structuurbegrippen gebruiken: argument, hypothese, bewijs.

BEELDVORMING BEARGUMENTEREN

Je kunt van verschillende epidemische verspreidingen uitleggen of het voorbeelden zijn van bedoelde of onbedoelde handelingen en hun gevolgen.

Je kunt met behulp van bronmateriaal beargumenteren hoe zeker of onzeker historici zijn over de vraag of syfilis uit Amerika geïmporteerd werd naar Europa aan het begin van de vroegmoderne tijd.

REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST

Je kunt in eigen woorden uitleggen hoe epidemieën door de wetenschap uit de moderne en hedendaagse tijd worden aangepakt en ingeperkt.

Hoofdstuk 1: Maak kennis met Ulrich von Hütten 27
28 ©VANIN

Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld,

15e-18e eeuw)

©VANIN

Hoofdstuk ©amerghazzal/Alamy

Op 11 oktober 2021 werd dit Londense standbeeld van de beroemde ontdekker Columbus overgoten met rode verf. Die kleur symboliseert bloed. Het standbeeld van de beroemde ontdekkingsreiziger werd bewust besmeurd. Volgens sommigen verdient Columbus dit standbeeld dus niet. In dit hoofdstuk onderzoek je wat ontdekkingsreizigers deden, en wat de gevolgen van hun ontdekkingsreizen waren.

29
2

Wat weet je al? I

1

In Sapiens 3 bestudeerde je de beeldvorming die in België opgebouwd werd rond de kruisvaarder Godfried van Bouillon, die in 1099 Jeruzalem mee hielp te veroveren op de moslims. Bespreek klassikaal de onderstaande vragen.

a Geef een aantal functies van het standbeeld. Waarom werden standbeelden als deze opgericht?

b Welke boodschap zit er achter het standbeeld?

c Waarom werd dit standbeeld in 1848 opgericht en niet tijdens de middeleeuwen?

d Zou Godfried vandaag nog vereerd worden met een standbeeld of niet?

Standbeeld van Godfried van Bouillon uit 1848, door kunstenaar Eugène Simonis, Brussel.

II

Wat weet je nog niet?

In dit hoofdstuk onderzoek je hoe Europeanen in de vroegmoderne tijd in contact kwamen met de rest van de wereld.

✓ Eerst bestudeer je via de tijdlijn een aantal ontdekkingsreizigers die later ook een standbeeld kregen (HV1).

✓ Nadien onderzoek je aan de hand van historische kaarten welke presentatie van de wereld vandaag de meest voorkomende is en waarom dat zo is (U1).

✓ Vervolgens kom je te weten waarom Europeanen op ontdekkingsreis trokken (HV2).

✓ Dan onderzoek je of er in 16e-eeuwse bronnen sprake is van een representatieve beeldvorming rond de inheemse Amerikaanse bevolking (HV3).

✓ Daarna bestudeer je de oorzaken voor de val van het Aztekenrijk (U2).

✓ Ten slotte onderzoek je welke interculturele contacten er ontstonden tussen de Europese kolonisten en de inheemse Amerikaanse bevolking (HV4).

Hoofdstuk 2: Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw) 30
©VANIN

Op onderzoek III

Bekijk de routekaart. Welke historische vragen gaan enkel over het verleden zelf? Welke historische vraag gaat over de relatie verleden-heden?

Historische vraag 1: Waarom kregen ontdekkingsreizigers vooral in de moderne en hedendaagse tijd een standbeeld?

Uitbreiding 1: Waarom staat Europa centraal op de wereldkaart?

Historische vraag 2: Waarom gingen in de 15e eeuw Europeanen op ontdekkingsreizen?

©VANIN

Uitbreiding 2: Wie speelde welke rol in de ondergang van het Aztekenrijk in de 16e eeuw?

Historische vraag 3: Is het mensbeeld dat Stradanus schetste over de inheemse Amerikaanse bevolking representatief voor 16e-eeuwse bronnen?

Historische vraag 4: Welk gevolg van de interculturele contacten tussen de Europese kolonisten en de inheemse Amerikaanse bevolking had de grootste impact?

Beantwoord de bestudeerde historische deelvragen.

Hoofdstuk 2: Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw) 31
01 HISTORISCHE VRAGEN

Historische vraag 1: Waarom kregen ontdekkingsreizigers vooral in de moderne en hedendaagse tijd een standbeeld?

Avonturiers die op reis trokken naar vreemde gebieden zijn van alle tijden. Op de tijdlijn op p. 34-35 vind je een selectie van ontdekkingsreizigers die geëerd werden met een standbeeld.

1

2

Vergelijk de tijdlijn op p. 34-35 met de kaart op p. 33.

a Kruis bij de onderstaande stellingen aan of die juist of fout zijn.

b Als je denkt dat de stelling fout is, verbeter je ze. Gebruik de kijkstrategieën in je Histokit als je kaartlezen nog moeilijk vindt.

Stelling juist fout

De ontdekkingsreizen zijn een uitsluitend westers fenomeen.

De ontdekkingsreizen zijn een uitsluitend vroegmodern fenomeen.

Columbus ontdekte als eerste Europeaan Amerika.

De ontdekkingsreizen in de vroegmoderne tijd waren vooral maritieme ondernemingen.

De driehoekshandel is een goed voorbeeld van een mondiale handel.

In Brazilië spreekt men als onbedoeld gevolg van het Verdrag van Tordesillas vandaag vooral Spaans.

Gebruik de tijdlijn op p. 34-35 voor volgende opdrachten.

a Noteer drie ontdekkingsreizigers uit drie verschillende periodes in de tabel op de volgende pagina.

b Geef bij elke ontdekkingsreiziger het jaartal van de ontdekking en het jaartal van de oprichting van diens standbeeld.

Hoofdstuk 2: Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw) 32
KIJKSTRATEGIEËN
02g
©VANIN

c Noteer bij alle jaartallen telkens de juiste periode.

Naam van ontdekkingsreiziger Jaartal van ontdekking Periode Jaartal van oprichting standbeeld Periode

©VANIN

3

Bespreek klassikaal of de standbeelden van ontdekkingsreizigers dezelfde functie hadden als het standbeeld van Godfried van Bouillon.

4

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 52.

Kaart: De grote ontdekkingen en de kolonisatie tijdens de vroegmoder ne tijd ↑

Spanje en Portugal stuurden ontdekkingsreizigers uit op zoek naar een nieuwe reisroute naar Oost-Azië en werden daardoor elkaars concurrent. Om geweld tussen beide landen te vermijden, werd door paus Alexander VI in het Verdrag van Tordesillas bepaald dat er een lijn werd getrokken. Alles ten westen van die lijn behoorde aan Spanje toe, alles ten oosten van die lijn werd dan Portugees bezit.

Hoofdstuk 2: Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw) 33

©VANIN

1498: Vasco da Gama, Portugese ontdekkingsreiziger die als eerste Europeaan rond Afrika naar India reisde. Hij kreeg daarbij de hulp van 2 plaatselijke gidsen. 8

Ca. 1000: Viking Leif Eriksson, mogelijks de eerste Europeaan in Amerika. 1

1492: De Genuees Christoffel Columbus stak de Atlantische oceaan over en bereikte de Bahamas.

MIDDELEEUWEN

Ca. 1300: Marco Polo, Venetiaans ontdekkingsreiziger, reisde tot in Beijing. 2

14e eeuw: Ibn Battuta, Marokkaanse ontdekkingsreiziger, reisde naar China. 3

Vanaf 1411: Zheng he, een Chinese ontdekkingsreiziger die met een enorme vloot de kusten van Oost-Afrika bezocht. 4

15e eeuw: Hendrik de Zeevaarder, reisde zelf niet, maar financierde als Portugese prins ontdekkingsreizen langs de WestAfrikaanse kust. 5

1488: Bartolomé Dias, Portugese ontdekkingsreiziger, bereikte Kaap de Goede Hoop, het zuidelijkste punt van Afrika. 6

Hoofdstuk 2: Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw) 34
1000 1100 1200 1300 1400 1500
7
1 9 7 ↑ 1932, Reykjavik ↑ 1888, Barcelona ↑ 1846, Firenze

1890, Medellin

1889, Quebec

1499: De Florentijn Amerigo Vespucci bereikte het Amerikaanse vasteland. Hij dacht als eerste dat er een nieuw continent was ontdekt. 9

1519 – 1521: De Spanjaard Hernán Cortés veroverde Mexico op de Azteken. 11

Ca. 1600: De Nederlander Willem Barentsz probeerde een noordelijke route naar India te vinden. Dat lukte niet, maar hij bracht noordelijke zeeën in kaart. De Barentszzee is naar hem genoemd. 12

VROEGMODERNE TIJD

Vanaf 1896: De Belg Adrien de Gerlache organiseerde expedities naar Antarctica waar de kusten in kaart werden gebracht. 15

HEDENDAAGSE TIJD

Vanaf 1603: De Fransman Samuel de Champlain ontdekte delen van Canada en was de grondlegger van Quebec, een provincie in Canada. 13

1519: De Portugees Magelhaes vertrok in Spaanse dienst voor een reis rond de wereld. Hij stierf op de Filipijnen, waarna zijn eerste stuurman El Cano de reis voltooide. 10

Vanaf 1768: De Engelsman James Cook ondernam verschillende expedities in de Stille Oceaan en bracht daar onder andere de kusten van Nieuw-Zeeland en Australië in kaart. 14

Hoofdstuk 2: Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw) 35
1600 1700 1800 2000 19001945
MODERNE TIJD
13 11 14 2 12 10 4 3 15 8 6 5 © Iain Masterton / Alamy ↑
↑ 2011, Mongolië ↑ 2005, Dubai ↑ 2005, Maleisië ↑ 1960, Lissabon ↑ 1996, Terschellingen ↑ 1998, Hasselt
1874, Sydney
©VANIN

Uitbreiding 1: Waarom staat Europa centraal op de wereldkaart?

Bij deze historische vraag onderzoek je de presentatie van de wereld en hoe die tot stand komt op verschillende kaarten.

Bekijk het filmpje over de presentatie van bronnen.

Bekijk het instructiefilmpje.

Vervolledig onderstaande tabel met behulp van kaarten 1 tot en met 4.

a Welk land/continent ligt in het centrum van de kaart?

kaart 1

kaart 2

kaart 3

kaart 4

b Welke presentatie van de wereld is vandaag de meest gebruikte? Kruis hierboven de juiste kaart aan.

Kaart 1: Presentatie van de wereld uit ca. 500 v.C.

Het Griekse wereldbeeld naar een kaart van de Griek Hekataios (ca. 500 v.C.).

Kaart 2: Hedendaagse presentatie van de wereld

Hoofdstuk 2: Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw) 36
1
2
© Granger
© Granger ↑
©VANIN

Kaart 3: Hedendaagse presentatie van de wereld

Kaart 4: Hedendaagse presentatie van de wereld

©VANIN

3

Bestudeer de onderstaande kaart en het bijschrift. Hoe groot is de invloed van het perspectief van de makers van de kaarten op het wereldbeeld? Vink het juiste antwoord aan.

☐ Heel klein want kaartenmakers vertrekken allemaal vanuit hetzelfde perspectief. Een Chinese kaartenmaker zal gemakkelijker Europa in het centrum plaatsen, want dat is vandaag het meest gebruikte perspectief.

☐ Heel groot want kaartenmakers vertrekken vanuit hun eigen perspectief. Een Europese kaartenmaker zal dus gemakkelijker Europa in het centrum plaatsen terwijl een Chinese kaartenmaker eerder China centraal plaatst.

← Een wereldkaart uit de eerste uitgegeven wereldatlas van de hand van de Brabantse Abraham Ortelius, uitgebracht in 1570. Op deze kaart krijgt Europa een centrale plaats. Tijdens de vroegmoderne tijd werd vanuit Europa de hele wereld verkend en in kaart gebracht. Ontdekkingsreizigers speelden hun bevindingen door aan Europese kaartenmakers die ermee aan de slag gingen. Europese kaartenmakers vertrokken daarbij vanuit hun eigen Europese perspectief en gaven Europa de meest centrale en dus belangrijkste plaats op de kaart. Omdat de Europeanen later grote delen van de wereld koloniseerden, werd hun presentatie van de wereld op kaart dan ook de meest gebruikte. Daarbij lag Europa steevast in het centrum en de rest van de wereld in de periferie.

4

Bekijk nogmaals de wereldkaart van Ortelius hierboven. Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 52.

Hoofdstuk 2: Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw) 37
© PRISMA ARCHIVO / Alamy

Historische vraag 2: Waarom gingen in de 15e eeuw Europeanen op ontdekkingsreizen?

1

Lees aandachtig de leestekst. Gebruik hiervoor de juiste leesstrategie. Vul de onderstaande tabel aan.

a Plaats de onderstaande gebeurtenissen chronologisch in de juiste volgorde door nummers van 1 tot en met 5 te noteren in de eerste kolom van de tabel. Nummer 1 = de oudste gebeurtenis.

b Kruis vervolgens aan welke domeinen telkens aan bod komen. Je mag meerdere kruisjes plaatsen.

PD ED SD CD

©VANIN

Producten zoals specerijen werden peperduur.

Handelscontacten met het Oosten bestonden al tijdens de klassieke oudheid en de middeleeuwen.

Europeanen zochten andere manieren om richting Oosterse producten te reizen, bijvoorbeeld door rond Afrika of rond de wereld te varen.

De Spanjaarden kwamen in Amerika terecht en de ontdekking van dit nieuwe continent had een grote invloed op het wereldbeeld van toen.

Ottomanen werden heer en meester over de oostelijke

Middellandse Zee en bemoeilijkten de handel met het Oosten.

3.1 Mondialisering van luxeproducten

Sinds de kruistochten hadden handelaars uit de Republiek Venetië goede mondiale handelscontacten in het Nabije Oosten. In Europa verkochten ze Aziatische specerijen en andere luxeproducten. Dat veranderde na de overname van Constantinopel in 1453. Het Ottomaanse rijk, zie de kaart op p. 33, beheerste vanaf dat moment de Middellandse Zee, waardoor de handelscontacten met het Oosten bemoeilijkt werden. Specerijen werden daardoor letterlijk peperduur.

Europese staten, in de eerste plaats Portugal en Spanje, zochten naar nieuwe maritieme handelsroutes. De onderlinge concurrentie was groot, zeker wanneer ook andere staten zoals Engeland, Frankrijk en de Nederlanden de oceanen begonnen te verkennen.

Afbeelding van Pape Jan op een kaart uit een Engelse atlas uit 1558. Tijdens de middeleeuwen, maar ook daarna nog, geloofden nogal wat Europeanen in de mythologische koning Pape Jan. Er werd in de middeleeuwen verteld dat die vorst ergens in het Oosten geregeerd zou hebben over een christelijk rijk. Tijdens de late middeleeuwen en de vroegmoderne tijd gingen Portugese ontdekkingsreizigers op zoek naar dat rijk, in de hoop handelsrelaties te kunnen aanknopen.

Hoofdstuk 2: Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld,
38
15e-18e eeuw)
02f LEESSTRATEGIEËN

3.2 Wie waren de ontdekkingsreizigers?

Schepen van ontdekkingsreizigers werden bevolkt door mensen uit alle standen van de gelaagde samenleving. Het waren enkel de kapiteins zoals Columbus en Magelhaes die beroemd werden. Ieder had zijn eigen motief om deel te nemen aan de grote ontdekkingsreizen. Velen hoopten snel geld te kunnen verdienen en soms was op ontdekkingsreis gaan ook een manier om te vluchten voor schulden of een veroordeling in het eigen land. In ieder geval: je moest je moed bijeenrapen, want de kans dat je nooit ergens zou aankomen was best groot. Er vertrokken ook priesters die hoopten mensen te kunnen bekeren tot het christendom en wetenschappers die wilden onderzoeken. Iedereen hoopte er iets uit te halen: ofwel rijkdom, ofwel prestige.

3.3 Nieuwe uitvindingen maakten oceaanreizen

mogelijk

Middeleeuwse ontdekkingsreizigers hadden niet de geschikte technologie om lange afstanden over een oceaan af te leggen. Vooral oriëntatie op zee was een probleem. De Vikingen, de middeleeuwse specialisten in verre zeereizen, waren er in ca. 1000 in geslaagd om naar Noord-Amerika te varen. Andere Europeanen bleven doorgaans langs de kusten varen. Innovaties in de scheepsbouw en de navigatie en een betere kennis van winden en stromingen zorgden dat verre reizen over de Atlantische Oceaan echt haalbaar werden. Dit werd dan ook een transportrevolutie genoemd.

3.4 Zheng He, de Chinese ontdekkingsreiziger

Ontdekkingsreizen waren geen uitsluitend Europees fenomeen. Tussen 1403 en 1433 reisde de Chinese admiraal Zheng He met meer dan 30 000 manschappen aan boord naar Indonesië, India, de Perzische Golf en Oost-Afrika. De reizen van Zheng He waren uniek, niet alleen in omvang, maar ook omdat het Chinese rijk Zheng He’s ontdekkingen niet gebruikt heeft om gebieden in te lijven. China stichtte geen overzeese territoria en was dus in tegenstelling tot bijvoorbeeld Spanje minder uit op imperialisme

3.5 Een nieuwe kijk op de wereld

©VANIN

De gezanten, een schilderij van de Duitse Hans Holbein de Jonge uit 1533, vandaag te bewonderen in Londen. Twee diplomaten staan naast een reeks innovaties die rond het scharniermoment van ca. 1500 bekend werden. Bijvoorbeeld een reeks navigatie-instrumenten, zoals een hemelglobe met sterrenhemel, een kompas en een draagbare zonnewijzer. Ook staat het schilderij vol symboliek. Zo is er bijvoorbeeld een rare vorm te zien op de voorgrond. Als je je blad zo schuin mogelijk houdt, kom je te weten welke vorm het is.

Toen Columbus in de Caraïben aankwam, dacht hij onterecht dat hij in Indië was aangekomen. Toen de Europeanen doorhadden dat er een geheel nieuw continent bestond in het westen, viel meteen op dat Amerika niet voorkomt in de Bijbel. In Europa werden door dit soort ontdekkingen tijdens de vroegmoderne tijd steeds meer kritische vragen gesteld bij aloude waarheden. Het deed hen beseffen dat ze eigenlijk niet alles wisten en dat de Bijbel niet alle antwoorden had. De ontdekking van een nieuw continent had dus een grote invloed op het Europese mens- en wereldbeeld. De kaart waarbij delen van Amerika nog niet opgetekend werden, toont dit goed aan. Indien de Europeanen de Nieuwe Wereld, zoals Amerika toen werd genoemd, wilden veroveren, dan was nieuwe en betrouwbare kennis nodig. Ontdekkingsreizigers ontdekten niet alleen nieuwe gebieden, ook het klimaat, de talen en culturen, de fauna en flora, enz … werden bestudeerd. Hoe meer kennis ze hadden, hoe gemakkelijker de verdere veroveringen zouden verlopen.

Hoofdstuk 2: Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw) 39
© IanDagnall Computing / Alamy

kaart van de hand van Gunther Zainer uit 1477. Hij baseerde zich daarbij op beschrijvingen van Isidorus, de aartsbisschop van Sevilla, die leefde tussen 560 en 636. De kaart met bijhorende uitleg beschrijft de wereld: drie continenten, die ook in de Bijbel voorkomen, met daarrond een grote oceaan.

3.6 Ook kapitalisme speelde een rol

Een kaart uit 1529, gemaakt door Diogo Ribeiro, een Portugese kaartenmaker in dienst van Spanje. Amerika is duidelijk herkenbaar, al blijven sommige delen blanco. Die delen moesten immers nog verkend worden.

In Europa ontstond aan het einde van de middeleeuwen een nieuw economisch systeem. Dat systeem was gebaseerd op het investeren van geld met de verwachting winst te maken en wordt kapitalisme genoemd. Ontdekkingsreizigers konden hun reizen doorgaans niet zelf betalen. Ze gingen dus op zoek naar investeerders. Dat konden koningen en koninginnen zijn, maar later kon iedereen geld investeren in ontdekkings-, veroverings- of kolonisatieprojecten. De ontdekkingen van Columbus werden gefinancierd door de Spaanse koningin Isabella. Op die manier werd de weg vrijgemaakt voor de Spaanse overheersing van een nieuw continent. In de Nederlanden werden twee grote bedrijven opgericht die het monopolie kregen voor de handel met het Verre Oosten en de Nieuwe Wereld: de VOC (Verenigde Oost-Indische compagnie) en de WIC (West-Indische compagnie). Doordat de bedrijven werkten met aandelen werd het voor rijke burgers mogelijk om te investeren in de handel.

©VANIN

← Handelspost van de Verenigde Oost-Indische Compagnie in Hooghly, Bengalen, India. Tekening door Hendrik van Schuylenburgh (1665). Dit Nederlandse bedrijf maakte in de 17e en 18e eeuw reusachtige winsten door handel te drijven tussen Europa en Azië. De burgerij uit verschillende Nederlandse steden kon investeren in het bedrijf door aandelen te kopen in de VOC. Herken je de symbolen van de kolonisator op de afbeelding?

↑ Bekijk het

Hoofdstuk 2: Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw) 40
© Granger © LOC Geography and Map Division Science Source ↑
Gedrukte © incamerastock / Alamy instructiefilmpje.

2

Bestudeer de onderstaande hedendaagse afbeeldingen en bijschriften.

a Welke historische begrippen uit de leestekst kun je actualiseren met behulp van de hedendaagse afbeeldingen? Je mag een begrip telkens maar één keer gebruiken.

b Beargumenteer mondeling waarom je dat begrip koos.

Crew Dragon, ruimtevaartuig van het Amerikaanse bedrijf SpaceX. Dragon kan tot 7 passagiers vervoeren naar een baan om de aarde en verder.

Begrip:

Digitale illustratie van een afgeplatte aarde in de ruimte. De International Flat Earth Society is een organisatie die beweert dat de aarde plat is.

Begrip:

↑ Instantnoodels, bedacht door de Japanner Momofuku Ando, in 1958. De gedroogde slierten werden enorm populair en tegenwoordig heeft zo goed als iedereen ter wereld dit wel eens gegeten.

Begrip:

Hedendaagse foto van een vaccinatie. Dankzij vaccinatie is de mens bestand tegen heel wat infectieziektes.

Begrip:

Hoofdstuk 2: Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw) 41
©VANIN

3

Vul de krantenartikels aan met de juiste economische vetgedrukte begrippen uit de leestekst. Begrippen die je al invulde, mag je niet meer gebruiken.

Een is niet gezond, zelfs dat van Smartschool niet

Is het Vlaamse onderwijs te afhankelijk van Smartschool, het dominante leerplatform in het secundair onderwijs? ‘Het is belangrijk dat er ruimte komt voor andere spelers.’

Meer dan 90 procent van de secundaire scholen in Vlaanderen gebruikt Smartschool, het digitale leerplatform van de Limburgse kmo Smartbit.

Uit: S. Grymonprez, K. Maenhout, ‘Een monopolie is niet gezond, zelfs dat van Smartschool niet’, 2020-08-26, www.standaard.be

8 manieren om te in vastgoed

1. Appartement

Wie zijn eerste stappen zet als vastgoedinvesteerder, maakt het zichzelf maar beter niet te moeilijk. Een nieuwbouwappartement op een goede locatie vormt alvast een veilige start, menen vastgoedexperts.

2. Tweede verblijf aan zee

Met vakantieverhuur aan zee kunnen rendementen van 4 à 5 procent worden gehaald. Toch wordt slechts 10 procent van de appartementen aan zee aangeschaft uit pure investeringsoverwegingen.

Uit: S. Verschueren, ‘8 manieren om te investeren in vastgoed’, 2020-01-01, www.tijd.be

Elon Musk verkoopt opnieuw Tesla

Tesla-topman Elon Musk heeft opnieuw voor 930 miljoen dollar aan aandelen in de maker van elektrische auto's verkocht, blijkt uit officiële documenten. Omgerekend gaat het om zo'n 817 miljoen euro. Daarvoor verkocht Musk meer dan 934.000 aandelen. Vorige week had Musk al voor 6,9 miljard dollar aan aandelen verkocht.

Uit: ‘Elon Musk verkoopt opnieuw aandelen Tesla’, 2021-11-16, www.trends.knack.be

'China is het meest land ter wereld'

In zijn boek How successful can you be in China? houdt Beaulieu-topman Geert Roelens een pleidooi om China als een gigantische kans te zien. "China is de place to be. Er is plaats om te ondernemen en er is geld."

Uit: K. Cambien, ‘China is het meest kapitalistische land ter wereld’, 2013-11-18, www.trends.knack.be

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 52.

Hoofdstuk 2: Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw) 42
4
©VANIN

Historische vraag 3: Is het mensbeeld dat Stradanus schetste over de inheemse Amerikaanse bevolking representatief voor 16e-eeuwse bronnen?

©VANIN

In 1492 kwam Christoffel Columbus aan in de Caraïben. Enkele decennia later werd het continent Amerika genoemd naar een volgende ontdekkingsreiziger: Amerigo Vespucci. Ook andere ontdekkingsreizigers zouden nog volgen. Via brieven en reisverslagen aan het thuisfront en aan opdrachtgevers werd uit de doeken gedaan wat er allemaal ontdekt werd. Zo werd er een beeld gevormd over de nieuw ontdekte wereld en haar inwoners. In deze historische vraag onderzoek je dit beeld aan de hand van 16e-eeuwse bronnen.

1

Bestudeer bron 1 via de ontdekplaat. Noteer welke beeldvorming over de Amerikaanse inheemse bevolking door Stradanus werd gecreëerd.

Wie wil weten welke beeldvorming hier naar voren wordt geschoven en vanuit welk perspectief, kan de uitwerking van modelling terugvinden in de ontdekplaat. ↑ Bekijk de ontdekplaat.

← Bruggeling Jan Van der Straet (Stradanus 1523-1605) creëerde in Firenze tussen 1575 en 1580 een reeks van twintig prenten, genaamd: Nova Reperta, of ‘nieuwe ontdekkingen’. De prenten tonen de nieuwe uitvindingen en ontdekkingen van de vroegmoderne tijd. Op deze prent komt Amerigo Vespucci aan op het Amerikaanse vasteland.

Hoofdstuk 2: Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw) 43
02g KIJKSTRATEGIEËN
Bron 1: © Album / Metropolitan Museum of Art, NY

2

Bron 2:

Pas het stappenplan van de bronnenstudie toe bij de bronnen 2 en 3.

vrijdag 23 november

Achter de kaap die hij voor de boeg had, rees een hoger gelegen landmassa op, ook naar het Oosten, welke door de indianen die bij hen waren Bohio werd genoemd. Ze zeiden dat dit eiland zeer uitgestrekt was en dat daar mensen woonden die in hun voorhoofd een enkel oog hadden, en verder woonden daar ook kannibalen voor wie ze een grote angst hadden. Ze waren stom van ontzetting toen ze merkten dat de Admiraal (= Columbus) in die richting voer, want ze zouden opgegeten worden. Dat kannibalenvolk zou ook heel goed bewapend zijn. De Admiraal merkt hier op dat hij graag aanneemt dat er iets van waar is. Dat ze wapens bezaten zou er op wijzen dat het om mensen met vernuft (= intelligentie) ging. Hij vermoedde dat ze een aantal indianen gevangen hadden genomen en dat, toen die niet terugkeerden naar hun eigen land, de uitleg was dat ze opgegeten waren. Op die manier werd er, door sommige indianen die hen voor het eerst zagen, ook gedacht over de christenen en de Admiraal.

Uit: Christoffel Columbus: de ontdekking van Amerika: scheepsjournaal 1492-1493. Nijmegen, 1991 (p. 109-110).

Het originele dagboek van Columbus is verloren gegaan. Er circuleren wel kopieën. De beroemdste is de kopie die Bartolomé de las Casas (1484-1566) maakte. Hij schreef vanaf 1527 de geschiedenis van de indianen en om zijn verhaal vorm te geven, gebruikte hij het dagboek van Columbus. Veel geschiedkundigen denken dat de las Casas letterlijk citeerde uit het dagboek waardoor het als redelijk betrouwbaar wordt geacht. In dit fragment duikt voor het eerst het begrip ‘canibales’ op, wat zou kunnen duiden op menseneters. Het valt moeilijk te achterhalen waar het begrip vandaan komt. In ieder geval maakte Columbus nooit kennis met kannibalen, maar hij gaf wel het gerucht door, wat later een excuus zou zijn om indianen als slaaf te gebruiken.

Bron 3:

© Getty Research Inst. Science Source

Bron 4:

← T. De Bry, Grands Voyages, deel III. Frankfurt (1592, p. 179).

Braziliaanse Tupinamba mannen, vrouwen en kinderen eten de gebraden ledematen en romp van een gevangene. De tekenaar van deze afbeelding was een Antwerpse graveur en uitgever. De gravures die hij creëerde, bepaalden mee het beeld dat Europeanen in de 16e eeuw van Amerika en haar inwoners hadden.

Toen Columbus aankwam in de Bahama’s hechtte hij weinig geloof aan de verhalen over kannibalisme of aan mensen met maar één oog in hun voorhoofd. Naderhand drong het echter tot hem door dat verhalen over mensenetende barbaren het goed zouden doen in Europa. De verhalen sloten goed aan bij de verbeelding van

Hoofdstuk 2: Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw) 44
©VANIN

de vroegmoderne bevolking van Europa. Kannibalisme onder de inheemse bevolking was daarbij een goed excuus voor de kolonisatie van Amerika en werd later gebruikt als rechtvaardiging voor de uitbuiting van de inheemse bevolking.

Naar: R.B. Herrmann (ed), To Feast on Us As Their Prey: Cannibalism and the Early Modern Atlantic. Fayetteville, University of Arkansas Press, 2019.

Deze historica werkt aan de universiteit van Cardiff (VK). Ze onderzocht in dit werk waarom plaatselijke bewoners als kannibalen werden afgeschilderd.

search Stap 1: Ik verzamel gegevens over de context van de 2 bronnen.

Bron 2

©VANIN

Bron 3

Wat voor soort bron is het?

Wie is de maker van de bron?

Wanneer is de bron gemaakt?

Waar is de bron gemaakt?

search Stap 2: Ik observeer de bronnen.

✓ Bespreek klassikaal welke beeldvorming in beide bronnen naar voren wordt geschoven.

search Stap 3: Ik interpreteer de bronnen.

✓ Beargumenteer of die beeldvorming van Stradanus representatief was voor de 16e eeuw.

☐ Wel representatief want

☐ Niet representatief want

✓ Lees nu ook bron 4. Beargumenteer of de beeldvorming over de inheemse Amerikaanse bevolking die door Europeanen in de 16e eeuw werd gecreëerd betrouwbaar is of niet.

☐ Wel betrouwbaar want

☐ Niet betrouwbaar want

search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 53.

Hoofdstuk 2: Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw) 45

Uitbreiding 2:

Wie speelde welke rol in de ondergang van het Aztekenrijk in de 16e eeuw?

Historici proberen het verleden te bestuderen en te bepalen wie welke rol speelde. Wie waren de belangrijkste spelers in de historische ontwikkeling?

Vaak wordt er veel aandacht geschonken aan machtige personen en wordt het gewone volk vergeten. Nog geen dertig jaar nadat Columbus voet aan wal zette op de Caraïbische eilanden, trok de Spaanse veroveraar Hernán Cortés samen met zo’n 550 manschappen richting Tenochtitlan, de hoofdstad van het Aztekenrijk. De Spanjaarden hadden wilde verhalen gehoord van een machtig rijk in het hedendaagse Mexico waar veel goud te rapen viel. In 1521 werd Tenochtitlan veroverd.

Lees het krantenartikel en vul bijhorende tabel aan.

Afbeelding uit de Duran Codex, late 16e eeuw, Spaanse rijk. Deze afbeelding toont de eerste ontmoeting tussen Malintzin en Hernan Cortes. ↑

Lees het artikel.

a Noteer in de linkse kolom van de tabel drie oorzaken voor de ondergang van het Aztekenrijk.

b Noteer in de middelste kolom van de tabel welke spelers daarbij een hoofdrol innamen.

c Welke oorzaak had volgens jou de meeste impact? Rangschik de oorzaken volgens impact door nummers van 1 tot 3 te noteren in de rechtse kolom van de tabel. Nummer 1 = meeste impact.

oorzaken hoofdrol impact

d Beargumenteer klassikaal waarom jij die volgorde van impact hebt gekozen.

e Bespreek klassikaal hoe de beeldvorming over de ondergang van het Aztekenrijk is veranderd.

f Bespreek klassikaal hoe Cortés de beeldvorming rond de mensenoffers misbruikte.

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 53.

Hoofdstuk 2: Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw) 46
1
2 © HeritagePics
/ Alamy
©VANIN
Historische

vraag 4:

Welk gevolg van de interculturele contacten tussen de Europese kolonisten en de inheemse Amerikaanse bevolking had de grootste impact?

Europa werd in de vroegmoderne tijd een politiek en economisch centrum. Europeanen maakten gebruik van de vele economische mogelijkheden die de nieuwe handelsroutes naar Azië boden. Voor het eerst werd ook het Amerikaanse continent opgenomen in de wereldhandel. De gevolgen van de Europese expansie en de daaruit volgende interculturele contacten waren politiek en economisch erg groot. Intercontinentale handel en commercialisering in exotische producten zijn daar een voorbeeld van. Zelfs mensen werden als producten verhandeld. In Centraal- en West-Afrika werden slaven aangekocht of buit gemaakt. Schepen volgeladen met Afrikaanse slaven voeren naar Amerika. Daar werden de slaven verkocht aan plantage-eigenaars. Op die plantages werden producten zoals suiker, tabak en katoen geproduceerd die in Europa zeldzaam of erg duur waren. Die producten werden dan met veel winst verkocht in Europa. De driehoekshandel tussen Afrika, Amerika en Europa vind je ook terug op de kaart op p. 33.

1

Bestudeer de 10 bronnen vanaf p. 48. Welke uitspraken in de tabel horen bij welke bron?

Vul de nummers van de juiste bronnen in.

Bron

Titel of bijschrift

Het slaventransport vanuit Afrika steeg geleidelijk aan tijdens de vroegmoderne tijd om een hoogtepunt te kennen aan het einde van de 18e eeuw.

In een kapitalistisch systeem wordt ernaar gestreefd om zoveel mogelijk winst te maken. Slavenondernemingen lieten hun slaven steeds harder werken om zo meer winst te verkrijgen.

Het christendom is de meest voorkomende godsdienst in Amerika.

Zonder de ontdekking van Amerika had je nooit frietjes kunnen eten.

Een Spaanse priester suggereerde Afrikaanse slaven te importeren om de inheemse Amerikaanse bevolking te vervangen.

De inheemse bevolking in Noord-Amerika verdween om plaats te maken voor eerst Europeanen en later Afrikanen, Midden- en Zuid-Amerikanen en Aziaten.

In alle landen van Amerika wordt vandaag overwegend een Europese taal gesproken.

Er wordt geschat dat het gebied dat vandaag Mexico is rond 1605 ongeveer 1 miljoen inwoners telde. En dat terwijl er 85 jaar eerder nog zo’n 25 miljoen mensen woonden. De inheemse bevolking stierf vooral door ziektes die de Europeanen hadden meegebracht.

Hoe meer producten er vanuit Amerika naar Europa werden vervoerd, hoe goedkoper die producten in Europa werden.

Spaanse kolonisten kregen kinderen met de inheemse bevolking in Midden-Amerika.

Hoofdstuk 2: Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw) 47
©VANIN

2

Nu je elke bron aan een uitspraak hebt gelinkt, ga je verder nadenken over de gevolgen van de Europese ontdekkingsreizen. Welke gevolgen link je aan de bronnen? Je kunt één of meerdere bronnen invullen per gevolg.

©VANIN

Bronnen Gevolgen

Er bestond een uitwisseling van organismen tussen de Oude en de Nieuwe Wereld. De dominante Europese cultuur drong zich op in Amerika.

De huidige bevolking in Amerika bestaat naast de bijna verdwenen oorspronkelijke inheemse bevolking uit mensen met een Europese, Afrikaanse en Aziatische achtergrond, of een mengvorm tussen voorgaande.

Kapitalisme en slavernij gingen hand in hand.

Bron 1:

In de loop van de 16e eeuw probeerden de Spanjaarden herhaaldelijk om de indianen te dwingen voor hen te werken, maar dat lukte niet. De indianen stierven aan de pokken, mazelen en andere ziekten die door de Europeanen waren meegebracht.

De epidemieën troffen een continent dat nooit eerder in aanraking was geweest met bacteriën en virussen van de Oude Wereld. Europeanen, Afrikanen en Aziaten waren eeuwenlang aan de ziekten gewend; ze hadden die als kind gekregen en waren immuun geworden. Nooit op enig ander moment in de wereldgeschiedenis is zo’n groot deel van de bevolking van een heel continent in zo’n korte tijd weggevaagd. De demografische ramp in het 16e-eeuwse Amerika was ongekend. Hoeveel indianen er stierven is echter onbekend, hoewel de grote lijn gemakkelijk te vinden is in de bronnen.

Tekst uit en grafiek op basis van: D. Harrison, De Geschiedenis van de Slavernij: van Mesopotamië tot moderne mensenhandel. Utrecht, Omnibook, 2019 (p. 236).

Harrison spreekt over ‘Indianen’ terwijl je vandaag spreekt over de inheemse bevolking van Amerika. Deze cijfers gaan over het Aztekenvolk in wat vandaag Mexico is.

Hoofdstuk 2: Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw) 48
1519 1523 1548 1605 0 5 10 15 20 25 miljoenen inwoners jaartal ↑

Bron 2:

Aan het Spaanse hof kreeg de las Casas grote invloed, en hij was één van de belangrijkste voorstanders van de wetten die de Indiaanse slavernij verboden. Maar hoe zou men de Indiaanse slaven kunnen vervangen? Arbeidskracht was nodig. In 1516 suggereerde de las Casas, als het minst kwade van vele kwade alternatieven, dat de kolonisten van de Nieuwe Wereld zouden overgaan op het importeren van slaven in plaats van ze in Amerika te vangen. De las Casas kon onmogelijk vermoeden waartoe zijn aanbevelingen zouden leiden. Tegen het einde van zijn leven, toen het zwarte inferno van de Nieuwe Wereld een feit was geworden, kreeg hij spijt. Maar toen was het te laat. In een postuum gepubliceerd boek erkent de las Casas zijn fout: dat zijn advies er toe heeft geleid dat de Afrikanen nu dezelfde tragedie moesten ondergaan waarvan hij de indianen probeerde te redden.

Uit: D. Harrison, De Geschiedenis van de Slavernij: van Mesopotamië tot moderne mensenhandel. Utrecht, Omnibook, 2019 (p. 237).

Bron 3:

1801-1825253 1821

Bron: Trans-Atlantische slavenhandel, https://nl.wikipedia.org/wiki/Trans-Atlantische_slavenhandel.

