Sapiens 3 D (DO) - Leerboek (ed.2025)

Page 1


Sapiens

Geschiedenis

Doorstroomfinaliteit (2u)

3 Sapiens

Geschiedenis

Wouter Smets

Hannes De Ryckere

Dries De Saveur

Birgit Reusens

Thomas Schonkeren

Els Vinckx

Via www.ididdit.be heb je toegang tot het onlineleerplatform bij Sapiens

Heb je nog geen account?

Ga naar myvanin.be en registreer je. Registreer je via een Smartschool-account? Koppel dan je e-mailadres aan je account.

©VANIN

Heb je je account aangemaakt?

Meld je aan op myvanin.be Activeer onderstaande code. Klik op het geactiveerde leermiddel om ermee aan de slag te gaan op iDiddit. Lukt het niet om de code te activeren? Neem dan contact op met onze klantendienst.

3 Sapiens

Doorstroomfinaliteit (2u)

LET OP:

DEZE CODE IS UNIEK, EENMALIG TE ACTIVEREN EN GELDIG VOOR EEN PERIODE VAN 12 MAANDEN NA ACTIVATIE

!Help, de activatiecode hierboven is al gebruikt!

Krijg je bij het activeren van de bovenstaande code de melding dat de activatiecode reeds in gebruik is? Dan ben je wellicht niet de eerste leerling die met dit leerboek aan de slag gaat. Op http://vanin.be/leerboeklicentie kun je terugvinden welke stappen je kunt ondernemen of hoe je een nieuwe licentie kunt aankopen.

Tip: Normaal gezien mag je niet schrijven in een leerboek. Per uitzondering mag jij na activatie de bovenstaande activatiecode doorstrepen.

Conceptgroep Sapiens derde jaar: Els Vinckx

Dries De Saveur o.l.v. Wouter Smets Wetenschappelijk advies: Brigitte Meijns (KULeuven) Wetenschappelijk advies Laat-Romeinse periode: Eerste druk 2025 Yannis Brichant (Aspirant FWO-UGent)

ISBN 978-94-651-4216-6

D/2025/0078/113

Ontwerp cover en binnenwerk: Shtick Art. 609608/01 Zetwerk: Banananas.net

NUR 130

Kaarten: Van Oort redactie en kartografie, Almere (Nederland)

Dit leermiddel is onderdeel van de lesmethode Sapiens van Uitgeverij VAN IN. Het is ontwikkeld met de intentie dat iedere leerling zich herkent en thuis voelt in beeld en tekst. Heb je op- of aanmerkingen, dan kun je contact opnemen met Uitgeverij VAN IN.

Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken.

In België beschermt de auteurswet de rechten van deze mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be.

Ook voor het digitale lesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. Meer informatie over de gebruiksvoorwaarden leest u op www.ididdit.be.

© Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2025. Alle rechten voorbehouden. Tekst- en datamining (TDM) niet toegestaan.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.

Copyrightvermeldingen beelden: p. 11: titelbeeld: © De Vanna, L., 2015. La sequenza stratigrafica degli scavi archeologici di Piazza Sant’Ambrogio a Milano & Imageselectdegli scavi archeologici di Piazza Sant’Ambrogio a Milano & Imageselect; p. 26: munt Theodosius: Classical Numismatic Group, Inc. http://www.cngcoins.com, CC BY-SA 2.5; p. 67: afbeelding D: © Islamic Science and Technology, bij Nikos Niotis, CC BY-NC 2.0; p. 93: afbeelding D: Fotograaf onbekend, ca. 1990 – 2010. Privécollectie’ https://rightsstatements. org/page/InC-RUU/1.0/?language=nl (Auteursrechtelijk beschermd - rechthebbende(n) niet-lokaliseerbaar of nietidentificeerbaar); afbeelding E: Kaart van de Zwinstreek, Jan de Hervy, Musea Brugge, artinflanders.be, Fotograaf: Cedric Verhelst, publiek domein; p. 178: afbeelding A en C: © Alamy / Imageselect / Peter Horree; afbeelding B: © Imageselect / Imageselect Heritage / Fine Art Images; afbeelding D: © Alamy / Imageselect / GL Archive; afbeelding E: © Imageselect / N/A / Album / Fine Art Images; afbeelding Margaretha van Male: © Alamy / Imageselect / The Picture Art Collection

Copyrightvermeldingen teksten: p. 20: artikel ACV: Belga (Dit artikel werd gereproduceerd met toestemming van de uitgever, alle rechten voorbehouden.); p. 39: artikel Karel de Grote: www.tijd.be – 22/07/2014 - Dit artikel werd gereproduceerd met toestemming van de uitgever, alle rechten voorbehouden. Elk hergebruik dient het voorwerp uit te maken van een specifieke toestemming van de beheersvennootschap License2Publish: info@license2publish.be.

Inhoud

Starten met Sapiens 3 6

iDiddit: het onlineleerplatform bij Sapiens 10

Hoofdstuk 1:

Maak kennis met de man van Milaan 11

1 Historisch onderzoek naar de man van Milaan 14

2 De mythe van de ‘donkere’ middeleeuwen 18

3 De middeleeuwen in tijd en ruimte 21

Hoofdstuk 2:

De vroege middeleeuwen (ca. 500 - ca. 1000) 25

1 Van de klassieke oudheid naar de middeleeuwen 28

2 Uitbreiding: Het Byzantijnse rijk 32

3 Het Frankische rijk in de vroege middeleeuwen 34

4 De vroegmiddeleeuwse samenleving 40

5 De verspreiding van het christendom in Europa 44

6 Uitbreiding: De Karolingische renaissance 50

Doorloper economie: China, het rijk van het midden 55

1 Wat waren de kenmerken van de Chinese samenleving tijdens de middeleeuwen? 56

2 Hoe stond China in contact met het Westen? 59

3 Welke rol speelde China de voorbije twee millennia in de wereldhandel? 62

Hoofdstuk 3:

De Arabische wereld tijdens de vroege en hoge middeleeuwen 65

1 Het ontstaan van de islam en het Arabische rijk (7e eeuw) 68

2 Expansie en verdeeldheid van het Arabische rijk (7e - 12e eeuw) 70

3 De kenmerken van het Arabische rijk (7e - 12e eeuw) 74

4 Het belang van de Arabische wetenschappen 78

5 Het Arabische wereldbeeld (ca. 1000) 82

6 Uitbreiding: De Arabische kunst 86

Hoofdstuk 4:

De hoge middeleeuwen (ca. 1000 - ca. 1250) 91

1 Handel en steden in een agrarische samenleving 94

2 Uitbreiding: De Vikingen, woeste plunderaars of gewiekste handelaars? 100

3 Standensamenleving en feodaliteit 105

4 Joden als zondebok 109

5 Van feodale verbrokkeling tot centralisatie in Engeland en Frankrijk 113

6 Uitbreiding: Conflict tussen paus en keizer 118

Doorloper cultuur: De romaanse en gotische bouwkunst 123

1 Wat zijn de kenmerken van de middeleeuwse bouwstijlen? 124

2 Waarom bleef de gotiek ook na de middeleeuwen mensen inspireren? 128

Hoofdstuk 5:

De kruistochten (hoge middeleeuwen) 131

1 Het christendom: verdeeldheid en toch samenwerking 134

2 De kruistochten naar Jeruzalem 136

3 De gevolgen van de kruistochten 141

4 Religieuze onverdraagzaamheid in Europa 143

5 Het beeld van de kruisvaarder in historische films en romans 147

6 Uitbreiding: Het standbeeld van Godfried van Bouillon 149

Hoofdstuk 6:

De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 155

1 Crisis en dood in de 14e eeuw 158

2 De stad als motor van verandering 163

3 Macht en onmacht van de Engelse en Franse koningen 167

4 Het graafschap Vlaanderen en de Guldensporenslag 169

5 De Bourgondische hertogen 175

6 Uitbreiding: Het Arnolfini-portret 180

7 Uitbreiding: De Slag bij Poitiers (1356) 186

Doorloper sociaal: De middeleeuwse vrouw in beeld 193

1 Welk stereotiep vrouwbeeld kreeg vorm tijdens de middeleeuwen? 194

2 Beantwoordden de middeleeuwse vrouwen van vlees en bloed aan die stereotypering? 196

Hoofdstuk 7: Synthese: De middeleeuwen, een donkere tijd? 201

Starten met Sapiens 3

Welkom bij Sapiens 3. We leggen graag even uit hoe je met dit leerboek aan de slag gaat.

1

Op weg met Sapiens 3

Het leerboek bestaat uit 7 hoofdstukken, 3 doorlopers en een Histokit. Elk hoofdstuk is op dezelfde manier opgebouwd.

©VANIN

De Arabische wereld tijdens de vroege en hoge middeleeuwen

Elk hoofdstuk start met een titelpagina. Die toont een afbeelding van een historische bron. Naast de bron zie je een overzicht van de verschillende onderwerpen die in het hoofdstuk aan bod komen. Sommige onderwerpen zijn uitbreiding voor wie op zoek is naar een extra uitdaging.

In Wat weet je al? op de volgende pagina fris je je kennis op door een of meerdere bronnen of reconstructietekeningen klassikaal te bespreken aan de hand van enkele vragen.

Bij Situeren in tijd maken de tijdlijn en bijbehorende afbeeldingen je nieuwsgierig naar wat je in dit hoofdstuk zult onderzoeken. De tijdlijn is ook een belangrijke houvast om de onderwerpen in het hoofdstuk te kunnen situeren.

met Sapiens 3

In elk hoofdstuk komen verschillende onderwerpen aan bod. Je focust telkens op een ander opvallend aspect van de samenlevingen die je onderzoekt.

Elke les begint met een lestekst. Die vormt de inleiding op de historische vraag die je doorheen de les zal beantwoorden.

©VANIN

Na de lestekst volgt er een reeks opdrachten.

Om die opdrachten te maken bestudeer je telkens een of meerdere bronnen.

Aan het einde van een les vind je een samenvatting van wat je moet kennen en kunnen.

Tijd voor een Synthese. In dit onderdeel vind je een samenvattend schema om je een schematische weergave te geven van de informatie die je zeker moet onthouden.

Bij Historisch denken krijg je een overzicht van de historische begrippen en structuurbegrippen die je in het hoofdstuk leerde. Begrippen die in het groen aangeduid staan zijn de kernbegrippen die je zeker moet kennen. De zwarte begrippen helpen je om de groene beter te begrijpen.

Online vind je een overzicht met de doelen die je moet beheersen. Bespreek met je leraar welke doelen voor jou van toepassing zijn en achterhaal dan zelf of je die doelen ook bereikt hebt.

De Histokit is jouw gereedschapskist voor het vak geschiedenis.

De fiches helpen je stapsgewijs te werk te gaan en je kunt ze als hulpmiddel gebruiken bij moeilijke opdrachten.

Histokit: Hulpmiddelen om historisch te leren denken

2 Handig voor onderweg

Doorheen het hoofdstuk kom je een aantal elementen tegen die je helpen om op het juiste pad te blijven.

©VANIN

Opdrachten

1 Je onderzoekt de bruikbaarheid van bronnen in het kader van een historische vraag aan de hand van bron 1 tot en met 5.

3 Bewijs aan de hand van de lestekst dat er in de vroege middeleeuwen een intense samenwerking ontstond tussen de Franken en de pausen.

4 Onderzoek wat er gebeurde met het Karolingische rijk na de dood van Karel de Grote.

a Welke bronnen zijn volgens jou bruikbaar om deze historische vraag te beantwoorden: Op welke manier speelden de Arabische wetenschappers tijdens de middeleeuwen een cruciale rol in de wetenschappelijke ontwikkelingen op mondiaal niveau?

b Beargumenteer waarom je die bronnen bruikbaar vindt.

a Bestudeer kaart 2 op p. XX. Volgde de verdeling van Verdun de Romeinse erftraditie (als keizers stierven) of de Germaanse erftraditie? Leg uit aan de hand van de lestekst op p. XX.

c Welke bron vond je niet bruikbaar? Beargumenteer waarom.

d Formuleer nu zelf een historische vraag waarop die bron wel een antwoord biedt.

b Waarom had de kerk moeite met dat verdrag of met een verdeling van het rijk?

De Histokit helpt je bij moeilijkere opdrachten.

c Leid af uit de kaart welke hedendaagse landen met Verdun vorm kregen.

5 Onderzoek de beeldvorming over Karel de Grote.

2 Je leerde in hoofdstuk 1 dat de middeleeuwen soms als een ‘donkere’ periode omschreven worden. Beargumenteer aan de hand van bron 1 tot en met 5 waarom je die visie moet nuanceren.

3 Op welke manier kwam Europa in aanraking met de Arabische wetenschappen? Leg uit aan de hand van een historische redenering waarin je ‘oorzaak’ en ‘gevolg’ gebruikt.

a Herlees bron 4. Welke bijnaam kreeg Karel naast zijn bijnaam ‘de Grote’?

b Beargumenteer of de maker van het krantenartikel het al dan niet eens is met die bijnamen.

4 Lees bron 6. Hoe was de verhouding tussen de verschillende geloofsgemeenschappen in Cordoba? Welke gevolgen had dat voor het wetenschappelijk onderzoek?

c Lees de lestekst op p. XX. Vind jij dat Karel die bijnamen verdient of niet? Beargumenteer.

6 Lees het kader historisch denken rond presentisme. Bekijk ook het filmpje. Lees bron 3 en herlees bron 4. Op welke manier zou je in de val van het presentisme kunnen trappen als je de figuur van Karel de Grote vanuit je eigen standplaatsgebondenheid interpreteert?

Bron 1 Bron 2

Historisch denken: presentisme

Ibn Rushd (in Europa bekend onder de naam Averroes) was een invloedrijke jurist, arts, astronoom en filosoof afkomstig uit Marokko. Hij werkte in de 12e eeuw aan belangrijke hoven in al-Andalus (Spanje). Volgens hem moeten we ons bij de goddelijke wet vervoegen voor alles wat de menselijke rede niet bevatten kan.

Uit: Leezenberg, M. (2002). Islamitische filosofie, een geschiedenis. Stichting Uitgeverij Bulaaq.

Wanneer je het verleden beoordeelt vanuit een hedendaags perspectief, met eigen waarden, normen, opvoedingspatronen … dan noem je dat ‘presentisme’. Daardoor vel je vaak foutief vanuit je eigen realiteit een oordeel. Dat moet je proberen te vermijden. Probeer je in te leven in de situatie van toen, in het besef dat mensen in het verleden bijvoorbeeld een andere opvoeding kenden en dus niet met de waarden opgroeiden die wij vandaag belangrijk vinden, zoals vrijheid en gelijkheid. Kijk zeker naar de voorbeelden in het bijbehorende filmpje.

← Illustratie in een Arabisch handschrift over filosofie, Bagdad, 1237. Op deze Arabische illustratie uit de middeleeuwen zie je de Griekse filosoof Aristoteles. Hij legt aan wetenschapsstudenten het gebruik van het astrolabium uit. Dat is een instrument waarmee zeevaarders en astrologen de afstand tussen de horizon en hemellichamen kunnen meten. Die uitvinding van de Grieken werd verder verfijnd door de Arabieren tijdens de middeleeuwen. Heb je het anachronisme in de afbeelding ook opgemerkt?

Bekijk het instructiefilmpje.

De rode kaders helpen je te denken als een echte historicus.

MIDDELEEUWEN

Hoofdstuk 3: De Arabische wereld tijdens de vroege en hoge middeleeuwen 79

B D C E

(ca. 500 -

Hoofdstuk 2: De vroege

Filmpjes vind je terug op iDiddit.

Historische kernbegrippen vallen extra op doordat ze vetgedrukt zijn. Je vindt die woorden ook achteraan een hoofdstuk terug bij Historisch denken of in de Histokit. De groene begrippen zijn de kernbegrippen die je zeker moet kennen. De andere onderlijnde begrippen helpen je om die groene begrippen beter te begrijpen. De gele markering in een bijschrift wijst op de bronvermelding (situering in tijd en ruimte).

Mijn lesmateriaal

Het onlineleerplatform bij Sapiens

Hier vind je alle inhouden uit het boek, maar ook meer, zoals filmpjes, audiofragmenten, uitbreidingsvragen en extra oefeningen.

Extra materiaal

Bij bepaalde stukken theorie of oefeningen kun je extra materiaal openen. Dat kan een audio- of videofragment zijn, een woordenof begrippenlijst, een extra bron of een leestekst. Kortom, dit is materiaal dat je helpt om de leerstof onder de knie te krijgen.

Opdrachten

Hier vind je de opdrachten die de leerkracht voor jou heeft klaargezet.

Resultaten

Wil je weten hoever je al staat met oefenen, opdrachten en toetsen? Hier vind je een helder overzicht van al je resultaten.

Notities

Heb je aantekeningen gemaakt bij een bepaalde inhoud? Via je notities kun je ze makkelijk terug oproepen.

Meer weten?

Ga naar www.ididdit.be

↑ Bekijk de trailer. VAN IN Plus

Soms is het handig dat je extra lesinformatie of een video- of audiofragment kunt bekijken of beluisteren op je smartphone. Als je dit pictogram ziet, open dan de VAN IN Plus-app en scan de pagina.

Maak kennis met de man van Milaan

1 ©VANIN

In het centrum van Milaan werd in 2015 een skelet van een jonge man van 1,57 meter lang opgegraven. De man had botbreuken in zijn scheenbenen en onderarmen, een verwonding door een steekwapen in zijn wervelkolom en een ernstige kwetsuur aan het achterhoofd. Opvallend was dat de botbreuken links en rechts identiek waren. Uit onderzoek bleek dat het skelet dateerde uit de periode tussen 1290 en 1430. Naast het skelet vond men nog twee metalen gespen om iets mee vast te maken. De naam van de man weten we voorlopig niet, daarom noemen wij hem gewoon de man van Milaan. Aan de hand van deze man van Milaan fris je enkele essentiële vaardigheden op die je al in de eerste graad leerde. Daarna duik je helemaal de middeleeuwen in!

1

2

3

Historisch onderzoek naar de man van Milaan

De mythe van de ‘donkere’ middeleeuwen

De middeleeuwen in tijd en ruimte

Wat weet je al?

Vorig jaar heb je geleerd dat geschiedkundig onderzoek vertrekt vanuit historische vragen. De afbeeldingen bij de tijdlijn zijn bronnen die je vorige jaren hebt bestudeerd. Wat opvalt, is dat de bijschriften ontbreken. Activeer je voorkennis: bespreek klassikaal volgende vragen.

a Wat weet je nog over bron A tot en met F? Je kwam ze vorige jaren al tegen in Sapiens. Situeer de bronnen in tijd, ruimte en maatschappelijk domein.

b Op welke historische vraag rond de man van Milaan zou je graag een antwoord krijgen?

Hoofdstuk 1: Maak kennis met de man van Milaan
ca. 3,5 miljoen v.C. ca. 3500 v.C.
ca. 500

Situeren in tijd II

©VANIN

Op onderzoek III

Historisch

onderzoek naar de man van Milaan 1

Dit jaar bestudeer je in de geschiedenislessen de middeleeuwen. Je maakt kennis met een aantal belangrijke figuren uit die historische periode, maar je bestudeert ook het leven van gewone mensen van wie we de naam niet eens kennen. Een van hen was de man van Milaan. Er rest van hem enkel een skelet dat sporen van verwondingen vertoont. Het is fascinerend om te weten te komen wie hij was en wat hij vermoedelijk heeft meegemaakt. Dat doe je aan de hand van een bronnenstudie.

1.1 Tijd, ruimte en maatschappelijk domein

Een onderzoek naar het verleden start met het formuleren van een historische vraag. Zo kun je bijvoorbeeld onderzoeken waarom het skelet van de man van Milaan verwondingen vertoont.

De eerste stap is het verzamelen van contextgegevens over de bronnen die je ter beschikking hebt. Je situeert die bronnen bijvoorbeeld in tijd, ruimte en maatschappelijk domein. Om de tijd en ruimte aan te geven gebruiken historici structuurbegrippen. Een bron als de man van Milaan dateren of in de tijd situeren kan door begrippen als een exacte datum, een jaartal, een decennium, een periode, een eeuw of zelfs een millennium te gebruiken. Natuurlijk hangt die situering af van hoe nauwkeurig een bron gedateerd kan worden. Daar bestaan steeds betere technieken voor.

Om de ruimte af te bakenen onderzoek je waar bronnen zoals het skelet gevonden zijn. Je kunt achterhalen of het gevonden is op een bepaalde plaats, in een stad of op het platteland, in de natuur, in een grot, op een sneeuwvlakte …

Je krijgt nog meer context over de bron als je ze ook in een maatschappelijk domein kunt plaatsen. Je kunt je bijvoorbeeld afvragen of er aanwijzingen zijn – voorwerpen bijvoorbeeld – die de man van Milaan in een bepaald maatschappelijk domein situeren.

1.2 Verdere stappen

Een volgende stap in de bronnenstudie is de observatie en interpretatie van de bronnen. Net als vorige jaren leer je in Sapiens 3 om dat steeds grondiger te doen. De man van Milaan vertoont bijvoorbeeld opvallende breuken. Dat soort aanwijzingen is belangrijk voor de historicus die meer wil weten over zijn leven. Door bronnen voldoende nauwkeurig te onderzoeken kun je per slot van rekening de vooropgestelde historische vraag beantwoorden en je een beeld vormen van het verleden.

Historisch denken: standplaatsgebondenheid

De context, in de eerste plaats de tijd en plaats waarin je leeft, bepaalt sterk je kijk op het leven.

©VANIN

Wat voor jou vanzelfsprekend is omdat je vandaag in België leeft, was vaak helemaal niet zo vanzelfsprekend voor mensen in de middeleeuwen. Het omgekeerde geldt ook: de kijk op hun omgeving van mensen in het verleden verschilt vaak sterk van de onze. We gebruiken het begrip ‘standplaatsgebondenheid’ om na te denken over hoe iemands perspectief tot stand komt.

Opdrachten

1 Bron 1 en 2 gaan over de man van Milaan. Je wilt onderzoeken hoe hij om het leven kwam. Dat is je historische vraag. Daarvoor start je een bronnenstudie. Zoals je kunt lezen in het kader historisch denken op p. 17, gaat die studie in vier stappen. We focussen hier enkel op de eerste stap.

a Bekijk en lees bron 1 en 2. Bepaal over welke soort bronnen het gaat. Argumenteer.

b In de eerste stap verzamel je gegevens over de context. Gebruik minstens twee structuurbegrippen uit lestekst 1.1 om het skelet in tijd te situeren.

c Bepaal in welk domein(en) van de samenleving je bron 2 situeert en leg uit waarom.

2 Lees het kader historisch denken rond standplaatsgebondenheid op p. 14 en verwoord hoe jij vanuit jouw perspectief kijkt naar de dood van de man van Milaan.

1

Uit: Mazarelli, D. et al. (september 2019). First signs of torture in Italy: a probable case of execution by the wheel on a skeleton from 13th century. Science Direct, Journal of Archaeological Science.

Het skelet van de man van Milaan vertoonde verschillende breuken. De rode aanduidingen op de afbeeldingen geven die breuken aan.

Bron

Middeleeuws skelet lijkt slachtoffer van radbraking

Symmetrische breuken in armen en benen van een Italiaans skelet wijzen erop dat het slachtoffer is geradbraakt.

Het slachtoffer werd op een wiel gelegd, waarna zijn ledematen met een zwaar voorwerp werden gebroken.

Hier is een vakkundige beul aan het werk geweest. De botten in de linker- en rechteronderarm en het linker- en rechteronderbeen van het skelet zijn op precies dezelfde plek gebroken.

Deze ongelukkige, concluderen onderzoekers van de universiteit van Milaan in het Journal of Archaeological Science, is waarschijnlijk om het leven gekomen door radbraken.

Hij is in het middeleeuwse Milaan op een wiel gelegd, waarna zijn botten zijn gebroken met een zwaar voorwerp. Schade aan een ruggenwervel en zijn hoofd laat zien dat hij uiteindelijk stierf door steken in de buik en een - mislukte - poging tot onthoofding. De man is het vroegste tot nu toe aangetroffen slachtoffer van het rad in Italië, aldus de auteurs.

1,57 meter groot

Geen veldslag

De verwondingen komen overeen, stellen de auteurs, met de gevolgen van radbraken zoals die in historische documenten zijn omschreven. Het slachtoffer werd op een wiel gelegd, waarna zijn ledematen met een zwaar voorwerp werden gebroken. Zijn armen en benen werden vervolgens tussen de spaken van het wiel gevouwen, waarna martelwerktuig en gemartelde boven op een paal werden bevestigd, om aan de menigte getoond te worden. Hierna maakte de beul met een zwaard of bijl een eind aan het lijden.

Volgens de onderzoekers lijkt het er niet op dat de jongeman tijdens een gevecht of een veldslag om het leven is gekomen. Daarvoor zijn de wonden te zorgvuldig toegebracht op zeer specifieke plekken. Daarenboven zijn bij de andere middeleeuwse skeletten in het graf geen verwondingen aangetroffen, iets wat je zou verwachten als er slachtoffers van een militair treffen waren begraven.

Het radbraken kent een lange geschiedenis, die in Europa in ieder geval teruggaat tot de oude Grieken. Aristophanes schreef erover in zijn komedie Ploutos. In de jaren van het vroege christendom stierven nogal wat (latere) heiligen de martelaarsdood op het rad. In de middeleeuwen werd het radbraken een straf voor de ergste misdaden: vadermoord, verkrachting en het verspreiden van dodelijke ziektes. Bij dit skelet is sprake geweest van het laatste, vermoeden de onderzoekers.

Freak

©VANIN

Het skelet dat het Italiaanse team onderzocht, is gevonden op een kerkhof onder de Piazza Sant’Ambrogio in Milaan, nabij de gelijknamige kerk. In totaal lagen er lichaamsresten van 56 mensen, teruggaand tot de 1e eeuw na Christus. De stoffelijke resten van het slachtoffer zijn, zo blijkt uit koolstofdatering, van tussen 1290 en 1430 - de late middeleeuwen dus. Onderzoek van de botten wees verder uit dat het ging om een man van tussen 17 en 20 jaar oud, die 1,57 meter lang was.

In de laatste alinea van het artikel speculeren de auteurs waarom de ‘mensenrechten’ van het slachtoffer ‘geschonden’ zijn. Uit zijn geringe lengte (11 centimeter minder dan normaal voor die tijd), afwijkingen aan zijn gebit en verdikkingen van sommige delen van het skelet leiden de onderzoekers af dat zijn bijzondere voorkomen van hem mogelijk een ‘freak’ maakte die door een woedende menigte was ‘geofferd’ als een verspreider van de pest. ‘Vanuit dit standpunt bekeken is deze zaak niet alleen een eenvoudige kwestie van interpersoonlijk geweld, maar is het misschien ook een tragisch geval van discriminatie.’

Uit: Funnekotter, B. (19 september 2019). Middeleeuws skelet lijkt slachtoffer van radbraking. De Standaard.

© Soest Stadsarchiv

Historisch denken: historische beeldvorming

Geschiedenis schrijf je door een beeld te vormen van het verleden.

bronnenstudie

beeldvorming

geschiedenis

stap 2: observeren stap 1: verzamelen

stap 3: interpreteren

stap 4: vraag beantwoorden

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

historische vragen

bronnen identificeren

lees- en kijkstrategieën toepassen

evalueren

toepassen

contextualiseren

historische vraag beantwoorden

Zelfevaluatie

• Ik gebruik de correcte structuurbegrippen om de man van Milaan te situeren in tijd, ruimte en maatschappelijk domein.

• Ik pas de eerste stap van de bronnenstudie toe bij bronnen om een historische vraag te beantwoorden.

• Ik ken het kader historisch denken over standplaatsgebondheid op p. 14 en dat over historische beeldvorming op p. 17.

De mythe van de ‘donkere’ middeleeuwen 2

De man van Milaan leefde in een tijd van gruwelijke martelpraktijken en dodelijke epidemieën. Dat en nog veel ander onheil hebben ertoe geleid dat er doorheen de eeuwen een mythe over de middeleeuwen is ontstaan: de mythe van de middeleeuwen als een duistere of donkere tijd. Vooral in het begin van de vroegmoderne tijd waren er schrijvers die de klassieke oudheid ophemelden en de periode daarna, de middeleeuwen, maar niks vonden.

De beeldvorming over de middeleeuwen als negatieve periode klopt niet. Dat zul je dit jaar ontdekken. Toch werd dat beeld zo vaak herhaald dat het een hardnekkig vooroordeel werd dat ook vandaag nog voortleeft, bijvoorbeeld in historische films.

Het ontstaan van mythes heeft veel oorzaken. Een ervan is het heel selectief bekijken van het verleden. Zo kunnen bepaalde fenomenen veralgemeend of uitvergroot worden. Andere gebeurtenissen worden dan juist geminimaliseerd of helemaal verzwegen. Bepaalde figuren in de samenleving kunnen een impact op de beeldvorming hebben en de publieke opinie in een bepaalde richting sturen.

In bronnen kunnen voorstellingen, gewild of ongewild, een eigen leven gaan leiden. Daarbij worden vaak stereotyperingen of wij-zij-denken gebruikt. Ook de beschikbaarheid van bronnen speelt een rol: soms is er maar één geschreven bron over een periode of een streek voorhanden. Zo krijgt de schrijver ervan een enorme impact op de beeldvorming over die tijd.

Mythevorming is ook vaak verbonden aan een specifieke tijdsgeest. In de late 15e en in de 16e eeuw, bij de overgang naar de vroegmoderne tijd, waren de Griekse en Romeinse kunst en literatuur opnieuw heel erg ‘in’. Klassieke mythologische verhalen werden populair en inspireerden tal van kunstenaars. Filosofische en wetenschappelijke teksten uit de oudheid werden weer gelezen. Op de middeleeuwen werd wat neergekeken. Die werden neergezet als primitief en ouderwets of als een periode waarin waardevolle klassieke voorbeelden verloren gingen en waarin de cultuur zelfs in verval was.

Sowieso kent elk historisch tijdvak periodes van bloei, vooruitgang, welvaart en creativiteit, maar evengoed kent elke periode oorlogen, ziekte en onheil. Dat is vandaag niet anders. Het is onwetenschappelijk om op basis van vooral negatieve criteria periodes te bestempelen als ‘duister’. Het doet het verleden geweld aan. Van historici wordt verwacht dat hun visie op de geschiedenis genuanceerd is en dat ze die geschiedenis beschrijven op een manier die zo dicht mogelijk bij de bronnen aansluit.

©VANIN

Opdrachten

1 Bekijk het filmpje van Monty Python (bron 1). Onderzoek het beeld over de middeleeuwen in dat fragment .

a Beargumenteer of er een eerder positief of negatief beeld van de middeleeuwen wordt getoond.

b Leg aan de hand van bron 2 en 3 uit wanneer de mythe van de duistere middeleeuwen is ontstaan.

c Bewijs met bron 4a en b dat die mythe ook in ons woordgebruik doorleeft.

2 De man van Milaan werd geradbraakt en stierf dus een gruwelijke dood. Waarvoor waarschuwt de professor in bron 5?

3 Zoek online informatie over de hedendaagse toepassing van de doodstraf. Kijk zeker ook op de website van Amnesty International.

a Geef drie voorbeelden van landen uit drie verschillende continenten waar de doodstraf nog bestaat en vermeld ook voor welke misdaden.

b In België past men de doodstraf al lang niet meer toe. Pas sinds 2005 bestaat de formulering ‘doodstraf, omgezet in levenslang’ niet meer in het strafrecht en is enkel het begrip ‘levenslang’ in de Belgische Grondwet verankerd. Hou eventueel een klasdiscussie over de doodstraf.

4 Bestudeer het historisch proces aan de hand van het stroomschema op p. 17.

a Leg uit wat het verschil is tussen de begrippen ‘verleden’ en ‘geschiedenis’.

b In welke fase(s) of stap(pen) van de bronnenstudie kunnen veralgemeningen en stereotyperingen een valkuil vormen?

Bron 1

Bron 2

← Monty Python and the Holy Grail (1975, Groot-Brittannië) is een komische parodie op de Arthur-legende, gemaakt door de Britse komediegroep Monty Python. De film zit vol absurdistische humor en verrassende wendingen.

Bekijk het filmpje.

‘Het is mijn lot om te leven in deze verwarrende tijd. Maar voor jou, beste lezer, hoop ik dat je lang na mij zult leven, in een beter tijdperk. Deze slaap van vergeetachtigheid zal niet eeuwig blijven duren. Wanneer deze duisternis wegtrekt, kunnen onze nakomelingen terugkomen in een stralende tijd.’

Vrije vertaling naar: Petrarca, F. (1343). Africa. Avignon.

De Italiaanse geleerde Petrarca (1304 - 1374) geloofde dat de geschiedenis kan worden opgedeeld in twee grote periodes: een eerste klassieke periode, met de Griekse en Romeinse beschaving, en een lange duistere periode, vanaf het einde van het Romeinse rijk. Het was een idee dat gangbaar werd bij andere denkers van de 15e eeuw, die de ‘Romeinse beschaving’ ophemelden.

Bron 3

‘Het nieuwe tijdperk dat toen begon, kon vanwege zijn hardheid, laagheid en overvloedige kwaad, ook wel de ‘donkere eeuwen’ worden genoemd, te meer vanwege het gebrek aan geschreven bronnen.’

Vrije vertaling naar: Baronius, C. (1607). Annales Ecclesiastici. Rome.

©VANIN

Baronius was een Italiaanse kardinaal en kerkhistoricus die leefde in de 16e eeuw. Met ‘het nieuwe tijdperk’ bedoelde hij de middeleeuwen.

Bron 4a

mid·del·eeuws (bijvoeglijk naamwoord, bijwoord)

1 (als) van, uit de middeleeuwen

2 heel erg ouderwets, achterlijk

Uit: www.vandale.nl

Bron 4b

ACV hekelt ‘middeleeuwse toestanden’ in Brugse gevangenis

Omdat de lijst met herstellingswerken blijft aandikken in de gevangenis van Brugge en de problemen niet worden aangepakt, wordt er amper nog voldaan aan de basisbehoeften van de gedetineerden. Dat hekelt ACV in een mededeling. De vakbond spreekt van ‘middeleeuwse toestanden’.

Uit: Auteur onbekend. (16 januari 2019). ACV hekelt 'middeleeuwse toestanden' in Brugse gevangenis www.knack.be

Bron 5

De meeste misdaden [in de middeleeuwen] werden bestraft door een geldboete of een verbanning uit de gemeenschap. De doodstraf werd maar uitzonderlijk uitgesproken en was voorbehouden voor mensen die hardnekkig misdaden bleven plegen of voor moordenaars en verraders. Een openbare terechtstelling diende in de eerste plaats als waarschuwing. Het beeld van de middeleeuwen waarbij mensen aan de lopende band voor het minste vergrijp werden opgehangen of verbrand klopt niet.

Naar: Dean, T. (2004). Misdaad in de middeleeuwen. Pearson Benelux.

Trevor Dean, de schrijver van dit werk, is professor middeleeuwse geschiedenis in Londen.

Zelfevaluatie

• Ik leg uit wanneer en hoe de mythe van de duistere middeleeuwen is ontstaan.

• Ik pas de begrippen ‘veralgemening’ en ‘stereotypering’ toe op historische bronnen.

3.1

De middeleeuwen in tijd en ruimte 3

Scharniermomenten op de tijdlijn

Historici stellen tijdlijnen op. Daarin worden historische perioden afgebakend. De oudheid en de middeleeuwen zijn daar voorbeelden van. Een tijdlijn met perioden geeft structuur en is een hulpmiddel bij de studie van het verleden. Een nieuwe periode begint op een moment dat er een aantal ingrijpende veranderingen plaatsvonden op verschillende domeinen van de samenleving. We noemen dat scharniermomenten.

De meeste historici zijn het er bijvoorbeeld over eens dat de samenleving rond de Middellandse Zee tussen de 4e en de 7e eeuw grondige veranderingen onderging. Ze situeren het begin van de middeleeuwen daarom in die periode. Sommige historici geven als scharnierpunt graag het jaartal van één belangrijke gebeurtenis aan. In Sapiens kozen we ervoor om het begin van de middeleeuwen met ‘ca. 500’ aan te duiden en het einde van de middeleeuwen met ‘ca. 1500’. Scharniermomenten zijn immers jaartallen die symbool staan voor een overgangsperiode van grote veranderingen.

3.2 Politieke ruimten: lokaal, regionaal, West-Europees en internationaal

Ook de ruimte die we bestuderen, verandert tijdens de overgang van de oudheid naar de middeleeuwen. In de oudheid behoorden onze streken tot het Romeinse rijk. Dat lag in de ruimte rond de Middellandse Zee, met Rome of Constantinopel als centrum. In de middeleeuwen echter behoorden onze streken tot het Frankische rijk, dat geografisch in het westen van Europa lag. West-Europa wordt dus de grote politieke ruimte die je gaat bestuderen, met bijvoorbeeld Aken en Parijs als belangrijke centra. Rijken veranderden in de middeleeuwen geregeld van grootte. Zo werd West-Europa voor historici een rekbaar begrip.

Je zult ook heel plaatselijke gebeurtenissen uit de middeleeuwen bestuderen, zoals het leven in een klooster of in de middeleeuwse stad. Dat is de lokale ruimte. Als je een iets groter gebied bestudeert, zoals een kustgebied of een netwerk van handelssteden, bestudeer je de regionale ruimte

In Sapiens kijken we ook ruimer dan West-Europa: daarom hebben we het dit jaar ook uitgebreid over wat er tijdens de middeleeuwen gebeurde in bijvoorbeeld China en het Arabische rijk, en over de contacten van die samenlevingen met West-Europa. Dan zitten we op het niveau van de internationale ruimte.

3.3 Eurocentrisme

Wanneer je een tijdlijn maakt doe je dat altijd vanuit een bepaald perspectief. Je selecteert immers informatie, en maakt daarbij keuzes. Op de tijdlijnen die we in Sapiens gebruiken zie je opvallend meer Europese gebeurtenissen of evoluties, dan gebeurtenissen uit andere continenten. Dat is niet gek natuurlijk, omdat we ook in Europa wonen. Toch is het belangrijk om je bewust te zijn van die eurocentrische kijk op het verleden. Het is ook belangrijk om niet alleen of niet altijd vanuit Europa te denken, maar ook andere perspectieven te leren hanteren. Daarom leer je in Sapiens 3 ook veel over bijvoorbeeld de Arabische geschiedenis, en onderzoeken we ook de geschiedenis van China.

Opdrachten

1 Bestudeer bron 1 waarin je enkele mogelijke jaartallen vindt die de breuk tussen de oudheid en de middeleeuwen kunnen symboliseren. Welk jaartal vind jij het meest relevant om de middeleeuwen te laten starten? Waarom? Beargumenteer. Doe nu hetzelfde voor het einde van de middeleeuwen aan de hand van bron 2.

2 Bestudeer de tijdlijn op p. 12-13 en bron 1 en 2.

a Welke scharniermomenten gebruikt Sapiens voor het begin en het einde van de middeleeuwen?

b Wat valt je meteen op als je die scharnierpunten bekijkt? Waarom zou dat zo zijn? Gebruik het begrip ‘symbool’ in je antwoord.

3 Bestudeer de regio’s van Europa.

a Op de kaart op p. 23 zie je verschillende geografische regio’s van Europa, waaronder West-Europa. Zoek online met de term ‘West-Europa’ naar kaarten. Vergelijk met de kaart op p. 23: wat zijn de verschillen tussen de regio West-Europa op de kaarten?

b Hoe verklaar je die verschillen?

4 We sluiten weer aan bij onze man van Milaan. Gebruik de structuurbegrippen voor ruimte om hem te situeren.

Bron 1

Mogelijke jaartallen die als scharniermoment kunnen dienen als startpunt van de middeleeuwen:

375 Germaanse migranten werden opgenomen in het West-Romeinse rijk. Dat luidde de val in van het Imperium Romanum in West-Europa.

395 Het Imperium Romanum werd opgesplitst in een West- en een Oost-Romeins rijk. Dat betekende het einde van de Romeinse eenheid en het begin van het verval.

476 De laatste West-Romeinse keizer werd afgezet door de Germaanse krijgsheer Odoaker. Dat was het officiële einde van de Romeinse droom.

622

©VANIN

In dit jaar startte de islamitische tijdrekening. Het betekende de start van een nieuwe wereldgodsdienst en de vorming van een Arabische staat die zich ten zuiden van de Middellandse Zee ontwikkelde tot in Zuidwest-Europa.

Bron 2

Mogelijke jaartallen die als scharniermoment kunnen dienen als eindpunt van de middeleeuwen:

1445

De Duitser Johannes Gutenberg vond de boekdrukkunst uit in Europa. Dat leidde tot een mediarevolutie: de productie van teksten en boeken ging voortaan veel sneller, waardoor nieuwe ideeën zich razendsnel konden verspreiden. Ook het onderwijs verbeterde daardoor.

1453 Het Oost-Romeinse rijk, dat verder leefde onder de naam Byzantijnse rijk, kwam officieel ten val toen de hoofdstad Constantinopel door de Turken werd ingenomen.

1492 Christoffel Columbus kwam aan op een nieuw continent: Amerika. Het wereldbeeld verruimde en de Europeanen startten met de kolonisatie van het continent.

1517

De monnik Luther brak met het rooms-katholieke christendom dat eeuwen de gangbare vorm van het christendom was. Hij introduceerde het protestantisme, een andere vorm van christendom dat zich snel in Europa kon wortelen.

Regio’s in het hedendaagse Europa

Middeleeuwse kaart van Milaan uit de 15e eeuw. ↑

Zelfevaluatie

• Ik reflecteer over scharniermomenten op de tijdlijn.

• Ik gebruik structuurbegrippen zoals ‘West-Europa’ en ‘eurocentrisme’ in een redenering.

Synthese IV

Historisch denken

Historische begrippen

Je leerde in de eerste graad al volgende historische begrippen: filosofie , oorlog.

In dit hoofdstuk leerde je de volgende historische begrippen:

• cultureel: geografie, klooster

• sociaal: epidemie, wij-zij-denken

Structuurbegrippen

Deze structuurbegrippen kwamen aan bod:

• tijd: (symbolische) datum, jaartal, decennium, periode, eeuw, millennium

• ruimte : lokaal, regionaal, West-Europa, eurocentrisme

• verandering: scharniermoment

• bewijs: vooroordeel, stereotypering

Zelfevaluatie

Gebruik bij het studeren van dit hoofdstuk de leerdoelen aan het einde van elke les of bekijk op iDiddit welke doelen je leerkracht voor jou heeft geselecteerd.

De vroege middeleeuwen (ca. 500 - ca. 1000)

2

Een miniatuur is een klein sierlijk schilderwerk dat middeleeuwse boeken opfleurde. Deze 14e-eeuwse miniatuur uit de Grandes Chroniques de France (Frankrijk) toont hoe Clovis, koning van de Franken, wordt gedoopt door Remigius, bisschop van Reims. De bisschop is te herkennen aan de mijter, het borstkruis en de kromstaf, tekenen van zijn geestelijke waardigheid en macht. Clovis zelf zit naakt met gevouwen handen in het doopvont. Zijn kroon benadrukt zijn wereldlijke macht. Bovenaan rechts komt een duif aangevlogen, als symbool voor de Heilige Geest. Ze brengt een gouden kruik met zalfolie. Als een koning ‘gezalfd’ werd, kreeg hij in de ogen van de meeste middeleeuwers goddelijke macht. Het verbond tussen de Kerk en de koning, tussen de geestelijke en de wereldlijke macht, werd met die symboliek geaccentueerd. In dit hoofdstuk bestudeer je de vroege middeleeuwen en onderzoek je waarom Clovis zich op latere leeftijd nog liet dopen. ↑

2

3

4 5 6 1

Van de klassieke oudheid naar de middeleeuwen

Uitbreiding: Het Byzantijnse rijk

Het Frankische rijk in de vroege middeleeuwen

De vroegmiddeleeuwse samenleving

De verspreiding van het christendom in Europa

Uitbreiding: De Karolingische renaissance

In Sapiens 2 maakte je kennis met Rome (en andere Romeinse steden). Bekijk de reconstructietekening (bron 1) in detail en bespreek klassikaal deze vraag: aan welke kenmerken zie je dat dit een Romeinse stad is?

Romeinse mantelspeld (fibula) uit Oost-Europa, 3e eeuw. De fibula bestaat uit vijf ingelegde schijfjes in kruisvorm. Vier ringen verbinden de schijfjes.

Zegelring van keizer Commodus, eind 2e eeuw, Tongeren, België. In het Romeinse rijk was het een gebruik om documenten te ondertekenen met een zegelring. Eerst lieten ze gesmolten was van een kaars op het document druppelen en vervolgens drukten ze daar de ring in.

Hedendaagse reconstructietekening van hoe Constantinopel er rond 1200 heeft uitgezien. Constantinopel was de hoofdstad van het Oost-Romeinse rijk, dat gedurende de hele middeleeuwen bleef bestaan.

Romeinse munt van keizer Theodosius, eind 4e eeuw. Rond de afbeelding van de keizer staat: D N THEODOSIUS P F AUG. Dat staat voor: Onze heer Theodosius, vroom en gelukkig (Augustus = de verhevene). Onder keizer Theodosius werd het christendom uiteindelijk de verplichte staatsgodsdienst. Dat was een proces dat zich doorheen heel de 4e eeuw voltrok. Na zijn dood in 395 werd hij opgevolgd door verschillende kind-keizers. Hun entourage probeerde de macht naar zich toe te trekken.

Bron 1

Situeren in tijd II

Angelsaksische helm uit ca. 625, opgegraven in Sutton Hoo, Engeland. De helm is een bewijs voor de migratie van Germanen, zoals Angelen en Saksen, van Noord-Europa naar Groot-Brittannië. De helm bestaat uit verschillende stukken metaal. Daarvan zijn slechts enkele delen teruggevonden. Specialisten puzzelden de stukken bij elkaar en vulden de verdwenen delen op.

VROEGE

UITBREIDING FRANKISCHE RIJK

ca. 1000

OOST-ROMEINSE OF BYZANTIJNSE RIJK

VERSPREIDING VAN HET CHRISTENDOM

Franse miniatuur uit 1129 van Benedictus. Benedictus, beschouwd als de vader van het kloosterleven, stichtte in 529 een klooster in Montecassino en schreef er kloosterregels die later overal zouden worden gevolgd.

Bron 2

De Amerikaan Thomas Cole schilderde tussen 1833 en 1836 vijf schilderijen die de titel The Course of Empire (‘Het verloop van een rijk’) kregen. Bekijk zeker de vijf kunstwerken. Elk schilderij beeldt een fase uit het verloop van een rijk uit. Het schilderij dat je hier ziet, Destruction, is het vierde in de rij en toont de verwoestende fase: het (Romeinse) rijk staat in brand en er wordt gevochten.

Ga naar iDiddit en maak de oefening rond de vijf schilderijen van Cole.

ca. 1250

ca. 1500

De belegering van Constantinopel in 1453 door de Ottomaanse Sultan Mehmet II, zoals te zien is op een muurschildering in het Moldovitaklooster in Roemenië, 1537. In 1453 viel Constantinopel en kwam het Byzantijnse rijk definitief in Ottomaanse handen.

Op onderzoek III

Van de klassieke oudheid naar de middeleeuwen

Zoals je op de tijdlijn kunt zien, wordt in West-Europa het jaar 500 door historici gebruikt als scharniermoment om het einde van de oudheid en het begin van de middeleeuwen aan te duiden. Je weet wellicht nog dat zulke scharniermomenten er niet plots komen en niet noodzakelijk gelden voor alle domeinen van de samenleving. Zoals je al leerde in Sapiens 2, hebben verschillende factoren tot de ondergang van het West-Romeinse rijk geleid. Die ondergang kun je verklaren door factoren binnen en buiten het Romeinse rijk.

1.1 Romeinse eenheid in verval

Gedurende de 3e en 4e eeuw waren er tekenen van verval in het Romeinse rijk. Door corruptie, staatsgrepen en burgeroorlogen bleven keizers nooit lang aan de macht. Vooral in het West-Romeinse rijk had dat ingrijpende economische en sociale gevolgen: de handel viel er stil, steden ontvolkten, inkomsten uit belastingen daalden: de schatkist raakte steeds leger. Het gevolg was dat soldaten niet of onregelmatig uitbetaald werden. Velen verlieten het leger en werden boer, met een tekort aan soldaten als gevolg.

Het oosten van het Romeinse rijk hield beter stand, dankzij zijn economisch strategische ligging aan de Bosporus. Die zeestraat gaf toegang tot de Zwarte Zee en vormde de poort naar Azië.

In 395 werd het Imperium Romanum officieel in twee rijken gesplitst: het West-Romeinse rijk met als hoofdstad Rome en het Oost-Romeinse rijk met als hoofdstad Constantinopel (het vroegere Byzantium). Beide rijken groeiden uit elkaar.

1.2 Germanen aan de grenzen

Vanaf de 3e eeuw migreerden Germaanse volkeren zuidwaarts en vestigden ze zich dichter bij de Rijn en de Donau, de noordelijke grenzen van het West-Romeinse rijk. Zij leefden sedentair, deden aan landbouw en handel en bestonden uit verschillende groepen die sterk met elkaar verbonden waren, onder leiding van een krijgsheer. Zo waren er de Goten, Franken, Alemannen, Angelen en nog vele andere. Wellicht migreerden ze zuidwaarts ten gevolge van een voedseltekort, veroorzaakt door klimaatveranderingen en bevolkingsgroei. Bij de Rijn en de Donau stootten die volkeren op de versterkte grenzen van het WestRomeinse rijk.

Tussen de Romeinen en de Germanen ontstonden er vanaf de 3e eeuw intense contacten. Ze dreven bijvoorbeeld handel met elkaar. Germaanse strijders werden zelfs opgenomen in het Romeinse leger. Door het tekort aan soldaten was hun inbreng erg welkom. Sommigen stootten zelfs door tot de hoogste rangen in het Romeinse leger. Hun families mochten migreren naar grensgebieden binnen het West-Romeinse rijk. Een voorbeeld daarvan waren de Salische Franken, die zich in de buurt van Doornik (Tournacum) vestigden.

Toen de Hunnen, een Centraal-Aziatisch steppevolk, in de 5e eeuw de Germaanse volkeren bedreigden, vestigden steeds meer Germanen zich in het West-Romeinse rijk. Op dat moment stelde de centrale macht in Rome niet zo veel meer voor, Germaanse legeraanvoerders hadden op veel plekken de touwtjes in handen genomen. Toen de Germaanse legeraanvoerder Odoaker in 476 de laatste West-Romeinse keizer afzette, was dat een logisch gevolg van wat al eeuwen bezig was: de geleidelijke overname van het rijk door de Germanen. Daarmee kwam officieel een einde aan het West-Romeinse rijk. In heel West-Europa werden Germaanse koninkrijken gesticht. In onze streken breidden de Franken hun macht steeds verder uit in het gebied tussen de Rijn en de Schelde.

1.3 Continuïteit: van oudheid naar middeleeuwen

Een scharnierjaar geeft dan wel een breuk aan, maar dat betekent niet dat alles plots veranderde. Ondanks de politieke breuk rond 500 was er op tal van vlakken sprake van continuïteit. Rond 500 kwamen Germaanse koningen aan de macht, maar belangrijke politieke structuren en tradities van de Romeinen bleven bestaan. De agrarische samenleving en haar sociale structuren bleven ook grotendeels overeind.

Op cultureel vlak leefde de Romeinse cultuur ook verder, weliswaar vermengd met Germaanse elementen. Het christendom zat al stevig verankerd in de laat-Romeinse samenleving en bleef een van de belangrijkste pijlers tijdens de vroege middeleeuwen. Voor de Gallo-Romeinse bevolking in onze streken veranderde er vermoedelijk weinig.

Opdrachten

1 Bestudeer de territoriale veranderingen rond 500.

a Leid uit kaart 1 en 2 op p. 30 af welk deel van het Romeinse rijk een breuk kende rond het jaar 500 en welk deel niet.

b Hoe kwam die breuk volgens kaart 1 en 2 op p. 30 en lestekst 1 tot stand?

c Waar komt de benaming van het Byzantijnse rijk vandaan?

d Waarom zal er in dit hoofdstuk veel aandacht naar de Franken gaan?

e Bekijk de namen van de Germaanse volkeren op kaart 2. Leid daaruit de oorsprong af van de naam van minstens drie hedendaagse landen.

2 Onderzoek de beeldvorming over de Germaanse migraties.

a Gebruik bron 2 bij de tijdlijn op p. 27. Vergelijk de beeldvorming op dat schilderij met de beeldvorming uit bron 1 hieronder. Gebruik in je vergelijking de structuurbegrippen ‘breuk’ en ‘continuïteit’.

b Bestudeer bron 2 tot en met 4 en vergelijk met de bronnen op de tijdlijn. Beargumenteer of bron 2 tot en met 4 voorbeelden zijn van een breuk of van continuïteit tussen de oudheid en de middeleeuwen.

c Bestudeer bron 5 en beargumenteer of het een voorbeeld is van breuk of continuïteit.

d Besluit of het jaar 500 een goed gekozen scharnierpunt is. Gebruik daarbij ook lestekst 1.3.