Bron 4:

Groep organismen

Gedomesticeerde dieren

Gewassen

Oude naar Nieuwe WereldNieuwe naar Oude Wereld

Paard

Ezel

Rund

Haver

Koffie

Perzik

Rijst

Kip Varken

Rogge Sla

Cavia

Kalkoen

Lama

Aardappel Tomaat

Aardbei

Ananas

Avocado Maïs

Hoofdstuk 2: Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw) 49
Periode Spanje / Uruguay Portugal / Brazilië Groot- Brittannië Nederland Verenigde Staten Frankrijk Zweden Denemarken / Baltische staten Andere Totaal
624 0000000 624 1526-15501 330 2 513 00000003 843 1551-1575 495 1 832 1 749 00 104 0004 180 1576-16005 57947 2910 697 0 419 00053 986 1601-1625 23 671 99 19801 205000900 124 164 1626-1650 6 222 69 564 10 645 32 543 447 1 392 01 400 325 122 538 1651-1675 6 927 17 08260 94491 068 181 6 0940 653 0182 949 1676-17007
304 100 472 3 166 26 525 0 24 214 250 479 724 1701-17250 246 712 397 292 107 8072 950 111 670 0 7 379 0873 810 1726-1750
84 524 30 612245 4910 4 398 01 351 574
816306 772015 09501 737 110
427 408 111 191 34 525 01 777 589
100 175274 6882 68895 864 126 216 0 13 662 01 866 475 1826-1850223 308884 281035636 344 73 692 02 8571 8611 222 699
0731 80500 1 250 122 911
8801 308 291191104 2733 6869 924 176
1501-15250
15887 635230
0449 631536 918
1751-1775 4 508378 428823 185132 30676
1776-18005 649487 204746 77340 70954
1851-1875 31 097 11 6860077
Totaal 569 126 3 883 8563 082 498594 375377
©VANIN

Bron 5:

Prijs Export

Uit: Russell R. Menard, ‘The Tobacco Industry in the Chesapeake Colonies, 1617-1730: An Interpretation’, Research in Economic History 5. 1980 (p. 157-61).

Bron 6:

Periode Aantal observaties

Aantal pond geoogste tabaksgewassen

Uit: Russell R. Menard, ‘The Tobacco Industry in the Chesapeake Colonies, 1617-1730: An Interpretation’, Research in Economic History 5. 1980 (p. 145).

Bron 7:

Aan het einde van de 18e eeuw telde Spaans-Amerika naar schatting 13 miljoen inwoners. 45 % daarvan was van Spaanse of Afrikaanse afkomst (dus van buitenlandse afkomst). 20 % daarvan was mestizo, een mengvorm tussen Spanjaarden en de inheemse Amerikaanse bevolking. 35 % daarvan behoorde tot de oorspronkelijke inheemse Amerikaanse bevolking.

Naar: R. Vermeir, Een inleiding tot de geschiedenis van de vroegmoderne tijd, De Europese overzeese expansie. Van In, 2008 (p. 291).

Hoofdstuk 2: Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw) 50
7 714 1630-39 2 715 1640-49 10 924
6 1 203 1660-69 21 1 514 1670-79 13 1 599 1680-89 7 1 829 1690-1700 6 1 565
1619-29
1650-59
1616 1620 1624 1628 1632 1636 1640 1644 1648 1652 1656 1660 1664 1668 1672 1676 1680 1684 1688 1692 1696 1700 5 10 15 20
centen Tabak
Jaar 0 1 10 100 1 000 10 000 100 000 1 000 000 10 000 000 100 000 000 25
Britse pond (£) in
in pond (gewicht)
©VANIN

Bron 8: miljoen

Oorspronkelijke inwoners

Europees

Afrikaans

Zuid- en Midden-Amerikaans

Aziaten (en anderen)

rooms-katholiek protestants natuurgodsdienst

4 Bespreek klassikaal of de ontdekkingsreizigers al dan niet terecht werden vereerd door een standbeeld. 3

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 53.

Hoofdstuk 2: Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw) 51
1650 1750 1850 1900 1950 2000 0 22,5 45 67,5 90 12,5 135 157,5 4 0,5 1 1 0,3 0,3 20 0,4 0,3 50 10 10 5 0,5 105 15 20 10 2 165 40 50 35 1650 1750 1850 1900 1950 2000
Bron 10: Bron 9:
©VANIN

Conclusie IV

Antwoorden op de onderzoeksvragen

Antwoord met volzinnen.

Historische vraag 1: Waarom kregen ontdekkingsreizigers vooral in de moderne en hedendaagse tijd een standbeeld?

Uitbreiding 1: Waarom staat Europa meestal centraal op de wereldkaart?

Historische vraag 2: Waarom gingen in de 15e eeuw Europeanen op ontdekkingsreizen?

Vul het onderstaande schema aan met één oorzaak en minstens twee motieven en voorwaarden.

Oorzaak

Motieven

Competitie tussen staten

Voorwaarden

Kennis

06

STRUCTUURBEGRIPPEN

Ontdekkingsreizen, imperialisme en kolonialisme

Hoofdstuk 2: Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw) 52
©VANIN

Historische vraag 3: Is het mensbeeld dat Stradanus schetste over de inheemse Amerikaanse bevolking representatief voor 16e-eeuwse bronnen? Beantwoord de vraag en beargumenteer waarom wel of niet. Noteer ook of die beeldvorming betrouwbaar was of niet.

©VANIN

Uitbreiding 2: Wie speelde welke rol in de ondergang van het Aztekenrijk in de 16e eeuw?

Historische vraag 4: Welke gevolg van de interculturele contacten tussen de Europese kolonisten en de Amerikaanse inheemse bevolking had de grootste impact?

V

Synthese

Situeren in tijd en ruimte

↑ Gebruik een schrijfkader als hulpmiddel bij HV1 en HV2.

Ontdekkingsreizigers kregen pas in de moderne en hedendaagse tijd standbeelden omdat men toen in verschillende staten op zoek ging naar een geschiedenis met helden die het nationale gevoel konden versterken.

100011001200130014001500160017001800 2000 19001945

ontdekkingsreizen

standbeelden

toenemende mondialisering

Hoofdstuk 2: Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw) 53
MIDDELEEUWEN VROEGMODERNE TIJD MODERNE TIJD
HEDENDAAGSE TIJD

Kolonialisme: de Europese expansie ca. 1600

Schema

Historisch redeneren: de representativiteit van bronnen bepalen

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

Meerdere bronnen geven hetzelfde beeld = representatief beeld

Dagboek Columbus

Afbeelding Stradanus

Afbeelding Theodore De Bry

Bekijk de volledige schematische samenvatting bij het onlinelesmateriaal.

Beeldvorming: inheemse Amerikaanse bevolking = wilde kannibalen

Samenvatting: Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw)

Al sinds de kruistochten werden Oosterse luxeproducten via Constantinopel in de Middellandse Zee ingevoerd in Europa. De stad werd in 1453 echter veroverd door de Ottomanen en die vroegen steeds hogere prijzen voor de Oosterse handelsgoederen. Portugal en Spanje, maar later ook andere staten, verkenden daarom andere maritieme mogelijkheden. Nieuwe technologieën binnen

Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw)

Hoofdstuk 2:
54
©VANIN

de transportrevolutie maakten bovendien lange oceaanreizen mogelijk. De Portugezen zochten en vonden de route rond Afrika, de Spanjaarden probeerden door westwaarts te varen in het Oosten uit te komen. Columbus stootte daarbij in 1492 op een voor de Europeanen nog onbekend continent: Amerika. Die maar ook andere ontdekkingen hadden een grote invloed op het mens- en wereldbeeld van de Europeanen in de vroegmoderne tijd. Hoe meer gebieden werden veroverd en gekoloniseerd, hoe meer superieur ze zich waanden. De inheemse bevolking van Amerika werd afgeschilderd als wilde kannibalen die het verdienden om overheerst te worden.

Mensen uit alle standen van de gelaagde samenleving trokken mee op ontdekking en kolonisatie. Iedereen hoopte op rijkdom, prestige of de bekering van de Nieuwe Wereld: kapiteins, wetenschappers, priesters, armen … Vele ontdekkingsreizigers werden in de moderne en hedendaagse tijd vereerd met een standbeeld. Europese landen waren in die periodes op zoek naar helden uit het verleden waarop men trots kon zijn en die de nationale identiteit zouden versterken. Vandaag worden die standbeelden in vraag gesteld.

In de vroegmoderne tijd ontstond ook een nieuw economisch systeem dat kapitalisme wordt genoemd. Dat systeem was gebaseerd op het investeren van geld met de verwachting winst te maken. Iedereen die dat wou, kon toen geld investeren in veroverings- en kolonisatieprojecten.

De interculturele contacten tussen de Europese kolonisten en de inheemse Amerikaanse bevolking had verregaande gevolgen die vandaag nog zichtbaar zijn. Omdat de inheemse bevolking door ziektes en uitbuiting grotendeels was verdwenen, werden uit Afrika slaven aangevoerd. Geheel volgens de kapitalistische gedachte liet men die slaven steeds harder werken om zo meer winst te maken. De huidige bevolking in Amerika bestaat uit mensen met een voornamelijk Europese, Afrikaanse en Aziatische achtergrond, of een mengvorm hiervan. De dominante Europese cultuur had zich eeuwenlang opgedrongen waardoor de meeste mensen in Amerika vandaag een Europese taal spreken en het christelijk geloof aanhangen. Er kwam ook een uitwisseling in organismen.

Historisch denken:

Je leerde de volgende historische begrippen. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.

HISTORISCHE BEGRIPPEN

—cultureel: levensbeschouwelijke organisatie (bekeren, christendom), mens- en wereldbeeld, technologie (navigatie), wetenschappen

—economisch: commercialisering, economisch systeem, handel (aandeel, driehoekshandel, monopolie), innovatie, kapitalisme (investeren), mondialisering, transportrevolutie

—politiek: bestuurlijke organisatie (hoofdstad, koning, vorst), imperialisme, (Europese expansie, handelspost), kolonialisme (kolonisatie, overzeese territoria), republiek, veranderende territoriale invuling (verovering)

sociaal: demografische processen (epidemie), gelaagde samenleving (stand), geweld, slavernij

Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit. periode – centrum – maritiem – periferie – westers

STRUCTUURBEGRIPPEN

Hoofdstuk 2: Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw) 55
05
06
©VANIN

Zelfevaluatie

In dit hoofdstuk bestudeerde je de Europese ontdekkingsreizen tijdens de vroegmoderne tijd. Dit zelfevaluatieformulier kan je helpen om te bepalen wat je al goed kunt en aan welke elementen je nog moet werken.

Dit kan ik … goed

HISTORISCH REFERENTIEKADER

Je kunt een drietal ontdekkingsreizigers hun ontdekking en de oprichting van hun standbeeld situeren in de tijd.

Je kunt de oorzaak en minstens twee motieven en voorwaarden voor de vroegmoderne ontdekkingsreizen geven.

Je kunt beschrijven hoe de Europese ontdekkingsreizigers in contact kwamen met de rest van de wereld en daarbij volgende begrippen gebruiken: mens- en wereldbeeld, wetenschappen, technologie, handel, innovatie, transportrevolutie, economische systemen, kapitalisme, commercialisering, mondialisering, imperialisme, kolonialisme, gelaagde samenleving, slavernij.

Je kunt deze begrippen ook in een andere, bijvoorbeeld een hedendaagse, context toepassen.

HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN

Je kunt verklaren welke presentatie van de wereld vandaag de meest gebruikte is en waarom.

Je kunt evalueren of de beeldvorming zoals die in de bron van Stradanus over de inheemse Amerikaanse bevolking, representatief en betrouwbaar was voor de beeldvorming tijdens de vroegmoderne tijd.

Je kunt uitleggen welke oorzaken aan de basis lagen voor de ondergang van het Aztekenrijk en daarbij bepalen welke oorzaken de grootste impact hadden.

Je kunt de gevolgen van de ontdekkingsreizen afleiden uit bronnen en ze uitleggen.

BEELDVORMING BEARGUMENTEREN

Je kunt uitleggen welk mensbeeld Stradanus over de inheemse Amerikaanse bevolking creëerde en vanuit welk perspectief die beeldvorming ontstond.

REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST

Je kunt uitleggen waarom ontdekkingsreizigers vooral standbeelden kregen tijdens de moderne en hedendaagse tijd.

Je kunt beargumenteren welk gevolg van de ontdekkingsreizen volgens jou de grootste impact had.

Wat kan ik zelf nog doen om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?

Wat heb ik nog nodig van de leraar om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?

Hoofdstuk 2: Ontdekkingsreizen en mondialisering (wereld, 15e-18e eeuw) 56
onvoldoende
©VANIN

Humanisme, renaissance en reformatie

(Europa, 15e en 16e eeuw)

©VANIN

Hoofdstuk

← Leonardo da Vinci, Mens van Vitruvius (ca. 1490). Vitruvius, een architect uit de klassieke oudheid, beschreef in zijn werk De architectura een stelsel van menselijke lichaamsverhoudingen. Hij legde uit dat het lichaam precies in een omgeschreven cirkel of vierkant met de navel als middelpunt past. Hiermee wilde hij zeggen dat de mens de maat van alle dingen is. Leonardo da Vinci, een kunstenaar en wetenschapper uit de 15e-16e eeuw, baseerde zich op de ideeën van Vitruvius en maakte deze tekening. Die staat symbool voor het vernieuwde wereldbeeld van de vroegmoderne tijd waarin de mens als het middelpunt van het heelal werd beschouwd. Dit beeld staat op de Italiaanse versie van de 1 euromunt.

57
3

Wat weet je al?

1

In Sapiens 3 leerde je dat de kennis die een samenleving bezit, vaak voortkomt uit een wisselwerking met andere culturen. Vertel mondeling welke beïnvloeding hier schematisch wordt aangetoond.

©VANIN

antieke kennis van de Grieken, Romeinen, Perzen, Chinezen en Indiërs

stimulans Koran veroveringen

bloei Arabische wetenschappen Kennis in West-Europa

internationale handel steun kaliefen

II

Wat weet je nog niet?

In dit hoofdstuk leer je waarom historici de periode van ca. 1500 tot ca. 1800 als de vroegmoderne tijd beschouwen.

✓ Aan de hand van een tijdlijn onderzoek je waarom kritische denkers van de 15e-16e eeuw hun tijd als een aetas nova of nieuwe tijd ervaarden (HV1).

✓ Je ontdekt aan de hand van een kaartoefening welke religieuze stromingen in Europa aanwezig waren in de vroegmoderne tijd (HV2).

✓ Daarna onderzoek je de invloed van het humanisme op het christendom tijdens de vroegmoderne tijd (HV3).

✓ Je ontdekt welke invloed het kritische denken in de aetas nova had op de artistieke uitingen en op de ontwikkeling van de wetenschappen van de vroegmoderne tijd (HV4).

✓ In een bronnenstudie rond Desiderius Erasmus onderzoek je het belang van de contextinformatie om een historische vraag te beantwoorden (HV5).

✓ In een uitbreiding kun je ten slotte de rol van de boekdrukkunst in de vroegmoderne tijd evalueren (U1).

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw) 58
I

Op onderzoek III

Historische vraag 1: Waarom noemden kritische denkers van de 15e en 16e eeuw hun tijd een aetas nova of een nieuwe tijd?

Om historische vragen te kunnen beantwoorden heb je de juiste bronnen nodig. Kies één historische vraag uit dit hoofdstuk, en bedenk zelf welke bronnen je nodig hebt om deze vraag te beantwoorden. Bekijk nadien verder in het hoofdstuk welke er aangeboden worden, en bespreek klassikaal welke andere bronnen je nog zou kunnen gebruiken om de vraag te beantwoorden.

Historische vraag 2: Welke religieuze stromingen waren er in Europa tijdens de vroegmoderne tijd?

Historische vraag 3: Welke invloed had het humanisme op het christendom in het vroegmoderne Europa?

Historische vraag 4: Welke invloed had het humanisme op kunst en wetenschap van de 15e en 16e eeuw?

Historische vraag 5: Waarom is Lof der Zotheid van Desiderius Erasmus een goed voorbeeld van humanisme?

Uitbreiding 1: Waarom noemde de monnik Filippo di Strata de boekdrukkunst een hoer?

Beantwoord de bestudeerde historische deelvragen.

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw) 59
01
VRAGEN
HISTORISCHE
©VANIN

Historische vraag 1: Waarom noemden kritische denkers van de 15e en 16e eeuw hun tijd een aetas nova of nieuwe tijd?

In de loop van de 15e eeuw vonden verschillende kritische denkers dat er een nieuwe tijd of aetas nova was aangebroken in West-Europa. Ze plaatsten de tijd waarin ze leefden tegenover de aetas media of tussentijd. Hiermee bedoelden ze de middeleeuwen, de periode tussen de klassieke oudheid en hun eigen tijd. Je leerde in Sapiens 3 al over de mythe van de zogenaamde donkere middeleeuwen. In deze historische vraag probeer je te begrijpen wat die kritische denkers juist bedoelden met de term aetas nova.

©VANIN

Bestudeer de tijdlijn. Kruis de juiste stelling aan.

☐ De aetas nova wordt volledig in de middeleeuwen gesitueerd.

☐ De aetas nova vormde de overgang van de middeleeuwen naar de vroegmoderne tijd.

☐ De aetas nova wordt volledig in de vroegmoderne tijd gesitueerd.

Kopergravure uit 1650 van de 15e-eeuwse Florentijnse filosoof Pico della Mirandola.

16e-eeuwse kopergravure van een drukkersatelier door Theodoor Galle (Antwerpen).

16e-eeuws portret van Maarten Luther, gemaakt door de Duitser Lucas Cranach de oudere. Luther was de grondlegger van het protestantisme. 1

← De geboorte van Venus door de schilder Sandro Botticelli (Firenze, 15e eeuw). Botticelli was een kunstenaar uit de renaissance.

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw) 60
© Artepics / Alamy © BTEU/AUSMUM / Alamy © Granger
© FineArt / Alamy
= AETAS MEDIA 1200 1300 1700 AETAS NOVA 1600 1500 1400 BOEKDRUKKUNST RENAISSANCE REFORMATIE HUMANISME
VROEGMODERNE TIJD
MIDDELEEUWEN

2

Vergelijk de kijk op de mens uit bron 1 (begin 15e eeuw) met die uit bron 2 (einde 15e eeuw) en kruis in de tabel aan of de stelling uit bron 1 of uit bron 2 kan afgeleid worden.

©VANIN

Stelling

Het woord van God is de enige gids in het leven.

God staat centraal in het leven van de mens en de mens is aan God onderworpen.

De mens staat centraal in de wereld.

De gelovige leeft en handelt volgens eigen inzichten en keuzes.

De mens is onderworpen aan het oordeel van God en heeft geen eigen inzichten.

Eens door God geschapen, kreeg de mens een vrije wil en kon hij daarnaar handelen.

Bron 1Bron 2

Bron 1:

“Wie luistert naar het Eeuwige Woord (de Bijbel), wordt bevrijd van alle meningen. Zonder dat Woord heeft niemand inzicht of een juist oordeel.”

Fragment uit Navolging van Christus van Thomas à Kempis, monnik en filosoof (begin 15e eeuw).

Mensbeeld in de middeleeuwen

Bron 2:

“God maakte de mens (…) en plaatste hem in het centrum van de wereld. Hij sprak hem vervolgens toe: ‘Adam, wij hebben je geen vaste verblijfplaats of geen bepaald gedrag of bezigheid opgelegd. Afhankelijk van je verlangens of oordeel, kun je die dingen zelf bepalen. Je handelt in overeenstemming met je eigen vrije wil die we jou hebben geschonken. Vanuit je eigen vrijheid en eergevoel, ben je in staat jezelf de vorm te geven die je zelf wenst.”

Fragment uit Oratie over de menselijke waardigheid van de filosoof Giovanni Pico della Mirandola (Firenze, einde 15e eeuw).

Mensbeeld in de aetas nova

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw) 61

3

Bestudeer bron 3 en lees het bijschrift. Kennis wordt vaak opgebouwd door wisselwerking tussen culturen. Toon dit aan door het schema boven de bron in te vullen.

©VANIN

Rol Europeanen:

Rol Arabieren: Rol Byzantijnen:

nieuwe tijdsgeest aetas nova

Bron 3:

Belegering van Constantinopel, Philippe de Mazerolles (1453). Het nieuwe mensbeeld in de aetas nova kwam er niet zomaar. Al in de 14e eeuw grepen Italiaanse schrijvers terug naar klassieke teksten van Grieken en Romeinen. Die teksten getuigden van een groot vertrouwen in de mens en zijn kunnen. Ze waren deels via de Arabieren en deels via de handelscontacten met de Byzantijnen in West-Europa terechtgekomen. Toen in 1453 Constantinopel, de hoofdstad van het Byzantijnse rijk, werd ingenomen door de Ottomanen, vluchtten Byzantijnse geleerden met hun kennis en met oude Griekse teksten naar West-Europa. De belangstelling voor de klassieke oudheid kwam in een stroomversnelling. Door de ontdekking van de Nieuwe Wereld door de Europeanen werd vanaf 1492 ook het wereldbeeld aanzienlijk verruimd.

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw) 62

4

Bestudeer bron 4 en lees aandachtig het bijschrift. Maak daarna de opdrachten.

a Vul het schema aan.

Mensbeeld:

maakbare mens waarbij

centraal staat

Welke eeuw? humanitas = Inspiratie uit

Welke naam gaven de humanisten aan die periode?

b Herlees bron 2 op p. 61 en beargumenteer waarom Pico della Mirandola een humanist was. humanisme

©VANIN

5

Bron 4:

Zes Toscaanse dichters door Giorgio Vasari, Firenze, in 1544. Van links naar rechts: Marsilio Ficino, Cristoforo Landino, Francesco Petrarca, Giovanni Boccaccio, Dante Alighieri en Guido Cavalcanti. Op dit schilderij staan een aantal belangrijke laatmiddeleeuwse dichters en schrijvers uit Noord-Italië. Zij bestudeerden de teksten uit de klassieke oudheid waarin vooral de mens centraal stond. In de middeleeuwen daarentegen werd de mens vooral als een lid van een groep zoals de stand of de geloofsgemeenschap beschouwd. In de 15e eeuw benaderden geleerden de mens steeds meer als een individu, zoals dat ook in de klassieke oudheid gebeurde. Door kritisch denken kon de mens zijn eigen lot in handen nemen en de samenleving actief sturen. In dit mensbeeld werd de mens dus beschouwd als een ‘maakbare mens’ in een ‘maakbare wereld’. Omwille van dat groot vertrouwen in de mens noemden de taalkundigen en filosofen van die tijd zichzelf humanisten. Het begrip humanisme is afgeleid van het Latijnse woord humanitas, wat ‘menselijkheid’ betekent. Het humanisme was een belangrijke stap naar het mensbeeld dat je vandaag ook kent. Historici beschouwen de aetas nova (zie tijdlijn op p. 60) onder meer daarom als de start van de vroegmoderne tijd.

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 80.

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw) 63
© Vidimages / Alamy

Historische vraag 2: Welke religieuze stromingen waren er in Europa tijdens de vroegmoderne tijd?

In deze historische vraag bestudeer je welke religies en religieuze stromingen aanwezig waren in het Europa van de vroegmoderne tijd. Je onderzoekt of er veranderingen plaatsvonden ten opzichte van de middeleeuwen.

1

Bestudeer de kaarten. Gebruik eventueel je Histokit.

Kaart 1: Dominante religies en religieuze stromingen tijdens de hoge middeleeuwen

Kaart 2: Dominante religies en religieuze stromingen tijdens de vroegmoderne tijd

2

Vergelijk beide kaarten met elkaar en ga na of er sprake is van continuïteit of verandering. Beargumenteer daarbij je keuze.

Volgens de kaarten is er hier duidelijk sprake van continuïteit/verandering binnen het christendom want

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw) 64
02g
Rome anglicanisme Rome
KIJKSTRATEGIEËN
©VANIN

3

Noteer met behulp van de kaarten op de vorige pagina de juiste religie of religieuze stroming van de 16e eeuw bij de omschrijving in de tabel.

©VANIN

Stellingen Welke religie of religieuze stroming?

Religieuze stroming van het christendom die in de 16e eeuw vooral aanhang verloor in Engeland, Scandinavië, Noord-Duitsland en Oost-Europa ten voordele van het protestantisme. In Spanje heeft ze gebied veroverd ten nadele van de islam.

Religieuze stroming van het christendom die aanhang verloor in de Balkan en Zuidoost-Europa ten voordele van de islam maar zich verder verspreid heeft in Noordoost-Europa.

Religie die in het westen uit Spanje verdwenen is maar zich in het oosten verspreid heeft naar de Balkan en Zuidoost-Europa.

De verzamelnaam voor nieuwe religieuze stromingen binnen het christendom tijdens de reformatie, met grote aanhang in NoordEuropa (Scandinavië, Noord-Duitsland, Noordelijke Nederlanden), in Oost-Europa en in Zwitserland.

Religieuze stroming binnen het christendom ontstaan tijdens de reformatie, onder leiding van de Engelse koning. Ze leunde aan bij het nieuwe protestantisme en bij de oude rooms-katholieke tradities.

4

Welke oudste monotheïstische religie was zeker ook aanwezig in de middeleeuwen en vroegmoderne tijd maar vind je niet op de kaart terug? Waarom staat ze niet aangegeven?

5

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 80.

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw) 65

Historische vraag 3:

Welke invloed had het humanisme op het christendom in het vroegmoderne Europa?

1

Lees de tekst en gebruik daarbij de juiste leesstrategie. Maak daarna de oefeningen op p. 68-70.

©VANIN

3.1 Kritiek op de rooms-katholieke kerk

De kritische geest van de humanisten inspireerde christelijke denkers om de Bijbel opnieuw te interpreteren en kritisch te kijken naar de manier van geloven en naar de gang van zaken in de katholieke kerk. Er kwam vooral kritiek op het systeem van aflaten die de kerk gebruikte. Dat waren brieven die de kerk te koop aanbood aan gelovigen en waarmee christenen hun plaats in de hemel konden afkopen. De kerk gebruikte die inkomsten voor onder andere grootse bouwwerken.

Hedendaagse foto van de Sint-Pietersbasiliek in Vaticaanstad. De bouw van deze kerk werd in de 16e eeuw gefinancierd door onder andere de verkoop van aflaten.

3.2 De reformatie

Voor kritische denkers was een religieuze vernieuwing binnen de kerk broodnodig. Er moesten dringend terug antwoorden gevonden worden op de belangrijkste vraag: hoe kun je echt geloven? De critici hoopten op een religieuze hervorming of reformatie binnen de kerk waarbij wantoestanden zoals de verkoop van aflaten zouden worden aangepakt. De katholieke kerk wilde niet aan macht inboeten of inkomsten uit aflaten verliezen en accepteerde de kritiek dus niet. Daardoor kwam de katholieke kerk steeds meer tegenover de christelijke hervormers te staan. De reformatie mondde uit in een religieuze breuk binnen het christendom. De christenen die hun eigen weg gingen, werden uit protest tegen de kerk, protestanten genoemd. Zo werd protestantisme de verzamelnaam voor alle christelijke bewegingen die tijdens de reformatie finaal de katholieke kerk verlieten.

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw) 66
02f LEESSTRATEGIEËN

3.3 Het protestantisme

Omdat in de loop der jaren bij het kopiëren van handschriften veel fouten waren geslopen in de teksten, zochten de humanisten steeds naar de meest oorspronkelijke tekst van overgeleverde bronnen. Gebaseerd op die methode keerden de protestanten zoals de Duitse priester Maarten Luther weer naar de oudste bron van het geloof: de Bijbel. Luther en aanhangers bekritiseerden vanaf 1520 ook bepaalde toenmalige katholieke gewoonten en tradities zoals de verkoop van aflaten, het vereren van heiligen, het celibaat en de biecht, aangezien die niet vermeld staan in de Bijbel. Volgens het protestantisme hadden die gewoonten de christenen afgeleid van het echte geloof in God. De protestanten, net zoals de humanisten, geloofden in de kracht van het individu. Iedere gelovige kon persoonlijk in contact komen met God. Alleen door het geloof kon men vergeving voor de zonden krijgen en in de hemel komen. Voor Luther moest de kerk een gebedshuis zijn zonder heiligenbeelden en andere pracht en praal, een sobere ruimte waar gelovigen in alle rust de Bijbel konden lezen en interpreteren.

Vooral in Scandinavië, de Noordelijke Nederlanden, het Duitse rijk en Zwitserland steeg de populariteit van het protestantisme snel. Eens de discussie over de kerk losbarstte, zagen nog andere protestantse bewegingen het levenslicht. Naast het lutheranisme ontstond onder meer het calvinisme. De stichter Johannes Calvijn beschouwde ook de Bijbel als basis van het geloof. Maar waar Luther geloofde in de kracht van het individu en dat bijgevolg iedere gelovige als het ware zijn eigen priester was, moest voor Calvijn de hele samenleving georganiseerd worden op basis van strakke en strenge voorschriften. Dit hield onder andere in dat zaken zoals alcohol, gokken, prostitutie, muziek en dans … sterk afgeraden of verboden werden.

©VANIN

16e-eeuws portret van Maarten Luther, geschilderd door de Duitser Lucas Cranach de oudere. Luther was een Duitse monnik en godsgeleerde die zich afzette tegen bepaalde katholieke tradities en gewoonten. De breuk binnen het christendom die volgde was niet zijn bedoeling, hij wilde dat de katholieke kerk van binnenuit zou hervormen.

In Engeland sloot koning Hendrik VIII zich aan bij de reformatie. Dat deed hij niet zozeer om religieuze redenen maar omwille van een persoonlijk conflict met de paus. De koning wou trouwen met zijn maîtresse Anna Boleyn en vroeg daarom aan de paus om zijn huwelijk te ontbinden. Toen de paus dat weigerde, brak Hendrik VIII met de roomskatholieke kerk en stichtte hij in zijn land zijn eigen kerk met eigen accenten. Zo plaatste hij zichzelf als koning aan het hoofd van de anglicaanse kerk.

3.4

Verspreiding protestantisme

Dankzij de boekdrukkunst werden de opvattingen van Luther snel verspreid en kreeg het protestantisme ruime aanhang. Luthers geschriften in het bijzonder, maar ook de pamfletten en spotprenten van de protestanten in het algemeen, werden gepubliceerd in de volkstaal, zodat meer mensen ze konden lezen. Ze bereikten niet enkel de intellectuelen, maar ook de middenklasse van kooplui en ambachtslui.

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw) 67
© FineArt / Alamy ↑ Bekijk het filmpje.

2

Noteer vier rooms-katholieke gewoonten en tradities uit de leestekst waarop het protestantisme kritiek leverde.

©VANIN

3

Welke kenmerken van het protestantisme kun je uit de leestekst halen?

a Wat was de bron van het geloof?

b Welke rol kreeg het individu in het protestantisme?

c Hoe moest de kerk ingericht worden?

d Markeer bij bovenstaande drie vragen de kenmerken die geïnspireerd werden door het humanisme.

4

Plaats de volgende begrippen uit de leestekst voor de juiste omschrijving. Kies uit: calvinismereformatie - lutheranisme - protestantisme - anglicaanse kerk

Christelijke hervorming in de aetas nova.

Verzamelnaam voor verschillende christelijke religieuze bewegingen die een hervorming binnen de roomskatholieke kerk verlangden maar uiteindelijk braken met Rome.

Protestantse christelijke religieuze stroming die ervan uitgaat dat iedere individuele gelovige christen de Bijbel kan interpreteren en zijn eigen relatie met God kan opbouwen.

Protestantse religieuze stroming die op basis van de Bijbel de hele samenleving volgens strakke en strenge voorschriften organiseert.

Protestantse kerk onder leiding van de Engelse koning waarin protestantse met rooms-katholieke kenmerken worden vermengd.

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw) 68

5

Bestudeer bron 1 met bijschrift en maak de onderstaande opdrachten.

a Trek een lijn van boven naar onder in het midden van de prent zodat beide groepen duidelijk van elkaar worden onderscheiden.

b Trek op de prent twee cirkels; eentje rond hetgeen op de linkerkant van de weegschaal ligt en eentje rond hetgeen op de rechterkant ligt.

Bron 1:

©VANIN

De Bijbel op de weegschaal, anonieme spotprent uit ca. 1560. De weegschaal verdeelt de prent in twee delen met twee groepen mensen. Op de linkerkant van de weegschaal zie je een priester, de Bijbel, de sleutel tot de hemel en de tiara, de pauselijke kroon.

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw) 69
© Art World / Alamy

c Met de informatie uit de leestekst kun je bepalen welke kant van de prent het protestantisme symboliseert en welke kant het rooms-katholicisme. Vul beide godsdienstige stromingen aan in de kaders onder de prent en beargumenteer dan hieronder je keuze.

©VANIN

6

d Deze prent is een goed voorbeeld van een spotprent waarbij een bepaalde, vaak politieke, religieuze of sociale situatie wordt bekritiseerd. Is deze spotprent gemaakt door protestanten of door rooms-katholieken? Beargumenteer je keuze.

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 80.

Historische vraag 4:

Welke invloed had het humanisme op kunst en wetenschap van de 15e en 16e eeuw?

Het humanisme inspireerde kunstenaars en wetenschappers om met een andere blik naar mens en wereld te kijken. De belangstelling van de humanisten voor de klassieke teksten, spoorde kunstenaars aan om ook kunst- en cultuuruitingen uit de oudheid te bestuderen. Die waren vooral aanwezig in Italië, het hart van het Romeinse rijk. Je onderzoekt waarom de klassieke kunst terug hip was in de aetas nova. Ook wetenschappers werden door de humanisten geïnspireerd en gingen op onderzoek.

1

Bestudeer de kunstuitingen van bron 1, 3, 5 (klassieke oudheid) en vergelijk hen met bron 2, 4, 6 (aetas nova). Er zijn opvallende gelijkenissen. De oudheid was immers de belangrijkste inspiratiebron van de kunstenaars van de aetas nova. ↑ Bekijk het filmpje.

Mocht je je kennis over de oudheid willen opfrissen, bekijk dan het filmpje bij het onlinelesmateriaal.

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa,
70
15e en 16e eeuw)

Klassieke oudheid Aetas nova

Bron 1: Bron 2:

↑ Antieke tempel Pantheon met koepel, herbouwd in de 2e eeuw, in Rome.

↑ Santa Maria del Fiore of Dom, koepel door Brunelleschi voltooid in 1420 in Firenze.

Bron 3: Bron 4:

©VANIN

↑ De Griekse goden Hermes en Dionysus door Praxiteles (4de eeuw voor Christus), museum Olympia.

↑ De Bijbelse koning David door Michelangelo (1501-1504), Firenze, Galleria dell'Accademia.

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e
16e eeuw) 71
en

Klassieke oudheid Aetas nova

Bron 5: Bron 6:

Romeinse mozaïek met Leda en de zwaan (3e eeuw)

Pafos, Cyprus Museum, Nicosia. Leda en de zwaan is een verhaal uit de Griekse mythologie waarbij Zeus zich in een zwaan had vermomd om Leda te verleiden.

Kopie van Leonardo da Vinci’s schilderij van Leda en de zwaan door Cesare da Sesto (begin 16e eeuw), Firenze.

©VANIN

2

In de onderstaande tabel werden bij drie kunstuitingen kenmerken geplaatst. Er is telkens één kenmerk dat niet thuishoort bij die kunstuiting. Vink dat aan.

Gelijkenissen oudheid - aetas nova

Bronnen 1 en 2

Architectuur

☐ De twee gebouwen hebben een koepel.

☐ Er worden bij beide bouwwerken wiskundige of geometrische vormen gecombineerd (driehoek, cirkel).

☐ Bij beide gebouwen reiken hoge torens naar de hemel.

☐ Het karakter bij beide gebouwen is monumentaal, helder, rationeel.

☐ In de geveldecoratie is er telkens een ritmisch lijnenspel van zuilen of vlakken.

Bronnen 3 en 4

Beeldhouwkunst

☐ Bij beide beelden staat de naakte mens centraal.

☐ De lichamen zijn niet natuurgetrouw weergegeven.

☐ De lichamen zijn in beide gevallen gespierd en bijna perfect (idealisering).

☐ De houding is bij de twee figuren beweeglijk, sierlijk en natuurlijk.

☐ Het thema bij beide beelden is godsdienstig.

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa,
72
15e en 16e eeuw)
© History and Art Collection / Alamy

Bronnen 5 en 6 Mozaïek- en schilderkunst

☐ De beide thema’s zijn geïnspireerd op de klassieke mythologie.

☐ Mens en natuur staan bij beide centraal.

☐ Beide beeldende kunstwerken zijn een natuurgetrouwe weergave.

☐ Beide naakten zijn verleidelijk en geïdealiseerd.

☐ Beide dames hebben een beweeglijke en sierlijke pose.

☐ Beide werken hebben een christelijk thema.

☐ Beide beeldende werken hebben een evenwichtige en symmetrische compositie.

©VANIN

3

Omdat de klassieke kunst uit de oudheid zo inspirerend was, leefde het gevoel dat de klassieke kunst herboren was. De artistieke stroming van de aetas nova werd daarom renaissance genoemd, in het Italiaans rinascita, wat letterlijk ‘wedergeboorte’ betekent. Kruis de twee juiste verbanden tussen het humanisme en de renaissance aan.

☐ Bij humanisme en renaissance staat de mens centraal.

☐ Humanisme en renaissance zijn beide literaire bewegingen die de antieke teksten bestudeerden.

☐ Zowel het humanisme als de renaissance waren geïnspireerd door het mensbeeld van de klassieke oudheid.

☐ Zowel het humanisme als de renaissance braken met het christendom.

4

De humanisten inspireerden ook wetenschappers. Dat leidde tot innovaties. Bestudeer de afbeeldingen met bijschriften van bronnen 7 tot en met 9 op p. 74-75. Maak dan de onderstaande opdrachten.

a In welke wetenschappelijke discipline of tak situeer je de drie wetenschappers?

Bron Wetenschapper Wetenschappelijke discipline

Bron 7 Mercator

Bron 8Vesalius

Bron 9Copernicus

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw) 73

b Herlees de bijschriften en noteer waarom vooral de wetenschappelijke methode in de aetas nova baanbrekend was en de basis vormt van de moderne wetenschap.

©VANIN

Dubbel-hartvormige projectie van de wereld op kaart, door Vlaamse kaartenmaker Gerardus Mercator (1538). Mercator (1512-1594) was een kaartenmaker uit Rupelmonde. Hij bouwde verder op de klassieke kennis en in navolging van de Arabieren experimenteerde hij met projecties van de wereldbol op het platte kaartvlak. Hij kwam uiteindelijk tot de ‘Mercatorprojectie’, waarbij hij de aardbol op een cilinder projecteerde en de cilinder op het plat vlak, en waarbij hij lengte- en breedtegraden als evenwijdige lijnen markeerde.

Anatomische studie, oorspronkelijk gepubliceerd in De Humani Corporis Fabrica, Libri Septem, door Andreas Vesalius (1543). De ZuidNederlandse arts Andreas Vesalius (1514-1564) onderzocht de werking van het menselijk lichaam aan de hand van proefondervindelijk onderzoek. Waar de GrieksRomeinse arts Galenus in de oudheid zijn kennis haalde uit dissecties op dieren, ontleedde Vesalius het menselijk lichaam aan de hand van dissecties op lijken van mensen.

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw) 74 © Arterra Picture Library / Alamy
© Classic Image / Alamy
Bron 7: Bron 8:

Nicolaas Copernicus, voorstelling van het heliocentrisme uit De revolutionibus orbium coelestium, eerste druk in 1543. De Poolse wiskundige en astronoom Nicolaas Copernicus (1473-1543) bouwde verder op de klassieke en Arabische kennis en onderzocht de wetten van de natuur. Aan de hand van verschillende berekeningen ontdekte hij dat niet de aarde, maar de zon het middelpunt van het toen bekende planetenstelsel was. Zijn theorie van het heliocentrisme (Helios is het Griekse woord voor ‘zon’) verving de oude opvatting van het geocentrisme (Geo is het Griekse woord voor ‘aarde’).

5

Bekijk opnieuw de afbeeldingen met bijschriften van bronnen 7 tot en met 9 en beantwoord de vragen.

a Kun je spreken van een breuk met de middeleeuwse kennis of eerder van een evolutie? Kruis de juiste stelling aan.

☐ Breuk. Want in de middeleeuwen was de wetenschap stil gevallen en draaide alles om geloof.

☐ Evolutie. Want de wetenschappers van de aetas nova bouwden niet alleen verder op de klassieke wetenschappelijke kennis, maar ook op de middeleeuwse inzichten die vooral via de Arabieren in Europa verspreid waren.

b In de 15e eeuw werd in Europa de boekdrukkunst ontdekt. Voordien moest elk (wetenschappelijk) werk met de hand worden overgeschreven. Bedenk wat de wederzijdse impact was van boekdrukkunst en wetenschappelijke innovaties. Herlees daarvoor ook de laatste alinea van de leestekst op p. 67.

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 80.

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw) 75 ©ScienceSource
6
Bron 9:
©VANIN

Historische vraag 5:

Waarom is Lof der Zotheid van Desiderius Erasmus een goed voorbeeld van humanisme?

Desiderius Erasmus (ca. 1467-1536) was een toonaangevend humanist. Hij leefde en werkte in de Noordelijke Nederlanden tijdens de aetas nova. Je onderzoekt zijn boodschap alsook vanuit welk perspectief hij zijn bronnen schreef en voor welk doelpubliek hij werkte. Je observeert de bron en je vult je observaties aan met contextinformatie. Als je die correct interpreteert, kun je de historische vraag beantwoorden.

Bekijk het instructiefilmpje.

Historisch denken: het correct interpreteren van contextinformatie 1

De contextinformatie van de bron is zeer belangrijk om de bron correct te interpreteren. Uit contextinformatie, die je normaal in het bijschrift van de bron vindt, kun je onder andere de boodschap afleiden alsook vanuit welk perspectief de maker van een bron naar zijn omgeving en tijdgenoten keek, in welke kringen hij zich begaf of tot welke maatschappelijke groep hij behoorde. Uit contextinformatie kun je vaak ook het doelpubliek afleiden: voor wie hij werkte of wie zijn opdrachtgevers en kopers waren. Dankzij de contextinformatie kun je ten slotte ook verbanden leggen.

Lees bron 1. Doorloop daarna het stappenplan van de bronnenstudie op de volgende pagina.

Bron 1:

Degenen die zich doorgaans religieuzen en monniken noemen, komen het dichtst in de buurt van het geluk der theologen. Beide benamingen zijn echter totaal verkeerd, want een groot deel van hen staat heel ver van de religie af. En er is geen plaats te bedenken waar je ze niet tegenkomt. Hoewel iedereen dit slag van mensen vervloekt en ervan overtuigd is dat zelfs een toevallige ontmoeting met hen onheil brengt, hebben ze toch een heel erg hoge dunk van zichzelf. Ten eerste vinden zij het toppunt van vroomheid wanneer ze zo weinig weten van de letteren dat ze niet eens kunnen lezen. Hun psalmen kunnen ze wel optellen, maar ze begrijpen doen ze niet: als ezels balken ze ze door de kerk, en dan denken ze nog dat ze daarmee de oren der heiligen lieflijk strelen. Er zijn er onder hen ook nogal wat die te koop lopen met hun vuiligheid en armoede (…) tot groot nadeel van de bedelaars …

Uit: D. Erasmus, Lof der Zotheid (vert. Petty Bange). Amsterdam, 2005 (p. 127).

Erasmus was een priester en humanist uit Rotterdam in de Noordelijke Nederlanden. Hij had contact met humanisten en de intellectuele elite uit heel Europa. In 1506 schreef Erasmus in het Latijn Moriae Encomium, later vertaald als Lof der Zotheid. Aanvankelijk circuleerde het boek in Erasmus' vriendenkring. Zijn vrienden begrepen Latijn en de toespelingen op klassieke teksten. Ze drongen er bij Erasmus op aan het manuscript te publiceren. Toen het boek uit het Latijn naar de volkstaal werd vertaald, werd het direct populair. Erasmus schreef niet vanuit de ik-persoon, maar vanuit het personage van Vrouwe Zotheid, een soort godin van de dwaasheid. Zo kon hij onbeperkt en met veel humor de spot drijven met het gedrag van de mensen en met de katholieke kerk waartoe hij als priester behoorde.

Iets meer dan 20 jaar na zijn dood werd Lof der Zotheid samen met zijn hele oeuvre door de hoogste kerkelijke rechtbank op de index, een lijst van de verboden boeken, gezet.

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw) 76
©VANIN

search Stap 1: Ik verzamel gegevens over de context.

✓ Doe dit klassikaal.

search Stap 2: Ik observeer de bron.

✓ Doe dit klassikaal.

search Stap 3: Ik interpreteer de bron.

✓ Welke boodschap had Erasmus in dit fragment?

✓ Vanuit welk perspectief schreef Erasmus?

✓ Wat was het doelpubliek van Erasmus?

search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.

✓ Vul je antwoord aan bij de conclusie op p. 80.

Uitbreiding 1: Waarom noemde de monnik Filippo di Strata de boekdrukkunst een hoer?

In de vroege middeleeuwen kopieerden geestelijken handschriften in kloosters. Hun handschriften waren luxeproducten, voorbehouden voor de clerus en de adel. In de eeuwen daarna nam de vraag naar geschreven documenten buiten de kloostermuren sterk toe. Rond het jaar 1000, toen Europese steden herleefden, hadden rijke stedelingen en ambachtslieden nood aan bijvoorbeeld geschreven contracten, boekhoudingen en inventarissen. Zo ontstonden ook buiten de kloostermuren ateliers waarin schrijvers hun diensten aanboden. Toen overal in Europa universiteiten werden gesticht, wilden professoren zoveel mogelijk kopieën van vooral klassieke auteurs. Met andere woorden, de vraag naar geschreven teksten explodeerde. Vanaf de 15e eeuw zou een nieuwe techniek helpen om die grote vraag te stillen: de boekdrukkunst. Maar er kwam ook kritiek tegen die innovatie.

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw) 77
©VANIN

Een monnik kopieert een boek in de schrijfzaal van het klooster. Dit is een versiering van een Frans manuscript uit de 14e eeuw.

Het werk in een drukkersatelier. Kopergravure door Theodoor Galle (ca. 1570-1633) naar Jan van der Straet, uit het werk Nova Reperta (Antwerpen, eind 16e eeuw).

©VANIN

1

Lees het fragment uit het artikel van Lise van der Veer (bron 1 op p. 79) en maak daarna de onderstaande opdrachten.

a Leg uit hoe binnen de katholieke kerk zowel positief als negatief gereageerd werd op de uitvinding van de boekdrukkunst.

b Welke vergelijking tussen toen en nu wordt in het fragment gemaakt?

c In de 16e eeuw was de boekdrukkunst verantwoordelijk voor de verspreiding van informatie. Vandaag worden andere media gebruikt. Bespreek klassikaal welke dat zijn en hoe die worden gebruikt en misbruikt.

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw) 78 ↑
© Granger

Bron 1:

Het grote gevaar

Toen in 1455 de drukpers werd uitgevonden door Johannes Gutenberg, schreef de humanistische geleerde Enea Silvio Piccolomini enthousiast over de delen van de Latijnse Bijbel die Gutenberg kort daarvoor had voltooid. Hij zag, samen met andere geestelijken, direct in dat de drukpers een geweldig middel was om Gods Woord te verspreiden. Helaas voor de katholieke kerk bleek dat de verspreiding van ketterse ideeën (= ideeën afwijkend van de katholieke leer) ook veel makkelijker werd. In 1474 sprak de geestelijke Filippo di Strata: ‘Est virgo hec penna, meretrix est stampificata’. Dat betekent ‘de pen is een maagd, de drukpers een hoer’. Doordat het goedkoper en makkelijker was geworden om teksten te produceren, kon de kerk niet langer reguleren welke kennis werd verspreid. Het censureren van boeken door geestelijke of wereldlijke leiders werd moeilijker. Daarbij werd het voor een groter publiek bereikbaar. Volgens de geestelijken werd er rommel gedrukt en draaide het niet langer om de inhoud, als het maar geld opleverde. Het geschreven woord was volgens hen minder waardevol en de drukpers was een groot gevaar geworden.

(…)

Zonder de drukpers had het Maarten Luther decennia gekost om zijn ideeën te verspreiden en hadden de katholieke leiders dit verborgen kunnen houden. Met de boekdrukkunst kwam het voor iedereen beschikbaar en heeft het een enorme impact gehad. Luther heeft een eigen kerk gesticht en is een ware revolutie gestart.

(…)

De razendsnelle verspreiding van nieuws kan zowel positieve als negatieve effecten hebben. Kennis wordt toegankelijker, maar waarheid en sensatie lopen soms door elkaar. Bij de opkomst van het gedrukte woord was de elite bang dat men de waarheid, het Woord van God, niet van de onzin uit ketterse teksten kon onderscheiden. Diezelfde angst lijkt weer te bestaan. Kijk naar de Verenigde Staten waar bepaalde zaken als fake news worden bestempeld, zonder dat te beargumenteren.

Uit: L. van der Veer, Internet is een hoer. Cul, 2019, http://tijdschriftcul.nl.

ERFGOED

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 81.

In de Antwerpse drukkerij van Plantyn werden kaarten en boeken gedrukt die de kennis over de Nieuwe Wereld verspreidden over Europa. Sommige van die oudste gedrukte werken ter wereld worden er nog steeds bewaard. Het zijn unieke historische documenten die je ook vandaag nog kan bezoeken. Leer er meer over bij het onlinelesmateriaal.

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw) 79
2
↑ ©VANIN

Conclusie IV

Antwoorden op de onderzoeksvragen

Antwoord met volzinnen of kruis het juiste antwoord aan.

Historische vraag 1: Waarom noemden kritische denkers van de 15e en 16e eeuw hun tijd een aetas nova of een nieuwe tijd?

Historische vraag 2: Welke religieuze stromingen waren er in Europa tijdens de vroegmoderne tijd?

Historische vraag 3: Welke invloed had het humanisme op het christendom in het vroegmoderne Europa?

Historische vraag 4: Welke invloed had het humanisme op kunst en wetenschap van de 15e en 16e eeuw?

Kruis de twee juiste stellingen aan.

☐ Het nieuwe mensbeeld van het humanisme waarin niet langer alleen God centraal stond maar de gelovige mens vrij keuzes kon maken, zette historici aan om de tijd van het humanisme als start van de vroegmoderne tijd te beschouwen.

☐ Historici beschouwen de aetas nova als de start van de vroegmoderne tijd omdat de wetenschappelijke innovaties van de aetas nova de basis vormden van de moderne wetenschap.

☐ Historici beschouwen de aetas nova als de start van de vroegmoderne tijd omdat er continuïteit was in het mensbeeld van de middeleeuwen naar de vroegmoderne tijd.

Historische vraag 5: Waarom is Lof der Zotheid van Desiderius Erasmus een goed voorbeeld van humanisme?

Welk verband tussen Erasmus als humanist en de inhoud van het fragment uit zijn boek kun je trekken? Kijk daarvoor nogmaals naar de kenmerken van het humanisme op p. 63.

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw) 80
©VANIN

Uitbreiding 1: Waarom noemde de monnik Filippo di Strata de boekdrukkunst een hoer?

Synthese V

Situeren in tijd en ruimte

AETAS NOVA

CA. 1400 - CA. 1550: HUMANISME

VANAF CA. 1450: BOEKDRUKKUNST

CA. 1450 - CA. 1550: RENAISSANCE

CA. 1500: REFORMATIE

Dominante religies en religieuze stromingen tijdens de vroegmoderne tijd

↑ Gebruik een schrijfkader als hulpmiddel bij HV1, HV2, HV3 en U1.

Rome

anglicanisme

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw) 81
VROEGMODERNE
MIDDELEEUWEN
AETAS MEDIA 1200 1300 1400 1500 1600 1700 1800
TIJD
=
©VANIN

Schema

Historische redenering: correct interpreteren van contextinformatie

—Doelpubliek

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

©VANIN

Bron/werk

Bijschrift met contextinformatie

—Perspectief van de maker

—Boodschap

—Onderlinge verbanden

Bekijk de volledige schematische samenvatting bij het onlinelesmateriaal.

Samenvatting: Humanisme, renaissance en reformatie

Het humanisme was een manier van denken in de late middeleeuwen die zich inspireerde op teksten van de klassieke oudheid die dateerden uit de tijd van voor het christendom. De interesse voor de klassieke oudheid werd vooral gestimuleerd door de Arabieren en de Byzantijnse geleerden die antieke kennis in Europa binnenbrachten. Ook door de ontdekking van de Nieuwe Wereld werd het wereldbeeld verruimd. Humanisten noemden hun tijd een aetas nova. Ze stelden de kritische individuele mens centraal en plaatsen een maakbare mens in een maakbare wereld. Historici beschouwen de aetas nova oftewel een 'nieuwe tijd' als het begin van de vroegmoderne tijd.

Humanisten inspireerden religieuze denkers om terug naar de bron van het geloof te grijpen: de Bijbel. Er kwamen dan ook steeds meer oorspronkelijke Bijbelteksten voor handen. Religieuze denkers stuurden aan op een herbronning van het geloof binnen de katholieke kerk. Maar die had geen oren naar een hervorming of reformatie. Zo ontstond het protestantisme, geleid door onder meer Luther en Calvijn. Protestanten scheurden zich af van het rooms-katholieke christendom, hetgeen leidde tot een religieuze breuk in Europa.

Het humanisme inspireerde ook kunstenaars en wetenschappers om de oudheid te exploreren. De mens en natuur stonden centraal in de nieuwe artistieke stroming: de renaissance. De mens werd de maat van alle dingen, zoals da Vinci in zijn Vitruviusman sprekend weergaf. In de architectuur werden antieke bouwelementen als koepels en wiskundige vormen gebruikt, onder meer door Brunelleschi. In de beeldende kunsten werden door beeldhouwers en schilders als Michelangelo en Leonardo da Vinci naakte mensen in natuurlijke houdingen gebeeldhouwd en geschilderd, vaak geïnspireerd op de Griekse en Romeinse mythologie.

Wetenschappers als Mercator, Vesalius en Copernicus bouwden verder op de antieke en Arabische kennis en brachten wetenschappelijke innovaties. Zij deden experimenten en berekeningen en wilden via dit proefondervindelijk onderzoek de natuur ontdekken.

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw) 82

Ook Erasmus, een humanist uit de Noordelijke Nederlanden, onderwierp het gedrag van de mens aan zijn kritische blik en gaf in zijn werk vooral kritiek op de katholieke kerk.

Dankzij de boekdrukkunst werd de kennis in een snel tempo verspreid. Zo bereikten gedrukte boeken en vooral de opvattingen die erin te lezen waren veel meer mensen in een veel groter gebied. De contextinformatie van de bron is zeer belangrijk om de bron correct te interpreteren. Uit contextinformatie, die je normaal in het bijschrift van de bron vindt, kun je onder andere de boodschap het perspectief en het doelpubliek afleiden. Als je dat doet, kun je beter verbanden leggen.

Historisch denken: het correct interpreteren van contextinformatie

Historisch denken:

Je leerde de volgende historische begrippen. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.

HISTORISCHE

—cultureel: artistieke stroming (renaissance), drukkunst (boekdrukkunst), filosofie (humanisme), gewoonte, kunst- en cultuuruitingen (architectuur, beeldhouwkunst, schilderkunst), levensbeschouwelijke organisatie (aflaat, anglicaanse kerk, christendom, katholieke kerk), mens- en wereldbeeld (geocentrisme, heliocentrisme), religieuze breuk (protestanten, protestantisme), religieuze hervorming (reformatie, religieuze stroming), tradities, wetenschappen (anatomie, sterrenkunde, wiskunde)

—economisch: innovatie (wetenschappelijke methode)

—politiek: bestuurlijke organisatie (hoofdstad, koning, macht)

—sociaal: gelaagde samenleving (adel, stand)

Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit. breuk - continuïteit - evolutie - verandering

STRUCTUURBEGRIPPEN

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw) 83
05
BEGRIPPEN 06
©VANIN

Zelfevaluatie

In dit hoofdstuk bestudeerde je waarom historici de periode van ca. 1500 tot ca. 1800 als de vroegmoderne tijd beschouwen. Dit zelfevaluatieformulier kan je helpen om te bepalen wat je al goed kunt en aan welke elementen je nog moet werken.

Dit kan ik … goed onvoldoende

HISTORISCH REFERENTIEKADER

Je kunt de aetas nova situeren in de tijd.

Je kunt de rol van de Arabieren, de Europeanen en de Byzantijnen bij het ontstaan van de aetas nova verklaren.

Je kunt minstens vijf kenmerken geven van het humanisme.

Je kunt uitleggen welke nieuwe stromingen binnen het christendom ontstonden en wat de invloed van het humanisme daarbij was. Daarbij gebruik je volgende begrippen: levensbeschouwelijke organisatie, religieuze breuk en hervorming, tradities en gewoonten.

Je kunt uitleggen welke invloed het humanisme had op de wetenschappen en kunstuitingen en daarbij volgende begrippen gebruiken: artistieke stroming, kunst- en cultuuruitingen, mens- en wereldbeeld, innovatie en wetenschappen.

HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN

Je kunt de contextinformatie van een bron interpreteren door te bepalen wat het doelpubliek is, welk perspectief de maker had en wat zijn of haar boodschap was.

Je kunt in renaissancewerken de inspiratie op de klassieke oudheid herkennen en gelijkenissen beschrijven.

BEELDVORMING BEARGUMENTEREN

Je kunt de symboliek in spotprenten bestuderen en stapsgewijs interpreteren.

REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST

Je kunt in eigen woorden uitleggen waarom de boekdrukkunst en het internet innovaties zijn met vergelijkbare kenmerken en gevolgen.

Hoofdstuk 3: Humanisme, renaissance en reformatie (Europa, 15e en 16e eeuw) 84
©VANIN

Religieuze strijd (Europa,

ca. 1500-1650)

Hoofdstuk

©VANIN

In 1563 schilderde Pieter Breugel dit werk getiteld Dulle Griet. Het schilderij schittert vandaag in het Antwerpse Museum Mayer van den Bergh. Centraal op de afbeelding staat Dulle Griet, een afkorting voor dolle, boze of dwaze Margareta. Je ziet een vrouw in harnas met een zwaard in de hand een brandende stad ontvluchten, gevolgd door een groep plunderende en vechtende vrouwen. Ze draagt een geldkoffer en kostbaar vaatwerk en daarmee staat ze symbool voor enkele katholieke hoofdzonden als hebzucht en gulzigheid. Is dit schilderij een verwijzing naar de woelige tijden van strijd?

85
4

Wat weet je al? I

In Sapiens 3 leerde je hoe in de 14e eeuw het hertogdom Bourgondië evolueerde tot een grotere staat gelegen tussen Frankrijk en het Duitse rijk. Je kunt die voorkennis in dit hoofdstuk gebruiken om beter te begrijpen hoe de staatsvorming in onze regio tijdens de vroegmoderne tijd gebeurde.

1

Bespreek klassikaal de onderstaande opdrachten.

a Bespreek hoe onder andere de huwelijkspolitiek aan de basis lag van de Bourgondische staatsvorming.

b Leg uit hoe de Bourgondische hertogen een centralisatiepolitiek voerden in hun territorium.

Expansie van het Bourgondische hertogdom (1363-1477)

II

Wat weet je nog niet?

In dit hoofdstuk leer je hoe de katholieke kerk en vorsten reageerden op de contrareformatie en hoe die reactie leidde tot een territoriale verandering in de Nederlanden.

✓ Eerst onderzoek je hoe de Nederlanden een veranderende territoriale invulling kregen door twee kaarten met elkaar te vergelijken (HV1).

✓ Vervolgens wordt in de leestekst duidelijk gemaakt op welke manier bepaalde vorsten in samenspraak met de katholieke kerk reageerden op de reformatie (HV2).

✓ Nadien volgt een historische vraag waarbij op zoek wordt gegaan naar gelijkenissen tussen Antwerpen uit de 16e eeuw en New York uit de 20e eeuw (HV3).

✓ Daarna onderzoek je de collectieve herinnering rond het verhaal van de Pot van Olen (HV4).

✓ Ten slotte is er een uitbreidingsvraag voorzien waarbij je de religieuze onverdraagzaamheid in een fragment uit Wildevrouw analyseert (U1).

Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 86
©VANIN

Op onderzoek III

Historische vraag 1: Waarom ondergingen de Nederlanden in de 16e en 17e eeuw territoriale veranderingen?

Bekijk de routekaart. Een goed geformuleerde historische vraag is normaal in tijd en ruimte gesitueerd. In welke vraag is de situering in tijd en ruimte goed uitgewerkt? En in welke vraag is dat minder het geval?

©VANIN

Historische vraag 4: Welke elementen uit de collectieve herinnering rond de Pot van Olen hebben een historische basis?

Historische vraag 2: Op welke manier reageerden vorsten en de katholieke kerk op de reformatie?

Historische vraag 3: Was het 16e-eeuwse Antwerpen het New York van die tijd?

Uitbreiding 1: Welke religieuze onverdraagzaamheid komt aan bod in het fragment uit Wildevrouw van Jeroen Olyslaegers?

Beantwoord de bestudeerde historische deelvragen.

Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 87
01 HISTORISCHE VRAGEN

Historische vraag 1: Waarom ondergingen de Nederlanden in de 16e en 17e eeuw territoriale veranderingen?

Je leerde vorige jaren over veranderende territoriale invulling: de grenzen van staten veranderen voortdurend. Soms ontstaan ook nieuwe staten. Vorig jaar bestudeerde je het staatsvormingsproces van de Bourgondische staten. Verschillende graafschappen en hertogdommen in de Nederlanden werden daarin opgenomen. De twee kaarten die je hier bestudeert, geven weer hoe de territoriale invulling van de Nederlanden veranderde in de vroegmoderne tijd. De tijdlijn en stamboom geven een beeld van de oorzaken van die verandering.

Bestudeer kaarten 1 en 2, de stamboom op p. 89 en de tijdlijn op p. 90-91.

Gebruik daarbij eventueel je Histokit.

Kaart 1: Europa in de tijd van Karel V (1519-1556)

Kaart 2: Europa na het Verdrag van Munster (1648) 1

ai16518356355_SAP4_LB_H4_europa_munster.pdf 1 6/05/2022 13:13

Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 88
C M Y CM MY CY CMY K
02c TIJDLIJN 02d KAARTEN
©VANIN

2

Leg aan de hand van de stamboom en het filmpje uit op welke manier keizer Karel aan het hoofd kwam te staan van een rijk dat bestond uit onder andere Spanje (waaronder Castilië en Aragon) en het Duitse rijk.

©VANIN

Bourgondië Habsburgers Castilië Aragon

Bourgondische hertogen, zie Sapiens 3

Maria van Bourgondië

Maximiliaan van Oostenrijk, later keizer van het Duitse rijk

Filips de Schone van Habsburg

Portret van keizer Karel, geschilderd door Jan Cornelisz Vermeyen, Nederlanden (1530).

Isabella van Castilië Ferdinand van Aragon

Johanna van Aragon

Karel V, later keizer Karel genoemd

Filips II

← Portret van Filips II, geschilderd door de Italiaanse Sofonisba Anguissola (1573).

© IanDagnall Computing / Alamy

Net als de volksverhalen over Keizer Karel, behoort het Ros Beijaard tot het immateriële erfgoed uit onze regio. Het is een eeuwenoude processie. Ontdek bij het onlinelesmateriaal waar deze traditie vandaag komt.

Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 89
© Classic Image / Alamy ↑ Bekijk het filmpje.
ERFGOED ↑ ©PaulHermans

1517: Maarten Luther protesteert tegen onder andere de aflatenhandel binnen de katholieke kerk. Dit protest wordt gezien als het startsein van de reformatie.

1550: Karel V vaardigt het bloedplakkaat uit: doodstraf voor ketters (christenen die weigeren de officiële leer van Rome te volgen). Protestanten werden gezien als ketters en konden ter dood veroordeeld worden.

1549: Karel V bepaalt dat de Zeventien Provinciën (= de Nederlanden) als één gebied dienen te worden overgeërfd. Karel V wil de gebieden gecentraliseerd besturen door overal dezelfde wetten in te voeren. Daarmee tast hij de privileges en de autonomie aan. Bovendien eist hij steeds meer belastingen om elders oorlog te kunnen voeren.

1545: Start van het concilie van Trente. Kerkleiders uit de hele katholieke wereld kwamen er bijeen om een reactie te bedenken op de religieuze breuk die de reformatie teweeg had gebracht.

1519: Keizerstitel voor Karel V. 1520

1521: Karel V verklaart Maarten Luther vogelvrij.

VROEGMODERNE TIJD

1555: Filips II neemt het roer van zijn vader Karel V over en neemt een hardere positie in tegen het protestantisme dan zijn vader.

1555: Na veel opstanden tegen onder andere de toenemende belastingdruk en het bloedplakkaat: Vrede van Augsburg. Plaatselijke vorsten binnen het rijk van Karel V mochten zelf bepalen welke godsdienst werd opgelegd in hun deelgebied.

1567: Filips II stuurt de Spaanse hertog Alva naar de Nederlanden om orde op zaken te stellen. De Raad van Beroerten wordt opgericht: die rechtbank ging op zoek naar ketters. Omdat er zoveel doodvonnissen werden uitgeroepen werd die rechtbank ook wel de Bloedraad genoemd.

©VANIN

Vernieling van Onze-LieveVrouwekathedraal te Antwerpen. Gravure van Frans Hogenberg (Brabant, 16e eeuw).

regeerperiode Keizer Karel regeerperiode van Filips II

1566: Beeldenstorm in de Nederlanden: protestanten vernietigen katholieke kerken.

1568: Start Tachtigjarige oorlog tussen Filips II, hertog van Alva en Nederlandse opstandelingen.

Maak de tijdlijnoefening bij het onlinelesmateriaal om meer inzicht te krijgen in de chronologie.
Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 90
1500 1510 1530 1540 1550 1560 1570
© ART Collection / Alamy

1581: Plakkaat van Verlatinghe: de Nederlanden onder leiding van Willem van Oranje verklaren geen onderdanen van Filips II meer te zijn.

← Eerste gedrukte versie van de eerste pagina van het Plakkaat van Verlatinghe (‘s Gravenhage, eind 16e eeuw).

©VANIN

1588: De staten in het noorden van de Nederlanden verklaren zich onafhankelijk en noemen zichzelf de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

1576: Spaanse Furie: Spaanse soldaten plunderen Antwerpen.

1648: Vrede van Munster: einde Tachtigjarige oorlog tussen Spanje en opstandelingen in de Nederlanden. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, vandaag voornamelijk Nederland, werd onafhankelijk, terwijl de Zuidelijke Nederlanden, vandaag voornamelijk België, bij Spanje bleef.

← Anoniem schilderij uit ca. 1585 van de Spaanse Furie. Dit schilderij kun je vandaag bezichtigen in het MAS te Antwerpen.

Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 91 1580 1650 1590 1600 1610 1620 1630 1640
reformatie contrareformatie 80-jarige oorlog
VROEGMODERNE TIJD

3

Maak met behulp van de tijdlijn op de vorige pagina de volgende opdrachten.

a Markeer op de tijdlijn gebeurtenissen die door Keizer Karel en zijn zoon Filips II als een bedreiging konden worden gezien.

b Vul de onderstaande tabel aan. Geef in de linkse kolom een voorbeeld van een gebeurtenis die door keizer Karel of Filips II gezien werd als een bedreiging voor hun rijk.

c Geef in de middelste kolom zijn reactie op die bedreiging.

d Geef in de rechtse kolom aan of die reactie succesvol was of niet en waarom.

bedreiging reactie (on)succesvol

4

Vergelijk de kaarten op p. 88 met de tijdlijn en leg uit welke territoriale verandering de Nederlanden ondergingen na de Vrede van Munster in 1648.

5

Voor welke twee hedendaagse landen werd in 1648 de basis gelegd?

6

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 107.

Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 92
©VANIN

Historische vraag 2:

Op welke manier reageerden vorsten en de katholieke kerk op de reformatie?

1

Lees aandachtig de leestekst. Gebruik hiervoor de juiste leesstrategie. Als je dat gedaan hebt, moet je in staat zijn om de opdrachten op p. 96 op te lossen.

3.1 Het uitgestrekte rijk van Karel V

In historische vraag 1 en 2 kreeg je door middel van de kaart, tijdlijn en stamboom inzicht in de totstandkoming van het Habsburgse rijk onder keizer Karel. Het territorium van die keizer werd sterk uitgebreid via oorlog en huwelijkspolitiek. Net zoals de Bourgondische vorsten, streefde keizer Karel naar een centralisatie van de macht en het bestuur waarbij hij belastingen wilde innen en wetten opleggen in het hele rijk. Hij probeerde ook de levensbeschouwelijke organisatie aan banden te leggen door het katholieke geloof op te dringen en te verhinderen dat zijn onderdanen naar het protestantisme overstapten. Het succes van de protestantse reformatie verhinderde dat. Met de vrede van Augsburg uit 1555 liet hij de keuze aan de lokale vorsten. Ze konden kiezen of ze katholiek bleven of protestants werden. In 1555 en 1556 gaf Karel al zijn macht uit handen, teleurgesteld omdat hij zijn verlangen naar centrale macht niet had kunnen realiseren.

3.2 Scheiding van de Nederlanden

Onder Filips II, de opvolger van Karel V, brak er een langdurige oorlog uit in de Nederlanden. Protestanten weigerden zich te bekeren tot het katholieke geloof. Een groot deel van de adel en de rijke burgerij in de steden van de Nederlanden verzette zich ook tegen de katholieke bestuurders die Filips II vanuit Spanje oplegde. Aan het einde van de 16e eeuw werd dit conflict militair uitgevochten. Pas in 1648 werd de Vrede van Munster gesloten. Zoals je al kon zien op de kaarten op p. 88 ontstonden er toen twee verschillende gebieden. De Zuidelijke Nederlanden bleven katholiek onder het bestuur van de Spaans-Habsburgse koning.

De Noordelijke Nederlanden werden een onafhankelijke republiek. Daar heerste een voor de vroegmoderne tijd uitzonderlijke godsdienstvrijheid.

©VANIN

Gravure door Romeyn de Hooghe (Amsterdam 1670), met op de achtergrond de skyline van Antwerpen. Op de voorgrond zie je hoe de Italiaanse hertog Parma in 1585 de stad liet afsluiten door middel van een enorme schipbrug. Zo kon de stad niet meer bevoorraad worden. Na een belegering van meer dan een jaar moest de stad zich gewonnen geven. Antwerpen bleef Spaans bezit.

Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 93
02f LEESSTRATEGIEËN

3.3 De contrareformatie: religieuze hervormingen

Na de stevige kritiek van Luther op de katholieke kerk ontstonden verschillende concurrerende protestantse kerken, verspreid over het hele Europese continent. De reformatie lokte een tegenreactie uit: de contrareformatie. Het concilie van Trente (1545-1563) probeerde de wantoestanden aan te pakken. De katholieke kerk probeerde zichzelf heruit te vinden als reactie op de religieuze breuk. Priesters werden voortaan beter opgeleid, en ze kregen strengere regels opgelegd om machtsmisbruik te voorkomen. De Jezuietenorde was een nieuwe religieuze organisatie, ze moest instaan voor de opleiding van jonge katholieke christenen, zowel in Europa als in de pas veroverde kolonies in de Nieuwe Wereld.

3.4 De contrareformatie: repressie

De katholieke kerk schakelde ook de hulp van katholieke vorsten in om te vermijden dat nog meer christenen protestants zou worden. De door keizer Karel en diens zoon Filips II gevoerde politiek is daar een goed voorbeeld van. In de 16e eeuw gingen Europese vorsten meestal op een weinig verdraagzame wijze om met minderheden. Je leerde in Sapiens 3 al dat Joodse minderheden in de middeleeuwen vaak het slachtoffer werden van stereotypering en discriminatie. Vorsten kozen in de vroegmoderne tijd vaak voor een gelijkaardig beleid van wij-zij-denken: ze vervolgden de aanhangers van religieuze of levensbeschouwelijke organisaties waar ze het zelf moeilijk mee hadden. Er werd een kerkelijke rechtspraak ingesteld, de inquisitie, die mocht bepalen wie zich te buiten ging aan ketterij. Kerk en staat werkten daarbij samen om hun macht over burgers te versterken. Het verklikken van ketters werd aangemoedigd en om te bewijzen dat iemand schuldig was, werden martelpraktijken gebruikt. Dat was niet zo uitzonderlijk want alle rechtbanken van die tijd gingen zo te werk, als het over belangrijke rechtszaken ging. Ketters die hun geloof niet wilden afzweren, liepen het risico op de doodstraf Katholieke vorsten kozen er vaak voor protestantse gelovigen regels en beperkingen op te leggen, en later zelfs echt te verbieden en vervolgen. Zo koos Karel IX, de koning van Frankrijk, einde 16e eeuw voor de katholieke kerk en werd het protestantisme verboden. Op andere plaatsen kozen vorsten er voor om een bondgenootschap te sluiten met de protestantse kerken. Zo konden zij hun eigen macht vergroten. Daar werden katholieke burgers dan weer gediscrimineerd en vervolgd. In Engeland leidde de keuze van koning Hendrik VIII om te scheiden van koningin Catharina van Aragon tot een breuk met de katholieke kerk en het oprichten van een eigen anglicaanse kerk.

©VANIN

← Schilderij toegeschreven aan Francois Dubois (Parijs, 16e eeuw). De afbeelding toont het geweld tijdens de beruchte Bartolomeusnacht (augustus 1572). Toen gaf de Franse koning de opdracht om tal van vooraanstaande protestanten te doden. Duizenden protestanten werden toen uitgemoord. Centraal links komt de koningin uit het Louvre, en kijkt ze toe op de wreedheden. De schilder, zelf een protestant, vluchtte naar Zwitserland om te ontsnappen aan de vervolgingen.

Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 94

3.5 De barok als kunstuiting in dienst van de contrareformatie

Buiten de hervormingen en de repressie werd ook kunst ingeschakeld om de katholieke gewoonten en tradities beter te verkopen aan de mens. Volgens de kerk moest kunst bijbelverhalen dichter bij de mensen brengen. De barok was een artistieke stroming waarin schilderkunst, beeldhouwkunst en architectuur samensmolten tot één wervelend geheel gekenmerkt door extreem realisme, dramatische effecten, emotionele taferelen, contrasten tussen licht en donker, veel bewegingen en kronkelende figuren. De barokke bouwkunst wordt dan weer gekenmerkt door het gebruik van symmetrie, rijke materialen, ingewikkelde patronen, veelvuldige versieringen, goddelijke onderwerpen … De pracht en de praal van de barok diende als propagandamiddel om gelovigen te overtuigen van het katholicisme.

← De Carolus Borromeuskerk te Antwerpen werd begin 17e eeuw gebouwd, in opdracht van de Jezuïetenorde. Deze kerk wordt gezien als een prachtig voorbeeld van de barok. Binnenin werd de kerk bovendien versierd met schilderijen van de barokke kunstenaar Peter Paul Rubens. De gevel is rijkelijk versierd met typische elementen uit de klassieke oudheid, zoals zuilen en frontons.

©VANIN

Bekijk het filmpje om meer te leren over de barok.

← Peter Paul Rubens schilderde te Antwerpen begin 17e eeuw dit drieluik getiteld Kruisoprichting. Dit schilderij hangt in de Onze-LieveVrouwekathedraal te Antwerpen samen met de kruisafname. Het werk vertoont zeer duidelijk de barokke kenmerken die in de tekst werden aangehaald.

Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 95
↑ Bekijk het filmpje. © Dutch Cities / Alamy

2

Geef drie voorbeelden van hoe keizer Karel streefde naar centralisatie in zijn rijk.

©VANIN

3

De manier waarop er in Europa werd omgegaan met minderheden in de vroegmoderne tijd is een voorbeeld van continuïteit / verandering. Markeer en beargumenteer je keuze.

4

Zoek, eventueel online, hedendaagse voorbeelden op van hoe wij-zij-denken kan leiden tot geweld.

5

Vul het schema aan met begrippen. Kies uit: repressie - inquisitie - religieuze hervormingenbreuk - reformatie - barok - contrareformatie

Religieuze en reactie

6

Voorbeelden

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 107. kunst strengere opleiding voor priesters

Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 96
03
ONLINE OPZOEKEN

Historische vraag 3:

Was het 16e-eeuwse Antwerpen het New York van die tijd?

In deze historische vraag vergelijk je Antwerpen uit de 16e eeuw met New York uit de 20e eeuw. Dat doe je door bronnen met elkaar te vergelijken.

©VANIN

Bestudeer bronnen 1 tot en met 9 en maak de opdrachten op p. 100-101.

Bron 1:

In andere steden langs de kust van de Noordzee was de macht van een koning of een hertog of een keizer zichtbaar, maar in Antwerpen zag je alleen de stad zelf: een plaats waar handel werd gedreven, waar mensen wilden of moesten zijn, waar ze het zich niet konden permitteren er niet te zijn. Antwerpen was beroemd vanwege Antwerpen. (…)

Antwerpen was heel anders. (…) De handel was afhankelijk van buitenlanders, en dus vond men het niet nodig op te treden tegen de ketterse opvattingen die veel handelaren aanhingen. Antwerpen probeerde steeds het eigen belang in het oog te houden. (…)

Antwerpen was ook de plek waarheen een man zich begaf als hij syfilis had opgelopen, omdat veel mensen wel wisten dat dit met een beroemde Chinese wortel te genezen was, maar artsen in Antwerpen wisten hoe ze te werk moesten gaan. De stad was een verhaal dat zijn inhoud ontleende aan wat mensen erover hoorden en ervan wisten, en genoot faam omdat er alle mogelijke informatie werd verhandeld, niet alleen de boeken die er in grote aantallen werden gedrukt. In 1519 trok de alchemist Paracelsus naar Antwerpen, waar hij naar zijn zeggen ‘op de markt meer te weten kwam dan in een school in Duitsland of elders.’

Uit: M. Pye, Antwerpen: de gloriejaren. Amsterdam, De Bezige Bij, 2021, p. 17-18, p. 22.

De Brit Michael Pye is historicus. Hij werkt als romanschrijver, colummist en journalist.

Bron 2:

← Schilderij van Jackson Pollock, One: Number 31. Bezoekers van het Museum of Modern Art in New York vergapen zich aan een kunstwerk van de beroemde New Yorkse kunstenaar, die dit ‘druipschilderij’ creëerde in 1950. De VSA, en zeker New York, werden tijdens en na de Tweede Wereldoorlog een toevluchtsoord voor kunstenaars. De vele musea zijn er ook vandaag nog een toeristische trekpleister. Bekende New Yorkse kunstenaars zijn Jackson Pollock, Mark Rothko, Roy Liechtenstein en Andy Warhol.

Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 97
1

Bron 3:

Oooh, New York

Oooh, New York

Grew up in a town

↑ Beluister het audiofragment.

That is famous as a place of movie scenes

Noise is always loud

There are sirenes all around

And the streets are mean

If I can make it here

I could make it anywhere

That's what they say

Seeing my face in lights

Or my name in marquees

Found down on Broadway

Even if it ain't all it seems

I got a pocketful of dreams

Baby, I'm from...

New York, concrete jungle where dreams are made of

There's nothing you can't do

Now you're in New York

These streets will make you feel brand new

Big lights will inspire you

Hear it for New York, New York, New York

(…)

Songtekst, Alicia Keys, Empire state of mind (Part II) Broken down. 2008, Verenigde Staten.

Hedendaagse foto’s van Little Italy (2016) en China

Town (2017), twee heel bekende wijken in New York. De naamgeving kent haar oorsprong bij Italiaanse en Chinese immigranten die deze wijken opbouwden en tonen goed aan hoe multicultureel New York is.

©VANIN

Bron 5:

…behalve de lieden van het land zelf die er in grote menigte naar toe trekken en verblijven en de Franse kooplui, die in vredestijd ook talrijk zijn, tellen we de Duitsers, de Denen en Oosterlingen, de Italianen, de Spanjaarden, de Engelsen en de Portugezen. De Spanjaarden zijn het talrijkst vertegenwoordigd: velen onder hen zijn er gehuwd en blijvend gevestigd. (…) Want het hoeft gezegd dat de vreemdelingen te Antwerpen en in het geheel de Lage Landen in de grootst mogelijke vrijheid leven, hetgeen men in de andere landen noch elders ter wereld niet kent. Het is een wonder schouwspel deze bonte menigte te zien, zo verschillend in karakter; het wekt nog meer verwondering deze verscheidene talen te horen bij zoverre dat me in één stad de levenswijze en de gewoonte van verscheidene verre volken aantreft. Door het groot aantal vreemdelingen die hier toestromen weet men te Antwerpen het nieuws dat voorgevallen is in andere delen van de wereld…

Uit: L. Guicciardini, Vertaald door C. Killiaen. Descrittione di tutti i Paesi Bassi. Antwerpen, 1567, p. 142-143.

Guicciardini was een Florentijns koopman, die zo’n 40 jaar in Antwerpen woonde. Hij gaf een beschrijving van de stad.

Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 98
Bron 4:

De enige stad in het renaissance-Europa die kunstenaars een thuishaven bood, op een wijze vergelijkbaar met Firenze, Rome en Venetië, was Antwerpen. In de vroege 16e eeuw liep de Scheldestad voor op steden als Brugge en Brussel, haar rivalen in de Nederlanden. Dürer (een bekend Duits kunstenaar) bezocht Antwerpen, zoals hij Venetië had bezocht, en schafte er zich een aantal exotische voorwerpen aan. Zelfs als Lodovico Guicciardini zou overdreven hebben toen hij in 1560 schreef dat er in de stad 300 kunstenaars aan het werk waren, dan nog vormt alleen al het feit dat een Florentijn onder de indruk was van het grote aantal, een interessant gegeven. Zoals in Firenze en Venetië ontwikkelde zich ook in Antwerpen in die periode een kunstmarkt.

Schilderijtentoonstellingen werden vanaf 1540 georganiseerd in een permanente galerij aan de Beurs.

Uit: P. Burke, Antwerpen, verhaal van een metropool. Gent, Snoeck-Ducaju & Zoon, 1993, p. 53.

Hedendaagse foto’s van New York. New York is vooral bekend omwille van zijn skyline, zoals je op foto links kunt zien. Honderden wolkenkrabbers ontnemen de New Yorkers van zonlicht. Te midden van al die gigantische gebouwen bevindt zich Wall Street. Deze straat in het centrum van Manhattan is het financiële hart van de stad. Hier bevindt zich de New York Stock Exchange, vandaag de grootste beurs ter wereld (rechtse foto). Er worden aandelen verkocht van internationale bedrijven, ook wel multinationals genoemd.

inwoners Antwerpen

©VANIN

inwoners Amsterdam

inwoners New York

Uit: J. De Keyser, Vreemde ogen: een kijk op de zuidelijke Nederlanden 1400-1600. Antwerpen, 2010, p. 37 en uit: B. Wilson. Metropolis: De grootste uitvinding van de mens. Amsterdam, Spectrum, 2020, p. 231.

Evolutie inwonersaantallen van Antwerpen, Amsterdam en New York doorheen de tijd. Gebaseerd op werk van verschillende historici.

Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 99
Bron 6:
Bron 7:
Bron 8:
8 000 000 7 000 000 6 000 000 5 000 000 4 000 000 3 000 000 2 000 000 1 000 000 0
160 000 140 000 120 000 100 000 80 000 60 000 40 000 20 000 0 160 000 140 000 120 000 100 000 80 000 60 000 40 000 20 000 0
1374 14801496 1526 15681591 1450 1570 16201640 179018901990

De oude Beurs van Antwerpen, anonieme tekening uit de 17e eeuw. Hoe de beurs van Antwerpen werkte, kom je te weten in dit filmpje.

2

Indien je graag meer te weten komt over de werking van de beurs, kun je naar dit filmpje kijken.

a Kies telkens twee bronnen, één over Antwerpen uit de 16e eeuw en één over New York uit de 20e eeuw, waartussen je een vergelijking maakt.

Je kreeg 9 bronnen om het 16e-eeuwse Antwerpen met New York te vergelijken. Vul de drie tabellen aan. ↑

b Indien je niet goed weet hoe hieraan te beginnen, kun je naar het filmpje kijken.

Twee bronnen waartussen je gelijkenissen opmerkt:

Is het een historische bron of een historisch werk?

Welke soort bron is het?

In welk maatschappelijk domein situeer je de bron?

Welke vergelijking komt hier aan bod?

Een bron over Antwerpen uit de 16e eeuw:

Historische bron / historisch werk

Bekijk het filmpje.

Een bron over New York uit de 20e eeuw:

Historische bron / historisch werk

PD / ED / SD / CD

PD / ED / SD / CD

Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 100
Bron 9:
©
Album / Fine Art Images ↑ Bekijk het filmpje.
©VANIN

3

Twee bronnen waartussen je gelijkenissen opmerkt:

Is het een historische bron of een historisch werk?

Welke soort bron is het?

In welk maatschappelijk domein situeer je de bron?

Welke vergelijking komt hier aan bod?

Een bron over Antwerpen uit de 16e eeuw:

Historische bron / historisch werk

Een bron over New York uit de 20e eeuw:

Historische bron / historisch werk

PD / ED / SD / CD

PD / ED / SD / CD

Twee bronnen waartussen je gelijkenissen opmerkt:

Is het een historische bron of een historisch werk?

Welke soort bron is het?

In welk maatschappelijk domein situeer je de bron?

Welke vergelijking komt hier aan bod?

Een bron over Antwerpen uit de 16e eeuw:

Historische bron / historisch werk

Een bron over New York uit de 20e eeuw:

Historische bron / historisch werk

PD / ED / SD / CD

PD / ED / SD / CD

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 107.

ERFGOED

Pieter Paul Rubens was een beroemde schilder uit onze regio. Ontdek bij het onlinelesmateriaal waarom ook vandaag nog toeristen uit allerlei landen naar zijn kunstwerken komen kijken.

Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 101
↑ ©AKGImages ©VANIN
Historische

vraag 4:

Welke elementen uit de collectieve herinnering rond de Pot van Olen hebben een historische basis?

1

Lees het verhaal over de Pot van Olen. Gebruik daarbij de juiste leesstrategie.

Bron 1:

Daar was te Olen een herberg waar men goed bier verkocht. Ook liet Keizer Karel, wanneer hij jaarlijks ter jacht kwam, nooit na er een pot te pakken. Hij hield te paard voor de deur stil, bestelde, en de vrouw kwam buiten met het schuimende gerstenat. Zij hield echter de pot bij het oor vast, zodat Keizer Karel moeite had hem aan te nemen.

“Vrouwke, tegen aanstaande jaar moet ge een pot kopen met twee oren, dat zal gemakkelijker zijn.”

“Ja, meneer,” zei de vrouw.

“t Volgend jaar hield Keizer Karel weer aan de herberg stil. De vrouw kwam nu met een pot met twee oren, maar zij hield de twee oren in de handen, zodat Keizer Karel weer moeite had hem aan te nemen.

“Zo gaat het nog niet goed, vrouwke. Ge zult er tegen aanstaande jaar een moeten kopen met drie oren. Dan zal ’t wel beter gaan.”

Het derde jaar, toen Keizer Karel weer aan de herberg stilhield, kwam de vouw met een pot met drie oren. Zij hield hem weer met twee oren vast en wel zo dat het derde oor naar haar borst was gekeerd.

“Ja, vrouwke,” zei Keizer Karel, “t zou al even moeilijk gaan als verleden jaar, indien ik niet wist dat er een derde oor was.”

Onder de pot door greep hij het derde oor vast.

“Zie, zo is alles maar een weet,” sprak hij.

En de herberg waar dit zoveel honderd jaar geleden gebeurd is, bestaat nog altijd te Olen. En de pot wordt er nog altijd bewaard. Ga er maar eens heen en ge zult uit de pot van Keizer Karel mogen drinken, zoals ik er eens uit gedronken heb.

Uit: H. Lox, Van stropdragers en de pot van Olen: verhalen over Keizer Karel. Leuven, 2000, p. 85-86, www.volksverhalen.be.

2

Lees nu onderstaande tekst.

Herinneringen uit het verleden die voortleven in het geheugen van een grote groep mensen, zoals de inwoners van een stad of een land, worden omschreven als de collectieve herinnering van die mensen. Zo herinneren veel Belgen zich dat Julius Caesar de Belgen omschreef als de ‘dappersten der Galliërs’. In Sapiens 2 nuanceerde je die stelling. Erfgoed is dan weer een verzamelnaam voor alles wat door vorige generaties is gemaakt en wat nu nog bestaat en een grote waarde heeft voor de samenleving. De collectieve herinnering wordt in stand gehouden door materieel erfgoed

Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 102
02f LEESSTRATEGIEËN
©VANIN

3

zoals gebouwen, schilderijen, standbeelden ... maar ook door immaterieel erfgoed zoals verhalen, tradities, gewoonten, rituelen en gebruiken. Het erfgoed maakt de collectieve herinnering mogelijk waarbij dan ook kan worden bestudeerd wat de functies van zo’n collectieve herinnering kunnen zijn.

©VANIN

Vergelijk nu het verhaal van de Pot van Olen met bronnen 2 en 3 en vul het schema aan.

a Noteer in het linkerdeel van het schema een voorbeeld van materieel en immaterieel erfgoed uit de bronnen.

b Markeer in het rechterdeel van het schema de juiste functie(-s) van de collectieve herinnering.

Collectieve herinnering

Oorsprong van collectieve herinnering

Materieel erfgoed:

Immaterieel erfgoed:

Functie van collectieve herinnering

• Constructie van de collectieve identiteit

• Aanwakkeren sociale cohesie (of verbondenheid)

• Aanwakkeren van sociale uitsluiting

• Trots cultiveren

• Slachtofferschap cultiveren

• Waardenoverdracht

← Schilderij Boerendans van Pieter Breugel de Oude uit 1568.

Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 103
Bron 2: © Aurelian Images / Alamy

Bron 3:

Item is geordineerd dat alle brouwers, tappers, waarden en waardinnen zullen moeten hun bier uittappen en leveren met de gerechte metalen Bonse maat dezer voogdij, te weten potten met drij oren naar oude costuimen. En zo de keurmeeters bevinden dat de maat te klein is of dat er potten zonder drij oren getapt worden, daar zal al het volk dit gelag los uit huis gaan zonder te betalen, tenzij de oren afgeslagen of gebroken waren en bovendien zal de tapper, waard of waardin verbeuren elke maal de pot met nog een gulden en tien stuivers.

Artikel 30 van het Keurenboek van de Vrijheid van Mol, Balen en Dessel (1596-1631). Een keure is een document waarin rechten en plichten van de bewoners van een stad of gebied werden vastgelegd. In deze keure werd het gebruik van potten met drie oren verplicht in de Kempen. Het Kempische Olen ligt op zo’n 20 km van Mol, Balen en Dessel.

4

Bespreek klassikaal het verhaal van de Pot van Olen.

a Wie kende het verhaal al en wie nog niet?

b Bespreek de oorzaak van het al dan niet kennen van dat verhaal.

c Leg uit waarom je denkt dat het verhaal al dan niet echt gebeurd is.

d Ken je nog andere soortgelijke verhalen?

5

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 107.

Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 104
©VANIN

Uitbreiding 1:

Welke religieuze onverdraagzaamheid komt aan bod in het fragment uit Wildevrouw van Jeroen Olyslaegers?

Auteurs die historische romans schrijven, gebruiken het verleden als decor voor hun verhalen. Ze verweven vaak historisch betrouwbare informatie met fictieve of zelf verzonnen personages en gebeurtenissen. In zijn roman Wildevrouw vertelt Jeroen Olyslaegers het verhaal van een verzonnen 16e-eeuws personage dat Beer wordt genoemd. Die heeft een herberg te Antwerpen en komt op die manier in contact met heel wat bekende karakters van die tijd. In het volgende fragment heeft een zekere Brederode de Antwerpenaren net de ‘vrijheid’ beloofd. Hendrik van Brederode (1531-1568) was een Nederlandse edelman die gezien wordt als een van de leiders van het verzet tegen de Spaanse overheersing in de Nederlanden.

1

Lees hieronder het fragment uit Wildevrouw van Jeroen Olyslaegers. Maak gebruik van de juiste leesstrategie.

Nadat Brederode de Antwerpenaren met zoveel vuur vrijheid had beloofd, was men dansend door de straten gegaan. De volgende dagen waren zijn grootste bewonderaars nog steeds aan het feesten en de gezagsdragers openlijk aan het uitdagen, maar de rest van de bevolking werd ongemakkelijk van al die onruststokerij. Want die vrijheid, was die nu voor iedereen? De papen onder ons vonden het aanstellerij. Doe zo verder, riepen ze luid, en de Spanjaarden staan hier, en dan zult ge wat meemaken. De lutheranen wilden wel hun eigen gedacht in openheid beleven, maar de handel was evenzeer belangrijk. De calvinisten waren ervan overtuigd dat ze alles aankonden en dat de strijd noodzakelijk was. ‘Eindelijk recht!’ meenden er velen. Geef ons toch rust, peinsden anderen. En zij die rust wilden, werden onrustig van de mensen die hoopten op rechtvaardigheid. Het bleef maar duren. Elke dag was er wel iemand die kwaad werd op een ander. De wederdopers waren het ergst van al. Omdat niemand om hen gaf, bleven ze maar provoceren. ‘Liever Turks dan paaps!’ zo werd er door hen geroepen aan de ene kant van de rui (= stadsgracht). En aan de andere kant ontploften ze daar dan bijna van colère. ‘Hoe durft ge dat nog maar te peinzen, smerige verraders! Zijt ge niet beschaamd?’ Het bleef nog bij roepen en schelden, maar er waren er ook die toonden dat hun vuist gekneld zat rond het heft van hun rapier (= slank zwaard) of dolk, klaar om bloed te vergieten als het echt niet anders kon.

Uit: J. Olyslaegers, Wildevrouw. Amsterdam, 2020, p. 301.

2

©VANIN

Markeer in de tekst hierboven de verschillende religieuze stromingen die aan bod komen.

a Noteer die religieuze stromingen vervolgens in de tabel.

b Zoek in dit hoofdstuk of online telkens een kenmerk dat typisch of representatief is voor die stroming. Vul dat aan in de rechterkolom van de tabel.

Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 105
02f LEESSTRATEGIEËN
03 ONLINE OPZOEKEN

religieuze stroming kenmerken representatief voor stroming

3

De religieuze onverdraagzaamheid tussen verschillende religieuze stromingen is duidelijk aanwezig in dit fragment.

a Onderlijn in het fragment de leuze die bijna voor een explosie van geweld zorgt.

b Zoek online op waar die leuze voor staat en noteer hier je antwoord.

4

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 107.

Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 106
03 ONLINE OPZOEKEN
©VANIN

Conclusie IV

Antwoorden op de onderzoeksvragen

Antwoord met volzinnen.

Historische vraag 1: Waarom ondergingen de Nederlanden in de 16e en 17e eeuw territoriale veranderingen?

Historische vraag 2: Op welke manier reageerden vorsten en de katholieke kerk op de reformatie?

Historische vraag 3: Was het 16e-eeuwse Antwerpen het New York van die tijd?

Historische vraag 4: Welk element uit de collectieve herinnering rond de Pot van Olen heeft een historische basis?

Uitbreiding 1: Welke religieuze onverdraagzaamheid komt aan bod in het fragment uit Wildevrouw van Jeroen Olyslaegers?

Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 107
↑ Gebruik een schrijfkader als hulpmiddel bij HV1, HV2, HV3, HV4 en U1.
©VANIN

Synthese V

Situeren in tijd en ruimte

Tijdens de 80-jarige oorlog heersten religieuze conflicten in een groot deel van West-Europa. Het waren niet alleen levensbeschouwelijke, maar ook politieke conflicten. De Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden geraakten daarbij gescheiden van elkaar.

©VANIN

regeerperiode Keizer Karel

1517: protest Maarten Luther 1549: centralisatie van de Nederlanden door keizer Karel, bv: hogere belastingen

regeerperiode van Filips II reformatie contrareformatie 80-jarige oorlog

1550: bloedplakkaat: doodstraf voor ketters 1555: Filips II volgt keizer Karel op, treedt streng op tegen ketters en opstandelingen

1566: beeldenstorm: protestanten vernielen onder andere katholieke kerken 1568: start 80-jarige oorlog tussen Filips II en opstandelingen

ai16518356355_SAP4_LB_H4_europa_munster.pdf 1 6/05/2022 13:13

Europa na het Verdrag van Munster (1648)

1648: Vrede van Munster: opsplitsing van de Nederlanden

Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 108
C M Y CM MY CY CMY K
150015101520153015401550156015701580 1650 15901600 VROEGMODERNE TIJD 1610162016301640

Schema

Historische redenering: De Nederlanden na 1648

Religieuze breuk en reactie

Reformatie

Contrareformatie

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

Religieuze hervormingen

Repressie

Kunst

Bekijk de volledige schematische samenvatting bij het onlinelesmateriaal.

Samenvatting: religieuze strijd in Europa (1500-1650)

Het territorium van keizer Karel was onder zijn ouders tot stand gekomen via huwelijkspolitiek en werd later sterk uitgebreid via oorlog. Net zoals de Bourgondische vorsten streefde keizer Karel naar een centralisatie van de macht en het bestuur waarbij hij belastingen wilde innen en wetten opleggen in het hele rijk. Hij probeerde ook de levensbeschouwelijke organisatie aan banden te leggen door het katholiek geloof te bevoordelen en te verhinderen dat zijn onderdanen naar het protestantisme overstapten. Het succes van de protestante reformatie verhinderde dat. In 1555 en 1556 gaf Karel al zijn macht uit handen, teleurgesteld omdat hij zijn verlangen naar centrale macht niet had kunnen realiseren.

Onder Filips II, de opvolger van Karel V, brak er een langdurige oorlog uit in de Nederlanden. Protestanten weigerden zich te laten dwingen tot het katholieke geloof. Een groot deel van de adel en de rijke burgerij in de steden van de Nederlanden verzette zich ook tegen de katholieke bestuurders die Filips II vanuit Spanje oplegde. Aan het einde van de 16e eeuw werd dit conflict militair uitgevochten. Pas in 1648 werd de Vrede van Munster gesloten. Er ontstonden toen twee verschillende gebieden. De zuidelijke Nederlanden bleven katholiek onder Spaans bestuur. De Noordelijke Nederlanden werden een onafhankelijke republiek. Daar heerste in een voor de vroegmoderne tijd uitzonderlijke godsdienstvrijheid.

Na de stevige kritiek van Luther op de katholieke kerk ontstonden verschillende concurrerende protestantse kerken verspreid over het hele Europese continent. De reformatie lokte een tegenreactie uit: de contrareformatie. De katholieke kerk probeerde zichzelf heruit te vinden als reactie op de religieuze breuk. Priesters werden voortaan beter opgeleid, en ze kregen strengere regels opgelegd om machtsmisbruik te voorkomen.

Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 109
©VANIN

De katholieke kerk schakelde ook de hulp van katholieke vorsten in om te vermijden dat nog meer christenen protestants zou worden. In de 16e eeuw kozen Europese vorsten vaak voor een beleid van wij-zij-denken om minderheden aan te pakken. Ze vervolgden de aanhangers van religieuze of levensbeschouwelijke organisaties waar ze het zelf moeilijk mee hadden. Een kerkelijke rechtspraak die al bestond in de middeleeuwen, de inquisitie, mocht bepalen wie zich te buiten ging aan ketterij. Ketters die hun geloof niet wilden afzweren, liepen het risico op de doodstraf Religieuze onverdraagzaamheid was alomtegenwoordig: in katholieke staten konden protestanten worden vervolgd, in protestantse staten konden katholieken worden vervolgd.

Buiten de hervormingen en de repressie werd ook kunst ingeschakeld om mensen terug naar het katholicisme te lokken. Kunst moest volgens de kerk bijbelverhalen dichter bij de mensen brengen. De barok was een artistieke stroming waarin schilderkunst, beeldhouwkunst en architectuur samensmolten tot één wervelend geheel. De pracht en de praal van de barok diende als propagandamiddel om gelovigen te overtuigen van het katholicisme.

Historisch denken:

Je leerde de volgende historische begrippen. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.

—cultureel: artistieke stroming (barok), gewoonte, kunst- en cultuuruiting (architectuur, beeldhouwkunst, schilderkunst), levensbeschouwelijke organisatie (aflaat, anglicaanse kerk, bekeren, katholieke kerk), religieuze breuk (ketterij, protestanten, protestantisme), religieuze hervorming (contrareformatie, reformatie, religieuze stroming), tradities

—economisch: handel, overheidsregulering (belasting)

—politiek: bestuurlijke organisatie (koning, keizer, macht, vorst), centralisatie, kolonialisme (kolonie), politieke revolutie (opstand), rechtspraak (doodstraf, inquisitie, martelpraktijken), republiek, staatsvorming (huwelijkspolitiek, staatsvormingsproces), veranderende territoriale invulling (grens, territorium)

—sociaal: gelaagde samenlenving (adel), geweld, minderheid, oorlog, vrijheid (godsdienstvrijheid), wij-zij-denken

Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit. gevolg – oorzaak – continuïteit – verandering 05 HISTORISCHE BEGRIPPEN

Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 110
©VANIN
06 STRUCTUURBEGRIPPEN

Zelfevaluatie

In dit hoofdstuk bestudeerde je de religieuze strijd in de vroegmoderne tijd. Dit zelfevaluatieformulier kan je helpen om te bepalen wat je al goed kunt en aan welke elementen je nog moet werken.

Dit kan ik … goed onvoldoende

©VANIN

HISTORISCH REFERENTIEKADER

Je kunt de scheiding van de Nederlanden situeren in de tijd en de ruimte.

Je kunt de oorzaak geven voor de territoriale verandering van de Nederlanden en daarbij volgende begrippen gebruiken: oorlog, vrede, staatsvorming, centralisatie en veranderende territoriale invulling.

Je kunt beschrijven op welke manier vorsten en de katholieke kerk reageerden op de reformatie. Daarbij kun je de volgende historische begrippen gebruiken: levensbeschouwelijke organisatie, religieuze hervorming en breuk, rechtspraak, kunstuiting, minderheden, wij-zij-denken, oorlog en vrede.

Je kunt een schematische weergave van de contrareformatie opstellen en er uitleg bij geven.

Je kunt drie voorbeelden geven van hoe keizer Karel streefde naar centralisatie in zijn rijk.

Je kunt verschillende religieuze stromingen en daarbij telkens een representatief kenmerk geven.

Je kunt uitleggen hoe religieuze breuk en onverdraagzaamheid aan bod komt in Wildevrouw.

HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN

Je kunt vergelijkingen maken tussen Antwerpen uit de 16e eeuw en New York uit de 20e eeuw.

REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST

Je kunt hedendaagse voorbeelden geven van hoe wij-zij-denken kan leiden tot geweld.

Je kunt door middel van een schema uitleggen hoe de collectieve herinnering tot stand komt via materieel en immaterieel erfgoed en wat de functies van de collectieve herinnering zijn.

Je kunt het schema van collectieve herinnering toepassen op verhalen zoals dat van de Pot van Olen.

Hoofdstuk 4: Religieuze strijd (Europa, ca. 1500-1650) 111
112 ©VANIN

Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800)

©VANIN

Hoofdstuk

Lodewijk XIV, schilderij door Hyacinthe Rigaud (Parijs, 1701). De koning draagt voorwerpen die zijn macht uitstralen: een blauwe mantel met de Franse lelie, de scepter in zijn rechterhand, de kroon op het kussen en het zwaard dat volgens de overlevering aan Karel de Grote toebehoorde. Dit schilderij hing in de troonzaal van het paleis van Versailles. De voeten van de koning kwamen op ooghoogte van de bezoekers. In de vroegmoderne tijd werden vorsten in West-Europa steeds machtiger en probeerden de macht te centraliseren. Toch kwam er ook kritiek.

Filosofen begonnen na te denken over hoe het anders kon. De principes die zij bedachten liggen aan de basis van hoe macht in onze samenleving ook nu nog wordt georganiseerd.

113
5

Wat weet je al? I

Over de macht van de monarchie en van het volk leerde je al in de eerste graad. Je zag hoe het volk inspraak kreeg in Athene en Rome, maar ook hoe de Romeinse keizer Augustus de macht naar zich toe trok. In de middeleeuwen moesten koningen hun macht meestal delen.

1

Vul de ontbrekende bestuursvormen in op de juiste plaats.

Kies uit: democratie - keizerrijk - monarchie - republiek

in Athene 508 v.C. - 322 v.C.

in Rome 753 v.C. - 509 v.C.

in Rome 509 v.C. - 31 v.C.

in Rome 27 v.C. - 476

2

in middeleeuws Europa

Bespreek klassikaal wie welke macht had binnen al deze bestuursvormen.

II

Wat weet je nog niet?

In dit hoofdstuk leer je hoe een West-Europese koning uit de 17e eeuw de macht centraliseerde, en welke ideeën verlichtingsfilosofen hadden om de samenleving beter te organiseren.

✓ Eerst situeer je de absolute vorsten in tijd en ruimte (HV1).

✓ Nadien ga je na hoeveel macht vorsten in de 17e eeuw hadden (HV2).

✓ Daarna bestudeer je hoe betrouwbaar het beeld van Lodewijk XIV is in de speelfilm Le roi danse met behulp van recensies (HV3).

✓ Vervolgens ontdek je welke kritiek verlichte denkers kregen op hun absolute koningen (HV4) en onderzoek je of het verlichte gelijkheidsidee ook voor mensen in slavernij gold (HV5).

✓ Tot slot kun je nagaan wat de verlichting in onze maatschappij vandaag betekent (HV6).

Hoofdstuk 5:
verlichting (Europa,
114
Absolutisme en
ca. 1650-1800)
KLASSIEKE OUDHEID MIDDELEEUWEN ATHENE ROMEINSE RIJK
ca.800v.C. ca.500
©VANIN

Op onderzoek III

Historische vraag 1: Waar en wanneer hadden vorsten absolute macht?

Historische vraag 2 van dit hoofdstuk is niet duidelijk in de ruimte gesitueerd. Bekijk op p. 118-122 scannend de inhoud van de historische vraag. Kun je de vraag nu beter herformuleren?

©VANIN

Historische vraag 6: Welke verlichtingsidealen zijn in onze hedendaagse samenleving nog steeds belangrijk?

Historische vraag 2: Hoe machtig was de absolute koning Lodewijk XIV?

Historische vraag 3: Hoe betrouwbaar is de beeldvorming over Lodewijk XIV in de film Le roi danse?

Historische vraag 4: Welke kritiek hadden verlichte denkers op absolute koningen en de samenleving?

Historische vraag 5: Gold het verlichte idee van gelijkheid in de 18e eeuw voor alle mensen?

Beantwoord de bestudeerde historische deelvragen.

Hoofdstuk 5: Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 115
01
HISTORISCHE VRAGEN

Historische vraag 1: Waar en wanneer hadden vorsten absolute macht?

Een koning wou graag alle macht voor zichzelf en probeerde de anderen buiten spel te zetten. Zo’n koning noem je een absolute vorst. Onderzoek of absolute vorsten tijdens de vroegmoderne tijd allemaal op hetzelfde moment heersten én onderzoek of dit in meer dan één land lukte.

Staten in Europa ca. 1650

Hoofdstuk
en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 116
5: Absolutisme
VROEGMODERNE TIJD MODERNE TIJD 100011001200130014001500160017001800 2000 19001945 HEDENDAAGSE TIJD HUMANISME REFORMATIE VERLICHTING MIDDELEEUWEN 1436 1638 1729 1717 1712 1797: Einde Republiek Venetië 1568 1520 1500 1491 ©VANIN

Bekijk de afbeeldingen van de absolute vorsten en lees de bijschriften. Markeer in elk bijschrift welke titel een absolute vorst kon hebben.

Hendrik VIII (1491-1547): koning van Engeland en stichter van de anglicaanse kerk. Hij zette op die manier de paus buitenspel.

Frederik van Pruisen (17121786): maakte van Pruisen een grote Europese macht door zijn territorium uit te breiden met oorlog en diplomatie.

Lodewijk XIV (1638-1715): koning van Frankrijk, door hem raakte de adel heel wat macht kwijt. Hij centraliseerde zijn macht in Versailles.

Catharina de Grote (17291796): zette haar man, de tsaar, af en werd zelf tsarina. Ze nodigde filosofen zoals Voltaire uit in Rusland.

Karel V (1500-1558): keizer van het grootste rijk sinds Karel de Grote. Hij probeerde zijn rijk helemaal katholiek te maken.

Maria Theresia van Oostenrijk (1717-1765): keizerin van het Duitse rijk die haar invloed in Europa door huwelijkspolitiek uitbreidt.

Paus Urbanus VIII (1568-1644): breidde de macht van zijn familie uit door leden ervan te bevoordelen. Hij bestreed het protestantisme. ↑

2

Leonardo Loredan (1436-1521): was de doge van de republiek Venetië, een functie waarvoor je levenslang verkozen werd door de aristocratie van de stad.

Süleyman I (1520-1566): sultan die het Ottomaanse rijk uitbreidde, o.a. in Oost-Europa. Hij liet zich assisteren door raadslieden en bracht de cultuur tot bloei.

Waar en wanneer heersten absolute vorsten?

a Noteer het nummer van elke absolute vorst in het juiste vakje op de kaart op p. 116.

b Noteer diezelfde nummers ook in de juiste vakjes op de tijdlijn.

3

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 136.

Hoofdstuk 5: Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 117
© Album © ACTIVE MUSEUM / ACTIVE ART / Alamy © Art Collection 2 / Alamy © The Print Collector ↑
© ART Collection / Alamy © Art Collection 2 / Alamy 1 2 3 4 5 6 8 7 9 © Photo 12 / Alamy © Erich Lessing / Album 1
©VANIN

Historische vraag 2:

Hoe machtig was de absolute koning Lodewijk XIV?

1

Lees de tekst en beantwoord de vragen op p 120-122. Gebruik de juiste leesstrategie in je Histokit om de opdrachten te maken.

2

Bepaal over welk domein van de samenleving Lodewijk XIV zijn macht probeert te vergroten. Vul de ontbrekende maatschappelijke domeinen in bij de tussentitels.

2.1 Waarom kregen Europese vorsten vanaf de 16e eeuw veel macht?

Europese vorsten streefden steeds naar centralisatie: ze probeerden om het bestuur meer in eigen handen te krijgen zonder het te moeten delen met de adel of de burgerij in de steden. Toch bleven middeleeuwse vorsten nog erg afhankelijk van hun onderdanen, want ze hadden altijd geld nodig om hun macht te behouden of uit te breiden. In de vroegmoderne tijd steeg de koopkracht waardoor inwoners rijker werden en vroegmoderne vorsten meer geld konden opeisen van het volk.

Een hoogtepunt van het absolutisme is de bestuurlijke organisatie onder de Franse koning Lodewijk XIV (1638-1715). Hij verwierf macht op zowat alle maatschappelijke domeinen. Ook andere vorsten slaagden erin om veel macht naar zich toe te trekken.

2.2 en macht: centralisatie, de adel aan de leiband en militaire hervormingen

Koningen konden tijdens de vroegmoderne tijd de macht steeds meer centraliseren: ze bestuurden vanuit één hoofdstad en gingen eigen wetten en geloof opdringen. Dat zag je al in hoofdstuk 4 bij keizer Karel. Wanneer ze de belastingen wilden verhogen om bijvoorbeeld oorlog te voeren, moesten koningen toestemming vragen aan de Staten-Generaal: dat is een vergadering met daarin een vertegenwoordiging van de drie traditionele standen: de clerus, de adel en de derde stand. Verschillende vroegmoderne vorsten, zoals die in Frankrijk of Spanje, stonden financieel sterk genoeg om de Staten-Generaal niet meer te laten samenkomen. Zo hoefden ze ook geen kritiek meer te verdragen en konden ze besturen zoals het hen uitkwam.

De grote uitdaging voor de vorst was de macht van de adel breken. Daarom stelden ze geschoolde ambtenaren uit de stedelijke burgerij aan in plaats van de adel.

Daarnaast verplichtte Lodewijk XIV de hoge adel te verblijven in het kasteel van Versailles, bij Parijs. Op die manier verloren zij hun traditionele bestuurlijke macht in de provincies. In Versailles gebruikte Lodewijk XIV

Bed van Lodewijk XIV in het paleis van Versailles (1701). Tijdens het lever (het ontwaken en opstaan van de koning) mocht zo'n 40 man aanwezig zijn. Het was een hele eer om twee uur lang muisstil te staan en te kijken hoe de koning opstond, zich aankleedde en over ditjes en datjes praatte.

Hoofdstuk 5: Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 118
02f
LEESSTRATEGIEËN
©VANIN

een verdeel- en heersstrategie: het was cruciaal om bij de koning in de gunst te komen, want zo kreeg je een winstgevende positie van bijvoorbeeld generaal of ambtenaar. Hij speelde de adel tegen elkaar uit.

Bovendien leidde de koning de aandacht van de hoge adel af door tal van ceremoniële functies en feestjes. Dat alles maakte Lodewijk XIV uniek als vroegmoderne vorst. Lodewijk XIV hervormde ook het leger. Elk vorst werkte in oorlogstijd normaal met een huurlingenleger. Dat waren tijdelijk ingehuurde soldaten, die vaak plunderend en met geweld rondtrokken, onvoorspelbaar waren en geld verslonden. Lodewijk XIV bouwde een trouw beroepsleger uit met een vast loon en gedisciplineerde training.

2.3 Nieuwe systemen: slimme belastingen en overheidsregulering

Om absolute macht te realiseren had een koning veel geld nodig. Dat haalden koningen traditioneel uit de opbrengsten van zijn koninklijke domein, tol en boetes. In de vroegmoderne tijd verdienden sommige vorsten, zoals de Spaanse koning Filips II, nog meer geld, want de overzeese territoria in Midden- en ZuidAmerika leverden veel rijkdom op. Maar wanneer Europese vorsten oorlog wilden voeren, kwamen ze vaak alsnog geld tekort.

In Frankrijk stond de koning echter extra sterk in vergelijking met alle andere Europese vorsten. Zijn minister van economie, Colbert, bedacht een winstgevend systeem van overheidsregulering. Invoer van producten naar Frankrijk werd zwaar belast. Daardoor hadden Franse producten meer kans op de markt dan buitenlandse producten. Bovendien leverde het de schatkist extra geld op. Zo moest de Franse koning weinig beroep doen op de gunst van de Staten-Generaal en kon hij verder evolueren naar een absolute vorst.

2.4 macht: één geloof, één taal, één en al bewondering

Op cultureel vlak streefden de meeste Europese vorsten, zoals Lodewijk XIV, naar eenheid. In Frankrijk werd het katholieke geloof als staatsgodsdienst opgedrongen. Dat was gemakkelijker te controleren dan een multiculturele samenleving waarin mensen verschillende religies beoefenden. Protestanten werden gediscrimineerd, waardoor velen migreerden naar regio’s waar ze wel welkom waren. Naast één geloof, probeerde Lodewijk ook het Frans in zijn hele rijk in te voeren als bestuurstaal. Dit lukte hem niet volledig, zeker niet in pas veroverde gebieden zoals Bretagne waar Bretoens werd gesproken.

Absolute vorsten gebruikten kunst- en cultuuruitingen om hun macht te tonen en versterken. Kunst diende dus om hun onderdanen te overtuigen van hun boodschap. Lodewijk XIV liet zich bijvoorbeeld voorstellen als de zonnekoning, als centrum van het heelal of op z’n minst van Frankrijk. Hij liet ook een gigantisch paleis bouwen in Versailles, ver weg van Parijs waar altijd volksopstanden dreigden. In Versailles stond alle kunst in teken van de macht van de koning.

2.5 Absolute macht blijkt toch niet absoluut

De vroegmoderne vorsten slaagden erin om hun macht te vergroten. Toch zou hun macht nooit volledig absoluut worden. De grootte van het rijk en de verschillende talen maakten de communicatie en dus de controle van de opvolging van de wetten moeilijk. Ook voorkwamen het protest van de adel, de protestanten, de paus en later nog verlichte denkers dat een vorst alle macht veilig in handen hield.

Hedendaagse foto van de spiegelzaal in het paleis van Versailles. Lodewijk XIV gebruikte de barokkunst om te laten zien hoe rijk en machtig hij was. In het paleis verbleef de hoge adel en streden ze met elkaar om zoveel mogelijk in de gunst van de koning te komen. De koning bedacht daarvoor tal van functies, zoals zijn kamerjas overhandigen.

Hoofdstuk 5: Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 119
©VANIN

3

Een absolute vorst probeert de macht naar zich toe te trekken op alle domeinen. Plaats de volgende beslissingen van Lodewijk XIV bij het juiste domein.

Kies uit: belastingen - benoemde ambtenaren - beroepsleger - centrale hoofdstad één bestuurstaal - geen inspraak van de Staten-Generaal - de adel buiten spel zettenoverheidsregulering - paleis van Versailles - staatsgodsdienst - staatskunst.

©VANIN

Politiek en sociaal

Koning

Economie Cultuur

Onderdanen

4

Wanneer de koning het katholieke geloof als staatsgodsdienst opdringt, dan is er sprake van een wisselwerking tussen het politieke en culturele domein. Geef vanuit dezelfde vraag nu zelf nog twee voorbeelden van zo’n wisselwerking tussen maatschappelijke domeinen.

Hoofdstuk 5: Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 120

5

Bestudeer het schema dat de Franse overheidsregulering verduidelijkt. Beantwoord de vragen.

a Wat wordt ingevoerd?

b Welke invoer wordt verboden of heel streng belast?

c Welke uitvoer wordt gestimuleerd?

d Wat zijn de gevolgen van dit systeem? Duid de juiste opties aan.

☐ De Franse onderdanen worden armer.

☐ De Franse markt wordt beschermd.

☐ De Fransen verdienen veel geld dankzij de productie en handel van afgewerkte producten.