Bron 1

De ‘volksverhuizingen’ en de val van het West-Romeinse rijk zijn dikwijls voorgesteld als dramatische gebeurtenissen die een einde maakten aan de antieke beschaving, en de westerse wereld onderdompelden in uitzichtloze barbarij. Hedendaagse historici zien het anders en leggen juist de nadruk op de continuïteit van de geschiedenis. Germaanse heersers probeerden aan te sluiten bij de Romeinse beschaving waarmee zij al vertrouwd waren geraakt toen zij aan de rijksgrenzen leefden, en die zij hadden gadegeslagen met een mengeling van bewondering en afgunst. Zij kwamen niet om de beschaving te vernietigen, maar om zich die toe te eigenen. (…) Op het gebied van politiek, godsdienst, literatuur en economie werden de Romeinse tradities zo veel mogelijk voortgezet (…) wat leidde tot een meer of minder vergaande versmelting van Romeinse en Germaanse elementen.

Uit: Bejczy, I. (2009) Een kennismaking met de middeleeuwse wereld. Coutinho.

Bejczy is een hedendaagse Nederlandse historicus.

Kaart 1: De grenzen van het Romeinse rijk (4e - 5e eeuw)

← Na de overwinning op zijn laatste rivaal begon keizer Constantijn in 324 met de bouw van Constantinopel in de buurt van de plek waar hij had gewonnen. Daar stond al de stad Byzantium, een vroegere kolonie van de Griekse stadstaat Megara. De stad lag op een economisch strategische plaats, namelijk aan de Bosporus: de zeestraat met een doorvaart naar de Zwarte Zee en de poort naar Azië. Op het einde van de 4e eeuw en zeker in de 5e eeuw verkozen keizers die stad als verblijfplaats, waardoor men na een tijd Constantinopel als de hoofdstad beschouwde.

©VANIN

Kaart 2: Het einde van het West-Romeinse rijk (5e - 6e eeuw)

Replica van de gouden zegelring van Childerik I. De originele ring uit de 5e eeuw is verloren geraakt. Childerik I was de zoon van Merovech en de vader van Clovis. De Frankische koning leefde tussen 436 en 482 en wordt hier afgebeeld met een Romeinse uitrusting.

Een zilveren denarius uit het Frankische rijk, 812 - 814, met daarop de afbeelding van Karel de Grote met lauwerkrans en toga. De inscriptie luidt: KAROLUS IMP AUG. Dat staat voor: Karolus (Karel) Imperator (keizer) Augustus (de ‘verhevene’).

Gouden Frankische mantelspeld (fibula) in de vorm van een schijf uit een vrouwengraf in Rosmeer (Limburg), 7e eeuw. De fibula bestaat uit goud, zilver, rode granaatstenen en gekleurd glas. Het kruisteken op de speld is een van de eerste getuigen van het christelijk geloof in onze streken na de Romeinen.

©VANIN

Zelfevaluatie

5

← Pagina uit de neergeschreven Salische wetgeving, 794. Het gewoonterecht van de Salische Franken, dat generaties lang mondeling werd doorverteld van vader op zoon, werd pas in de 6e eeuw opgetekend. Je herkent bijvoorbeeld de woorden

LEGIS: SALIE GENS: FRAN: (van de wet van het volk der Salische Franken).

• Ik geef voorbeelden van continuïteit en breuk voor de overgang van de oudheid naar de middeleeuwen.

• Ik beargumenteer in hoeverre het jaar 500 als scharnierpunt goed gekozen is.

Bron 2
Bron 3
Bron 4
Bron

Uitbreiding: Het Byzantijnse rijk 2

Het Byzantijnse rijk was de voortzetting van het Oost-Romeinse keizerrijk. Terwijl het West-Romeinse rijk in de 5e eeuw tenonderging, kon het Oost-Romeinse rijk vrij goed standhouden.

2.1 Migraties

Het Oost-Romeinse rijk was beter bestand tegen de druk van omliggende volkeren aan de grenzen. Ook daar staken Germanen de noordgrens over en drukten vooral nomadische Slavische volkeren op de oostgrens. Toen de Hunnen die volkeren opjoegen, migreerden de meeste tot in het verzwakte West-Romeinse rijk. Het Oost-Romeinse of Byzantijnse rijk kwam pas definitief ten val in de 15e eeuw, aan het einde van de middeleeuwen dus.

2.2 Continuïteit

De Romeinse politieke structuren leefden verder in het Byzantijnse rijk. De staatsvorm bleef een erfelijke monarchie. De Byzantijnse keizer had de macht volledig in handen. Om zijn bestuur te behouden voerde hij een centralisatiepolitiek. Hij liet zich daartoe in het bestuur bijstaan door goed opgeleide ambtenaren en een goed uitgerust leger.

Ambtenaren en soldaten werden betaald door centrale belastingen. Dankzij de bestaande geldeconomie en de uitstekende ligging van het Byzantijnse rijk om handel te drijven met het Oosten waren er heel wat inkomsten. Om de rechtspraak vlotter te laten verlopen liet keizer Justinianus in de 6e eeuw alle bestaande wetgeving samenbrengen in een wetboek, de Codex van Justinianus. Het christendom, dat al sinds de laat-Romeinse tijd de staatsgodsdienst was, bleef een belangrijke pijler van de samenleving.

2.3 Verandering

Toch veranderde er ook heel wat, vooral op cultureel vlak. In de oudheid was het christendom vooral een Latijnse aangelegenheid. De christelijke kerk had vorm en structuur gekregen en de bisschop van Rome was in de 6e eeuw algemeen aanvaard als paus of leider van de Kerk. De Byzantijnse keizer Justinianus (6e eeuw) zag een Romeinse paus voor de christenen in zijn rijk niet zitten. Daarom nam hij die rol over in het Byzantijnse rijk. Hij benoemde zelf de bisschoppen binnen zijn rijk, riep concilies bijeen en nam mee de belangrijke beslissingen over het geloof. Er was dus geen scheiding tussen politiek en geloof. Dergelijke vereniging van wereldlijke macht (caesar/keizer) en geestelijke macht (papa/paus) in één persoon noemt men cesaropapie.

In het Byzantijnse rijk bepaalde de godsdienst steeds sterker het dagelijkse leven van de mensen. Ook de kunst, de architectuur en het onderwijs waren doordrongen van het christendom. Het Byzantijnse rijk werd ook steeds Griekser. Hoewel de voertaal in het dagelijkse leven altijd het Grieks was geweest, duurde het nog meer dan honderd jaar voor een Byzantijnse keizer ook de officiële bestuurstaal van het rijk van het Latijn veranderde naar het Grieks. Grieks werd de taal van het Byzantijnse christendom. Voor geschreven teksten werd het Griekse alfabet gebruikt.

Opdrachten

1 Bepaal aan de hand van de tijdlijn op p. 26-27 de scharniermomenten voor het Byzantijnse rijk.

2 Analyseer de territoriale veranderingen op kaart 1 hieronder.

a Welke volkeren bedreigden het Byzantijnse rijk tijdens de vroege middeleeuwen?

b Dankzij welke Byzantijnse keizer kende het Byzantijnse rijk een expansie naar het Westen?

c Geef aan de hand van de lestekst twee voorbeelden van continuïteit en twee voorbeelden van verandering.

3 Maak een conceptmap met de belangrijkste kenmerken van de Byzantijnse samenleving.

Kaart 1: Byzantijnse rijk (vroege middeleeuwen)

Zelfevaluatie

• Ik situeer het Byzantijnse rijk in tijd en ruimte.

• Ik geef voorbeelden van continuïteit en verandering voor het Byzantijnse rijk.

• Ik beschrijf schematisch de belangrijkste kenmerken van de Byzantijnse samenleving.

Het Frankische rijk in de vroege middeleeuwen

Toen de Franken, een van de Germaanse volkeren, zich vestigden in onze streken, kreeg het Frankische koninkrijk geleidelijk aan vorm. In deze les ontdek je hoe dat een belangrijke invloed had op de latere staatsvorming en bestuurlijke organisatie in Europa en van betekenis zou blijven tot vandaag.

©VANIN

3.1 Merovingers

De Merovingers waren een dynastie van Frankische krijgsheren. In de 5e eeuw slaagden zij erin om andere Frankische leiders uit te schakelen en de macht van de plaatselijke Gallo-Romeinse aristocratie over te nemen. Zij onderwierpen het grootste deel van het Frankische rijk aan hun gezag. Clovis was hun belangrijkste koning. Zoals alle Germaanse vorsten was ook Clovis een koning of erfelijke monarch. Rond 500 bekeerde hij zich tot het christendom.

3.2 Hofmeiers

In de 6e en 7e eeuw viel het Merovingische rijk uit elkaar. Volgens de Germaanse traditie erfden alle zonen een gelijk deel van de erfenis. Daardoor verbrokkelden het grondgebied en de macht steeds verder als er een koning overleed. Koningszonen vochten om de beste stukken grond. Het dagelijkse bestuur lieten ze vaak over aan hun hofmeier, het hoofd van de koninklijke hofhouding. Hofmeiers namen steeds meer de echte politieke en militaire beslissingen.

Karel Martel was een belangrijke hofmeier in het begin van de 8e eeuw. Hij reorganiseerde eigenhandig het Frankische leger en wist daarmee met succes zowel zijn binnenlandse als buitenlandse tegenstanders, zoals de Arabieren, Friezen en Saksen, het hoofd te bieden. Zijn macht werd zo groot dat hij in feite de plaats van de Merovingische koningen innam, zonder dat hij de koningstitel bezat. Zijn zoon Pepijn de Korte zou rond ca. 750 wél koning worden. Gesteund door de paus van Rome zette Pepijn de zwakke Merovingische koning af en riep zichzelf tot koning uit. Als dank voor de steun uit Rome schonk Pepijn aan de paus een groot stuk Italiaans grondgebied waarin Rome lag. Pepijn beloofde de paus militair te beschermen. Vanaf toen werd het Frankische rijk bestuurd door de Karolingische dynastie, een naam die verwijst naar Karel Martel.

3.3 Karolingers

De belangrijkste koning van de Karolingers was Karel de Grote. Hij was de zoon van Pepijn de Korte en regeerde rond 800. Karel de Grote zorgde voor een enorme expansie van het Frankische rijk. Hij zorgde voor centralisatie van de macht rond zijn persoon. Daarvoor voerde hij een aantal belangrijke hervormingen door. Om meer invloed te hebben in gebieden waar de koning zelf niet kwam, stuurde hij afgevaardigden naar die gebieden. Dat waren zendgraven omdat ze gezonden werden door de koning. Eerst liet hij zijn rijk indelen in gouwen, gebieden die vergelijkbaar zijn met onze provincies. Aan het hoofd van elke gouw plaatste hij een gouwgraaf. Elke gouwgraaf was persoonlijk gebonden aan de koning. De graven kregen het bestuur en de rechtspraak over hun gouw in handen en konden er belastingen innen in ruil voor krijgs- of andere diensten aan de koning. Karel de Grote installeerde in heel zijn rijk koninklijke hoven, zodat hij zich met zijn hofhouding kon verplaatsen om de graven en het reilen en zeilen in zijn hele rijk te controleren. De stad Aken werd zijn hoofdverblijfplaats.

Om nog meer eenheid te brengen vaardigde Karel de Grote naar Romeins model koninklijke wetten of capitularia uit. Die waren van kracht in het hele Frankische rijk en stonden boven het aloude Germaanse gewoonterecht dat eeuwenlang van vader op zoon werd doorgegeven. De koning hoopte dat zijn centrale wetten het gewoonterecht stilaan zouden verdringen. Karel bracht ook eenheid in het muntstelsel: hij liet zilveren munten slaan die overal in het rijk konden worden gebruikt.

Ten slotte verplichtte de koning alle inwoners van zijn rijk om hun oude, vaak nog polytheïstische, gewoonten en tradities achterwege te laten en voluit voor het christendom te gaan. In de praktijk ging die maatregel vaak gepaard met gedwongen bekeringen en geweld.

Met al die maatregelen werd er gestreefd naar centralisatie: één rijk, één heerser en één geloof. Omwille van zijn veroveringen en zijn beleid kreeg Karel in zijn tijd al de bijnaam ‘de Grote’. Op kerstdag van het jaar 800 werd hij bovendien door paus Leo III tot keizer gekroond. Dat was een sterk symbolisch gebaar voor de buitenwereld, omdat het zo leek alsof het vroegere West-Romeinse rijk nieuw leven werd ingeblazen.

3.4 Het Verdrag van Verdun (843)

Toen Karel de Grote in 814 stierf, had hij slechts één zoon die hem overleefd had: Lodewijk de Vrome. Die erfde van zijn vader het uitgestrekte Karolingische rijk. Maar toen Lodewijk op zijn beurt in 840 stierf, had hij drie zonen als erfgenamen. Om de eenheid in het uitgestrekte en christelijke Frankische rijk te beschermen drong de Kerk erop aan het Romeinse erfrecht te gebruiken en het rijk aan de oudste zoon over te laten. De zonen eisten echter volgens de Germaanse traditie elk hun deel op. Uiteindelijk kwam met het Verdrag van Verdun (843) een compromis tot stand. De oudste zoon Lotharius erfde de keizerstitel. Maar het grondgebied werd in drie delen gesplitst. Karel de Kale erfde het West-Frankische rijk, Lotharius het Midden-Frankische rijk en Lodewijk de Duitser het Oost-Frankische rijk.

Het Midden-Frankische rijk verbrokkelde snel en werd geleidelijk opgeslorpt door de twee andere rijken. De keizerskroon werd in de 9e eeuw door de paus overgedragen aan de Duitse koning. Vanaf toen sprak men van het Franse koninkrijk en het Duitse keizerrijk. Op die manier ontstonden al in de 10e eeuw in ruwe vorm het huidige Frankrijk en Duitsland, twee landen die vandaag nog altijd in het centrum van Europa liggen.

Opdrachten

1 Situeer de Frankische dynastieën op de tijdlijn aan de hand van lestekst 3.

a Welke dynastieën of bestuurders horen thuis bij de cijfers in bron 1?

b Welke historische figuren horen thuis bij de letters in bron 1?

c Leg op basis van bron 1 en lestekst 3 uit hoe de dynastie van de Merovingers veranderde in die van de Karolingers.

2 Onderzoek hoe Karel de Grote zijn grote rijk reorganiseerde.

a Bestudeer de veroveringen van Karel de Grote aan de hand van kaart 1 op p. 37.

b Bewijs aan de hand van bron 2 dat Karel de Grote zijn macht wel met graven deelde, maar toch de controle bewaakte en de alleenheerschappij behield.

c Geef aan de hand van lestekst 3.3 nog drie andere voorbeelden van politieke hervormingen die zijn alleenheerschappij moesten versterken. Leg bij elk van die voorbeelden uit hoe er telkens een verband is tussen meerdere maatschappelijke domeinen.

d Lees bron 4. Vind je het terecht dat Karel de Grote vandaag de ‘Vader van Europa’ genoemd wordt? Beargumenteer.

3 Bewijs aan de hand van de lestekst dat er in de vroege middeleeuwen een intense samenwerking ontstond tussen de Franken en de pausen.

4 Onderzoek wat er gebeurde met het Karolingische rijk na de dood van Karel de Grote.

a Bestudeer kaart 2 op p. 37. Volgde de verdeling van Verdun de Romeinse erftraditie (als keizers stierven) of de Germaanse erftraditie? Leg uit aan de hand van lestekst 3.

b Waarom had de Kerk moeite met dat verdrag of met een verdeling van het rijk?

c Leid af uit de kaart welke hedendaagse landen met Verdun vorm kregen.

5 Onderzoek de beeldvorming over Karel de Grote.

a Herlees bron 4. Welke bijnaam kreeg Karel naast zijn bijnaam ‘de Grote’?

b Beargumenteer of de maker van het krantenartikel het al dan niet eens is met die bijnamen.

c Lees lestekst 3. Vind jij dat Karel die bijnamen verdient of niet? Beargumenteer.

6 Lees het kader historisch denken rond presentisme. Bekijk ook het filmpje. Lees bron 3 en herlees bron 4. Op welke manier zou je in de val van het presentisme kunnen trappen als je de figuur van Karel de Grote vanuit je eigen standplaatsgebondenheid interpreteert?

Historisch denken: presentisme

Wanneer je het verleden beoordeelt vanuit een hedendaags perspectief, met eigen waarden, normen, opvoedingspatronen … dan noem je dat ‘presentisme’. Daardoor vel je vaak foutief vanuit je eigen realiteit een oordeel. Dat moet je proberen te vermijden.

Probeer je in te leven in de situatie van toen, in het besef dat mensen in het verleden bijvoorbeeld een andere opvoeding kenden en dus niet met de waarden opgroeiden die wij vandaag belangrijk vinden, zoals vrijheid en gelijkheid. Kijk zeker naar de voorbeelden in het bijbehorende filmpje.

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

Bron

Kaart 1: Veroveringen onder Karel de Grote

Kaart 2: Het Verdrag van Verdun (9e eeuw)

Bron 2: Bestuurlijke hervormingen van Karel de Grote

grondgebied

rijk koning

gouwen

zendgraven raadgevers

bestuurders controle advies

gouwgraven

wetgever opperste rechter bestuurder

marken

markgraven hertogen belastingen innen, recht spreken, koninklijke bevelen uitvoeren leger aanvoeren +

Karel de Grote stond zelf aan het hoofd van het rijk. Hij verdeelde zijn rijk in gouwen en richtte aan de grenzen marken in. Dat waren gouwen waarvan de markgraven extra militaire bevoegdheden hadden. Marken moesten extra verdedigd worden tegen invallers. Zendgraven waren controleurs die door de koning op geregelde tijden werden uitgezonden om de gouwgraven te controleren.

Bron 3: Veroveringen op de Saksen

Uiteindelijk, toen allen die tegenstand boden volledig waren verslagen en aan zijn gezag waren onderworpen, deporteerde hij [Karel de Grote] zo’n tienduizend mensen [Saksen] die aan beide zijden van de Elbe woonden, en verspreidde hen in kleine groepen, met hun vrouwen en kinderen, in verschillende delen van Gallië en Germanië.

Naar: Einhard. (9e eeuw). Vita Caroli Magni

Bron 4

Karel de Grote, mythische vader van Europa

Met drie tentoonstellingen eert de Duitse stad Aken zijn bekendste inwoner: Karel de Grote. De Karolingische keizer was een wrede en schrandere machthebber, met een hart voor de kunsten. (…)

Het eerste deel van zijn leven stond in het teken van de jarenlange bloedige strijd met de Saksen en de Friezen. Vooral de veldslagen met de Saksen waren meedogenloos gewelddadig.

Maar Karel won uiteindelijk en breidde zijn imperium stelselmatig uit. Uit machtsdrang, maar ook, zo blijkt op de expo, uit een zendelingenhouding. Hij zag zichzelf als hoofd van de christenen en dus moesten heidenen bekeerd worden of teruggedreven en uitgeschakeld (de Arabieren in Spanje). Dat hij in 799 ook nog eens het vel van paus Leo III redde, was de logica zelf. In ruil kroonde de paus hem op 25 december 800 tot keizer. De jure et de facto (‘in de praktijk’) was

hij toen de machtigste man in het westen.

Het rijk van Karel de Grote is wel gestoeld op bloedvergieten. Het is een van de facetten van zijn regeerperiode die later – en nu soms nog – wordt verzwegen. Hij wordt vaak beschouwd als de eerste Europeaan, een voorbeeld van wat nu de Europese Unie is. Maar zijn wreedheid strookt nergens met het vreedzame en vrijwillige karakter van de Europese eenmaking. De tentoonstelling gaat aan dat aspect niet voorbij. De Karolingische vorst bouwde in Europa verschillende ‘paltsen’ uit, architecturale centra van zijn macht. Aken is het bekendste. Er zijn verschillende voorbeelden te zien, inclusief plannen en vroege maquettes. (…)

Uit: Auteur onbekend. (22 juli 2014). Karel de Grote, mythische vader van Europa. De Tijd.

In 2014 publiceerde de krant De Tijd dit artikel rond drie tentoonstellingen in Aken, naar aanleiding van het feit dat Karel de Grote 1200 jaar eerder overleden was.

©VANIN

Zelfevaluatie

• Ik noem minstens drie voorbeelden van hoe Karel de Grote zijn rijk organiseerde en koppel daaraan de maatschappelijke domeinen.

• Ik leg uit wat het Verdrag van Verdun inhield en welke hedendaagse landen door dat verdrag vorm kregen.

• Ik ken het kader historisch denken over presentisme op p. 36.

De vroegmiddeleeuwse samenleving 4

De Germanen bouwden de organisatie van hun samenleving op persoonlijke relaties. Anders dan bij de Romeinen bestond er in de oude Germaanse traditie nauwelijks een centrale administratie die met wetten en belastingen de controle behield over een groot gebied. Een van de redenen daarvoor was dat haast niemand in de Germaanse cultuur kon lezen of schrijven. Voor de Germaanse migraties in het WestRomeinse rijk onderscheidde een Germaanse heer zich voornamelijk omdat hij de veiligheid van de groep waar hij leiding over had kon garanderen. Die bescherming was erg belangrijk in een periode waarin er meer oorlog was dan vrede. Hoe slaagde men er in die omstandigheden in om samen te leven?

4.1 Gelaagde samenleving

Net als de meeste andere culturen waarover je al leerde bij geschiedenis, kun je de sociale structuur van de vroegmiddeleeuwse samenleving beschrijven als een piramide. Bovenaan stond de koning, met net onder hem krijgers en grondbezitters. Zij verdeelden de macht en het land onder elkaar. Onder die elite bevond zich de massa gewone mensen. Denk aan boeren, handwerkers en handelaars. Binnen die groep bestond een hele rangorde, afhankelijk van hoeveel vrijheid iemand bezat. In die gelaagde samenleving was ongelijkheid de regel.

4.2

Leenheren en vazallen

De Germaanse leiders bouwden een vertrouwensrelatie met hun krijgers uit. Een leider die omwille van strategisch inzicht gebieden wist te veroveren en zijn krijgers liet delen in de buit, kreeg meer aanzien en verwierf meer macht. Die leiders groeiden uiteindelijk uit tot koningen, zoals de Merovingers. Toen ze steeds meer gebieden veroverden, lieten de Frankische koningen krijgers en geestelijken die hen bijstonden niet alleen delen in de buit, maar leenden ze hen soms ook een stuk land. De bisschop, abt of krijger werd zo een leenman, ook wel vazal genoemd. De vazallen bestuurden het stuk land dat ze in leen kregen in naam van de koning en beschermden het tegen vijanden. Zulke krijgers kregen titels zoals graaf of hertog en groeiden uit tot een aparte groep: de adel. Leenheer en leenman (of vazal) sloten een mondeling contract. De vazal moest de koning trouw zweren en beloven hem bij te staan in tijden van oorlog. Omdat de opperste leenheer, de koning dus, het land in leen schonk, kwam het land na de dood van de leenman terug in zijn bezit. Dat systeem noemen we vazalliteit.

4.3

Boeren en horigen

Ook aan de basis van de piramide zorgden de Germaanse migraties voor veranderingen. De Romeinse steden werden verlaten, omdat de rondtrekkende krijgsheren de handel verstoorden en dus de bevoorrading van de steden in gevaar brachten.

Nog meer dan voorheen werd Europa een landbouwsamenleving. Hoewel er weinig bronnen over bewaard zijn, weten we dat veel mensen als vrije boeren bleven leven op een stuk grond dat ze zelf bezaten. Daarnaast gingen veel boeren wonen op domeinen, de gronden van machtige grondbezitters of heren (vazallen). Ook tussen die boeren en hun heer ontstonden er een soort van mondelinge contracten waarin de vrijheid van de boer werd ingeruild voor een stuk landbouwgrond en voor bescherming. Omdat de boeren op die manier afhankelijk werden van een heer, noemde men hen horigen, zij waren halfvrij. Onder hen waren

er ook nog verschillen. Een deel bewerkte zelfstandig en voor eigen rekening een stukje landbouwgrond van de heer en stond hem een deel van de oogst af. Dat konden bijvoorbeeld eieren, kippen of hoeveelheden graan zijn. Andere horigen moesten daarnaast ook nog herendiensten verrichten. Dat wil zeggen dat ze op afgesproken tijden rechtstreeks voor de heer moesten werken. Het hedendaagse woord 'karwei' is nog een restant van die opdrachten. Omdat de Kerk ertegen inging, nam die variant van slavernij tijdens de vroege middeleeuwen af, zeker als het ging om christenen. Het systeem was ook niet meer zo rendabel.

©VANIN

Opdrachten

1 Onderzoek het systeem van de vazalliteit.

a Leg aan de hand van bron 1 en 2 in je eigen woorden uit hoe de vazalliteit werkte.

b Welke betrokken partijen zie je op de afbeelding van bron 2?

c Bron 2 dateert van het jaar 1293. Waarom vond men het doorheen de middeleeuwen steeds belangrijker dat een derde figuur (de persoon in het midden) als getuige aanwezig was bij de leenhulde?

2 Geef aan de hand van de lestekst schematisch weer welke verschillende vormen van vrijheid er waren op een domein.

3 Onderzoek het bestuurlijke systeem: bestudeer de indeling van een domein in bron 3 en 4.

a Wie woonde waar op het domein?

b Waarom hield de koning domeinen zoals Somain voor zichzelf?

c Koningen zoals K arel de Grote trokken met hun hofhouding van het ene kroondomein naar het andere. Bedenk enkele redenen waarom zij dat deden.

Bron 1

grond in leen + machtspositie

leenheer meestal de koning

Dit systeem noem je: vazalliteit

leenman (vazal)

trouw zweren + steun tijdens oorlog

09b

← Miniatuur uit 1293, Frankrijk. Archives Départementales de Pyrénées-Orientales, 1B31. Op de afbeelding zie je de Immixtio manuum: de vazal legt zijn handen in die van de leenheer. Dat was een plechtige ceremonie waarin een vazal of leenman (vaak een ridder of edelman) trouw en gehoorzaamheid beloofde aan zijn leenheer (bijvoorbeeld een koning). In ruil daarvoor kreeg hij een stuk land (leen) dat hij mocht besturen en waarvan hij de opbrengst mocht gebruiken. Tijdens de leenhulde vonden een paar belangrijke handelingen plaats: de knieval van de vazal, de leenheer die zijn handen rond die van de vazal vouwde, de trouwbelofte, de kus en ten slotte de investituur: een voorwerp dat de grond in leen symboliseerde en officieel in handen van de leenman kwam.

©VANIN

Domeinen bestonden uit verschillende delen. Er was het herenland, waar het vroonhof, een stenen woning of klooster, stond. Daar vond je vaak ook een watermolen en een bakoven voor gemeenschappelijk gebruik. Daarnaast had je het hoevenland, kleine lapjes akkers met de mansi of houten stalwoningen. Stukken land die onbruikbaar waren voor de landbouw, werden omgevormd tot weiden. Daarnaast waren er woeste gronden met bos, heide of struikgewas. Die dienden als bron van hout en bouwmaterialen. Je vond er ook noten en vruchten waarmee de boeren hun voedsel en dat van hun dieren konden aanvullen. Soms, als de heer op jacht ging, werden die bossen afgesloten.

Bron 2
Bron 3

Bron 4: Grondgebruik van een koninklijk domein, in Somain bij Rijsel (868)

akkers met vroonhoeve weiland onbebouwd land en bos onbekend hoeven van de horigen negen hoeven, aan een abdij geschonken

Totaal 1 367,8 ha

Naar: Slicher Van Bath, B.H. (1976). De agrarische geschiedenis van West-Europa

Domeinen die in handen bleven van de koning, noemen we kroondomeinen. De opbrengsten die die domeinen voortbrachten, waren exclusief voor de koning en zijn hofhouding bedoeld. Die stukken land werden ook nooit uitgeleend aan een leenman.

Zelfevaluatie

• Ik verwoord de persoonlijke band tussen edellieden onderling (vazalliteit) en tussen heren en boeren (horigheid).

• Ik toon de ongelijkheid binnen de vroegmiddeleeuwse samenleving aan met behulp van bronnen.

De verspreiding van het christendom in Europa 5

Je leerde vorig jaar al dat de Romeinse keizer Theodosius in 380 van het monotheïstische christendom de staatsgodsdienst in het Romeinse rijk maakte. Toch bleef in de klassieke oudheid het christendom beperkt tot enkele grote steden. In de vroege middeleeuwen werd Europa grondiger bekeerd. Welke gevolgen had die kerstening voor de middeleeuwse samenleving?

5.1 Missionarissen en de strijd tegen het heidendom

Met de Germaanse migraties dreigde het christendom opnieuw in verdrukking te komen. De Germaanse volkeren namen immers hun eigen religieuze gewoonten mee. Zo gebruikten ze waarzeggerij, offers en afgodsbeelden of vereerden ze bomen, bronnen of stenen. Andere volkeren, zoals de Ostrogoten, Visigoten en Longobarden, kenden wel een variant van het christendom: het arianisme. Al in de Romeinse tijd werd die leer veroordeeld en bestreden als een heidense leer, maar hij bleef tot in de 7e eeuw aanwezig.

Missionarissen zoals Amandus, Willibrordus en Bonifatius waren avonturiers. Ze trokken het gebied van de nieuwe Germaanse krijgsheren door om de mensen daar het christendom van Rome te leren kennen. Dat liep met wisselend succes. Veel mensen wilden hun oude godsdienstige gewoonten niet zomaar opgeven. Niet zelden werden missionarissen door tegenstanders vermoord.

Een geleidelijke versmelting van de Germaanse en de christelijke gebruiken bleek de beste strategie. Zo werden kapellen en kerken gebouwd op heidense heilige plaatsen. Germaanse natuurfeesten kregen een christelijke betekenis: het lentefeest werd het feest van de verrijzenis van Christus (Pasen), de winterzonnewende werd voortaan gevierd als Kerstmis. Afgodsbeelden werden strikt verboden, maar vervangen door heiligen, overleden christenen die de gelovigen beschermden. Hun stoffelijke resten werden vereerd als relieken met bijzondere krachten.

5.2 Kloosters en abdijen

Missionarissen lieten graag blijvende sporen na in de gebieden die ze bekeerden. Vaak stichtten ze er kloosters en abdijen als uitvalsbasis van hun bekeringswerk. Het succes van die religieuze centra was niet enkel de verdienste van de missionarissen. Kloosters boden voor veel mensen een veilig toevluchtsoord in de chaotische tijd die de vroege middeleeuwen vaak waren. Bovendien gaf een familielid in het klooster de garantie dat er voor de familie werd gebeden, wat belangrijk was voor het lot van de familie tijdens en na het leven hier op aarde.

Ten slotte zagen koningen en plaatselijke heren het nut van kloosters in hun gebied ook in. Abdijen groeiden in de eerste eeuwen van de middeleeuwen uit tot plekken van economische en culturele bloei. Er werd onderwezen en aan ziekenzorg gedaan, en de economische activiteiten op en rond de abdij trokken welvaart en nieuwe bewoners aan.

5.3 Bisschoppen als bondgenoot van de koning

We openden dit hoofdstuk met een instapafbeelding over een bijzondere gebeurtenis: Remigius, de bisschop van Reims, doopte de Merovingische koning Clovis. Het belang van dat moment is best groot. We zien er een machtig verbond ontstaan dat de rest van de Europese geschiedenis mee zal bepalen: het verbond tussen kerk en staat, tussen de geestelijke macht en de wereldlijke macht. Koningen en bisschoppen zorgden samen voor het succes van het christendom in de vroege middeleeuwen. Beide konden elkaar immers goed gebruiken. Voor koningen betekende het christendom een krachtig middel om meer eenheid in hun rijk te krijgen: één gemeenschappelijke godsdienst. Bovendien beschikten de bisschoppen over de kennis van het Latijn, de taal van hun illustere Romeinse voorgangers. Zulke raadgevers konden de koningen gebruiken als ze een goed georganiseerd rijk wilden uitbouwen. Het Latijn werd de bestuurstaal van het Frankische rijk. Voor bisschoppen was de koning een ideale partner om de macht van de Katholieke Kerk te versterken en de kerstening van Europa te vervolledigen. Een hoogtepunt van de verovering van Europa door de wereldlijke en geestelijke macht was de kroning van Karel de Grote door de paus in 800.

Opdrachten

1 Bestudeer de verspreiding van het christendom aan de hand van bron 1 en bron 2. Doorloop de vier stappen van de bronnenstudie om de volgende historische vraag te beantwoorden: Op welke manier werd het christendom over West-Europa verspreid tijdens de vroege middeleeuwen?

2 Bestudeer het leven in de kloosters aan de hand van bron 3a en b.

a In bron 3a zie je het portret van Benedictus, een man die belangrijk is geweest voor het leven in de kloosters tijdens de Karolingische tijd. Bestudeer bron 3b en bewijs dat kloosters ‘een wereld op zich’ vormden.

b Leid af op welke verschillende domeinen monniken in het klooster actief waren.

c Ondanks hun redelijk geïsoleerde leven waren monniken van onschatbare waarde voor de technische en wetenschappelijke vooruitgang in de middeleeuwse samenleving. Hoe kun je dat verklaren?

3 Gebruik bron 4 en 5 om de kenmerken van het dagelijkse leven van een middeleeuwse monnik te beschrijven.

a Met welk doel is bron 4 opgesteld, denk je? Welk perspectief krijg je hier?

b Vanuit welk perspectief wordt bron 5 verteld?

c Wat kun je besluiten als je beide bronnen vergelijkt?

d De meeste jongeren die aan het klooster werden geschonken, waren jonge tieners, zoals jullie. Het is wellicht moeilijk voor te stellen, maar zo’n schenking was een echte voorkeursbehandeling. Noem enkele voordelen van een schenking aan een klooster voor een jongere in de vroege middeleeuwen.

4 Gebruik bron 6 om de bekering van Clovis te onderzoeken.

a Vanuit welke standplaats of welk perspectief is het verhaal geschreven?

b Met welk doel kan de bisschop dit verhaal geschreven hebben?

c Hoe betrouwbaar is het wonderlijke verhaal van de bisschop Gregorius van Tours over de bekering van Clovis volgens jou?

d Welke voordelen had de bekering tot het christendom van een Germaanse koning voor de Kerk en voor de koning zelf?

Bron 2: Brief van paus Gregorius de Grote

← Deze miniatuur uit 975 toont de heilige Bonifatius, een missionaris die in de 8e eeuw werkzaam was in West-Europa. Hij probeerde de lokale bewoners te overtuigen om af te zien van hun polytheïstische gewoonten en tradities. In 744 stichtte hij de abdij van Fulda in het huidige Duitsland en een jaar later werd hij aartsbisschop in Mainz. Tijdens een bekeringstocht in Dokkum in het noorden van het huidige Nederland werd hij door Germaanse heidenen gedood. Vrij snel na zijn dood werd in de abdij zijn leven neergeschreven. Deze afbeelding komt uit een gebedenboek uit 975 en werd gemaakt in de abdij die Bonifatius zelf had gesticht. Wie de bron maakte, is niet geweten, maar het was sowieso een monnik uit die abdij. Het neerschrijven en afbeelden van het leven van zulke ‘heiligen’ diende als inspiratie en voorbeeld voor andere geestelijken, zoals missionarissen, priesters en kloosterlingen.

Vernietig de afgodstempels van het volk niet. Vernietig wel de afgodsbeelden die er zich in bevinden. Besprenkel de tempel met wijwater, richt er altaren in op en leg er relieken in. Want als de tempels goed gebouwd zijn, is het beter om ze aan de duivelsdienst te onttrekken en ze ten dienste te stellen van de ware God. Als de mensen zien dat wij hun tempels niet vernietigen, zullen ze gemakkelijker hun dwaling afzweren. Ze zullen met een gerust hart samenkomen op de plaatsen waar ze zich ook vroeger hadden verzameld, en ze zullen er nu de ware God aanbidden.

Naar: Martyn, J.R.C. (2004). The letters of Gregory the Great. Pontifical Institute of Mediaeval Studies.

Bron 1

← Benedictus van Nursia (480 - 547) leefde oorspronkelijk als kluizenaar, maar aanvaardde na verloop van tijd de leiding over het klooster van Montecassino (Italië). Voor die kloostergemeenschap schreef hij een regel, die de basis werd van veel kloosters en abdijen in het Karolingische rijk. Die regel werd door Karel de Grote opgelegd in heel zijn rijk en werd zo ook een factor van eenheid in het kloosterwezen.

©VANIN

Cap. 33. Niemand heeft iets in eigendom. Een broeder kan volstrekt niets als zijn eigendom beschouwen: geen boek, geen pen, helemaal niets. Hij mag evenmin beschikken over zijn lichaam of handelen volgens eigen ideeën.

Cap. 48. In de veertigdaagse vastentijd moet iedere monnik een boek uit de bibliotheek krijgen en dat van voren naar achteren lezen. Van Pasen tot 1 oktober zullen de broeders van zeven tot tien uur handwerk verrichten. Van tien tot twaalf zullen ze zich bezighouden met lezen.

Cap. 56. Als een van de broeders bij het een of andere werk – in de keuken, de kelder, de bakkerij of de tuin –of bij de uitoefening van een ander ambachtelijk werk iets verkeerds heeft gedaan, of iets heeft gebroken, moet hij het dadelijk zeggen aan de abt of de vergadering. Hij moet zich ook verontschuldigen. Als hij dat niet doet en het wordt achteraf door iemand anders uitgebracht, zal hij een zwaardere straf krijgen.

Cap. 66. Indien mogelijk moet het klooster zo zijn ingericht, dat alles wat er nodig is, zich binnen de muren bevindt, zoals water, een molen, een tuin, een bakkerij, en dat ook de verschillende ambachten binnen het klooster kunnen worden uitgeoefend, zodat de monniken niet buiten het klooster hoeven rond te zwerven; want dat is volstrekt niet goed voor hun ziel.

Citaat uit: De Keyser, R. (1997). Met monnikengeduld: de cultuur van de abdij Sankt Gallen. Vereniging Vlaamse leerkrachten.

De kloosterregel van Benedictus was een gids voor het samenleven van monniken in de kloostergemeenschap. Het motto van de regel was ‘ora et labora’, wat ‘bid en werk’ betekent. Dat werk hield handenarbeid in maar ook geestelijke arbeid zoals studie en onderwijs. De dagelijkse activiteiten in een klooster werden evenwichtig verdeeld tussen bidden en werken. De abt had de leiding over de kloostergemeenschap en waakte over het vreedzaam samenleven van de monniken. Kloosters waren meestal de centra van heel grote goed georganiseerde domeinen waar veel boeren werkten.

Bron 3a
Bron 3b

4

Bron 5

In het jaar onzes heren 948, tijdens het feest van de verheffing van de heilige Bertijn, dat volgt op Allerheiligen, ben ik, Folcuin, die dit schrijft, door mijn vader Folcuin en door mijn moeder Hieldala uit Lotharingen daarheen gebracht, aan de heilige Bertijn geschonken en tot monnik gemaakt. Zij het – o schande – slechts in uiterlijke zin.

Naar: (961 - 962). De Gesta van de abten van de abdij van Nijvel

© Koninklijke Bibliotheek van België, Ms. iv 111, fol. 17

©VANIN

← Miniatuur van de Meester van Jean Rolin uit Suso, H. (1455 - 1460), L’Horloge de sapience, Parijs. Een jonge monnik mag voor de eerste keer zijn witte monniksgewaad aantrekken (links bovenaan). Dat gebeurt in de kapittelzaal, de plaats waar de monniken vergaderen. De monnik bestudeert religieuze boeken in zijn cel, zijn kamer in de abdij (rechts bovenaan). In de refter worden tijdens het eten religieuze teksten voorgelezen (links onderaan). Ten slotte verschijnt de Wijsheid aan de monnik (rechts onderaan).

↓ Gratianus, Concordia Discordantium Canonum (Frankrijk, 13e eeuw).

Ouders brengen hun zoon naar de abdij. Een schenking van een kind aan een kloostergemeenschap was best duur. De ouders moesten betalen voor de opvoeding die hun kind in de abdijschool zou krijgen. Na de opleiding werd het kind als monnik of non opgenomen in het klooster.

Bron

Bron 6

Koningin Clotilde smeekte haar man Clovis zich te bekeren tot het christendom en zijn eigen goden af te zweren. Clovis weigerde tot op de dag dat er een oorlog uitbrak tegen de Alemannen, een ander Germaans volk. Toen beide legers slaags raakten, liep het uit op een grote slachting en het zag ernaar uit dat het leger van Clovis in de pan gehakt zou worden. Toen Clovis dit zag, richtte hij zijn blik naar de hemel. Zijn ogen vulden zich met tranen toen hij sprak: ‘Jezus Christus, mijn vrouw Clotilde beweert dat U de zoon bent van God, en er wordt verteld dat U degenen helpt die in nood verkeren en de overwinning schenkt aan hen die op U vertrouwen. Ik vraag U om hulp. Wanneer U mij de overwinning laat behalen, zal ik in U geloven en me laten dopen. Mijn eigen goden helpen me niet waardoor ik niet geloof dat zij enige macht hebben.’ Bijna op hetzelfde moment draaiden de Alemannen zich om en sloegen ze op de vlucht. Toen de Alemannen zagen dat hun eigen koning gedood werd, onderwierpen ze zich aan Clovis.

Bisschop Remigius en Clovis bereidden daarop de doop voor, maar er was nog één obstakel. Clovis dacht niet dat hij zijn krijgers ook zou kunnen overtuigen zich ook te laten dopen en daarbij hun eigen goden op te geven. Clovis beloofde aan Remigius dat hij zijn krijgers zou proberen te overtuigen tijdens een bijeenkomst, maar nog voor hij dit kon doen, was de almachtige God hem al voor geweest. Clovis’ krijgers riepen tijdens de bijeenkomst eensgezind: ‘Wij geven onze goden op en we zijn bereid de onsterfelijke God van bisschop Remigius te volgen!’ Vervolgens werd Clovis gedoopt en met hem meer dan drieduizend krijgers.

Naar: Gregorius van Tours. Historia Francorum.

Gregorius van Tours leefde tussen ca. 538 en 594 en was vanaf 573 bisschop van Tours, een stad in het Frankische rijk. Als bisschop schreef hij de Historia Francorum, een beschrijving van de geschiedenis van de Frankische koningen. Gregorius schreef vooral over Clovis, ook al had hij die koning zelf nooit gekend. Clovis bekeerde zich rond het jaar 500 en Gregorius leefde in de tijd van Clovis’ kleinkinderen. Het is onduidelijk welke bronnen Gregorius gebruikte om zijn Historia vorm te geven. Toch is dit een van de weinige geschreven bronnen over de geschiedenis van de Franken.

©VANIN

Zelfevaluatie

• Ik beantwoord een historische vraag op basis van historische bronnen en doorloop daarbij de vier stappen van de bronnenstudie.

• Ik leid uit bronnen af op welke verschillende manieren het christendom verspreid werd.

• Ik omschrijf het belang van de verschillende stappen in de samenwerking tussen wereldlijke en geestelijke macht in het Frankische rijk.

Uitbreiding: De Karolingische renaissance 6

Zoals je al zag in les 3, streefde Karel de Grote naar één rijk met één geloof en één sterke vorst, vergelijkbaar met de keizers van het West-Romeinse rijk. Karel voerde daarom culturele hervormingen door. Zo liet hij klooster- en hofscholen oprichten waar sommige jongens werden opgeleid om later als geestelijken dezelfde christelijke boodschap te verkondigen. In al die scholen kwam dezelfde leerstof, gebaseerd op de Romeinse leervakken, aan bod: grammatica, klassieke teksten, christelijke leer, wiskunde, muziek … Om alle informatie zo efficiënt mogelijk te verspreiden werden schrijfzalen ingericht waar geestelijken zo veel mogelijk belangrijke boeken met de hand overschreven. Die boeken werden verspreid over de verschillende kloosters. Voor het gemak werd een lettertype ontwikkeld dat overal werd toegepast en aangeleerd.

Die hervormingen staan bekend als de Karolingische renaissance: het was immers een poging om de ideeën en de kennis van de klassieke oudheid ‘opnieuw geboren te laten worden’. Net als in de klooster- en hofscholen wilde men ook in de bouwkunst de voorbeelden uit de Romeinse en Griekse tijd weer tot leven brengen. Een bekend voorbeeld is de Paltskapel in Aken.

Historici zijn het er niet helemaal over eens of de hervormingen van Karel de Grote echt het etiket ‘renaissance’ verdienen. Zo wordt de impact en de omvang ervan weleens in twijfel getrokken: enkel de elite (adel en geestelijken) profiteerde ervan. Bovendien lijken slechts enkele gebieden (zoals de regio rond Aken) echt beïnvloed te zijn geweest door de hervormingen. Na de dood van Karel in 814 zouden de hervormingen ook snel verloren zijn gegaan.

Andere historici zien in deze periode dan weer de échte doorbraak van de middeleeuwen. Door de rust die Karel de Grote bracht en door zijn interesse in de klassieke cultuur, stond hij aan de wieg van de westerse culturele tradities die we vandaag nog kennen. De samensmelting van klassieke en christelijke tradities kende onder Karel een echte start.

Opdrachten

1 Geef vanuit de lestekst de verklaring voor de term ‘Karolingische renaissance’ en noem er minstens drie kenmerken van.

2 Zoek online op welke periodes in de geschiedenis nog de naam ‘renaissance’ hebben gekregen.

a Wat hebben die periodes gemeen met elkaar?

b Welke van die periodes vallen in de middeleeuwen? Wat zegt dat over dit tijdvak? Strookt dat met het beeld van de ‘donkere’ middeleeuwen?

c Geef één argument voor en één tegen het gebruik van de naam ‘renaissance’ voor de Karolingische periode (8e eeuw - 9e eeuw).

3 Ga aan de slag met het lied van France Gall in bron 1.

a Vertaal het liedje eventueel tijdens de les Frans.

b Vinden France Gall en de zingende kinderen het leuk dat Karel de Grote de school heeft uitgevonden? Waarom wel of niet?

4 Waarom kun je bron 2 beschouwen als een voorbeeld van de Karolingische renaissance? 12

5 Lees bron 3a en b.

a Zoek online op welke hervormingen Karel de Grote precies uitvoerde op het vlak van schrift en onderwijs.

b Denk zelf goed na en vorm je eigen mening. Als een periode van bloei enkel ten goede komt aan een beperkt deel van de bevolking, is het dan ook echt een bloeiperiode?

Bron 1

← France Gall (1947 - 2018) was een Franse artieste die in de jaren zestig van de vorige eeuw bekend werd. Het liedje Sacré Charlemagne dateert van 1964. De meeste Franstaligen kennen het liedje uit het hoofd. Ze leren het vaak aan op school.

↑ Beluister het lied.

Bron 2

Hedendaagse reconstructietekening van de Paltskapel in Aken.

Bron 3a

De Karolingische hervormingen, vooral op het gebied van schrift en onderwijs, legden de basis voor veel van wat wij begrijpen als de middeleeuwse Europese cultuur.

Naar: McKitterick, R. (1989). The Carolingians and the written word. Cambridge University Press.

Bron 3b

De term 'renaissance' geeft vaak de misleidende indruk van een culturele bloei die vergelijkbaar is met die van latere eeuwen. In de vroege Middeleeuwen waren intellectuele en artistieke vorderingen voornamelijk beperkt tot de kerk en kloosters, met weinig verbinding met de bredere maatschappelijke en economische structuren.

Naar: Le Goff, J. (2003). L'Europe est-elle née au Moyen Âge? Seuil.

Zelfevaluatie

• Ik verklaar met behulp van verschillende bronnen de term ‘Karolingische renaissance’ en geef er enkele kenmerken bij.

• Ik reflecteer over de voor- en tegenargumenten van de term ‘renaissance’ tijdens de Karolingische periode.

Samenvattend schema

©VANIN

DE VROEGE MIDDELEEUWEN

scharnierjaar start middeleeuwen: ca. 500

BREUK

–einde West-Romeinse rijk door intern verval en externe druk Germanen

–vorming van Germaanse koninkrijken

TERRITORIAAL POLITIEK

CONTINUÏTEIT

–Oost-Romeinse rijk leeft verder in Byzantijnse rijk tot 15e eeuw.

–Romeinse tradities en cultuur leven verder in Germaanse koninkrijken.

FRANKISCHE RIJK

het Frankische koningschap

Merovingers (5e - 8e eeuw)

belangrijkste vorst = Clovis (ca. 500)

–onderwerping Frankische krijgsheren en steun Gallo-Romeinse aristocratie

–samenwerking politiek en geloof (doopsel)

–Germaanse erftraditie: versnippering Frankische rijk –vermenging Germaanse, Romeinse en christelijke tradities

Hofmeiers (7e - 8e eeuw)

–militaire en politieke macht (Karel Martel en Pepijn de Korte)

–ca. 750: Pepijn wordt koning met steun van de paus van Rome

Karolingers (8e - 10e eeuw) belangrijkste vorst = Karel de Grote (ca. 800)

–territoriale expansie Frankische rijk

–centralisatiepolitiek: één rijk, één leider, één wet, één godsdienst, één munt

–verbond politiek en geloof: verplicht christendom –800: keizerskroning

gelaagde samenleving

–vazalliteit: persoonlijke band tussen koning en vazallen –domeinen: heren en horige boeren –zelfstandige boeren

©VANIN

ECONOMISCH

SOCIAAL CULTUREEL

verspreiding christendom agrarische samenleving

–missionering –kloosterstichtingen

–band tussen koning en paus

bekeringswerk missionarissen

Germaanse feesten christelijke betekenis

economische, sociale en culturele functie

KERSTENING VAN HEIDENEN

stichting kloosters en abdijen

afgodenbeelden vervangen door heiligen

samenwerking Germaanse koningen en kerk

doopsel Clovis = start van eeuwenlange samenwerking wereldlijke en geestelijke macht

Historisch denken

Historische begrippen

Je leerde in de eerste graad en in het vorige hoofdstuk al volgende historische begrippen: ambtenaar, christendom, dynastie, geldeconomie, handel, handelaar, keizer, klooster, koning, landbouw, migratie , monarch, monarchie , ongelijkheid, oorlog, slavernij, staatsgodsdienst, vrede.

In dit hoofdstuk leerde je de volgende historische begrippen:

• cultureel: abdij, abt, arianisme, bekering, bisschop, concilie, dopen, geestelijke, geestelijke macht, gewoonte , godsdienst, heiden, heilige, Katholieke Kerk, kerk, kerstening, missionaris, paus, reliek, renaissance, traditie , voertaal, wiskunde

• economisch: domein, muntstelsel, onderwijs

• politiek: bestuurlijke organisatie , bestuurstaal, centralisatie , cesaropapie, codex, expansie, gewoonterecht, gouw, gouwgraaf, graaf, hertog, hofmeier, koninkrijk, leenheer, macht, rechtspraak , staat, staatsvorming, vazal, vazalliteit, verbrokkeling, verovering, vorst, wereldlijke macht, wetgeving, zendgraaf

• sociaal: adel, bevolkingsgroei, eenheid, gelaagde samenleving, geweld, heer, horige, klimaatverandering, nomadisch, (on)vrijheid

Structuurbegrippen

Je gebruikte in dit hoofdstuk ook de volgende structuurbegrippen: breuk en continuïteit, perspectief, scharniermoment en beeldvorming.

Zelfevaluatie

©VANIN

Gebruik bij het studeren van dit hoofdstuk de leerdoelen aan het einde van elke les of bekijk op iDiddit welke doelen je leerkracht voor jou heeft geselecteerd.

China, het rijk van het midden

Schilderij met waterverf, gemaakt tijdens de Ming-dynastie, ca. 1500, China. Op het schilderij zien we een keizer met vrouwen aan het hof. De Ming-dynastie was van de 14e tot de 17e eeuw aan de macht. Dat is dus tot een flink eind in de vroegmoderne tijd. De 15e eeuw was voor China dus geen scharniermoment.

In deze doorloper ga je op zoek naar antwoorden op deze drie historische vragen:

1

2

3

Wat waren de kenmerken van de Chinese samenleving tijdens de middeleeuwen?

Hoe stond China in contact met het Westen?

Welke rol speelde China de voorbije twee millennia in de wereldhandel?

Wat waren de kenmerken van de Chinese samenleving tijdens de middeleeuwen? 1

Europa bevond zich in de middeleeuwen eerder in de periferie van de wereldeconomie. De grootste en rijkste steden, de indrukwekkendste kunst en de machtigste heersers vond je in die periode op andere continenten. In deze doorloper reis je naar China of ‘het rijk van het midden’, zoals de Chinezen hun rijk zelf noemden. Zo zie je maar weer hoe geschiedenis altijd een kwestie van perspectief is.

Wil je meer weten over de Chinese samenleving tijdens de middeleeuwen? Lees dan de lestekst op iDiddit.

Opdrachten

©VANIN

1 Bekijk de Chinese tijdlijn in bron 1.

a Op welke manier delen Chinezen hun geschiedenis in? Waarom zou een gelijkaardige indeling voor de Europese geschiedenis niet mogelijk zijn?

b Wat kun je op basis van de tijdlijn zeggen over de territoriale eenheid van China in de periode 618 - 1234?

c Net als in de Europese vroege middeleeuwen bedreigden invallen van buurvolkeren het rijk geregeld. Welk volk veroverde in de volle middeleeuwen heel China? Welke dynastie komt overeen met die vreemde overheersing?