☐ Niemand wou nog handel drijven met Frankrijk.

← Handel en nijverheid in Frankrijk ten tijde van Lodewijk XIV (17e eeuw).

Hoofdstuk 5: Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 121
©VANIN

6 De Franse koning Lodewijk XIV gebruikte kunst en symbolen om zijn macht te tonen. Hij was niet de enige koning die op dit idee kwam. Lees het bijschrift bij de titelafbeelding van Lodewijk XIV op p. 113.

©VANIN

a Omcirkel op het schilderij van Lodewijk XIV op de titelpagina alle symbolen van koninklijke macht.

b Omcirkel hiernaast op het schilderij van de Engelse koningin Elisabeth I de symbolen van koninklijke macht.

c Welke boodschap sturen deze koningen met hun portret de wereld in?

Portret van de Engelse koningin Elizabeth I (14911547), door onbekende kunstenaar (ca. 1600).

7

Welke gelijkenissen en verschillen bestonden er tussen de politieke macht van Europese vorsten in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd? Vul het schema in.

Verandering: centralisatie & absolutisme

middeleeuwen vroegmoderne tijd

—Machtige adel

—Machtige Staten-Generaal

—Huurlingen

Continuïteit: Monarchie

Net zoals in de middeleeuwen was de communicatie en de controle van de wetgeving moeilijk te realiseren.

8

Bewijs dat een absolute koning zijn macht probeerde te vergroten op alle domeinen. Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 136.

Hoofdstuk 5: Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 122
© Pictorial Press Ltd / Alamy

Historische vraag 3:

Hoe betrouwbaar is de beeldvorming over Lodewijk XIV in de film Le roi danse?

Wanneer je naar een historische speelfilm kijkt, zal je je waarschijnlijk afvragen of alles wat aan bod komt in de film echt gebeurd is. Zowel de makers als de kijkers hebben hun eigen interpretatie. Daarnaast worden bepaalde aspecten meer of minder of zelfs anders in de verf gezet om de film interessanter te maken voor het publiek en zo meer tickets te verkopen. Een film heeft een ander doelpubliek dan een documentaire of een wetenschappelijk artikel. Filmmakers willen vooral een boeiende film maken die ook nog eens verkoopt. Bij deze historische vraag onderzoek je in welke mate de beeldvorming rond Lodewijk XIV in de speelfilm Le roi danse betrouwbaar is. Je neemt de film als bron en vergelijkt die dan met drie andere bronnen.

©VANIN

1 Bekijk eerst het fragment uit Le roi danse (2000).

↑ Bekijk het filmpje.

2 Hoe achterhaal je zo efficiënt mogelijk of informatie uit een speelfilm historisch betrouwbaar is?

Oefen je online zoekstrategieën bij het onlinelesmateriaal.

3 Is het beeld over Lodewijk XIV in Le roi danse een betrouwbaar beeld of niet?

a Lees bronnen 1, 2 en 3. Het zijn recensies van Le roi danse. Zij geven je informatie over de betrouwbaarheid van het beeld van Lodewijk XIV in de film.

b In de tabel op p. 125 werd de checklist rond betrouwbaarheid van bronnen opgenomen. Kruis in de tabel telkens aan wat van toepassing is.

c Noteer in de tabel in welke bron (bron 1-3) je daarvoor de nodige informatie vond.

d Beargumenteer tenslotte in de tabel de onderdelen die je hebt aangekruist.

Bron 1:

Regisseur Corbiau lijkt vaak helemaal niet geïnteresseerd in de levensloop van zijn hoofdrolspelers en concentreert zich voornamelijk op de muziek, dans en de uiterlijke schijn van het koninklijke hof. Hierdoor blijven de politieke en persoonlijke intriges die een film als deze gewicht en zeggingskracht had kunnen (en moeten) geven, achter. Dat de inhoud niet volkomen verloren gaat door de vorm, kan op het conto van Magimel en vooral Tchéky Karyo geschreven worden.

Naar: H. Geurts, Le roi danse, Cinemagazine, 2000, cinemagazine.nl.

Hans Geurts is een vaste filmrecensent voor Cinemagazine. Verder is onduidelijk wie hij precies is en wat zijn opleiding en werk precies inhouden.

Hoofdstuk 5: Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 123
03 ONLINE OPZOEKEN
02i BRONNEN EVALUEREN

Bron 2:

[Journalist Butstraen:] Uw kijk op Lodewijk XIV is zonder twijfel origineel. Is hij ook historisch juist?

[Regisseur Corbiau:] Le roi danse is een historische film, maar geen geschiedenisles. Alles wat ik toon, is echt gebeurd. Alles is historisch juist. Maar ik heb geen Lodewijk XIV ter beschikking om alles nog eens over te doen. Ik neem dus een acteur en die interpreteert de figuur van de zonnekoning. Bij het schrijven van het scenario moet je op een bepaald ogenblik vergeten wat je hebt geleerd, om personages tot leven te laten komen. Daarom beweer ik niet dat wat ik toon zo is gebeurd. De basis waarop ik steun, klopt met de realiteit. Kortom, alles is echt en alles is vals want het is cinema.

Naar: R. Butstraen, Regiseur Gérard Corbiau over Le roi danse, De Standaard, 6 december 2000.

Raf Butstraen was filmjournalist bij De Standaard.

Bron 3:

Net als Vatel, dat in hetzelfde jaar uitkwam, biedt Le roi danse een aantal nuttige scènes die in de klas kunnen worden gebruikt om het hofleven en de aristocratische cultuur tijdens het vroege bewind van Lodewijk XIV te illustreren. De voorstelling van Le ballet du nuit, waarbij de jonge Louis opstijgt te midden van een vuurwerk om de bewegingen van zijn voormalige vijanden te regisseren, kan worden gebruikt in discussies over de Fronde, de ontwikkeling van de hoofse cultuur en de relatie tussen kunst en macht in de zeventiende eeuw. (…)

Over het algemeen is de visie van Lodewijk XIV en zijn hof gepresenteerd in Le roi danse echter niet geschikt voor gebruik in de klas. Corbiau’s Louis is nauwelijks rationeel en beredeneerd. (…) Ondanks zijn uitgesproken wens om muziek en dans te gebruiken om de harmonie van zijn politieke orde te incarneren, komt Louis vaak over als humeurig en frivool - een prima donna, als het ware. Op geen enkel moment krijgen we een glimp van het gedisciplineerde, zeer gestructureerde en zorgvuldig gereguleerde hofleven, gecreëerd door le roi soleil, waar de toegang tot de koninklijke persoon strikt werd gecontroleerd en hele fortuinen konden worden gemaakt of verloren op basis van een koninklijke blik of uiting van gunst. Dansen, festiviteiten en kleine intriges, die allemaal zeker hun plaats aan het hof hadden, worden gepresenteerd als de som van Louis' heerschappij. Molière en Lully lijken te genieten van het soort onbelemmerde toegang tot Louis waarvoor hovelingen zouden hebben gedood en die hun relatief bescheiden sociale status bezoedelden. Intussen wordt Louis overgeleverd aan overspannen emotionele uitbarstingen die nauwelijks overeenkomen met een koning die exact wist dat achter elk woord en gebaar een betekenis werd gezocht. (…). Als je goed kijkt, zijn zowel Louis als zijn hof te herkennen in Le roi danse, maar het beeld is altijd sterk overdreven en vervormd.

Naar: M. P. Breen, De koning danst en de weg van de koning. 2011, h-france.net.

©VANIN

De schrijver is professor aan het Reed College en doctoreerde over het 17e-eeuwse Franse absolutisme.

Hoofdstuk 5: Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 124

Checklist betrouwbaarheid van bronnen

Een bron kan minder betrouwbaar zijn als de maker van de film… Kruis aan indien van toepassing. Waar vond je de nodige informatie?

niet gekend is;

niet goed geïnformeerd was; zelf toegeeft dat het verhaal niet betrouwbaar is;

niet eerlijk was en het doelpubliek wilde misleiden; het doelpubliek slechts één kant van het verhaal vertelde; of als andere bronnen (bv. de recensies) de film tegenspreken.

Beargumenteer die onderdelen van de checklist die je hebt aangekruist.

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 136.

Hoofdstuk 5: Absolutisme
verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 125
en
4
©VANIN

Historische vraag 4:

Welke kritiek hadden verlichte denkers op absolute koningen en de samenleving?

©VANIN

Lees de tekst en beantwoord de vragen op p. 127-129. Gebruik de juiste leesstrategie in je Histokit om de opdrachten te maken.

Tip: Hoe studeer je een moeilijke leestekst zonder een samenvatting te schrijven?

Ga naar het onlinelesmateriaal en bekijk op het voorbeeld hoe je een tekst kunt structureren in de tekst zelf, zonder al te veel tijdverlies.

4.1 Licht in de duisternis

Schilderij van een experiment met een vogel in een luchtpomp, Joseph Wright of Derby (1768). Vandaag is het schilderij terug te vinden in de National Gallery in Londen.

Sinds de renaissance onderzochten sommige Europeanen de wereld met het eigen verstand of ratio. De Franse filosoof René Descartes vat de essentie van de verlichting als volgt samen: je pense, donc je suis (ik denk dus ik ben). In de eeuwen die volgden kon door die ratio allerlei verschijnselen worden verklaard, zoals de vallende appel van Newton, waarmee de zwaartekracht werd verklaard. Hierdoor nam het vertrouwen in het rationalisme van de individuele mens toe. Dat mondde uit in een nieuwe manier van het in leven staan: de verlichting. Het verstand was het licht dat de duisternis van de onwetendheid, het bijgeloof en de vooroordelen zou verdrijven. Alles wat niet verklaard kon worden of wat onlogisch was, moest verdwijnen. Verlichte denkers kwamen met nieuwe ideeën over de samenleving. Economisch gezien vonden ze overheidsregulering onlogisch en pleitten ze voor een vrije markt: individuen mochten zelf bepalen wat ze kochten en verkochten en tegen welke prijs. Ook de standensamenleving konden ze niet begrijpen en wilden ze afschaffen. Ze vonden dat alle mannelijke burgers gelijk waren. Hun inspanningen bepaalden hun status in de samenleving, niet in welke stand ze geboren waren. Even onbegrijpelijk vonden ze de idee dat de koning besliste waarin iedere burger moest geloven. Ze pleitten dan ook voor godsdienstvrijheid in plaats van een staatsgodsdienst.

4.2 Verlichting in de politiek

Verlichte denkers in de 18e eeuw droomden van een staat waarin iedereen gelijk was en zijn zin kon doen. Ze droomden ook van een staat waarin de koning zijn macht niet misbruikte. Jean-Jacques Rousseau, John Locke en Charles de Montesquieu waren de belangrijkste politieke verlichte denkers. Vandaag vat je hun ideeën samen als de vrijheid- en gelijkheidsbeginselen.

Hoofdstuk 5: Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 126
© Granger
1
02f LEESSTRATEGIEËN

Volgens de Britse John Locke beschikte de mens over een natuurlijke vrijheid. Die vrijheid moest bewaakt worden door de overheid. Locke pleitte daarom voor een rechtstaat die de burgerrechten garandeerde in een grondwet. Dit zijn rechten die niet kunnen afgenomen of geschonden worden, zoals je lot zelf kunnen bepalen en dit voor iedereen onafhankelijk van je afkomst of rijkdom. De filosoof Rousseau zette zich af tegen een koning of overheid die hun macht konden misbruiken wanneer hen dat goed uitkwam en hernam het idee van de volkssoevereiniteit of vertegenwoordiging van het volk. Letterlijk betekent dit ‘macht bij het volk’. Het volk leende haar macht uit aan een leider, regering of parlement. Locke redeneerde dan weer verder: Wanneer een vorst slecht regeert, komt hij zijn afspraak niet na met de bevolking en heeft het volk het recht om hem af te zetten. De Franse filosoof Montesquieu bouwde verder op de idee van volkssoevereiniteit. Al de macht aan het volk geven was echter niet haalbaar, daarom pleitte hij voor een parlement. Een democratische staatsvorm met verkiezingen waardoor iedereen met burgerrechten inspraak kreeg in het bestuur. Alle burgers hadden stemrecht, alleen diegenen die niet over een eigen wil beschikten, werden uitgesloten. Ten tweede pleitte hij voor een scheiding der machten in drie machten: de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. Alleen op die manier was er volgens hem politieke vrijheid. Bij absolute vorsten waren alle machten verenigd, en daarom dreigde dan het gevaar van machtsmisbruik. Elk van die machten controleerden elkaar en samen hielden ze elkaar in evenwicht. De ideeën van Montesquieu inspireerden denkers over de hele wereld en lagen aan de basis van latere politieke revoluties waarover je leert in hoofdstuk 6.

4.3 Kritiek op de verlichting

Niet iedereen ging hier echter mee akkoord. Er waren ook verlichte denkers die vonden dat het volk geen inspraak moet krijgen, maar dat de heerser zijn macht moest gebruiken in het voordeel van het volk. Die staatsvorm noemde men het verlicht despotisme. De katholieke kerk was de verlichting liever kwijt dan rijk. God werd in vraag gesteld en dit zagen de meeste vorsten en de paus als een bedreiging van hun macht. Zij waren geen fan van de voorgestelde godsdienstvrijheid en tolerantie. Ook veel machtshebbers verzetten zich tegen de verlichtingsidealen. De verlichting zorgde er immers voor dat de oude maatschappelijke orde onder druk kwam te staan. Toch verspreidden de ideeën zich in een snel tempo over heel Europa. De kennis werd verzameld in encyclopedieën, en door de boekdrukkunst kon ze snel verspreid worden.

De huidige westerse waarden en normen ontstonden in de 18e eeuw op café. Ontdek bij het onlinelesmateriaal of jij mee op café mocht.

2

Hoe vrij ben je? Maak de volgende opdrachten.

a In welke mate ben jij het eens met volgende uitspraken? Omcirkel in de tweede kolom 1 als je het helemaal oneens bent, 3 als je helemaal akkoord gaat en 2 als je het niet oneens bent, maar ook niet helemaal akkoord gaat.

Ik ben vrij om mijn mening overal en altijd te verkondigen.

Ik ben vrij om de kleren te dragen die ik wil.

1 – 2 – 3

1 – 2 – 3

Hoofdstuk 5: Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 127
©VANIN

3

b Bekijk de afbeeldingen en bespreek mondeling: heb je je mening veranderd?

Waarom wel of niet?

Ook verlichte filosoof John Locke had een uitgesproken gedacht over vrijheid.

Lees de bron van verlichte filosoof Locke over de rechtstaat.

a Ga per alinea op zoek naar de verlichte idealen erin en vul aan.

Kies uit: rechtstaat - volkssoevereiniteit - scheiding der machten - grondwetvrijheidsbeginsel - gelijkheidsbeginsel - rationalisme

Bron 1:

De natuurlijke vrijheid van de mens (onvervreemdbare rechten) in de maatschappij bestaat erin dat hij op aarde geen enkel gezag erkent dat boven hem staat, dat hij aan niemands wil of wet onderworpen is en slechts de natuurwet als leefregel erkent.

De maatschappelijke vrijheid van de mens bestaat erin dat hij maar aan die wetgevende macht onderworpen is, die met algemene toestemming werd ingesteld.

In alle dingen waar de wet niets bepaalt, kan ik mijn eigen wil volgen en ben ik niet onderworpen aan de veranderlijke, onzekere, onbekende, willekeurige wil van een ander persoon.

Wanneer de gezagsdragers door een slecht ambtsvoeren hun recht en hun macht verbeuren, dan keert de hoogste macht bij de gemeenschap terug.

Het volk heeft het recht soeverein te handelen en de wetgevende macht zelf uit te oefenen of een nieuwe regeringsvorm op te richten en de hoogste macht, die het volledig en onbeperkt bezit, in nieuwe handen te leggen, geheel zoals het volk belieft.

Bijgevolg is het duidelijk dat de absolute monarchie, voor sommigen de ene en enige regeringsvorm op aarde, in feite onverenigbaar is met de burgerlijke maatschappij.

Waar de vorst alleen de macht heeft - én de wetgevende, én de uitvoerende - is er geen rechter te vinden en staat er geen beroep open voor iemand die redelijk en onpartijdig en met gezag kan beslissen, en van wie men hulp en herstel van een onrecht kan verwachten dat men van de vorst of op zijn bevel heeft geleden.

Uit: J. Locke, Second Treatises of Government. 1690.

Hoofdstuk 5: Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 128
©VANIN

b Vul Locke’s redenering aan op basis van de bovenstaande oefeningen en de leestekst.

Je bent maar zo vrij tot .

Er moeten dus zijn die je vrijheid beperken om zo de vrijheid van de anderen te garanderen.

Om deze te maken en ervoor te zorgen dat ze voor iedereen gelden, is er een met een .

4 Charles Montesquieu wilde machtswillekeur vermijden. Daarom lanceerde hij het idee van de scheiding der machten.

a Wie voert welke macht uit? Zet de instellingen bij de juiste macht. Kies uit: koning - parlement - rechtbanken - regering

b Bekijk het filmpje over de scheiding der machten. Benoem hierna in dit schema wat elke macht moet doen en geef een actueel voorbeeld.

Wie?

↑ Bekijk het filmpje.

Taak?

Voorbeeld?

Wetgevende machtUitvoerende machtRechterlijke macht

5 Van welke ideale wereld droomden verlichte denkers? Vul het schema in de conclusie op p. 137 verder aan op basis van de leestekst.

Hoofdstuk 5: Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 129
©VANIN

Historische vraag 5:

Gold het verlichte idee van gelijkheid in de 18e eeuw voor alle mensen?

Volgens de verlichtingsfilosofen was het niet de stand waarin je geboren werd, maar je prestaties die bepaalden wat je waard was. In historische vraag 4 leerde je dat gelijkheid een belangrijke en revolutionaire gedachte was tijdens de verlichting. Je zult in deze historische vraag die gelijkheid vanuit verschillende perspectieven benaderen.

Historisch denken: multiperspectiviteit

Om een beeld van het verleden te krijgen, is het belangrijk om historische gebeurtenissen vanuit verschillende perspectieven te bekijken. Wanneer je probeert de verschillende perspectieven te begrijpen en te verklaren, noem je dat multiperspectiviteit. En dat is ook wat hedendaagse historici doen om een vollediger en genuanceerder beeld van het verleden te krijgen. Het zorgt er ook voor dat je je beter kunt inleven in het verleden.

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

©VANIN

1

Lees de drie bronnen. Maak daarna de bijhorende opdrachten vanaf p. 131.

Bron 1:

Veel van de verlichtingsdenkers spraken over vrijheid, gelijkheid en solidariteit in Europa, maar waren tegelijk onversneden racisten die bewust mee gestalte gaven aan de westerse politiek van slavernij en kolonisering. Hume schreef over ‘de negers’ (sic) die qua beschaving inferieur waren aan de witten en ook dat zelfs ‘de meest barbaarse witten meer aanzien verdienen dan andere rassen’. Voltaire betwijfelde of ‘negers (sic) geen overgangsras waren tussen mens en aap’. Pijnlijk. Gedurende twee eeuwen hebben we compleet genegeerd hoe slavernij en kolonialisme een onuitwisbaar ingrediënt zijn geweest voor de ontwikkeling van allerlei politieke, filosofische en economische ideeën. Al die tijd bepaalde een groep witte mannen de westerse canon. Sinds de opkomst van de dekolonisatiebeweging in de jaren 80 is dat witte monopolie beginnen af te brokkelen. Dat hebben we voor een groot deel te danken aan de Zuid-Amerikanen, Afrikanen en Aziaten die aan westerse universiteiten kwamen studeren en tot hun verbijstering vaststelden dat hun voorvaderen werd gereduceerd tot figuranten of tot mensen die ongestraft uitgebuit konden worden. Dat verlichtingsdenkers desondanks tot diep in de 20e eeuw onvoorwaardelijk als helden werden gevierd, leidde tot steeds meer pijn en irritatie.

Naar: S. Zemni, Veel van onze helden uit de verlichting waren onversneden racisten. De Standaard, 23 oktober 2021.

De auteur is een Belgisch-Tunesische professor aan de universiteit Gent. Hij is gespecialiseerd in de politiek in het Midden-Oosten en Noord-Afrika.

Hoofdstuk 5: Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 130

Bron 2:

We kopen slaven voor het huishoudelijke werk alleen bij de negers; deze handel wordt ons aangewreven. Een volk dat zijn eigen kinderen als koopwaar verhandelt, verdient nog meer afkeuring dan de koper. Deze handel toont onze superioriteit; degene die zich een meester laat opleggen, is geboren om er een te hebben.

Uit: Voltaire, Essai sur les mœurs et l'esprit des nations. Parijs, 1756.

Uit : D. Diderot, Supplément au voyage de Bouganville. 1772. ↑

In dit werk schreef de Fransman Voltaire een universele geschiedenis van de wereld. Op dit essay kwam veel kritiek van –vaak religieuze – tijdgenoten en het werd bijna onmiddellijk verboden.

Bron 3:

Gij zijt geen slaven; u zou liever sterven dan tot een slaaf gemaakt worden, toch wilt u slaven van ons maken! Gelooft u dan dat de Tahitiaan niet weet hoe te sterven ter verdediging van zijn vrijheid? Deze Tahitiaan, die u als een stuk koopwaar, als een stom beest wenst te behandelen - deze Tahitiaan is uw broeder. U zijt beiden kinderen van de Natuur - welk recht hebt u over hem dat hij niet over u heeft?

De Franse schrijver Denis Diderot laat in zijn roman een oudere inwoner van Tahiti aan het woord. Hij geeft commentaar op verschillen tussen de Tahitiaanse en de Europese cultuur en trekt hier lessen uit. Voor Diderot is de natuurwet de enige wet die onbetwistbaar is.

Je leerde in Sapiens 3 de mechanismen te begrijpen die leidden tot de discriminatie van joden tijdens de middeleeuwen. Kun je die mechanismen ook in deze bronnen herkennen? ↑ Bekijk het schema.

2

Doorloop via de tabel het stappenplan van de bronnenstudie. 02

BRONNENSTUDIE a Vul de tabel aan met informatie uit bronnen 1, 2 en 3.

Bron 1

Bron 2

Bron 3

search S tap 1: Ik verzamel gegevens over de context.

Naam auteur Eeuw Plaats (land)

Hoofdstuk 5: Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 131
©VANIN

Kerngedachte

S tap 2: Ik observeer de bronnen.

©VANIN

3

search

S tap 3: Ik interpreteer de bronnen. (Baseer je hiervoor op de contextinformatie en de leestekst.)

search

Doelpubliek

Perspectief

b Elke auteur kijkt anders naar gelijkheid in de verlichting tijdens de 18e eeuw. Noteer in de tabel hieronder telkens het juiste nummer van de bron.

multiperspectiviteit

In de 21e eeuw hebben mensen een andere definitie van gelijkheid tussen mensen dan in de 18e eeuw.

Met het gelijkheidsidee protesteerden verlichte denkers vooral tegen de gelaagde samenleving met de drie standen: adel, clerus en derde stand. Die indeling gold alleen voor blanke mannen. Gelijkheid dus ook.

De auteur wil vooral kritiek geven op zijn eigen samenleving.

De auteur wil vooral kritiek geven op het eenzijdige beeld van de verlichtingsfilosofen dat in zijn hedendaagse samenleving heerst.

search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.

bron

✓ Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 137.

Het verlichtingsideaal van gelijkheid is in onze hedendaagse samenleving nog steeds heel belangrijk. Bespreek klassikaal wat gelijkheid voor jou betekent.

Hoofdstuk 5: Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 132

Historische vraag 6:

Welke verlichtingsidealen zijn in onze hedendaagse samenleving nog steeds belangrijk?

De termen die verlichtingsfilosofen bedachten duiken ook vandaag nog regelmatig op in de actualiteit. Ze komen voor in uitspraken en argumenten van politici. Ook zijn ze terug te vinden in oude en nieuwe wetten.

1

Bestudeer bronnen 1 tot en met 4 op p. 133-135. Welke verlichte idealen komen voor in deze bronnen? Onderzoek waar je verlichte ideeën herkent in de hedendaagse bronnen.

a Kies of je dit doet voor bron 1, 2, 3 of 4. b Kruis de juiste begrippen aan. Soms zijn meerdere begrippen tegelijk van toepassing.

bron 1bron 2bron 3bron 4 rechtstaat volkssoevereiniteit scheiding der machten grondwet vrijheidsbeginselen gelijkheidsbeginselen rationalisme

Bron 1:

Het blijft reacties regenen op de houding van minister Geens na het vonnis in een Gentse verkrachtingszaak vorige week. De beklaagde kreeg de gunst van opschorting van uitspraak, waarna de minister die rechterlijke beslissing openlijk in twijfel trok. In een brief die de krant De Morgen kon inkijken, laat nu ook het College van de hoven en rechtbanken zijn ongenoegen blijken.

(...) ‘De rechter beslist in eer en geweten, op basis van een grondige studie van en een beraadslaging over de concrete gegevens van elk dossier, of de beklaagde schuldig is en welke straf of maatregel hem moet worden opgelegd.’

Het is zeker niet aan de minister om de opgelegde straf of maatregel publiek af te keuren, klinkt het verder. ‘Aansturen op een wetswijziging om dit soort vrije appreciatie van rechters in bepaalde specifieke zaken aan banden te leggen, geeft enkel blijk van zin voor steekvlampolitiek, die een coherente wetgeving en dito toepassing ervan, niet ten goede komt.’

'Het College is dan ook van oordeel dat het u (minister Geens, red.) zou sieren om zich in de toekomst te onthouden van commentaar op uitspraken in individuele dossiers, zeker zolang de beslissing niet definitief is', zo besluit de brief.

Naar: D. Bauwens en R. Wauters, Het is niet aan de minister om een opgelegde straf af te keuren. De Standaard, 2016.

Hoofdstuk 5: Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 133
©VANIN

Bron 2:

(...) In het raam van uw verblijfsaanvraag verwachten wij daarom dat u deze verklaring ondertekent.

Ik, ondergetekende, verklaar hierbij dat ik mij engageer om ervoor te zorgen dat ikzelf, evenals mijn eventuele kinderen, gedurende ons verblijf in België, ons in de samenleving zullen integreren en er op actieve wijze aan zullen deelnemen.

Met het oog daarop verklaar ik het volgende:

- Dit land respecteert de mensenrechten zoals zij werden vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. België onderschreef bovendien het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, wat ervoor zorgt dat de mensenrechten afdwingbaar zijn. Ik zal de wetgeving van dit land naleven en de democratische principes van dit land respecteren.

- Ik respecteer de vrijheid en de persoonlijke integriteit van iedereen. Ik begrijp en aanvaard dat in dit land iedereen recht heeft op de fundamentele

Naar: Letterlijk, de nieuwkomersverklaring. VRT, 2016. www.vrt.be.

vrijheden zoals zij liggen vervat in de grondwet. Deze vrijheden zijn:

a) Vrijheid van meningsuiting: Iedereen mag vrij zijn overtuigingen mededelen, zowel gesproken als geschreven. Het aanzetten tot haat of geweld is echter een strafbaar feit en geeft aanleiding tot een veroordeling door de rechter.

b) Vrijheid van vereniging: (...).

c) Vrijheid van eredienst: (...)

d) Vrijheid van beleving van seksuele geaardheid: (...)

- Ik begrijp en aanvaard dat, in dit land, mannen en vrouwen dezelfde rechten en plichten hebben en dat zowel mannen als vrouwen in dit land hun bijdrage leveren aan de samenleving. Mannen en vrouwen hebben dus dezelfde rechten op onderwijs en werk, mannen en vrouwen kunnen allebei deelnemen aan het democratisch proces, waaronder verkiezingen. Zowel mannen als vrouwen hebben de verplichting om belastingen te betalen. (...)

Bron 3:

Nu de Raad van State de overheid heeft teruggefloten omdat de coronamaatregelen de vrijheid van eredienst te zeer inperken, klinkt de vraag almaar luider of de politie zomaar kerstfeestjes kan stilleggen.

(…) Met het ministeriële besluit achter die maatregelen werd de collectieve uitoefening van de erediensten verboden. (…) Vanuit de Joodse gemeenschap werd dat verbod aangeklaagd, onder meer omdat bij een Joods huwelijk tien mannen aanwezig moeten zijn. De vrijheid van godsdienst is een door de grondwet beschermd recht, dat volgens de klagers niet zomaar kan worden ingeperkt.

De Raad van State is hen daarin gevolgd. Zeker nu de winkels weer open mogen, is het volgens de juridische waakhond ‘niet proportioneel’ dat de overheid de collectieve uitoefening van erediensten in een uiterst beperkt aantal gevallen laat doorgaan.

(…) Professor grondwettelijk recht Hendrik Vuye (Universiteit van Namen) juicht dat toe. ‘De vrijheid van godsdienst kan mij eerlijk gezegd gestolen worden, maar zolang wij met elkaar afspreken dat het een fundamenteel recht is, moet die vrijheid worden geëerbiedigd.’ (…) Vuye benadrukt dat hij niet tegen coronamaatregelen is. ‘Maar het Amerikaanse Supreme Court heeft het onlangs mooi verwoord: zelfs in tijden van een pandemie kan de grondwet niet worden opzijgeschoven en vergeten.’ Samen met 24 andere grondwetspecialisten ondertekende hij begin vorige maand een open brief, die de overheid oproept een tijdelijke coronawet in het parlement te stemmen. Die wet kan de coronamaatregelen dan opsommen.

Hoofdstuk 5: Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 134
©VANIN

Het voordeel van een coronawet is dat de gebruikelijke checks-and-balances erop toepasbaar zijn. Het is niet de regering, maar - zoals de grondwet vraagt - het parlement dat de grondrechten tijdelijk inperkt. Zo’n wet kan bovendien worden aangevochten bij het Grondwettelijk Hof, wat de juridische onzekerheid waarmee klagers nu worden geconfronteerd vermijdt. Bovendien is zo’n wet tijdelijk: zodra de coronacrisis achter ons ligt, verdwijnt de inperking van de grondrechten.

Uit angst voor het coronavirus vinden veel mensen dat de juridische bezwaren maar even moeten worden opzijgezet. Maar het grote risico van de huidige manier van werken is de precedentwaarde. ‘Nu is het voor corona, maar wat is het de volgende keer? Grondrechten worden zo ondermijnd, wat heel betreurenswaardig en gevaarlijk is’, zegt Vuye.

Naar: J. D’Hoore, De grondwet geldt ook tijdens een pandemie. 2020. (p. 26), in: De Tijd, 10 december 2020.

Bron 4:

↑ Bekijk het filmpje.

2

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 137.

Hoofdstuk 5: Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 135
©VANIN

Conclusie IV

Antwoorden op de onderzoeksvragen

Antwoord met volzinnen.

Historische vraag 1: Waar en wanneer hadden vorsten absolute macht?

Historische vraag 2: Hoe machtig was de absolute koning Lodewijk XIV

Historische vraag 3: Hoe betrouwbaar is de beeldvorming over Lodewijk XIV in de historische speelfilm Le roi danse?

Hoofdstuk 5: Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 136
©VANIN

Historische vraag 4: Welke kritiek hadden verlichte denkers op absolute koningen en de samenleving?

Vul het schema aan.

Probleem bij absolute macht volgens verlichte denkers

POLITIEKOnvrijheid

Machtsmisbruik

Verlichte oplossing

SOCIAALGelaagde samenleving Gelijkheid

ECONOMIEOverheidsregulering

CULTUUR Staatsgodsdienst

Historische vraag 5: Gold het verlichte idee van gelijkheid in de 18e eeuw voor alle mensen?

Historische vraag 6: Welke verlichtingsidealen zijn in onze hedendaagse samenleving nog steeds belangrijk?

Hoofdstuk 5: Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 137
↑ Gebruik een schrijfkader als hulpmiddel bij HV2, HV3, HV5 en HV6.
©VANIN

Situeren in tijd en ruimte

©VANIN

Zuid-Europa Ca. 1300: Start humanisme

Centraal-Europa Ca. 1500: Start reformatie

Europa in de 18e eeuw

Rome Ca. 1560: Start contrareformatie

West- en Centraal-Europa Ca. 1700: Start van de verlichting

Hoofdstuk 5:
verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 138
V
Absolutisme en
Synthese
VROEGMODERNE TIJD MODERNE TIJD 100011001200130014001500160017001800 2000 19001945 HEDENDAAGSE TIJD HUMANISME REFORMATIE VERLICHTING MIDDELEEUWEN

Schema

Historische redenering: verandering en continuïteit in de bestuurlijke organisatie in Frankrijk

Continuïteit: monarchie

—Rekening houden met gewoonterecht

—Communicatie en controle moeilijk te realiseren.

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

Verandering: centralisatie & absolutisme

middeleeuwen vroegmoderne tijd

—Machtige adel

—Machtige

Staten-Generaal

—Huurlingen

Probleem volgens verlichte denkers

POLITIEKOnvrijheid

Machtsmisbruik

SOCIAALGelaagde samenleving (standenmaatschappij)

Verlichte oplossing

—Koning heeft meer controle over adel

—Minder macht voor Staten-Generaal

—Beroepsleger

Rechtstaat op basis van grondwet

Volkssoevereiniteit → parlementarisme

Scheiding der machten

Gelijkheid

ECONOMIEOverheidsregulering Vrije markt

CULTUUR Staatsgodsdienst

Godsdienstvrijheid

Bekijk de volledige schematische samenvatting bij het onlinelesmateriaal.

Samenvatting: Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800)

Op verschillende plaatsen en tijdstippen probeerden heersers hun macht te vergroten. In de vroegmoderne tijd waren er verschillende Europese heersers met een groot rijk en met veel macht. Zij probeerden hun macht te centraliseren op alle domeinen.

De macht van een aantal van die heersers, absolute koningen genoemd, bereikte een hoogtepunt in de 17e eeuw. Op politiek vlak regeerden ze vanuit één hoofdstad en bepaalden zij de wetten. De macht van de adel en andere concurrenten beperkten ze zoveel mogelijk. Ambtenaren en hogere inkomsten dan in de middeleeuwen maakten hun onafhankelijker. Op cultureel vlak probeerden ze één opgelegde godsdienst en één bepaalde bestuurstaal te installeren. Kunst en geloof werden

Hoofdstuk 5: Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 139
©VANIN

gebruikt als propagandamiddel. De volledige macht verkrijgen was echter heel erg moeilijk: geldzorgen, communicatie, hardnekkige gewoontes en kritiek van tegenstanders gooiden roet in het eten.

©VANIN

Verlichte denkers wilden een maatschappij waarin vrijheid, gelijkheid, burgerrechten, een grondwet en volksvertegenwoordiging centraal stonden. Hierdoor kwamen ze in conflict met de centralisatiepolitiek van de absolute vorsten. Die heersers trokken immers de macht naar zich toe en eisten volledige gehoorzaamheid. Verlichte filosofen pleitten echter voor een kans om hun mening te laten horen en gelden. Hun ideeën startten vanuit de elite of burgerij en zij wilden die vooral op zichzelf toepassen, niet op het hele volk. Voor de gewone mens of de inwoners van de pas ontdekte gebieden veranderde er dus erg weinig.

De verlichting heeft nog steeds een grote invloed op onze huidige samenleving. Principes als het vrijheids- en gelijkheidsbeginsel komen nog regelmatig terug in politieke discussies, krantenartikels, sociale media … Daarom is het belangrijk dat iedereen begrijpt wat begrippen zoals volksvertegenwoordiging, scheiding der machten, rechtstaat, een grondwet … betekenen.

Historisch denken:

Je leerde de volgende historische begrippen. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.

—cultureel: artistieke stroming (renaissance), drukkunst (boekdrukkunst), filosofie (rationalisme, verlichting, verlichtingsidealen), gewoonte, kunst- en cultuuruitingen, levensbeschouwelijke organisatie (anglicaanse kerk, katholieke kerk) multiculturele samenleving, religieuze breuk (protestanten, protestantisme)

—economische: economische systemen, handel (monopolie), innovatie (natuurwet), invoer, koopkracht, overheidsregulering (belasting)

—politiek: absolutisme (absolute macht, verlicht despotisme), bestuurlijke organisatie (bestuurstaal, hoofdstad, keizer, koning, macht, parlement, staten-generaal, vorst), burgerrechten, centralisatie (verdeel- en heersstrategie), democratie, grondwet, inspraak, kolonialisme (overzeese territoria) monarchie, politieke revolutie (opstand), rechtstaat, republiek, scheiding der machten, staatsvorm, staatsvorming (huwelijkspolitiek), stemrecht, veranderdende territoriale invulling (territorium), verkiezingen, vertegenwoordiging (volkssoevereiniteit)

—sociaal: gelaagde samenleving (adel, stand), geweld, mensenrechten, migratie, oorlog (beroepsleger, huurlingen), slavernij, vrijheid (godsdienstvrijheid), vrijheid- en gelijkheidsbeginsel

Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit. continuïteit - verandering

Je leerde in dit hoofdstuk denken als een historicus. Je leerde om historische gebeurtenissen vanuit verschillende perspectieven te bekijken. Herlees en studeer het kader historisch denken op p. 130.

Hoofdstuk 5: Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 140
06 STRUCTUURBEGRIPPEN
05 HISTORISCHE BEGRIPPEN

Zelfevaluatie

In dit hoofdstuk bestudeerde je het absolutisme en het verlichtingsdenken tijdens de vroegmoderne tijd. Dit zelfevaluatieformulier kan je helpen om te bepalen wat je al goed kunt en aan welke elementen je nog moet werken.

©VANIN

Dit kan ik … goed onvoldoende

HISTORISCH REFERENTIEKADER

Je kunt de absolute vorsten plaatsen binnen Europa en de vroegmoderne tijd.

Je kunt uitleggen welke macht Lodewijk XIV had binnen de verschillende maatschappelijke domeinen en daarbij volgende begrippen gebruiken: kunst- en cultuuruitingen, absolutisme, economische systemen, overheidsregulering, koopkracht, centralisatie en oorlog.

Je kunt uitleggen hoe de overheidsregulering onder Lodewijk XIV werkte.

Je kunt bij afbeeldingen van absolute vorsten symbolen van macht herkennen.

Je kunt voorbeelden geven van verandering en continuïteit tussen de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd.

Je kunt de ideeën van de verlichtingsfilosofen in je eigen woorden uitleggen en daarbij volgende begrippen gebruiken: grondwet, politieke revoluties, staatsvorm, vertegenwoordiging, burgerrechten, vrijheids- en gelijkheidsbeginsel.

HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN

Je kunt bronnen zoals een speelfilm vergelijken met andere bronnen om zo de betrouwbaarheid van die speelfilm te beoordelen.

Je kunt in bronnen van verlichtingsfilosofen de verlichtingsideeën herkennen.

Je kunt multiperspectiviteit toepassen binnen een onderzoek naar verschillende bronnen om zo een historische vraag te beantwoorden.

REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST

Je kunt verlichtingsideeën zoals het vrijheids- en gelijkheidsbeginsel, scheiding der machten, rechtstaat en grondwet op de hedendaagse samenleving toepassen.

Je kunt voorbeelden geven van hoe verlichtingsideeën vandaag verder leven in onze samenleving.

Hoofdstuk 5: Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 141
Hoofdstuk 5: Absolutisme en verlichting (Europa, ca. 1650-1800) 142 ©VANIN

Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800)

©ZuriSwimmer/Alamy

©VANIN

Hoofdstuk

Jacques-Louis David, Marie-Antoinette (Louvre, Parijs, 1793). De schets van de schilder Jacques-Louis David toont de Franse koningin, de echtgenote van koning Lodewijk XVI (1754-1793). De laatste decennia van de 18e eeuw waren in allerlei opzichten een tijd van verandering en breuk. Maar een koningin die geboeid in een simpele jurk haar dood onder de guillotine tegemoet gaat, was een bijna ongezien fenomeen. Wat was er in hemelsnaam in Frankrijk gebeurd? Waarom kwamen mensen in opstand tegen hun absolute vorsten?

143
6

Wat weet je al? I

In Sapiens bestudeerde je vorige jaren al meermaals de sociale structuur van de samenleving. Je leerde in Sapiens 3 hoe er verandering kwam in de middeleeuwse gelaagde samenleving in WestEuropa. Die standenmaatschappij bestond uit drie standen: clerus, adel en de derde stand. Tot de derde stand behoorde het gewone volk, nl. de boeren, de ambachtslui en de kooplui.

1

Fris hier op wat je nog weet over de standenmaatschappij. Bekijk de illustratie uit het manuscript van Gilles de Rome.

a Vul de kaders aan met de standen of maatschappelijke groepen uit de gelaagde samenleving.

b Omcirkel nu het kader van de maatschappelijke groep die er chronologisch als laatste bijkwam in de middeleeuwen.

c Bespreek klassikaal welke veranderingen er plaatsvonden in de gelaagde samenleving door de opkomst van de steden.

© Collection Magnard

← Illustratie manuscript, Gilles de Rome, Frankrijk, 15e eeuw.

II

Wat weet je nog niet?

In dit hoofdstuk leer je hoe drie revoluties (de industriële, de Amerikaanse en de Franse) tot grote en diepgaande veranderingen leidden in de West-Europese samenlevingen.

✓ Eerst situeer je de industriële, de Amerikaanse en de Franse Revoluties in de tijd (HV1).

✓ Nadien ga je na wat kenmerkend was voor de revoluties aan het einde van de vroegmoderne tijd (HV2).

✓ Vervolgens bestudeer je hoe de Antwerpse edelman Goetsbloets, die leefde tijdens de Franse Revolutie, naar de gebeurtenissen van zijn tijd keek (HV3).

✓ Je kunt jezelf nog uitdagen met de uitbreidingsvraag waar je historische werken vergelijkt met Oversimplified (U1).

✓ Ten slotte onderzoek je hoe Fransen vandaag de herinnering aan de Franse Revolutie gebruiken om eigen strijdpunten kracht bij te zetten (HV4).

Hoofdstuk 6: Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800) 144
©VANIN

Op onderzoek III

Historische vraag 1: Wanneer vonden de industriële, de Amerikaanse en de Franse Revoluties plaats?

Bekijk de routekaart nadat je dit hoofdstuk hebt gemaakt. Welke onderzoekbare historische vraag zou je zelf nog willen stellen?

Historische vraag 2: Waardoor werden de revoluties aan het einde van de vroegmoderne tijd gekenmerkt?

Uitbreiding 1: Hoe goed informeert

Oversimplified je over de oorzaken en aanleiding van de Franse Revolutie?

Historische vraag 3: Welke kritiek op de Franse Revolutie vind je terug in het werk van de Antwerpse edelman Pierre Goetsbloets uit die periode?

Historische vraag 4: Hoe gebruiken Fransen vandaag de herinnering aan de Franse Revolutie om eigen strijdpunten kracht bij te zetten?

Beantwoord de bestudeerde historische deelvragen.

Hoofdstuk 6: Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800) 145
01 HISTORISCHE VRAGEN
©VANIN

Historische

vraag 1: Wanneer vonden de industriële, de Amerikaanse en de Franse Revoluties plaats?

Aan het einde van de vroegmoderne tijd vonden drie revoluties plaats die een aantal samenlevingen grondig zouden veranderen: de industriële revolutie, de Amerikaanse Revolutie en de Franse Revolutie. Je vindt informatie over de industriële revolutie in de kaders boven de tijdlijn. Informatie over de Amerikaanse en Franse Revoluties vind je in de kaders onder de tijdlijn.

1

©VANIN

Bekijk de tijdlijn.

Vanaf ca. 1000: Introductie keerploeg in de landbouw. Nieuwe technologie maakt die in de volgende eeuwen stilaan efficiënter: meer mensen kunnen zich makkelijker voeden en de bevolking neemt toe.

11e-12e eeuw: Staande windmolens ontstaan in Frans-Vlaanderen. Dit betekent dat er eeuwenlang een meer stabiele voedselvoorziening kwam.

↑ Gravure van windmolen, Le Vieil Rentier d'Audenarde, 1175.

1775: 13 Britse kolonies aan de oostgrens van Noord-Amerika kwamen in opstand tegen het Britse moederland. Frankrijk steunde de Amerikaanse onafhankelijkstrijders. Dat kostte veel geld, waardoor Lodewijk XVI de belastingen moest verhogen. Drie jaar later erkende Frankrijk als eerste land ter wereld de Verenigde Staten. De Fransman Marquis de La Fayette krijgt omwille van zijn militaire steun een standbeeld vlakbij het Witte Huis.

Alexandre Falguière en Antonin Mercié, Standbeeld La Fayette, opgericht in 1891.

© incamerastock / Alamy

13e eeuw: Laken wordt gemaakt van wol. Voor heel lange tijd was Ieper een belangrijk centrum in de lakenhandel.

↑ Miniatuur van de lakenhallen van Ieper.

4 juli 1776: The fourth of July herdenkt jaarlijks de Onafhankelijkheidsverklaring. De Verenigde Staten zijn vanaf die datum onafhankelijk en vallen niet meer onder het gezag van de Britse koning George III. Op spotprenten zie je hoe Uncle Sam (= de Verenigde Staten) toekijkt hoe een jonge George Washington, de eerste president van de Verenigde Staten, John Bull (= Engeland) terug over de oceaan trapt. De onafhankelijkheidsstrijd eindigt in 1783.

Anonieme spotprent, jaren 1890.

Hoofdstuk 6: Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800) 146
1000 1100 1200 1300 1400
MIDDELEEUWEN
ANCIEN RÉGIME VAN CA. 1000 TOT CA. 1750: STANDENMAATSCHAPPIJ STAAT CENTRAAL

Vanaf 1670: De aardappel wordt in de Zuidelijke Nederlanden steeds meer geteeld. Dit betekent een revolutie in het voedingspatroon.Het legt mee de basis voor het demografisch proces: de enorme demografische groei was een belangrijke oorzaak voor de industriële revolutie.

Ca. 1660: De eerste stoomauto wordt ontworpen door de Vlaamse jezuïet Ferdinand Verbiest aan het hof van de Chinese keizer

Gravure van stoomauto, Ferdinand Verbiest, ca. 1660.

Vanaf de 16e eeuw: Rapen, klaver, wortelgewassen en grassen wisselen de graanteelt af. Die agrarische revolutie maakte de voedselproductie efficiënter. Met minder mensen verbouwt men meer voedsel. De bevolking neemt toe. Meer mensen kunnen zich focussen op ‘industriële’ gewassen zoals vlas verwerkt tot linnen in de textielindustrie.

1793: De Amerikaanse uitvinder Eli Whitney ontwerpt de Cotton Gin, een katoenverwerkingsmachine, één arbeider kon zo het werk van een tiental vervangen.

Ingekleurde houtgravure van William L.Sheppard, Cotton Gin, Harper’s Weekly, 1869.

1769: De Schot James Watt perfectioneert de stoommachine van de Brit Newcomen (1712) en laat ze werken onder stoomdruk.

©VANIN

1801: Lieven Bauwens legt met steun van het Franse bezettingsregime de basis van de industrialisering in Gent. Bauwens laat honderden Mule Jennies of spinmachines bouwen.

Foto van de voormalige opstelling van het MIAT/Industriemuseum, Gent (tot 2018). ↑ Olieverfschilderij James Eckford Lauder, James Watt, 1855.

WETENSCHAPPELIJK METHODE: VANAF CA. 1600 INDUSTRIALISERING: VANAF CA. 1750

14 juli 1789: In de woelige tijd na het bijeenroepen van de Staten-Generaal (de standenvergadering die al generaties niet meer was bijeengekomen in Frankrijk), om een antwoord te bieden aan het aanslepende begrotingstekort, wordt de Bastille (een symbool van koninklijk onrecht) bestormd. Vertegenwoordigers van het gezag worden gedood en hun hoofden worden op pieken door de straten van Parijs gedragen: een gewelddadige revolutie kondigt zich aan.

27 augustus 1789: In Frankrijk neemt

De Grondwetgevende Vergadering de Verklaring van de rechten van de mens en de burger aan.

21 januari 1793: Lodewijk XVI wordt onthoofd. Frankrijk wordt een republiek. Een tijd van Terreur begint.

Ingekleurde gravure, door Georg Heinrich Sieveking, Hamburg, 1793.

Hoofdstuk 6: Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800) 147
MODERNE
1500 1600 1700 1800 19001945
VROEGMODERNE TIJD
TIJD
© Hilary Morgan
Alamy © North Wind Picture Archives / Alamy
/
©
Arterra Picture Library
/ Alamy
©
FLHC 61 / Alamy

2

Lees eerst de kaders boven de tijdlijn. Zij hebben betrekking op de hoogtepunten van de industriële revolutie. Maak dan de volgende opdrachten.

a Een aantal vermelde producten en technieken waren al gekend in de middeleeuwen en werden in de vroegmoderne tijd verder gebruikt, andere zijn nieuw en leidden tot de industriële revolutie. Noteer drie voorbeelden van continuïteit en drie van verandering tussen de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd.

■ voorbeeld van continuïteit ten opzichte van de middeleeuwen:

■ voorbeeld van verandering ten opzichte van de middeleeuwen:

b Historici gebruiken het begrip revolutie om een grondige verandering in de samenleving aan te duiden. Op de tijdlijn vind je al enkele argumenten waarom het begrip industriële revolutie hier op zijn plaats is. Beoordeel of de stellingen juist of fout zijn.

Stelling Juist Fout

In de 18e eeuw werden machines gebruikt om te spinnen en te weven. Machines konden handenarbeid vervangen om aan de grotere vraag te voldoen.

Ca. 1700 werd de aardappel ingevoerd, die veel meer mensen kon voeden dan graan. Hierdoor steeg de bevolking spectaculair.

In heel de vroegmoderne tijd bleven alle arbeiders thuis handwerk verrichten.

In de 16e eeuw werd het vruchtwisselingssysteem ingevoerd waardoor er minder land braak bleef liggen en op termijn meer mensen gevoed konden worden.

c De revolutie in de industrie ging gepaard met andere revoluties. Vul de kaders aan met informatie uit de tijdlijn.

Agrarische revolutie

Voorbeelden:

■ keerploeg

Voorbeelden:

■ stoommachine

Demografisch proces: de neemt sterk toe.

Hoofdstuk 6: Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800) 148
©VANIN

d Bekijk het schema op p. 148. Bespreek klassikaal wat de verbanden tussen de kaders zijn.

e De Europeanen waren tijdens de vroegmoderne tijd verantwoordelijk voor heel wat wetenschappelijke innovaties. Er bestonden uiteraard ook niet-Europese innovaties. Geef twee voorbeelden uit de tijdlijn.

3

Lees nu de kaders onder de tijdlijn. Ze handelen over de hoogtepunten van de twee andere revoluties die breken met het ancien régime: de Amerikaanse Revolutie en de Franse Revolutie.

a Vertaal ancien régime en leg uit wat dat begrip inhoudt. Zoek dit online op.

b Vergelijk de kenmerken van de Amerikaanse en van de Franse Revolutie. Vul het onderstaande schema aan met informatie uit de tijdlijn.

Startte in …

Was gericht tegen …

Amerikaanse

Revolutie met een opstand van 13 Britse kolonies in Amerika. , bestuurd door koning George III.

Belangrijke stap tijdens de revolutie Hoe liep de revolutie af?

1776: Er werd een opgesteld en Washington werd uitgeroepen als eerste . De Verenigde Staten van Amerika werden in 1776 van het Britse moederland.

Franse

Revolutie met de bestorming van de Bastille.

Het wanbestuur van hun koning . 1789: De Verklaring van de werd aangenomen.

1793: De Franse koning werd . In 1793 werd Frankrijk een .

Hoofdstuk 6: Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800) 149
03 ONLINE OPZOEKEN
©VANIN

c Bestudeer aan de hand van de tijdlijn het verband tussen de Amerikaanse en de Franse Revolutie. Wanneer je het schema hieronder aanvult, zal dat oorzakelijk verband duidelijk worden.

De werd gesteund door Frankrijk.

Daarom heeft de Franse koning nieuwe nodig.

Om belastingen te innen, heeft de koning de goedkeuring van de standenvergadering nodig. Hij roept de bijeen.

Uit protest tegen het financieel wanbeheer en begrotingstekort bestormt het volk op 14 juli 1789 in de straten van Parijs de .

Dit is de start van de .

4

In de drie revoluties is er een wisselwerking tussen de verschillende maatschappelijke domeinen. Maak de onderstaande opdrachten.

a Kruis in de tabel telkens minstens twee maatschappelijke domeinen aan die betrekking hebben op de gebeurtenissen.

Gebeurtenissen ESP C

Innovatie van vruchtwisseling

4th of july: Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring

James Watt perfectioneert de stoommachine

Verklaring van de rechten van de mens en de burger

Onthoofding Lodewijk XVI

Lieven Bauwens en zijn Mule Jennies in Gent

b Kies één gebeurtenis uit de tabel en zoek argumenten om de wisselwerking tussen de maatschappelijke domeinen te bewijzen. Maak ook duidelijk welk soort oorzakelijk verband er is. Bespreek dit klassikaal. Gebruik hiervoor je Histokit.

5

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 164.

Hoofdstuk 6: Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800) 150
02k OORZAKELIJK VERBAND
©VANIN

Historische vraag 2: Waardoor werden de revoluties aan het einde van de vroegmoderne

tijd gekenmerkt?

Je weet nu al wanneer de drie belangrijke revoluties plaatsvonden en je kreeg ook al wat informatie in de historische vraag 1 over hun verloop. In de leestekst maak je uitgebreider kennis met de belangrijkste kenmerken van de industriële, Amerikaanse en Franse Revoluties.

©VANIN

1

Lees de tekst. Kies hierbij de gepaste leesstrategie. Maak dan de bijhorende oefeningen op p. 154 tot p. 156. Herbekijk ook even de tijdlijn van HV1 op p. 146-147.

2.1 De industriële revolutie (ca. 1750-1870) startte in Engeland

In Engeland nam in de 18e eeuw de bevolking ongewoon sterk toe, dus ook de vraag naar levensmiddelen, kledij en huisvesting. Tot dan was de belangrijkste energiebron de menselijke energie geweest. Maar met handenarbeid konden de ambachtslui niet voldoende produceren om aan de groeiende vraag te voldoen. Daarom zochten wetenschappers naar een manier om een machine te ontwikkelen. Zij bedachten dat stoom een mogelijke energiebron was om machines aan te drijven. Stoom wordt verkregen door het stoken van steenkool. Maar die erts zat in diepere lagen onder de grond, waar ook grondwater aanwezig is. Als een machine het grondwater in de mijnschachten van de steenkoolmijnen zou kunnen wegpompen, zou steenkool massaal ingezet kunnen worden. In 1712 werd dat realiteit: de eerste stoommachine om grondwater uit mijnschachten te pompen kwam in gebruik.

Dankzij die technologie veranderde ook de textielnijverheid grondig. Tot de 16e eeuw kleedden haast alle Europeanen zich in schapenwol of linnen. Engelse textielhandwerkslieden die op het platteland thuis met handenarbeid katoen sponnen en weefden, konden de steeds toenemende bevolking niet meer kleden. Daarom werden in Engeland de eerste machines in de textielsector gebruikt en vond een commercialisering plaats: spin- en weefmachines met stoomkracht waren de oplossing om het productieproces efficiënter en goedkoper te maken. Op die manier werd voldaan aan de behoeften van de groeiende bevolking.

Door gebruik te maken van stoommachines probeerde men aan de stijgende vraag te voldoen en het aanbod te verhogen. Het voordeel van de stoommachine was dat steenkool als energiebron veelvuldig aanwezig was in de Engelse bodem. Maar het ontstaan van de industriële revolutie, waarvoor steeds meer kolen nodig waren, maakte na verloop van tijd ook duidelijk dat de eerste generatie machines te veel energie verspilde. Er werd op zoek gegaan naar steeds efficiëntere en energiezuinigere machines om de concurrentie voor te zijn. Uiteindelijk zal het gebruik van machines in fabrieken in vele sectoren het arbeidsproces automatiseren.

De industriële revolutie veranderde de Engelse samenleving ingrijpend. Huisnijverheid en ambachtelijke handenarbeid behoorden steeds meer tot het verleden. Fabrieksarbeid en machinearbeid werden het nieuwe normaal. Spintoestellen en weefgetouwen werden vervangen door spin- en weefmachines. Steeds meer zelfstandige handwerkslui van het platteland trokken naar de stad en werden daar fabrieksarbeiders in loondienst.

Hoofdstuk 6: Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800) 151
02f LEESSTRATEGIEËN

← In de buurt van Manchester werd een wereldwijde revolutie gestart. In een molen aan de plaatselijke rivier verzamelde Samuel Greg in 1784 enkele moderne spintoestellen, waterframes genaamd. Hij verzamelde ook weeskinderen en huisarbeiders uit de buurt. Zij verwerkten met de machines katoen uit de Britse kolonies van de Caraïben. De machines werden eerst door water en later door stoomkracht aangedreven. In en rond Manchester schoten er fabrieken als paddenstoelen uit de grond. Van een landelijke plek veranderde het in een stedelijk landschap waar tienduizenden werkzoekende boeren naar de fabrieken trokken.

Het kapitalisme als economisch systeem werd in die geïndustrialiseerde samenleving steeds belangrijker. Mensen met geld investeerden in fabrieken met stoommachines en konden op die manier heel rijk worden. De levensstandaard en koopkracht van die ‘nieuwe’ rijken verhoogde spectaculair. Ze wilden steeds meer winst maken en streefden daarbij naar een optimale arbeidsorganisatie. Daarbij werden arbeiders uitgebuit door ontzettend lange werkdagen gekoppeld aan een zeer laag loon. Om genoeg geld te verdienen om te overleven, moesten ook vrouwen en kinderen ingeschakeld worden in het arbeidsproces. Dat had een impact op de gezinsorganisatie waarbij de hele familie dagelijks zeer vroeg opstond en naar de fabriek trok. Het merendeel van de mensen die in die fabrieken werkten, had dus een heel lage levensstandaard en was arm. Grote gezinnen woonden samen in piepkleine huizen en probeerden de eindjes aan elkaar te knopen. De industriële revolutie was tijdens de vroegmoderne tijd een eerder Brits gegeven. Tijdens de moderne tijd zou die revolutie zich verspreiden naar het Europese vasteland en naar de rest van de wereld.

De economisch en financieel machtige ondernemers wiens levensstandaard die van de landadel ruimschoots overtrof, eisten steeds meer hun plaats op het politieke toneel op en zouden ook het voortouw nemen bij politieke revoluties.

2.2 Amerika: opstand tegen het Britse kolonialisme

In de 17e eeuw waren er aan de oostkust van Noord-Amerika dertien Britse kolonies. De blanke inwoners van die kolonies waren meestal geëmigreerd uit Europa. In de 18e eeuw groeiden de protesten tegen de manier waarop het moederland over hun hoofden heen beslissingen nam. Ze hadden namelijk geen vertegenwoordiging in het Britse parlement. Ze lieten zich leiden door het principe: geen (extra) belastingen zonder inspraak. De kolonies hadden ook genoeg van het feit dat de handel in thee tussen Amerika en Europa via Britse handelsmaatschappijen verliep. Uit protest stelden de kolonies in 1774 de Declaration of Rights op. Volgens die verklaring waren alle mensen van nature vrij en onafhankelijk en hadden ze bepaalde burgerrechten die niet zomaar terug afgepakt konden worden. Dit was het startsein van een opstand tegen de Britten, de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog (1775-1783). Na een lange strijd werden de 13 kolonies onafhankelijk van Groot-Brittannië.

18e-eeuwse Amerikaanse kaart van de toenmalige 13 Britse kolonies op de oostkust van Noord-Amerika.

Hoofdstuk 6: Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800) 152
Quarry Bank. National Trust Images © World History Archive
©VANIN

Paul Revere, The Bloody Massacre in King-Street March 5, Washington DC, Library of Congress, 1770 (detail). Deze tekening illustreert het perspectief van de opstandelingen in Boston waarbij de Britten doelbewust agressief werden uitgebeeld. Dit bepaalde heel lang het beeld over het begin van de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog.

Op de voorgrond ligt Crispus Attucks, volgens de overlevering de ‘eerste gesneuvelde tijdens de Amerikaanse Revolutie’.

In 1787 kwam in Washington een congres bijeen om één grondwet op te stellen voor de dertien staten. In die grondwet werd beslist over een wetgevende macht die in handen kwam van het parlement, het Amerikaanse Congres. Vanaf nu werden de dertien staten niet meer geregeerd door een Britse koning George III, maar door een verkozen Amerikaanse president. George Washington, de eerste president, beschikte alleen over uitvoerende macht.

De rechterlijke macht kwam in handen van een onafhankelijk Hooggerechtshof. De scheiding der machten voorkwam dat de president, net als de Britse koning daarvoor, te veel macht kreeg.

2.3 Frankrijk: strijd tegen de standenmaatschappij

Net zoals in Amerika kende de Franse bevolking tijdens een groot deel van de vroegmoderne tijd geen volksvertegenwoordiging. Inspraak was sinds het absolutisme in Frankrijk iets uit een ver verleden. In mei 1789 heropende de Franse koning Lodewijk XVI eindelijk de Staten-Generaal. Dit was een standenvergadering waarin de clerus, de adel en de derde stand moesten stemmen over nieuwe belastingen en waarin elke stand een derde van de stemmen had. Hoewel de meerderheid van de Fransen tot de derde stand behoorde, had ze dus niet de meerderheid in de stemming. Dit gaf aanleiding tot protest. Ongeveer gelijktijdig met de Amerikaanse Revolutie ontstond ook in Frankrijk een politieke revolutie.

Zoals in Amerika zorgden ook in Frankrijk hoge belastingen voor toenemend verzet van de bevolking. De voorrechten van de Franse standenmaatschappij, zoals de lage belastingen voor de bevoorrechte standen, verhoogden de spanningen. Er waren nieuwe belastingen nodig om de Franse hulp tijdens de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog te betalen. In ruil daarvoor wilden de Fransen in de Staten-Generaal inspraak die evenredig was aan het aantal inwoners per stand. Ook de gestegen broodprijzen, na een harde winter, een droog voorjaar en bijgevolg misoogsten, en de spilzucht van het koningspaar leidden tot steeds meer onvrede.

De derde stand wilde een einde maken aan de voorrechten van de eerste en tweede stand. Koning Lodewijk XVI hoopte dat met het bijeenroepen van de Staten-Generaal de rust zou terugkeren. De adel en clerus wilden hun bevoorrechte positie echter behouden. De derde stand zou dit niet pikken.

In Tourse pond en in de setier (oude maateenheid) van Parijs van 156 liter

← De stijgende graan- en roggeprijzen droegen na een mislukte oogst bij tot het revolutionaire klimaat in Frankrijk.

©VANIN

Bron: Neumann J. & Dettwiller J. (1990). Great Historical Events that were Significantly Affected by the Weather Part 9, the Year Leading to the Revolution of 1789 in France (II) (1). Bulletin of the American Meteorological Society. (vol. 71, No 1).

Hoofdstuk 6: Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800) 153 ©
/
The Picture Art Collection
Alamy
Maandelijkse prijs van graan en rogge van 1786 tot 1790. 30 40 20 10 1786 1787 178817891790
graan rogge

2.4 De verlichtingsidealen in de praktijk

Er werden geen oplossingen gevonden om tegemoet te komen aan de ergernis van de derde stand en voor de stijgende graanprijzen. Daarom bestormde een woedende groep mensen op 14 juli de Bastille, de Parijse koninklijke gevangenis. Dit symbool van vorstelijk absolutisme werd afgebrand. Daarna stemde de StatenGeneraal de Verklaring van de rechten van de mens en de burger (augustus 1789), een basisdocument voor alle verdere wetgeving. Vrijheids- en gelijkheidsbeginsels zoals het recht op persoonlijke vrijheid, politieke gelijkheid, eigendom, vrije meningsuiting en pers werden voortaan rechten voor alle vrije volwassen mannelijke burgers van Frankrijk. In 1791 werd de eerste grondwet van Frankrijk opgesteld waarin de vrijheids- en gelijkheidsbeginsels werden opgenomen. De koning diende die grondwet te accepteren, maar hij weigerde.

2.5 De Franse Revolutie

mondde uit in terreur

Heel wat opstandelingen werden radicaler en een nieuw bestuur riep in 1792 de republiek uit waarin een koning geen plaats had. Dit betekende het einde van de monarchie in Frankrijk. Wie de revolutie niet zag zoals de radicalen die voor ogen hadden, werd voor de guillotine gebracht en onthoofd. Omwille van het vele geweld noemen historici die fase van de revolutie ‘de Terreur’. Onder leiding van Maximilien de Robespierre werden duizenden burgers de dood in gejaagd. Bij de slachtoffers waren de voormalige koning Lodewijk XVI en zijn echtgenote Marie-Antoinette.

2

Maak de onderstaande opdrachten met betrekking tot de industriële revolutie.

a In welke twee economische sectoren werd in Engeland de stoommachine eerst toegepast?

b In de leestekst maakte je kennis met ingrijpende veranderingen tijdens de industriële revolutie in Engeland. Noteer in de rechterkolom belangrijke veranderingen van die revolutie.

Tot einde 18e eeuwVanaf einde 18e eeuw

Meest gebruikte energiebron? menselijke kracht of menselijke energie

Waarmee werd gesponnen? spintoestel

Waarmee werd geweven? weefgetouw

Plaats van productie? thuis, platteland

HUISNIJVERHEID INDUSTRIE

Hoofdstuk 6: Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800) 154
©VANIN

3

In hoofdstuk 4 leerde je over analogieën. In je Histokit kun je de betekenis ervan eventueel even opfrissen. Welke analogie merk je op tussen de situatie op de onderstaande foto en de leestekst?

↑ Automatisering is alomtegenwoordig. In dit futuristische bedrijf worden de pakjes volledig computergestuurd rondgebracht.

4

Combineer elk begrip uit de eerste reeks met het juiste begrip uit de tweede reeks. Gebruik hiervoor zeker ook de informatie uit hoofdstuk 5.

Reeks 1

Reeks 2

1wetgevende machtAparlement of Congres 2rechterlijke machtBpresident en/of regering (ministers)

3uitvoerende machtConafhankelijke rechters

5

In de leestekst staan verschillende oorzaken van de Franse Revolutie. Ze situeren zich op verschillende domeinen van de samenleving. Maak de opdrachten.

a Vul de oorzaken aan in de tabel.

Politiek

Economisch

Sociaal

Cultureel

Hoofdstuk 6: Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800) 155
06 STRUCTUURBEGRIPPEN
123
©VANIN

b Vergelijk de economische oorzaken van de Amerikaanse en de Franse Revolutie door een gelijkenis en een verschil te noteren.

Gelijkenis: Verschil:

c Bestudeer hoe de verlichtingsidealen uit hoofdstuk 5 in Frankrijk in de praktijk werden gebracht. Welke twee verlichtingsidealen inspireerden de Franse Revolutie?

d Leg aan de hand van minstens een voorbeeld uit hoe die idealen in de praktijk werden omgezet.

6

De Franse Revolutie verliep in verschillende fasen. Bouw een historische redenering op door de gegeven begrippen in de juiste chronologische volgorde te plaatsen in het oorzaakgevolgschema. Kies uit: economische problemen in Frankrijk - terreur - Franse koning roept de Staten-Generaal samen - vorstelijke macht wordt beperkt door de wet - Verklaring van de rechten van de mens en de burger

7

Stijgende graan- en roggeprijzen, (ongelijke) belastingen

Invloed van verlichtingsideeën bij eis om inspraak (Weliswaar beperkt) vrijheids- en gelijkheidsbeginsel

Koning diende de grondwet te erkennen, maar weigerde

Comite van algemeen welzijn en de guillotine

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 164.

Hoofdstuk 6: Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800) 156
©VANIN

Historische vraag 3:

Welke kritiek op de Franse Revolutie vind je terug in het werk van de Antwerpse edelman Pierre Goetsbloets uit die periode?

Op 24 juli 1794, precies vier dagen voor Robespierre in Parijs onder de guillotine stierf, trokken Franse troepen Antwerpen binnen. Ook de Zuidelijke Nederlanden kwamen vanaf dan rechtstreeks in aanraking met de vernieuwingen die Frankrijk op zijn kop hadden gezet. De aquarellen van Antwerpenaar Pierre Goetsbloets (1765-1816), verzameld in zijn Tydsgebeurtenissen, geven je een uniek beeld van hoe tijdgenoten keken naar de revolutie. Hij was erg kritisch voor de Franse Revolutie. Aan jou om te onderzoeken hoe hij kritiek gaf op de Franse Revolutie.

1

In hoofdstuk 2 leerde je aan de hand van een ontdekplaat oriënterend en gedetailleerd kijken naar een prent van Stradanus. Je gaat nu hetzelfde doen voor het schilderij van Pierre Goetsbloets. Bestudeer het schilderij en de bijhorende ontdekplaat aandachtig en doorloop vervolgens de stappen van de bronnenstudie.

©VANIN

Bron 1:

Schilderij (aquarel) van Pierre Goetsbloets, Antwerpen, 1796. Uit: Biografische gegevens over Goetsbloets. Gebaseerd op: Deseure, B. (2021). Revolutie in Antwerpen: de aquarellen van Pierre Goetsbloets (1794-1797). Brussel, Ludion, p. 83.

search Stap 1: Ik verzamel gegevens over de context.

✓ Ik doe dit eventueel klassikaal indien nodig.

search Stap 2: Ik observeer de bron.

↑ Bekijk de ontdekplaat.

Oriënterend kijken: ik vervolledig onderstaande opdrachten klassikaal.

✓ Ik zoek een titel en/of een legende. Ik bekijk de schaal.

✓ Ik lees een bijschrift.

✓ Ik oriënteer me op het ‘grote plaatje’: wat of wie staat er op de afbeelding? Wat is het thema?

✓ Ik ga na wat er op de voor- of achtergrond staat, en wat er centraal of aan de zijkant staat.

✓ Ik zoek naar compositie: is er een schikking, een lijn …?

Hoofdstuk 6: Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800) 157
02
BRONNENSTUDIE

Gedetailleerd kijken: ik bekijk de bron grondig in detail.

✓ Ik zoek naar symbolen. Kijk daarvoor zeer goed naar de bijhorende ontdekplaat met contextinformatie. Vul vervolgens onderstaande tabel aan.

Wat wordt er afgebeeld?Wat wil Goetsbloets op een symbolische manier uitleggen?

Belgica, somber liggend op de grond

Belgica staat symbool voor de Zuidelijke Nederlanden, het latere België.

Dit staat symbool voor rijkdom, geroofd door het Franse regime.

klauwen

masker afzetten (frygische) muts op staf

slang(en)

schild met daarop oorlogsgod Mars

De bestormers van de Bastille droegen in 1789 een rode muts, ook wel Frygische muts genoemd. Deze werd hét symbool (zeker op spotprenten) voor de revolutionaire vrijheid.

Dit is een voorstelling van de dood en verwijst naar de slachtoffers van de Franse Revolutie.

donker wolken(dek)

Deze staat symbool voor de revolutionaire Franse driekleur.

Hoofdstuk 6: Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800) 158
©VANIN

search Stap 3: Ik interpreteer de bron.

Dankzij de ontdekplaat kan ik het schilderij op de juiste manier contextualiseren.

✓ Voor welk doelpubliek is de bron gemaakt?

©VANIN

✓ Welke boodschap had de maker voor ogen? Waarom werd de bron gemaakt?

✓ Welke perspectief toont de maker?

search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.

✓ Ik formuleer een antwoord op de historische vraag. Ik vul dat aan bij de conclusie op p. 164.

Uitbreiding 1:

Hoe goed informeert Oversimplified je over de oorzaken en aanleiding van de Franse Revolutie?

Stuart Webster post sinds 2016 regelmatig filmpjes op zijn YouTube-kanaal Oversimplified. Het kanaal heeft miljoenen abonnees en de Oversimplified-filmpjes worden veelvuldig bekeken. Webster beweert de geschiedenis helder uit te leggen. Is dit werkelijk ook zo? Vergelijk Oversimplified met het werk van historici.

1

In het filmpje The French Revolution - Oversimplified geeft Stuart Webster oversimplified (= sterk vereenvoudigd) zijn inleiding op de Franse Revolutie. Bekijk het filmpje en noteer in het klad de belangrijkste informatie die je krijgt over de oorzaken van de Franse Revolutie.

2

Lees in bronnen 1 tot en met 3 de fragmenten over de oorzaken van de Franse Revolutie uit historische werken. Markeer in elk van deze bronnen twee gelijkenissen met Oversimplified. Werk daarbij met kernwoorden. Het is niet de bedoeling hele alinea’s aan te duiden. ↑ Bekijk het filmpje.

Hoofdstuk 6: Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800) 159

Bron 1:

Wanneer de Britse troepen zich in Yorktown overgaven in 1781 was de overwinning eerder Frans dan Amerikaans. Frankrijk breidde territoriaal niet uit wanneer de vrede werd getekend in 1783, en de pas onafhankelijk geworden Amerikanen gaven geen blijk van het verlaten van hun traditionele Britse handelsbelangen.

Ondertussen was de oorlog betaald, eerder met grotendeels nieuwe leningen dan met nieuwe belastingen. Qua financiële impact eindigde de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog voor de Fransen geen moment te vroeg, maar het massale lenen ging gewoon door in vredestijd. Vanaf 1786 brachten een te voorziene terugval in belastinginkomsten en een geplande terugbetaling van kortetermijnleningen een financiële crisis met zich mee.

Uit: Doyle, W. (2019), The French Revolution – A Very Short Introduction. Oxford, p. 19.

Bron 2:

In de jaren 1780 woedt er in Frankrijk een ernstige economische crisis. Een van de oorzaken is de sterke bevolkingsgroei. (…) Die aangroei is in Frankrijk weliswaar minder spectaculair dan in Engeland en vele andere Europese landen, maar toch groeit de bevolking van het koninkrijk aan, van ongeveer 20 miljoen in 1700 tot 25 of zelfs 26 miljoen aan de vooravond van de revolutie. De landbouw zal echter nog lang weinig productief blijven, en dus kan de productie van bijvoorbeeld essentiële voedingswaren de bevolkingsgroei niet aanhouden, wat leidt tot hogere voedingsprijzen. (…) Bovendien zetten de stijgende prijzen de landeigenaars ertoe aan om de productiviteit te verhogen door middel van mechanisering en een (…) herverdeling van de grond. Dat zal uiteindelijk ook in Frankrijk leiden tot een soort agrarische revolutie die in Engeland al eerder op gang kwam. De landeigenaars palmen de gemeenschappelijke gronden in waarop de boeren tot dan toe hun dieren lieten grazen, en ook met betrekking tot het vruchtgebruik van bossen eisen de seigneurs [feodale heren] steeds meer voorrechten ten nadele van de boeren. Bovendien eisen de aristocraten van ‘hun’ volk opnieuw allerlei betalingen en karweien waar ze traditioneel recht op hebben, maar die ze lang als onbelangrijk beschouwden en dus verwaarloosd hebben. De Franse boeren, die ondertussen behalve koninklijke belastingen ook nog hogere pacht en tienden moeten betalen, geraken in de jaren (…) 1780 almaar meer onder druk. Ze worden ook geplaagd door enkele ongewoon slechte oogsten en door droogte.

Uit: Pauwels, J.R. (2007), Het Parijs van de sansculotten. Berchem, p. 26-27.

Bron 3:

Zoals zoveel revoluties begon het [de Franse Revolutie] met een financiële crash. Frankrijk had met trots Amerika geholpen om onafhankelijk te worden, maar dat had enorm veel geld gekost. Om een bankroet te voorkomen moesten er meer belastingen op zout worden geïnd. Toen kwamen er allerlei pijnlijke vragen op over waarom de clerus en de adel grotendeels buiten schot bleven, terwijl de armen geacht werden hun zakken te legen. Zaten ze toch als natie niet in hetzelfde schuitje? De natie? Dat was een nieuw idee. En nu we toch bezig zijn, waarom geen verkozen volksvertegenwoordigers? Het stond buiten kijf dat Frankrijk nog altijd een monarchie zou zijn. De koningin had nogal een gat in haar hand en had enige bijsturing nodig, maar de koning was een goede vent. Geen reden om te vermoeden dat er een sociale apocalyps op til was. (…)

Uit: Schama, S., (Scen.), Beavan, C., Condle, S., et al. (Prod. en Reg.). (10 november 2006), The Power of Art. Jacques-Louis David. The death of Marat (tv-uitzending). BBC.

Hoofdstuk 6: Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800) 160
©VANIN

3

Zoute tranen worden belast, Porsches en Lamborghini’s worden aangeboden aan de bevoorrechte standen ... Waarom verwerkt Stuart Webster dit alles in zijn filmpje over de Franse Revolutie?

4

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 164.

Historische vraag 4:

Hoe gebruiken Fransen vandaag de herinnering aan de Franse Revolutie om eigen strijdpunten kracht bij te zetten?

De Franse Revolutie maakt vandaag nog steeds deel uit van de collectieve herinnering van veel Fransen. In hoofdstuk 4 leerde je op p. 103 al hoe de collectieve herinnering tot stand kwam. De Franse Revolutie blijft een scharniermoment of symbolische datum. Worden de Franse Revolutie en de daaraan gekoppelde ideeën nog steeds ingezet in actuele debatten? In deze historische vraag onderzoek je hoe mensen ook vandaag nog gebruik maken van de Franse Revolutie.

1

Bekijk bronnen 1 en 2 en lees de bijhorende bijschriften. Los de vragen op p. 162-163 op.

← Foto verschenen in Paris Match, een Frans tijdschrift, 15 december 2018, Parijs. Een politieagente tegenover een als Marianne verklede performance-artieste. Marianne werd één van de symbolen van de Franse Revolutie, zij verbeeldde de Vrijheid onder meer door het dragen van een kokarde –een blauw-wit-rode broche – en een ‘frygische’ muts – een rode kap. De actie van artieste Deborah de Robertis gebeurde in kader van de protesten van de gilets jaunes (genoemd naar de door hen vaak gedragen gele fluohesjes). In Frankrijk blokkeerden zij dat jaar brandstofdepots uit onvrede met de hoge brandstofprijzen. De beweging kreeg in België en elders snel en tot ver daarbuiten navolging.

Hoofdstuk 6: Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800) 161
Bron 1:
© BELGA/AFP ©VANIN

Parijs, Frankrijk, 4 september 2021. Deze foto werd genomen in het kader van protesten tegen de maatregelen om de Covid-19-pandemie, die volop in Europa woedde vanaf maart 2020, in te dammen. Op de borden staat: ‘Liberté !’ en ‘Non AU Passeport Sanitaire’. Dit betekent: ‘Vrijheid !’ en ‘Wij zeggen ‘neen’ aan het Covid Safe Ticket (CST)’. ‘Vrijheid’ was een van de leuzen van de Franse Revolutie.