2 Bestudeer kaart 1 en 2 op p. 57.

a Is het huidige China groter of kleiner dan het Chinese rijk uit de middeleeuwen? Maak indien nodig gebruik van de kaart uit je Histokit.

b Was er tijdens de middeleeuwen sprake van territoriale continuïteit of van verandering?

c De Chinese Muur werd versterkt en uitgebreid onder de Ming-dynastie. Verklaar op basis van kaart 2 en de tijdlijn (bron 1) waarom die keizers dat nodig vonden.

d Zoek op een hedendaagse kaart van China waar de Tibetanen en de Oeigoeren wonen. Beide volkeren behoren vandaag tot China, maar worden gediscrimineerd en vaak onderdrukt. Hoe verklaar je hun minderwaardige positie historisch? Gebruik structuurbegrippen in je antwoord.

3 Bekijk bron 2 tot en met 5. Vergelijk ze eventueel met de bronnen in hoofdstuk 2 en 4. Toon aan dat China in de middeleeuwen economisch en technologisch sneller ontwikkelde dan de westerse samenlevingen.

Bron 1: Chinese tijdlijn

©VANIN

ZUIDELIJKE EN NOORDELIJKE DYNASTIEËN

Het Chinese jaar 1 begint bij de eerste Chinese keizer.

eenmaking van China onder Qin-dynastie

1206: begin Mongoolse veroveringen

1279: Mongolen veroveren China.

1294: einde Mongoolse eenheidsrijk

De jaartallen op de tijdlijn werden aangepast aan onze westerse tijdrekening om verwarring te vermijden. In de Chinese jaartelling werden de jaren bepaald volgens de periodes van de heersende dynastieën. Het westerse jaar 1370 zou in China dus omschreven worden als het 3e jaar van de heerschappij van keizer Zhu Yuanzhang van de Ming-dynastie. Daarnaast lieten sommige Chinezen hun jaartelling beginnen vanaf ons jaar 2698 v.C. Dat was het Chinese jaar 1. Tegenwoordig wordt die jaartelling niet vaak meer gebruikt.

Kaart 1: Het Chinese rijk tussen ca. 600 en ca. 1650

Kaart 2: De Chinese steden in de Ming-dynastie (14e - 17e eeuw)

JIN-DYNASTIE

© Imageselect / N/A / Purebudget

Chinese magiërs in de Han-dynastie (3e eeuw) gebruikten een kompas (dat leek op een lepel) om de windrichtingen aan te wijzen. Het kompas werd oorspronkelijk gebruikt bij de bouw van een huis omdat de voordeur aan de zuidzijde moest staan: volgens het Chinese volksgeloof zorgde dat voor goede energie.

Dit exemplaar van de boeddhistische Diamantsoetra stamt uit 868. Het is het eerste gedrukte boek dat compleet bewaard is gebleven. Zowel de techniek van het boekdrukken als het papier waarop gedrukt werd, zijn Chinese uitvindingen.

Een bom met het explosieve mengsel buskruit wordt op een groep Japanse samoeraikrijgers geworpen tijdens de Mongoolse invasie van Japan in 1281. Buskruit werd voor het eerst beschreven in een Chinese militaire encyclopedie in het midden van de 11e eeuw. De introductie ervan zorgde voor grote veranderingen in de oorlogsvoering. Toen het aan het einde van de middeleeuwen ook in Europa gebruikt werd, was dat daar ook het geval.

©VANIN

← Hofdames verwerken pasgeweven zijde (ca. 750). In het middeleeuwse China ontstonden ateliers waar loonarbeiders producten als zijde, porselein, papier of gietijzer vervaardigden. De arbeiders waren elk opgeleid voor een deel van het productieproces en werkten zo samen. Die manier van werken zien we vandaag nog altijd in fabrieken.

Bron 2
Bron 4
Bron 5
Bron 3
© Alamy / Imageselect / Pictures From History, CPA Media Pte Ltd

Hoe stond China in contact met het Westen?

Hoewel China en Europa duizenden kilometers van elkaar verwijderd liggen, waren er tijdens de middeleeuwen toch contacten tussen beide samenlevingen. Hoe verliepen die?

©VANIN

Opdrachten

1 Bestudeer kaart 1 op p. 60 met de juiste kijkstrategie.

a Was de zijderoute een lokaal, regionaal of internationaal netwerk? Argumenteer.

b Lag de zijderoute in de continentale of in de maritieme ruimte? Argumenteer.

c In welke westerse tijdvakken kun je de zijderoute situeren?

d Toon aan dat de term ‘zijderoute’ niet helemaal gepast is.

e Welke interculturele contacten ontstonden er dankzij dit handelsnetwerk?

2 Lees bron 1 en 2. Vergelijk beide bronnen aan de hand van de vier stappen van de bronnenkritiek. Eindig je onderzoek met een antwoord op de vraag welk beeld beide auteurs hadden van het Westen.

3 Lees bron 3 en 4.

a Som enkele misverstanden op die in reisverslagen naar verre bestemmingen met andere culturen opdoken.

b Hoe kun je het ontstaan van zulke denkfouten verklaren? Som enkele redenen op die kunnen hebben meegespeeld.

Bron 1

‘De landen achter de horizon en van alle uiteinden van de aarde zijn allemaal onderdanen geworden. De meest westelijke van de westelijke landen of het meest noordelijk van de noordelijke landen, hoe ver ze ook zijn, die afstanden en routes zijn te berekenen. Dus de barbaren van overzees, hoewel hun land werkelijk ver weg is, zijn naar het hof gekomen met kostbare voorwerpen en geschenken. De keizer, die hun loyaliteit en oprechtheid goedkeurt, beval ons [Zheng He] aan het hoofd van enkele tienduizenden troepen om met meer dan honderd grote schepen op reis te gaan. Zo kunnen we geschenken geven om de verheven kracht van de keizer te tonen aan verre mensen.’

Zheng He (1371 - 1433) was een moslim uit Kunyang, in het uiterste westen van China. Dat gebied werd in zijn jeugd door de Chinezen van de Ming-dynastie veroverd. Daarna maakte Zheng He carrière in het Chinese leger en werd zelfs een vertrouweling van de keizer. Tussen 1405 en 1433 ondernam hij zeven expedities naar het huidige India en Afrika om de westelijke zeeën te verkennen en nieuwe handelsrelaties aan te gaan. Na de expedities van Zheng He verloren de keizers hun interesse in het buitenland en plooiden ze terug op zichzelf.

Bron 2

‘En vanaf die plek kwamen we naar de stad Genua, om daar de winter door te brengen. En toen we daar aankwamen, zagen we een tuin die op het paradijs leek; de winter was niet [te] koud en de zomer is niet [te] heet. Daarin is het hele jaar door groen blad te vinden, en bomen waarvan de bladeren niet vallen en die niet van hun vruchten zijn ontdaan. Er is in de stad een soort wijnstok die zeven keer per jaar druiven oplevert, maar de mensen drukken er geen wijn uit.’

Vertaling en bewerking van Rabban Bar Sauma, uit: Wallis Budge, E.A. (1926). The Monk of Kubai Khan. The Religious Track Society.

©VANIN

Rabban Bar Sauma (1220 - 1294) was een Chinese christelijke monnik uit Peking die als diplomaat zowel Byzantium, Jeruzalem en Rome als Frankrijk en Engeland bezocht.

Kaart 1: De wereldhandel over de zijderoutes (1e - 11e eeuw)

De zijderoute was geen route, maar een netwerk van handelsroutes die Europa, het Midden-Oosten en Azië met elkaar verbonden. Tijdens de middeleeuwen werden die routes gebruikt om goederen zoals zijde, specerijen, edelstenen en porselein te verhandelen tussen China, het Byzantijnse rijk en de Arabische rijken. Naast goederen verspreidden zich via die wegen ook ideeën, technologieën en ziektes, zoals de pest. Karavanen met handelaren doorkruisten woestijnen en bergen, terwijl steden en havens langs de route, zoals Samarkand en Bagdad, uitgroeiden tot bloeiende handelscentra.

Bron 3

‘Overal werd de horizon meer verruimd. In China hadden havensteden als Kanton (Guangzhou) lange tijd gefungeerd als vensters naar de wereld in Zuid-Azië. Dergelijke grote handelscentra waren bekend bij Perzische handelaren, Arabische geografen en moslimreizigers (…). De handelsbetrekkingen en het onderlinge verkeer waren van dien aard dat ook de moderne Chinese taal nog altijd veel voorbeelden kent van uit het Perzisch en het Arabisch overgenomen woorden en uitdrukkingen. China’s kennis van de buitenwereld was aan de andere kant beperkt en incompleet zoals blijkt uit een tekst die begin 13e eeuw werd geschreven door een keizerlijke functionaris die belast was met de buitenlandse handel in Kanton (Zuid-China). (…) Maar het verslag staat bol van de onnauwkeurigheden en halfmystieke overtuigingen. Zo herbergde Mekka niet het huis van de Boeddha en was het ook niet de plaats waar boeddhisten één keer per jaar op bedevaart gingen; er bestond geen land waar vrouwen ‘zich voortplantten door zich [letterlijk] bloot te stellen aan de stormkracht van de zuidenwind’. Meloenen in Spanje hadden geen diameter van bijna twee meter en konden zeker niet minimaal twintig man voeden; en Europese schapen werden niet zo groot als een volwassen man, werden niet elk voorjaar opengesneden om er kilo’s vet uit te halen om dan weer dichtgenaaid te worden.’

Uit: Frankopan, P. (2019). De zijderoutes. Spectrum.

Frankopan is een hedendaagse Duitse historicus die wereldwijd bekendstaat om zijn onderzoekswerk naar de zijderoutes.

Bron 4

©VANIN

Marco Polo's route is, zodra hij Perzië achter zich heeft, moeilijk na te volgen. Marco Polo komt nergens in Chinese bronnen voor. Vele Chinese plaats- en eigennamen uit het reisverslag zijn bovendien niet thuis te brengen en vermeld in het Perzisch. Het is mogelijk dat dit de taal was die vreemdelingen in het Mongolenrijk gebruikten, maar het is onbegrijpelijk dat Marco Polo er niet in slaagde tijdens zijn jarenlange dienst bij de Mongolen ook maar een paar Mongoolse of Chinese woorden op te pikken. Maar het meest verbaast wat hij niét vertelt: Marco Polo zegt niets over theehuizen of thee, over het Chinese schrift, over het afbinden van vrouwenvoeten, en, het verbazingwekkendste van alles, hij zegt niets over de Chinese Muur. (…) In de manier waarop Marco Polo's boek is ontstaan en geschreven zitten ook een paar elementen die het moeilijk maken de betrouwbaarheid ervan te beoordelen. Volgens de proloog liet Marco Polo zijn verhaal in de gevangenis opschrijven door Rustichello van Pisa. Het is niet bekend hoe dat proces verlopen is. Onbekend is bijvoorbeeld of Marco Polo uit het hoofd vertelde, of aan de hand van aantekeningen. Er lijken bovendien aanwijzingen te zijn dat de tekst niet in één ruk geschreven werd. Misschien waren er meer schrijvers bij het boek betrokken, Marco Polo zelf of anderen. Een bijkomende complicatie is, dat de oorspronkelijke tekst niet is overgeleverd. De tekst die het dichtst bij het origineel staat, is waarschijnlijk een verkorte versie. Van lang niet alle toevoegingen en details in latere versies is duidelijk of ze van Marco Polo en zijn schrijver stammen, of van latere kopiisten.

Naar: Strijbosch, C. (1998). ‘Niets dan de waarheid? De reisverhalen van Brandaan en Marco Polo.’ Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde.

Marco Polo was een Venetiaanse ontdekkingsreiziger die in de 13e eeuw naar China reisde en lang in dienst was van de Mongoolse keizer Koeblai Khan. In zijn boek Il Milione beschreef hij de wonderen die hij zag, zoals papiergeld, steenkool als brandstof, een efficiënt postnetwerk en gigantische steden zoals Hangzhou. Hij sprak ook over exotische dieren zoals neushoorns (die hij ‘eenhoorns’ noemde) en de enorme rijkdom van het keizerlijk hof. Zijn verhalen klonken voor Europeanen als fantasie. Er is nog steeds discussie tussen historici over de betrouwbaarheid van zijn verslag.

Welke rol speelde China de voorbije twee millennia in de wereldhandel?

Vandaag heeft China het imago van een machtig land met een grote economie. Maar welke rol speelde China in de afgelopen eeuwen in de wereldhandel? Had China een voorsprong op West-Europa of was het omgekeerd?

Opdrachten

1 Bestudeer de tabellen en de grafiek bij bron 1a tot en met d. Los de vragen op.

a Vergelijk het aandeel in de wereldeconomie tussen West-Europa en Azië rond het jaar 1000. Welke evolutie merk je op in het daaropvolgende millennium? Gebruik de structuurbegrippen ‘centrum’ en ‘periferie’ in je antwoord.

b China telde de voorbije twee millennia duidelijk meer inwoners dan West-Europa. Toch is een opvallende sprong merkbaar in de rijkdom en de verstedelijking in West-Europa, die in China eeuwenlang ontbreekt. Hoe link je de groei van de steden en de welvaartsstijging met elkaar?

2 Bekijk bron 2 en kaart 1 op p. 64. Op het einde van de 15e eeuw verkenden Portugese en Spaanse ontdekkingsreizigers de kusten van Afrika en Amerika. De handelsposten en kolonies die ze in die continenten stichtten, brachten een enorme groei in de wereldhandel teweeg en bezorgden Europese ondernemers en landen eeuwenlang enorme winsten. Vergelijk deze politiek met die van de Chinese keizers in dezelfde periode. Toon aan dat de politieke keuzes die een staatshoofd maakt beslissend kunnen zijn voor de economische toekomst van een land.

3 Waarom wordt in het filmpje uit bron 3 gesproken over een nieuwe zijderoute? Welke verschillen merk je met de oude zijderoute?

4 Bekijk bron 4. Hoe sterk staat China’s economie vandaag in vergelijking met Europa?

Bron 1a: Procentueel aandeel van de wereldeconomie

Bron 1b: Bevolkingsgroei in China en West-Europa

Bron 1c: Verstedelijking in China en West-Europa

Bron 1d: Aandeel in totale geldwaarde (BBP) per inwoner in China en West-Europa

jaarinkomen

©VANIN

* percentage bevolking in steden van minstens 10.000 inwoners

Bron 2

Het is moeilijk om cijfers uit verschillende periodes en landen met elkaar te vergelijken. Het gaat hier hoofdzakelijk om schattingen. We moeten dan ook kritisch staan tegenover het cijfermateriaal.

Tabellen en grafiek: A. Maddison, The World Economy: Volume 1: A Millennial Perspective and Volume 2: Historical Statistics. Parijs, Development Centre Studies, OECD Publishing, 2006. https://doi.org/10.1787/9789264022621-en

← Zheng He was een Chinese admiraal en ontdekkingsreiziger die werkte in opdracht van de Ming-keizers. Hij is vooral bekend om zijn zeven grote zee-expedities tussen 1405 en 1433. Hij voer met gigantische vloten naar Zuidoost-Azië, India, het Midden-Oosten en zelfs de oostkust van Afrika om de diplomatieke relaties en handel te bevorderen. Zheng He bracht exotische schatten en dieren zoals giraffen terug naar China.

Kaart 1: De expedities van Zheng He

©VANIN

De expedities van Zheng He kwamen in 1433 tot een einde. Door nieuwe dreigingen van de Mongolen verschoof de aandacht van de Ming-keizers naar de verdediging van de noordgrens en de bouw van de Chinese Muur. Latere Chinese keizers kozen in de eeuwen erop voor een nieuwe economische politiek, die neerkwam op een beperking van de buitenlandse handel en scheepvaart. China’s dominantie op zee verdween.

Bron 3: De nieuwe zijderoute

Bekijk het filmpje.

Bron 4

China is de belangrijkste locomotief van de wereldeconomie, in 2023 goed voor 35 % van de totale economische groei. Azië zorgde dat jaar voor 70 % van de groei.

Thailand

Maleisië

Filipijnen

Vietnam

Japan

Bangladesh andere landen

AANDEEL VAN DE WERELDWIJDE GROEI IN 2023

en de Stille Oceaan

Bron: IMF. (april 2023). World Economic Outlook.

De Arabische wereld tijdens de vroege en hoge middeleeuwen

Illustratie in een Arabisch handschrift over filosofie, Bagdad, 1237. Op deze Arabische illustratie uit de middeleeuwen zie je de Griekse filosoof Aristoteles. Tijdens de vroege middeleeuwen raakte de kennis van wetenschappers en filosofen uit de oudheid vergeten in de westerse wereld, maar in het Arabische rijk bezat men die kennis nog wel. Dat Arabische rijk kreeg vorm in de middeleeuwen. De islam, een nieuwe monotheïstische godsdienst, speelde daarin een belangrijke rol.

In dit hoofdstuk bestudeer je de kenmerken van de Arabische samenleving tijdens de hoge middeleeuwen.

2 3 4 5 6 1

Het ontstaan van de islam en het Arabische rijk (7e eeuw)

Expansie en verdeeldheid van het Arabische rijk (7e - 12e eeuw)

De kenmerken van het Arabische rijk (7e - 12e eeuw)

Het belang van de Arabische wetenschappen

Het Arabische wereldbeeld (ca. 1000)

Uitbreiding: De Arabische kunst

Imageselect / N/A / Album / Oronoz

Wat weet je al?

In Sapiens 2 maakte je kennis met de Macedonische veldheer Alexander de Grote (4e eeuw v.C.). Wat weet je nog over zijn veroveringen en het verband met het hellenisme?

Bekijk de reconstructietekening (bron 1). Welk belang had het hellenisme voor de veroverde gebieden?

Miniatuur uit Siyer-i Nabi (Leven van de Profeet), Ottomaanse school, 16e eeuw. De veertigjarige profeet Mohammed kreeg volgens de islamitische overlevering nabij Mekka een goddelijke boodschap van de aartsengel Gabriel.

Bron 1

Anonieme kunstenaar, Mohammed zegent in Medina zijn volgelingen die een moskee bouwden, ca 1425 De islamitische jaartelling begint in 622 met de hidjra of migratie van de profeet Mohammed uit zijn geboorteplaats Mekka naar Jatrib (Medina).

ARABIË: NOMADISCHE CLANS

©VANIN

LEVEN VAN PROFEET MOHAMMED ontstaan Arabische rijk en islam DYNASTIE OMAJJADEN uitbreiding Arabische 622

← Franse reconstructietekening van het Mouseion in Alexandrië, 10e eeuw.

EERSTE KALIEFEN uitbreiding Arabische rijk

Situeren in tijd II

Wetenschappers tijdens Abbasiden-dynastie, 9e eeuw De kaliefen van de Abbasiden focusten zich niet meer op oorlog en expansie, maar op cultuur en wetenschappen, en in het bijzonder op de islam. Ondanks de culturele bloei in de 9e en 10e eeuw raakte het Arabische rijk politiek in verval.

Internationaal handelsnet van de Arabieren (8e - 12e eeuw). Rond 1000 hadden de Arabieren een wereldwijd handelsnetwerk uitgebouwd. Bagdad werd het economische centrum.

©VANIN

DYNASTIE ABBASIDEN

economische groei wetenschappen belang islam

Omajjaden-moskee, La Mezquita, in Cordoba, Andalusië, Spanje, 8e eeuw. Deze moskee werd in 710 gebouwd onder de dynastie van de Omajjaden. Zij breidden het Arabische rijk westwaarts uit, tot het ook het grootste deel van het huidige Portugal en Spanje (Andalusië) omvatte.

ARABISCHE RIJK VALT UITEEN IN DRIE KALIFATEN
CULTURELE BLOEI
ca. 750
ca. 900
ca. 1200
C
D E

Op onderzoek III

Het ontstaan van de islam en het Arabische rijk (7e eeuw)

1 ©VANIN

Vandaag is de islam een wereldgodsdienst en bestaan er tal van Arabische staten. In deze les bestudeer je wanneer de islam ontstond en hoe het proces van de Arabische staatsvorming begon.

1.1 Het Arabisch Schiereiland vóór de islam (tot de 7e eeuw)

In de 6e en 7e eeuw werd het Arabisch Schiereiland bevolkt door Arabische volkeren, en dat was toen al eeuwen zo. De meeste van die volkeren leefden nomadisch in een los verband met elkaar. Ze hadden elk hun eigen tradities en regels. Van een groot rijk met een centraal bestuur was er geen sprake.

Enkele oases, waar de karavanen halt hielden, groeiden uit tot steden, zoals bijvoorbeeld Mekka. Vooral aan de westkust van het schiereiland werd aan landbouw gedaan. Daar werden dadelpalmen en graan verbouwd. Wat de Arabische volkeren verbond, was hun taal: ze spraken allemaal Arabisch. Ze vereerden meerdere goden. In Mekka bevond zich een zwarte steen, de Ka’aba, die een populair pelgrimsoord voor veel Arabieren was.

1.2 Het ontstaan van de islam

In de 6e eeuw nam het geloof in één god toe. De langzame tendens van polytheïsme naar monotheïsme werd versneld door het optreden van de profeet Mohammed in Mekka. Hij werd omstreeks 570 in Mekka geboren. Over zijn leven is weinig bekend. Volgens islamitische bronnen kreeg hij een boodschap van God, ‘Allah’ in het Arabisch, en was hij uitverkoren om die boodschap te verspreiden. Zijn volgelingen schreven de verzen uit de verschillende visioenen van de profeet Mohammed letterlijk neer. Die werden achteraf gebundeld in de Koran.

De profeet was niet zo populair bij de polytheïsten van Mekka. Die vreesden dat hun commerciële activiteiten rond de Ka’aba in elkaar zouden storten bij een doorbraak van het monotheïsme. Omdat de profeet persoonlijk bedreigd werd, emigreerde hij in 622 naar de stad Jatrib, waar de inwoners hem wel gunstig gezind waren. Jatrib werd omgedoopt tot Medina, wat staat voor ‘de stad van de profeet’. Het jaar 622 werd daarom later vastgelegd als het eerste jaar van de islamitische tijdrekening.

1.3 Het ontstaan van het Arabische rijk

In Medina kreeg de oemma, de eerste islamitische gemeenschap, vorm. Mekka, waar de profeet zijn boodschap had ontvangen en waar zich de Ka’aba bevond, werd veroverd door islamitische strijders. Steeds meer Arabieren begonnen de Koran te volgen.

De islam zorgde geleidelijk voor politieke eenheid in het Arabisch Schiereiland waardoor je voor het eerst van een ‘Arabisch rijk’ kon spreken. De verschillende tradities werden gaandeweg vervangen door één islamitische wet, de sharia. Er kwam ook steeds meer respect voor de islamitische leider: eerst Mohammed, en later zijn opvolgers. Het individu en de familie werden belangrijker dan de clan. Het Arabische rijk breidde zich in de eeuwen daarna verder uit tot een wereldrijk. Door de Arabische expansie werd ook de islam verder verspreid, een proces dat gelijktijdig liep met de verspreiding van het christendom in Europa.

Opdrachten

1 Bekijk het filmpje van bron 1 waarin je kennismaakt met het ontstaan van de islam.

a Maak voor de vier domeinen van de samenleving een vergelijking tussen de Arabische samenleving voor en na het ontstaan van de islam. Gebruik de lestekst als ondersteuning.

b Besluit of de islam een factor was die voor continuïteit of voor verandering zorgde.

2 In hoofdstuk 2 bestudeerde je de vorming van het Frankische rijk in West-Europa. Dat proces liep gelijktijdig met het ontstaan van het Arabische rijk. Vergelijk de kenmerken van beide rijken en noteer één gelijkenis en één verschil op het culturele (levensbeschouwelijke) en politieke domein.

Alamy

↑ Bekijk het filmpje.

Zelfevaluatie

• Ik beargumenteer voor de vier domeinen van de samenleving dat de islam ingrijpende veranderingen bracht in de Arabische samenleving.

• Ik vergelijk de vorming van het Arabische rijk in de vroege middeleeuwen met die van het Frankische rijk op politiek en cultureel (levensbeschouwelijk) vlak.

Bron 1: Ontstaan van de islam op het Arabisch Schiereiland

Expansie en verdeeldheid van het Arabische rijk (7e - 12e eeuw) 2

In Sapiens 1 en 2 heb je al enkele wereldrijken bestudeerd. Ze werden gevormd en uitgebreid maar raakten ook in verval. Dat was niet anders in de Arabische wereld. In deze les onderzoek je hoe de territoriale invulling van het Arabische rijk tijdens de vroege middeleeuwen verliep en welke rol de islam in dat proces speelde.

2.1 Religieuze breuk (7e eeuw)

Door het plotse overlijden van de profeet in 632 was zijn opvolging niet geregeld. Zijn schoonvader en belangrijkste vertrouweling, Abu Bakr, volgde hem op. Hij werd de eerste kalief. Een kalief was tegelijk de politieke en de religieuze leider van de islamitische oemma. Niet alle volgelingen konden zich verzoenen met Abu Bakr als opvolger. Een deel van hen gaf de voorkeur aan Ali, de schoonzoon van de profeet, en dus zijn opvolger in rechte lijn. Die opvolgingskwestie leidde tot een religieuze breuk of schisma binnen de islam tussen soennieten en sjiieten, een breuk die tot vandaag blijft bestaan.

De soennieten volgen naast de Koran ook de soenna of de ‘weg’ van de profeet. De soenna bevat een reeks islamitische leefregels voor een deugdzaam leven. De sjiieten volgen de Koran, maar niet de soenna. Beide groepen ontwikkelden eigen tradities. Soennieten mogen bijvoorbeeld de profeet niet afbeelden, uit ontzag voor hem. Voor sjiieten is dat geen taboe.

2.2 Expansie

Bij het overlijden van de profeet Mohammed (midden 7e eeuw) had bijna heel het Arabisch Schiereiland zich onderworpen aan de islam. De eerste kaliefen breidden het Arabische rijk in het noorden uit naar Palestina en het huidige Syrië, in het westen naar Egypte en in het oosten naar het Perzische rijk.

In de daaropvolgende eeuw (tot midden 8e eeuw) werd de imperialistische politiek voortgezet en veroverden de kaliefen van de dynastie van de Omajjaden westwaarts heel Noord-Afrika en het grootste deel van het Iberisch Schiereiland (het huidige Spanje en Portugal) en in het oosten het naburige Perzische rijk tot aan de Indus. Damascus was de hoofdstad van het rijk. Door de Arabische veroveringen werd de islam een toonaangevende godsdienst op drie continenten: Azië, Afrika en het Iberisch Schiereiland in Europa. Tijdens de dynastie van de Abbasiden (9e eeuw) stopte de expansie en werd Bagdad het centrum van het Arabische imperium.

2.3 Verdeeldheid

Rond het midden van de 10e eeuw viel het Arabische rijk uiteen in drie grote kalifaten: het kalifaat van Cordoba (in Zuid-Europa), dat van Fostat of Caïro (in Noord-Afrika) en dat van Bagdad (in Azië). Daarnaast ontstonden er kleinere rijkjes. Ondanks de territoriale verdeeldheid bleven de Arabische gebieden sterk met elkaar verbonden. De islam was de belangrijkste pijler van die eenheid. Maar ook de Arabische taal was een sterk bindmiddel. Ook in gebieden waar de voertaal geen Arabisch was, zoals bijvoorbeeld in Noord-Afrika en Perzië, las of reciteerde men de Koran in het Arabisch, de taal waarin de boodschap aan de profeet was verkondigd. Hoewel er door de eeuwen heen varianten ontstonden, zorgde ook de islamitische rechtspraak of sharia voor verbondenheid.

Opdrachten

1 Onderzoek de strekkingen die binnen de vroege islam ontstonden. Bestudeer bron 1 en 2.

a Lees bron 1 en bestudeer bron 2. Leg uit bij welke islamitische strekking de miniatuur thuishoort. Geef één argument.

b Religieuze strekkingen spelen een belangrijke rol in de huidige conflicten in het Midden-Oosten. Bekijk de actuele kaart met islamitische strekkingen. Leid af waarom Iran vandaag een wat aparte positie inneemt in de regio.

2 Bestudeer de territoriale ontwikkeling van het Arabische rijk aan de hand van kaart 1 op p. 72.

a Aan de hand van welke twee elementen kun je uit de kaart de verschillende uitbreidingen van het Arabische rijk aflezen?

b In de eerste graad leerde je het begrip ‘imperialisme’. Beargumenteer met behulp van de kaart waarom dat begrip voor de Arabische geschiedenis tijdens de vroege middeleeuwen vooral van toepassing was op de periode van de eerste kaliefen en van de Omajjaden.

c Beargumenteer waarom je het Arabische rijk ook een maritiem imperium kunt noemen.

3 Bestudeer de indeling in historische perioden voor de Arabische geschiedenis aan de hand van de tijdlijn op p. 66-67.

a Vergelijk ze met de West-Europese tijdlijn op p. 12-13. Onderzoek of je de periodisering van de westerse geschiedenis ook kunt toepassen op de Arabische geschiedenis. Gebruik twee argumenten in je antwoord en formuleer een conclusie.

b Leid uit de tijdlijn op p. 66-67 af wanneer de islamitische tijdrekening begon en besluit hoeveel eeuwen ‘jonger’ ze is dan de christelijke tijdrekening.

4 Onderzoek territoriale continuïteit en/of verandering rond de Middellandse Zee van de oudheid tot de middeleeuwen. Vergelijk daarvoor de kaart van het laat-Romeinse rijk op p. 30 met de kaart van de Arabische wereld op p. 72. Zoek één duidelijk voorbeeld van territoriale continuïteit en één van territoriale verandering.

De Ka’aba in Mekka is vandaag het belangrijkste pelgrimsoord in de islamitische wereld. Al voor het ontstaan van de islam was het een religieuze plek waar gelovigen naartoe kwamen.

Kaart 1: De Arabische wereld in de vroege middeleeuwen

↑ De Arabische woestijn strekt zich uit over bijna heel het Arabisch Schiereiland.

©VANIN

Bron 1

De soennieten en de sjiieten raakten verdeeld toen de profeet Mohammed in 632 overleed. De soennieten meenden dat de meest bekwame man onder de volgelingen van Mohammed hen moest leiden, de sjiieten vonden dat zijn schoonzoon en neef Ali dat moest doen. Mohammeds vriend en adviseur Abu Bakr werd als Eerste Kalief gekozen en werd de politieke en religieuze leider van de islam. De sjiieten, een minderheid, beschouwden echter Ali, de schoonzoon en neef van de profeet, en diens nageslacht als de enige rechtmatige erfgenamen van de profeet.

Naar: Historia. (7 februari 2024). Wat is het verschil tussen sjiieten en soennieten? historianet.nl

← Miniatuur uit de Siyer i-Nabi, Istanbul, 16e eeuw. Mohammed trekt met zijn volgelingen vanuit Medina terug naar Mekka. Deze tekening hoort bij een uitgebreide reeks tekeningen in een manuscript over het leven van Mohammed. Ze werden gemaakt in het Ottomaanse rijk in de 16e eeuw. Kijk hoe Mohammed staat afgebeeld. Kun je zelf bedenken hoe deze bron bewerkt werd, en waarom?

©VANIN

Zelfevaluatie

• Ik bewijs waarom het begrip ‘breuk’ van toepassing is op de vroege islam.

• Ik leid de veranderende territoriale invulling van het Arabische rijk tijdens de vroege middeleeuwen af uit een historische kaart.

• Ik beargumenteer waarom de West-Europese indeling in historische perioden op de tijdlijn niet voor de Arabische samenleving van toepassing is.

Bron 2

3

De kenmerken van het Arabische rijk (7e – 12e eeuw)

Machthebbers van uitgestrekte rijken doen er meestal alles aan om hun rijk goed te organiseren en zo de macht te behouden. Dat zag je in het vorige hoofdstuk al gebeuren bij de Byzantijnse keizer en bij Karel de Grote. In deze les onderzoek je welke middelen de kaliefen gebruikten om het immense Arabische rijk te besturen.

3.1 Politieke organisatie

De politieke macht was in handen van een kalief. Hij bestuurde het rijk, verdedigde het in oorlogstijd en zorgde voor het algemene welzijn in vredestijd. Daarnaast had hij ook de religieuze taak om de islam en de gelovigen te beschermen. Net als bij Karel de Grote en de Byzantijnse keizer waren politiek en godsdienst niet van elkaar gescheiden.

De eerste kaliefen werden nog verkozen en stonden dicht bij het volk. Zij waren meestal tolerant ten aanzien van joden en christenen. Vanaf de Omajjaden werden de kaliefen erfelijke vorsten of monarchen. Ze bestuurden als alleenheersers het Arabische rijk, vanuit Damascus. De kaliefen van de dynastie der Abbasiden vestigden hun hof in Bagdad. Zij maakten van die stad het politieke en godsdienstige centrum van het Arabische rijk.

3.2 Economisch knooppunt

Het Arabische rijk kende een bloeiende handel. Door hun veroveringen kregen de Arabische handelaars controle over de grote handelsroutes in Europa, Azië en Afrika. Via de vertakte zijderoutes over land en zee vervoerden handelaars producten van China en India tot in Noord-Europa en omgekeerd. Hun contacten reikten ook tot diep in Afrika, waar ze goud en slaafgemaakten vonden.

3.3

Culturele bloei

Naast een economische metropool werd Bagdad in de 9e eeuw ook het intellectuele centrum van de Arabische wereld. Het was een ontmoetingsplaats van geleerden uit alle windstreken. Arabische wetenschappers en filosofen verwerkten de oude kennis van onder meer de Grieken, Perzen en Indiërs en tilden die zelf tot een hoger niveau.

Hoewel de meerderheid van de inwoners van het Arabische rijk zich tot de islam bekeerde, bleven er minderheden van joden, christenen of andere religies bestaan. Als zij extra belastingen betaalden, konden ze hun godsdienst onverstoord behouden. Onder de Abbasiden werd bekering tot de islam dwingender en nam de onverdraagzaamheid toe. Ze voerden het Arabisch in als bestuurstaal in heel het rijk. Islamisering en Arabisering gingen hand in hand.

3.4

Sociale ongelijkheid

Op sociaal vlak waren er niet alleen religieuze minderheden, er was ook ongelijkheid. Zo ontwikkelde zich een rijke klasse van handelaars. Toen de Omajjaden Noord-Afrika veroverden, importeerden de Arabieren uit het Afrikaanse binnenland mensen die tot slaaf werden gemaakt. Vrouwen werden ingezet in het huishouden van welgestelde families en aan het hof, mannen deden het zwaardere werk in de landbouw of de nijverheid. De Arabische samenleving was dus net als de Frankische een gelaagde samenleving

Door de veelvuldige handelscontacten, met migraties tot gevolg, was de Arabische samenleving ook een multiculturele samenleving. Vooral in de steden bruiste het van de verschillende talen en culturen.

Opdrachten

1 Bestudeer de kenmerken van de Arabische samenleving aan de hand van bron 1 tot en met 4.

a Noteer voor elke bron bij welk maatschappelijk domein ze thuishoort en beargumenteer waarom je voor dat bepaald domein hebt gekozen.

b Welke informatie kun je per maatschappelijk domein uit de bronnen afleiden?

c Vergelijk je resultaten over het Arabische rijk met de hoofdkenmerken van het Frankische rijk in dezelfde periode.

d Vergelijk de verhouding tussen godsdienst en politieke macht in het Arabische rijk met de situatie in het Frankische rijk.

2 Bestudeer het belang van de hoofdstad Bagdad onder de Abbasiden. Bewijs met bron 2 en 3 dat het een belangrijk centrum was op drie verschillende maatschappelijke domeinen. Vul je antwoord eventueel aan met informatie uit de lestekst.

3 Bestudeer de handelsroutes die in Bagdad samenkwamen. Vergelijk de informatie uit bron 2 met kaart 1 op p. 72.

a Zoek de belangrijke handelsroutes die uit Bagdad vertrokken en in bron 2 worden beschreven op de kaart (ter info: Basra ligt ten zuiden van Bagdad en ten noorden van de Perzische Golf).

b Lees het kader historisch denken. Besluit waarom Bagdad in het centrum van de wereldhandel lag en het Frankische rijk in de periferie.

Historisch denken: centrum en periferie

Door de structuurbegrippen 'centrum' en 'periferie' te gebruiken kun je het belang en de invloed van een plaats of macht voor alle domeinen van de samenleving aanduiden. Een voorbeeld: Mekka, waar de islam ontstond, is tot vandaag het religieuze centrum van de hele islamwereld. Het was en is belangrijk voor alle moslims en heeft invloed tot in verafgelegen gebieden. We gebruiken het structuurbegrip 'centrum' om de centrale culturele rol van Mekka aan te duiden. Je kunt dat begrip ook toepassen op de andere domeinen van de samenleving. Er zijn andere gebieden of machten die geen centrale rol op cultureel, politiek, sociaal of economisch vlak spelen en enkel van lokaal belang zijn. Die situeren zich eerder in de rand of marge van het grotere geheel. Om hun belang te typeren gebruiken we dan het structuurbegrip 'periferie'.

1

← Vloermozaïek in het kaliefenpaleis Khirbat al-Mafjar, Palestina, tweede helft 8e eeuw. Boven deze mozaïek stond een kalief afgebeeld. Dat was een vorst die als de opvolger van de profeet werd gezien en het Arabische rijk bestuurde. Het grondgebied waarover hij macht uitoefende, was een kalifaat. De mozaïek symboliseert de taak van de kalief: hij moest zorgen voor welvaart (boom vol vruchten) en hij besliste over vrede (huppelende gazellen links) en oorlog (vechtende gazel en leeuw rechts).

©VANIN

Bagdad vormde tijdens de bloeitijd van het Abbasiden-kalifaat niet alleen het politieke maar ook het economische middelpunt van het rijk. In de havenstad Basra kwamen de zeeroutes samen, die tot aan China en Korea voerden. Via deze route werden goederen uit India en de Zuidoost-Aziatische eilanden aangevoerd. Ook de handelssteden van de Oost-Afrikaanse kust en het Arabisch Schiereiland maakten deel uit van dit net. De zijderoute, in feite een aantal verschillende routes door Centraal-Azië, vormde een verbinding over land met het Verre Oosten. De handel met de Russen voerde de Arabische kooplieden tot in het Baltisch gebied en Oost-Europa. Een handelsroute die vanuit Mesopotamië de Syrische woestijn doorsneed, verbond ten slotte Bagdad met het Middellandse Zee-gebied.

Uit: Schienerl, P.W. Handel en handelsroutes. In Hattstein, M. (2000). Islam: Kunst en architectuur. Könemann.

← Miniatuur, Abu Zayd in de bibliotheek, 11e eeuw, uit de Maqamat, een verhalenbundel van al-Hariri, latere kopie. Die bibliotheek uit de 8e eeuw bevond zich in het Huis der Wijsheid in de gloednieuwe hoofdstad Bagdad. Die academie voor wetenschappelijk onderzoek en vertalingen was eeuwenlang het centrum van het intellectuele leven van het Arabische rijk. Er was een school of madrassa, die gericht was op hoger onderwijs, en een bibliotheek, een schatkamer vol boeken. De grote klassieke werken van onder meer de Grieken en Perzen werden er gekopieerd en er werd gediscussieerd en gefilosofeerd. Herinner je je uit de periode van de klassieke oudheid nog meer plaatsen waar kennis hoog gewaardeerd werd?

Bron 2
Bron 3

© Alamy / Imageselect / Pictures From History, CPA Media Pte Ltd

Bron 4

Miniatuur van een markt met slaafgemaakten in Zabid, Yemen, uit de Maqamat (folio 105), een verhalenbundel van al-Hariri, geïllustreerd door Mahmud al-Wasiti (1054 - 1122). Bovenaan centraal worden munten gewogen onder een overdekt marktkraam. Onderaan onderhandelt een Arabische handelaar in slaafgemaakten over drie Afrikanen. Je leerde vorig jaar al over slavernij. Welke kenmerken van slavernij herinner je je nog uit Sapiens 2? Wat leerde je in hoofdstuk 2 over slavernij in Europa tijdens de middeleeuwen?

©VANIN

Zelfevaluatie

• Ik vat de belangrijkste kenmerken van de Arabische samenleving tijdens de vroege middeleeuwen samen voor de vier domeinen van de samenleving.

• Ik vergelijk de kenmerken van het Arabische rijk tijdens de vroege middeleeuwen met de kenmerken van het Frankische rijk onder Karel de Grote.

• Ik ken het kader historisch denken over centrum en periferie op p. 75.

Het belang van de Arabische wetenschappen 4

Vandaag zijn wetenschappen niet meer weg te denken uit het onderwijs of het dagelijkse leven. In de middeleeuwse Arabische wereld was dat net zo. Al in de vroege islam werd wetenschappelijk onderzoek gestimuleerd. De profeet Mohammed zou gezegd hebben: 'Ga op zoek naar de wetenschap, zelfs tot in China.' Kennis en studie was de plicht van iedere moslim. In deze les onderzoek je het belang en de rol van het wetenschappelijk onderzoek van de Arabieren.

4.1 Wetenschappelijk onderzoek

De Arabische veroveringen en handelscontacten leidden tot een uitwisseling van ideeën, technieken en kennis. De Abbasidische kaliefen stimuleerden het wetenschappelijk onderzoek. Het hart van dat onderzoek lag in Bagdad, in het Huis van de Wijsheid. Daar werd de oude kennis bewaard, in het Arabisch vertaald en doorgegeven via onderwijs in de madrassa (school). Bagdad was een multiculturele stad waar wetenschappers uit alle windrichtingen elkaar ontmoetten en waar het intellectuele leven bruiste. Arabische wetenschappers voegden nieuwe inzichten toe aan oude kennis. Ze werden toonaangevend op het vlak van filosofie, geneeskunde, astronomie, wiskunde en cartografie

Ibn Sina, in Europa bekend als Avicenna, was een filosoof, natuurkundige en wetenschapper van Perzische afkomst uit de 11e eeuw. Hij bestudeerde de geschriften van de antieke arts Galenus. Het onderzoek van Ibn Sina was baanbrekend op het vlak van herkenning van ziektesymptomen en infectieziekten, en op het vlak van de werking van het hart en de bloedsomloop. Zijn boek de Canon van de Geneeskunde bleef tot de 17e eeuw het basishandboek geneeskunde in meerdere Europese universiteiten.

Ook Ibn Rushd, in Europa bekend als Averroes, was een belangrijke Arabische wetenschapper. Hij was jurist, arts en filosoof in Cordoba tijdens de 12e eeuw. Als filosoof bestudeerde hij uitgebreid de geschriften van de Griekse filosoof Aristoteles. Hij probeerde de leer van de islam in overeenstemming te brengen met de leer van de antieke filosofie. Volgens Averroes was er geen conflict tussen godsdienst en filosofie.

4.2 Verspreiding van de Arabische wetenschap

De Arabische wetenschap had in de middeleeuwen een voorsprong op de West-Europese wetenschap. In Spanje speelde het Arabische kalifaat Cordoba een belangrijke rol als doorgeefluik van kennis en wetenschap naar Europa. Christenen, joden en moslims werkten er samen in wetenschappelijke academies. Ze bestudeerden teksten uit de klassieke oudheid, verzamelden wetenschappelijke kennis van over de hele wereld en voegden eigen inzichten toe. Arabische werken werden er vertaald naar het Latijn en drongen zo binnen in het christelijke Europa. Toen de christenen het kalifaat in de late middeleeuwen heroverden, werden de geschriften op hun beurt vertaald in het Spaans, Engels, Frans, Duits en Italiaans. Ze zouden mee zorgen voor een enorme stimulans voor de wetenschappen en de kunsten in Europa tijdens de late middeleeuwen en in de vroegmoderne tijd.

©VANIN

Opdrachten

1 Je onderzoekt de bruikbaarheid van bronnen in het kader van een historische vraag aan de hand van bron 1 tot en met 5.

a Welke bronnen zijn volgens jou bruikbaar om deze historische vraag te beantwoorden: Op welke manier speelden de Arabische wetenschappers tijdens de middeleeuwen een cruciale rol in de wetenschappelijke ontwikkelingen op mondiaal niveau?

b Beargumenteer waarom je die bronnen bruikbaar vindt.

c Welke bron vond je niet bruikbaar? Beargumenteer waarom.

d Formuleer nu zelf een historische vraag waarop die bron wel een antwoord biedt.

2 Je leerde in hoofdstuk 1 dat de middeleeuwen soms als een ‘donkere’ periode omschreven worden.

Beargumenteer aan de hand van bron 1 tot en met 5 waarom je die visie moet nuanceren.

3 Lees lestekst 4.2. Op welke manier kwam Europa in aanraking met de Arabische wetenschappen? Leg uit aan de hand van een historische redenering waarin je ‘oorzaak’ en ‘gevolg’ gebruikt.

4 Lees bron 6. Hoe was de verhouding tussen de verschillende geloofsgemeenschappen in Cordoba? Welke gevolgen had dat voor het wetenschappelijk onderzoek?

©VANIN

Ibn Rushd (in Europa bekend onder de naam Averroes) was een invloedrijke jurist, arts, astronoom en filosoof afkomstig uit Marokko. Hij werkte in de 12e eeuw aan belangrijke hoven in al-Andalus (Spanje). Volgens hem moeten we ons bij de goddelijke wet vervoegen voor alles wat de menselijke rede niet bevatten kan.

Uit: Leezenberg, M. (2002). Islamitische filosofie, een geschiedenis. Stichting Uitgeverij Bulaaq.

← Illustratie in een Arabisch handschrift over filosofie, Bagdad, 1237. Op deze Arabische illustratie uit de middeleeuwen zie je de Griekse filosoof Aristoteles. Hij legt aan wetenschapsstudenten het gebruik van het astrolabium uit. Dat is een instrument waarmee zeevaarders en astrologen de afstand tussen de horizon en hemellichamen kunnen meten. Die uitvinding van de Grieken werd verder verfijnd door de Arabieren tijdens de middeleeuwen. Heb je het anachronisme in de afbeelding ook opgemerkt?

Bron 1
Bron 2
© Bridgeman Images

Bron 3

Uit: Lyons, J. (2010). Het Huis der Wijsheid. Stichting Uitgeverij Bulaaq.

Bron 4

Sterrenkunde en berekeningen van maaneclipsen door Al'Khwarizmi (780 - 850). Hij was astronoom, geograaf en een van de eerste grote islamitische wiskundigen. Zijn grootste bijdrage was de verspreiding van het Indiase numerieke systeem. Hij introduceerde het getal nul in de wiskunde, vier eeuwen voor dat in WestEuropa gebeurde. Hij was ook de bedenker van de term 'algebra', een term die vandaag nog steeds gebruikt wordt in de wiskunde.

← Titelpagina uit een medisch handboek en cursus geneeskunde geschreven in de 11e eeuw door Ibn Sina. Ibn Sina (in Europa bekend als Avicenna) was een invloedrijke wetenschapper, arts en filosoof van Perzische afkomst. Hij schreef in het Arabisch, inspireerde zich op de klassieke arts Galenus, deed onderzoek en zorgde voor een enorme vooruitgang op het vlak van de geneeskunde. Zijn medisch handboek was ruim vijfhonderd jaar lang het voornaamste basiswerk voor geneeskunde in West-Europa. Een pientere kijker herkent zes hoofdstukken van de cursus geneeskunde.

← Kaart van al-Idrisi uit de 12e eeuw (in een 15e-eeuwse kopie) van de toen gekende wereld. De Arabische geograaf en dichter al-Idrisi (midden 12e eeuw) kreeg van de Siciliaanse christelijke koning Rogier II de uitnodiging om zich in Palermo te vestigen en een wereldkaart te ontwerpen. Hij maakte met een staf van vooral Arabische en Joodse wetenschappers een uitgebreide atlas en baseerde zich daarbij op de oudere Arabische kaarten van al-Mamum en op alles wat in het Huis der Wijsheid in Bagdad vanaf ca. 800 was verzameld op geografisch gebied.

De kaarten van al-Idrisi hebben ongetwijfeld de West-Europese cartografen en de grote ontdekkers van de 15e eeuw geïnspireerd. Valt het je op dat de wereld hier letterlijk op zijn kop staat?

De Abbasiden namen voor hun vertalingen vaak christelijke en niet-islamitische wetenschappers in dienst. Eind 9e eeuw was de hoofdarts aan het hof van de kalief een christen, samen hadden ze een erg persoonlijke band. Ook joodse artsen werden gerespecteerd en leefden vaak aan islamitische hoven. Het lijkt erop dat een verschil in geloof een goede carrière niet in de weg stond. Historici stellen voor de 10e eeuw onder de kaliefen van Cordoba een opvallende samenwerking vast tussen moslims en joden.

Naar: Bormpoudaki, M. et al. (2017). Crossroads. Reizen door de middeleeuwen (300-1000 n.Chr.). WBooks / Allard Pierson.

Zelfevaluatie

• Ik beargumenteer de bruikbaarheid van bronnen.

• Ik formuleer zelf een historische vraag waarop een gegeven bron een antwoord biedt.

• Ik bouw een oorzaak-gevolgredenering op met behulp van informatie uit historische bronnen of werken.

Bron 6

Het Arabische wereldbeeld (ca. 1000) 5

Een wereldbeeld is de voorstelling die een persoon, groep of samenleving van de werkelijkheid heeft. Die wordt sterk beïnvloed door culturele waarden en tradities zoals onderwijs en opvoeding, wetenschap, kunst en levensbeschouwing. Je kijk op de wereld wordt vaak bepaald door geografische grenzen, maar ook door je mentale mogelijkheden. Je kunt met gesloten of open blik naar de wereld kijken. In deze les onderzoek je hoe de Arabieren naar de wereld keken.

5.1 Open wereldbeeld

Door de uitgestrektheid van het Arabische rijk en de wereldwijd vertakte handelsroutes kwamen Arabische handelaars en diplomaten regelmatig in contact met andere culturen. Reisverhalen zoals die van de Marokkaanse wereldreiziger Ibn Battoeta uit de 14e eeuw en contacten tussen Arabische wetenschappers en geleerden uit andere culturen brachten nieuwe inzichten in de wereld waarin ze leefden.

5.2 Islam en wereldbeeld

Door hun religieuze plicht om eens in hun leven op bedevaart (hadj) naar Mekka te gaan kwamen moslims uit alle lagen van de bevolking in aanraking met andere gebieden, gewoonten en tradities. Dat gaf hen de mogelijkheid om hun geografische en mentale grenzen te verleggen en hun wereldbeeld te verruimen.

Opdrachten

1 Bestudeer bron 1 tot en met 5. Leid per domein van de samenleving af door welke gebeurtenissen het wereldbeeld van de Arabieren rond 1000 werd bepaald.

2 Noteer drie opvallende kenmerken van het Arabische wereldbeeld. Geef bij elk kenmerk een argument voor je keuze.

3 Zoek in groep naar enkele kenmerken die typisch zijn voor het wereldbeeld van de meeste Europese jongeren vandaag. Noteer dat voor de vier domeinen van de samenleving.

4 Reizen en reisverhalen kunnen een belangrijke rol spelen in de vorming van je wereldbeeld. Bestudeer de twee fragmenten van bron 6 uit het persoonlijke reisverhaal van de beroemde Arabische wereldreiziger Ibn Battoeta.

a Illustreer met een duidelijk voorbeeld uit de bron dat reizen je wereldbeeld kan verruimen.

b Herlees fragment 2. Vanuit welk perspectief kijkt Ibn Battoeta naar de verhouding tussen mannen en vrouwen? Toon aan dat het wereldbeeld van Battoeta standplaatsgebonden was.

c Lees het kader historisch denken. Leg uit dat bron 4 en bron 6 (fragment 1) twee verschillende soorten bronnen zijn.

d Spreken bron 4 en 6 elkaar inhoudelijk tegen of bevestigen ze elkaar? Beargumenteer je antwoord.

Historisch denken: historische bronnen en historische werken

Historische bronnen zijn overblijfselen uit het verleden waarvan de makers al dan niet directe getuigen zijn. Historische werken worden niet in de tijd van de gebeurtenis geschreven, maar worden pas (veel) later op basis van bronnenonderzoek samengesteld. Historische werken kunnen ook bijvoorbeeld historische kaarten zijn die getekend zijn op basis van informatie uit oude kaarten en oudere bronnen. Meestal worden historische werken door wetenschappelijke historici geschreven, maar dat is niet noodzakelijk zo.

©VANIN

Landkaarten zijn altijd een middel geweest om je weg te vinden en je locatie te bepalen. Een landkaart bepaalt je plaats in de wereld en stimuleert het denken over je omgeving en de vorm van de wereld zelf. Grenzen maken duidelijk waar en ook wie je bent in relatie tot de rest van de wereld. In de moslimwereld stimuleerde het geloof de aandacht voor wetenschappen als geografie, cartografie en astrologie. De vrome moslim moest immers vijf maal per dag bidden (Salat) met zijn hoofd gericht naar de Ka’aba. Hij had dus plaats- en tijdsbepalingen nodig in zijn dagelijks leven. Ook de verplichte bedevaart eens in zijn leven naar Mekka (Hadj) verfijnde zijn visie op het universum. In het Huis der Wijsheid in Bagdad werkten tientallen geleerden, van wiskundigen tot astrologen, aan een wereldkaart. Kennis over tijd en ruimte was een deel van het dagelijks leven van de moslim. De moslim keek vanuit zijn geloof naar de wereld.