©VANIN

2

Noteer per bron minstens één woord of symbool dat naar het verleden verwijst.

Bron 1:

Bron 2: 3 Kies één van beide bronnen en koppel die aan het onderstaand schema van de collectieve herinnering.

Collectieve herinnering

Dragers van collectieve herinnering

Materieel erfgoed

Immaterieel erfgoed

Functie van collectieve herinnering

a Gaat het over materieel of immaterieel erfgoed?

• Constructie van de collectieve identiteit

• Aanwakkeren sociale cohesie (of verbondenheid)

• Aanwakkeren van sociale uitsluiting

• Trots cultiveren

• Slachtofferschap cultiveren

• Waardenoverdracht

Hoofdstuk 6: Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800) 162
Bron 2:

b Welke functie van collectieve herinnering komt hier aan bod?

4

Houd aan de hand van bron 2 een korte klasdiscussie. Gebruik daarvoor de onderstaande vragen.

a Hoe oud was jij op 4 september 2021? Wat weet je nog over de impact van ‘corona’ op de samenleving en op jouw persoonlijke leven?

b Ben je het eens of oneens met die betogers voor meer ‘vrijheid’ uit bron 2? Leg uit waarom (niet).

5 Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 165.

Hoofdstuk 6: Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800) 163
©VANIN

Conclusie IV

Antwoorden op de onderzoeksvragen

Antwoord met volzinnen of vul de zinnen aan.

Historische Vraag 1: Wanneer vonden de industriële, de Amerikaanse en Franse Revoluties plaats?

Historische vraag 2: Waardoor werden de revoluties aan het einde van de vroegmoderne tijd gekenmerkt?

De industriële revolutie in Engeland werd gekenmerkt door

De Amerikaanse Revolutie werd gekenmerkt door

De Franse Revolutie werd gekenmerkt door

Historische vraag 3: Welke kritiek op de Franse Revolutie vind je terug in het werk van de Antwerpse edelman Pierre Goetsbloets uit die periode?

Uitbreiding 1: Hoe goed informeert Oversimplified je over de oorzaken en aanleiding van de Franse Revolutie?

Hoofdstuk 6: Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800) 164
©VANIN

Historische vraag 4: Hoe gebruiken Fransen vandaag de herinnering aan de Franse Revolutie om eigen strijdpunten kracht bij te zetten?

©VANIN

Synthese

Situeren in tijd

Gebruik een schrijfkader als hulpmiddel bij HV1, HV3, U1 en HV4.

Door wetenschappelijke methodes aan te wenden ontwikkelden uitvinders stoommachines die steenkoolontginning en automatisering van de textielnijverheid mogelijk maakten. De industriële revolutie brak door ca. 1750.

Schema

Historische redenering: oorzaak-gevolgschema Franse Revolutie

Bestuurlijke problemen in Frankrijk

Stijgende graan- en roggeprijzen, (ongelijke) belastingen

Franse koning roept StatenGeneraal samen

Invloed van verlichtingsideeën bij eis om inspraak

Bekijk het instructiefilmpje.

Verklaring van de rechten van de mens en de burger Constitutionele monarchie Terreur

(beperkt) vrijheids- en gelijkheidsbeginsel

Koning diende de grondwet te erkennen maar weigerde

Bekijk de volledige schematische samenvatting bij het onlinelesmateriaal.

Comité van algemeen welzijn en de guillotine

Hoofdstuk 6: Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800) 165
V
MIDDELEEUWEN VROEGMODERNE TIJD MODERNE TIJD WETENSCHAPPELIJK METHODE: VANAF CA. 1600 INDUSTRIALISERING: VANAF CA. 1750 ANCIEN RÉGIME: VAN CA. 1000 TOT CA. 1800: STANDENMAATSCHAPPIJ STAAT CENTRAAL
100011001200130014001500160017001800 1945 1900

Samenvatting: Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800)

Aan het einde van de 18e eeuw kwam in Engeland een versnelling in de ontwikkeling van technologieën en innovaties op gang. Die was niet mogelijk geweest zonder een agrarische revolutie met een efficiëntere landbouw. Omdat de Engelse bevolking steeg, steeg ook de vraag. Door gebruik te maken van machines probeerde men aan de stijgende vraag te voldoen en het aanbod te verhogen. Met behulp van een wetenschappelijke onderzoeksmethode werden stoommachines ontworpen. In de textielindustrie verving men waterkracht door met stoom aangedreven spin- en weefgetouwen waarmee men grote hoeveelheden katoen verwerkte.

Het kapitalisme als economisch systeem maakte dat mensen met geld investeerden in fabrieken met stoommachines om zo snel rijk te worden. De levensstandaard en koopkracht van die nieuwe rijken verhoogde spectaculair. Ze wilden steeds meer winst maken en streefden daarbij naar een optimale arbeidsorganisatie. Daarbij werden arbeiders uitgebuit door ontzettend lange werkdagen te koppelen aan een zeer laag loon.

Omdat de Amerikaanse kolonies geen vertegenwoordiging in het Britse parlement kregen, startte de onafhankelijkheidsoorlog (1775-1783) met het Britse moederland. De kolonies hadden er ook genoeg van dat de handel in thee tussen Amerika en Europa via Britse handelsmaatschappijen moest verlopen. De revolutionairen lieten zich leiden door het principe: geen (extra) belastingen zonder inspraak. De politieke revolutie eindige in een onafhankelijke republiek, de Verenigde Staten van Amerika. In 1774 werd daar de Declaration of Rights aangenomen. In die verklaring staat dat alle mensen van nature vrij en onafhankelijk zijn en bepaalde burgerrechten hebben. In de Amerikaanse grondwet werd beslist dat macht in handen van een parlement (het Congres) kwam en de uitvoerende macht bij een president lag. De scheiding der machten voorkwam dat de president, net als de Britse koning daarvoor, te veel macht kreeg.

In Frankrijk zorgde de ongelijkheid in de standenmaatschappij met hoge belastingen en graanprijzen voor de armste bevolking, alsook de spilzucht van het koningspaar, voor een revolutionair klimaat. Er waren bovendien nieuwe belastingen nodig om de Franse hulp tijdens de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog te betalen. In ruil daarvoor wilden de Fransen inspraak in de Staten-Generaal. Koning Lodewijk XVI hoopte dat met het bijeenroepen van de Staten-Generaal de rust zou terugkeren. Dit had onbedoelde gevolgen: het werd de start voor de Franse Revolutie. In Frankrijk wilden de adel en de clerus hun bevoorrechte positie behouden. Maar de derde stand wilde een einde maken aan de voorrechten van de eerste en tweede stand. Daarop volgend stemde de Staten-Generaal de Verklaring van de rechten van de mens en de burger, een basisdocument voor alle verdere wetgeving. Vrijheids- en gelijkheidsbeginselen zoals het recht op persoonlijke vrijheid, politieke gelijkheid, eigendom en vrije meningsuiting en pers werden voortaan burgerrechten voor alle volwassen mannelijke burgers van Frankrijk. Frankrijk kreeg een nieuwe grondwet waarin scheiding der machten werd opgenomen. De koning kreeg enkel de uitvoerende macht waardoor Frankrijk een constitutionele monarchie werd. Een nieuw bestuur riep in 1792 de republiek uit. De koning was namelijk niet akkoord met de grondwet die hem werd opgelegd. Wie de revolutie niet zag zoals de radicalen die zagen, werd voor de guillotine gebracht en onthoofd. Omwille van het vele geweld noemen historici die fase van de revolutie ‘de Terreur’.

Hoofdstuk 6: Revoluties (West-Europa, ca.
166
1750-1800)
©VANIN

Historisch denken:

Je leerde de volgende historische begrippen. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.

—cultureel: filosofie (verlichtingsidealen), technologie (spintoestel, stoommachine, windmolen, vruchtwisseling), wetenschappen

HISTORISCHE BEGRIPPEN

©VANIN

—economisch: commercialisering, economische systemen, handel (handelsmaatschappij), industrialisering, innovatie (onderzoeksmethode), kapitalisme (investeren), koopkracht, landbouw, overheidsregulering (belasting)

—politiek: absolutisme, bestuurlijke organisatie (keizer, koning, macht, parlement, StatenGeneraal, vorst), burgerrechten, grondwet, inspraak, kolonialisme (kolonie), monarchie (constitutionele monarchie), politieke revolutie (opstand), republiek, scheiding der machten, vertegenwoordiging

—sociaal: demografische processen (demografische groei), gelaagde samenleving (adel, stand, standenmaatschappij, voorrechten), geweld, migratie, oorlog (onafhankelijkheidsoorlog), vrijheid, vrijheids- en gelijkheidsbeginsels

Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.

breuk - continuïteit - revolutie - verandering - oorzaak en gevolg - analogie 05

STRUCTUURBEGRIPPEN

Hoofdstuk 6: Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800) 167
06

Zelfevaluatie

In dit hoofdstuk leerde je hoe de industrialisering in Europa doorbrak. Je bestudeerde ook de Amerikaanse en Franse Revolutie. Dit zelfevaluatieformulier kan je helpen om te bepalen wat je al goed kunt en aan welke elementen je nog moet werken.

Dit kan ik … goed onvoldoende

HISTORISCH REFERENTIEKADER

Je kunt de industriële revolutie situeren in tijd en ruimte.

Je kunt het uitbreken van de Amerikaanse en Franse Revoluties op een tijdlijn plaatsen.

Je kunt de structurele oorzaken achter de Amerikaanse en de Franse Revoluties benoemen.

Je kunt de kenmerken van de industriële revolutie geven en uitleggen: landbouw, commercialisering, industrialisering, handel, vraag en aanbod, concurrentie, economische systemen, kapitalisme, koopkracht en levensstandaard, arbeidsorganisatie, demografisch proces, gezinsorganisatie, innovatie, wetenschappen en technologie.

Je kunt de wisselwerking tussen de agrarische, demografische en de industriële revoluties aantonen in een schema.

Je kunt een analogie trekken tussen de principes van de industriële revolutie van toen en de computergestuurde samenleving vandaag.

Je kunt voorbeelden geven van hoe binnen de revoluties verschillende maatschappelijke domeinen elkaar beïnvloeden.

Je kunt gelijkenissen en verschillen tussen de Amerikaanse en Franse Revoluties benoemen.

Je kunt het nieuwe politieke bestuur dat men in Amerika en Frankrijk tot stand brengt omschrijven en daarbij volgende begrippen gebruiken: kolonialisme, vertegenwoordiging, absolutisme, politieke revolutie, burgerrechten, gelaagde samenleving, vrijheid en gelijkheid.

HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN

Je kunt spotprenten zoals die van de Antwerpse schilder Goetsbloets contextualiseren en de symboliek erachter achterhalen.

Je kunt nagaan of bronnen zoals filmpjes over de Franse Revolutie betrouwbare informatie bevatten door ze te vergelijken met andere bronnen.

RELATIE HEDEN - VERLEDEN

Je kunt met eigen woorden toelichten hoe en waarom de herinnering aan de Franse Revolutie vandaag in Frankrijk gebruikt wordt.

Hoofdstuk 6: Revoluties (West-Europa, ca. 1750-1800) 168
©VANIN

Synthese: Op weg naar de moderne tijd

Hoofdstuk

Spotprent uit Frankrijk (1791), maker onbekend. Op het document op de afbeelding staat geschreven ‘bref du pape…’. Deze prent verscheen naar aanleiding van een brief waarin Paus Pius VI de nieuwe Franse grondwet veroordeelde. De prent werd talloze keren gekopieerd door Franse revolutionairen. Je vindt het wellicht niet zo moeilijk om de symboliek in deze spotprent te interpreteren?

169
7
©NidayPictureLibrary/Alamy ©VANIN

Wat weet je al? I

Je hebt de afgelopen twee jaar erg veel geleerd in Sapiens. Je bestudeerde de geschiedenis van de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd. Je leerde ook tal van ideeën om historisch te leren denken. Die ideeën pas je nu ook toe op bronnen die je nog niet eerder onderzocht. Je past de inzichten over historisch denken nu ook toe op bronnen die je nog niet eerder onderzocht. De focus daarbij ligt op het scharniermoment tussen de vroegmoderne en de moderne tijd.

10 000 v.C.: Ontstaan van landbouw in de vruchtbare sikkel

Ca. 3500 v.C.: Ontstaan van schrift in Nabije Oosten

Ca. 800 v.C.: Begin Griekse kolonisatie

Ca. 476: Einde West-Romeinse rijk 1492: Start Columbiaanse uitwisseling

©VANIN

II

PREHISTORIE

Wat weet je nog niet?

GESCHIEDENIS

toenemende mondialisering

In dit hoofdstuk zie je geen nieuwe leerstof, maar fris je de leerstof op die eerder aan bod kwam in Sapiens 4 en ga je hier nog wat dieper op in.

✓ Je situeert een aantal gebeurtenissen en personen in de tijd. Door deze opgave te maken sta je stil bij het verband tussen de verschillende hoofdstukken die je dit schooljaar verwerkte (Opgave 1).

✓ Daarna verken je de verschillende manieren die er zijn om de tijd in te delen (Opgave 2).

✓ Vervolgens ga je na of je de belangrijkste kenmerken van de vroegmoderne tijd kunt omschrijven (Opgaven 3 en 4).

✓ Ten slotte sta je nog even stil bij Napoleon. Deze persoon leerde je slechts heel vluchtig kennen in hoofdstuk 6. In dit hoofdstuk verdiep je je kennis over hem (Opgave 5).

Hoofdstuk 7: Synthese: Op weg naar de moderne tijd 170
MIDDELEEUWEN VROEGMODERNE TIJD
KLASSIEKE OUDHEID
ca.500 ca.1500ca.18001945 HEDENDAAGSE TIJD MODERNE TIJD 1
ca.3500v.C.
OUDE NABIJE OOSTEN
ca.3,5miljoenv.C. ca.800v.C.

Op onderzoek III

Opgave 1: Situeer de personen en gebeurtenissen in de tijd.

Opgave 2: Vergelijk de tijdlijnen met elkaar.

Opgave 3: Onderzoek de kenmerken van de vroegmoderne tijd.

Opgave 4: Benoem het verband tussen de personen en begrippen.

Opgave 5: Onderzoek de collectieve herinnering die rondom Napoleon ontstond.

Je hebt nu alle leerstof van het 4e jaar gezien. Je bent klaar voor de derde graad!

Hoofdstuk 7: Synthese: Op weg naar de moderne tijd 171
©VANIN

Opgave 1:

Situeer de personen en gebeurtenissen in de tijd.

1

Plaats de personen, gebeurtenissen en begrippen met jaartal op de juiste plaats onder de tijdlijn van de vroegmoderne tijd. Het nummer naast elke naam geeft aan in welk hoofdstuk je inspiratie kunt zoeken.

Columbus (1 en 2), Zheng He (2), Copernicus (3), Pierre Goetsbloets (6), Pieter Breughel (3 en 4), Luther (3), Erasmus (3), Lodewijk XIV (5), Karel V (5), Lodewijk XVI (6), Descartes (5)

heliocentrisme (3), boekdrukkunst (3), reformatie (3), scheiding van de Nederlanden (4), bestorming van de Bastille (6), contrareformatie (4), begin industriële revolutie (6)

PREHISTORIE

OUDE NABIJE OOSTEN

KLASSIEKE OUDHEID MIDDELEEUWEN

GESCHIEDENIS

MIDDELEEUWEN

VROEGMODERNE TIJD

MONDIALISERING, IMPERIALISME EN MODERNISERING AMERIKA

REFORMATIE EN CONTRAREFORMATIE

RELIGIEUZE STRIJD

RENAISSANCE EN HUMANISME

MODERNE TIJD

VERLICHTING

ABSOLUTISME

POLITIEKE REVOLUTIES

WETENSCHAPPEN EN TECHNIEK

Hoofdstuk 7: Synthese: Op weg naar de moderne tijd 172
VROEGMODERNE TIJD
ca.800v.C. ca.500 ca.1500ca.18001945 HEDENDAAGSE TIJD MODERNE TIJD 1 ca.3500v.C.
ca.3,5miljoenv.C.
1500 1700 1800 1900
1400 1600
©VANIN

2

Zoek met de tijdlijn naar het antwoord op volgende vragen.

a Noem 2 personen die min of meer gelijktijdig leefden.

Noem 2 opeenvolgende gebeurtenissen waartussen een oorzakelijk verband kan gelegd worden. Leg dat in je eigen woorden uit.

Opgave 2: Vergelijk de tijdlijnen met elkaar.

1 Benoem minstens 2 gelijkenissen en 2 verschillen tussen de klassieke westerse tijdlijn die je achteraan in je Histokit vindt, en tijdlijnen 1 en 2 op p. 174.

gelijkenissen verschillen

Hoofdstuk 7: Synthese: Op weg naar de moderne tijd 173
©VANIN

Tijdlijn 1: De geschiedenis van Mexico

PRECOLUMBIAANSE TIJD

Begin landbouw

Tijdlijn 2: De Chinese tijdlijn

PREHISTORISCH

2698 v.C. ca. 2100 v.C.

Het Chinese jaar 1 begint bij de eerste Chinese keizer.

221 v.C.

eenmaking van China onder Qin-dynastie

Periode met machtige stadsstaten van o.a. Maya's

Machtsovername Cortes

Mexicaanse grondwet

1206: begin Mongoolse veroveringen

1279: Mongolen veroveren China.

1911

1294: einde Mongoolse eenheidsrijk

2

Ca. 1800 was een tijd van grote veranderingen. Toch komt dit moment op tijdlijnen 1 en 2 niet voor. Beargumenteer bij onderstaande vragen waarom het einde van de vroegmoderne tijd in Europa niet op de tijdlijn is aangeduid. Zoek in hoofdstuk 6 naar argumenten voor je antwoord en vul naast elke gebeurtenissen 1 argument aan.

a Waarom komt de Franse Revolutie niet voor op de tijdlijnen?

b Waarom komt de Amerikaanse Revolutie niet voor op de tijdlijnen?

c Waarom komt de industriële revolutie niet voor op de tijdlijnen?

Hoofdstuk 7: Synthese: Op weg naar de moderne tijd 174
NEOLITHISCHE PERIODE KLASSIEKE PERIODE ARCHAÏSCHE PERIODE POST-KLASSIEKE PERIODE SPAANSE PERIODE ZELFSTANDIG MEXICO
1824 1521 900 ca.2500v.C. 1
MONDIALISERING
CHINA OUDHEID KEIZERTIJD MODERN CHINA
©VANIN

Opgave 3:

Onderzoek de kenmerken van de vroegmoderne tijd.

1

Je ontdekte dit jaar de belangrijkste kenmerken van samenlevingen in Europa en daarbuiten tijdens de vroegmoderne tijd. Als je die samenvat kunt je benoemen wat de typische kenmerken zijn van de vroegmoderne tijd. Onderzoek de verschillende betekenissen die in de bronnen worden gegeven aan het begrip moderniteit.

a Herbekijk de definitie van het begrip ‘vroegmoderne tijd’ die je leerde in hoofdstuk 1 op p. 13. b Markeer in de bron 1 hieronder hoe ‘moderniteit’ wordt gedefinieerd.

Bron 1:

De moderniteit is een manier van beschaving die tegenovergesteld is aan traditie, met name aan alle oudere en traditionelere culturen. Tegenover de geografische diversiteit daarvan, stelt de moderniteit een eengemaakte cultuur die zich verspreidt over de wereld, en vertrekt vanuit het Westen. Nochtans is het ook een onduidelijke idee, waarvan de betekenis historisch evolueerde. De moderniteit bepaalt in allerlei domeinen een soort van algemene en culturele norm, bijvoorbeeld voor de moderne staat, de moderne techniek, muziek of schilderkunst, de moderne ideeën … Omdat de vorm en de inhoud daarvan veranderen is deze norm niet stabiel en onveranderlijk.

Uit: J. Baudrillard, Moderniteit, in: Encyclopedia Universalis, geraadpleegd op 1 maart 2022, https://www.universalis.fr/encyclopedie/ modernite. 1985.

2

Zoek in bronnen 2, 3 en 4 op p. 176 wat de kenmerken van de moderniteit zijn die je herkent. Blader zo nodig terug naar het bijhorende hoofdstuk van je leerwerkboek. Benoem in de tabel de verschillen tussen de samenleving in de vroegmoderne tijd, en die van tijdens de middeleeuwen.

bronnen

Bron 2 (hoofdstuk 2)

Bron 3 (hoofdstuk 3)

Bron 4 (hoofdstuk 5)

verschillen met de middeleeuwen

Hoofdstuk 7: Synthese: Op weg naar de moderne tijd 175
©VANIN

Handelspost van de Verenigde Oost-Indische Compagnie in Hooghly, Bengalen, India. Tekening door Hendrik van Schuylenburgh (1665). De Nederlandse VOC was een van de eerste kapitalistische bedrijven ter wereld. Ze speelde een belangrijke rol in het kolonialisme in Oost-Azië in de vroegmodere tijd. In hoofdstuk 2 leerde je over het begin van de mondialisering vanaf de ontdekkingsreizen.

©VANIN

Schilderij van het Salon van Madame Geoffrin uit 1812, geschilderd door Lemonnier. Iemand las De wees van China voor, een werk van Voltaire. De luisteraars kwamen uit diverse lagen van de standenmaatschappij. Ze bekritiseerden de maatschappelijke orde, en pleitten voor verschillende verlichtingsidealen

Anatomische studie, oorspronkelijk gepubliceerd in De Humani Corporis Fabrica, Libri Septem, door Andreas Vesalius (1543). Hoewel wetenschappen en technologie ook tijdens de middeleeuwen niet stil stonden, maakten ze ook een enorme ontwikkeling door tijdens de vroegmoderne tijd. In hoofdstuk 3 vind je heel wat voorbeelden.

Hoofdstuk 7: Synthese: Op weg naar de moderne tijd 176
Bron 2: Bron 4:
© incamerastock / Alamy © Art Collection 2 / Alamy © Classic Image / Alamy ↑
Bron 3:
.

3

Bekijk de afbeeldingen in hoofdstukken 2, 3 en 4. Geef telkens in 1 zin aan of de afbeelding een voorbeeld is van continuïteit of verandering in de vroegmoderne tijd.

a Bekijk bron 1 van hoofdstuk 2 op p. 43. Is er sprake van continuïteit of verandering?

b Bekijk bron 1 van hoofdstuk 3 op p. 69. Is er sprake van continuïteit of verandering?

c Bekijk bron 9 van hoofdstuk 4 op p. 100. Is er sprake van continuïteit of verandering?

4

Zoals je al zag op de tijdlijn op p. 146-147 worden de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd samen soms het ancien régime genoemd: ze worden dan als één lange periode beschouwd, en niet als twee verschillende periodes. Kruis hieronder het juiste argument daarvoor aan:

☐ Er waren wel veranderingen dankzij het humanisme en de verlichting, maar het koninklijk absolutisme en de gelaagde samenleving bleven bestaan.

☐ Er waren zo goed als geen veranderingen: de katholieke kerk behield net zoals in de middeleeuwen haar macht, de absolute vorsten regeerden met strenge hand en de gelaagde samenleving bleef bestaan.

Hoofdstuk 7: Synthese: Op weg naar de moderne tijd 177
©VANIN

Opgave 4:

Benoem het verband tussen de personen en begrippen.

1

In Sapiens 4 dacht je voortdurend na over het verleden. Je gebruikte daarbij vaak structuurbegrippen om het verband te leggen tussen historische gebeurtenissen, personen en fenomenen. Onderaan vind je een overzicht van die structuurbegrippen. Gebruik ze om het verband te leggen tussen de begrippen hieronder. Blader nu terug in Sapiens 4. Ga op zoek naar de hoofdstukken waar je deze structuurbegrippen gebruikte. Bespreek ze klassikaal.

©VANIN

a Noteer de volgende begrippen in de lege vakjes: Luther - verlichting - reformatie - absolutisme en centralisatie - wetenschappen - industriële revolutie

b Indien dit te moeilijk is, mag je eerst voetstap 2 maken.

c De pijlen en het plusteken staan symbool voor de verbanden tussen al deze begrippen. Bespreek deze verbanden klassikaal.

mens- en wereldbeeld

onverdraagzaamheid

Structuurbegrippen die je gebruikte in Sapiens 2e graad oorzaak, verband; gevolgen; evolutie, revolutie, breuk; continuïteit, verandering; gelijktijdigheid, ongelijktijdigheid; argument, bewijs; bedoelde en onbedoelde handelingen; aanleiding, toeval.

politieke revoluties

Hoofdstuk 7: Synthese: Op weg naar de moderne tijd 178

2

Maak deze voetstap enkel indien de sudoku uit voetstap 1 te moeilijk leek. Noteer de begrippen uit de sudoku in de ontbrekende delen van de tekstjes hieronder.

a Horizontaal

- Eerste rij: Het veranderende dat via het humanisme vorm kreeg, beïnvloedde ook priesters zoals . Hij bestudeerde de katholieke kerk grondig en zijn kritiek erop was het begin van de .

- Tweede rij: Op het einde van de vroegmoderne tijd startte de waarbij filosofen kritiek uitten tegen het absolutisme en de . Ze gebruikten de ontwikkelingen van om tot een beter inzicht van de wereld te komen.

- Derde rij: De vorsten die regeerden ten tijde van het steunden de wetenschappelijke evoluties die uiteindelijk ook leidden tot de . Tegen het einde van de vroegmoderne tijd ontstonden tegen dat absolutisme.

b Verticaal

- 1e kolom: In de vroegmoderne tijd wijzigde het . Steeds meer kritische denkers stelden vragen bij aloude waarheden. Dat zorgde voor een sterke ontwikkeling van die op het einde van de vroegmoderne tijd op gang kwam bouwde voort op uit de vroegmoderne tijd.

- 2e kolom: De kritiek van Maarten en anderen op de katholieke kerk leidde tot een sterk toegenomen in de 16e eeuw. Op veel plaatsen nam het wij-zij-denken tussen katholieken en protestanten snel toe. De absolutistische politieke machtshebbers maakten er gebruik van de onverdraagzaamheid om hun wil op hun grondgebied op te leggen: ze discrimineerden mensen die niet tot hun overtuiging behoorden. Dat zorgde er dan weer voor dat de van politiek en religie nog verder werd gestimuleerd.

- 3e kolom: De reformatie en contrareformatie leidden tot een intens debat tussen verschillende religieuze strekkingen. Kritische denkers daaronder lagen mee aan de basis van het ontstaan van de filosofische stroming van . Op hun beurt zorgden de ideeën van verlichte filosofen er mee voor dat de grote aan het einde van de vroegmoderne tijd konden uitbreken.

Hoofdstuk 7: Synthese: Op weg naar de moderne tijd 179
©VANIN

Opgave 5:

Onderzoek de collectieve herinnering die rondom Napoleon ontstond.

Napoleon Bonaparte (1769-1821) wordt tot op de dag van vandaag door veel mensen gezien als een held. Hij zou Frankrijk gered hebben toen er chaos heerste in het land. In november 1799 pleegde hij een staatsgreep: hij dwong de machtshebbers af te treden. In de collectieve herinnering leeft hij voort als een groot generaal die de Franse Revolutie voltooide. Die collectieve herinnering kun je ten dele verklaren doordat tijdgenoten van Napoleon doelbewust een gunstig beeld van hem probeerden te schetsen.

1

Onderzoek hoe het schilderij van François Bouchot de collectieve herinnering aan Napoleon beïnvloedde. Vergelijk daarvoor bronnen 1 en 2 op p. 182 kritisch met elkaar. Gebruik je Histokit als je nog extra hulpvragen nodig hebt.

search Stap 1: Ik verzamel informatie over de context.

search Stap 2: Ik observeer de bronnen aandachtig.

✓ Zijn er gelijkenissen?

02g KIJKSTRATEGIEËN

✓ Zijn er verschillen?

search Stap 3: Ik interpreteer de bronnen.

✓ Waarom is bron 2 gemaakt?

✓ Welke boodschap had de auteur/maker van bron 2?

✓ Welke effect beoogde de schilder van bron 2?

Bron 1 Bron 2

Hoofdstuk 7: Synthese: Op weg naar de moderne tijd 180
02 BRONNENSTUDIE
©VANIN

search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag: hoe beïnvloedde het schilderij van François Bouchot de collectieve herinnering aan Napoleon?

2 Je onderzocht eerder al vormen van collectieve herinnering. Herinner je je nog hoe Godfried van Bouillon of Ambiorix geëerd werden met standbeelden, en welke functie die standbeelden hadden? Je leerde in hoofdstuk 4 dat ook kunstuitingen soms als doel hebben om bij te dragen tot de collectieve herinnering. Vul bij de 3 onderstaande voorbeelden de functie aan. Gebruik hiervoor de tabel.

a Beelden van ontdekkingsreizigers

b Kunst over Napoleon

c Historische films

Functie van collectieve herinnering Voorbeelden

Constructie van een collectieve identiteit, waardenoverdracht

Aanwakkeren van trots, sociale cohesie of sociale uitsluiting

Winst maken

Bv. standbeelden van nationale helden of leiders

Bv. straatnamen van middeleeuwse heiligen, discussie over controversiële standbeelden

Bv. reclame voor producten zoals abdijkaas, films, evenementen

Hoofdstuk 7: Synthese: Op weg naar de moderne tijd 181
Bron 1 Bron 2
©VANIN

Bron 1:

De dood van Julius Caesar, Vincenzo Camuccini, Rome, 1804, Glasgow Museums Resource Centre. Dit schilderij toont theatraal de beroemde moordaanslag op Julius Caesar, in 44 v.C. te Rome. Het doek werd in 1807 verkocht aan Joachim Murat, de schoonbroer van Napoleon Bonaparte. Kunst- en cultuuruitingen die zich inspireerden op de klassieke oudheid kwamen veel voor ca. 1800: je noemt die artistieke stroming het classicisme. Julius Caesar werd op dit doek voorgesteld als een held met een tragisch lot.

Bron 2:

← Generaal Napoleon in de raad van vijfhonderd, Francois Bouchot (Frankrijk, 1840). Schilderij dat de herinnering aan de chaos net voor de staatsgreep van Napoleon levendig moest houden. De kunstenaar probeert hier duidelijk te maken dat Napoleon rustig en standvastig bleef tijdens een kritiek moment. Dit schilderij werd gemaakt in opdracht van de Franse koning, bijna 2 decennia na de dood van Napoleon. Koning Louis-Philippe wilde het ter ere van Napoleon ophangen in een galerij met nog andere schilderijen die verwezen naar grote gebeurtenissen uit de geschiedenis van Frankrijk.

Hoofdstuk 7: Synthese: Op weg naar de moderne tijd 182
©
CBW / Alamy
© IanDagnall Computing / Alamy
©VANIN

Zelfevaluatie

Bepaal aan de hand van dit overzicht wat je al goed beheerst en waar je nog aan moet werken.

Dit kan ik … goed onvoldoende

BRONNEN GEBRUIKEN

Je gebruikt bronnen om elementen van continuïteit en verandering tussen de middeleeuwse en vroegmoderne samenleving te benoemen.

Je interpreteert het beeld dat over Napoleon geschetst wordt in primaire bronnen.

HISTORISCH REFERENTIEKADER

Je kunt de scharnierdata tussen de verschillende periodes opsommen. Je kunt ontbrekende gegevens aanvullen op een tijdlijn.

Je kunt verschillen en gelijkenissen tussen de westerse periodisering en die van andere samenlevingen benoemen.

Je kunt gelijkenissen en verschillen geven en benoemen tussen de West-Europese, Afrikaanse en Precolumbiaanse samenleving.

BEELDVORMING BEARGUMENTEREN

Je kunt verklaren hoe de collectieve herinnering rondom Napoleon ontstond.

Je kunt voorbeelden opsommen van continuïteit en verandering tussen middeleeuwen, vroegmoderne tijd en het heden.

REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST

Je kunt onderscheid maken tussen het verleden, het heden en het beeld dat je vandaag hebt over het verleden.

Hoofdstuk 7: Synthese: Op weg naar de moderne tijd 183
©VANIN
184 ©VANIN

Histokit 4: hulpmiddelen om historisch te leren denken

Deze hulpmiddelen en strategiefiches kun je gebruiken bij moeilijke opdrachten.

Hulpmiddelen en strategiefiches helpen je stapsgewijs te werk te gaan. Je zet ze bijvoorbeeld in als je redeneert met en over bronnen of als je moeilijke teksten of afbeeldingen bestudeert. Na verloop van tijd heb je ze zo vaak gebruikt dat je de stappenplannen niet meer nodig hebt. We streven ernaar om je op het einde van het schooljaar zo veel mogelijk zonder de geheugensteuntjes te laten werken.

Ik leer historisch denken: strategiefiches 186

00 Historische beeldvorming 186

01 Historische vragen 186

02 Bronnenstudie 187

Stap 1: Ik verzamel gegevens over de context. 188

02a Bronnen identificeren 188

02b Soorten bronnen 189

02c Tijdlijn 189

02d Kaarten 190

02e Maatschappelijke domeinen 192

Stap 2: Ik observeer de bron. 193

02f Leesstrategieën 193

02g Kijkstrategieën 194

Stap 3: Ik interpreteer de bron. 195

02h Bronnen contexualiseren 195

02i Bronnen evalueren: bruikbaarheid en betrouwbaarheid 195

02j Bronnen evalueren: representativiteit 197

Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag. 198

02k Historische redeneerwijzen: oorzakelijk verband 198

02l Historische redeneerwijzen: multiperspectiviteit 199

02m Historische redeneerwijzen: veralgemenen en stereotyperen 199

02n Bewijs uit verschillende bronnen combineren 200

03 Online opzoeken 200 04 Kunst en cultuur 201

Ik leer historisch denken: hulpmiddelen

05 Historische begrippen

06 Structuurbegrippen

202
202
Histokit 185 ©VANIN
210

Ik leer historisch denken: strategiefiches

1 00

Stroomschema: historische beeldvorming

Hoe komt ons beeld van het verleden tot stand?

historische vraag stellen verleden

bronnenstudie uitvoeren

constructie beeldvorming

geschiedenis

1 01

stap 1: verkennen

stap 2: observeren

stap 3: interpreteren

stap 4: historische vraag beantwoorden

Historische vragen

Bekijk het instructiefilmpje.

historische vragen

bronnen identificeren

lees- en kijkstrategieën

betrouwbaarheid en bruikbaarheid evalueren bronnen contextualiseren

representativiteit evalueren

historische beeldvorming construeren

Waarover gaan historische vragen? Hoe beoordeel je of een historische vraag onderzoekbaar is?

Een historische vraag is gericht op het menselijke verleden. Er bestaan historische vragen over:

✓ het verleden;

✓ de relatie tussen heden en verleden;

✓ de totstandkoming van historische kennis;

✓ representaties (beeldvorming) van het verleden.

Histokit 186
01 02a 02f+g 02h 02i 02j
02k+l+m+n
©VANIN

Bronnenstudie uitvoeren

Bij een volwaardig historisch onderzoek bepaal je welke bronnen geschikt zijn om je historische vraag te beantwoorden. Meestal combineer je informatie uit verschillende bronnen, en dan formuleer je zelf een antwoord op de vraag. Volg deze 4 stappen zodat je niets vergeet.

Stap 1: Ik verzamel gegevens over de context.

✓ Wat wil ik onderzoeken? Hoe is de vraag afgebakend (bv. in de tijd en de ruimte)?

✓ Welke historische bronnen of werken heb ik ter beschikking om de vraag te beantwoorden? Welke ontbreken?

✓ Welke bronnen zijn bruikbaar om de vraag te onderzoeken?

Stap 2: Ik observeer de bron.

✓ Ik gebruik de juiste lees- of kijkstrategie om de bron te onderzoeken.

Stap 3: Ik interpreteer de bron.

✓ Ik stel de juiste vragen om de inhoud van de bronnen te interpreteren: bevestigen de bronnen wat ik al wist of spreken de bronnen elkaar tegen? Vind ik nieuwe informatie?

✓ Ik stel de juiste vragen om de bronnen te contextualiseren: het perspectief van de maker interpreteren, het doel van de bron interpreteren …

✓ Ik beoordeel welke informatie ik bruikbaar, betrouwbaar en representatief vind om de vraag te beantwoorden. Ik schrap bewijsmateriaal uit onbetrouwbare, onbruikbare of niet representatieve bronnen.

✓ Telkens ik twijfel of informatie mis, keer ik terug naar stap 2.

Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.

✓ Welke conclusie kan ik nu trekken uit de bron?

✓ Ik gebruik de bron om mijn beeld van het verleden te construeren.

—Wat weet ik dankzij deze bron dat ik voordien nog niet wist? Ik vat het antwoord kort samen.

—Ik som 1 voor 1 de argumenten op die ik in de bronnen vond.

—Ik nuanceer mijn antwoord door ook tegenargumenten te benoemen.

—Ik verduidelijk waarover nog onzekerheden bestaan, of op welk stuk van de vraag de bron geen antwoord geeft.

1 02 search search search search
Histokit 187 ©VANIN
Herlees
of herbekijk

Stappenplan bronnenstudie

search

Stap 1: Ik verzamel gegevens over de context.

Je leerde in Sapiens 1, 2 en 3 welke vragen je stelt bij het begin van een bronnenstudie. Omdat je er al vaak mee oefende, wordt ervan uitgegaan dat je de nodige hulpvragen ondertussen kent. Je kunt ondertussen al goed situeren in tijd en ruimte. Zo nodig vind je op p. 189-191 nog een tijdlijn, een hedendaagse Europese kaart en een wereldkaart.

1 02a

Bronnen identificeren

De bronvermelding van een boek ontleden.

auteur titel boek plaats, jaar van uitgave pagina

J. Diamond, Paarden, zwaarden en ziektekiemen, New York, 1997, p. 210.

De bronvermelding van een tijdschrift, krant of website ontleden.

auteur

Rothshild, B. (2005), History of syfilis, Clinical Infectious Diseases, 40 (10), p. 1454–1463.

nummer of editie van uitgave tijdschrift titel tijdschrift, website of krant jaar uitgave paginanummers titel artikel

Histokit 188 ©VANIN

1 02b

Soorten bronnen: bronnen en werken onderscheiden

Hoe maak ik onderscheid tussen soorten historische bronnen, en tussen soorten werken van historici?

IK BESTUDEER HET VERLEDEN MET BEHULP VAN …

©VANIN

HISTORISCHE BRON

= een overblijfsel uit het verleden

directe getuige = primaire bron indirecte getuige = secundaire bron

Geschreven bron bv. brief, cijfergegevens, contract, kroniek, reisverslag, register, testament, verdrag

Mondelinge bron bv. een ooggetuige vertelt (Zulke bronnen heb je niet uit de vroegmoderne tijd.)

Materiële bron

bv. afvalput, gebruiksvoorwerp, juweel, kledij, ruïne, skelet

(Audio)visuele bron

bv. fresco, gravure, kaart, mozaïek, schilderij, tekening

HISTORISCH WERK

= een werk dat gebaseerd is op historische bronnen

Geschreven werk

bv. boek of tekst van een historicus, historische roman, wetenschappelijk rapport of artikel

Mondeling werk bv. audiogids, podcast

Materieel werk

bv. maquette, reconstructie van een standbeeld

(Audio)visueel werk

bv. historische film, kaart, re-enactment

Tijdlijn

Waar op de tijdlijn kan ik dit situeren?