Naar: Bormpoudaki, M. et al. (2017). Crossroads. Reizen door de middeleeuwen (300-1000 n.Chr.). WBooks / Allard Pierson.

In hun poging om blijvende contacten met andere vorsten op te bouwen, organiseerden de heersers in de vroege middeleeuwen diplomatieke reizen. In dat licht moet de reis worden gezien van Aboel Abbas, een olifant die met zijn begeleider, een joodse gezant van Karel de Grote, te voet de afstand overbrugde van Bagdad naar Aken. De olifant was een diplomatiek geschenk van de Abbasidische kalief van Bagdad Haroen ar-Rashid aan zijn Frankische collega Karel de Grote in 797. Volgens overgeleverde bronnen was Karel vereerd met zijn geschenk.

Naar: van Lieshout, M. (13 oktober 2017) Hoe ‘duister’ waren de vroege middeleeuwen? historiek.net

Fresco van een witte oorlogsolifant, 11e eeuw, Spanje.

Bron 1
Bron 2a
Bron 2b

Door hun veroveringstochten hadden de Arabieren aan het begin van de 8e eeuw een gebied in handen dat omvangrijker was dan het Romeinse rijk op het toppunt van zijn bestaan. Duizenden Arabieren migreerden daarop naar het noorden (Irak, Iran en Khuristan, waar ook prachtige steden zoals Samarkand op de zijderoute naar China lagen).

In de veroverde gebieden mochten de onderdanen hun eigen geloof blijven volgen. De Arabische heersers namen de bestaande plaatselijke bestuursvorm en gewoonten over, namen mensen uit de plaatselijke elite in dienst en vervlochten de verfijnde Perzische cultuur met hun eigen hoftradities. Bagdad groeide uit tot een hoogtepunt van versmelting. De stad telde een half miljoen zielen: Arabieren, Perzen, Turken, bedoeïenen, Afrikanen, Grieken, Joden, Indiërs en Slaven, allemaal op zoek naar een goed bestaan. Al die mensen aten, sliepen, baden en werkten naast elkaar in de grootste smeltkroes op aarde. Velen waren als slaaf naar de stad gebracht, want de handel in mensen was nog winstgevender dan die in zijde.

Naar: Moller, V. (2019). De zeven steden, een reis door duizend jaar geschiedenis: hoe ideeën uit de oudheid ons bereikten. Meulenhoff.

Zoals in de West-Europese christelijke en in de Byzantijnse samenleving waren ook de meeste kenniscentra in de Arabische wereld religieus geïnspireerd. In de moslimwereld bleef het vastzetten van teksten in het geheugen (het letterlijk memoriseren dus) belangrijker dan het bezit van geschreven teksten. Naast wetenschappelijke kennis bleef religieuze kennis steeds van het grootste belang. De islam bleef het leven van alledag bepalen.

Ook christenen en joden spraken Arabisch.

Dankzij die taal was er een sociale en geografische mobiliteit en uitwisseling van ideeën tussen de verschillende geloofsgemeenschappen. Leden van de verschillende godsdiensten debatteerden openlijk, filosofeerden samen, volgden les bij dezelfde docenten en deelden hun liefde voor de Arabische poëzie.

Vanaf de 11e eeuw veranderde de verhouding tussen de religies en nam de intolerantie toe. Geweld op niet-moslims en gedwongen bekeringen namen toe. Ook van christelijke zijde groeide de onverdraagzaamheid, wat tot moslim- en jodenvervolgingen leidde.

Naar: Bormpoudaki, M. et al. (2017). Crossroads. Reizen door de middeleeuwen (300-1000 n.Chr.). WBooks.

©VANIN

In de islamitische wereld werd vanaf het midden van de 8e eeuw papier gebruikt om op te schrijven. Papier was vanuit China, via de handelscontacten aan de zijderoute in het Midden-Oosten toegekomen. Papier was makkelijker te beschrijven en goedkoper, waardoor boeken en kennis sneller en veelvuldiger werden verspreid. In de 9e eeuw was de boekencultuur in Bagdad befaamd. Boeken werden vertaald in het Arabisch en werden door veel mensen gelezen.

Naar: Bormpoudaki, M. et al. (2017). Crossroads. Reizen door de middeleeuwen (300-1000 n.Chr.). WBooks.

← De Arabische vertaling van De Materia Medica, een werk van Dioscorides uit de oudheid, werd in de 9e eeuw in Irak gemaakt, einde 10e eeuw herzien en einde 11e eeuw in Samarkand voltooid.

Bron 3
Bron 4
Bron 5a
Bron 5b

Bron 6

Fragment 1: De steppe [Azië, Krim, ten oosten van de Zwarte Zee] is groen, maar er groeit niet één boom en er zijn geen bergen of heuvels. Omdat er geen brandhout is, steekt men mest aan die men tazak noemt. (…) Een dag na onze aankomst in de haven ging een van de kooplieden die ons vergezelden naar de Kifdjak-stam die in deze steppe woont en die christelijk is. Hij huurde van hen een paardenwagen, waarin we plaatsnamen en naar al-Kafa (ook een havenstad aan de Krim) reden, een grote stad, uitgestrekt langs de zeekust en bewoond door christenen, voor het merendeel Genuezen. We namen onze intrek in de moskee. We hoorden langs alle kanten klokgelui. Dit had ik nog nooit gehoord en ik huiverde van afschuw.

Fragment 2: Het is buitengewoon heet in Iwalatan [Afrika, koninkrijk Mali, nu Mauretanië] (…). De meeste inwoners zijn Massoefa. Hun vrouwen zijn van onovertroffen schoonheid en staan in hoger aanzien dan de mannen. Dit volk houdt er wonderlijke gewoonten op na. De mannen kennen geen jaloezie. (…) Deze zwarten zijn echter moslims, die de gebeden verrichten, de islamitische wetten naleven en de Koran uit hun hoofd kennen. De vrouwen schamen zich niet voor de mannen en sluieren zich niet, hoewel ze de gebedsvoorschriften strikt naleven. (…) De vrouwen hebben mannelijke vrienden en kennissen die niet tot de familie behoren en de mannen gaan vriendschappelijk met de vrouwen om. Het is niet ondenkbaar dat een man zijn huis binnenkomt en zijn vrouw met een vriend van haar aantreft, zonder dat hij er iets van zegt.

Naar: Battoeta, I. In een vertaling van: van Leeuwen, R. (1997). De reis. Stichting Uitgeverij Bulaaq.

Ibn Battoeta was een rechtsgeleerde uit Tanger (Marokko). Tijdens zijn bedevaart of hadj naar Mekka (1325) kreeg hij de reismicrobe te pakken en reisde hij nog dertig jaar verder rond. In de 14e eeuw was de bloeitijd van het islamitischArabische rijk voorbij; het eens zo bruisende Bagdad was al in 1258 in handen van de Mongolen gevallen.

Zelfevaluatie

• Ik noem verschillende factoren die het wereldbeeld van mensen vormen en pas ze toe op mijn eigen wereldbeeld en op het Arabische wereldbeeld rond 1000.

• Ik bewijs aan de hand van bronnen dat het wereldbeeld van mensen standplaatsgebonden is.

• Ik ken het kader historisch denken over historische bronnen en historische werken op p. 83.

Uitbreiding: De Arabische kunst 6

Ondanks sterke invloeden van de Grieks-Romeinse, Byzantijnse en Perzische kunsten en talrijke regionale verschillen in het uitgestrekte Arabische rijk kun je toch spreken van een unieke islamitische kunst. Typisch Arabische kunstuitingen ontwikkelden zich vanaf de Omajjaden, de tijd dat de islam zich verspreidde en het Arabische rijk vorm kreeg. In deze uitbreiding ga je zelf aan de slag en onderzoek je typische islamitische kunstuitingen.

6.1 Architectuur en beeldende kunsten

De Arabische kunst is doordrongen van het geloof. De bekendste bouwwerken in de architectuur zijn de moskeeën en paleizen, gekenmerkt door koepels en open ruimtes of binnentuinen die omzoomd zijn door zuilen. Zowel de binnen- als de buitenkant is versierd met mozaïeken. In het grootste deel van de Arabische wereld is het niet toegestaan om personen of zaken af te beelden. Daarom werden in de decoratie vooral abstracte patronen gebruikt, waarin koranverzen in kalligrafisch schrift veelvuldig waren geïntegreerd.

Niet alleen religie maar ook wetenschap speelde een belangrijke rol. Symmetrische, geometrische en wiskundige patronen zoals veelhoeken en cirkels kwamen overal voor. In arabesken werden plantaardige vormen gestileerd tot abstracte motieven.

6.2 Arabische tuinen

Ook de natuur was een belangrijke pijler van de Arabische kunst. De tuinarchitectuur was een belangrijke discipline. In het warme en droge klimaat zorgden bomen en waterpartijen voor schaduw en verkoeling. De weelderige bloemen, planten, waterbekkens en fonteinen stonden symbool voor de schepping. De overweldigende tuinen en gebouwen straalden de macht van de kaliefen uit.

6.3 Mondelinge cultuur

De Koran was en is nog steeds het heilige en belangrijkste boek van de Arabische moslims en alle moslims ter wereld. Omdat de meeste mensen in de middeleeuwen niet konden lezen, werden koranverzen uit het hoofd geleerd en mondeling gereciteerd. De Arabieren hadden een sterke mondelinge of orale traditie. Ze vertelden elkaar verhalen en lazen gedichten voor. Die werden gekenmerkt door een hoog niveau van verfijning. Heel bekend zijn de sprookjes van Duizend-en-één-nacht uit de bloeiperiode van de Arabische cultuur onder de Abbasiden.

Opdrachten

1 Voer een onderzoek over de Arabische kunst uit. Kies (eventueel samen met een klasgenoot) een van deze vier kunstuitingen: architectuur, decoratie, tuinarchitectuur of literatuur.

a Zoek eerst algemene informatie in de bib of op het internet rond je gekozen kunstuiting.

b Voer je onderzoek uit volgens het stappenplan.

c Maak een schriftelijke neerslag van je onderzoek (maximaal één pagina). Zorg dat je tekst een korte inleiding, een groter middenstuk en een slot heeft.

d Presenteer je onderzoek eventueel voor de klas.

Kunstuiting 1: De Arabische architectuur

©VANIN

Hedendaagse foto van de Rotskoepel in Jeruzalem, gebouwd in 691 - 692. Dat islamitisch heiligdom is gebouwd op de plaats waar volgens de islamitische overlevering de rots was waarop Abraham, de stamvader van het monotheïsme, zijn zoon Ismaël aan God moest offeren.

Kunstuiting 2: De Arabische sierkunsten

Inscriptie in kalligrafisch schrift op de wand van het paleis van de sultan in het Alhambra in Granada (al-Andalus), 13e eeuw. Kalligrafie (de kunst van het schoonschrift) komt voor in verschillende artistieke uitingen: in handschriften, op aardewerk, op gebouwen … Het goddelijk woord uit de Koran moest van een ‘hemelse schoonheid’ zijn. Het nabootsen van de mens en de natuur die God geschapen heeft, is voor veel moslims een daad van hoogmoed. Daarom vind je in de islamitische kunst nauwelijks herkenbare figuren of natuurelementen. Kunstenaars kopieerden de schepping niet, maar verwezen naar de eeuwige en volmaakte schoonheid ervan.

De Grote Moskee of Mezquita in Cordoba (al-Andalus, Spanje) is werelderfgoed. De bouw ervan startte in de 8e eeuw. De moskee is wereldberoemd om zijn gedurfde Arabische architectuur met honderden bogen en zuilen.

Arabesk in het Alhambra, Granada (al-Andalus,) 13e - 14e eeuw. De arabesk is een versiering geïnspireerd op plantaardige vormen (takken en ranken). Maar de elementen worden sterk vereenvoudigd of gestileerd. Het zijn abstracte vormen.

© Shutterstock / Sean Pavone
© Alamy / Imageselect / CNP Collection

Kunstuiting 3: De Arabische tuin

Kunstuiting 4: De Arabische literatuur

Mijn hart kan nu elke vorm aannemen

Een weiland voor de gazellen en een klooster voor de monniken

Een tempel voor de beelden en de ka’aba voor de pelgrims

Een plaat van de Thora, de bladeren van de Quran

Mijn geloof is het geloof van de liefde

Overal volg ik de reizigers van haar karavaan

Liefde is dan ook mijn geloof en mijn religie

Naar: El Arabi, I. (12e eeuw).

← Arabische tuin in Generalife, aangelegd in de 13e - 14e eeuw, Granada (alAndalus). Sinds het begin van de islam hebben tuinen een centrale plaats ingenomen in de islamitische cultuur. In het droge woestijnklimaat waren planten en water een luxeproduct. In de tuinen vond men rust en bezinning. Hun weelderigheid, schaduwrijke plekken en koele waterpartijen symboliseren de genade van God. Ze zijn een plek om aan de beloftes van het eeuwige paradijs herinnerd te worden.

©VANIN

Zelfevaluatie

← Dit is een gedicht van de Andalusische dichter Ibn El Arabi. Het dateert uit de bloeiperiode van de Arabische kunst. In dit liefdesgedicht komen thema’s als liefde, geloof, natuur en verdraagzaamheid tussen godsdiensten samen.

• Ik voer zelfstandig, aan de hand van een stappenplan, een historisch onderzoek uit.

• Ik toon aan dat er tijdens de middeleeuwen in de Arabische wereld een unieke islamitische kunst met gemeenschappelijke kenmerken ontstond.

Samenvattend schema

©VANIN

ontstaan islam (7e eeuw): start eenheid Arabische rijk

–prediking profeet Mohammed in Mekka (Arabië) –622: Hidjra naar Medina: start islamitische tijdrekening –oemma of eerste islamitische gemeenschap –onderwerping van de meeste Arabieren aan islam

eerste kaliefen (632 - ca. 650)

soennieten

schisma sjiieten

start expansie Arabische rijk

dynastie Omajjaden (ca. 650 - ca. 750)

kalief = erfelijke vorst = alleenheerser

imperialisme: expansie Arabische rijk over drie continenten

religieuze minderheden sociale ongelijkheid

dynastie Abbasiden (ca. 750 - ca. 900)

einde expansie + sterke islamisering

Arabisch = bestuurstaal Bagdad = politiek centrum = economisch centrum internationale handel

= intellectueel centrum filosofie en wetenschap

open wereldbeeld invloed filosofie en wetenschap

10e eeuw: einde eenheid Arabische rijk: kalifaat Bagdad (Azië), Fostat (Afrika) en Cordoba (Europa)

invloed op ontwikkeling wetenschappen in West-Europa

Historisch denken

Historische begrippen

Je leerde in de eerste graad en in de vorige hoofdstukken al volgende historische begrippen: bekering, bestuurstaal, christendom, clan, dynastie, eenheid, expansie, filosofie , gelaagde samenleving, gelijkheid, geografie, gewoonte , godsdienst, handel, handelaar, imperialisme , keizer, kunstuiting, landbouw, macht, migratie , monarch, multiculturele samenleving, nomadisch, onderwijs, ongelijkheid, oorlog, rechtspraak , staatsvorming, traditie , verovering, voertaal, vorst, vrede , wetenschappen, wiskunde.

In dit hoofdstuk leerde je de volgende historische begrippen:

• cultureel: arabesk, astronomie, cartografie, geneeskunde, islam, kalligrafie, levensbeschouwing, madrassa, moskee, mozaïek, oemma, pelgrimsoord, religie, schisma, sharia, sjiiet, soenniet, wereldbeeld

• economisch: nijverheid, zijderoute

• politiek: alleenheerser, kalief, kalifaat, territoriale invulling

• sociaal: minderheid, onverdraagzaamheid

Structuurbegrippen

Je gebruikte in dit hoofdstuk ook de volgende structuurbegrippen: (on)gelijktijdig, verandering, gevolg, oorzaak, argument, centrum/periferie, continent, maritiem, regionaal, perspectief, standplaatsgebondenheid.

Zelfevaluatie

©VANIN

Gebruik bij het studeren van dit hoofdstuk de leerdoelen aan het einde van elke les of bekijk op iDiddit welke doelen je leerkracht voor jou heeft geselecteerd.

De hoge middeleeuwen (ca. 1000 - ca. 1250)

4 ©VANIN

Detail van een illustratie uit een manuscript, Gilles de Rome, Frankrijk, 15e eeuw. Kooplui drijven handel langs een rivier en voor de poorten van een stad. Tijdens de hoge middeleeuwen ontstonden op verschillende plaatsen in West-Europa steden. De macht van de kooplui nam snel toe dankzij de opbloeiende handel. In dit hoofdstuk onderzoek je welke impact de heropleving van handel en steden had op de samenleving tijdens de hoge middeleeuwen.

3 4 5 6 1

Handel en steden in een agrarische samenleving

2

Uitbreiding: De Vikingen, woeste plunderaars of gewiekste handelaars?

Standensamenleving en feodaliteit

Joden als zondebok

Van feodale verbrokkeling tot centralisatie in Engeland en Frankrijk

Uitbreiding: Conflict tussen paus en keizer

Wat weet je al? I

Bekijk bron 1 en leid uit de afbeelding af waarop de politieke macht en het bestuur gebaseerd waren in de vroege middeleeuwen. Op welke manier maakte Karel de Grote dat concreet? Wat was zijn bedoeling met dat systeem?

Illustratie manuscript, Aldobrandino van Siena, Li Livres dou Santé, Noord-Frankrijk, ca. 1285. De middeleeuwse standen: clerus, adel en het gewone volk.

De windmolen van Wormhout, 12e eeuw, Frans-Vlaanderen. In de vroege middeleeuwen zorgden watermolens op veel plaatsen voor mechanische energie. Vanaf de hoge middeleeuwen werden windmolens een belangrijke technische innovatie.

©VANIN

eerste melding van Vikingen in West-Europa (Engeland) 789

← Miniatuur uit het Liber feudorum maior Folio 44 V. 12e eeuw. Een vazal brengt hulde aan zijn heer.

Situeren in tijd II

Schilderij van de schilder Quinten Matsys (1466 - 1530), De geldwisselaar en zijn vrouw, Musée du Louvre, Parijs, 1514. In de hoge middeleeuwen leefde de handel weer op. In de steden speelde geld een belangrijke rol. Vooral joden hielden zich met geldzaken bezig.

eerste grote pogrom op Europese bodem: moslims moordden duizenden joden uit in Granada (Zuid-Spanje).

Hugo Capet wordt koning van Frankrijk.

ca. 1000

VEROVERINGSTOCHTEN VAN DE VIKINGEN

Stadskeure Brugge Magna Charta

MIDDELEEUWSE WARME PERIODE

BEVOLKINGSGROEI IN EUROPA

HEROPLEVING HANDEL EN STEDEN

FEODALE VERBROKKELING

Luchtfoto van een Vlaams polderlandschap, 20e eeuw. Tijdens de hoge middeleeuwen veranderde het landschap van onze regio sterk. Grote stukken land werden ontbost, andere werden ingepolderd.

VAN DE KONINKLIJKE MACHT

Landkaart van de monding van de Schelde, ca. 1501, door Jan de Hervy. Het landschap veranderde sterk tijdens de hoge middeleeuwen. Langs de grote rivieren in Vlaanderen en Brabant groeiden belangrijke handelssteden, zoals Brugge aan de monding van de Schelde.

Op onderzoek III

Handel en steden in een agrarische samenleving

In de vroege middeleeuwen was het klimaat in Europa koud en nat. In de loop van de 9e eeuw werd het warmer en droger. Dat weten we dankzij de geschreven bronnen, maar ook door de jaarringen van oude bomen en de stuifmeelkorrels die in oude bodemlagen werden teruggevonden. Terwijl de vroege middeleeuwers vaak te kampen hadden met mislukte oogsten, ziekten en epidemieën, veranderde dat in de hoge middeleeuwen.

1.1 Bevolkingsgroei

De sterkste aanwijzing voor die verandering zien we in de bevolkingscurve. Die ging tussen de 10e en de 14e eeuw onveranderd omhoog. Hoe is die stijging te verklaren?

Het mildere klimaat zorgde eerst en vooral voor betere landbouwopbrengsten. Boeren verbouwden meer graan en groenten, ook in hooggelegen gebieden. Opvallend is dat in deze periode ook in onze streken wijngaarden werden aangelegd. Dat was in de vroege middeleeuwen niet mogelijk.

Tegelijk werden steeds meer nieuwe gronden ontgonnen. De heren droegen hun boeren bijvoorbeeld op om de woeste gronden op de domeinen om te vormen tot landbouwgrond. Ook bossen, heiden en kustgebied werden omgezet tot akkers en graasland voor het vee. Die groeiende veestapel zorgde op zijn beurt voor meer mest, wat de akkers vruchtbaarder maakte.

Een belangrijke vernieuwing was het drieslagstelsel, dat ervoor zorgde dat er minder akkers braak moest blijven liggen om te rusten: wintergraan, zomergraan en braak wisselden elkaar af op de akkers. Vanaf de 12e eeuw verdween in onze streken het braakland zelfs helemaal door een slimme afwisseling van teelten en door bemesting.

De hogere landbouwopbrengsten zorgden voor een groeiende koopkracht van de boeren: ze hadden meer geld te besteden. Overschotten konden ze bovendien verkopen, bijvoorbeeld aan de groeiende steden. Zo konden boeren investeren in nieuwe en betere werktuigen, zoals een karploeg om de grond beter te bewerken of een gareel om het werk van de trekdieren te vergemakkelijken.

1.2 Handel en heropleving van de steden

De overschotten uit de landbouw deden een tak van de economie herleven die sinds de Romeinse tijd sterk verminderd was: de handel. De landbouwers verkochten hun overschotten op markten in de buurt van een kasteel of een abdij. Soms trokken die zo veel volk aan dat de nederzetting uitgroeide tot een stad.

Steden ontstonden niet eender waar. De beste plaatsen lagen aan een rivier, aan de kust of aan een oude Romeinse handelsweg. Waar zo’n weg een rivier kruiste, was een uitgelezen plek. Waterwegen werden in de hoge middeleeuwen immers verkozen boven landwegen om producten te vervoeren.

In de steden werd niet alleen gekocht en verkocht. Werklieden gingen er met grondstoffen uit de landbouw aan de slag om er afgewerkte producten van te maken: we spreken dan van nijverheid. Het samenspel tussen de handel, de landbouw en de nijverheid bracht een echte commerciële revolutie op gang. De markten leverden grondstoffen en de ambachtslui in de stad maakten er producten van. Zo maakten Gentse kleermakers bijvoorbeeld jassen van wol die afkomstig was van het Engelse platteland.

Ook de landbouw ging het aanbod meer richten op de vraag uit de stad en specialiseerde zich steeds meer. Zo raakten sommige regio’s bekend om een bepaald product waar ze ‘specialist’ in waren: wol en laken uit Vlaanderen, graan uit de regio rond Parijs, wijn uit Bourgondië, hout uit Scandinavië en vis uit Noord-Duitsland.

De handel werd ook steeds internationaler. Op jaarmarkten in Noord-Frankrijk ontmoetten kooplui uit Engeland, Vlaanderen, Brabant en Noord-Italië elkaar. Zo ontstonden sterke handelsnetwerken, die toen ‘hanzen’ werden genoemd. Handelaars uit dezelfde stad of regio die hetzelfde verkochten, verenigden zich omdat ze in groep veiliger konden reizen en samen sterker stonden bij onderhandelingen.

Opdrachten

1 Onderzoek de gevolgen van de middeleeuwse warme periode.

a Leid uit bron 1 af wat de middeleeuwse warme periode was.

b Gebruik bron 2 tot en met 6 om de gevolgen van die periode in te schatten.

c Gebruik bron 7 als hulpmiddel om mondeling of schriftelijk een samenhangende redenering te maken.

2 Bekijk kaart 1 op p. 98. Geef enkele redenen waarom steden als Brugge, Gent, Leuven en Brussel juist op die plek ontstonden.

3 Bekijk kaart 2 op p. 99.

a Brugge was in de 13e eeuw een belangrijke stad binnen het netwerk van de Duitse hanze. Welke grondstoffen werden er vooral verhandeld binnen die hanze?

b In welke producten specialiseerden de handwerkers in de Vlaamse steden zich dan vooral volgens jou?

c Ook in Vlaanderen was er een groeiende vraag naar oosterse producten, zoals zijde en specerijen. Moesten Vlaamse kooplui daarvoor zelf naar het Oosten varen?

Bron 1

Reconstructie van temperatuurgegevens tijdens het 2e millennium door verschillende onderzoeksteams. Elk onderzoek leverde verschillende gegevens op. Dat komt doordat er soms verschillende bronnen gebruikt worden, zoals ijskernen of boomringen. Alle resultaten wijzen wel in dezelfde richting: in de warmere periode tijdens de middeleeuwen was het opmerkelijk warmer en droger dan in de vroegmoderne tijd. In tegenstelling tot de huidige klimaatverandering werd de middeleeuwse warme periode niet door de mens veroorzaakt.

Temperatuurafwijking (°C)

middeleeuwse warme periode

kleine ijstijd

Bron 2a: Evolutie bevolkingsaantal in Europa tijdens de middeleeuwen

Naar: Cox Russell, J. (1972). Population in Europe. Collins. geschatte bevolking (miljoen inwoners)

Bron

2b:

Frankrijk en lage landen

Duitsland en Scandinavië

Britse eilanden

Bevolking en bestaansmiddelen bevolking landbouwproductie evenwicht spanning

Uit sprookjes of historische films ontstaat soms het beeld dat Europa een enorm bebost continent was tijdens de middeleeuwen. In deze bron krijg je een ander beeld van het middeleeuwse landschap.

In de eerste fase, typisch voor de 10e en 11e eeuw, werden bestaande gebieden gewoon vergroot. Mensen kapten stukken struikgewas of kleine bosjes, nog geen echte stukken woud. Dat kon gebeuren door individuele boeren. (…) In de tweede fase (12e eeuw) werden nieuwe gebieden en dorpen gesticht. Daarvoor moesten mensen samenwerken: zowel adel, boeren als geestelijken in abdijen speelden daarbij een belangrijke rol. (…)

De ontbossing stopte op de meeste plaatsen in Europa vanaf het midden van de 13e eeuw. (…) De grote ontbossing van de middeleeuwen heeft de levensomstandigheden van de Europese boeren grondig veranderd. De uitbreiding van de beschikbare landbouwgrond heeft ervoor gezorgd dat hongersnoden teruggedrongen konden worden.

Naar: Grands défrichements. Larousse. www.larousse.fr

← Boekillustratie, Spanje, 13e eeuw. Een vader kijkt toe terwijl zijn zoon het land ploegt. Twee ossen trekken de ploeg. De ploeg bestond al duizenden jaren in Mesopotamië. Maar de verbeteringen die aan de ploeg werden gemaakt, zorgden ervoor dat de landbouwers ook zware landbouwgrond konden bewerken. Dat was bijzonder nuttig in grote delen van West-Europa. Dankzij de ploeg en andere nieuwe landbouwtechnologie steeg de voedselopbrengst.

©VANIN

Men kan zeggen dat er een direct verband bestaat tussen de middeleeuwse warme periode, de bevolkingstoename en de vernieuwing in de landbouw. Toch waren er ook sociale factoren. (…) Land werd bij een erfenis niet langer verdeeld onder alle zonen, maar ging nu naar de oudste zoon. Toch hadden jongere zonen ook land nodig. Het kappen van bossen was daarom wat de kruistochten waren voor de adel: een veroveringsoorlog op zoek naar nieuw land.

Naar: Fagan, B. (2008). The Great Warming - Climate Change and the Rise and Fall of Civilisations. Bloomsbury Press.

Bron 3
Bron 4
Bron 5

Bron 6

Het klimaat was warm en droog: de boomgrens schoof op naar boven en gletsjers smolten. Die gunstige periode duurde ongeveer tot het jaar 1200; toen werd het klimaat geleidelijk aan weer kouder en vochtiger. Dat was het begin van wat de ‘kleine ijstijd’ genoemd wordt: die had zware gevolgen voor de landbouwsamenleving. In geologische en historische bronnen zijn veel bewijzen te vinden voor die verandering. De oorzaak-gevolgrelatie tussen de veranderingen in de samenleving en verandering van de landbouwproductie is complex. (…) Het is een redelijke hypothese om te veronderstellen dat de ontwikkeling in stappen gebeurde: er was beïnvloeding tussen het technologische en sociale domein, en de ecologische capaciteit. Klimaat speelde daarbij een heel belangrijke rol.

Naar: Berglund, B.E. (2003). Human Impact and Climate Changes - Synchronous Events and a Causal Link? Elsevier.

Bron 7: Het verband tussen klimaatopwarming en de bloeiperiode tijdens de hoge middeleeuwen

landbouwoverschotten

verbeterde landbouwtechnologie

©VANIN

middeleeuwse warme periode

ontginning extra landbouwgrond groei bevolking

bloeiperiode hoge middeleeuwen —sociaal: ontstaan steden —economisch: toename handel

Kaart 1: Het ontstaan van nieuwe steden in onze streken (11e - 12e eeuw)

Kaart 2: Internationale handel in de hoge middeleeuwen

Zelfevaluatie

• Ik beschrijf de gevolgen van de middeleeuwse klimaatopwarming met behulp van historische bronnen.

• Ik verklaar waar en waarom er in West-Europa opnieuw steden ontstonden.

• Ik leg uit op basis van een kaart welke handelsnetwerken er op het einde van de hoge middeleeuwen bestonden.

Uitbreiding: De Vikingen, woeste plunderaars of gewiekste handelaars?

Je hebt vast al gehoord van de Vikingen. Ze spreken vaak tot de verbeelding. ‘Vikingen’ is een verzamelnaam voor mensen uit Scandinavië die in het huidige Denemarken, Noorwegen en Zuid-Zweden woonden. In deze uitbreiding onderzoek je welke relatie zij hadden met de koninkrijken in West-Europa rond het jaar 1000.

2.1 De samenleving bij de Vikingen

Net als de meeste middeleeuwse samenlevingen kenden ook de Vikingen een gelaagde samenleving. De edelen stonden het hoogst in aanzien. Zij waren grootgrondbezitters die zich een wapenuitrusting konden veroorloven. Belangrijke edelen konden zelfs een schip kopen en dat helemaal uitrusten om op expeditie te gaan of om producten in of uit te voeren. De edelen waren de krijgers van de Vikingsamenleving.

Onder de adel stonden de vrije boeren. Zij deden aan landbouw en veeteelt in een moeilijk en bar klimaat. Boeren migreerden meermaals naar andere streken om te overleven. Onder aan de sociale ladder stond een grote groep mensen die in slavernij leefden. De meesten waren krijgsgevangenen die de Vikingen meenamen van hun rooftochten. Sommigen werden slaafgemaakt, anderen waren mensen die hun schulden niet konden aflossen en zich genoodzaakt voelden zichzelf te verkopen. Die groep had geen rechten en werd vooral ingezet in de landbouw.

Regelmatig kwam de adel van een bepaald gebied samen in de ‘ding’, een volksvergadering van vrije mannen. Tijdens die volksvergadering verkozen ze de leider van de groep en bespraken ze de wetten. Die wetten werden niet neergeschreven maar werden mondeling overgeleverd van vader op zoon. Zoals bij elk gewoonterecht verschilden de tradities van groep tot groep.

Op religieus vlak waren de Vikingen polytheïstisch. Ze aanbaden meerdere goden die verwant waren aan die van de Zuid-Germanen. Ze geloofden dat krijgers die stierven in de strijd, verwelkomd werden in het Walhalla, een hiernamaals waar ze elke dag opnieuw stierven om vervolgens beloond te worden met een feestmaal met de oppergod Odin.

2.2 Plunderaars en handelaars

Tegen het einde van de 8e eeuw begon een reeks snelle Vikingaanvallen in West-Europa, die duurde tot het einde van de 11e eeuw. De Vikingschepen doken overal in Europa op. Ze voeren vanuit de kusten de rivieren op tot in het binnenland.

Een van de redenen voor hun rooftochten en handelsactiviteiten was het vergaren van buit en rijkdom om daarmee de gunsten van hun leiders te winnen. Vooral de rijke kloosters in het Frankische rijk waren gegeerd. Kloosterlingen zagen de Vikingen als vijand nummer één. In kronieken van monniken werden ze voorgesteld als barbaarse en moordzieke heidenen. Die eenzijdige reputatie verdienden ze niet echt, zeker omdat de informatie maar vanuit één enkele hoek kwam. Vikingen waren immers ook slimme strategen, gewiekste handelaars en ervaren ontdekkingsreizigers. Al voor 800 hadden ze handelsposten gesticht aan de Baltische Zee en langs de Russische rivieren. Ze dreven handel met Novgorod en Kiev. De plaatselijke bevolking daar noemde de Vikingen ‘Roes’ of ‘Rus’, wat ‘roeier’

betekende. Van dat woord is later de naam ‘Rusland’ afgeleid. Ze vestigden zich op Sicilië en dreven in het Oosten ruilhandel met Turken, joden en Arabieren. Zo ruilden ze Noorse huiden en bont voor zijde en zilver.

Hun contacten reikten tot het Byzantijnse rijk (Constantinopel) en het Arabische rijk (Bagdad). De Vikingen hebben op die manier een cruciale rol gespeeld in de heropleving van de handel en de steden in de hoge middeleeuwen.

In het begin van de 10e eeuw kwamen de Vikingen aan in het huidige Normandië in Frankrijk. Hun hoofdman onderhandelde diplomatisch met de Franse koning en werd zelfs zijn vazal. De Noormannen bekeerden zich tot het christendom en pasten zich snel aan de West-Europese (Franse) tradities en cultuur aan. Ook delen van Engeland en Ierland werden gekoloniseerd.

Eiland per eiland reisden ze door naar IJsland en ze bereikten zelfs Groenland in Noord-Amerika. De Vikingen waren dus de eerste Europeanen die in het continent Amerika voet aan wal zetten. De kolonisatie in Groenland mislukte, maar IJsland bleef permanent bewoond door Vikingen. De huidige bewoners zijn voornamelijk hun afstammelingen.

Opdrachten

1 Onderzoek de kenmerken van de Vikingsamenleving.

a Maak op basis van de lestekst een schema of piramide waarin je de gelaagde samenleving van de Vikingen voorstelt.

b Noem twee gelijkenissen en twee verschillen met de samenleving van de Franken rond het jaar 1000.

2 Van de Vikingen bestaat al lang het stereotiepe beeld van woeste plunderaars. Dat is een mythe die hardnekkig doorleeft tot vandaag.

a Bestudeer bron 1. Het is een filmfragment uit de Netflix-reeks Vikings (2013) die zich afspeelt rond 800. Welke indruk krijg je hier van de Vikingen? Hoe en vanuit welk perspectief worden de Vikingen voorgesteld in deze serie?

b Komt dat beeld overeen met dat in bron 2 tot en met 4? Bestudeer bron 2 tot en met 4 en kaart 1 op p. 103. Welke voorstelling krijg je van de Vikingen in die bronnen?

c Sta stil bij alle informatie die je tot nu kreeg en besluit wat je antwoord is op de vraag: Waren de Vikingen woeste plunderaars?

d Bestudeer kaart 1 op p. 103 en lestekst 2.2. Besluit nu of de voorstelling van de woeste Vikingen al dan niet eenzijdig is.

3 In strips of films worden de Vikingen steevast afgebeeld met een helm met twee horens.

a Bekijk bron 5a en b. Contextualiseer de bronnen met de vragen in je Histokit.

b Lees bron 6 en leg uit hoe de mythe van de gehoornde helm is ontstaan en foutief het collectieve geheugen is ingeslopen.

Bron 1

De serie Vikings is een Iers-Canadese historische serie uit 2013. De reeks, die ondertussen ook op Netflix te volgen is, werd gemaakt door Michael Hirst voor de Amerikaanse zender History. Het verhaal van Ragnar Lothbrok, zijn vrouw en nakomelingen, is gebaseerd op 13e-eeuwse Noorse saga’s. In deze episode krijgen we de aanval op het klooster van Lindisfarne in Brittannië te zien, waarbij Ragnar de leiding neemt. De aanval op dat klooster is echt gebeurd, maar Ragnar is een legendarische en dus fictieve figuur.

↑ Bekijk het filmfragment.

Bron 2

Een 9e-eeuwse grafsteen, gevonden in Lindisfarne. De uitgehouwen steen toont een groep van zeven Vikingen die met hun wapens zwaaien.

©VANIN

Bron 3

Bron 4

← Het Osebergenschip uit ca. 830 in het Vikingskipshuset-museum in Oslo. Vikingen maakten gebruik van langschepen, die ‘drakars’ werden genoemd. Een drakar was gebouwd voor lange zeereizen, maar dankzij de geringe diepgang kon een drakar ook gemakkelijk rivieren op varen. Daarin schuilde de grote kracht van Vikingaanvallen. Plotseling verschenen ze op een rivier en vielen ze aan.

‘Het jaar Gods 793. In dat jaar waren er onheilspellende voortekenen te zien in het land van Northumbria (Brittannië), die deze ongelukkigen schrik aanjoegen; angstwekkende bliksems, wervelwinden en draken vlogen in de lucht. Na deze voortekenen kwam er een grote hongersnood en niet lang daarna, in hetzelfde jaar, op de zesde dag vóór midden januari, de hartverscheurende invasies van de heidenen die de kerk van God in Lindisfarne (Brittannië) vernielden door plundering en slachting.’

Uit: Auteurs onbekend. (9e - 12e eeuw). Angelsaskische kroniek

Deze Angelsaskische kroniek is een verzameling 9e-eeuwse manuscripten die de geschiedenis beschrijft van de Angelsaksen. Die manuscripten werden genoteerd door anonieme schrijvers. De Angelen en Saksen waren Germaanse stammen die zich in de loop van de 5e eeuw vestigden in wat vandaag Engeland is. Je bestudeerde dat al in hoofdstuk 2. De naam ‘Engeland’ is afgeleid van de ‘Angelen’.

© Alamy / Imageselect
/ CM Dixon/ Heritage Images, The Print Collector

Kaart 1: Expedities van de Vikingen (9e tot 11e eeuw)

©VANIN

IJslandse voetbalsupporter, 2018, Wereldkampioenschap, Rusland. Omdat IJslanders zichzelf beschouwen als nazaten van de Vikingen die ooit IJsland koloniseerden, dragen ze op voetbalwedstrijden wel vaker gehoornde helmen.

Groot Vikingstandbeeld uit 1967 in Manitoba, Canada. Het standbeeld werd opgericht ter nagedachtenis van de Vikingen die rond het jaar 1000 Canada ontdekten. De Viking werd voorzien van een gehoornde helm.

Bron 5a
Bron 5b
© Shutterstock / Gansstock
© Shutterstock / Cheryl McMullan

Bron 6: De gehoornde vikinghelm

De Vikingen waren zowel plunderaars als ontdekkingsreizigers, kolonisatoren en handelaars. Wanneer mensen zich vandaag verkleden als Viking, dan zetten ze sowieso een gehoornde helm op. Onderzoek wijst echter uit dat de Vikingen helemaal geen helmen met hoorns droegen. De meeste Vikingen droegen trouwens helemaal geen helm tijdens gevechten. Enkel de rijkste krijgers konden zich een volledige wapenuitrusting veroorloven en plaatsten dan ook een helm op hun hoofd. Authentieke Vikinghelmen die werden teruggevonden, hebben allemaal hetzelfde kenmerk: ze werden niet van hoorns voorzien. Dan rijst meteen de vraag waar dat gehoornde beeld vandaan komt. Waarom leeft de gehoornde vikinghelm verder in de collectieve herinnering? In de negentiende eeuw kregen schrijvers en kunstenaars interesse in het verleden. In Scandinavië werden verhalen over Vikingen enorm populair. Men wist toen nog niet hoe die Vikingen eruitzagen en dus baseerden ze hun uiterlijk op het beeld dat ze hadden van een ander volk: de Germanen. Die Germanen werden door onder andere Romeinse schrijvers uit de klassieke oudheid beschreven als woestelingen met een baard en een … gehoornde of gevleugelde helm. Maar ook de Germanen droegen slechts zeer uitzonderlijk dergelijke helmen, namelijk tijdens bepaalde ceremonies. Helmen met hoorns hebben in een gevecht immers geen enkel voordeel.

In 1876 gingen heel wat mensen in het Duitse Bayreuth kijken naar de bekendste opera van Richard Wagner: de Ring des Nibelungen. Die opera gaat over het Scandinavische godendom en de gehoornde helm was toen te zien op de scène. Nadien werd het beeld van de gehoornde Vikinghelm steeds populairder en dook die overal op, zowel op schilderijen als in kinderboeken en zelfs op reclameposters. Zo kwam een gefantaseerde en dus foutieve beeldvorming van het verleden terecht in onze collectieve herinnering.

Naar: - Demarsin, B. (2014). Boeren en krijgers: openbaar kunstbezit Vlaanderen, Vikingen okv.be

- Starckx, S. (2022). Archeologie: Hoe de Viking een helm met hoorns kreeg opgezet. www.standaard.be

IJzeren Vikinghelm van een Vikingleider uit de 10e eeuw, Noorwegen. ↑

©VANIN

Zelfevaluatie

• Ik vat de kenmerken van de Vikingsamenleving samen voor de vier maatschappelijke domeinen.

• Ik leg het verband tussen het perspectief van bronnenmakers en de stereotypering van de Vikingen (bv. als plunderaars, strategische handelaars of ervaren ontdekkingsreizigers).

Standensamenleving en feodaliteit 3

In de vroege middeleeuwen was er een gelaagde samenleving ontstaan, met de koning aan de top. Bij de elite groeide de overtuiging dat iedereen in de samenleving zijn rol te spelen had, maar dat dat niet op voet van gelijkheid hoefde. Het was Gods wil dat er drie sociale groepen of standen waren, ingedeeld op basis van de taak die de groep te vervullen had.

3.1 Twee bevoorrechte standen: clerus en adel

De elite van de samenleving kon je opdelen in twee groepen: de geestelijke en de wereldlijke macht.

De geestelijke macht of de clerus diende te bidden, zodat de orde en de vrede bleven bestaan en God genadig zou zijn voor de zielen van de doden. De wereldlijke macht of de adel had als voornaamste taak de anderen te beschermen en te besturen. Die twee standen kenden voorrechten of privileges. Zo mochten zij bepaalde kleuren en wapens dragen, jagen en belastingen heffen.

Om zijn rijk te organiseren benoemde de koning edellieden en geestelijken tot (kroon)vazal. Die vazallen begonnen zich vanaf de 10e eeuw meer als zelfstandige vorsten te gedragen in hun bisdom, graafschap of hertogdom. Ze omringden zich met ridders. Dat waren beroepssoldaten, meestal van adel, die als taak hadden om te vechten.

Net als de koning begonnen de kroonvazallen zelf gronden uit te lenen aan onder-vazallen, die op hun beurt land of functies uitleenden aan nog ‘kleinere’ heren. Op die manier ontstond er als het ware een feodale piramide van leenheren en vazallen. Het woord ‘feodaal’ is afgeleid van het Latijnse woord feodum, wat ‘leen’ betekent. Na verloop van tijd dienden sommige vazallen zich aan bij meerdere leenheren. Ze waren vooral belust op meer grond. Grondbezit betekende immers macht en rijkdom. Vazallen werden zo rivalen van elkaar, zowel horizontaal als verticaal op de piramide.

3.2 De derde stand of het volk

Het merendeel van de middeleeuwers waren boeren of handwerkers. Zij behoorden tot de derde stand. Hun taak was werken om zichzelf en de andere standen te onderhouden. En je raadt het al: die stand had vooral plichten. Ze werden afhankelijk gemaakt van de andere twee standen, voor wie ze respect en angst koesterden.

Met de opkomst van de steden veranderde dat. De kooplui beschouwden de plichten die ze hadden tegenover een plaatselijke heer als een belemmering voor de handel en de rijkdom van de stad. Stedelingen begonnen zich te organiseren en kwamen in verzet tegen de plaatselijke heren. Ze maakten daarvoor handig gebruik van de rivaliteit binnen de feodale piramide. Zo kregen de stedelingen de steun van de edellieden die hoger op de piramide stonden. Zo konden de edellieden de macht van hun eigen vazallen (de heren) beperken. Die machtsstrijd binnen de adel en het geld van de stedelingen overtuigden veel vorsten om de steden steeds meer vrijheid en rechten te schenken.

Hoe vrij de burgers in de stad waren en welke rechten de stad had, werd door de vorst vastgelegd in een charter of keure. Dat was een officieel document dat de rechten van de burgers opsomde. Het werd bewaard in het belfort van de stad. De burgers mochten voortaan zichzelf besturen en zelf rechtspreken. Vaak kregen ze ook economische voordelen. Ten slotte kregen ze het recht om stadsmuren te bouwen en zichzelf te beschermen.

Dankzij de keure konden de burgers van de stad zich organiseren. Politiek vormden ze een stadsbestuur, waarin schepenen zetelden. Zij schreven binnen de muren van de stad de regels voor. Economisch groepeerden werklieden en kooplui zich in verenigingen die we gilden noemen. Ambachtslui met hetzelfde beroep vormden een gilde en kwamen zo op voor hun gemeenschappelijke belangen.

De leden van een gilde vormden een soort familie. Als een bakker stierf, zorgden de andere bakkers ervoor dat zijn weduwe en kinderen konden overleven. Een gilde voorzag ook in een opleiding, waardoor jongeren het vak konden leren. Daardoor was kwaliteit verzekerd. De gilden zorgden er ten slotte ook voor dat hun leden meetelden in de stad. Vooral de koopmansgilden kregen een grote stem in het stadsbestuur. Hun rijkdom zorgde ervoor dat ze de adel steeds meer ging overvleugelen. Ze vormden een nieuwe sociale groep, de patriciërs, en werden steeds belangrijker in het stadsbestuur.

Opdrachten

1 Ga dieper in op de economische en sociale veranderingen tijdens de hoge middeleeuwen.

a Teken een schematische voorstelling van de sociale structuur in de steden tijdens de hoge middeleeuwen. Gebruik daarvoor de lestekst.

b In hoeverre verschilde die sociale structuur van de vroegmiddeleeuwse samenleving? Gebruik bron 1 en 2 om te vergelijken. Gebruik de begrippen ‘continuïteit’ en ‘verandering’ in je antwoord.

2 Bekijk de feodale piramide in bron 2 opnieuw. Welk gevaar voor de koninklijke macht schuilde er in die politieke ordening van de adel en de clerus? Argumenteer.

3 Bekijk bron 3 en 4. Waarom kunnen we spreken over een win-winsituatie voor de Vlaamse graaf en de burgers van Gent? Wie verloor macht?

1

manuscript, Gilles de Rome, Frankrijk, 15e eeuw.

Bron

Bron 2: Feodale piramide tijdens de hoge middeleeuwen

Leenheren schenken een leen en bieden hun vazallen bescherming.

koning of keizer = opperste leenheer van het rijk paus = plaatsvervanger van God op aarde

kroonvazallen of rijksgroten = hoge adel en hoge clerus (graven, hertogen, bisschoppen)

onder-vazallen = lage adel en lage clerus

onder-onder-vazallen = gewone domeinheren

Vazallen zweren trouw aan hun leenheer.

Bron 3

De Keure van Gent (1191)

1 De burgers van Gent moeten hun vorst en vriend (de graaf van Vlaanderen) boven elke andere prins getrouw zijn, zolang hij hen volgens recht en rede behandelt.

2 De stad mag dertien schepenen aanduiden die over alle zaken zullen beslissen.

3 De Gentenaren moeten voor hun vorst aan geen enkele militaire tocht deelnemen tenzij op zee.

(…)

30 Wanneer te Gent een persoon aangetroffen werd die schadelijk is voor gans de stad, dan zal hij uit de stad verbannen worden (…), naar het oordeel van de schepenen.

Dit is een bewerking van de versie die terug te vinden is in Histoire constitutionelle et administrative de la ville de Gand van A.E. Gheldolf.

← Stadskeure die graaf Filips van den Elzas aan de stad Kortrijk gaf in 1190. Filips van den Elzas was graaf van Vlaanderen en Zeeland. Keures zijn documenten die door sommige historici als vroege voorbeelden van democratisering gezien worden. Het gaat immers over afspraken op papier waarbij de macht van de vorst beperkt werd en de vrijheden in de steden gegarandeerd werden. Geschreven afspraken zoals in keures waren een belangrijke innovatie in een tijd waarin het gewoonterecht de regel was.

• Ik leg uit hoe de steden dankzij de rivaliteit binnen de adel steeds meer vrijheid en rechten kregen. Bron 4

Zelfevaluatie

• Ik begrijp hoe de feodale piramide werkte en welke gevaren voor de koninklijke macht ze inhield.

Joden als zondebok 4

Afkeer tegenover joden bestond al in de klassieke oudheid. De Romeinen verweten hen en de christenen geen trouwe Romeinse burgers te zijn. Later zou ook de christelijke gemeenschap die Romeinse afkeer tegenover joden overnemen. Zo kregen joden ook de reputatie van gierige ‘woekeraars’. In dit deel bekijk je eerst wat ‘woeker’ is en hoe de middeleeuwer daartegen aankeek. Daarna onderzoek je met primaire bronnen uit de hoge middeleeuwen hoe stereotypen over joodse woekeraars ontstonden.

©VANIN

4.1 Winst maken is een zonde

De terugkeer van de handel en de steden deed het geld in Europa weer rollen. Een samenleving waarin geld belangrijk werd, was moeilijk te verzoenen met de christelijke leer. Winst maken mocht immers niet, want handelaars verstoorden er de orde mee die God gewild had. Bovendien werd het ontvangen van een interest op uitgeleend geld beschouwd als een zonde: je dreigde erdoor uit de christelijke gemeenschap te vallen en - erger nog - te branden in de hel na je dood.

Het aanrekenen van een rente voor uitgeleend geld vinden we vandaag heel normaal. Banken doen het de hele tijd en bouwen er hun kapitaal en winst op. Maar in de middeleeuwen stond het bekend als woeker.

Te veel winst maken werd afgekeurd in het christendom. Maar voor joden speelde dat bezwaar niet.

Zij hoefden zich niet aan de christelijke bepalingen te houden. Bovendien gingen zij in de ogen van de christenen toch al naar de hel. Het is dan ook geen toeval dat veel geldwisselaars - en later bankiers - in de middeleeuwen joods waren. Hun groeiende rijkdom zorgde voor een toenemende weerstand bij de christenen.

4.2 Joden als moordenaar van Christus

Joden hadden lange tijd zonder veel problemen onder de christenen geleefd. Als ze een speciale belasting betaalden, werden ze vaak beschermd door een lokale heer. Na het jaar 1000 kwam daar verandering in.

De vooroordelen namen toe. In de ogen van de christenen waren joden verantwoordelijk voor de dood van Jezus Christus. In tijden van crisis duurde het nooit lang of joden werden als de oorzaak van de ellende aangeduid. Ze zouden bronnen vergiftigd hebben of een pact gesloten hebben met de duivel: joden werden de ideale zondebok.

De discriminatie tegen joden groeide, ook in de wetten. Rechten zoals grondbezit of handel drijven werden hen in sommige streken afgenomen. Ze werden verplicht om bepaalde kleren (zoals de ‘jodenhoed’ in de vorm van een hoorn, een teken van de duivel) te dragen. Ook gewelddadige aanvallen of pogroms tegen joden namen toe. Daarbij werden soms duizenden joden gedood in een golf van haat.

Opdrachten

1 Onderzoek wat middeleeuwse mensen dachten over hun tijdgenoten die geld uitleenden en wisselden: men omschreef ze meestal als woekeraars. Pas de vier stappen van de bronnenstudie toe op historische bron 1, 2 en 3.

2 Lees het kader historisch denken en bekijk het schema. Het geeft aan hoe discriminatie en stereotypen in een samenleving groeien. Gebruik de twee historische werken in bron 4 en 5 om het mechanisme van discriminatie tegenover joden in de middeleeuwen te leren begrijpen. Gebruik de begrippen uit het schema om je uitleg te onderbouwen.

3 Bekijk de afbeeldingen in bron 6. Gebruik eventueel je Histokit als hulpmiddel.

a Welk middeleeuws stereotype over joden ontdek je in de tweede afbeelding?

b Welke stereotypen herken je nog op beide afbeeldingen?

4 Voer een klasgesprek over het thema. Is het verstandig, nodig en/of belangrijk om dit soort carnavalswagens te behouden? Of kunnen we dat beter niet doen?

©VANIN

Het ontvangen van interest voor het gebruik van geleend geld is onrechtvaardig, want men laat betalen voor iets wat niet bestaat. Het is de ongelijkheid die niet rechtvaardig is, dat is waar de woeker in bestaat. En omdat men verplicht is om oneerlijk verkregen goederen terug te geven, moet men ook geld teruggeven dat men verkregen heeft als interest.

Uit: Van Aquino, T. (ca. 1270) Summa theologica

Bijna overal is de misdaad van het woekeren zo diep geworteld dat velen geen andere handel meer drijven, en woekeren alsof dat zou toegestaan zijn. Ze gehoorzamen niet aan het verbod uit het oude en het nieuwe testament. We verklaren hierbij dat de beruchte woekeraars in de kerk niet tot de communie mogen toegelaten worden, en dat ze geen christelijke begrafenis mogen krijgen als ze sterven.

Uit: Auteur onbekend. (1179). Besluit van de bisschoppen op het Derde Lateraans Concile. Rome.

← Afbeelding van joden op de brandstapel uit de Kroniek van Neurenberg (1493). Verschillende mensen op de afbeelding dragen een joodse hoed. Vanaf het concilie van Lateranen (1215) werden joden verplicht zich door uiterlijke tekens herkenbaar te maken.

Bron 1
Bron 2
Bron 3

Historisch denken: veralgemenen en stereotyperen

Een veralgemening helpt ons om de kenmerken van een samenleving te begrijpen. Wanneer bijvoorbeeld de meeste mensen tijdens de hoge middeleeuwen in West-Europa christelijk waren, dan veralgemenen we die stelling tot: West-Europa was toen christelijk. Een vaak herhaalde veralgemening is een stereotype. Soms zijn die stereotypes terecht, maar vaak zijn stereotypes onjuiste veralgemeningen. Stereotypes hoeven dus niet noodzakelijk een probleem te zijn. Stereotypes worden wel een probleem als ze ertoe leiden dat mensen uitgesloten worden.

aanleiding:

bedreiging, crisis, angst

Bron 4

Bekijk het instructiefilmpje.

discriminatie veralgemening en stereotypering wij-zij-denken

Op het derde concilie van Lateranen in 1179 verbood de kerk het uitlenen van geld tegen rente aan medegelovigen. (…) Voor de joden gold dit verbod niet. Zij waren geen christenen en vielen dus buiten het kerkelijk recht. Bijgevolg kwam de geldhandel geleidelijk aan voor een belangrijk deel in joodse handen. De joden hadden overigens weinig keuze. Zowel de kerk als de wereldlijke overheden begonnen hen in die tijd steeds meer te isoleren met als argument dat ze een gevaar vormden voor de christelijke samenleving. Om die reden moest contact met hen zo veel mogelijk vermeden worden. Joden mochten niet langer publieke functies bekleden, grond bezitten of christenen in dienst hebben. Ook werd hun het toetreden tot een handels- of ambachtsgilde onthouden. Daarmee werd hun in feite het recht ontnomen om bepaalde vormen van handel te drijven of een ambacht uit te oefenen omdat de gilden het alleenrecht bezaten. Wat joden dus nog restte, was het verlenen van krediet, met als gevolg dat joden en geldverschaffers – ‘woekeraars’ zeiden de middeleeuwers – min of meer synoniem van elkaar werden. De joden hadden nochtans zeker niet het monopolie in de geldhandel. Joden en geldschieters uit Noord-Italië vulden elkaar aan en beconcurreerden elkaar.

Naar: Speet, B. In: Blom, H. et al. (2017). Geschiedenis van de joden in Nederland. Balans.

Bron 5

Tot de 12e eeuw waren het voornamelijk joden die tegen interest leenden. De geleende bedragen waren echter niet groot en er werd vaak deels terugbetaald in natura: men leende graan, kleren, stoffen en voorwerpen, en betaalde in dezelfde vorm terug, maar dan in iets grotere hoeveelheden. Langzamerhand werd de joden elke vorm van productiviteit verboden. Ze mochten alleen nog enkele vrije beroepen uitoefenen, zoals het beroep van arts, waar lange tijd door christenen op werd neergekeken. De rijken raadpleegden joodse artsen. (…) Er bleef de joden dan ook niet veel anders over dan hun geld productief te maken. (…) De christenen dachten er niet aan een verbod dat bestemd was voor christenen ook op te leggen aan anderen.

Uit: Le Goff, J. (1986). De woekeraar en de hel. Economie en religie in de middeleeuwen. Wereldbibliotheek.

Bron 6

← Aalst, 2019. De carnavalsgroep ‘De Vismooil’n’ uit Aalst had geen geld voor een nieuwe wagen. Ze hielden daarom naar eigen zeggen een sabbatjaar. Ze toonden op hun wagen ook hun geldgebrek (zie onderaan). Ze recycleerden hun poppen en gaven die een naar eigen zeggen 'Joods uiterlijk'. Het uiterlijk van de joden op de wagen kreeg nadien veel kritiek omdat joden in de 19e en 20e eeuw vaak als dreigende, onbetrouwbare wezens werden afgebeeld.

©VANIN

Dtl.

© ullstein bild

← Mainz (Duitsland), 1939. Tijdens een carnavalsstoet wordt een pop rondgedragen met een zogenaamd typisch Joodse neus. Op de afbeeldingen staan slogans tegen de joodse invloed in de economie.

Zelfevaluatie

• Ik leg uit wat woeker is en waarom vooral joden met geldzaken bezig waren.

• Ik verklaar hoe stereotypering ontstaat en waarom het gevaarlijk is.

• Ik geef voorbeelden van discriminatie en stereotypering van joden uit de hedendaagse tijd.

• Ik ken het kader historich denken over veralgemenen en stereotyperen op p. 111.

© Shutterstock / Imladris

Van feodale verbrokkeling tot centralisatie in Engeland en Frankrijk

Vandaag liggen de grenzen van staten wettelijk vast. In de middeleeuwen veranderden de grenzen van rijken echter voortdurend. Dat leidde tot gekke toestanden. Zo werden Franssprekende vorsten koning in Engeland, Engelse koningen bestuurden delen van Frankrijk en Italiaanse steden werden door Duitse keizers bestuurd. In onze streken was de Schelde lange tijd de grens tussen Frankrijk en het Duitse rijk, maar ook daar wisselden gebieden op de linker- en rechteroever geregeld van koning.

Je onderzoekt in deze les hoe de machtsverhoudingen in de hoge middeleeuwen lagen en welke invloed ze hadden op de territoriale kaart van West-Europa.

5.1 Verbrokkeling van grond en macht rond 1000

In het Franse en het Duitse rijk, de erfgebieden van het Karolingische rijk, slaagden belangrijke kroonvazallen erin om hun leen erfelijk te maken. Daardoor verzwakte de persoonlijke band tussen vorsten en vazallen. Hoe langer een leen in de familie van een graaf of hertog bleef, hoe moeilijker het werd voor de koning om het terug te eisen. Kortom: een leen werd steeds minder ‘leen’ en steeds meer ‘bezit’.

Voor de gewone mensen, vooral op het platteland, was veiligheid het belangrijkste. Die veiligheid werd in de 9e en 10e eeuw vaak bedreigd door invallende volkeren zoals de Vikingen. Maar ook door kleine oorlogjes die de vazallen en onder-vazallen onderling uitvochten om de beste gronden. Daarom versterkten plaatselijke heren (vaak onder-onder-vazallen) hun herenhoeves. Ze lieten op een heuvel of motte een stenen toren bouwen en gingen daarin wonen. Bij gevaar kregen de boeren er bescherming. Je begrijpt dat deze heren op de duur populairder werden dan de koning of keizer, die veraf woonde. Plaatselijke heren kregen steeds meer macht en aanzien, ten koste van hun leenheren.

5.2 De Engelse koning centraliseerde maar moest zijn macht delen

In de vroege middeleeuwen waren Germaanse volkeren zoals Angelen en Saksen naar de Britse eilanden gemigreerd. Later volgden nog de Vikingen. Het huidige Engeland maakte nooit deel uit van het Frankische rijk en had er geen nauwe banden mee. Dat veranderde in de 10e eeuw. Een groep Vikingen had zich aan de kusten van Noordwest-Frankrijk gevestigd, waar nu Normandië ligt. Hun krijgsheer Willem werd kroonvazal van de Franse koning. Toen in de 11e eeuw de Engelse koning kinderloos stierf, eiste Willem als neef de Engelse troon op. Toen hij die niet kreeg, trok hij met zijn onder-vazallen het Kanaal over naar Hastings en versloeg er in 1066 zijn rivaal. Willem de Veroveraar, zoals hij vanaf dan genoemd werd, bleef kroonvazal van de Franse koning, maar als koning van Engeland werd hij ook zijn gelijke. Willem had gezien hoe machtige vazallen het koninklijke gezag in Frankrijk hadden ondermijnd. Daarom voerde hij in Engeland een politiek van centralisatie. Hij liet alle onroerende goederen van grootgrondbezitters optekenen in een soort kadaster, het Domesday Book (1086). Op basis daarvan moesten edellieden voortaan aan de koning belastingen betalen, evenredig met de waarde van hun gronden en vee. Dat was heel nieuw voor die tijd. Er kwam ook een koninklijke rechtbank

Door huwelijkspolitiek en veroveringen breidden de Engelse koningen hun bezittingen in West-Frankrijk gevoelig uit. Door de verbinding van Engeland aan de West-Franse leengebieden noemde men het Engelse rijk ‘het Anglo-Normandische rijk’.

Toen de Engelse koning Jan in 1214 belangrijke lenen in Frankrijk, zoals Normandië, verspeelde aan de Franse koning, kwam de Engelse adel samen met burgers uit Londen in opstand. Jan kreeg de bijnaam ‘Jan zonder Land’ en moest in 1215 een schriftelijk contract met zijn onderdanen tekenen. Door dat contract, bekend als de Magna Charta (1215), werd de koninklijke macht beperkt. Er werd een raad van hoge geestelijken, hoge edelen en vooraanstaande burgers uit Londen opgericht: het latere parlement. Die raad sprak recht en controleerde de koning. De koning kon geen willekeurige belastingen meer opleggen en zomaar mensen vervolgen als het hem uitkwam.

5.3 Ook de Franse koning centraliseerde

In Frankrijk was rond 1000 de dynastie van de Capetingers op de troon gekomen. Op enkele belangrijke kroondomeinen rond Parijs na was nagenoeg al het Franse grondgebied uitgeleend. Invloedrijke kroonvazallen hadden vaak evenveel aanzien als de opperste leenheer, de Franse koning zelf. De graaf van Vlaanderen was in die periode machtiger dan de Franse koning.

Aan het einde van de 12e eeuw deed de Franse koning Filips II August er alles aan om de macht van zijn kroonvazallen te breken en leengebieden aan het kroondomein toe te voegen. Dat deed hij door zijn familieleden slim uit te huwelijken en door lenen in te pikken van vazallen die niet terugkeerden van de kruistochten of door oorlog. In 1214 slaagde hij er tijdens de slag van Bouvines in om een groot deel van de Anglo-Normandische bezittingen te heroveren en aan zijn kroondomein toe te voegen.

Om zijn macht te versterken liet hij zich, net als de Engelse koningen, bijstaan door een centraal bestuur. De ervaring had immers geleerd dat besturen op basis van een feodale band van vertrouwen kwetsbaar was. Koning Filips II liet zich daarom bijstaan door gespecialiseerde ambtenaren en een beroepsleger en voerde een centraal belastingstelsel in. Ambtenaren en soldaten waren gebonden aan de koning door diensten in ruil voor een loon. De koning was er zich sterk van bewust dat geld, een sterk leger en goede raadgevers noodzakelijke voorwaarden waren om de macht in stand te houden. Hoewel de clerus, de adel en de burgerij lang weerstand boden tegen de centralisatiepolitiek, konden de Franse koningen hun doel bereiken. Eind 13e eeuw bestuurden zij rechtstreeks het grootste deel van de Franse vorstendommen.

Opdrachten

1 Onderzoek de territoriale ontwikkeling tijdens de hoge middeleeuwen in West-Europa aan de hand van kaart 1 op p. 115.

a Welke drie grote rijken lagen in Europa in de 12e eeuw?

b Is deze kaart bruikbaar om te beoordelen of er in de drie rijken eenheid of verbrokkeling was?

Geef een goed argument.

2 Formuleer in een historische redenering aan de hand van bron 2 uit les 3 op p. 107 en kaart 1 op p. 115 het verband tussen het feodale systeem en de territoriale verbrokkeling.

3 Onderzoek gedetailleerd aan de hand van kaart 2 op p. 116 de territoriale invulling van het huidige België tijdens de hoge middeleeuwen.

a Welke opperste leenheren heersten toen over het gebied dat vandaag België heet?

b Leid uit de kaart minstens één gelijkenis of verschil af tussen het hedendaagse en het middeleeuwse Vlaanderen.

4 Bestudeer de centralisatiepolitiek van de Engelse koning Willem van Normandië (Willem de Veroveraar) aan de hand van bron 1.

a Het Domesday Book wordt wel eens het eerste kadaster van Europa genoemd. Waarom kun je de opdracht die de koning gaf modern voor die tijd noemen?

b Uit de bron kun je het persoonlijke standpunt van de schrijver over het Domesday Book afleiden. Omschrijf het. Wat zou een verklaring kunnen zijn voor zijn perspectief?

©VANIN

5 Lees bron 2. De Magna Charta was een contract tussen de koning en zijn onderdanen. Het wordt soms beschouwd als een van de eerste grondwetten.

a Vandaag is een grondwet de basis van de rechtsstaat. Door de grondwet worden de rechten van alle burgers in een land beschermd. Bewijs aan de hand van minstens twee artikelen dat de Magna Charta nog geen basis voor een rechtsstaat vormde.

b Vind jij het belangrijk dat België een rechtsstaat is met een grondwet die alle burgers beschermt? Waarom wel/niet?

6 Lees lestekst 5.3. Waarin verschilt de politiek van de Franse koning Louis II in de hoge middeleeuwen met die van de Frankische koning Karel de Grote (zie hoofdstuk 2)?

Kaart 1: Territoriale invulling in West-Europa tijdens de 12e eeuw

Kaart 2: Onze gewesten tijdens de hoge middeleeuwen (ca. 1000 - 1300)

De gebieden ten westen van de grens tussen Frankrijk en het Duitse rijk waren leengebieden van vazallen van de koning van Frankrijk. De gebieden ten oosten ervan waren leengebieden van vazallen van de keizer van het Duitse rijk.

Bron 1

Hierna had de koning een belangrijke vergadering, en een zeer diepgaand overleg met zijn raad over dit land: hoe het werd bewoond, en door wat voor soort mensen. Toen stuurde hij zijn mannen door heel Engeland naar elke graafschap, en gaf hen de opdracht om uit te zoeken uit hoeveel honderden hides (oude oppervlaktemaat) elk graafschap bestond, welk land de koning zelf had, welke voorraad aan vee er was en welke inkomsten hij per jaar van de graafschap zou moeten innen.

Ook gaf hij hun de opdracht om schriftelijk vast te leggen hoeveel land zijn aartsbisschoppen, zijn bisschoppen, zijn abten en zijn graven hadden. En - hoewel ik misschien langdradig en saai aan het worden ben - wat of hoeveel elke man die een landbezitter was in Engeland, bezat, hetzij in land of in vee, en hoeveel geld het waard was. Hij gaf hen de opdracht dat zo nauwgezet te noteren dat er geen enkele hide, noch een yard land was en zelfs geen enkele - het is beschamend om dit te schrijven, maar de koning schaamde zich er niet voor - os, koe of varken, dat niet in de akte was vermeld. En alle details en bijzonderheden werden later aan hem (de koning) overhandigd.

Uit: Auteurs onbekend. (9e - 12e eeuw). Angelsaskische kroniek.

Dit is een fragment uit de Angelsaskische kroniek, gestart eind 9e eeuw, en aangevuld door generaties anonieme schrijvers tot het midden van de 12e eeuw. In de 19e eeuw werd de kroniek uitgegeven door James Ingram (Londen, 1823). De schrijver beschrijft in dit fragment hoe en waarom de Anglo-Normandische koning Willem de Veroveraar het Domesday Book liet opstellen.

Bron 2

Wij, Jan, door de genade van God koning van Engeland, heer van Ierland, hertog van Normandië en Aquitanië, graaf van Anjou. Wij groeten alle aartsbisschoppen, abten en graven … Wij staan de volgende vrijheden toe aan alle vrije mensen van ons koninkrijk.

12 Er worden aan de heren geen belastingen of diensten opgelegd zonder de toelating van een Raad van het Rijk …

13 De stad Londen en alle steden en havens behouden hun oude rechten te land en ter zee.

39 Geen enkele vrije man mag worden gearresteerd, gevangengenomen of van zijn bezit beroofd of verbannen of op een andere manier in zijn rechten worden aangetast, tenzij door een wettelijk vonnis van zijn gelijken volgens de wet van het land.

61 Om een Raad van het Rijk samen te stellen, zullen wij de aartsbisschoppen, de bisschoppen, de abten, de graven en hertogen en de belangrijke baronnen individueel met een verzegelde brief uitnodigen, op een vast tijdstip en op een vaste plaats … en al onze vazallen zullen worden opgeroepen. Ze zullen vrij uit hun midden 25 baronnen kiezen die de plicht hebben om de vrede en die vrijheden te laten eerbiedigen. Als wij (koningen) onze verbintenis niet naleven, hebben de baronnen en het land het recht ons schade toe te brengen …

Uit: Van Caenegem, R. (1977). Over koningen en bureaucraten. Oorsprong en ontwikkeling van de hedendaagse staatsinstellingen. Reed Business.

Magna Charta (Engeland). Dit document wordt vaak beschouwd als een mijlpaal in vorming van de rechtsstaat. Zoals de keures in Vlaanderen en Brabant de macht van de vorsten beperkten, deed de Magna Charta dat voor de macht van de koning van Engeland. Ook al was Engeland toen zeker geen democratie naar hedendaagse normen, toch was dit een belangrijk moment in de ontwikkeling van een democratische rechtsstaat.

©VANIN

Zelfevaluatie

• Ik beschrijf het belang van het Domesday Book voor de centralisatie van de macht.

• Ik beargumenteer of Engeland met de Magna Charta een voorloper van een rechtsstaat kan genoemd worden.

• Ik vergelijk de kenmerken van een feodaal bestuur met de kenmerken van een centraal bestuur.

Uitbreiding: Conflict tussen paus en keizer 6

Heb je je al eens afgevraagd waarom katholieke priesters in België door de staat worden betaald? Of waarom katholieke scholen subsidies krijgen om hun schoolgebouwen op te frissen? Dat zijn vragen naar de relatie tussen de politiek (de staat) en de godsdienst (de kerk). In deze les onderzoek je de relatie politiekgodsdienst in de hoge middeleeuwen.

©VANIN

6.1

De rijkskerk

Rond 1000 was ook in het Duitse rijk de feodale verbrokkeling een feit. Kroonvazallen of ‘rijksgroten’ traden steeds zelfstandiger op. Om de macht van de rijksgroten te breken leende de Duitse koning Otto I in de 10e eeuw systematisch belangrijke leengebieden uit aan bisschoppen. Omdat zij niet mochten trouwen, hadden ze in principe geen wettelijke erfgenamen. Het was een traditie dat de koning en niet de paus de bisschoppen in het Duitse rijk aanstelde. Zo werden vertrouwelingen van de koning bisschop en de bisschoppen werden ook zijn vazallen

De wereldlijke en geestelijke macht raakten verstrengeld. Daarom werd de kerk in het Duitse rijk een ‘rijkskerk’ genoemd. De clerus kreeg steeds meer grond en macht in het Duitse rijk ten nadele van de adel. Daarom beloonde de paus van Rome koning Otto met de keizerstitel. Die titel was tot dan toe in Europa verdwenen omdat de Karolingische dynastie in het Midden-Frankische rijk was uitgestorven. Het spreekt vanzelf dat de adel niet gediend was met de groeiende dominantie van de kerk.

6.2 De Noord-Italiaanse steden

Noord-Italië behoorde tot het Duitse rijk. Hoewel in de hoge middeleeuwen het Duitse rijk ten noorden van de Alpen nog overwegend agrarisch was, lagen in de gebieden ten zuiden van de Alpen opvallend veel bloeiende steden. Steden als Milaan, Firenze, Venetië en Genua stonden op hun zelfstandigheid. De keizers deden er alles aan om hen te onderwerpen, maar dat lukte niet overal: een aantal steden groeide zelfs uit tot zelfstandige stadsstaten, het waren kleine republieken.

6.3 Strijd om de opperste macht

Toen de Duitse keizer de rijkskerk steeds meer begon te domineren en zelfs beweerde ‘boven’ de paus van Rome te staan, greep die laatste in. Dat was de start van een langdurig conflict tussen de Duitse keizer en de paus van Rome tijdens de hoge middeleeuwen. De paus wilde liever zelf de bisschoppen benoemen en geen inmenging meer van wereldlijke vorsten in geloofszaken. Hij vond dat hij, als afgevaardigde van God op aarde, het allerhoogste gezag uitoefende en dus boven alle koningen en keizers stond. De strijd tussen de geestelijke en de wereldlijke macht bleef de hele middeleeuwen duren. De strijd wordt ook wel eens het conflict genoemd tussen het geestelijke en het wereldlijke zwaard.

De oppositie tegen de keizer sloot samen een bondgenootschap. Dat bondgenootschap bestond uit de paus van Rome, een aantal Noord-Italiaanse steden en een aantal rijksgroten uit het Duitse rijk. Ze wilden korte metten maken met de machtsdrang van de Duitse keizers. Op termijn verzwakten daardoor het prestige en de macht van de keizers en bleef er van Duitse eenheid weinig over: het Duitse rijk werd een lappendeken van vorstendommen zonder sterk gezag.

Opdrachten

1 Bestudeer kaart 1 op p. 115 en leid af tot waar het Duitse rijk in het zuiden reikte.

2 Onderzoek de relatie tussen kerk en staat tijdens de hoge middeleeuwen aan de hand van bron 1.

a Soms worden theorieën gelanceerd als de nood hoog is. Tot welk onbedoeld gevolg zou op termijn de tweezwaardenleer (bron 1) onvermijdelijk leiden?

b Leg het verband tussen de tweezwaardentheorie (bron 1) en het conflict tussen keizer en paus (lestekst 6.3) tijdens de hoge middeleeuwen.

c Bespreek klassikaal hoe de verhouding tussen kerk en staat vandaag in België is. Kun je spreken van conflict, samenwerking of scheiding? Bespreek dat met je klasgenoten en trek gezamenlijk een beargumenteerde conclusie.

3 In de hoge middeleeuwen kwamen lokale machten (steden), regionale machten (kroonvazallen) en de centrale macht (vorst) in conflict, zowel in Engeland, Frankrijk als het Duitse rijk.

a Werk aan de hand van de lestekst een historische redenering uit over hoe dat kwam.

b Bestaan vandaag die niveaus van de macht ook in België? En staan die in conflict met elkaar?

4 Concludeer aan de hand van lestekst 5 en 6 wie er het best in geslaagd was om de macht van de vazallen te beknotten en zijn centrale macht te realiseren: de Engelse, de Franse of de Duitse vorst. Argumenteer.

Bron 1

← Illustratie uit de Saksenspiegel, ca. 1350. De Saksenspiegel was tijdens de hoge middeleeuwen een rechtsboek in het Duitse rijk. Op de afbeelding geeft Christus twee zwaarden (symbool voor de geestelijke en wereldlijke macht) aan respectievelijk de paus en de keizer. Al in de 5e eeuw schreef een bisschop de ‘tweezwaardentheorie’ op. Rome was toen in verval en de bisschop wou per se dat de christenen zo goed mogelijk verdedigd werden door soldaten tegen de heidenen. De tweezwaardenleer is de verdeling van de wereld in twee machtssferen: een geestelijke en een wereldlijke. De twee machten mochten niet tegen elkaar vechten, maar moesten elkaar juist versterken.

Zelfevaluatie

• Ik leg het verband tussen de tweezwaardenleer en de strijd tussen pausen en keizers in de hoge middeleeuwen.

• Ik verwoord het verband tussen de belangen van de centrale, regionale en lokale machten en hun conflicten in een historische redenering.

• Ik leg uit waarom adel, pausen en steden bondgenoten werden.

Samenvattend schema

DE HOGE MIDDELEEUWEN

(ca. 1000 – ca. 1250)

ECO

productievere landbouw

drieslagstelsel + karploeg

SOC milder klimaat

hogere opbrengst verkoop landbouwoverschotten

heropleving handel op markten

groei steden

nijverheid in steden

COMMERCIËLE REVOLUTIE (hanzen)

standensamenleving

stijging bevolking

–clerus –adel – derde stand

(privileges) vazallen + onder-vazallen (feodale piramide)

(plichten) steden: burgerij (koopmansgilden) = stadsbestuur ambachtslui (ambachtsgilden)

platteland: boeren

POL koninklijke centralisatie

Engeland

uitbreiding leengebied in Frankrijk Domesday Book: centraal kadaster koninklijke rechtbank

Frankrijk

uitbreiding kroondomein centraal ambtenarenkorps koninklijk beroepsleger koninklijke belastingen

©VANIN

Bouvines (1214): verlies Normandië

Magna Charta (1215): controle koning door standen

Bouvines (1214): herovering Normandië

Prestige koning stijgt.

koninklijke macht beperkt koninklijke macht versterkt

Historisch denken

Historische begrippen

Je leerde in de eerste graad en in de vorige hoofdstukken al volgende historische begrippen: abdij, adel, ambachtslui, ambtenaar, bekering, bisschop, centralisatie , christendom, domein, dynastie, eenheid, epidemie, geestelijke, geestelijke macht, gelaagde samenleving, geweld, gewoonterecht, godsdienst, graaf, grondgebied, handel, handelaar, heer, heiden, hertog, keizer, kerk, klooster, koning, koninkrijk, landbouw, leenheer, macht, migratie , nijverheid, ongelijkheid, (on)vrijheid, oorlog, patriciër, paus, republiek , slavernij, staat, stadstaat , traditie , vazal, verbrokkeling, verovering, volksvergadering, vorst, vrede , wereldlijke macht.

In dit hoofdstuk leerde je de volgende historische begrippen:

• cultureel: kruistocht

• economisch: aanbod, drieslagstelsel, gilde, handelspost, hanze, jaarmarkt, koopkracht , kooplui, laken, vraag, woeker

• politiek: beroepsleger, bondgenootschap, feodale piramide, graafschap, hertogdom, huwelijkspolitiek, kadaster, keure, kroondomein, kroonvazal, kruistocht, oppositie, parlement, rechtbank, rijkskerk

• sociaal: burger, burgerij, clerus, derde stand, discriminatie, pogrom, privilege, ridder, rijksgroot, stand, vervolging, voorrecht, zondebok

Structuurbegrippen

Je gebruikte in dit hoofdstuk ook de volgende structuurbegrippen: argument, bewijs, centraal, collectieve geheugen, conflict, continuïteit, gelijkenis, gevolg, lokaal, mythe, onbedoeld gevolg, oorzaak, perspectief, regionaal, relatie, samenwerking, scheiding, standpunt, stereotypering, territoriaal, veralgemening, verandering, verband, verschil, wij-zij-denken.

Zelfevaluatie

©VANIN

Gebruik bij het studeren van dit hoofdstuk de leerdoelen aan het einde van elke les of bekijk op iDiddit welke doelen je leerkracht voor jou heeft geselecteerd.

De romaanse en gotische bouwkunst

Caterpillar van Wim Delvoye, (2004). Sinds 2004 staat deze sculptuur van de hedendaagse kunstenaar Wim Delvoye op de zeedijk van Middelkerke. Met de opmerkelijke bouwmachine wil de kunstenaar een tijdloos smeltpunt creëren tussen verleden en heden. Het werk is volledig gemaakt van staal waaruit patronen uit de gotiek, de stijl van de middeleeuwse kathedralen, zijn gefreesd. Zo toont de kunstenaar zijn bewondering voor het vakmanschap van de middeleeuwse bouwheren. Die waren erin geslaagd om zonder enige machine geweldige kathedralen te realiseren. Tegelijk is het werk een hulde aan de moderne technologie die we vandaag kunnen gebruiken.

In deze doorloper ga je op zoek naar het antwoord op twee historische vragen:

Wat zijn de kenmerken van de middeleeuwse bouwstijlen?

Waarom bleef de gotiek ook na de middeleeuwen mensen inspireren?

Wat zijn de kenmerken

van de middeleeuwse bouwstijlen? 1

©VANIN

De oudste kerken in de laat-Romeinse tijd werden nog volledig gebouwd volgens Romeinse principes. Rond 1000, toen veel nieuwe kloosters gesticht werden, ontstond uit die Romeinse bouwtraditie een typische kloosterstijl: de romaanse bouwkunst. Vanuit de romaanse stijl ontwikkelde zich in de 12e eeuw, toen de steden alsmaar groter werden, een nieuwe stijl: de gotiek. Die kwam tot haar hoogtepunt in de gotische kathedralen. In deze doorloper onderzoek je de typische kenmerken van die twee middeleeuwse bouwstijlen.

Wil je meer weten over de middeleeuwse bouwstijlen? Lees dan de lestekst op iDiddit.

Opdrachten

1 Bestudeer de Romeinse invloeden in de romaanse stijl door bron 1a en b te vergelijken. Welke gelijkenissen zie je tussen de Romeinse basilica (gerechtshof of handelspand) en de romaanse kerkenbouw?

2 Vergelijk de plattegrond, het exterieur en het interieur van romaanse en gotische bouwwerken aan de hand van bron 2a en b.

a Welke belangrijke uitbreidingen gebeurden er in de plattegrond van romaans naar gotiek?

b Noem twee verschillen tussen romaanse en gotische bouwwerken.

3 Bestudeer de romaanse en gotische stijl aan de hand van bron 3a en b. Vergelijk de schetsen van de gewelven en de foto’s. Leid af welke gevolgen het gebruik van de verschillende gewelven had voor de muren, het licht en het karakter van de kerk.

4 Bestudeer bron 4.

a Welke bouwactiviteiten herken je in de miniaturen?

b Vergelijk de figuren van bron 4a en b. Beargumenteer waarom bron 4b een realistischer beeld geeft dan bron 4a en daarom een meer bruikbare bron is om te onderzoeken hoe kathedralen gebouwd werden.

5 De naam gotiek was aanvankelijk niet positief bedoeld. Lees bron 5.

a Wanneer is de naam gotiek ontstaan en met welke bedoeling werd de naam gebruikt?

b Vind je dat Vasari gelijk had? Geef twee argumenten voor je standpunt.

Bron 1a: Romeinse basilica (gerechtshof)

Schematische voorstelling van een Romeinse basilica

De Basilica Julia in Rome dateert uit de 1e eeuw voor Christus . In het gebouw werd handel gedreven en werden bijeenkomsten gehouden. Andere basilicae op het Forum Romanum dienden als gerechtsgebouw. Allemaal waren ze opgebouwd uit een lang centraal schip met aan weerszijden daarvan twee smallere zijbeuken. De ruïnes bevinden zich nog op het Forum Romanum.

Bron 1b: Romaanse kerk

Bron 2a: Plattegrond, exterieur en interieur van een romaanse kerk

1 halfronde absis (altaar) naar het oosten

2 koor voor de monniken

3 kooromgang

4 straalkapel

5 viering

6 dwarsbeuk

7 middenbeuk (schip)

8 zijbeuk (schip)

9 portaal met één poort naar het westen

Saint-Etienne in Nevers (Frankrijk), exterieur.
Romaanse kerk Santa Maria Assunta in Bitonto (Italië), 11e eeuw.
↑ Santa Maria Assunta in Bominaco (Italië), interieur.

Bron 2b: Plattegrond, exterieur en interieur van een gotische kerk

1 halfronde absis (altaar) naar het oosten

2 uitgebreid koor

3 uitgebreide kooromgang

4 uitbreiding straalkapellen

5 viering

De kathedraal van Chartres (Frankrijk), exterieur.

6 uitgebreide dwarsbeuk met drie beuken

7 uitgebreide middenbeuk

8 zijbeuk uitgebreid met talrijke zijkapellen

9 portaal met drie poorten (inkom) naar het westen

De Sint-Baafskathedraal in Gent (België), interieur.

Bron 3a: Romaans

Tongewelf.

Bron 3b: Gotisch

Kruisribgewelf.

©VANIN

↑ Eglise Saint-Pierre de Brancion, Brancion (Frankrijk). Romaanse kerk.

↑ Notre-Dame te Parijs, 12e - 14e eeuw. Gotische kathedraal.

← Verlucht manuscript uit de Kroniek van Girart Roussillon met een afbeelding van de bouw van een kerk in Frankrijk, 1448.

Miniatuur van bouwwerkzaamheden tijdens de middeleeuwen. ↑

Bron 4a Bron 4b

Bron 5

De gotiek wordt gezien als de eerste echt vernieuwende stijl sinds de val van het Romeinse Rijk. De term gotiek werd voor het eerst vernoemd in 1550, in het werk van de renaissancekunstenaar Giorgio Vasari. Die had het over de ‘Stile Gotico’. Hij vond de spitse bogen en gewelfde plafonds ‘monsterlijk en barbaars’. Zijn misprijzende benaming verwees naar de Goten, Noord-Europese indringers die in de 5e eeuw Rome hadden geplunderd en het klassieke verleden hadden bezoedeld, hoewel de gotiek zelf pas in de 12e eeuw was ontstaan.

Vasari wilde de gotische kunststijl van de volle en late middeleeuwen onderscheiden van de Romaanse kunst, die op de klassieke oudheid was geënt. Al van bij de oorsprong was de term ‘gotiek’ dus nauw verweven met de huiver voor datgene wat als barbaars en primitief werd bestempeld.

Naar: Auteur onbekend. (4 december 2024). Gotiek (bouwkunst). nl.wikipedia.org

Opdrachten

1 Bestudeer bron 1a en b.

a Waarom wordt de moderne wolkenkrabber Burj Khalifa weleens een moderne kathedraal genoemd en de kathedraal van Antwerpen een middeleeuwse wolkenkrabber?

b Steeds hoger willen bouwen … het lijkt van alle tijden. Zoek een gelijkenis tussen beide bouwwerken inzake het motief om steeds hoger te bouwen. Controleer je argumenten eventueel online.

2 Bestudeer bron 2.

a Welke middeleeuwse bouwstijlen herken je op de bankbiljetten? Waaraan herken je ze?

b Vergelijk de sierelementen op het biljet van 10 euro met die van de Notre Dame (bron 3b op p. 127) en het gefreesde sierwerk op de Caterpillar van Delvoye (titelbeeld op p. 123). Probeer zo nauwkeurig mogelijk het typisch gotische sierwerk te omschrijven.

3 Bestudeer bron 3a en b.

a Deze gebouwen dateren helemaal niet uit de middeleeuwen. Uit welke tijd dateren ze wel?

b ‘Neo‘ betekent (op)nieuw. Waarom noemt men deze bouwstijl neogotiek? Argumenteer.

c België is ontstaan in de 19e eeuw, samen met nog veel andere staten in Europa. Juist in tijden dat er veel nieuwe dingen ontstaan, grijpen mensen en kunstenaars vaak terug naar het oude of worden oudere kunststijlen weer populair. Bespreek in de les waarom dat zo is en probeer een conclusie te formuleren.

4 Bestudeer bron 4. Ook de subcultuur ‘gothic’ die sinds de jaren 1980 in Europa bestaat, is geïnspireerd op de gotiek uit de middeleeuwen. Wat is de link tussen die subcultuur en de middeleeuwse gotiek?

Zoek eventueel online informatie.

De Onze-Lieve-Vrouwekathedraal van Antwerpen (1352 - 1521). Met 123 meter was de kathedraal het hoogste gebouw van België tot 1967.

Bron 1a Bron 2

Bron 1b

De Burj Khalifa in Dubai (Verenigde Arabische Emiraten) (2004 - 2010). Met 828 meter is dit de hoogste wolkenkrabber ter wereld.

Provinciaal hof op de Grote Markt in Brugge, gebouwd in de 19e eeuw.

← Gothic is een levensstijl. Het is een zachte, kunstzinnige rebellie met een grote nadruk op introspectie van de eigen gevoelens, artistieke zelfexpressie, openheid en creativiteit. Goths, zoals men de mensen noemt die er een gothic levensstijl op na houden, zijn vaak fijngevoelige, vrolijke, meestal creatieve en soms zelfs timide mensen. De meesten zijn eerder apolitiek en kijken naar anderen met respect en een open geest. Zij voelen zich aangetrokken tot de donkere kant van het leven, in die zin dat zij de dood zien als een deel van het leven en dat vieren met muziek en mode. Zij dwepen met dieprode en gitzwarte romantiek, met de tragiek van de liefde en diens onvermijdelijke schaduwzijde. Zij zoeken elkaar op op muziekfestivals, meetings, party’s en concerten, waarbij ze zich voor de gelegenheid extravagant kleden binnen de gothic look.

Naar: immaterieelerfgoed.be

©VANIN

Palace of Westminster of Houses of Parliament met Big Ben in Londen, midden 19e eeuw.
Bron 3a
Bron 3b
Bron 4
© Alamy / Imageselect / jozef sedmak

De kruistochten (hoge middeleeuwen)

Een geschilderde plattegrond van Jeruzalem met de verschillende pelgrimsbestemmingen, waaronder de joodse tempel van Salomo en Golgotha (plaats van de kruisiging van Jezus) linksonder. Frankrijk, ca. 1170. Onder de plattegrond zie je kruisvaarders die moslimruiters achternazitten. Je herkent ze aan de symbolen op hun schild en vlag. In 1095 had paus Urbanus II opgeroepen om Jeruzalem te veroveren op de moslims. In dit hoofdstuk onderzoek je de betekenis van de kruistochten voor de samenleving en de interculturele verhoudingen tijdens de hoge middeleeuwen.

1

2

3

4 5 6

Het christendom: verdeeldheid en toch samenwerking

De kruistochten naar Jeruzalem

De gevolgen van de kruistochten

Religieuze onverdraagzaamheid in Europa

Het beeld van de kruisvaarder in historische films en romans

Uitbreiding: Het standbeeld van Godfried van Bouillon

Wat weet je al? I

Bekijk bron 1 en bespreek klassikaal de vragen.

a In welk land vond dit protest plaats?

b Welke vorm van onverdraagzaamheid komt hier aan bod?

c Van waaruit is die onverdraagzaamheid ontstaan?

©VANIN

Paus Urbanus II predikt de eerste kruistocht richting Jeruzalem, miniatuur van Jean Fouquet uit de Grandes Chroniques de France, Frankrijk, 15e eeuw.

Hedendaagse foto van de Rotskoepel, Jeruzalem. Deze koepel werd gebouwd door de moslims die de stad in 637 veroverden op de Byzantijnse christenen. Jeruzalem, dat eerder joods was en toen door christenen bestuurd werd, kwam zo onder moslimbestuur.

Bron 1

Situeren in tijd II

14e- of 15e-eeuws manuscript uit Frankrijk met een afbeelding van Godfried van Bouillon. Als hertog van Bouillon voerde hij de eerste kruistocht richting Jeruzalem mee aan. Hij werd de eerste christelijke vorst van het staatje Jeruzalem, al weigerde hij de titel van koning.

Afbeelding van Saladin uit een islamitisch manuscript, 12e eeuw, Midden-Oosten. Saladin was een islamitische generaal van Koerdische afkomst. Hij slaagde erin Jeruzalem te heroveren op de kruisvaarders. Sommige islamitische landen zien hem vandaag als een held.

Frans manuscript van de slag bij El-Mansoera, ca. 1330. In februari 1280 stonden de kruisvaarders voor de zoveelste keer tegenover een islamleger. Links zie je het gevecht, rechts wordt een koning weggeleid.

Op onderzoek III

Het christendom: verdeeldheid en toch samenwerking

1.1 Het Oosters Schisma (1054) binnen het christendom

Vandaag bestaan er grote verschillen in de manier waarop orthodoxe en katholieke christenen de eucharistieviering vieren. Ook het kruis beelden beide strekkingen binnen het christendom verschillend af. Die twee christelijke kerken groeiden geleidelijk uit elkaar. Al van bij het ontstaan bestonden binnen het christendom verschillende strekkingen met elk hun eigen gewoonten en tradities. Tegen het jaar 1000 was het rooms-katholicisme de dominante leer in West-Europa. In het Byzantijnse rijk echter had de keizer zichzelf de macht over het Byzantijnse christendom toegeëigend. De term cesaropapisme drukt uit dat de keizer (cesar) tegelijk werelds en geestelijk (papa) gezag had. In 1054 kwam het tot een duidelijke breuk, het Oosters Schisma. Omdat onderlinge twisten niet opgelost raakten, splitsten beide kerken definitief: de Rooms-Katholieke Kerk in West-Europa en de Grieks-Orthodoxe Kerk in Oost-Europa.

1.2 Een front tegen de Seltsjoeken

Toch waren beide kerken op elkaars steun aangewezen als ze dezelfde vijand hadden. Dat gebeurde aan het einde van de 11e eeuw, al kort na het schisma. Toen werd de Byzantijnse keizer geconfronteerd met een nieuwe vijand: de Seltsjoeken. Dat was een machtige dynastie van Turken die gemigreerd waren uit Centraal-Azië (Zuid-Mongolië) naar het Midden-Oosten, waar ze in de 11e eeuw een groot rijk stichtten. In dat rijk werd het toen verzwakte kalifaat van de Abbasiden opgeslorpt. De Seltsjoeken bekeerden zich tot de islam. Zij breidden hun rijk steeds verder uit naar het westen, waar ook Byzantijnse gebieden in Anatolië werden onderworpen. Toen ook Jeruzalem werd bedreigd door de Seltsjoeken, riep de Byzantijnse keizer de directe hulp in van de paus van Rome. Het doel was om samen de heilige plaatsen in Jeruzalem te verdedigen. Dat was de aanleiding voor de kruistochten naar Jeruzalem. De diepere oorzaak was de onmacht van de Byzantijnse keizer om de dreiging van de Seltsjoeken af te slaan.

1.3 Jeruzalem

Jeruzalem was een heilige plek voor de drie monotheïstische godsdiensten. Voor de christenen was het de stad waar Christus had gepredikt en was gestorven. Het was al eeuwen een bedevaartsoord waar christenen heen trokken om het graf van Christus te eren. Voor joden was Jeruzalem de hoofdstad van het Joodse koninkrijk van koning David uit de Bijbel. Voor moslims was de Tempelberg in Jeruzalem een heilige plek omdat volgens hun overlevering de profeet Mohammed er ten hemel was opgestegen.

Toen Jeruzalem in de 11e eeuw in handen van de Seltsjoeken viel en de Byzantijnse keizer de hulp van de paus van Rome inriep, zag die laatste zijn kans om zijn eigen macht te versterken. Hij wou opnieuw gezien worden als de opperste leider van het hele christendom, de Byzantijnse keizer weer aan zijn macht onderwerpen en het schisma met de Orthodoxe Kerk ongedaan maken.

In 1095 riep de paus in Clermont-Ferrand (Frankrijk) alle christenen op om een heilige oorlog tegen de Seltsjoeken te voeren en Jeruzalem te bevrijden. Zijn toespraak was opzwepend en intimiderend. Zijn taal zette aan tot onverdraagzaamheid tegenover andersgelovigen. De toespraak had succes. Ze was het startsein van een reeks kruistochten.

Opdrachten

1 Bestudeer de verhoudingen tussen de drie monotheïstische godsdiensten aan de hand van het filmpje uit bron 1 en lestekst 1.

a Maak aan de hand van het filmpje bij bron 2 een schema waarin de drie monotheïstische godsdiensten chronologisch staan en koppel in dat schema aan elke godsdienst de religieuze leider, het heilige boek en het belang van Jeruzalem.

b Hoe herken je wij-zij-denken in de verhouding tussen de verschillende religieuze stromingen?

2 Lees lestekst 1.

a Leg uit hoe het in 1054 tot een religieuze breuk kwam tussen de Rooms-Katholieke en de OostersOrthodoxe Kerk.

b Leg uit waarom de Byzantijnse keizer in de 11e eeuw hulp zocht bij de paus, ondanks de religieuze breuk. Gebruik passende structuurbegrippen om de veranderingen te omschrijven: maak onderscheid tussen aanleiding en oorzaken.

©VANIN

↑ Bekijk het filmpje.

Bekijk het filmpje.

Zelfevaluatie

• Ik leg uit waarom Jeruzalem van belang is voor de drie monotheïstische godsdiensten.

• Ik beargumenteer waarom het Oosters Schisma (1054) toch tot samenwerking tussen pausen en Byzantijnse keizers leidde.

Bron 2
Bron 1

De kruistochten naar Jeruzalem 2

Tijdens de hoge middeleeuwen streefde de Rooms-Katholieke Kerk een steeds nadrukkelijker monopolie op de godsdienst in Europa na. Al voor de kruistochten naar het Oosten werden militaire expedities georganiseerd om niet-christelijke gebieden in Europa te veroveren. Vanaf de 11e tot de 13e eeuw vertrokken er ook kruistochten richting Jeruzalem.

Tijdens de vierde kruistocht, in 1204, plunderden West-Europese kruisvaarders Constantinopel, waarbij de graaf van Vlaanderen zelf tijdelijk keizer werd van het Byzantijnse rijk. In 1291 eindigden de kruistochten. Ze hadden geen blijvend resultaat opgeleverd, noch voor de paus van Rome, noch voor de Byzantijnse keizers. ©VANIN

2.1 De eerste kruistocht (1096 - 1099)

De oproep van de paus in 1095 verspreidde zich via predikers als een lopend vuurtje door Europa. Edelen, ridders en geestelijken vertrokken, goed georganiseerd en in groep, in 1096. Ze werden aangevoerd door belangrijke edellieden zoals Godfried van Bouillon. Ook gewone mensen wilden de heilige oorlog mee voeren en hun hemel verdienen. Zij gingen te voet, ongeorganiseerd, en minder of helemaal niet goed uitgerust. Ze waren snel uitgeput, leden vaak honger en waren niet altijd even welkom in de kloosters op hun routes. Onderweg waren joodse gemeenschappen en andere minderheden het slachtoffer van pogroms. Dat waren spontane uitbarstingen van geweld of soms zelfs systematische vervolgingen van joodse gemeenschappen. De kruisvaartroute ging langs Constantinopel. Onder toezicht van de Byzantijnen staken de kruisvaarders de Bosporus over naar Azië. Ze kwamen in 1099 in Jeruzalem aan. Na een belegering van enkele weken werd Jeruzalem met veel geweld op de Seltsjoeken heroverd. Er werd een bloedbad aangericht op alle inwoners - islamitische, joodse en christelijke.

2.2 Kruisvaardersstaten

Jeruzalem en de omgeving errond werd een onafhankelijke kruisvaardersstaat onder leiding van christelijke vorsten als Godfried van Bouillon. Die staat zou ongeveer zeventig jaar standhouden. Twee ridderorden beschermden de kruisvaarders en hun staatje: de Tempeliers en de Hospitaalridders. Zij leefden in kloosters en waren tegelijk monnik en ridder. Ze verzorgden gewonde kruisvaarders en verdedigden hen. De Orde van de Tempeliers werd een rijke orde. Ze verwierf veel gronden en landerijen door schenkingen. Bovendien moesten edelen die als monnik binnentraden een gelofte van armoede afleggen en al hun bezittingen aan de orde schenken. Na de kruistochten speelden de Tempeliers zelfs de rol van bankier in Europa.

2.3 Andere kruistochten naar het Oosten

De Seltsjoeken deden er alles aan om de kruisvaardersstaat Jeruzalem te heroveren. In 1178 heroverde Salah ad-Din (zijn naam wordt soms verbasterd tot Saladin) Jeruzalem en de andere inmiddels gestichte kruisvaardersstaatjes. Zowel Duitse keizers als Franse en Engelse koningen voerden later nieuwe kruistochten aan, echter zonder tastbaar resultaat op lange termijn.

Opdrachten

1 Onderzoek de routes van de kruistochten aan de hand van kaart 1 op p. 138.

a Formuleer twee historische vragen waarop die kaart een antwoord geeft.

b Leid uit de kaart af welke route de kruisvaarders tijdens de eerste kruisvaart namen. Noem ook de namen van de hedendaagse landen van waaruit de kruisvaarders vertrokken.

c Concludeer of de routes van de kruistochten continentale of maritieme routes waren.

2 Leid uit kaart 1 op p. 138 af waar de vierde kruistocht eindigde. Verklaar mee aan de hand van de lestekst welke gevolgen dat had voor de relatie binnen het christendom.

3 Lees het kader historisch denken over multiperspectiviteit. Bestudeer bron 1 tot en met 8. Die bronnen werden geschreven vanuit verschillende perspectieven.

a Bepaal voor elk van de bronnen het juiste perspectief (joods, christelijk, islamitisch …) en leg telkens uit welke beeldvorming over christenen en moslims aan bod komt.

b Bewijs dat de standplaatsgebondenheid van de makers bepalend is voor hun visie op de kruistochten.

c Waarom is het belangrijk om historische gebeurtenissen zoals de kruistochten vanuit verschillende perspectieven te benaderen?

Historisch denken: multiperspectiviteit

Om een beeld van het verleden te krijgen is het belangrijk om historische gebeurtenissen vanuit verschillende perspectieven te bekijken. Wanneer je probeert de verschillende perspectieven te begrijpen en te verklaren, noemen we dat multiperspectiviteit.

Hedendaagse historici kijken niet enkel vanuit het christelijke of westerse perspectief naar het verleden. Ze bekijken het verleden ook vanuit andere perspectieven zoals het islamitische, joodse en oosters-orthodoxe. Dat helpt om een vollediger beeld van het verleden te krijgen. Het zorgt er ook voor dat we ons beter kunnen inleven in het verleden.

islamitisch christelijk (katholiek)

©VANIN

joods

christelijk (oosters-orthodox)

KRUISTOCHTEN

Kaart 1: De kruistochten tijdens de hoge middeleeuwen (11e - 15e eeuw)

Bron 1

“Onze heren en voetvolk sneden de buik open van hen die ze net hadden gedood om uit de ingewanden de gouden munten te vissen die de Saracenen door hun walgelijke kelen hadden gewurgd toen zij nog leefden. (…) Met getrokken zwaarden renden onze mannen door de stad en spaarden niemand, zelfs hen die om genade smeekten niet. (…) Zij drongen de huizen van de burgers binnen en grepen al wat zij daarin vonden.”

Uit: Van Chartres, F. (begin 12e eeuw). De Gesta Francorum Jherusalem peregrinantium.

De priester Fulcher van Chartres (ca. 1058 - 1127) nam deel aan de eerste kruistocht en woonde 27 jaar in Jeruzalem, waar hij deze kroniek over de eerste kruistocht schreef. Hij gebruikt de term ‘Saracenen’. Die naam werd in West-Europa steeds meer gebruikt om ‘moslims’ aan te duiden.

Bron 2

“Wij hebben bloed gemengd in de stroom van tranen en ons is geen plaats voor medelijden gebleven. (…) Ach, hoeveel lieve meisjes verbergen er al niet vol schaamte hun gezicht in hun handen! Zonen van de islam, er staan jullie oorlogen te wachten, waarbij de hoofden aan de voeten zullen rollen. Zij hebben de scherpe zwaarden in de handen van de heidenen ontbloot, maar deze zullen worden weggestoken in hun halzen en schedels.”

Uit: Al-Muzaffar, A. (1139 - ?). Verslag

Al-Malik al-Muzaffar was een politieke en militaire Arabische leider en neef van sultan Aladin. Hij leefde ten tijde van de eerste kruistochten en schreef ook poëzie.

3

‘Het was onmogelijk om zonder afgrijzen naar de enorme aantallen omgebrachte mensen te kijken. Overal lagen delen van menselijke lichamen. Nog vreselijker was de aanblik van de overwinnaars, die van top tot teen dropen van het bloed. (…)

Toen, met andere kleren aan, met schone handen en op blote voeten, begonnen ze in alle nederigheid een rondgang langs de eerbiedwaardige plaatsen die Jezus in zijn goedheid met zijn lichamelijke aanwezigheid had geheiligd en verheerlijkt.

(…)

Het was een bron van vreugde om te zien met welke toegewijde vroomheid de pelgrims de heilige plaatsen naderden, hoe hun hart opsprong van vreugde en hun geest zich verblijdde, toen ze de plaatsen kusten die herinnerden aan de aanwezigheid van de Heer op aarde.’

Uit: Phillips, J. (2010). In naam van God, een nieuwe geschiedenis van de kruistochten. Uitgeverij Nieuw Amsterdam.

Dit komt uit een ooggetuigenverslag van een kruisvaarder na de val van Jeruzalem (eerste kruistocht).

Bron 4

‘Hun ongelovigheid gaf de heidenen [de kruisvaarders] een vrijbrief om de islam schade toe te brengen, en berokkent daardoor het geloof langdurig leed. Wat juist is, is van nul en generlei waarde en wat verboden is, geldt (nu) als geoorloofd. Het zwaard flitst en bloed wordt vergoten. Hoeveel moslimmannen zijn als buit meegevoerd? En hoeveel moslimvrouwen zijn van hun eer beroofd? Hoeveel moskeeën hebben ze vervolgens tot kerk gemaakt? Het kruis is neergezet in de mihrab. Varkensbloed vloeit er. Korans zijn verbrand alsof het om wierook ging. Hebben jullie geen verplichting tegenover God en de islam, om jong en oud te verdedigen? Geef God gehoor: wee jullie! Geef hem gehoor!’

Uit: Phillips, J. (2010). In naam van God, een nieuwe geschiedenis van de kruistochten. Uitgeverij Nieuw Amsterdam.

©VANIN

Dit is een verslag van een anonieme Arabische dichter uit het begin van de 12e eeuw. Een mihrab is een gebedsnis in een moskee.