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

Histokit 189
1 02c
MIDDELEEUWEN VROEGMODERNE TIJD GESCHIEDENIS ca.3,5miljoenv.C. ca.800v.C. ca.500 ca.1500ca.18001945 HEDENDAAGSE TIJD MODERNE TIJD 1 ca.3500v.C.
KLASSIEKE OUDHEID OUDE NABIJE OOSTEN
PREHISTORIE

1 02d

Kaarten

Waar in de ruimte kan ik dit situeren?

De wereld vandaag: staatkundig

Histokit 190
©VANIN

©VANIN

Europa vandaag: staatkundig

Histokit 191

Maatschappelijke domeinen

In welk(e) maatschappelijk(e) domein(en) kan ik dit situeren?

Historische vragen zoals:

Hoe werden gebieden bestuurd?

Wie had macht?

Wie had welke rechten?

Waar werd oorlog gevoerd?

Tot het politieke domein behoren zaken die te maken hebben met: bestuur, macht, afspraken, rechten en plichten ...

POLITIEK

Historische vragen zoals:

Wie behoorde tot welke stand in de samenleving?

Wie had veel of weinig aanzien?

Hoe waren de verhoudingen tussen mannen en vrouwen in de samenleving?

Tot het sociale domein behoren zaken die te maken hebben met: individu, groep, rollen, verhoudingen tussen mensen …

ECONOMISCH

Tot het economische domein behoren zaken die te maken hebben met: geld, arbeid, voedsel, handel, vervoer ...

Historische vragen zoals:

Hoe verplaatsten mensen zich?

Welke producten werden verhandeld?

Wat voor beroepen voerden mensen uit?

Wie verdiende veel of weinig?

SOCIAAL CULTUREEL

Tot het culturele domein behoren zaken die te maken hebben met: kunst, vrije tijd geloof, wetenschap, mode ...

Historische vragen zoals:

Welke kunstuitingen bracht een samenleving voort?

In welke goden geloofden mensen?

Wat deden mensen in hun vrije tijd? Wanneer werden dingen uitgevonden?

1 02e
Histokit 192 ©VANIN

Stap 2: Ik observeer de bron.

1 02f

Leesstrategieën

Hoe lees ik een tekstbron of een geschreven historisch werk? Wat kan ik doen om een tekst of bron grondig te begrijpen?

Oriënterend lezen: Ik lees de tekst scannend.

✓ Ik let op signaalwoorden en/of structuurbegrippen.

✓ Ik let op tussentitels en/of vetgedrukte begrippen en op basis daarvan voorspel ik de inhoud.

✓ Ik vat tussentijds samen en bepaal de hoofdgedachte per alinea.

✓ Ik behoud het overzicht door een rode draad doorheen de tekst te zoeken.

Intensief lezen: Ik lees de tekst volledig en grondig.

✓ Ik denk na welke begrippen of zinnen ik onvoldoende begrijp.

✓ Ik zoek moeilijke woorden op:

—Ik leid de betekenis af uit de context.

—Ik zoek historische begrippen op in mijn Histokit.

—Ik gebruik een woordenboek of het internet.

03 05

✓ Ik analyseer in lange zinnen wat de kerngedachte is: ik onderscheid hoofdzin en bijzin(nen).

✓ Ik herlees zinnen waarin de auteur iets moeilijks beschrijft. Ik zoek naar concrete voorbeelden om de betekenis van de zin te interpreteren.

✓ Ik ontcijfer beeldspraak:

—Ik bespreek het met een klasgenoot.

—Ik gebruik het internet.

—Ik vraag hulp aan mijn leraar.

Kritisch lezen: Ik denk na over de tekst.

✓ Ik zoek of er trucs worden gebruikt die wijzen op onbetrouwbaarheid (Bv. drogredenering, anachronisme,…).

✓ Ik vergelijk het bronmateriaal (historische bronnen en/of werken) met elkaar.

✓ Ik vergelijk met andere bronnen die ik ken, of met informatie uit de leestekst.

Histokit 193 ©VANIN
search

1 02g

Kijkstrategieën

Hoe kijk ik naar een visuele bron? Hoe lees ik een tabel of grafiek in een historisch werk? Hoe bestudeer ik een historische kaart?

Oriënterend kijken: Ik bekijk de bron scannend.

✓ Ik zoek een titel en/of een legende. Ik bekijk de schaal.

✓ Ik lees een bijschrift.

✓ Ik oriënteer me op het ‘grote plaatje’: wat of wie staat er op de afbeelding? Wat is het thema?

✓ Ik ga na wat er op de voor- of achtergrond staat en wat er centraal of aan de zijkant staat.

✓ Ik zoek naar compositie: is er een schikking of een lijn?

Gedetailleerd kijken: Ik bekijk de bron grondig en in detail.

✓ Ik neem een blad en dek een deel van de afbeelding af (bv. de boven-, onder-, linker- of rechterkant). Ik kijk opnieuw en let op details.

✓ Ik zoek symbolen. Wanneer ik me de betekenis van de symbolen niet herinner, zoek ik die op.

Kritisch kijken: Ik denk na over wat ik zie.

✓ Ik zoek of er trucs worden gebruikt die wijzen op onbetrouwbaarheid (Bv. drogredenering, anachronisme,…).

✓ Ik vergelijk de bronnen met elkaar.

✓ Ik vergelijk met andere bronnen die ik ken, of met informatie uit de leestekst.

Histokit 194 ©VANIN

search

Stap 3: Ik interpreteer de bron.

1 02h

Bronnen contextualiseren

Om een bron te kunnen interpreteren moet ik bronnen in een hun historische context plaatsen. Door te interpreteren in welke historische context de bron gemaakt is begrijp ik beter de bedoelingen van de maker en/of de betekenis van de bron voor het doelpubliek. Deze hulpvragen kunnen daarbij helpen:

✓ Voor welk doelpubliek is de bron gemaakt?

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

✓ Welke boodschap had de auteur/maker voor ogen? Waarom werd de bron gemaakt?

✓ Welke verbanden worden in de bron gelegd?

✓ Welke perspectief toont de maker? Welke andere perspectieven zijn er mogelijk?

1 02i

Bronnen evalueren: hoe bruikbaar en betrouwbaar is een bron?

1 HOE BRUIKBAAR IS EEN BRON?

Ik gebruik historische bronnen en werken om historische vragen te beantwoorden. Een historische vraag kan maar goed beantwoord worden als ik bruikbare bronnen heb.

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

✓ Een bron kan bruikbaar zijn als ik er een (deel van het) antwoord op een (historische) vraag in vind.

✓ Een bron kan minder bruikbaar zijn als ze …

—slechts gedeeltelijk bewaard is (bv. er is een deel verloren gegaan);

—niet vertaald of gelezen kan worden (bv. je weet niet wat de oorspronkelijke woorden betekenen);

—niet goed of volledig bewaard is;

—niet in de juiste periode gesitueerd is;

—geen antwoord geeft op de historische vraag;

Om de bruikbaarheid van een bron te beargumenteren gebruik ik deze schrijfkaders:

De bron is wel / niet bruikbaar om meer te weten te komen over …

De bron gaat over … Ik kan ze daarom wel / niet gebruiken om … te onderzoeken.

De bron is gesitueerd in de periode … Ze is daarom wel / niet bruikbaar om een antwoord te geven op de historische vraag.

De bron geeft me enkel informatie over … Ik kan daardoor slechts een deel van de historische vraag met de bron beantwoorden.

—...
Histokit 195
©VANIN

HOE BETROUWBAAR IS EEN BRON?

Ik gebruik historische bronnen en werken om historische vragen te beantwoorden. Hoe betrouwbaarder het bronnenmateriaal is, hoe beter ik een historische vraag kan beantwoorden.

✓ Een bron is pas betrouwbaar als ik na zorgvuldig onderzoek besluit dat er geen redenen zijn om de bron te wantrouwen.

✓ Een bron kan minder betrouwbaar zijn als ... —bovennatuurlijke aspecten zoals goden er een rol in spelen;

—andere bronnen de bron tegenspreken;

—de maker niet gekend is;

—de maker niet goed geïnformeerd was;

—de maker niet eerlijk was en het doelpubliek wou misleiden;

—de maker over een veel oudere periode schreef;

—de maker het doelpubliek slechts één kant van het verhaal vertelde;

—de maker zelf toegaf dat de inhoud niet betrouwbaar is;

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

Om de betrouwbaarheid van een bron te beargumenteren gebruik ik deze schrijfkaders:

De maker van de bron is goed / slecht geïnformeerd over …, en dus is de bron wel / niet betrouwbaar.

De maker van de bron weet er veel / weinig over, dus is de bron wel / niet betrouwbaar om … te beantwoorden.

De maker van de bron kiest partij voor … Hij geeft partijdige en dus onbetrouwbare informatie.

De maker van de bron wil het publiek misleiden. Daarom is de informatie die hij geeft niet betrouwbaar.

De maker van de bron wil … bereiken. Daarom is de bron wel / niet betrouwbaar om … te onderzoeken.

De bron is niet betrouwbaar, er zijn immers andere bronnen die de bron tegenspreken, nl. …

2
—…
Histokit 196
©VANIN

1 02j

Bronnen evalueren: hoe representatief is een bron?

Ik gebruik historische bronnen om historische vragen te beantwoorden. Wanneer ik de kenmerken van een samenleving tijdens een bepaalde periode kennen, kan ik onderzoeken hoe typisch (‘representatief’) een bron is voor deze samenleving of periode.

✓ Een bron kan representatief zijn als…

Bekijk het uitgewerkte voorbeeld.

—ook andere bronnen gelijkaardige zaken tonen of schrijven; —ze kenmerken heeft die kenmerken zijn van de hele samenleving; —andere mensen in de samenleving gelijkaardige dingen zouden kunnen schrijven of maken.

✓ Een bron kan minder representatief zijn als…

—er slechts één van bestaat of bewaard is; —de bron een uitzondering is op de regel; —de maker een uniek idee of standpunt weergeeft; —andere mensen in de samenleving een ander idee of standpunt hebben; —wat ik ontdek in de bron niet overeenkomt met de algemene kenmerken van een samenleving in de periode die ik bestudeer.

Om de representativiteit van een bron te beargumenteren gebruik ik deze schrijfkaders:

Als… zegt dat … dan geldt dat enkel voor …. . Andere mensen dachten daar wellicht anders over, bijvoorbeeld…

Het standpunt van ... over … wordt waarschijnlijk niet gedeeld door …

… is kenmerkend voor de periode van … tot … In de periode van … is dit niet kenmerkend voor deze samenleving.

Histokit 197
©VANIN

search

Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.

Na het doorlopen van de stappen van de bronnenstudie kan ik de historische vraag beantwoorden. Ik selecteer nu uit de verschillende bronnen de informatie die ik daarvoor nodig heb. Schrijfkaders van stap 3 helpen me om mijn antwoord correcter te formuleren.

1 02k

Historische redeneerwijzen: verband

1 OORZAKEN EN GEVOLGEN

Historische fenomenen hebben meestal meerdere oorzaken en/of gevolgen. Als er geen oorzakelijk verband is, dan is iets toeval.

INCIDENTELE OORZAAK

STRUCTURELE OORZAAK

Om een oorzaak-gevolgrelatie te beschrijven gebruik ik deze schrijfkaders:

De oorzaak of het gevolg van … is dat …

De gebeurtenis werd veroorzaakt door …

Er zijn verschillende oorzaken voor …, namelijk ten eerste …, ten tweede … en ten derde …

Het (on)bedoelde gevolg van … is dat … veranderde.

Toen … gebeurde, had dat (on)bedoelde gevolgen voor …

… had verschillende gevolgen, namelijk ten eerste …, ten tweede … en ten derde …

Er is geen oorzakelijk verband tussen … en … De gebeurtenis is daarom toeval.

2 DOEL, FUNCTIE EN EFFECT

FUNCTIE

ONBEOOGD EFFECT

BEOOGD EFFECT

Om een doel-effectrelatie te beschrijven gebruik ik deze schrijfkaders:

Het doel van … is dat … De maker wil op die manier bereiken dat …

De functie van … is dat …

Dat was de bedoeling: het (beoogde) effect dat hij daarmee nastreefde was dat …

Dat was niet de bedoeling: het (onbeoogde) effect van … was dat … gebeurde.

GEVOLG OORZAAK TOEVAL BEDOELD GEVOLG ONBEDOELD GEVOLG
Histokit 198 ©VANIN
DOEL

1 02l

Historische redeneerwijzen: multiperspectiviteit

Door een fenomeen vanuit verschillende perspectieven te bestuderen krijg ik meer begrip voor hoe en waarom mensen iets doen: voor hun standplaatsgebondenheid dus. Bij elk maatschappelijk domein horen verschillende deelperspectieven die me helpen om te redeneren vanuit meerdere perspectieven.

DOMEIN

CULTUREEL

(normen, religie, ethiek, wetenschap …)

SOCIAAL

(stand, klasse, gender …)

ECONOMISCH

(financiën …)

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

©VANIN

POLITIEK

(macht, recht, nationaal, internationaal …)

RUIMTE

(regionaal, nationaal, westers, niet-westers …)

1 02m

TIJD

(hedendaags, historisch)

Historische redeneerwijzen: veralgemenen en stereotyperen

Historici veralgemenen graag om helderheid te scheppen in de chaos van het verleden. Een veralgemening kan helpen om structuur aan te brengen in de chaos. Toch kunnen veralgemeningen ook onterecht of overdreven zijn. Ik moet dan ook voorzichtig zijn als ik veralgemeen. Stereotypes zijn onterechte of overdreven veralgemeningen. Wanneer ik bronnen onderzoek moet ik dus kritisch nagaan of veralgemeningen die gemaakt worden terecht zijn. Wanneer ik kritisch denk over bronnen kan ik veralgemening en stereotypering onderscheiden van elkaar.

Histokit 199
FENOMEEN

1 02n

Bewijs uit verschillende historische bronnen combineren

Om na te gaan hoe zeker je bent over de argumenten bij het beantwoorden van historische vragen kun je dit stroomschema gebruiken.

Is de bron bruikbaar?

Ik kan de vraag niet beantwoorden.

Is de bron betrouwbaar?

Ik heb bewijs: “De bronnen zijn het er over eens dat …” nee ja nee ja

MEERDERE BRONNEN ÉÉN BRON

Ik heb een aanwijzing: “De bron wijst er op dat …”

Bronnen spreken elkaar tegen

Ik heb een aanwijzing: “De bronnen verschillen over …”

Bronnen stemmen overeen

1 03

Online opzoeken

Hoe zoek ik informatie op het internet?

Stap 1: Ik bepaal welke zoekstrategie ik moet toepassen.

✓ Ik kies een geschikte zoekmachine (bv. Google, website bib, databank …).

✓ Ik brainstorm over de geschikte zoektermen.

Stap 2: Ik voer mijn zoekstrategie uit.

✓ Ik voer de zoektermen in de zoekmachine in en noteer of kopieer tussentijds de resultaten.

✓ Ik gebruik synoniemen voor mijn zoektermen als ze onvoldoende resultaat opleveren.

Stap 3: Ik beoordeel of de informatie geschikt is voor mijn onderzoek.

✓ Is de informatie voldoende actueel? Of is ze (te) verouderd?

✓ Helpt de informatie om mijn onderzoeksvraag te beantwoorden?

✓ Heeft de schrijver of maker voldoende autoriteit? Weet hij er veel over?

✓ Is de informatie nauwkeurig, volledig en betrouwbaar?

Stap 4: Ik herhaal stap 1 tot en met 3 zolang ik onvoldoende of ongeschikte informatie vind.

GEEN BRON
Histokit 200 ©VANIN

1 04

Kunst en cultuur

Door kunst aandachtig te bestuderen, ze in haar historische context te analyseren en interpreteren, kan ik ze beter leren begrijpen. In veel gevallen zorgt dat er ook voor dat ik ze beter leer waarderen, of dat ik beter kan beargumenteren waarop ik ze niet kan waarderen.

©VANIN

STAP 1

identificeren

STAP 2 waarnemen

STAP 3

interpreteren (analyseren en contextualiseren)

Stap 1: Ik verzamel info over de kunst- of cultuuruiting.

STAP 4

interesse toelichten

Ik verzamel de beschikbare contextgegevens over de kunst- of cultuuruiting die ik onderzoek.

✓ Ik situeer in de tijd, de ruimte en het maatschappelijke domein.

✓ Ik bepaal het soort kunst- of cultuuruiting dat ik onderzoek.

Stap 2: Ik neem de kunst- of cultuuruiting waar.

Ik neem de tijd om de kunst- of cultuuruiting waar te nemen. Daarvoor gebruik ik al mijn zintuigen.

✓ Ik beschrijf de vormgeving (bv. materialen, technieken).

✓ Ik beschrijf de uiterlijke kenmerken. Ik gebruik de lees- en/of kijkstrategieën om mijn observaties van de kunst- of cultuuruiting te noteren.

✓ Ik vergelijk mijn waarneming van de kunst- of cultuuruiting met die van anderen: ik zoek verschillen of gelijkenissen.

Stap 3: Ik interpreteer de kunst- of cultuuruiting (analyseren en contextualiseren).

Ik denk na over de kunst- en cultuuruiting zodat ik ze beter begrijp.

✓ Ik onderzoek het onderwerp.

✓ Ik onderzoek het doel en/of de reden waarom het gemaakt is (bv. decoreren, informeren, in vraag stellen, schoonheid creëren, identiteit vormgeven, commercieel belang, praktisch gebruik …).

✓ Ik gebruik de checklist voor het contextualiseren van bronnen om kunst- en cultuuruitingen te interpreteren.

✓ Ik vergelijk mijn interpretatie van de kunst- of cultuuruiting met die van anderen: ik zoek verschillen of gelijkenissen.

Stap 4: Ik licht mijn interesse voor de kunst- of cultuuruiting toe.

✓ Ik beschrijf mijn ervaring bij de kunst- of cultuuruiting.

✓ Ik vergelijk mijn ervaring nadat ik de kunst- of cultuuruiting onderzocht met wat ik er eerst van vond. Heeft mijn onderzoek iets veranderd aan de manier waarop ik ernaar kijk?

✓ Ik vergelijk mijn esthetische ervaring met die van anderen (bv. klasgenoten, andere toeschouwers, huisgenoten …)

Histokit 201

Ik leer historisch

denken: hulpmiddelen

Historische begrippen 1 05

Kernbegrip

Historisch begrip

De groene begrippen zijn kernbegrippen waarbij verschillende voorbeeldbegrippen horen. In de derde kolom vind je het hoofdstuk waarin het begrip voorkomt. Zo kun je bij elk begrip in het juiste hoofdstuk opzoeken wat je erover geleerd hebt.

Politiek

Begrip

Betekenis

Hoofdstuk absolutisme staatsvorm geleid door een onbeperkte alleenheerschappij 5, 6 absolute machtvolledige macht over alle domeinen van de samenleving 5 verlicht depotisme bestuursvorm waarbij de vorst de macht naar zich toe trekt, maar toch ook rekening houdt met het welzijn van het volk 5 bestuurlijke organisatie wijze waarop een samenleving ingericht en bestuurd wordt 1, 5 bestuurstaal officiële taal in een land die gebruikt wordt door de machtshebbers 5 hoofdstad de belangrijkste stad en meestal bestuursvorm van een land1, 2, 3, 5 keizer hoogste erfelijke titel voor het hoofd van een monarchie, bv. Romeinse keizer, Byzantijnse keizer, Chinese keizer

1, 4, 5, 6 koning erfelijke titel voor het hoofd van een monarchie, bv. Franse koning

1, 2, 3, 4, 5, 6 macht de mogelijkheid hebben om je invloed op mensen of gebeurtenissen te gebruiken

1, 3, 4, 5, 6 parlement belangrijkste politieke orgaan van een democratie dat de wetten van een land goedkeurt en waarvan de leden door de bevolking verkozen worden 5, 6

Staten-Generaal de vergadering van afgevaardigden, aanvankelijk van de standen en later van de burgers, die inspraak hebben in het bestuur 5, 6 vorst edelman met adellijke titel zoals bv. graaf, hertog, koning, keizer, kalief 2, 4, 5, 6

Histokit 202 ©VANIN

Politiek

Begrip Betekenis

burgerrechten

centralisatie

Hoofdstuk

persoonlijke vrijheden die toebehoren aan het burgerschap van een land of gemeenschap en door de grondwet gegarandeerd worden 5, 6

proces waarin de macht of het bestuur in handen van centrale instellingen komt 4, 5 verdeel- en heersstrategie manier van besturen waarbij je groepen in een land tegen elkaar opzet 5

democratie

grondwet

bestuursvorm waarbij het volk rechtstreeks of via vertegenwoordiging de wetten stemt en waarin de vrijheden van de burgers en minderheden door een grondwet worden beschermd 1, 5

document waarin de rechten en plichten van elke burger en de werking van de staatsorganen staan beschreven 5, 6 imperialismestreven naar gebiedsuitbreiding of uitbreiding van de macht 2

Europese expansie

uitbreiding van de invloed van Europese staten tijdens de vroegmoderne en moderne tijd 1, 2

handelspost een meestal overzeese plaats gesticht door een economische en politieke macht om van daaruit de economische en politieke invloed verder uit te bouwen 2 imperium groot en machtig rijk 1

inspraak het betrekken van belanghebbenden bij beslissingen 5, 6

kolonialisme

politiek die er op gericht is om nieuwe gebieden te stichten, te overheersen, te veroveren of uit te buiten 2, 5, 6

kolonie nederzetting of (overzees) gebied dat onder dwang door een ander land (moederland) bestuurd wordt 2, 4, 6

kolonisatie het onder dwang onderwerpen van (overzeese) gebieden 2 overzeese territoria ver weg gelegen veroverde gebieden, doorgaans te bereiken via scheepvaart 2, 5 monarchie staatsvorm waarbij de vorst door erfopvolging wordt aangeduid 5, 6 constitutionele monarchie monarchie waarbij de positie van de koning in een grondwet geregeld is 6

politieke revolutie plotselinge opstand van het volk die tot een blijvende politieke verandering leidt 5, 6 opstand verzet tegen het gezag 4, 5, 6 rechtspraak het beoordelen en eventueel bestraffen van wetsovertredingen 4 doodstraf straf die bestaat uit de terdoodbrenging 4

Histokit 203 ©VANIN

Politiek

Begrip Betekenis

Hoofdstuk

inquisitie door de rooms-katholieke kerk georganiseerde rechtbank die personen met afwijkende opvattingen vervolgde 4

martelpraktijkenlichamelijke folteringen om bv. een bekentenis af te dwingen4 rechtstaat

staat waarin de burgers dankzij de grondwet en de wetten van het land beschermd worden tegen mogelijke willekeur van de machtshebbers 5

republiek

regeringsvorm met een voor een bepaalde termijn verkozen staatshoofd 1, 2, 5, 6

scheiding der machten het opsplitsen van de politieke macht in uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht 5, 6

staatsvorm manier waarop de staat ingericht is en geleid wordt, bv. monarchie, republiek, democratie 5

staatsvorming proces waarbij een bestuur over een afgebakend grondgebied en zijn inwoners vorm krijgt 4

huwelijkspolitiek het uithuwelijken van kinderen aan een geschikte partner om meer grondgebied of macht te vergaren 4, 5

stemrecht het recht om je stem uit te brengen bij verkiezingen 5 veranderende territoriale invulling wijze waarop het grondgebied en grenzen veranderen doorheen de tijd 4

grens afbakening, bv. scheiding tussen twee gebieden 4 territorium grondgebied, bijvoorbeeld een gebied waarover bestuurd wordt1, 4, 5 verovering met geweld in bezit nemen, bv. van een grondgebied of territorium 2

verkiezingen methode waarbij kiesgerechtigden stemmen op kandidaten om bestuursorganen zoals bv. het parlement samen te stellen 5 vertegenwoordigingafvaardiging, bv. van burgers in een parlement 5, 6

volkssoevereiniteit principe waarbij het hoogste politieke gezag bij het volk ligt, het basisprincipe van een democratie 5

Begrip

Betekenis

Hoofdstuk demografische processen veranderingen in het aantal of de samenstelling van de bevolking 6 demografische groeitoename van de bevolking 6 epidemie ziekte die zich snel verspreidt 1, 2

Sociaal
Histokit 204 ©VANIN

Sociaal

Begrip Betekenis

Hoofdstuk gelaagde samenleving

samenleving waarbij niet alle mensen dezelfde sociale status, kansen of rechten hebben 2, 5, 6

adel stand waarvan de leden (edelen) een bevoorrechte positie innamen. Ze hadden bv. recht op grondbezit.

3, 4, 5 ,6

stand laag van de bevolking waarin je door geboorte terecht komt2, 3, 5, 6

standenmaatschappij

samenleving waarbij je sociale en economische positie bepaald wordt door het gezin waarin je geboren bent 5, 6

voorrechten rechten waarvan slechts een beperkte groep kan genieten zoals bv. het recht op grondbezit 6

geweld uitoefening van macht waarbij mentale of fysieke schade aan anderen wordt berokkend 2, 4, 5, 6

mensenrechten

migratie

minderheid

basisrechten die iedere mens ter wereld zou moeten hebben, zoals recht op leven, arbeid, onderwijs 5

verplaatsing van groepen mensen van de ene naar de andere plaats 5, 6

sociale groep die zich door een eigen cultuur en/of religie onderscheidt en slechts een beperkt deel van een bevolking uitmaakt 4

oorlog gewapend conflict 1, 4, 5, 6

beroepsleger leger dat niet bestaat uit dienstplichtigen uit de bevolking maar is samengesteld uit soldaten voor wie militair zijn hun beroep is 5 huurlingen iemand die tegen betaling vecht 1, 5

onafhankelijkheidsoorlog oorlog tegen een overheerser in een gebied met de bedoeling een zelfstandige staat te worden 6 slavernij

sociale ongelijkheid waarbij mensen het bezit zijn van andere mensen 2, 5

vrijheid toestand waarin mensen in de samenleving niet onderworpen of afhankelijk zijn 4, 5, 6 godsdienstvrijheidde vrijheid om gelijk welke godsdienst openlijk te belijden 4, 5

vrijheids- en gelijkheidsbeginsel

principe dat iedere burger gelijke rechten en een gelijke behandeling toekent en waarbij men vrij is te doen en laten wat men wil, zolang men anderen geen schade berokkent 5, 6

wij-zij-denken denken in groepen en tegenstellingen, zwart - wit- denken over groepen in de samenleving 4

Histokit 205 ©VANIN

Cultureel

Begrip Betekenis

Hoofdstuk

artistieke stroming kenmerken van een kunstuiting uit een bepaalde tijd en plaats 3, 4

barok

renaissance

artistieke stroming, in de 17e eeuw, gekenmerkt door beweging en emotionaliteit, die tot een hoogtepunt kwam tijdens de contrareformatie 4

artistieke stroming in de 15e en 16e eeuw die zich inspireerde op de klassieke kunst en de mens centraal stelde 3, 5

drukkunst de vaardigheid om boeken, afbeeldingen of andere producten te drukken 3, 5

boekdrukkunst de vaardigheid om handschriften om te zetten in gedrukte boeken zodat ze in meerdere exemplaren kunnen worden uitgegeven 3, 5

filosofie wijsbegeerte, (wetenschappelijke) activiteit met als doel het verkrijgen van kennis en wijsheid over levensvragen

humanisme

rationalisme

verlichting

verlichtingsidealen

gewoonte

filosofische beweging van kritische denkers en taalkundigen in de 15e en 16e eeuw die zich inspireerden op de klassieke teksten en geloofden in de kracht van het individu en de maakbare mens 3

filosofische stroming waarin de rede als middel tot kennis en waarheid centraal staat 5

filosofische stroming in Europa in de 18e eeuw, waarin het gebruik van de rede en het geloof in het individu centraal stonden 5

verzameling ideeën over vrijheid en gelijkheid die ontstonden tijdens de verlichting 5, 6

gebruik dat van generatie op generatie wordt doorgegeven 3, 4, 5 kunst-en

cultuuruiting product van menselijke creativiteit en culturele identiteit 3, 5

architectuur bouwkunst 3, 4

beeldhouwkunst onderdeel van de beeldende kunst die een voorstelling, vormen en/ of kleuren in drie dimensies in de ruimte uitdrukt 3

schilderkunst onderdeel van de beeldende kunst die een voorstelling, vormen en/ of kleuren twee dimensies op een vlak uitdrukt 3, 4

levensbeschouwelijke organisatie wijze waarop mensen met eenzelfde geloof of met dezelfde visie op het leven zich organiseren 4 aflaat document dat de kerk verkocht aan gelovigen om hun zonden af te kopen 3, 4

anglicaanse kerk christelijke kerk van Engeland, opgericht tijdens de reformatie, waarvan de Engelse koning(en) het hoofd is 3, 4, 5 bekeren iemand overtuigen om zich bij een religie aan te sluiten 2, 4

Histokit 206
©VANIN

Cultureel

Begrip Betekenis

Hoofdstuk

christendom monotheïstische religie gebaseerd op de gedachte dat Jezus van Nazareth de menselijke zoon van God is 2, 3

katholieke kerk

religieuze instelling van gelovigen die de christelijke geloofsleer onder leiding van de paus van Rome volgen 3, 4, 5

mensbeeld kijk op of kennis van de mens in een bepaalde historische periode 2, 3 multiculturele samenleving gebied waarin mensen van verschillende culturen met elkaar samenleven 5

religieuze breukhet uiteenvallen van een religie in verschillende stromingen 3, 4 ketterij bewuste afwijking van de heersende geloofsleer 4

protestanten

protestantisme

verzamelnaam voor alle christenen die tijdens de reformatie van de 16e eeuw braken met de rooms-katholieke leer en protesteerden tegen misbruiken in de kerk 3, 4, 5

religieuze stroming binnen het christendom, ontstaan tijdens de reformatie van de 16e eeuw, die brak met de rooms- katholieke kerk en de bijbel als belangrijkste bron van het geloof beschouwde

3, 4, 5

religieuze hervorming diepgaande herbronning op het vlak van het geloof, de geloofsbeleving, de religieuze tradities en organisatie 3, 4

contrareformatie reactie van de rooms-katholieke kerk op de reformatie in de tweede helft 16e en in de 17e eeuw 4

reformatie

religieuze stroming

christelijke beweging van kritische denkers in de 16e eeuw die verlangden naar een herbronning van het geloof en een hervorming binnen de katholieke kerk

strekking met eigen interpretatie en opvattingen over de religieuze leer, bv. het rooms-katholieke christendom, het oosters-orthodoxe christendom en het protestantse christendom zijn stromingen binnen de religie christendom

3, 4

3, 4

technologie toepassing van de wetenschappen in een techniek 2, 6

navigatie het bepalen van je positie en koers, bv. op een schip 2 spintoestel toestel waarmee losse vezels van materialen als wol, vlas en katoen tot een draad worden gedraaid of gesponnen 6 stoommachinemachine die onder druk van stoom mechanische arbeid levert6 vruchtwisseling

het afwisselen van de graanteelt met rapen, klaver, wortelgewassen en grassen, waardoor de braak verdwijnt en de voedselproductie efficiënter wordt 6

windmolen

molen die de bewegingsenergie van de lucht omzet in rotatieenergie van de wieken, waardoor bv. het malen van graan efficiënter wordt 6

Histokit 207
©VANIN

Cultureel

Begrip Betekenis

Hoofdstuk

traditie gewoonte die van generatie op generatie wordt doorgegeven 3, 4

wereldbeeld kijk op of kennis over de wereld in een bepaalde historische periode 1, 2, 3

geocentrisme wereldbeeld dat ervan uitgaat dat de zon en de planeten rond de aarde draaien 3

heliocentrisme wereldbeeld dat ervan uitgaat dat de zon het centrum van het planetenstelsel is 3 wetenschappen

geheel van kennis over mens, samenleving, natuur, wereld en heelal waarop men kan voortbouwen om nieuwe kennis te ontwikkelen 1, 2, 6

anatomie wetenschap die de bouw van het (menselijk) lichaam onderzoekt3 sterrenkunde astronomie, wetenschap die het zonnestelsel en de sterrenstelsels in het heelal bestudeert 3 wiskunde wetenschap die getallen en abstracte structuren bestudeert3

Economisch

Begrip Betekenis

Hoofdstuk commercialisering proces waarbij goederen en diensten in toenemende mate worden verkocht om steeds meer winst te maken 2, 6 economische systemen systemen die bepalen hoe goederen geproduceerd en verdeeld dienen te worden 2, 6

handel economische activiteit waarbij goederen worden uitgewisseld tegen betaling 1, 2, 4, 5, 6

aandeel bewijs dat iemand bijdraagt aan het kapitaal van een onderneming2 driehoekshandelde vroegmoderne handel tussen Europa, Afrika en Amerika 2

handelsmaatschappij commerciële organisatie die zich met de - koloniale - handel bezighield 6 monopolie marktvorm waarbij er slechts één aanbieder is 2 industrialisering het proces van veranderingen in de productie door mechanisatie en automatisering en de daaropvolgende veranderingen in de organisatie van de arbeid 6

innovatie proces van vernieuwing als gevolg van nieuwe inzichten en wetenschappelijk onderzoek 1, 2, 3, 6

natuurwetten

wetmatigheden die voorkomen bij verschijnselen in de natuur en die door waarnemingen en experimenten worden vastgelegd en geformuleerd 5

Histokit 208
©VANIN

Economisch

Begrip Betekenis

Hoofdstuk

onderzoeksmethodede manier waarop je een (wetenschappelijk) onderzoek voert6 wetenschappelijke methode het voeren van onderzoek en experimenteren om tot begrip te komen 3

invoer het in het land brengen van handelswaar uit het buitenland 5 kapitalisme economisch systeem gebaseerd op het investeren van geld met de verwachting winst te maken 2, 6

investeren geld beleggen in een onderneming 2, 6 koopkracht de hoeveelheid goederen of diensten die met een inkomen gekocht kan worden. De koopkracht hangt dus af van het inkomen en van de prijzen. 5, 6

landbouw

economische activiteit waarbij land gebruikt wordt om dieren of planten te kweken 6

mondialisering proces waarbij steeds meer mensen op aarde steeds meer contacten hebben met elkaar 1, 2

overheidsregulering de overheid beheerst de markt door het uitvaardigen van gebodsen verbodsregels 5

belasting door de wet opgelegde betaling aan de overheid 4, 5, 6

transportrevolutie

ingrijpende veranderingen en innovaties op vlak van transporttechnologie 2

Histokit 209 ©VANIN

Structuurbegrippen: begrippen om over het verleden te praten 1 06

Duur

anachronismepersoon of zaak of redenering die in een foute periode gesitueerd wordt

chronologie ordening in de tijd historische periodetijdvak, je verdeelt het verleden in 7 tijdvakken met een verschillende duur symbolische datum datum of jaartal dat gebruikt wordt om te verwijzen naar een verandering die eigenlijk langer duurde. Een symbolische datum verwijst naar één belangrijke gebeurtenis in een langere keten van gebeurtenissen.

tijdrekening manier om te situeren in de tijd. Je gebruikt meestal de tijdrekening ‘voor en na Christus’. Soms druk je tijd ook uit in ‘aantal jaar geleden’.

Verandering

breuk plotse verandering continuïteit periode waarin iets voortduurt (niet verandert) evolutie (periode van) geleidelijke verandering gelijktijdig wanneer twee zaken zich op hetzelfde moment voordoen (on)gelijktijdigwanneer twee zaken zich op verschillende momenten voordoen revolutie (periode van) plotse en/of grote verandering scharniermomentmoment waarop grote veranderingen plots of tegelijkertijd gebeuren

Verband

doel reden waarom iets gedaan, gezegd of geschreven wordt

factor bijdrage tot een gebeurtenis of fenomeen menselijke factorde bijdrage(n) van individuele mensen tot een gebeurtenis of fenomeen

structurele factor de bijdrage van groepen, afspraken, normen en instituties tot een gebeurtenis of fenomeen

gevolg resultaat van feiten en/of gebeurtenissen (on)bedoeld gevolg(niet) gepland resultaat van feiten en/of gebeurtenissen (on)beoogd effect (niet) gepland resultaat van een handeling oorzaak reden waarom iets gebeurt incidentele oorzaak oorzaak die op korte termijn verklaart waarom iets gebeurt, het gevolg ervan is direct

structurele oorzaak oorzaak die op lange termijn verklaart waarom iets gebeurt, het gevolg ervan gevolg is indirect toeval gebeurtenis waarvoor geen oorzaak te vinden is

Histokit 210 ©VANIN

Bewijs

aanwijzing element uit een bron die je kunt gebruiken om iets te bewijzen argument (> argumentatie) idee of voorbeeld waarmee je iets aantoont (> redenering waarbij je met behulp van een aantal argumenten iets aantoont)

argumentatie reeks van samenhangende argumenten die gebruikt worden om iets aan te tonen drogredeneringargument en/of redenering die niet juist is, maar wel juist lijkt feit iets waarvan de waarheid vaststaat

hypothese veronderstelling, mogelijk antwoord op een onderzoeksvraag dat (nog) niet (helemaal) bewezen is interpretatie proces van het zoeken van betekenis en verklaring mening overtuiging of opvatting

representativiteitmate waarin een bron typisch is voor een bepaalde groep of samenleving stereotype (> stereotypering) beschrijving van een groep of individu op basis van een overdreven of onterechte veralgemening

veralgemeninghet samenvatten van aparte gevallen onder één algemene noemer vooroordeel mening waarvoor geen bewijs is geleverd, bv. op basis van traditie of intuïtie

Plaats

centrum voornaamste gebied, plaats waarvan macht uitgaat continent grote landmassa die (bijna) niet met andere landsmassa’s is verbonden (Bv. Europa, Afrika …)

Europees uit Europa

West-Europees uit regio in Europa waartoe de huidige Benelux, Frankrijk en Duitsland behoren continentaal van het vasteland lokaal van beperkte geografische schaal of invloed maritiem behorend tot de zee periferie randgebied, plaats die afhankelijk is van een centrum platteland landelijk gebied met beperkte bevolkingsdichtheid ruraal behorende tot het platteland regio streek regionaal op een grotere schaal dan lokaal ruimte regio of continent gesloten ruimtegeïsoleerde regio, zonder of met minimaal contact met andere regio’s

Histokit 211
©VANIN

open ruimte regio of continent dat in contact staat met andere regio’s stad grotere plaats waar mensen wonen stedelijk behorende tot de stad

(niet-)Westers (niet) behorende tot het westen. Verwijzing naar de cultuur, politiek en economie van West-Europese samenlevingen en bij uitbreiding ook van andere regio’s die die gebruiken hebben overgenomen.

Standplaatsgebondenheid

analogie overeenkomst beeldvorming

wanneer je het verleden bestudeert, vorm je een beeld van het verleden. Dat beeld is niet noodzakelijk een correct beeld. Daarom moet je kritische vragen stellen aan historische bronnen en werken.

contextualiseren (> contextualisering) het analyseren van feiten, gebeurtenissen, bronnen vanuit verschillende perspectieven

geschiedenis wetenschap die probeert een beeld te vormen van het verleden door de studie van historische bronnen perspectief gezichtspunt

verleden dat wat voorbij is

Histokit 212 ©VANIN
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.