Bron 5

Dat zijn geen Franken, maar duivels. Het zijn beesten die triomferen in het gevecht, want net als beesten kennen ze geen andere eigenschap dan bruut geweld en wreedheid.

Uit: Ibn Munqidh, U. (12e eeuw). Kitab al-I'tibar. Syrië.

Het Kitab al-I'tibar (Het boek van de levenslessen) is geschreven in de 12e eeuw (toen Saladin bijna aan de macht kwam). De gerenommeerde schrijver en dichter legde in zijn bekendste werk zijn kijk op de wereld en op de Franken uit.

Bron 6

De kinderen van Israël weten wat de christenen hen hebben aangedaan. Daarom verheugen zij er zich over dat God hen straft door de moslims de overwinning daar te schenken.

Josef bin Joshua Meir al Sefardi, Midden-Oosten, 15e eeuw De rabbijn (joodse geleerde) schreef in zijn kroniek over de kruistochten.

Bron

Bron 7

In de ene hand hebben zij hun kelk en in de andere een zwaard of een speer. Dit ras is meer geïnteresseerd in oorlog dan in godsdienst.

Anna Komnene, Constantinopel, 11e eeuw. Anna Komnene, de dochter van de Byzantijnse keizer, schreef over katholieke priesters op kruistocht.

Bron 8

Sommige van onze soldaten hakten het hoofd van hun vijanden eraf; andere beschoten hen met pijlen zodat ze van de torens vielen; weer andere martelden hen langer door hen in de vlammen te werpen. In de straten van de stad lagen overal stapels hoofden, handen en voeten (…) In de tempel van Saolomo reden mannen tot op hun knieën en teugels in het bloed. Het was echt een rechtvaardig en schitterend oordeel van God om deze plaats te vullen met het bloed der ongelovigen.

©VANIN

Zelfevaluatie

Kroniekschrijver, monnik en kruisvaarder Raymond van Aguilers, 11e eeuw, Frankrijk, was getuige van de verovering van Jeruzalem.

• Ik situeer de kruistochten in tijd en ruimte.

• Ik formuleer zelf een historische vraag waarop een kaart of bron een antwoord geeft.

• Ik leg uit welke sociale groepen op kruistocht vertrokken en licht hun motieven daarvoor toe.

• Ik interpreteer het doel en doelpubliek van bronnen over de kruistochten en hanteer daarbij meerdere perspectieven.

• Ik ken het kader historich denken over multiperspectiviteit op p. 137.

De gevolgen van de kruistochten 3

De kruistochten hadden diepgaande gevolgen: de kloof tussen de islam en het christendom was groter dan ooit. Ook de breuk tussen de Rooms-Katholieke en de Grieks-Orthodoxe Kerk werd niet gedicht, integendeel: het Oosters Schisma bleef bestaan. De pausen waren hun prestige kwijt. Waar ze rond 1100 nog aan het toppunt van hun macht stonden, bleven ze rond 1300 achter als mislukte leiders. Naast de directe gevolgen voor de verhoudingen tussen de religies, waren er ook directe en indirecte gevolgen op alle maatschappelijke domeinen.

3.1 Politieke gevolgen

De kruistochten hadden politieke gevolgen: belangrijke vorsten of edelen keerden niet terug. Ofwel waren ze omgekomen, ofwel waren ze een nieuw leven in het Oosten begonnen. De Franse koningen voegden de lenen ‘zonder vazal’ aan hun kroondomein toe. Op die manier versnelden de kruistochten de centralisatie in Europa.

3.2

Economische gevolgen

De kruistochten versterkten de economische contacten tussen Europa en het Midden-Oosten. Al voor de kruistochten bestonden er relaties tussen steden als Pisa, Genua en Venetië en de Arabieren uit NoordAfrika en het Midden-Oosten. Zelfs tijdens de heilige oorlogen bleven West-Europese en Arabische handelaars vaak vreedzame handelspartners en werden handelscontacten nog uitgebreid. De havens waar kruisvaarders in- en ontscheepten bleven permanente havens. Na de kruistochten maakten de Europeanen kennis met nieuwe producten, zoals abrikozen, gedistilleerde alcohol en geraffineerde suiker. Via de Arabische handelaars kwamen hier producten aan uit het Verre Oosten, zoals geurstoffen en specerijen.

3.3

Cultureel vlak

Op cultureel-wetenschappelijk vlak hadden de kruistochten een grote invloed op Europa. Door de interculturele contacten met de Arabische wereld kwamen tal van wetenschappelijke verworvenheden in Europa binnen. Europa kwam in contact met het fenomeen ‘ziekenhuis’ en met Arabische medische inzichten. Sommige Arabische gewoonten zoals de Arabische cijfers en het getal 0 werden geïntroduceerd, alsook nieuwe technologieën zoals molens en schepraderen en het distilleren van alcohol. Veel woorden die we vandaag nog gebruiken, komen van het Arabisch: benzine, algebra, alcohol, katoen, matras, divan, aubergine, mokka, tarief ... Er werden in Europa naar het Arabische voorbeeld ook universiteiten gesticht waar het onderzoek met rasse schreden vooruitging.

Opdrachten

1 Ondanks de vijandschap tijdens de kruistochten waren er ook vreedzame interculturele contacten tussen moslims en christenen. Bewijs dat aan de hand van bron 1a en b.

2 Lees de lesteksten. Toon aan hoe maatschappelijke domeinen elkaar beïnvloeden.

a Maak eerst een (spin)schema waarin je de gevolgen of het belang voor de verschillende maatschappelijke domeinen samenvat met kernwoorden.

b Geef één voorbeeld van een verband tussen het culturele en politieke domein binnen de kruistochten.

3 Tijdens de kruistochten waren er intense interculturele contacten tussen het christelijke West-Europa en het islamitische Midden-Oosten (streek rond Jeruzalem). Zoek met behulp van het schema van bron 2 en de lesteksten naar de aard van de contacten tijdens en na de kruistochten.

Bron 1b

Afbeelding van een kopij van een Arabisch manuscript (Sharh shudhur al-dhabab) uit de 12e eeuw. In Europa werd alcohol enkel verkregen door de gisting van graan of fruit. Zo werd bier of wijn gemaakt. Maar de Arabieren hadden een manier bedacht om zuivere alcohol te produceren: het distilleren. ↑

Afbeelding uit een Spaans-Arabisch manuscript uit de 13e eeuw. Het scheprad dat water naar een hoger gelegen gebied kan brengen, werd door de Arabieren in Spanje ingevoerd.

©VANIN

politiek domein

bv. gewelddadig of vreedzaam contact

interculturele contacten

sociaal domein

bv. wij-zij-denken, (on)gelijkheid

bv. samenwerking of uitbuiting

cultureel domein

bv. cultuurvermenging of dominantie economisch domein

Zelfevaluatie

• Ik beschrijf de gevolgen van de kruistochten voor de verschillende maatschappelijke domeinen.

• Ik beschrijf de aard van de contacten tussen Europa en het Midden-Oosten tijdens de kruistochten voor de verschillende domeinen van de samenleving.

Bron 2
Bron 1a

Religieuze onverdraagzaamheid in Europa 4

De kruistochten waren gericht tegen moslims in het Oosten. Maar de godsdienstige onverdraagzaamheid was veel algemener. Ook in Europa zelf namen de vervolgingen toe.

©VANIN

4.1 Kruistochten

tegen Europese moslims

In Andalusië (op het Iberisch Schiereiland) was het kalifaat van Cordoba verbrokkeld in kleinere staatjes (zie hoofdstuk 3). Christelijke ridders en edelen trokken ten strijde om ook daar het christendom te herstellen. Eind 13e eeuw was bijna heel het zuiden van Spanje en Portugal weer in christelijke handen. Enkel Granada bleef een islamitisch bolwerk, tot ook dat eind 15e eeuw veroverd werd. Veel moslims die eeuwen in Andalusië vreedzaam met christenen hadden samengewoond, werden geconfronteerd met onverdraagzaamheid, moesten zich verplicht bekeren of werden verdreven. Velen migreerden naar islamitische gebieden, vooral in Noord-Afrika.

4.2 Pogroms tegen joden in Europa

Maar ook de vele joden die in Andalusië onder het islamitische bestuur hun godsdienst hadden mogen belijden, werden voortaan verplicht zich tot het christendom te bekeren. Er waren er die dat deden onder sterke druk. Maar velen weigerden en bleven in het geheim toch hun godsdienst beleven. Groepen joden werden door christelijke koningen verbannen uit Engeland en Frankrijk en kwamen zo in Oost-Europa terecht. Joden die wel bleven, moesten zich duidelijk herkenbaar maken door een teken te dragen op hun kleding. Ze leefden soms in aparte stadsdelen, de zogenaamde getto’s. Ook in andere Europese gebieden waren er geregeld pogroms

4.3 Vervolging van ketters in Europa

De Kerk trad ook steeds harder op tegen haar eigen christenen die afweken van de officiële leer van Rome en die bepaalde kerkelijke gebruiken niet volgden. Vanaf de 12e eeuw, ten tijde van de kruistochten, werd die christelijke leer door Rome steeds strakker geformuleerd. De zeven sacramenten, zoals het doopsel en het verplichte celibaat voor geestelijken, die de Rooms-Katholieke Kerk nu kent, werden toen dwingende voorschriften. Wie de roomse leer niet strikt volgde, werd als ketter beschouwd en vervolgd.

De meest opvallende vervolging van ketterij was de kruistocht tegen de Albigenzen, georganiseerd door de paus in het begin van de 13e eeuw. De Albigenzen waren een religieuze groepering met een snelgroeiend aantal volgelingen in het zuiden van Frankrijk rond de stad Albi (Toulouse), maar ook in Noord-Frankrijk en Noord-Italië. Zij werden later katharen genoemd. Onder hun volgelingen waren ook veel edelen, graven en vazallen. Met een zorgvuldig voorbereide campagne liet de paus hen vervolgen. Ondanks zwaar geweld slaagden de bisschoppen er niet in hen uit te roeien. In 1233 richtte de paus daarom in Toulouse de Inquisitie op. Dat was een kerkelijke rechtbank onder direct pauselijk gezag. De pausen stelden zelf de inquisiteurs aan en stuurden hen op pad naar gebieden met ketters. Die kerkelijke rechters hielden een klopjacht op weerbarstige katharen, gebruikten folterpraktijken om bekentenissen af te dwingen en hebben de katharen uiteindelijk volledig uitgeroeid. Ook andere christelijke bewegingen, zoals de Waldenzen, werden vervolgd omdat ze net als Christus een eenvoudig leven wilden volgen en tegen de doodstraf waren.

Opdrachten

1 Bestudeer aan de hand van bron 1 welke gevolgen kruistochten of godsdienstoorlogen kunnen hebben voor het erfgoed van een stad of land.

©VANIN

a Wat gebeurde er met de moskee in Cordoba zodra de stad veroverd was door christelijke kruisvaarders?

b Vind je het geoorloofd dat oude monumenten van voorgangers afgebroken of aangepast worden aan de nieuwe machthebbers? Neem een standpunt in en verantwoord dat aan de hand van twee argumenten.

2 Onderzoek hoe wij-zij-denken zorgde voor rivaliteit tussen de religieuze groepen in de middeleeuwen.

a Aan welke uiterlijke elementen herken je in bron 2a de joodse man? Waarom denk je dat minderheden zich vaak zelf door hun kleding willen onderscheiden van de meerderheid? Zoek een gelijkaardig voorbeeld uit je eigen omgeving.

b Denk je dat in bron 2a een discussie op basis van gelijkwaardigheid wordt gevoerd? Waaruit leid je je antwoord af?

c Leid uit bron 2b af waarom joden daar als zondebok worden aangeduid. Zoek een hedendaags voorbeeld waarin ook minderheden als zondebokken worden aangeduid .

d Het woord ‘pogrom’ staat in verband met godsdienstige onverdraagzaamheid. Zoek in hoofdstuk 4 of in je begrippenlijst de betekenis van dat woord op. Beargumenteer waarom het van toepassing is op bron 2b.

3 Onderzoek welk standpunt de Kerk innam tegenover groepen die de christelijke leer iets anders interpreteerden dan de officiële leer van Rome aan de hand van bron 3 tot en met 5.

a Omschrijf eerst wat het woord ‘ketter’ betekent. Zoek het op in de lestekst of op het net.

b Leid uit de drie bronnen af met welke verschillende middelen de kerk ketterijen bestreed.

c Godsdienstvrijheid was niet aan de orde in de middeleeuwen. Vandaag is het een van de basisbeginselen van een rechtsstaat en een van de belangrijkste mensenrechten. Hoe belangrijk vind jij dat recht?

1

← Maquette van de oude mezquita of Aljama-moskee van Cordoba (Andalusië, Spanje). In 1236 werd de stad ingenomen door katholieke Castilianen. Een dag voordat de Castiliaanse christelijke koning zijn entree maakte in de stad Cordoba, die inmiddels was ontruimd door de moslims, verliet een groep Castilianen de plek waar ze hun kamp hadden opgeslagen, betraden de ommuurde stad via de Algeciras-poort en reden naar de Aljama-moskee, waar ze een kruis en een Castiliaanse vlag op de top van de minaret plaatsten. Een paar uur later wijdde een bisschop het bouwwerk als kathedraal en droeg een speciale wijdingsmis op. In een oogwenk was de Aljama-moskee in een christelijke kathedraal veranderd. Pal in het midden van de oude moskee werd een stuk uitgesneden en verbouwd tot een kerk, de Capilla de Villaviciosa.

Bron

Bron 2b

Miniatuur van Pierart dou Tielt in het Tractatus Quartus van Gilles Li Muisis. Executie van joden tijdens de Zwarte Dood in 1349.

← Tekening in de Codex Manesse (ca. 1300). De dichter Süßkind, ‘de Jood van Trimberg’, te herkennen aan zijn baard en hoed, is in gesprek met een functionaris die zetelt onder de banier van de bisschop van Konstanz.

©VANIN

Kasteel van Montségur (Zuid-Frankrijk), bolwerk van verzet van de katharen in de 13e eeuw. Omdat de Albigenzen vervolgd werden, trokken ze zich terug in burchten op de meest onherbergzame plaatsen om onbereikbaar te zijn voor de kruisvaarders. De burchten lijken oninneembaar. In de 13e eeuw doorstond de burcht verschillende belegeringen. Velen zochten er hun toevlucht om te ontkomen aan de kruistocht die de Inquisitie organiseerde. De katharen hielden er stand tot 1244, toen het kasteel in handen viel van de katholieken. De Albigenzen geloofden dat God enkel de hemel, engelen en geestelijke dingen zoals liefde had geschapen, terwijl Satan de aarde en aardse dingen zoals lichamelijk genot of seks had gemaakt. Omdat hun leer afweek van de kerkelijke leer die door Rome was geformuleerd, werden de Albigenzen op verzoek van de paus vervolgd. De Albigenzen werden veel later ‘katharen’ genoemd, een naam verwant aan het woord ‘ketter’.

Bron 2a
Bron 3

← Miniatuur uit de Chronique de Saint-Denis, 14e eeuw, British Library, Londen Links zie je de excommunicatie van de Albigenzen: in opdracht van de paus excommuniceerde een bisschop hen. Ze werden uit de kerk verbannen. Excommunicatie was een heel verregaande maatregel en zware straf in een tijd dat letterlijk alles van de samenleving van het christendom doordrongen was. Albigenzische graven konden bijvoorbeeld geen graaf meer blijven en ze verloren al hun grondbezit en inkomsten.

Rechts zie je het bloedbad van de Albigenzen: toen ze hardnekkig vasthielden aan hun leer, organiseerde de paus een kruistocht tegen hen.

← Ketters op de brandstapel, in: Liber Chronicarum, Neurenberg, 1493.

De brandstapel was een van de straffen die de Inquisitie kon opleggen als ketters niet tot inzicht kwamen. De Inquisitie was een kerkelijke rechtbank. Ze werd in 1233 opgericht door de paus en stond onder zijn toezicht. Inquisiteurs werden uitgestuurd om ketters op te sporen en tot andere gedachten te brengen. Als dat niet lukte, werd meedogenloos opgetreden: foltering, verbranding en uitroeiing waren geen uitzonderingen.

Zelfevaluatie

• Ik leg uit met welke middelen ketters werden bestreden.

• Ik leg het verband tussen wij-zij-denken en godsdienstige onverdraagzaamheid en geweld op verschillende momenten tijdens de middeleeuwen.

• Ik geef historische argumenten voor het belang van godsdienstvrijheid als mensenrecht.

Bron 4 Bron 5

Het beeld van de kruisvaarder in historische films en romans 5

Hedendaagse historische films zijn geen wetenschappelijke werken over het verleden. Het zijn bijna altijd commerciële producten die bedoeld zijn om een breed publiek te entertainen. De makers willen dus eerder spektakel brengen en winst maken dan correcte historische informatie meegeven.

Makers van zulke films geven soms bewust of onbewust oordelen mee over het verleden aan de kijker. Je moet historische films daarom met een kritische blik bekijken. Bij sommige films worden wel historici in dienst genomen om het verleden zo correct mogelijk weer te geven op basis van betrouwbare wetenschappelijke inzichten. Dat geldt ook voor historische romans. Zij maken de geschiedenis toegankelijk voor een groter publiek. Vaak hebben schrijvers heel wat opzoekingswerk gedaan, maar het blijven romans waar ook de verbeelding en de fictie een plaats mogen krijgen.

Opdrachten

1 Bekijk de fragmenten uit de film Kingdom of Heaven (bron 1).

a Geef in minstens vijf stappen een chronologie weer van wat je ziet in de fragmenten.

b Zoek online informatie op over de hoofdfiguren Balian en Sybilla. Noem minstens twee elementen uit de film die niet historisch correct zijn.

2 Herlees het kader historisch denken over presentisme in hoofdstuk 2 op p. 36. Leg uit waarom de liefdesverhouding tussen Balian en Sybilla een voorbeeld kan zijn van presentisme.

3 Lees in bron 2 het fragment uit het verhaal Ridder van de Tempeliers.

a Wat is volgens het personage Baibars het hoofdmotief van de Frankische kruisvaarders om naar het Oosten te gaan?

b Bepaal de perspectieven van de twee personages Baibars en Omar. Leg uit of ze dezelfde mening over de Franken delen of niet.

c Dit fragment komt uit een historische roman. Kun je als lezer weten welke elementen uit het verhaal historisch correct zijn en welke verzonnen zijn door de schrijver?

1

← Scène uit de film Kingdom of Heaven, 2005, gefilmd in Marokko.

Bron

Bron 2

Ooit waren de Franken naar deze vlakte getogen om de Egyptische sultan Saladin uit te dagen met hun kruisen en zwaarden. Hun leger was omsingeld en hun aanvoerwegen waren afgesneden, maar ze hadden zich weten te handhaven door in de plassen naar voedsel te vissen en Saladin, die niet tot hun legerplaats kon doordringen, zag zich gedwongen de aftocht te blazen. Bijna twee eeuwen lang hadden de Franken hun voedsel gegeten, hun mensen afgeslacht en hun heiligdommen ontwijd. Waar ooit Allah werd aanbeden, wroeten nu varkens in drek. Maar toen Baibars daar stond, zijn blik gericht op de plassen, begon zijn rancune plaats te maken voor een gevoel van verachting. De woorden van Khadir knetterden als vuur in zijn gedachten. Hij had een lotsbestemming, een rol te spelen in de neergang van de Franken. Hij voelde het in zijn binnenste. ‘Als ik sultan was,’ mompelde hij in zichzelf, ‘zou ik de barbaarse Franken zo fel bestrijden dat zelfs de buizerds geen vlees meer aan hun beenderen zouden vinden.’ Omar kwam naast Baibars staan. ‘Ik weet dat je graag hun bloed zou

vergieten, maar bega niet de vergissing de Franken voor hersenloze wilden aan te zien. Het zijn door de wol geverfde strijders en geslepen strategen en het zal niet gemakkelijk zijn hen te vernietigen.’ Baibars draaide zich naar hem om. ‘Dat zie je verkeerd. Het zijn barbaren. De Franken in het Westen leven als zwijnen. Hun huizen zijn niet meer dan schamele hutjes, hun manieren zijn grof en onbehouwen. Maar op een gegeven moment hebben ze hun blik op het Oosten gericht en zagen ze welk een overvloed onze steden bieden. Hoe elegant onze mensen en onze grote wijsheidsscholen zijn. Ze lieten hun blikken op het Oosten rusten en wilden het voor zichzelf. Daarom zijn ze hun kruistochten begonnen. Niet omwille van hun God, maar om te plunderen.’ Baibars kneep zijn ogen dicht. ‘Iedere dag die zij in onze landen hebben doorgebracht, moet gewroken worden.’ ‘Het zal niet lang duren voordat we hen verpletterd hebben.’

Uit: Young, R. (2009). Ridder van de Tempeliers. Uitgeverij Unieboek.

©VANIN

Zelfevaluatie

• Ik vergelijk een historische film met informatie op het internet en geef voorbeelden van zaken uit de film die niet historisch correct zijn.

• Ik geef op basis van een historisch werk een voorbeeld van presentisme.

• Ik maak onderscheid tussen een wetenschappelijk historisch werk en een historische roman.

Uitbreiding: Het standbeeld van Godfried van Bouillon 6

In de 19e eeuw ontstonden er veel nieuwe staten in Europa, waaronder ook België in 1830. In die tijd werden ook talrijke standbeelden opgericht. Dat gebeurt opvallend vaak in periodes dat nieuwe staten of leiders zich willen profileren. Dan duiken ze in hun geschiedenis om hun identiteit te bevestigen. Historische helden kunnen immers ‘nuttig’ gebruikt worden voor hedendaagse doelen.

In het centrum van Brussel werd bij het ontstaan van België vlak bij het koninklijk paleis een standbeeld opgericht ter ere van Godfried van Bouillon. Hij was een belangrijke edelman die de overwinning van de eerste kruistocht mee mogelijk maakte, en daarna de vorst werd van de kruisvaardersstaat Jeruzalem. In de 19e eeuw waren de Belgen erg trots op die held. Kinderen op katholieke scholen leerden tot diep in de 20e eeuw hoe dapper de kruisvaarders waren die voor het christendom hun leven waagden op 4 000 kilometer van huis.

Vandaag is er veel kritiek op die held. Hij draagt mee de verantwoordelijkheid voor de dood van de burgers van Jeruzalem. Veel helden uit het verleden vallen nu van hun voetstuk. En dat komt omdat we vandaag vanuit een andere standplaatsgebondenheid naar het verleden (bijvoorbeeld de kruistochten) kijken dan in de 19e eeuw. We bekijken de periode van de kruistochten nu eerder vanuit verschillende perspectieven en vanuit een nieuwe context.

Opdrachten

1 Bestudeer bron 1. Doorloop de vier stappen van de bronnenstudie om de volgende historische vraag te beantwoorden: Welk beeld van Godfried van Bouillon werd in de 19e eeuw in België gecreëerd?

Stap 1: Ik verzamel gegevens over de context.

Stap 2: Ik observeer de bron.

✓ Leg uit wat er bij elke letter op bron 1 te zien is.

Stap 3: Ik interpreteer de bron.

✓ Welke boodschap zit er achter dit standbeeld?

✓ Waarom werd dit standbeeld opgericht in 1848?

✓ Welk effect hadden de opdrachtgever en de maker van het standbeeld voor ogen?

✓ Beargumenteer of het standbeeld bruikbaar is om de historische vraag te beantwoorden.

✓ Beargumenteer of het standbeeld betrouwbaar is om de historische vraag te beantwoorden.

Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.

2 Je leerde eerder al over perspectief en standplaatsgebondenheid. Zou jij vandaag Godfried nog een standbeeld gunnen? Leg uit hoe je mening ontstaat vanuit je standplaatsgebondenheid.

3 Bestudeer bron 2 en 3.

a Leg uit welke boodschap en effect de makers en opdrachtgevers van deze standbeelden voor ogen hadden.

b Zie je een gelijkenis met het beoogde effect van het standbeeld van Godfried van Bouillon?

Ruiterstandbeeld van Godfried van Bouillon in Brussel, gecreëerd door de Belgische kunstenaar Eugène Simonis in 1848. Net na het ontstaan van België in 1830 creëerde Simonis het bekende ruiterstandbeeld van Godfried van Bouillon. De opdracht kwam van de nieuwe Belgische regering die overal in het land standbeelden liet plaatsen van grote figuren uit de ‘Belgische’ geschiedenis. Het beeld van Godfried bevindt zich op het Koningsplein in het centrum van Brussel en toont het moment waarop Godfried zwaaiend met zijn vaandel dapper op weg ging naar de eerste kruistocht. Godfried werd toen gezien als heldhaftige kruisvaarder, een volmaakte ridder en christelijke koning van Jeruzalem. Een man waarop de Belgen van het pas gestichte België dus trots konden zijn en die als voorbeeld diende voor de moderne Belgische koningen. Vandaag krijgt Godfried kritiek voor het bloedbad dat hij in Jeruzalem aanrichtte. Op de sokkel waarop het standbeeld staat, zien we langs weerskanten twee reliëfs waarop aan de ene kant de verovering van Jeruzalem afgebeeld staat en op de andere de creatie van wetteksten die hij zou hebben opgesteld. Vooraan en achteraan op de sokkel lezen we: ‘Godfried van Bouillon, eerste koning van Jeruzalem, geboren in Baisy in Brabant en gestorven in Palestina 17 juli 1100.’ Zo wekt men de indruk dat Godfried een Belg was omdat hij in Brabant geboren was. Onderzoek wijst erop dat hij geboren was in Boulogne-sur-Mer in het huidige Frankrijk.

AGOSTINI

Dit bronzen ruiterstandbeeld van de Arabische Saladin werd in 1993 onthuld in de Syrische hoofdstad Damascus bij de herdenking van de 800e verjaardag van de sterfdag van de legeraanvoerder. Saladin was de overwinnaar van de slag bij Hattin in 1187 waarbij een groot deel van het kruisvaardersleger werd vernietigd.

Bron 3

Ruiterstandbeelden van Kim Il-sung en Kim Jong-il. De NoordKoreaanse dictator Kim Jong-un liet in 2012 in de hoofdstad Pyongyang deze twee ruiterstandbeelden plaatsen ter ere van de 100e verjaardag van Kim Il-sung. Overal in Noord-Korea vind je beelden met hetzelfde thema: de goddelijke status van de drie opeenvolgende dictators. Noord-Korea heeft een bijzonder slechte reputatie op het vlak van mensenrechten.

©VANIN

Zelfevaluatie

• Ik doorloop het stappenplan van de bronnenstudie om een historische vraag te beantwoorden.

• Ik leg uit hoe mijn eigen standplaatsgebondenheid mijn mening over bepaalde historische gebeurtenissen bepaalt.

Alamy
Bron 2

Synthese

Samenvattend schema

Oosters Schisma (1054)

Rooms-Katholieke Kerk

o.l.v. pausen van Rome

ook Jeruzalem bedreigd = heilige plaats drie godsdiensten

Grieks-Orthodoxe Kerk

o.l.v. Byzantijnse keizers

Byzantijnse rijk bedreigd door Seltsjoeken

DE KRUISTOCHTEN

(12e en 13e eeuw)

Start? 1096 (oproep paus)

Wie? edelen, ridders, geestelijken, gewone volk

Waar? continentale en maritieme routes van west naar oost

Resultaat? bloedbaden, geweld, kruisvaardersstaatjes (tijdelijk)

cultureel: uitwisseling technologieën en cultuur bevordering wetenschappen in Europa

religieus: kloof islam - christendom kloof Roomse en Byzantijnse Kerken belang kruistochten

economisch: internationale handelscontacten tussen oost en west gestimuleerd

politiek: centralisatie bevorderd

godsdienstige onverdraagzaamheid in Europa

kruistochten tegen Europese moslims

Andalusië veroverd door christelijke vorsten

bekering of verbanning

pogroms tegen Europese joden

zondebokken, wij-zij-denken

bekering, verbanning of met merkteken in getto’s

vervolging Europese ketters

kruistocht tegen Albigenzen en Waldenzen

afzweren ketterij, vervolging, Inquisitie, brandstapel, uitroeiing

Historisch denken

Historische begrippen

Je leerde in de eerste graad en in de vorige hoofdstukken al volgende historische begrippen: bekering, bisschop, burger, centralisatie , cesaropapie, christendom, dopen, dynastie, geestelijke, geweld, gewoonte , godsdienst, graaf, handel, handelaar, islam, kalifaat, keizer, kerk, klooster, koning, koninkrijk, kroondomein, kruistocht, macht, migratie , minderheid, monnik, onverdraagzaamheid, paus, pogrom, rechtbank, religie, ridder, schisma, traditie , vazal, verbrokkeling, vervolging, vorst, wetenschappen.

In dit hoofdstuk leerde je de volgende historische begrippen:

• cultureel: Grieks-Orthodoxe Kerk, interculturele contacten, ketter, ridderorde, Rooms-Katholieke Kerk, sacrament, technologie

• politiek: Inquisitie, kruisvaarder, kruisvaardersstaat

• sociaal: getto, heilige oorlog, Hospitaalridder, Tempelier

Structuurbegrippen

Je gebruikte in dit hoofdstuk ook de volgende structuurbegrippen: argument, beeldvorming, breuk, geschiedenis, gevolg, mening, oorzaak, periode, perspectief, verband, verleden

Zelfevaluatie

Gebruik bij het studeren van dit hoofdstuk de leerdoelen aan het einde van elke les of bekijk op iDiddit welke doelen je leerkracht voor jou heeft geselecteerd.

De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500)

Miniatuur uit Grandes Chroniques de France, 14e eeuw, Frankrijk. De afbeelding toont Filips de Stoute, de hertog van Bourgondië, en Margaretha van Male, die in 1369 in het huwelijk traden. Margaretha was de enige wettelijke erfgename van Lodewijk van Male, de graaf van Vlaanderen. Ze werd drie keer uitgehuwelijkt door haar vader, maar pas bij de derde keer kwam het tot een huwelijk. Haar eerste verloofde stierf vroegtijdig en haar tweede verloving mocht niet doorgaan van de koning van Frankrijk. Uiteindelijk trouwde ze met Filips de Stoute, waardoor het graafschap Vlaanderen, eerder per toeval, een onderdeel van Bourgondië werd. In dit hoofdstuk onderzoek je de veranderende verhoudingen tussen oude en nieuwe politieke machten tijdens de late middeleeuwen. ↑

1 Crisis en dood in de 14e eeuw

2 3 4 5 6 7

De stad als motor van verandering

Macht en onmacht van de Engelse en Franse koningen

Het graafschap Vlaanderen en de Guldensporenslag

De Bourgondische hertogen

Uitbreiding: Het Arnolfini-portret

Uitbreiding: De Slag bij Poitiers (1356)

Wat weet je al?

Bekijk bron 1 in detail en bespreek klassikaal de vragen.

a Wat weet je nog over wetenschappen zoals de geneeskunde tijdens de klassieke oudheid en de vroege middeleeuwen?

b Aan welke ziekte zouden de mensen in het bed lijden?

c Hoe kon die ziekte zich verspreiden?

De vrijheden werden genoteerd op een document dat we een keure noemen. Dit is de Keure van Kortenberg, afgekondigd door Hertog Jan II van Brabant in 1312. Kortenberg had vanaf toen de macht om zelf beslissingen te nemen over een aantal zaken, zoals het bestuur en de belastingen.

Bron 1

Miniatuur uit de Toggenburgbijbel uit 1411, Zwitserland.

Onderdeel van het Wandtapijt van de Apocalyps uit de 14e eeuw, Frankrijk Het maakt deel uit van een tapijt dat ongeveer 100 meter lang en 4,5 meter hoog is. De apocalyps is een Bijbels verhaal over het einde van de wereld. Dat die apocalyps het thema is van dit tapijt, is geen toeval: Europa had net een zware periode achter de rug.

Imageselect

Situeren in tijd

De Ieperse Lakenhalle werd gebouwd tussen 1230 en 1304 en werd na de vernietiging tijdens de Eerste Wereldoorlog heropgebouwd op basis van de originele plannen. In de Lakenhalle werd vooral laken uit de regio verkocht. Dat was misschien wel het belangrijkste product tijdens de middeleeuwen.

Detail van een afbeelding uit de Alexanderroman van Jehan de Grise uit Brugge, 1340. Hier zie je kledingververs aan het werk. De ververs namen dagelijks mensen in dienst om de vuilste klusjes op te knappen.

BOURGONDISCHE

HONDERDJARIGE

15e-eeuwse miniatuur van de Fransman Enguerrand de Monstrelet. De afbeelding toont de EngelsFranse veldslag in Azincourt uit 1415. De slag maakte deel uit van de Honderdjarige Oorlog.

Op onderzoek III

Crisis en dood in de 14e eeuw

De dood was tijdens de middeleeuwen nooit ver weg. Het valt dan ook op hoe vaak middeleeuwse kunstenaars het thema van de dood in hun schilderijen, gedichten of teksten lieten terugkomen. Ook in de late middeleeuwen loerde de dood altijd om de hoek. Vanaf 1300 werd Europa getroffen door rampen zoals misoogsten, epidemieën en oorlogen.

1.1 De dood komt weer op de voorgrond

In de hoge middeleeuwen nam de bevolking fors toe. Zo lang de landbouwopbrengsten volgden, was dat geen probleem. Maar geleidelijk werd de kloof tussen de forse bevolkingsgroei en de voedselproductie van de landbouw groter. Een tijdelijke klimaatverandering in de 13e en 14e eeuw zorgde voor afnemende landbouwopbrengsten. De combinatie van slecht weer en een epidemie onder de runderen in het begin van de 14e eeuw zette een lange periode van crisis en bevolkingsdaling in gang. Graan en vlees werden schaars en de steden werden niet langer voldoende bevoorraad: er brak hongersnood uit.

Met de crisis kwam de kwestie van het ‘leven na de dood’ op de voorgrond. Dat was een thema waar vooral de clerus een antwoord op had. Centraal in hun verhaal stond het Laatste Oordeel: het moment waarop Christus de zielen van de overledenen naar de hemel of de hel stuurt. Je lot hing af van het leven dat je had geleid vóór de dood. Niet enkel de clerus, maar ook schrijvers en schilders begonnen zich in de late middeleeuwen bijzonder te interesseren voor het thema. De Italiaanse schrijver Dante Alighieri beschreef in zijn bekende boek La Divina Commedia een lange tocht die hem langs hemel, hel en vagevuur bracht.

1.2

De Zwarte Dood

(1347 - 1352)

Het einde van de crisis was nog niet in zicht. De honger verzwakte de mensen en dat bracht veel ziektes mee. De ergste ziekte was de Zwarte Dood, een pestepidemie die Europa trof in het midden van de 14e eeuw. Omdat grote delen van de wereld getroffen werden, gebruiken we de term pandemie.

Besmette ratten reisden in 1347 mee met Italiaanse kooplui uit Azië. De dragers van de pestbacil waren niet de ratten zelf, maar de vlooien in hun vacht. Die sprongen makkelijk over op andere zoogdieren en beten ook mensen, die zo besmet raakten. De ondervoede bevolking van Europa woonde in de steden dicht op elkaar en de hygiëne was er ver te zoeken. Daarom waren net die mensen een makkelijke prooi voor de pestbacil.

De pest maakte vreselijk veel slachtoffers. In sommige streken van Europa stierf de helft van de mensen. Sommige steden raakten ontvolkt. Omdat de middeleeuwers geen idee hadden hoe de ziekte zich verspreidde, namen ze maatregelen die vaak weinig effect hadden, zoals gebeden of toverdrankjes. In sommige steden, zoals Neurenberg, Milaan en Venetië, vielen opvallend minder slachtoffers. Daar werd ingezet op hygiëne, zoals openbare badhuizen en strenge regels rond huisvuil. Venetië voerde een periode van veertig dagen in die bezoekers van de stad op een apart eiland in de lagune moesten doorbrengen. Na die ‘quarantaine’ mochten de gezonde bezoekers de stad in.

Het hoeft niet te verbazen dat minderheden zoals joden het in die crisistijden opnieuw zwaar te verduren kregen. Zij werden ervan beschuldigd het water te hebben vergiftigd en de ziekte zo te hebben verspreid. Veel joden trokken in de late middeleeuwen naar Polen en Rusland, op de vlucht voor vervolging.

1.3 De crisis verandert de samenleving

De diepe crisis die de hongersnood en de epidemieën in de late middeleeuwen met zich meebrachten, zette de standensamenleving onder druk. De clerus bijvoorbeeld had de crisis niet zien aankomen of kon hem niet verklaren. Ook de middeleeuwse wetenschappen konden geen verklaring geven voor de crisis. Dat God de mensheid zo kon straffen, zette de geloofwaardigheid van de Katholieke Kerk onder druk. Waarom waren er bemiddelaars tussen God en de mens nodig als ze dit onheil niet konden bezweren?

Maar ook de adel verloor macht. Door de grote sterfte ontstond er op het platteland een gebrek aan werkkrachten. De overgebleven boeren konden het werk niet aan en eisten minder strenge regels en plichten van hun grondheren. Boerenopstanden kenmerkten de late middeleeuwen. Die opstanden zorgden stilaan voor meer inspraak van de derde stand, ook buiten de steden.

Opdrachten

1 Onderzoek de demografische evoluties in Europa. Bekijk de grafiek in bron 2b van hoofdstuk 4 op p. 96.

a Hoe verklaart de grafiek dat de bevolking rond 1300 begon te dalen in Europa?

b Welke verklaringen voegt lestekst 1 daar nog aan toe?

c Hoe verklaar je dat de bevolkingscurve zich niet herstelde in het midden van de eeuw, toen de bevolking en landbouwproductie opnieuw in evenwicht waren?

2 Onderzoek hoe de dood voorkomt in de kunstwerken in bron 1 tot en met 4.

a Welke boodschap of waarschuwing schuilt er in elk van de kunstwerken?

b Hoe kijk je als jongere uit de 21e eeuw naar de kunstwerken en hun boodschap?

c Waarom is ons perspectief zo veranderd in vergelijking met de middeleeuwen?

3 Lees lestekst 1.2 en bekijk het filmpje. Vergelijk hoe mensen toen en nu verklaringen geven voor ernstige ziektes en epidemieën. Nuanceer je antwoord.

4 Bekijk kaart 1 op p. 161 en bron 4. De Zwarte Dood sloeg in heel Europa toe en maakte geen onderscheid tussen rijkere en armere streken.

a Waarom betekende een epidemie zoals de Zwarte Dood zowel een kans als een bedreiging voor de macht van de christelijke Kerk?

Bekijk het filmpje.

b De covidpandemie is moeilijk te vergelijken met de pest in de middeleeuwen, maar toch trof die pandemie ook iedereen. Dankzij de wetenschappen en de aard van de ziekte vielen er veel minder slachtoffers dan bij de Zwarte Dood. Kun je zeggen dat geloof en bijgeloof helemaal geen rol meer speelden bij de covidpandemie? Hoe verklaar je dat?

©VANIN

Timpaan van de abdijkerk van Sainte-Foy in Conques, Frankrijk. Maker onbekend, 1130. De westgevel van veel middeleeuwse kerken stond in het teken van het Laatste Oordeel, de dag waarop over alle mensen een oordeel geveld zal worden door God. Dit prachtige romaanse beeldhouwwerk schetst mooi hoe de middeleeuwer het leven na de dood zag. Je kon in de hel belanden (rechts), waar je onderworpen werd aan voortdurende pijnen door monsters en vuur. Of in de hemel (links), waar orde heerste en je kon genieten van het eeuwige zalige leven.

Bron 1

Bron 2b

©VANIN

‘De dood neemt de kardinaal en de koning’ uit

Danse Macabre van Guy Marchant (Parijs, 1485).

Bron 2a Bron 3

Bron 4

← Fragment uit

Triomf van de dood, een schilderij van Pieter Brueghel uit 1562.

‘De dood neemt de bedelaar en het kind’ uit

Danse Macabre van Guy Marchant (Parijs, 1485).

← La commedia illumina Firenze, fresco van Domenico di Michelino in de Basilica di Santa Maria del Fiore of de Dom van Firenze, 1465. Dante wordt in dit fresco afgebeeld met zijn boek La Divina Commedia. In dat boek reist Dante zelf door de drie rijken van het hiernamaals: de hel, het vagevuur en de hemel. De hel staat hier links afgebeeld en het vagevuur is de berg die je centraal achter hem ziet. Boven op de berg herken je het Aards Paradijs uit de Bijbel. De negen kringen bovenaan beelden de hemelsferen rond de aarde uit, waar Dante zijn reis afsluit.

← Miniatuur van Pierart Dou Tielt in Tractatus Quartus van Gilles li Muisit, Chronica (Doornik, 1360) (nu te zien in de Koninklijke Bibliotheek van België). In 1349 werd Doornik geteisterd door de pest. Op de afbeelding worden doodskisten aangesleept om de vele doden te begraven (boven). De mensen dachten dat de joden verantwoordelijk waren voor de uitbraak van de pest. Velen werden opgepakt en levend verbrand (onder). Ook in andere delen van Westen Midden-Europa werden joden gruwelijk vervolgd.

©VANIN

Zelfevaluatie

• Ik leid demografische gegevens af uit een grafiek en interpreteer ze aan de hand van bijkomende informatie uit bronnen.

• Ik leg het verband tussen het demografisch verloop, de landbouwproductie en de economische crisis in de 14e eeuw.

• Ik verklaar de visie op de dood vanuit verschillende perspectieven en vanuit de context van de tijd.

Bron 5
Kaart 1: Eerste gevallen van de Zwarte Dood

De stad als motor van verandering 2

2.1 Een groep nieuwe rijken

©VANIN

De handel die in de hoge middeleeuwen in de nieuwe steden herleefde, evolueerde op het einde van de middeleeuwen verder. Er was een grote groep rijken ontstaan, waardoor de vraag naar luxeproducten toenam. Om hun producten sneller te kunnen aanvoeren kozen steeds meer kooplui voor de handel over zee. De jaarmarkten in Noord-Frankrijk verloren daardoor aan belang.

Bovendien reisden handelaars in de late middeleeuwen niet langer mee met hun koopwaar. In de belangrijkste steden openden ze een kantoor of een handelspost die ze bemanden met personeel. Door die overgang naar ‘passieve’ handel nam het belang van geld nog toe. Al snel hadden geldmunten niet langer de waarde van het goud of zilver dat erin verwerkt was, maar werden er afspraken gemaakt over hoeveel een munt waard was. Daarnaast kwam er een soort van papiergeld in omloop: een schuldbekentenis met de handtekening of het zegel van de koopman volstond voortaan als betaling. Die wisselbrieven begonnen na een tijd als betaalmiddel te dienen.

Het duurde niet lang of er ontstonden in de steden instellingen die het geld (munten en papier) in bewaring namen en de wisselkoersen bepaalden. In Brugge groeide het plein voor de herberg van de familie Van der Beurze uit tot centrum van de handel in wisselbrieven. Zo ontwikkelde zich de eerste beurshandel.

2.2 Stadslucht maakt vrij, maar niet gelijk

De groeiende welvaart en de werkzekerheid van de stad trokken veel mensen aan. Maar er was nog een andere reden waarom boeren het platteland inruilden voor de stad: de vrijheid. In de stad golden de wetten van de heer immers niet langer.

De toegenomen vrijheid betekende niet noodzakelijk dat iedereen gelijk was in de stad. Ook in de stad was er een gelaagde samenleving, waar enkele rijke families de lakens uitdeelden. In de moeilijke 14e eeuw groeiden spanningen: verschillende gilden van ambachtslui eisten meer inspraak in het stadsbestuur. Soms kwam het tot gewelddadige conflicten, zoals de ‘Kwade Maandag’ in Gent (1345), toen honderden volders (handwerkers in de lakennijverheid) vermoord werden door de leden van de weversgilden.

Lager in de stedelijke samenleving stonden groepen die zich niet konden of mochten organiseren, zoals dagloners. Zij waren geen lid van een gilde, maar hoopten werk te vinden waar er werk was, ook al was het maar voor een dag. Helemaal onderaan stonden de prostituees, bedelaars en criminelen. Zij kregen helemaal geen bescherming en hadden het erg moeilijk.

In de loop van de 14e eeuw slaagden de gilden er in de meeste steden in de almacht van de patriciërs te breken. Meesters uit de grote ambachten kregen ook een plaats in het stadsbestuur. Zo werden de steden niet enkel de motor van de economische, maar ook van de sociale en politieke verandering.

Opdrachten

1 Onderzoek de manier van handeldrijven. Vergelijk kaart 1 hieronder met kaart 2 van hoofdstuk 4 op p. 99.

a Welke verandering op het vlak van handel drijven kun je uit die kaarten afleiden?

b Beschrijf op basis van de lestekst de gevolgen van die verandering voor de kooplui in WestEuropa. Bestudeer bron 1a en b. Beargumenteer waarom die gebouwen zowel een sociale als een economische functie hadden.

2 Bestudeer bron 2. Waarom was het geen toeval dat juist op dit plein de eerste ‘beursactiviteiten’ plaatsvonden?

3 Onderzoek de gelaagde samenleving in de late middeleeuwen.

a Vergelijk schema 1 en 2 in bron 3. Hoe evolueerde de gelaagde samenleving in de late middeleeuwen?

b Lees bron 4. Leid op basis van de klacht af wat het verschil was tussen het patriciaat en het ‘gemeen’. Wat mocht de ene groep? Wat moest de andere?

c Tot wie richtte het gemeen zich? Wat zegt dat over de macht van die persoon over de stad?

Kaart 1: De economie van het middeleeuwse Europa (ca. 1250 - 1500)

Vleeshuis in Lier, gebouwd in 1418 als gildehuis voor de slagers van Lier.

Toen de Lakenhalle van Ieper na de Eerste Wereldoorlog helemaal heropgebouwd moest worden, bleven de architecten trouw aan de middeleeuwse plannen. Zo geeft het gebouw vandaag nog een indruk van hoe de overdekte markt er in de middeleeuwen moet hebben uitgezien. Zoals de naam zegt, werd hier laken verkocht. Ieper was in de middeleeuwen zeer beroemd vanwege de uitstekende kwaliteit van het laken. Centraal prijkt de gotische belforttoren, waarin de keure bewaard werd.

Op afbeelding 1 zie je het Beursplein in het centrum van Brugge. De tekening komt uit de Flandria Illustrata (1641) van Antonius Sanderus. Drie Italiaanse steden hadden op het Beursplein hun natiehuis (zeg maar: handelspost of kantoor): Venetië, Genua en Firenze. Tussen die drie huizen stond de herberg ‘Ter Buerze’, genoemd naar de familie Van der Beurze die er eeuwenlang de uitbater van was. Vandaag staat de herberg er nog steeds (centraal op afbeelding 2), links herken je het natiehuis van de Genuezen. Dat kreeg in de vroegmoderne tijd bovenaan een klokgevel.

Bron 1a
Bron 2
Bron 1b

Schema 1: De middeleeuwse standenmaatschappij

Schema 2: De nieuwe situatie in de stad

rijkste kooplui en ambachtslui

©VANIN

eerste stand: clerus tweede stand: adel

derde stand: volk

Je status werd eerder bepaald door je afkomst via geboorte.

dagloners

kooplui en ambachtslui bedelaars, criminelen, prostituees

Je afkomst werd eerder bepaald door je afkomst via rijkdom.

1 Heer, het Brugse gemeen wijst er u op dat de schepenen en de raad een voor het gemeen zo zware keure hebben opgesteld, dat er in de stad onenigheid is ontstaan.

4 Verder legt het gemeen voor dat het gebruik en de gewoonte geen enkele belasting zonder zijn instemming toelaat, aangezien het gemeen betaalt.

5 Verder stelt het gemeen vast dat de accijnzen (een belasting op verbruiksartikelen) nog nooit zo hoog waren als nu. Het wil kennis hebben van de rekeningen en weten waaraan het geld is uitgegeven. Precies omdat het gemeen betaalt, heeft het het recht dat van jaar tot jaar te weten.

7 Bovendien wenst het gemeen elk jaar evenveel schepenen te kiezen als de heer en evenveel raadsleden als de schepenen kiezen.

11 Bovendien wenst het gemeen dat de hierna vermelde personen, wegens de vergrijpen die ze tegen de stad begingen, nooit nog een deel van de stadsraad zouden uitmaken.

Uit: Wyffels, C. (1966). ‘Nieuwe gegevens betreffende een XIIIde eeuwse “democratische” stedelijke opstand : de Brugse “Moerlemaye” (1280-81)’. Bulletin de la Commission royalie d'histoire.

Klacht van het Brugse ‘gemeen’ tegen bestaande misbruiken, overhandigd aan Robrecht, graaf van Nevers, die in opdracht van de Vlaamse graaf de opstand kwam neerslaan (1280).

Met het ‘gemeen’ werden de burgers bedoeld die niet tot het patriciaat behoorden. Patriciërs waren rijke ondernemers en kooplui die de winstgevende export monopoliseerden. Ook in het stadsbestuur (schepenbank en stadsraad) hadden zij lang alleen de macht. Het gemeen bestond vooral uit ambachtslieden zoals bakkers, volders, timmerlieden, smeden en slagers.

Zelfevaluatie

• Ik vat de veranderingen in de gelaagde samenleving van de late middeleeuwen samen.

• Ik leg het verband tussen de oorzaken en de gevolgen van die veranderingen.

Bron 4
Bron 3

Macht en onmacht van de Engelse en Franse koningen 3

De meeste Belgen vinden het vandaag vanzelfsprekend dat de koning niet alle macht heeft en dat burgers afgevaardigden in het parlement kiezen. Tijdens de middeleeuwen was dat niet zo. Koningen of opperste leenheren hadden in de hoge middeleeuwen hun centrale macht vergroot. Dat ging ten koste van de regionale machten zoals de kroonvazallen (graven en hertogen) en de lokale machten (plaatselijke heren en steden). Die lieten dat niet zomaar gebeuren.

3.1 Standenvertegenwoordiging

Een eerste opvallende evolutie in dat machtsspel was het ontstaan van een permanente standenvertegenwoordiging. In Engeland kregen de bevoorrechte standen en de burgerij met de Magna Charta (1215) inspraak in het bestuur. Aan het einde van de 13e eeuw werd een parlement opgericht. Daarin konden afgevaardigden van de clerus, adel en burgerij hun stem laten horen. Het parlement was een vergadering waar de drie machtsniveaus overlegden: de koning, de oude vazallen en de stedelijke burgerij. Dat parlement kwam op geregelde tijdstippen bijeen. De macht van de Engelse koning werd er grondig door beperkt.

Ook in Frankrijk eisten de regionale en lokale machten hun plaats op. In het begin van de 14e eeuw werd ook daar een standenvergadering in het leven geroepen, namelijk de Staten-Generaal. Daarin waren de drie standen vertegenwoordigd, net als in Engeland. Nieuwe beden of belastingen die de koning vroeg, moesten door die vergadering goedgekeurd worden. Anders dan in Engeland bepaalde de koning wanneer de StatenGeneraal moest samenkomen, waardoor hij min of meer de controle behield.

3.2 De Honderdjarige Oorlog tussen Engeland en Frankrijk (1337 - 1453)

Ook tussen de opperste leenheren ontstonden er conflicten. Zoals je in hoofdstuk 4 al hebt geleerd, was de koning van Engeland ook een vazal van de Franse koning. Koning Jan zonder Land was Normandië kwijtgeraakt, maar hij bezat nog altijd een groot leengebied in het zuidwesten van Frankrijk. Bijna een eeuw lang laaiden de gevechten om dat leengebied geregeld op. Later is men die reeks veldslagen en schermutselingen tussen de Franse en de Engelse troepen de Honderdjarige Oorlog gaan noemen. Die oorlog verliep met wisselende kansen.

Toen de oorlog in het begin van de 15e eeuw in het voordeel van de Engelsen draaide, zaten de Franse troepen in zak en as. De legendarische Jeanne d’Arc, een Frans boerenmeisje, leidde de Franse strijdmacht en heroverde de stad Orléans. Die overwinning gaf de Franse soldaten opnieuw moed en in 1453 werden de Engelsen definitief uit Frankrijk verdreven. Het prestige van de Franse koning groeide enorm na die overwinning. Zijn eenmaking van het Franse grondgebied en zijn centralisatiepolitiek waren zo goed als voltooid. In Engeland likte men de wonden. Daar nam de macht van de koning af, in het voordeel van het Engelse parlement.

Opdrachten

1 Beschrijf welke groepen of mensen de macht uitoefenden. Bestudeer het schema van bron 1 en leg het uit aan de hand van de inleiding bij lestekst 3. Gebruik de begrippen ‘lokaal’ en ‘regionaal’ in je antwoord.

2 In Engeland ontstond in de 14e eeuw een parlement.

a Zoek online op hoe vandaag in een democratie een parlement wordt samengesteld en wat de belangrijkste functies van een parlement zijn.

b Lees lestekst 3.1 en beargumenteer waarom het Engelse parlement van de middeleeuwen nog niet ‘democratisch’ kan worden genoemd.

c Waarom was de standenvergadering voor die tijd toch een hele stap in de richting van een democratisch bestuur?

3 Bestudeer de Honderdjarige Oorlog aan de hand van bron 2.

a Leid af welke twee partijen tegen elkaar streden, wie de overwinning behaalde en vanuit welk perspectief de miniatuur is getekend.

b De Honderdjarige Oorlog toonde dat het feodale systeem niet meer werkte in een gecentraliseerd rijk als Frankrijk. Licht dat toe met een oorzaak-gevolgredenering aan de hand van informatie uit lestekst 3.2.

centrale macht

regionale macht

lokale macht

van de Slag van Azincourt, uit St. Alban's Chronicle door Thomas Walsingham, Engeland, 1422. Je ziet hier een afbeelding van een beroemde slag in de Honderdjarige Oorlog, namelijk die bij Azincourt, in de buurt van Calais. Let op de gouden lelies op de banier met blauwe achtergrond.

Zelfevaluatie

• Ik leg uit welke verschillende niveaus van de macht botsten in de laatmiddeleeuwse rijken.

• Ik beoordeel het belang van de standenvergaderingen in het licht van het begrip ‘democratie’.

• Ik leg uit hoe het feodale systeem tijdens de Honderdjarige Oorlog botste met het systeem van een meer gecentraliseerd rijk (aan de hand van Frankrijk).

Bron 1 ↑
Miniatuur
Bron 2

Het graafschap Vlaanderen en de Guldensporenslag 4

Hoewel de Franse koningen met een centralisatiepolitiek hun macht versterkten, kregen ze toch tegenwind van twee weerbarstige kroonvazallen: de graaf van Vlaanderen en de hertog van Bourgondië. In dit deel zoomen we in op het graafschap Vlaanderen.

4.1 Spanningen tussen de Franse koning en de graaf van Vlaanderen

In de 13e eeuw liepen de spanningen hoog op tussen de graaf van Vlaanderen en zijn leenheer, de Franse koning. De Vlaamse steden waren rijk geworden dankzij de internationale lakennijverheid. Omdat de wol voor dat laken uit Engeland aangevoerd werd, had Vlaanderen belang bij een goede verstandhouding met Engeland. Daarom sloot de Vlaamse graaf een bondgenootschap met de Engelse koning, tegen de zin van de Franse koning. Zoals je weet lag die voortdurend in conflict met Engeland. Aan het einde van de 13e eeuw wou de nieuwe Franse koning Filips IV de Schone het rijke Vlaanderen aan zijn kroondomein toevoegen. De Vlaamse graaf Gwijde van Dampierre was gesteld op zijn zelfstandigheid en zei daarop de leenband met zijn leenheer op. De Franse koning reageerde door troepen naar het opstandige Vlaanderen te sturen.

4.2 De veldslag in Kortrijk (11 juli 1302): het relaas

Om de gunst van de Vlaamse bevolking te winnen verlaagde de Franse koning de belastingen. Dat kwam vooral de rijke kooplui goed uit: zij kozen de kant van de Franse koning. Maar bij de boeren en de ambachtslui in de steden sluimerde onvrede over hun armoedige sociale situatie en het totale gebrek aan inspraak. Zij kozen de kant van de Vlaamse graaf. Om de sociale onrust te bedwingen zette de Franse koning zijn soldaten in. Het gewone volk verenigde zich in milities. Toen in de lente van 1302 een volksleger in Brugge Franse soldaten vermoordde, stuurde de Franse koning een goed uitgerust ridderleger naar Vlaanderen. Dat mondde uit in een veldslag in Kortrijk op 11 juli 1302. Totaal onverwacht werd het leger van de Franse koning verslagen. Die slag in Kortrijk werd pas in de late 15e eeuw ‘de Guldensporenslag’ genoemd. Toen ontstond de mythe dat talrijke vergulde sporen van de Franse ruiters op het slagveld zouden zijn teruggevonden en door de Vlamingen als trofee bewaard zouden zijn.

4.3 Een gelaagd conflict

In de 19e eeuw, toen een groot deel van de Vlaamse burgerij in het jonge België verfranst was, beschouwden de Vlamingen de Guldensporenslag als een groot historisch moment: een taalstrijd waarbij de Vlamingen het voor de eerst opnamen tegen de Franstaligen en de strijd nog wonnen ook. In 1970 werd 11 juli uitgeroepen tot de Vlaamse nationale feestdag. Maar wat was de inzet geweest van de veldslag in 1302? Eerst en vooral was de basis van het militair treffen een feodaal conflict tussen de graaf van Vlaanderen en zijn leenheer, de Franse koning. De graaf stond op zijn zelfstandigheid en wou zich niet onderwerpen aan de centralisatiepolitiek en bemoeienissen van de Franse koning.

Ten tweede speelden vooral economische belangen zoals het veiligstellen van de invoer van wol uit Engeland een belangrijke rol. De kooplui uit de steden wilden hun internationale handelscontacten veiligstellen. Een opstand verstoorde de handel, dus bleven ze de Franse koning trouw. Dat zorgde ervoor dat ze tegenover de Vlaamse graaf kwamen te staan.

Ten slotte broeide onderhuids veel ongenoegen over de sociale ongelijkheid en onvrijheid in de samenleving, zoals je al hebt gezien in les 2. Boeren en ambachtslui betaalden hoge belastingen, maar hadden geen enkele politieke inspraak. Toen de kooplui de kant van de Franse koning kozen, kwamen alle frustraties samen. Ambachtslui en boeren vonden elkaar tijdens de Guldensporenslag in hun eisen ten aanzien van de elite.

Geografisch gezien was het graafschap Vlaanderen toen trouwens een ander gebied dan wat het Vlaams Gewest vandaag is. Het omvatte ongeveer het huidige Oost- en West-Vlaanderen, een deel van NoordFrankrijk en ook Zeeuws-Vlaanderen, dat nu in Nederland ligt. De huidige provincies Vlaams-Brabant, Antwerpen en Limburg, die nu bij Vlaanderen horen, behoorden toen tot het Duitse rijk.

Opdrachten

1 Bestudeer bron 1 tot en met 3.

a Leid uit de miniatuur in bron 1 af hoe de feodale verhouding was tussen de Franse koning en de Vlaamse graaf.

b Bewijs aan de hand van bron 2a en 2b dat de politieke en economische belangen van Vlaanderen met elkaar botsten.

2 Bestudeer de historische figuur van Jan Breydel aan de hand van bron 3a tot en met 3e.

a Waarom werd het nieuwe voetbalstadion uit 2000 in Brugge (bron 3a) vernoemd naar Jan Breydel, een Vlaamse held uit de Guldensporenslag van 1302?

b Beargumenteer welke bron je voldoende betrouwbaar vindt om de rol en het belang van de figuur van Jan Breydel in te schatten. Kies uit bron 3b tot en met 3e.

c Beargumenteer aan de hand van bron 3b tot en met 3e of Jan Breydel de eer verdient dat een stadion eeuwen na zijn dood naar hem vernoemd werd.

3 Bestudeer hoe de slag om Kortrijk als de Guldensporenslag voortleeft in de collectieve herinnering in Vlaanderen. Lees eerst het kader historisch denken op p. 173 en daarna bron 4.

a Welk doel had Hendrik Conscience met De Leeuw van Vlaenderen of de Slag der Gulden Sporen (1838)? Was dat een beoogd/gewild doel of een ongewild doel?

b Op welke manier leefde de Guldensporenslag voort in het collectieve geheugen?

c De feiten in de collectieve herinnering stemmen niet altijd overeen met de historische feiten uit het verleden. Welke rol kunnen historici daarin spelen?

d De Vlaamse regering besliste in 1973 om elk jaar op 11 juli, de dag van de Guldensporenslag in 1302, de nationale feestdag van Vlaanderen te vieren. Beargumenteer aan de hand van de bronnen en de lestekst en vanuit jouw standplaats of je dat een goede keuze vindt om op die manier de Vlaamse identiteit in de verf te zetten.

← Miniatuur uit 1459 van David Aubert (Hesdin, 1435 – na 1480) in Chronique de France, d’Angleterre, de Flandre et d’autres comtées. Op deze miniatuur zie je de Franse koning Filips IV en de Vlaamse graaf Gwijde van Dampierre.

©VANIN

← Cotton MS Nero Eii, Les Grandes Chroniques de France, 15e eeuw. Handgekleurde gravure door Joseph Strutt uit zijn Complete View of the Dress and Habits of the People of England, Henry Bohn, Londen, 1842 . Koning Edward I van Engeland sluit een verbond met Gwijde van Dampierre, graaf van Vlaanderen, 1294. De koning zit op een troon en houdt een scepter vast. Een schrijver zit op een kruk aan zijn voeten en schrijft op perkament met een ganzenveer.

‘Iedereen weet het en het is waar, dat de hoge en machtige vorst Filips IV, koning van Frankrijk, waaraan we manschap hebben gedaan als pair de France, door zijn wil, zonder reden, zonder dat we het verdienden, ons geschaad en hard behandeld heeft, onze eer en ons bezit aangetast heeft, terwijl hij ze moest waarborgen vanwege de trouw waarin hij ons destijds opnam. Hij moest ons volgens de rede en de trouw behandelen. Hij heeft ons geen recht gegeven en op vele andere wijzen misdaan tegen ons, tegen God en tegen de gerechtigheid … Daarom hebben we een verbond gesloten met de zeer hoge en edele vorst, onze lieve heer, Edward, door de gratie Gods koning van Engeland, heer van Ierland en hertog van Aquitanië.’

Naar: Verbruggen, J.F. & Falter, R. (2001). 1302: Opstand in Vlaanderen. Lannoo.

De Vlaamse graaf Gwijde van Dampierre zocht toenadering tot de Engelse koning uit economische belangen. De Franse koning, die voortdurend met de Engelse koning in de clinch lag, was daar niet van gediend. Hij verbood de graaf om verdragen te sluiten met Engeland. Daarop zei de Vlaamse graaf Gwijde van Dampierre in 1297 zijn leenband met de Franse koning op. In 1299 werd het graafschap Vlaanderen door Franse soldaten bezet.

Bron 1
Bron 2a
Bron 2b

Bron 3b

← Hedendaagse foto van het Jan Breydelstadion in Brugge. In de aanloop naar het Europees kampioenschap in 2000 wou de stad Brugge een groter voetbalstadion, zodat de wedstrijden ook in hun stad konden plaatsvinden. De Vlaamse overheid wou subsidies geven op voorwaarde dat het stadion een Vlaamse naam zou krijgen. De keuze viel op Jan Breydel, de zogenaamde volksheld uit de 14e eeuw.

©VANIN

Citaat uit Flandria Generosa C, vermoedelijk geschreven door de Vlaming Lambert ergens tussen 1423 en 1452. In deze kroniek wordt het verhaal verteld van de Brugse metten op 18 mei 1302. Dat was een moordpartij van opstandige boeren en ambachtslui die zich verenigd hadden in milities tegen de Franse bezetting van Vlaanderen en hun stad Brugge. Pieter de Coninck was de leider van de opstand. Zo staat het vermeld in ooggetuigenverslagen uit de tijd van de feiten. Pas in deze kroniek van meer dan een eeuw later (midden 15e eeuw) wordt voor het eerst ook Jan Breydel als tweede leider vermeld. Dit 15e-eeuwse verhaal werd verschillende keren overgenomen en herwerkt, onder andere door Hendrik Conscience in de 19e eeuw. Vanaf toen werd Jan Breydel in één adem met Pieter de Coninck genoemd.

Bron 3c

← Moderne historici hebben zich al uitvoerig beziggehouden met onderzoek naar alles wat met de Guldensporenslag te maken heeft. Ze hebben ook de vraag beantwoord wat we zeker weten over de historische figuur Jan Breydel. In dit filmpje zie je historica Lisa Demets aan het woord. Zij onderzoekt de beeldvorming over Breydel. Bron 3a

Bekijk het filmpje.

← De Slag der Gulden Sporen, door Nicaise de Keyser, 1836, Antwerpen. De Keyser schilderde de spectaculaire slag bij Kortrijk en laat zien hoe Jan Breydel de Franse legeraanvoerder Robert van Artois de genadeslag gaf. De Keyser probeerde een belangrijk moment uit het verleden tot leven te brengen. Het jonge België moedigde die houding aan. Voor dit werk baseerde hij zich op oude prenten, wapens en manuscripten en op een verslag van de Guldensporenslag (1834).

©VANIN

Breydel lag dieper in het bosch; een zyner makkers, dien hy om zyne onversaegdheid byzonderlyk beminde, had zich nevens hem op den grond uitgestrekt; met verdoofde stem hielden zy het volgende gesprek: ‘De Franschen verwachten zich niet aen die zonderlinge ontwaking’ zuchtte Breydel, ‘zy slapen goed, want zy hebben een hard geweten, die booswichten; ik ben nieuwsgierig om te zien welk een gryns op hun aengezicht komen zal, wanneer zy ter zelfder tyd myn wapen en den dood zien zullen.’ (…) Breydel raesde als een uitzinnige, en hakte links en regts tusschen de Franschen; ook stond hy reeds eenige voeten boven den grond, zulk een groot getal vyanden had hy reeds onder zyne voeten geworpen. Stroomen bloeds liepen onder de lyken, en de schreeuw: ‘Vlaenderen den Leeuw! slaet al dood!’ mengde zich in afgryzelyke galmen met de laetste kreten der stervenden.

Uit: Conscience, H. (1838). De Leeuw van Vlaenderen of de Slag der Gulden Sporen

In zijn 19e-eeuwse roman De Leeuw van Vlaenderen voert Conscience Jan Breydel op als een belangrijke leider in de Slag der Gulden Sporen. Hij baseert zich daarbij niet op bronnen van tijdgenoten, maar op secundaire bronnen van meer dan een eeuw later.

Historisch denken: collectieve herinnering

Wanneer personen of gebeurtenissen uit het verleden niet alleen gekend zijn door historici, maar ook door de meeste andere mensen in de samenleving, dan spreken we over een collectieve herinnering. Verhalen in films en romans kunnen ervoor zorgen dat zaken uit het verleden blijven voortleven in de collectieve herinnering. Die verhalen gaan soms een eigen leven leiden.

Bron 3d
Bron 3e

Bron 4

Dit boek [De Leeuw van Vlaenderen] heeft sterk bijgedragen tot de Vlaamse bewustwording in de 19de eeuw en de groei van de Vlaamse Beweging tot in 20e eeuw en daarna. De duidelijk goed gedocumenteerde Conscience dikte de feiten met veel verbeelding aan en nam geregeld een loopje met de historische feiten: een feodaal, sociaal en economisch conflict wordt herschapen in een heldhaftige nationale vrijheidsstrijd van Vlamingen tegen Fransen. Hoewel er veel bloed vloeit in deze soms gruwelijke roman, krijgt alles zin en betekenis. Zo wordt de gewelddadige opstand die de Guldensporenslag was, opgevoerd als een wettige en heilige strijd voor een betere toekomst van het vaderland. (…)

Conscience wilde zijn publiek niet alleen vermaken, maar ook een Vlaams zelfbewustzijn bijbrengen. Zijn opzet slaagde: De Leeuw van Vlaenderen veroverde vele lezersharten en legde de basis voor de Vlaamse nationale symboliek.

Naar: www.literairecanon.be en www.canonvanvlaanderen.be

©VANIN

Zelfevaluatie

• Ik situeer de Guldensporenslag in tijd, ruimte en historische context.

• Ik beargumenteer waarom ik de datum van de Guldensporenslag al dan niet gepast vind als basis voor de nationale feestdag in Vlaanderen nu.

• Ik leg het verband tussen de verschillende domeinen van de samenleving in het conflict.

• Ik beoordeel de betrouwbaarheid van bronnen om het belang van een historische figuur als Jan Breydel te omschrijven.

• Ik ken het kader historisch denken over collectieve herinnering op p. 172.

De Bourgondische hertogen 5

5.1 Territoriale eenmaking van de Bourgondische hertogen

Het tweede opstandige gebied in Frankrijk was het hertogdom Bourgondië. In volle Honderdjarige Oorlog besloot de Franse koning zijn jongste zoon Filips de Stoute te benoemen tot hertog van dat belangrijke hertogdom. Hertog Filips huwde later met de dochter van de Vlaamse graaf, Margaretha van Male. Het lot van Bourgondië werd verbonden met dat van Vlaanderen.

De opeenvolgende Bourgondische hertogen wisten via aankopen, erfenissen, huwelijkspolitiek en oorlog heel wat graafschappen en hertogdommen tussen Vlaanderen en Bourgondië te veroveren. Op de grens tussen het Franse en Duitse rijk groeide zo een nieuwe macht van betekenis die voortaan de ‘Nederlanden’ zou gaan heten. Onder hertog Filips de Goede waren bijna alle gewesten van ‘de Nederlanden’ aan de Bourgondische erflanden toegevoegd.

Zijn zoon, Karel de Stoute, zag het nog groter en droomde van het herstel van het Karolingische Middenrijk van na het Verdrag van Verdun (843). Om dat te realiseren moest hij Lotharingen veroveren: het laatste puzzelstuk om de noordelijke gebieden (de Nederlanden) en de zuidelijke gebieden (Bourgondische erflanden) te verenigen. In zijn hoofd was hij al koning van dat nieuwe koninkrijk.

Het mocht niet zijn. Karel de Stoute kwam in 1477 om in de strijd om Lotharingen. Zijn jonge dochter Maria van Bourgondië erfde het Bourgondische rijk. Ze verloor het hertogdom Bourgondië aan de Franse koning, maar bleef hertogin van de Nederlanden. Ze huwde met Maximiliaan van Oostenrijk, de zoon van de Duitse keizer. Zo kwamen de Nederlandse erfgebieden in handen van de Habsburgers, de familie van de keizer. De Bourgondische droom spatte uit elkaar.

5.2 Politieke eenmaking van de Bourgondische hertogen

De Bourgondische gewesten waren verenigd in een personele unie, onder één hertog. Op politiek vlak kopieerden de Bourgondische hertogen de Engelse en Franse koningen: ze wilden meer eenheid in hun rijk. Ze voerden een centralisatiepolitiek door de oprichting van een ambtenarenkorps, centrale belastingen, een Bourgondische munt en een centrale rechtbank.

Maar ook de Bourgondische hertogen kregen af te rekenen met de regionale en lokale machten: de clerus, de adel en de burgerij eisten hun plaats op in het rijk. Daarom werd ook in het Bourgondische rijk een standenvertegenwoordiging of Staten-Generaal opgericht. De gewesten eisten in 1477 van Maria van Bourgondië de ondertekening van het Groot Privilege. Daarin werden een aantal gecentraliseerde instellingen afgeschaft en de zelfstandigheid en de voorrechten van de verschillende gewesten op papier bekrachtigd.

Op economisch vlak bevorderden de hertogen de samenwerking tussen de verschillende gewesten en de steden in hun rijk, wat resulteerde in een economische bloeiperiode.

Op cultureel vlak stimuleerden de hertogen de beeldende kunsten door schilders uit te nodigen aan hun hof en hen opdrachten te geven. Zo maakten ze getalenteerde schilders uit de Nederlanden mee groot. Twee voorbeelden daarvan zijn Jan van Eyck en Rogier van der Weyden, twee van de zogenaamde Vlaamse Primitieven (zie uitbreiding 1).

Opdrachten

1 Beschrijf de uitbreiding van de macht van de Bourgondische hertogen. Bestudeer kaart 1 op p. 177 en de stamboom in bron 1.

a In welke periode van de middeleeuwen situeer je de kaart en de stamboom van de Bourgondische hertogen?

b In welke twee rijken lagen de territoria van de Bourgondische vorsten?

c Leid uit de stamboom (bron 1) af op welke vier manieren de Bourgondische hertogen hun gebied uitbreidden.

d Leid uit kaart 1 op p. 177 af waarom Karel de Stoute Lotharingen wilde veroveren.

e Leid uit kaart 1, de stamboom (bron 1) en lestekst 5.1 af waarom de ambities van de Bourgondische hertogen tot conflicten met andere Europese vorsten konden leiden.

2 Lees lestekst 5.2.

a Bewijs dat verschillende domeinen van de samenleving een rol speelden in de Bourgondische centralisatiepolitiek.

b Besluit wat het uiteindelijke doel van de Bourgondische hertogen was en in welke mate ze hun doel bereikten.

3 Bestudeer de politieke conflicten in het Bourgondische rijk aan de hand van bron 2.

a Herbekijk het schema in bron 1 van les 3 op p. 168. Leid af op welke niveaus van de macht de conflicten zich situeerden.

b De miniatuur in bron 2 is in opdracht van de hertog getekend. Waaraan merk je dat de miniatuur in zijn opdracht en dus vanuit zijn perspectief is gemaakt?

c Bewijs dat de Bourgondische hertogen met dezelfde maatschappelijke groepen in conflict kwamen als de Franse en Engelse koningen.

Kaart 1: Expansie van het Bourgondische hertogdom (1363 - 1477)

Bron 1 : Stamboom Bourgondische hertogen

Jan II koning van Frankrijk (1350 - 1364)

Karel V koning van Frankrijk (1364 - 1380)

Filips de Stoute hertog van Bourgondië (1363 - 1404)

Hij erfde het gebied van zijn ouders, maar breidde het zelf niet uit.

Hij erfde het gebied van zijn vader en breidde het zelf ook uit. Door een combinatie van erven, kopen en oorlog verkreeg hij Brabant, Henegouwen, Holland, Limburg, Luxemburg, Namen, Picardië en Zeeland.

Jan zonder Vrees hertog van Bourgondië (1404 - 1419)

Lodewijk van Male graaf van Vlaanderen en Franche-Comté (na 1382) (1346 - 1384)

Margaretha van Male enig kind van de graaf (1384 - 1405)

Filips de Goede hertog van Bourgondië (1419 - 1464)

Hij erfde het gebied van zijn vader en breidde het uit met Gelre. Hij voerde ook een mislukte oorlog met als doel het hertogdom Lotharingen te veroveren.

Zij verloor onder andere Bourgondië aan de Franse koning. Door haar huwelijk met Maximiliaan van Habsburg kwam onze regio in handen van het geslacht Habsburg, dat toen ook de keizer van het Duitse rijk leverde.

getrouwd met regeerperiode (1350 - 1364)

Karel de Stoute hertog van Bourgondië (1467 - 1477)

Maria van Bourgondië (1477 - 1482)

Maximiliaan van Oostenrijk, uit het adellijke geslacht van Habsburg, eerst hertog, vanaf 1508 keizer van het Duitse rijk

← Miniatuur in de Privilegiën en Statuten van Gent en Vlaanderen, gemaakt in opdracht van de Bourgondische hertog Filips de Goede, midden 15e eeuw. (Wenen, Österreichische Nationalbibliothek, ms. 2583 f.349v.). De Gentenaars kwamen in opstand tegen de hoge belastingen opgelegd door Filips de Goede, hertog van Bourgondië. De Gentse milities kregen steun van milities uit het hele graafschap Vlaanderen en boden moedig en langdurig verzet. Maar tijdens de Slag van Gavere in 1453 werden ze verpletterend verslagen door het leger van de hertog. In de miniatuur zie je hoe de Gentenaars verplicht werden in een wit hemd en blootvoets een vernederende knieval te maken voor de Bourgondische hertog Filips de Goede.

©VANIN

Zelfevaluatie

• Ik situeer de territoria van de Bourgondische hertogen in tijd, ruimte en historische context.

• Ik leg uit welke middelen de Bourgondische hertogen gebruikten voor hun territoriale en politieke eenmaking.

Bron 2

Uitbreiding: Het Arnolfini-portret 6

Jan van Eyck was een kunstschilder die vanaf 1430 actief was in Brugge. Hij wordt vandaag gezien als een van de belangrijkste schilders uit de late middeleeuwen. Van Eyck wordt geplaatst binnen de Vlaamse primitieven, een groep beroemde kunstschilders uit de Nederlanden die tijdens de late middeleeuwen de schilderkunst sterk innoveerden. Ze werden in de 19e eeuw 'primitieven' genoemd omdat de puurheid van hun voorstelling opvallend was en ze als 'eersten' met bepaalde technieken begonnen. Zo schilderde van Eyck met een schitterend licht- en kleurenspel, gebruikte hij perspectief om ruimte te scheppen en werkte hij zo gedetailleerd en realistisch dat zijn werken bijna foto’s lijken. In van Eycks tijd begonnen kunstenaars hun werken ook te ondertekenen, een teken dat kunstenaars op steeds meer respect konden rekenen. Rijke stedelingen zoals Arnolfini konden dan pronken met die dure kunstwerken.

Van over de hele wereld komen mensen het Lam Gods in de Sint-Baafskathedraal in Gent bezoeken. In 1432 voltooide van Eyck het werk dat uit twaalf panelen bestaat.

Opdrachten

1 Bestudeer bron 1 en het bijschrift. Je maakt er kennis met het wereldberoemde portret van Arnolfini en zijn vrouw van Jan van Eyck. Doorloop het stappenplan om de betekenis van het kunstwerk te onderzoeken. Doe dat in het licht van deze historische vraag: Met welke bedoeling werd het Arnolfini-portret gemaakt?

Stap 1: Ik identificeer de kunstuiting.

✓ Wat voor soort bron is het?

✓ Waar werd het kunstwerk gemaakt?

✓ Wanneer werd het gemaakt?

✓ Wie heeft het gemaakt?

✓ Wie was de opdrachtgever?

Stap 2: Ik neem het kunstwerk waar.

✓ Beschrijf wie en wat er afgebeeld staat op het kunstwerk en hoe het is opgebouwd.

Stap 3: Ik interpreteer de kunstuiting.

✓ Bestudeer aan de hand van bron 2 de details uit het schilderij en lees waarvoor ze symbool staan. De info die je krijgt, kwam tot stand na jarenlange vergelijkende studies door kunsthistorici van panelen uit die tijd, aangevuld met geschreven bronnen.

✓ Beantwoord de volgende vragen.

a Welke elementen verwijzen naar een wereldlijk huwelijk (op het niveau van het aardse)?

b Welke elementen verwijzen naar een geestelijk huwelijk (op het niveau van het geloof)?

c Welke elementen verwijzen naar de sociale status van het paar?

d Welke elementen vertellen iets over de relatie tussen man en vrouw in die tijd?

✓ Lees bron 3. Wat kun je besluiten uit de handtekening en de personages afgebeeld op de bolle spiegel?

Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.

Kunstenaars kunnen bepaalde bedoelingen hebben: commercieel voordeel halen, mensen informeren, een probleem aankaarten, schoonheid creëren, revolteren (in opstand komen), zaken in vraag stellen, een bepaalde identiteit of een bepaald imago vormgeven ... Nu je de symboliek van het schilderij hebt bestudeerd, kun je bepalen welk imago de opdrachtgever voor zichzelf wou creëren.

In 1434 schilderde Jan van Eyck het Arnolfini-portret , een dubbelportret van Giovanni en Giovanna Arnolfini. Alles wijst erop dat dit een huwelijksportret is. De bankiers- en koopmansfamilie Arnolfini kwam uit de Italiaanse stad Lucca en vestigde zich in Brugge. Giovanni Arnolfini was een belangrijke financieel adviseur aan het Bourgondische hof van hertog Filips de Goede. Hij was rijk genoeg om de opdracht voor dit schilderij te geven.

Bron 1

Bron 2: Details uit het Arnolfini-portret

Trippen zijn houten blokken die burgers aantrokken als ze van hun paard stapten. Ze dienden als bescherming tegen de modder en het vuil in de straten van de middeleeuwse stad. Wie trippen gebruikte, was welstellend. Het betekende immers dat je een paard bezat.

Rond de bolle spiegel staan tien tafereeltjes die de staties van de kruisweg van Christus weergeven. Door de kruisiging van Christus kan de mens verlost worden van zijn zonden en het eeuwige paradijs bereiken.

©VANIN

In de kroonluchter brandt maar één kaars. Die staat symbool voor Christus, het goddelijke licht. Christus heeft door zijn boodschap van liefde een goddelijke betekenis aan het huwelijk gegeven. Het huwelijk is al sinds de 13e eeuw een sacrament en plaatst de mens in een dubbele liefdesrelatie: de liefde tot elkaar en de liefde tot God.

De verstrengelde handen staan symbool voor de huwelijksverbintenis en hebben een juridische betekenis. Haar hand rust in de zijne: de man moet zijn vrouw ondersteunen en de vrouw wordt gedragen door haar man.

De vrouw heeft een bolle buik. Dat wil niet zeggen dat ze zwanger is, maar het verwijst wel naar haar vruchtbaarheid. De belangrijkste opdracht in een christelijk huwelijk is immers de voortplanting. Op het hoofdeinde van het bed staat bovendien een houten beeldje van de heilige Margaretha. Zij is de patrones van de huwelijksvruchtbaarheid en van de aanstaande moeders.

Het groen van de fluwelen mantel van de vrouw symboliseert de hoop. De mantel is afgezoomd met hermelijnenpels, een heel dure bontsoort in die tijd. De fraaie en modieuze hoofddoek van Brugse kant met twee hoorntjes was ook een statussymbool.

De vrouw staat links van haar man. Ze kijkt niet naar de toeschouwer, maar naar hem. Ze is geen publieke figuur en heeft enkel binnen het huishouden een verantwoordelijkheid, namelijk de zorg voor hem en hun toekomstige kinderen.

Pittig detail: enkel Maria, de moeder van Jezus, staat op schilderijen rechts van de man afgebeeld. Zij is de enige vrouw die boven de mannen staat.

Vanuit het perspectief van het paar staat de koopman Arnolfini aan de rechterzijde van de vrouw. Dat is zo op alle schilderijen van die tijd. Het verwijst naar zijn publieke functie in de samenleving en zijn verantwoordelijkheid voor het onderhoud van zijn vrouw en kinderen. Hij kijkt de toeschouwer ook recht aan.

Arnolfini draagt een dure, modieuze en typisch Brugse grote wollen hoed en een pelsen mantel.

Typisch voor het huwelijk is ook de belofte van levenslange trouw. Daarnaar verwijzen niet alleen de ringen aan de vingers van het paar, maar ook het hondje, dat symbool staat voor die trouw.

Het gebeuren speelt zich af in een slaapkamer in een riant burgerhuis. Het rode hemelbed heeft een dubbele symbolische betekenis. Deze kamer is de plaats waar de man en de vrouw lichamelijk de liefde zullen bedrijven. Rood is immers de kleur van liefde en passie. Maar het is tegelijk ook de plaats waar het echtpaar haar heilige taak zal vervullen en een kroost zal verwekken.

©VANIN

Het bidsnoer was een typisch verlovingsgeschenk in die tijd. De kristallen kralen symboliseren de zuiverheid en de deugden van de vrouw, zoals haar trouw aan de man.

Aan het raam ligt een appel. Die verwijst naar de zondeval van Adam en Eva. De appel symboliseert het gevaar van de zonde binnen het huwelijk. Onder de appel liggen een aantal sinaasappels, een symbool van welstand. Sinaasappels waren duur en moesten geïmporteerd worden. Niet iedereen kon zich dus sinaasappels veroorloven.

Bron 3

De huwelijkssluiting hoefde in de middeleeuwen niet in een kerk te gebeuren. Het kon ook in een privéruimte, zoals hier in een slaapkamer. Er moesten wel twee getuigen aanwezig zijn om de overeenkomst een openbaar karakter te geven. Die twee getuigen zijn hier ook aanwezig. We zien ze in de spiegel. Dat ze echt aanwezig zijn als getuigen en niet toevallig, wordt ons duidelijk gemaakt door de tekst: ‘Johannes de Eyck fuit hic’, wat zo veel betekent als ‘Jan van Eyck was hierbij’. De schilder noemt zichzelf een getuige. Hij is dus een van de twee getuigen in de spiegel. Door die tekst maakt van Eyck zijn aanwezigheid kenbaar en bevestigt hij de juridische geldigheid van het huwelijk.

©VANIN

Zelfevaluatie

• Ik doorloop bij de analyse van een kunstwerk een stappenplan om een historische vraag over het kunstwerk te beantwoorden.

• Ik interpreteer de symboliek die gebruikt wordt door Jan van Eyck in het Arnolfini-portret.

Uitbreiding: De Slag bij Poitiers (1356) 7

In deze uitbreiding voer je een vergelijkende studie uit tussen moderne literatuur en historische bronnen over de Honderdjarige Oorlog tussen Engeland en Frankrijk in de late middeleeuwen. Op die manier onderzoek je hoe betrouwbaar die bronnen zijn.

De Honderdjarige Oorlog

Tijdens de late middeleeuwen waren Frankrijk en Engeland verwikkeld in wat later de Honderdjarige Oorlog (1337 - 1453) werd genoemd. Zowel Franse als Engelse edellieden eisten daarbij de Franse troon op. De vele veldslagen zorgden ervoor dat het territorium vaak van eigenaar wisselde, in die mate dat de Engelsen op een bepaald ogenblik de helft van Frankrijk in handen hadden. Dat gebeurde ook bij de Slag bij Poitiers in 1356, waarbij de Engelse koning zijn zoon, bijgenaamd de Zwarte Prins, naar Frankrijk stuurde om het op te nemen tegen de Franse koning. Er bestaan vaak heel precieze beschrijvingen van hoe die veldslagen verliepen. Kroniekschrijvers beschreven in opdracht van koningen of hertogen immers het relaas van wat er gebeurde, maar ze waren niet neutraal. Daarom moeten we zo’n kroniek net als andere historische bronnen met de nodige kritische zin onderzoeken.

Opdrachten

1 Bestudeer bron 1. Beargumenteer of De Standaard positief of negatief oordeelt over Bart Van Loo.

2 Bart Van Loo bracht in 2019 het populaire boek De Bourgondiërs uit. Er werd vervolgens ook een podcast van gemaakt die hij zelf insprak. Ga naar bron 2 en beluister een fragment uit die podcast.

a Welke par tijen vochten tegen elkaar tijdens de veldslag bij Poitiers in 1356?

b Wie won de veldslag? Leg uit hoe dat kwam.

c Lees bron 3 en 4. Wat voor soort bronnen zijn dit? Welke elementen uit de bronnen komen overeen met de podcast?

d Lees bron 5. Wat voor soort bron is dit? Welke elementen uit de bron komen overeen met de podcast?

3 Nadat je bron 3 tot en met 5 hebt bestudeerd, moet je nu ook de podcast beoordelen op betrouwbaarheid. Doe dat in het licht van de volgende historische vraag: Wat gebeurde er precies tijdens de veldslag bij Poitiers in 1356?

4 Bekijk het filmpje bij bron 6. Het is een interview met doctor Lisa Demets, een historica die onder andere gespecialiseerd is in kroniekschrijvers.

a Kunnen wij vandaag te weten komen wat er precies gebeurde tijdens een veldslag als de Slag bij Poitiers?

b Is de podcast nog betrouwbaar in het licht van de historische vraag? Waarom wel/niet?

5 Bestudeer het kader historisch denken op p. 189 over de presentatie van bronnen. Geef een aantal presentatietechnieken die in de podcast aan bod komen om de podcast interessanter te maken.

1

Bart Van Loo is terug en hij ontpopt zich opnieuw tot rasverteller. Van Loo is de perfecte gids door het verleden. Het is alsof we erbij zijn.

©VANIN

Fragment uit recensie in de krant De Standaard, 18 januari 2019.

2

Bron 3

← Titelafbeelding van de podcast De Bourgondiërs door Bart Van Loo. Hij is een non-fictieauteur die vaak over Frankrijk schrijft. Hij verkocht al ruim 200 000 boeken. Een podcast is een audiovisueel historisch werk.

↑ Beluister het fragment.

Toen was er een grote druk om de koning te pakken te krijgen, en diegenen die hem kenden riepen: ‘Sire, geef u over, of anders zal u sterven.’ Er was een ridder met de naam Dennis van Moerbeke die in dienst van de koning van Engeland vocht, en die vijf jaar eerder al in dienst van de Engelsman was getreden omdat hij in zijn jeugd Frankrijk had verlaten omwille van een moord die hij had begaan in Saint-Omer. Het (gevecht) verliep zo goed voor hem dat hij in de buurt van de (Franse) koning was toen die bijna werd gevangengenomen: hij (Dennis van Moerbeke) drong naar voren en gedreven door de kracht van zijn lichaam en armen naderde hij de Franse koning en zei in vlot Frans: ‘Sire, geef je over.’ De koning keek de ridder aan en zei: ‘Aan wie zal ik me overgeven? Waar is mijn neef, de prins van Wales? Als ik hem zie, dan wil ik hem spreken.’ Dennis antwoordde en zei: ‘Sire, hij is hier niet, maar geef je aan mij over en ik zal je naar hem brengen.’ ‘Wie ben jij?’ zei de koning. ‘Sire,’ zei hij, ‘ik ben Dennis van Moerbeke, een ridder van Artois; maar ik dien de koning van Engeland omdat ik verbannen ben uit Frankrijk en ik heb alles daar achtergelaten.’ Toen gaf de koning hem zijn rechter handschoen, zeggende: ‘Ik geef me over aan jou.’

Fragment uit de Kroniek van Froissart, geschreven tussen 1370 en 1473. Jean Froissart was een bekende dichter en kroniekschrijver uit het graafschap Henegouwen, een leen van de Franse koning. Hij werd in 1362 hofdichter en geschiedschrijver voor de vrouw van Edward III, koning van Engeland. De focus van zijn werk ligt bij de Honderdjarige Oorlog. Hij schrijft heel prijzend over ridderlijke deugden zoals dapperheid, handigheid met wapens en loyaliteit. Met zijn werk probeerde hij tijdgenoten ertoe aan te zetten om zich even dapper te gedragen als de ridders die door hem werden beschreven. Wat hij allemaal neerpende, moet je dus zien als een verheerlijking van de ridderlijke daden die waarschijnlijk ook aangedikt werden en niet als een weergave van wat er echt gebeurde.

Bron
Bron
© VRT

Bron 4

Fragment uit de Nuova Cronica, geschreven rond 1360. Matteo Villani was een Florentijnse historicus en kroniekschrijver die leefde tussen 1283 en 1363. Hij was voornamelijk actief in Napels. Daar nam hij na de dood van zijn broer het werk aan de Nuova Cronica over. Villani werd door tijdgenoten geprezen omdat hij op zoek ging naar de juiste bronnen om de feiten te kunnen weergeven.

Bron 5

©VANIN

Het gevecht bereikte een razend hoogtepunt en ‘er was geen mens die zo was gehard, dat het hart hem niet in de schoenen zonk’ schreef Chandos Herald. ‘Pas op, vader, rechts! Pas op, vader, links!’ schreeuwde Filips terwijl de slagen neerdaalden. Ridders worstelden in gevechten van man tegen man, waarbij ‘ieder aan zijn eigen eer dacht’. De Fransen, die in de voorhoede door het leger van de Prins en in de achterhoede door de cavalerie van de Captal werden aangevallen, streden met de moed der wanhoop. Bloedend uit vele wonden werd Geoffroy de Charny neergemaaid en gedood met de Oriflamme nog steeds in zijn hand. De lijfwacht van de koning, die hem in een machtige wigvorm omringde, wankelde onder de aanval. ‘Sommigen, die opengereten zijn, trappen op hun eigen ingewanden, anderen braken hun tanden uit en weer anderen, die nog rechtop staan, worden de armen afgehakt. De stervenden rollen over de grond in het bloed van gewonden, de gevallen lichamen kreunen en de trotse geesten, die hun trage lijven verlaten, jammeren verschrikkelijk.’ De gesneuvelden stapelden zich op rond de zwaaiende strijdbijl van de koning, wiens helm was afgeslagen en die bloedde uit twee wonden in zijn gezicht. ‘Geef je over, geef je over,’ riepen stemmen, ‘of je bent ten dode opgeschreven.’ Te midden van hese kreten en in hevige strijd om de koning te kunnen overmeesteren, kwam een Franse banneling, Denis de Morbecque, die was verbannen wegens doodslag en thans onder de Engelsen diende, naar voren en zei: ‘Sire, ik ben een ridder uit Artois. Geef u aan mij over en ik zal u naar de Prins van Wales leiden.’ Koning Jan overhandigde hem zijn handschoen en gaf zich over.

Naar: Tuchman, B. (1986). De waanzinnige veertiende eeuw. Elsevier.

De koning zelf begreep dat de overwinning al in de handen van zijn vijanden lag, maar wou niet uit lafheid de kroon onteren, en nam trots de leiding van het gevecht en deed persoonlijk grootse dingen met de wapens. Toen hij merkte dat zijn zoontje in zijn buurt was, gaf hij bevel hem weg te brengen en uit het gevecht te halen. Toen de jongen op bevel van de koning te paard was gestegen en met enkele mannen in zijn gezelschap al voor een stukje vertrokken was, werd hij zo beschaamd om zijn vader achter te laten in het gevecht, dat hij naar hem terugkeerde. Omdat hij zijn wapens niet kon hanteren, hield hij de gevaren die zijn vader liep in het oog en schreeuwde meermaals: ‘Vader, bescherm u langs links’ of ‘langs rechts’ of ‘langs de andere kant!’ naargelang hij de aanvallers opmerkte. ↑

Barbara Tuchman was een veelgeprezen Amerikaanse journaliste en historica die vooral bekend werd door haar boek uit 1978: De waanzinnige veertiende eeuw. In dat werk koos ze een Franse ridder als centrale persoon en vertelde ze aan de hand van zijn leven niet alleen over het gewone dagelijkse leven van de middeleeuwer maar ook over de belangrijkste gebeurtenissen uit de 14e eeuw zoals de pest, de Honderdjarige Oorlog en de Guldensporenslag. Haar boek wordt nog steeds verkocht en gelezen over de hele wereld.

Bron 6

← Interview met doctor Lisa Demets, 2023, Gent. Doctor Lisa Demets is historica, verbonden aan de universiteit van Gent en die van Utrecht. Ze is gespecialiseerd in middeleeuwse manuscripten en kronieken.

©VANIN

↑ Bekijk het filmpje.

Historisch denken: betrouwbaarheid van bronnen

We vergeten vaak dat bronnen die in een les geschiedenis gebruikt worden kopieën zijn van het origineel. Vaak zijn het echter bewerkingen, vertalingen, fragmenten … Het kan gebeuren dat er geknipt werd in een bron of dat zelfs bewust slechts één klein deel of detail wordt weergegeven. Dat beïnvloedt onze interpretatie. Zo ook bij onderstaande foto die op drie verschillende manieren getoond wordt en dus ook op verschillende manieren geïnterpreteerd kan worden. Links krijg je een vrij agressief beeld te zien van een soldaat die een mitraillette tegen het hoofd van een man houdt. In het midden zie je de originele foto. Rechts zie je alleen hoe een soldaat een andere vermoeide soldaat te drinken geeft. Met deze foto kun je dus verschillende richtingen uit wanneer je een deel ervan weglaat. De informatie die je uit een bron haalt en hoe je een bron interpreteert, wordt beïnvloed door de presentatie van die bron.

← Amerikaanse soldaten in Irak, 21e eeuw. De foto's links en rechts tonen hoe je door een stuk weg te knippen een heel andere indruk wekt.

Zelfevaluatie

• Ik vergelijk bronnen om de betrouwbaarheid na te gaan.

• Ik beschrijf presentatietechnieken die men in een podcast kan gebruiken om hem interessanter te maken.

• Ik beoordeel hoe hedendaagse geschiedschrijvers de slag van Poitiers weergeven.

• Ik ken het kader historisch denken over de betrouwbaarheid van bronnen op p. 189.

Synthese

Samenvattend schema

©VANIN

CRISIS EN DOOD

stijgende bevolking slecht weer epidemie vee te lage landbouwproductie

late middeleeuwen: CRISIS –hongersnood en onder voeding –epidemieën, bv. Zwarte Dood (ca. 1348)

daling bevolking

ECO

thema ‘dood’:

–Kerk: Laatste Oordeel

–Kunst : bv. La Divina Commedia van Dante SOC

veranderende samenleving

dalende macht clerus en adel boerenopstanden

DE STAD ALS MOTOR VAN VERANDERING

economische verandering: ‘nieuwe’ rijken: patriciaat overzeese handel passieve handel geld- en beurshandel

politieke verandering: ambachtsgilden: Meesters verwerven inspraak in bestuur (14e eeuw). Patriciaat verliest monopolie in stedelijk bestuur.

sociale verandering: groeiende ongelijkheid: dagloners: geen bescherming prostituees, bedelaars en criminelen: moeilijk bestaan

centrale macht: koningen en keizer

regionale macht: vazallen

standenvertegenwoordiging: –Engelse parlement (13e eeuw) –Franse Staten-Generaal (14e eeuw)

lokale macht: stedelijke burgerij

Honderdjarige Oorlog tussen Engelse en Franse koning = conflict tussen oude feodale en nieuwe centrale macht van koningen Prestige van Franse koning stijgt, macht van Engelse koning daalt.

HET GRAAFSCHAP VLAANDEREN EN DE GULDENSPORENSLAG (11 juli 1302)

Franse koning (centrale macht) = Filips IV de Schone → steun van Vlaamse kooplui

centralisatiepolitiek koning monopolie kooplui stadsbestuur

Graaf van Vlaanderen (regionale macht) = Gwijde van Dampierre → steunt lokale ambachtslui en boeren

lagen in conflict

POL feodale zelfstandigheid graaf inspraak ambachten stadsbestuur economische vrede ECO veiligstellen Engelse woltoevoer sociale ongelijkheid behouden SOC sociale gelijkheid en vrijheid van boeren en ambachtslui

DE BOURGONDISCHE HERTOGEN (14e –

territoriale eenmaking: huwelijkspolitiek, verdragen, annexatie: vereniging Nederlanden mislukt: Nederlanden onder Habsburgs bestuur

economische stimulans: economische bloeiperiode

15e eeuw)

politieke eenmaking: centralisatiepolitiek gewesten onderwerpen aan centraal gezag mislukt: gewesten en steden eisen zelfstandigheid

culturele stimulans: bloeiperiode schilderkunst (Vlaamse Primitieven)

Historisch denken

Historische begrippen

Je leerde in de eerste graad en in de vorige hoofdstukken al volgende historische begrippen: adel, ambacht, ambachtslui, bevolkingsgroei, bondgenootschap, burger, burgerij, centralisatie , clerus, derde stand, eenheid, epidemie, gelaagde samenleving, geografie, geweld, gilde, graaf, graafschap, grondgebied, handel, handelaar, handelspost, heer, hertog, hertogdom, huwelijkspolitiek, jaarmarkt, Katholieke Kerk, keizer, klimaatverandering, koning, koninkrijk, kooplui, kroondomein, kroonvazal, laken, landbouw, leenheer, macht, minderheid, ongelijkheid, (on)vrijheid, oorlog, parlement, patriciër, rechtbank, stand, stedelijke samenleving, vazal, verovering, vervolging, voorrecht, vraag, wetenschappen.

In dit hoofdstuk leerde je de volgende historische begrippen:

• cultureel: meester, Vlaamse Primitieven

• economisch: betaalmiddel, beurshandel, dagloner, lakennijverheid, passieve handel, wisselbrief

• politiek: ambtenarenkorps, standenvertegenwoordiging, Staten-Generaal, territorium

• sociaal: pandemie

Structuurbegrippen

Je gebruikte in dit hoofdstuk ook de volgende structuurbegrippen: collectieve herinnering, continuïteit.

Zelfevaluatie

©VANIN

Gebruik bij het studeren van dit hoofdstuk de leerdoelen aan het einde van elke les of bekijk op iDiddit welke doelen je leerkracht voor jou heeft geselecteerd.

De middeleeuwse vrouw in beeld

Schilderij van Jean Fouquet, Madonna met kind, 1454 - 1456, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen. Jean Fouquet beeldde de maagd Maria op verrassende wijze af. Volgens sommige kunsthistorici is het portret gebaseerd op het uiterlijk van Agnes Sorel, de minnares van de Franse koning. In zijn meesterwerk combineerde Fouquet haar aardse schoonheid met de heiligheid van Maria.

In deze doorloper ga je op zoek naar het antwoord op twee historische vragen:

Welk stereotiep vrouwbeeld kreeg vorm tijdens de middeleeuwen?

Beantwoordden de middeleeuwse vrouwen van vlees en bloed aan die stereotypering?

Welk stereotiep vrouwbeeld kreeg vorm tijdens de middeleeuwen? 1

Het denken in clichés over bepaalde (minderheids)groepen in de samenleving is van alle tijden. Denk maar aan de stereotypering van joden vroeger en nu. Clichés komen vaak voort uit wij-zij-denken en gaan meestal gepaard met veralgemeningen. Dat geldt zeker ook voor het beeld dat vaak van vrouwen wordt opgehangen. In de middeleeuwen was dat niet anders. In de 12e eeuw domineerde het christendom de cultuur en het denken over de samenleving. Goed opgeleide geestelijken, voornamelijk mannen, brachten een groot deel van hun dagelijkse leven door in de bibliotheek en het scriptorium (schrijfatelier) van de kloosters. Het is dan ook niet verwonderlijk dat veel middeleeuwse bronnen door geestelijken zijn geschreven en dat het perspectief van de bronnenmakers over de vrouw christelijk én mannelijk was.

Wil je meer weten over het vrouwbeeld in de middeleeuwen? Lees de lestekst op iDiddit.

Opdrachten

1 Leid uit bron 1 af welk beeld Aristoteles, een van de meest invloedrijke filosofen uit de oudheid, van de vrouw had.

2 Bestudeer bron 2 tot en met 6 en toon aan dat het vrouwbeeld van de klassieke oudheid voortleefde in de middeleeuwen.

3 In de middeleeuwen komen twee stereotiepe vrouwbeelden voor, verbonden aan twee Bijbelse vrouwen: Eva (verleidster, overspelig en zondig) en haar tegenpool Maria (moeder van Jezus Christus, maagd, vroom en zuiver).

a Bestudeer bron 1 tot en met 6 en leid af bij welke van de twee Bijbelse vrouwen (Eva of Maria) de vrouwen uit de bronnen aansluiten.

b Bestudeer het titelbeeld van deze doorloper. Concludeer waarom je die stereotyperingen niet meer kunt toepassen op dit portret en zoek daar een mogelijke verklaring voor.

Zuid-Nederlands bronzen watervat, ca. 1400. De Griekse filosoof Aristoteles is zo verliefd op Phyllis dat hij zich door haar laat berijden. Nochtans had hij zelf zijn leerling Alexander de Grote gewaarschuwd voor deze verleidelijke vrouw.

‘Geëerde moeder, geliefde zuster, Die ik aanbid met een vroom en trouw hart, Met een hemelse liefde, zonder iets van mijn lichaam, Niet mijn vlees bemint, Maar wat de geest verlangt …’

Uit: Pernoud, R. (1980). Vrouwen in de middeleeuwen, haar politieke en sociale betekenis. Ambo.

Fragment van de jonge dichter Fortunatus gericht aan Agnes, een abdis, 6e eeuw.

Bron 1
Bron 2

Bron 3

©VANIN

Miniatuur uit de Codex Manesse, van de 12e en 13e eeuw, Zürich, ca. 1304. De liefdesscène hoort bij een liefdesgedicht uit een poëziebundel.

Bron 5

Miniatuur uit de Roman de la Rose, ca. 1490 - 1500. De 'minnaar' en 'dame Luiheid' ontmoeten elkaar aan de deur van de 'tuin der lusten'. Zij zal hem binnenlaten.

Miniatuur uit het gebedenboek van Katrien Thomas, ca. 1500 Katrien Thomas knielt voor haar patroonheilige, de heilige Catharina.

Miniatuur uit Les Cent nouvelles nouvelles, Nouvelle 30, Frankrijk, 15e eeuw. Handschrift dat voor vermaak aan het Bourgondische hof zorgde. Je leest de miniatuur als een stripverhaal: drie echtparen die samen met drie monniken op bedevaart gaan, komen aan in een klooster om te overnachten (links). De echtelieden besluiten, gezien het vrome doel van hun reis, in aparte kamers te slapen. Terwijl de mannen rustig slapen (rechts), kruipen de wellustige monniken bij de vrouwen in bed (midden).

Bron 4
Bron 6

Beantwoordden de middeleeuwse vrouwen van vlees en bloed aan die stereotypering?

Met de ontwikkeling van het stedelijke leven ontstond er vanaf de 12e eeuw een lekencultuur. Leken waren gewone burgers die geen godsdienstige gelofte hadden afgelegd. Rond dezelfde tijd werd het christendom ook iets vrouwvriendelijker: Maria in haar positie als moeder kreeg meer aandacht en ze kreeg een plaats naast de mannen uit de Bijbel. Er ontstond zelfs een ware Mariaverering in de late middeleeuwen. Die ontwikkelingen hadden een invloed op het vrouwbeeld.

Opdrachten

1 Onderzoek welke vrouwen je ziet op de visuele bronnen uit de late middeleeuwen aan de hand van bron 1 tot en met 8.

a Bewijs of die vrouwen al dan niet beantwoorden aan de twee tegengestelde stereotypen (zoals in vraag 1). Beargumenteer.

b Vergelijk bron 1 en 2. Onderzoek of de boerinnen realistisch zijn voorgesteld of eerder geïdealiseerd (dus mooier of anders dan ze in werkelijkheid waren). Welke bron is volgens jou het meest betrouwbaar om een beeld te vormen van de boerin in de middeleeuwen? Beargumenteer.

c Leid uit het bijschrift van bron 1 en 2 af waarom het doelpubliek van de bron de voorstelling sterk bepaalde.

2 Zoek gelijkenissen en/of verschillen tussen visuele bron 1 tot en met 8 en geschreven bron 9 en 10 over de middeleeuwse vrouw. Spreken de geschreven bronnen de visuele bronnen tegen of bevestigen ze elkaar? Beargumenteer.

3 In de 12e eeuw werd er in de literatuur veelvuldig over de ‘hoofse’ liefde geschreven. Leid uit bron 11 af waarom dat een opmerkelijke liefdesrelatie tussen man en vrouw in de hogere kringen was.

4 Bestudeer bron 12.

a Heksenvervolgingen worden steevast met de ‘duistere’ middeleeuwen geassocieerd. Klopt dat beeld met de informatie in bron 12?

b In de vroegmoderne tijd werd het individu belangrijker dan de ruimere familie of de groep. Waarom denk je dat dat gegeven vrouwen ook kwetsbaarder maakte?

5 Bestudeer bron 13.

a Deze voorstelling is geschilderd in de 16e eeuw. Leid af of er continuïteit is met het vrouwbeeld dat je kreeg in de middeleeuwse bronnen (1 tot en met 10). Of zie je een verandering of zelfs een breuk? Beargumenteer.

b Vergelijk bron 13 met het portret van Arnolfini en zijn vrouw op p. 192. Zijn ze gelijktijdig of ongelijktijdig gemaakt? Welke gelijkenissen en verschillen merk je op?

Bron 3

Miniatuur uit

Chroniques de France, d’Angleterre et des païs voisins van Jean Froissart, 1370. Franse boerinnen komen samen met hun mannen in opstand in 1358. De miniatuur komt uit een kroniek, een verslag van belangrijke gebeurtenissen, dat meerdere mensen konden lezen.

©VANIN

← Miniatuur uit Les très riches heures du duc de Berry, eerste helft van de 15e eeuw. Vrouwen werken mee op het land. Het handschrift waar de miniatuur uit komt, was een persoonlijk gebedenboek, besteld door de Franse hertog van Berry. Miniaturen verfraaiden het handschrift en maakten het luchtiger.

← Miniatuur uit de Règle et ordonnance des soeurs de l'hostellerie NotreDame de Tournay, Doornik, ca. 1400. Een hospitaalzuster van het Onze-LieveVrouwehospitaal van Doornik ontvangt een melaatse met klepper.

← Miniatuur uit De mulieribus claris van Giovanni Boccaccio, begin 15e eeuw. Een aantal vrouwen zijn aan het werk in de verschillende stadia van de lakenproductie, zoals het weven en spinnen van de wol.

Bron 1
Bron 2
Bron 4

Miniatuur uit La Teseida van Boccaccio, toegeschreven aan de Meester van de Geneefse Boccaccio, NoordFrankrijk of Vlaanderen, ca. 1460. Vrouwen gaan op valkenjacht, een geliefd tijdverdrijf van adellijke dames.

Miniatuur uit het handschrift van de Meester van de Cocharelli Codex, einde 14e eeuw. Scène aan een Genuese bank, waarbij klanten in de rij staan om hun rekeningen en kasboeken te raadplegen.

©VANIN

Miniatuur uit Le livre de la cité des dames van Christine de Pisan, toegeschreven aan de Meester van het Gebedenboek van Dresden, 1475 Een edelvrouw geeft aanwijzingen aan een horige tuinierster. ↑

Portret van Margaretha van Male (1350 - 1405), die ook op de kaft van je leerboek staat. Zij was een van de machtigste vorsten van de late 14e eeuw. Van haar vader, de graaf van Vlaanderen, erfde ze welvarende gebieden zoals Vlaanderen en Brabant en door haar huwelijk werd ze ook hertogin van Bourgondië. Ze bestuurde haar erfgebieden in eigen naam en bouwde actief mee aan de Bourgondische centralisatiepolitiek en macht dankzij haar bestuurlijke, diplomatieke en financiële optreden. Toch bleef ze in de geschiedschrijving lang in de schaduw staan van haar echtgenoot Filips de Stoute.

Bron 5
Bron 6
Bron 8
Bron 7

Vrouwen namen actief deel aan het publieke leven in de stedelijke samenleving. Hoewel uitsluitend mannen de machtsposities bekleedden, waren er ook rijke onderneemsters, zelfstandige begijnen en geschoolde vrouwen. Uit teksten die vrouwen zelf opstelden, blijkt hun belangrijke rol naast die van de man. Veel vrouwen kenden hun rechten goed. Dé vrouw bestond niet. Eerder haar sociale positie dan haar gender bepaalde haar mogelijkheden. Die verschilden van vrouw tot vrouw, van stad tot stad, van regio tot regio, van eeuw tot eeuw. Het is van groot belang dat we de stereotypering over de vrouw in ons collectief geheugen vervangen door een genuanceerd beeld.

Uit: Haemers, J., Bardyn A. & Delameilleure C; (red.). (2019). Wijvenwereld, vrouwen in de middeleeuwse stad. Uitgeverij Vrijdag.

Janne Schuts (begin 15e eeuw) werkte als dienstmeisje bij het gezin van Laureys Hacke, een viskweker en vastgoedhandelaar. Vermoedelijk hadden beiden een liefdesrelatie waaruit een dochter Johanne werd geboren. Net voor zijn dood bezorgde Laureys aan Janne en Johanne een som geld en een woonst. Als alleenstaande vrouw ontpopte Janne zich tot een succesvolle zakenvrouw. Ze verdiende geld door leningen aan stadsgenoten te geven en investeerde de winst in vastgoed. Er zijn niet minder dan 158 transacties van haar geregistreerd. Rond 1441 besloot ze om begijn te worden en les te geven maar ze bleef actief op de kapitaalmarkt. Ze bouwde een klein fortuin op dat zorgde voor financiële zekerheid voor haar dochter en zus.

Uit: Haemers, J., Bardyn A. & Delameilleure C; (red.). (2019). Wijvenwereld, vrouwen in de middeleeuwse stad. Uitgeverij Vrijdag.

← Afbeelding uit de Codex Manesse, Herr Werner von Teufen (Universitätsbibliothek Heidelberg), 1305 - 1313. Vanaf de 12e eeuw werd de hoofse liefde in heel wat liefdesgedichten, liederen en romans beschreven, bezongen of geïllustreerd. De term ‘hoofse liefde’ werd pas vanaf de 19e eeuw gebruikt en heeft wisselende kenmerken. Een constante is de verhevenheid van de vrouw boven de man en de vrije wil van beide partners. De liefde uit zich in een geestelijk en lichamelijk verlangen, in de gedichten beschreven vanuit het perspectief van de man. De vrouw wordt verheerlijkt omwille van haar schoonheid én kwaliteiten. De minnaar gedraagt zich genereus, wellevend, galant en welsprekend om zijn geliefde waardig te zijn. Die hoofse liefde werd gekoesterd voor adellijke vrouwen, situeerde zich buiten het officiële huwelijk en moest geheim blijven.

Bron 9 Bron 10
Bron 11

← Martin Le Franc, Ladies' Champion, 1451. Tussen 1450 en 1750 kwamen grote delen van Europa in de greep van de heksenvervolgingen. Naar schatting werden er tussen 30 000 en 60 000 mensen geëxecuteerd. En ongeveer 80 % van de slachtoffers waren vrouwen. Die waren doorgaans ouder (meestal rond de 60), arm, alleenstaand en machteloos. Vaak waren het natuurgenezers met kennis van plantkunde, helers en vroedvrouwen die hielpen bij zwangerschappen en bevallingen.

©VANIN

← Schilderij van Quinten Matsys, De geldwisselaar en zijn vrouw, 1514, Louvre, Parijs. In een klein kabinet zit een paar in de bloei van het leven. De man, een geldwisselaar, weegt met volle concentratie een muntstuk af op het weegschaaltje. Op de tafel ligt een berg munten. Zijn vrouw kijkt ernstig toe. Ze bladert in een gebedenboek dat openvalt op de bladzijde met een miniatuur van een Madonna met kind. Tussen hen op de tafel staat een bolle spiegel, die een in het rood geklede man aan het raam reflecteert. Misschien is het een klant?

Bron 12
Bron 13

Synthese: De middeleeuwen, een donkere tijd?

De abdij in het Eikenwoud, Caspar David Friedrich, 1810, Dresden (Duitsland). Dit schilderij in romantische stijl uit de 19e eeuw toont de ruïne van een gotische abdij. Toch heeft het werk weinig met ons hedendaagse begrip van ‘romantiek’ te maken. De romantici zochten inspiratie in het verleden, waaronder de middeleeuwen, en creëerden er een eigen beeld van. Vandaag staan de middeleeuwen daardoor soms bekend als een donkere tijd.

Je hebt dit jaar veel over de middeleeuwen geleerd. In de verschillende hoofdstukken van Sapiens 3 onderzocht je telkens verschillende periodes en samenlevingen tijdens de middeleeuwen. Op sommige momenten vergeleek je die met het heden of met eerdere en latere periodes. In dit hoofdstuk blik je terug naar wat je allemaal geleerd hebt. Je herhaalt de leerstof en gaat op zoek naar de grotere verbanden.

©VANIN

einde West-Romeinse rijk

Germaanse koninkrijken

monarchie

Arabische rijk kalifaat

Omajjaden: expansie

Merovingers Frankische rijk vazalliteit

Karolingers

Abbasiden

migraties

gelaagde samenleving vrije boeren heren

horigen ongelijkheid

islamitische oemma moslims vs niet-moslims vrijen vs slaafgemaakten

ongelijkheid

agrarische samenleving

landbouw centraal in economie internationale handel centraal in economie

Germaanse

Romeinse islam invloed schisma christendom christelijke bekering sjiieten soennieten missionarissen, kloosters

christelijke kunst

verbrokkeling Arabische rijk en kalifaten verovering kalifaat Bagdad door Sjeltsjoeken

kruistochten

feodaliteit leenheren

conflicten

vazallensteden

gelaagde samenleving

clerus

adel

derde stand

centralisatie pogroms

wij-zij-denken

multiculturele samenleving

stedelijke samenleving

bevolkingstoename

landbouwoverschotten

klimaatverandering

nieuwe economische sectoren

lakennijverheid

handel

centralisatiepolitiek

ontstaan universiteiten

internationale handel (centrum Bagdad) schisma

rooms-katholiek

oosters-orthodox

romaanse kunst

islamitische kunst wetenschappelijke bloei

gotische kunst

Franse rijk

Duitse rijk

Engeland

Bourgondisch hertogdom keure

stedelijke samenleving

monarchie elite

rijke kooplui

ambachtslui

dagloners

gildes

pestepidemie

economische sectoren

landbouw

lakennijverheid

internationale handel

bloei wetenschappen

Vlaamse Primitieven

gotische kunst

West-Europa Arabische wereld

Opdrachten

1 Ga naar hoofdstuk 1 en herlees lestekst 2 (De mythe van de ‘donkere’ middeleeuwen) op p. 18.

a Welke elementen op de tijdlijn van de West-Europese samenleving sluiten aan bij de mythe van de donkere middeleeuwen?

b Welke elementen op de tijdlijn van de West-Europese samenleving spreken de mythe van de donkere middeleeuwen tegen?

c Waar situeer je het ontstaan van de mythe van de ‘donkere’ middeleeuwen op de tijdlijn?

2 Ga naar hoofdstuk 1 en herlees lestekst 3 (De middeleeuwen in tijd en ruimte) op p. 21.

a Hoe kun je zien dat de scharniermomenten op de tijdlijn eerder symbolisch zijn?

b Verklaar waarom de tijdlijn eerder een eurocentrische weergave van de geschiedenis is.

3 Ga naar hoofdstuk 2 en herlees lestekst 1 (Van de klassieke oudheid naar de middeleeuwen) op p. 28-29. Geef twee kenmerken uit de tijdlijn die aantonen dat er ook sprake is van continuïteit tussen de klassieke oudheid en de vroege middeleeuwen.

4 Welke gelijkaardige territoriale ontwikkeling maakten het Frankische rijk en het Arabische rijk mee aan het einde van de vroege middeleeuwen?

5 Wat is het grootste verschil tussen de Arabische kunst en de vroegmiddeleeuwse kunst in West-Europa? Vergelijk de romaanse en gotische kunst uit de doorloper cultuur met de bronnen bij uitbreiding 1 van hoofdstuk 3 op p. 87-88.

6 Geef een voorbeeld op de tijdlijn van hoe wij-zij-denken kan leiden tot conflicten binnen en tussen samenlevingen. Vergelijk daarvoor lestekst 3 van hoofdstuk 4 (p. 105-106) met lestekst 2 van hoofdstuk 5 (p. 136).

7 Geef twee voorbeelden van hoe de verschillende samenlevingen elkaar beïnvloedden op politiek vlak.

8 Geef een voorbeeld van hoe het economische domein het sociale domein beïnvloedde in West-Europa.

9 Geef twee voorbeelden van culturele continuïteit en verandering binnen twee verschillende samenlevingen.

10 Welke begrippen uit de tijdlijn kun je ook toepassen op de samenlevingen in de uitbreidingen, namelijk het Byzantijnse rijk (uitbreiding 2, hoofdstuk 2) en de Vikingen (uitbreiding 1, hoofdstuk 4)?

11 Welke begrippen uit de tijdlijn kun je ook toepassen op onze eigen samenleving?

12 Bekijk in hoofdstuk 1 bron 2 op p. 22 opnieuw. Wat leert de tabel je over het einde van de middeleeuwen?

a Wat leert de tabel je over het jaar 1500 als scharniermoment voor het einde van de middeleeuwen?

b Bij welke domeinen kun je de gebeurtenissen in 1445, 1453, 1492 en 1517 plaatsen?

c Welke kenmerken uit de tijdlijn kun je koppelen aan de gebeurtenissen in 1445, 1453, 1492 en 1517?

d Sluiten de gebeurtenissen uit de tabel aan bij de mythe van de donkere middeleeuwen? Hoe wel/niet?

e Beargumenteer met minstens drie argumenten waarom je de middeleeuwen beter niet als een donkere tijd kunt beschouwen.

Histokit: Hulpmiddelen om historisch te leren denken

Hier vind je jouw gereedschapskist voor het vak geschiedenis. Deze strategiefiches en hulpmiddelen kun je gebruiken bij moeilijke opdrachten.

Strategiefiches helpen je stapsgewijs te werk te gaan. Je zet ze bijvoorbeeld in als je redeneert met en over bronnen of als je moeilijke teksten of afbeeldingen bestudeert. Na verloop van tijd heb je ze zo vaak gebruikt dat je de stappenplannen niet meer nodig hebt. Dat is ook de bedoeling: we streven ernaar om je op het einde van het schooljaar zo veel mogelijk zonder de geheugensteuntjes te laten werken. In je Histokit vind je verder ook hulpmiddelen zoals begrippenregisters. Ook die kun je inzetten als je moeilijke opdrachten zelfstandig moet uitvoeren.

Ik leer historisch denken

1 01

Tijdlijn

Waar op de tijdlijn kan ik dit situeren?

Periodes van het westers historisch referentiekader

PREHISTORIE

OUDE NABIJE OOSTEN

KLASSIEKE OUDHEID MIDDELEEUWEN

GESCHIEDENIS

Periodisering in de middeleeuwen in Sapiens 3

WEST-EUROPA

NABIJE OOSTEN

KRUISTOCHTEN

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

1 02

Kaarten

Waar in de ruimte kan ik dit situeren?

De wereld vandaag: staatkundig

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

©VANIN

Europa vandaag: staatkundig

Maatschappelijke domeinen

In welk(e) maatschappelijk(e) domein(en) kan ik dit situeren?

Historische vragen zoals:

Hoe werden gebieden bestuurd?

Wie had macht?

Wie had welke rechten?

Waar werd oorlog gevoerd?

Tot het politieke domein behoren zaken die te maken hebben met: bestuur, macht, afspraken, rechten en plichten ...

POLITIEK

ECONOMISCH

Tot het economische domein behoren zaken die te maken hebben met: geld, arbeid, voedsel, handel, vervoer ...

Historische vragen zoals:

Hoe verplaatsten mensen zich?

Welke producten werden verhandeld?

Wat voor beroepen voerden mensen uit?

Wie verdiende veel of weinig?

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

Historische vragen zoals:

Wie behoorde tot welke stand in de samenleving?

Wie had veel of weinig aanzien?

Hoe waren de verhoudingen tussen mannen en vrouwen in de samenleving?

Tot het sociale domein behoren zaken die te maken hebben met: individu, groep, rollen, verhoudingen tussen mensen …

SOCIAAL CULTUREEL

Tot het culturele domein behoren zaken die te maken hebben met: kunst, vrije tijd geloof, wetenschap, mode ...

Historische vragen zoals:

Welke kunstuitingen bracht een samenleving voort?

In welke goden geloofden mensen?

Wat deden mensen in hun vrije tijd?

Wanneer werden dingen uitgevonden?

Historische beeldvorming

STROOMSCHEMA

Hoe komt ons beeld van het verleden tot stand?

bronnenstudie

beeldvorming

geschiedenis

stap 2: observeren stap 1: verzamelen

stap 3: interpreteren

stap 4: vraag beantwoorden

HISTORISCHE VRAGEN BEANTWOORDEN

historische vragen

bronnen identificeren

lees- en kijkstrategieën toepassen

evalueren bronnen contextualiseren

toepassen

historische vraag beantwoorden

Ik heb nu alle stappen van het onderzoek doorlopen. In deze laatste stap moet ik een antwoord formuleren op de onderzoeksvraag. Schrijfkaders helpen me om mijn antwoord correcter te formuleren. Ik hou me aan volgende richtlijn om mijn antwoord gestructureerd op te bouwen:

✓ Ik begin mijn antwoord met een duidelijke uitspraak.

✓ Ik verwijs in mijn antwoord naar de bronnen die ik gebruik om de vraag te beantwoorden.

✓ Als ik meerdere argumenten of voorbeelden heb, dan noteer ik die gestructureerd na elkaar en gebruik ik signaalwoorden.

✓ Als dat nodig is, geef ik weer waarover ik twijfel (bv. hoe betrouwbaar, bruikbaar of representatief de bron is).

✓ Ik gebruik historische redeneerwijzen om de historische vraag te beantwoorden.

Bv. Wat was het belang van de Arabische wetenschappen?

Het belang van de Arabische wetenschappen was erg groot. Door de grote expansie van het rijk kwamen de Arabieren in contact met kennis uit bijvoorbeeld de Griekse, Byzantijnse en Perzische cultuur. Omdat Bagdad het centrum van de internationale handel was, kwam er ook veel kennis samen uit verschillende culturen, zoals bijvoorbeeld die van

China en India. Vervolgens bundelden de Arabische geleerden die kennis. Ze bewaarden en vertaalden de kennis naar het Arabisch en deden verder onderzoek, waaruit nieuwe inzichten kwamen. Die kennis kwam vooral via het kalifaat van Cordoba naar Europa. De Arabische wetenschappers vormden zo een sterke vorm van continuïteit met de latere wetenschappelijke ontwikkelingen in het Westen.

©VANIN

1 05

Historische vragen

Hoe stel en onderzoek ik historische vragen? Welke soorten historische vragen bestaan er?

Er bestaan historische vragen over het verleden, over de relatie tussen heden, verleden en toekomst, over de totstandkoming van historische kennis en over representaties van het verleden.

Bekijk het instructiefilmpje.

De onderzoekbaarheid van een historische vraag kan beoordeeld worden aan de hand van de volgende hulpvragen:

✓ Is de vraag voldoende afgebakend in tijd, ruimte en/of maatschappelijk domein?

✓ Bestaan er bronnen om deze vraag te beantwoorden?

✓ Verwijst de vraag voldoende naar het gebruik van een historische redeneerwijze?

✓ Is de vraag helder en duidelijk geformuleerd?

1 06

Soorten bronnen

Hoe stel en onderzoek ik historische vragen? Welke soorten historische vragen bestaan er?

IK BESTUDEER HET

HISTORISCHE BRON

= een overblijfsel uit het verleden directe getuige = primaire bron indirecte getuige = secundaire bron

Geschreven bron

bv. brief, cijfergegevens, contract, kroniek, reisverslag, register, testament, verdrag

Mondelinge bron bv. een ooggetuige vertelt (Zulke bronnen hebben we niet uit de middeleeuwen.)

Materiële bron

bv. afvalput, gebruiksvoorwerp, juweel, kledij, ruïne, skelet

(Audio)visuele bron

bv. fresco, gravure, kaart, mozaïek, schilderij, tekening

HISTORISCH WERK

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

= een werk dat gebaseerd is op historische bronnen

Geschreven werk bv. boek of tekst van een historicus, historische roman, wetenschappelijk rapport of artikel

Materieel werk bv. maquette, reconstructie van een standbeeld

Mondeling werk bv. audiogids, podcast (Audio)visueel werk bv. historische film, kaart, re-enactment

Bronnenstudie: stap 1

Ik begin een bronnenstudie altijd door contextgegevens over de bron te verzamelen. Vaak staan die in het bijschrift. Soms kan ik niet alle identificerende vragen beantwoorden. Als ik geen antwoord heb of vind op die vragen, gebruik ik dat in stap 3 bij de beoordeling van de bron.

✓ Ik bepaal wie de auteur of maker van de bron is. Ik maak zo nodig het onderscheid tussen de originele maker en een uitgever of iemand die de bron bewerkt heeft.

✓ Ik bepaal welke soort bron ik bestudeer. 06

✓ Ik situeer de bron in het referentiekader:

—Ik situeer de bron in de tijd: wanneer werd de bron gemaakt, ontdekt en/of uitgegeven?

—Ik situeer de bron in de ruimte: waar werd de bron gemaakt, ontdekt of bewaard?

—Ik bepaal over welk(e) maatschappelijk(e) domein(en) de bron gaat.

Bronnenstudie: stap 2

Leesstrategieën

Hoe lees ik een tekstbron of een geschreven historisch werk? Wat kan ik doen om een tekst of bron grondig te begrijpen?

Oriënterend lezen: Ik lees de tekst scannend.

✓ Ik let op signaalwoorden en/of structuurbegrippen.

✓ Ik let op tussentitels en/of vetgedrukte begrippen en op basis daarvan voorspel ik de inhoud.

✓ Ik vat tussentijds samen en bepaal de hoofdgedachte per alinea.

✓ Ik behoud het overzicht door een rode draad doorheen de tekst te zoeken.

Intensief lezen: Ik lees de tekst volledig en grondig.

✓ Ik denk na welke begrippen of zinnen ik onvoldoende begrijp.

✓ Ik zoek moeilijke woorden op:

—Ik leid de betekenis af uit de context.

—Ik zoek historische begrippen op in de Histokit.

—Ik gebruik een woordenboek of het internet.

✓ Ik analyseer in lange zinnen wat de kerngedachte is: ik onderscheid hoofdzin en bijzin(nen).

✓ Ik herlees zinnen waarin de auteur iets moeilijks beschrijft. Ik zoek naar concrete voorbeelden om de betekenis van de zin te interpreteren.

1 08b

✓ Ik ontcijfer beeldspraak:

—Ik bespreek het met een klasgenoot.

—Ik gebruik het internet.

—Ik vraag hulp aan mijn leerkracht.

Kritisch lezen: Ik denk na over de tekst.

✓ Ik zoek of de auteur trucs gebruikt die wijzen op onbetrouwbaarheid (bv. drogredenering, anachronisme …).

✓ Ik onderzoek de presentatie van de bron:

—Is de bron volledig weergegeven?

—Zijn er zaken weggelaten of toegevoegd?

—Is de bron ver taald, overgeschreven, samengevat of geparafraseerd?

Kijkstrategieën

Hoe kijk ik naar een visuele bron? Hoe lees ik een tabel of grafiek in een historisch werk? Hoe bestudeer ik een historische kaart?

Oriënterend kijken: Ik bekijk de bron scannend.

✓ Ik zoek een titel en/of een legende. Ik bekijk de schaal.

✓ Ik lees een bijschrift.

✓ Ik oriënteer me op het ‘grote plaatje’: wat of wie staat er op de afbeelding? Wat is het thema?

✓ Ik ga na wat er op de voor- of achtergrond staat en wat er centraal of aan de zijkant staat.

✓ Ik zoek naar compositie: is er een schikking of een lijn?

Gedetailleerd kijken: Ik bekijk de bron grondig en in detail.

✓ Ik neem een blad en dek een deel van de afbeelding af (bv. de boven-, onder-, linker- of rechterkant). Ik kijk opnieuw en let op details.

✓ Ik zoek symbolen. Als ik de betekenis van de symbolen niet meer weet, zoek ik die op.

Kritisch kijken: Ik denk na over wat ik zie.

✓ Ik zoek of de maker trucs gebruikt die wijzen op onbetrouwbaarheid (bv. drogredenering, anachronisme …).

✓ Ik vergelijk met andere bronnen die ik ken.

✓ Ik onderzoek de presentatie van de bron:

—Op welke schaal is de bron weergegeven?

—Zijn er zaken weggelaten of toegevoegd?

—Is de bron bewerkt?

09 1 09a

Bronnenstudie: stap 3

Kritisch bronnen evalueren

Er zijn drie kernvragen die ik kan stellen om een bron te evalueren. Meestal hangt het antwoord op de vragen af van de historische vraag die ik onderzoek.

Bijna altijd zijn de antwoorden op die vragen een schaal, bv. zeker weleerder welmin of meereerder nietzeker niet

HOE BRUIKBAAR IS EEN BRON?

Helpt de bron me om een antwoord te vinden op de historische vraag?

Hoe meer de bron me daarbij helpt, hoe bruikbaarder ze is.

De bruikbaarheid beoordelen kan ik met de volgende hulpvragen:

✓ Is de bron volledig bewaard?

✓ Is de bron ver taald in een taal die ik begrijp?

✓ Is de bron in de juiste tijd/periode/plaats gesitueerd?

✓ Geeft de bron me een volledig of slechts een gedeeltelijk antwoord op de vraag?

Om de bruikbaarheid van een bron te beargumenteren gebruik ik steeds: een uitspraak over hoe betrouwbaar de bron is, en combineer ik die met een signaalwoord (bv. omdat, doordat, hoewel, aangezien …) en een argument.

Bv. Ik vind deze uitspraak eerder bruikbaar omdat ik er een deel van het antwoord op de onderzoeksvraag in vind.

Gebruik bijvoorbeeld deze schrijfkaders hiervoor:

De bron is (eerder) wel / niet bruikbaar om meer te weten te komen over … omdat …

De bron gaat over … Ik kan ze daarom (eerder) wel / niet gebruiken om … te onderzoeken.

De bron is gesitueerd in de periode … Ze is daarom (eerder) wel / niet bruikbaar om een antwoord te geven op …

De bron geeft me enkel informatie over … Ik kan daardoor slechts een deel van de historische vraag met de bron beantwoorden. De bron is (eerder) bruikbaar.

HOE BETROUWBAAR IS EEN BRON?

Betrouwbaarheid gebruik ik om in te schatten of de bron geloofwaardig is. De bronnen die ik gebruik en de argumenten die daaruit voortkomen, moeten geloofwaardig zijn.

De betrouwbaarheid beoordelen kan ik met deze vier argumenten:

Bekijk het instructiefilmpje. ↑

Bekijk het instructiefilmpje.

✓ de origine van de maker of het soort bron (bv. Is de maker eerder wel of niet goed geïnformeerd?);

✓ het perspectief van de maker (bv. Is de maker eerder wel of niet een betrokken partij?);

✓ het motief of doelpubliek (bv. Waarover wordt het publiek eerder wel of niet goed geïnformeerd?);

✓ de context (bv. Is de bron eerder kort of lang na de feiten gemaakt?).

Om de betrouwbaarheid van een bron te beargumenteren gebruik ik steeds: een uitspraak over hoe betrouwbaar de bron is en combineer ik die met een signaalwoord (bv. omdat, doordat, hoewel, aangezien …) en een argument.

Bv. Ik vind deze uitspraak eerder betrouwbaar omdat ze in een boek staat dat door een professor aan de universiteit werd geschreven.

Gebruik bijvoorbeeld deze schrijfkaders hiervoor:

De maker van de bron is goed / slecht geïnformeerd over … en dus is de bron wel / niet betrouwbaar.

De maker van de bron weet er veel / weinig over, dus is de bron wel / niet betrouwbaar om … te beantwoorden.

De maker van de bron kiest partij voor … Hij geeft dus onbetrouwbare informatie.

De maker van de bron wil het publiek infomeren / misleiden. Daarom is de informatie die hij geeft wel / niet betrouwbaar.

Het doel van de maker is … Daarom is de bron wel / niet betrouwbaar om … te onderzoeken.

HOE REPRESENTATIEF IS EEN BRON?

Representativiteit gebruik ik om in te schatten of bewijs uit de bron veralgemeend kan worden. Dat helpt me om in te schatten hoe uniek of typisch iets is.

De representativiteit beoordelen kan ik met de volgende hulpvragen:

✓ Bestaan er meerdere gelijkaardige bronnen of voorbeelden?

✓ Zijn gelijkaardige voorbeelden bewaard?

✓ Is de bron een uitzondering op de regel?

✓ Geeft de maker een uniek idee of standpunt weer?

✓ Hebben nog andere mensen in de samenleving een ander idee of standpunt?

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

©VANIN

✓ Komt wat ik ontdek in de bron overeen met de algemene kenmerken van een samenleving in de periode die ik bestudeer?

Om de representativiteit van een bron te beargumenteren gebruik ik steeds: een uitspraak over hoe representatief de bron is en combineer ik die met een signaalwoord (bv. omdat, doordat, hoewel, aangezien …) en een argument.

Bv. Ik vind dit kunstwerk eerder niet representatief voor de samenleving in deze periode omdat in de lestekst staat dat in deze periode de kunst eerder de volgende kenmerken had …

Om de representativiteit van een bron te beargumenteren gebruik ik deze schrijfkaders:

Als … zegt dat …, dan geldt dat enkel voor … want andere mensen denken er anders over, bv. …

Het standpunt van … over … wordt waarschijnlijk (niet) gedeeld door … want … … is kenmerkend voor de periode van … tot … Uit … weet ik namelijk dat … niet kenmerkend was voor …

Historische redeneerwijzen

CAUSAAL REDENEREN: AANLEIDING, OORZAKEN, TOEVAL, GEVOLGEN

Historische fenomenen hebben meestal meerdere oorzaken en/of gevolgen. Als er geen oorzakelijk verband is, dan is iets toeval.

INCIDENTELE

OORZAAK

STRUCTURELE

OORZAAK

GEVOLG OORZAAK

Bekijk het instructiefilmpje.

BEDOELD GEVOLG

ONBEDOELD GEVOLG

Om een oorzaak-gevolgrelatie te beschrijven gebruik ik deze schrijfkaders:

De oorzaak of het gevolg van … is dat …

De gebeurtenis werd veroorzaakt door …

Er zijn verschillende oorzaken voor …, namelijk ten eerste …, ten tweede … en ten derde …

Het (on)bedoelde gevolg van … is dat … veranderde.

Toen … gebeurde, had dat (on)bedoelde gevolgen voor …

… had verschillende gevolgen, namelijk ten eerste …, ten tweede … en ten derde …

Er is geen oorzakelijk verband tussen … en … De gebeurtenis is daarom toeval.

DOEL, FUNCTIE EN EFFECT

DOEL

FUNCTIE

ONBEOOGD EFFECT

BEOOGD EFFECT

Om een doel-effectrelatie te beschrijven gebruik ik deze schrijfkaders:

Het doel van … is dat … De maker wil op die manier bereiken dat …

De functie van … is dat …

Dat was de bedoeling: het (beoogde) effect dat hij daarmee nastreefde was dat …

Dat was niet de bedoeling: het (onbeoogde) effect van … was dat … gebeurde.

CONTINUÏTEIT EN VERANDERING, EVOLUTIE EN REVOLUTIE

geen verandering geleidelijke verandering plotse verandering verandering in schokken

Om verandering te beschrijven gebruik ik deze schrijfkaders:

CONTINUÏTEIT

REVOLUTIE/BREUK

EVOLUTIE

Tijdens de periode van … tot … bleef … onveranderd. Het is dus een voorbeeld van continuïteit in het … domein.

Tijdens de periode van … tot … vond er een plotse / geleidelijke verandering plaats: na … hebben we plots bronnen die wijzen op …

Tijdens de periode van … tot … vond er een plotse / geleidelijke verandering plaats: de kenmerken van het … domein veranderden.

In de periode … was … kenmerkend voor de … samenleving. Later werd … kenmerkend voor die samenleving.

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

STANDPLAATSGEBONDENHEID EN MULTIPERSPECTIVITEIT

Door een fenomeen vanuit verschillende perspectieven te bestuderen krijg ik meer begrip voor hoe en waarom mensen iets doen: voor hun standplaatsgebondenheid dus. Bij elk maatschappelijk domein horen verschillende deelperspectieven die me helpen om te redeneren vanuit meerdere perspectieven.

DOMEIN

CULTUREEL

(normen, religie, ethiek, wetenschap …)

SOCIAAL

(stand, klasse, gender …)

FENOMEEN

RUIMTE

(regionaal, nationaal, westers, niet-westers …)

1 09c

Bronnen contextualiseren

ECONOMISCH

(financiën …)

Bekijk het instructiefilmpje.

©VANIN

POLITIEK

(macht, recht, nationaal, internationaal …)

TIJD

(hedendaags, historisch)

Om bronnen te kunnen interpreteren moet ik ze in hun historische context plaatsen. Als ik interpreteer in welke historische context de bron is gemaakt, begrijp ik beter de bedoelingen van de maker en/of de betekenis van de bron voor het doelpubliek.

Deze hulpvragen kunnen me daarbij helpen:

✓ Voor welk doelpubliek is de bron gemaakt?

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

✓ Welke boodschap had de auteur/maker voor ogen? Waarom werd de bron gemaakt?

✓ Wat kan ik bewijzen met de bron?

✓ Welke verbanden worden in de bron gelegd?

✓ Welk perspectief toont de maker? Welke andere perspectieven zijn er mogelijk?

Bronnenstudie: stap 4

Ik heb nu alle stappen van het onderzoek doorlopen. In deze laatste stap moet ik een antwoord formuleren op de onderzoeksvraag. Schrijfkaders helpen me om mijn antwoord correcter te formuleren. Ik hou me aan volgende richtlijn om mijn antwoord gestructureerd op te bouwen:

✓ Ik begin mijn antwoord met een duidelijke uitspraak.

✓ Ik verwijs in mijn antwoord naar de bronnen die ik gebruik om de vraag te beantwoorden.

✓ Als ik meerdere argumenten heb, dan noteer ik die gestructureerd na elkaar en gebruik ik signaalwoorden.

✓ Als dat nodig is, geef ik weer waarover ik twijfel (bv. hoe betrouwbaar, bruikbaar of representatief de bron is).

✓ Ik gebruik historische redeneerwijzen om de historische vraag te beantwoorden.

Bv. Door de grote expansie van het rijk kwamen de Arabieren in contact met oude kennis uit bijvoorbeeld de Griekse, Byzantijnse en Perzische cultuur. Zo vormden interculturele contacten van de Arabische wereld een bron van continuïteit met de klassieke oudheid. Omdat Bagdad het centrum van de internationale handel was, kwam er ook veel kennis uit verschillende culturen samen, zoals bijvoorbeeld die in China en India. Bovendien bundelden de Arabische geleerden die kennis. Ze bewaarden en vertaalden de kennis naar het Arabisch en deden verder onderzoek, waaruit nieuwe inzichten kwamen. Later kwam die kennis via het kalifaat van Cordoba naar Europa. Ze beïnvloedde sterk de latere wetenschappelijke ontwikkelingen in het Westen.

Begrip

aanbod

Begrippen

Historische begrippen

Betekenis

abdij

Hoofdstuk

hoeveelheid producten en diensten die te koop zijn. Soms is het aanbod producten en diensten groter of kleiner dan de vraag. 4

(ook: klooster) gebouwencomplex waarin monniken of zusters in gemeenschap samenleven onder leiding van een abt of abdis 2, 4

abt geestelijke die aan het hoofd van een abdij of klooster staat2

adel middeleeuwse stand waarvan de leden (edelen) een bevoorrechte positie innamen. Ze hadden bijvoorbeeld recht op grondbezit. 2, 4, 6

alleenheerser

ambacht

staatsman die alle macht naar zich toe trekt en zo onbeperkte macht verwerft 3

vak of beroep van handwerkslui gespecialiseerd in een bepaald product, bv. het ambacht van mandenmaker, pottenbakker … 6

ambachtslui handwerkslui gespecialiseerd in één vak. Ze verenigden zich per vak in een ambacht. 4, 6

ambtenaar

iemand die werkt in dienst van de overheid, zoals bv. in het onderwijs, bij de gemeente, bij de politie ... 2, 4

ambtenarenkorps alle ambtenaren die samen voor een overheid werken6

arabesk

arianisme

astronomie

vorm van decoratie met ritmische geometrische of plantaardige patronen die herhaald worden in bepaalde bewegingslijnen, zoals spiralen, bogen, curven en slingers 3

stroming binnen het christendom (gesticht begin 4e eeuw door de priester Arius) die het dogma van de drie-eenheid (God de vader, Christus en Heilige Geest) niet aanvaardt 2

wetenschap die het zonnestelsel en de sterrenstelsels in het heelal bestudeert 3

bekering iemand overtuigen om zich bij jouw religie aan te sluiten2, 3, 4, 5

beroepsleger

leger van gespecialiseerde soldaten die opgeleid en betaald worden door de overheid en permanent in dienst van die overheid staan 4

Hulpbegrip Kernbegrip

Begrip

Betekenis

bestuurlijke organisatiewijze waarop een samenleving ingericht en bestuurd wordt 2

bestuurstaal officiële taal in een land die wordt gebruikt door machtshebbers. Die is niet altijd dezelfde als de voertaal. 2, 3

betaalmiddel

middel dat geruild wordt om goederen aan te schaffen, zoals cash geld, een creditkaart, een overschrijving ... 6 beurshandel

(in de middeleeuwen) handel in producten en wisselbrieven in een beurs (aanvankelijk op een plein, later in een gebouw) in de middeleeuwse stad. De beurs evolueerde tot een belangrijke ontmoetingsplaats tussen internationale kooplui waarbij commerciële verrichtingen steeds belangrijker werden. 6

bevolkingsgroei

bisschop

bondgenootschap

toename van het aantal inwoners in een bepaald gebied of land gedurende een bepaalde tijd 2, 6

geestelijke die aan het hoofd van een bisdom, een kerkelijk gebied, staat 2, 4, 5

samenwerking of verdrag tussen partners of staten, omwille van een gemeenschappelijk voordeel, vaak militair van aard 4, 6

burger inwoner van een gemeente, stad of staat 4, 5, 6, DS

burgerij

cartografie

centralisatie

cesaropapie

christendom

clan

clerus

groep burgers die in de stad woont en zich duidelijk onderscheidt van het platteland. In de middeleeuwen werd de rijke elite in de stad de 'burgerij' genoemd. 4, 6

wetenschap die geografische informatie bestudeert en zo duidelijk mogelijk zichtbaar maakt op een (papieren of digitale) kaart 3

proces waarin de macht of het bestuur in handen van centrale instellingen komt 2, 4, 5, 6

staatsvorm waarbij de wereldlijke leider (caesar of keizer) ook de kerkelijke leider (papa of paus) is 2, 5

monotheïstische religie gebaseerd op de gedachte dat Jezus van Nazareth de menselijke zoon van God is

2, 3, 4, 5, DS

groep mensen die samenleeft zonder of met heel beperkte ongelijkheid, eigen aan nomadische samenlevingen 3

middeleeuwse stand waarvan de leden (geestelijken zoals bisschoppen, monniken, kloosterzusters …) een bevoorrechte positie innamen. Ze hoefden bv. geen belastingen te betalen.

4, 6

Hoofdstuk

Begrip

codex

concilie

dagloner

derde stand

discriminatie

domein

dopen

drieslagstelsel

Betekenis

samengebonden bundel losse vellen perkament of papier uit de late oudheid en middeleeuwen, meestal aan beide kanten met de hand beschreven met tekst en/of illustraties 2

belangrijke vergadering van christelijke leiders waarin kerkelijke aangelegenheden worden besproken 2

handwerker die enkel wordt ingeschakeld als er werk is. Hij wordt betaald per gewerkte dag. 6

laagste stand in de standenmaatschappij, bestaande uit het volk of alle mensen die niet tot de clerus of adel behoorden: kooplui, handwerkslui en boeren. De belangrijkste taak van de derde stand was 'werken'. 4, 6

het ongelijk of minder gunstig behandelen van mensen op basis van bv. afkomst, religie, geslacht, seksuele geaardheid of beperking 4

gebied onder het bestuur van een heer waarop boeren in verschillende vormen van (on)vrijheid aan landbouw doen 2, 4

ritueel waarbij iemand onder water gedompeld wordt om die symbolisch op te nemen in het christendom 2, 5

landbouwmethode waarbij de akkers in drie stukken (slagen) werden verdeeld: een met wintergraan, een met zomergraan en een stuk braakland 4 dynastie

familie van opeenvolgende heersers 2, 3, 4, 5 eenheid

samenhorigheid in een bepaald gebied of tussen gebieden2, 3, 4, 6 epidemie

ziekte die bij een groter aantal individuen dan normaal in een gebied voorkomt 1, 4, 6 expansie uitbreiding, bv. van grondgebied 2, 3

feodale piramide

©VANIN

filosofie

visuele weergave van de machtsstructuur in de middeleeuwse samenleving, waarbij de koning aan de top staat en verschillende lagen van kroonvazallen, vazallen, onder-vazallen en gewone heren onder hem staan 4

wijsbegeerte, activiteit met als doel het verkrijgen van kennis en wijsheid 1, 3

Hoofdstuk

Begrip

geestelijke

Betekenis

dienaar van de Kerk (of van een andere religie), die door zijn wijding of aanstelling de bevoegdheid krijgt om godsdienstonderricht te geven, bepaalde gewijde handelingen te verrichten of religieuze bestuursfuncties uit te oefenen 2, 4, 5, DS

geestelijke macht macht binnen de levensbeschouwelijke organisatie 2, 4

gelaagde samenleving

geldeconomie

gelijkheid

samenleving waarbij niet alle mensen dezelfde kansen of rechten hebben (bv. standenmaatschappij) 2, 3, 4, 6

economisch systeem waarin transacties en de verdeling van goederen en diensten worden afgewikkeld met behulp van geld als ruilmiddel 2

toestand waarin mensen in de samenleving dezelfde kansen en rechten hebben 4

geneeskunde wetenschap die ziektes en de behandeling ervan bestudeert3 geografie aardrijkskunde, wetenschap die het aardoppervlak en de invloed ervan op mens, dier, plant en milieu bestudeert 1, 3, 6

getto

buurt die vaak gekenmerkt wordt door armoede, criminaliteit en een lage sociale klasse, of specifiek ook een Joodse wijk die gedurende bepaalde periodes in Europa werd afgesloten van de rest van de stad 5

geweld uitoefening van macht waarbij mentale of fysieke schade aan anderen wordt berokkend 2, 4, 5, 6

gewoonte handeling die men gewend is om uit te voeren 2, 3, 5 gewoonterecht recht dat van generatie op generatie mondeling wordt doorgegeven 2, 4 gilde beroepsvereniging van kooplui of van ambachtslui 4, 6 godsdienst (ook: religie) levensbeschouwing waarbij het geloof in een god of meerdere goden centraal staat en waartoe vaste rituelen en tradities horen 2, 3, 4, 5 gouw bestuurlijke indeling in het rijk van Karel de Grote 2 gouwgraaf hoofd van een gouw in het Frankische rijk. De gouwgraaf vervulde bestuurlijke, militaire en juridische functies en werd door de vorst gekozen uit zijn directe omgeving of uit de clerus of adel. 2

graaf adellijke titel in het Frankische rijk van een kroonvazal die een leengebied (een graafschap) bestuurde 2, 4, 5, 6

Hoofdstuk

Begrip

graafschap

Grieks-Orthodoxe Kerk

grondgebied

handel

handelaar

handelspost

hanze

Betekenis

grondgebied bestuurd door een graaf, een vazal van een koning of keizer 4, 6

(ook: Oosters-Orthodoxe Kerk of Griekse Kerk) christelijke kerk in het Byzantijnse rijk die zich vanaf het Oosters Schisma (1054) afscheurde van de Rooms-Katholieke Kerk

geografisch gebied waarvan de bewoners door eenzelfde politieke macht (bv. een koning, een overheid) worden bestuurd

economische activiteit waarbij goederen worden uitgewisseld tegen betaling

persoon die handel drijft

5

2, 4, 6

2, DE, 3, 4, 5, 6

2, 3, 4, 5, 6

plaats, nederzetting of kantoor, vaak in een ander land of kolonie, waar handel wordt gedreven met andere volkeren of groepen 4, 6

samenwerkingsverband van kooplui uit verschillende middeleeuwse steden in een gebied (voornamelijk in Noord- en Oost-Europa), die gezamenlijk hun handel in een gespecialiseerd product beschermden, monopolies verwierven en hun handel uitbreidden

4

heer man van adel die heerst over een gebied 2, 4, 6 heiden

aanduiding voor iemand zonder of met een andere godsdienst 2, 4

heilige

heilige oorlog

hertog

hertogdom

hofmeier

(vroege christendom) iemand die uitzonderlijk vroom en gelovig heeft geleefd, vaak zelfs met zijn leven het christendom heeft verdedigd, en daarom een bijzondere plaats in de hemel kreeg en op aarde door christenen wordt vereerd 2

oorlog die gevoerd wordt op basis van religieuze overtuigingen, van vermeende goddelijke verplichtingen of ter verdediging van heilige gebieden 5

adellijke titel in het Frankische rijk van een kroonvazal die een leengebied (een hertogdom) bestuurde 2, 4, 6

grondgebied bestuurd door een hertog, een vazal van een koning of keizer 4, 6

hoogste ambtenaar onder de Frankische vorsten 2 horige

halfvrije boer 2

Hoofdstuk

Begrip

Hospitaalridder

huwelijkspolitiek

Betekenis

Hoofdstuk

lid van een middeleeuwse ridderlijke orde, die zich naast de strijd (tijdens de kruistochten) ook bezighield met ziekenverpleging en liefdadigheid 5

politieke strategie waarbij het sluiten van huwelijken gebruikt wordt om het grondgebied, de erfenis, de macht of de invloed te vergroten 4, 6

imperialisme streven naar gebiedsuitbreiding 3

Inquisitie

©VANIN

interculturele contacten

islam

rechtbank onder direct toezicht van de paus die door de Katholieke Kerk werd ingesteld om ketters op te sporen en te berechten 5

contacten tussen mensen uit verschillende culturen met verschillende achtergronden, normen, waarden en gebruiken 5

monotheïstische religie gebaseerd op de openbaringen van de profeet Mohammed, opgetekend in de Koran 3, 5

jaarmarkt (middeleeuwen) jaarlijks terugkerende markt, op vaste dagen voor een langere periode in belangrijke steden georganiseerd, die bedoeld was voor handel in grondstoffen (bv. wol) en goederen (bv. laken) en waar internationale handelaars elkaar ontmoetten (bv. jaarmarkten van Champagne) 4, 6

kadaster

openbaar register waarin alle gegevens over onroerende goederen worden opgenomen en in plan gebracht, zoals de waarde, de aard en de grootte van de percelen en de bebouwing, de eigenaars … 4

kalief religieuze en politieke leider in de Arabische wereld 3

kalifaat rijk of staat geregeerd door een kalief of islamitische vorst 3, 5

kalligrafie

Katholieke Kerk

keizer

Kerk

kunst van het schoonschrift die de nadruk legt op de sierlijke vorm en de schoonheid van de letters 3

christelijke Kerk gebonden aan de christelijke leer zoals de Kerk van Rome onder leiding van de paus ze voorschrijft 2, 6

hoogste titel voor het hoofd van een monarchie, bv. Romeinse keizer, Byzantijnse keizer, Chinese keizer 2, 3, 4, 5, 6

instelling van christelijke gelovigen, zoals bv. de RoomsKatholieke Kerk. 2, 4, 5

Begrip

kerstening

ketter

keure

klimaatverandering

klooster

koning

koninkrijk

koopkracht

kooplui

kroondomein

kroonvazal

kruistocht

Betekenis

Hoofdstuk

bekeren van niet-christelijke volkeren ('heidenen') tot het christendom door christenen en hun wereldlijke bondgenoten 2

gelovige die afwijkt van de officiële leer van de Katholieke Kerk 5

overeenkomst op perkament waarin een heer rechten en vrijheden verleende aan de burgers van de stad die binnen zijn grondgebied lag 4

wijziging die optreedt in het klimaat, bv. opwarming of afkoeling 2, 6

gebouw waarin een christelijke gemeenschap van geestelijken in afzondering leeft om zich aan God en het geloof te wijden

erfelijke vorst of monarch die aan het hoofd van een koninkrijk staat

1, 2, 4, DC, 5, DS

2, 4, 5, 6

gebied waarvan een koning het staatshoofd is 2, 4, 5, 6

hoeveelheid producten en diensten die met een inkomen kan gekocht worden. De koopkracht hangt dus af van het inkomen en de prijzen. 4

handelaars die producten kopen en verkopen op de lokale of internationale markt 4, 6

gebied, eigendom van de koning, dat hij niet aan zijn vazallen uitleent maar zelf met zijn familie en hofhouding bewoont. De bossen worden gebruikt voor de koninklijke jacht en de opbrengst van de akkers gaat rechtstreeks naar de koning.

4, 5, 6

leenman of vazal die een groot gebied (graafschap of hertogdom) in leen krijgt van de koning of opperste leenheer 4, 6

gewapende expeditie van westerse christenen, vooral tegen moslims, tijdens de hoge middeleeuwen 4, 5

kruisvaarder christelijke strijder tijdens de kruistochten 5

kruisvaardersstaat staat(je) opgericht door kruisvaarders in het Oosten rond Jeruzalem en bestuurd door christelijke vorsten 5

Begrip

kunstuiting

laken

lakennijverheid

landbouw

leenheer

Betekenis

product van creativiteit en expressie van een kunstenaar zoals schilderijen, standbeelden, muziek, literatuur, architectuur, dans, theater, film … 3

wollen stof die geweven en daarna vervilt is waardoor ze warm en sterk wordt 4, 6

nijverheidstak (vooral in Vlaanderen en Brabant) die zich bezighield met het maken van wollen lakenstoffen die internationaal erg gegeerd waren 6

economische activiteit waarbij land wordt gebruikt om granen en groenten te kweken 2, 3, 4, 6

koning of edelman aan wie een vazal trouw zweert 2, 4, 6 levensbeschouwing / levensbeschouwelijke organisatie

macht

wijze waarop mensen met eenzelfde geloof of met dezelfde visie op het leven zich organiseren 3

de mogelijkheid hebben om je invloed op mensen of gebeurtenissen te gebruiken

2, 3, 4, 5, 6

madrassa islamitische school of universiteit 3

meester

(van het ambacht) handwerksman of ambachtsman die zijn meesterproef behaalde en zijn vaardigheden mocht overdragen aan zijn leerjongens. Hij had het recht om zelfstandig een eigen zaak uit te baten 6

migratie

verplaatsing van groepen mensen van de ene naar de andere plaats 2, 3, 4, 5 minderheid

sociale groep die zich door een eigen cultuur en/of religie onderscheidt en slechts een beperkt deel van een bevolking uitmaakt 3, 5, 6

missionaris

geestelijke die mensen wil bekeren in gebieden waar een ander geloof heerst 2

monarch vorst, hoofd van een staat, bv. koning of kalief 2, 3

monarchie

monnik

staatsvorm waarbij de vorst door erfopvolging wordt aangeduid 2

bewoner van een klooster die in afzondering leeft om zich aan God en het geloof te wijden 4, 5

moskee gebedshuis van moslims 3

Hoofdstuk

Begrip

mozaïek

multiculturele samenleving

muntstelsel

Betekenis

figuur van kleine, ingelegde stukjes gekleurd glas, steen en schelpen 3

samenleving in een bepaald gebied van mensen met verschillende culturele achtergronden (zoals taal, tradities, levensbeschouwing) 3

systeem waarbij munten worden gebruikt om te betalen2 nijverheid

economische activiteit waarbij een grondstof tot een afgewerkt product wordt verwerkt 3, 4 nomadisch rondtrekkend, zonder vaste woonplaats 2, 3 oemma gemeenschap van moslims 3 onderwijs overdracht van kennis, vaardigheden en attitudes, vaak binnen een school, met als doel de ontwikkeling van individuen 2, 3 ongelijkheid toestand van verschil 2, 3, 4, 6

onverdraagzaamheid intolerantie ten aanzien van andersdenkenden of onbereidheid om andere mensen en hun gedachten of gewoonten te accepteren 3, 5 (on)vrijheid

toestand waarin mensen in de samenleving al dan niet onderworpen of afhankelijk zijn 2, 4, 6 oorlog gewapend conflict 1, 2, 3, 4, 6 oppositie groepen of partijen die een standpunt innemen dat indruist tegen dat van de heersende macht of regering 4 pandemie epidemie van een besmettelijke ziekte op wereldwijde schaal 6 parlement volksvertegenwoordiging, een vergadering van afgevaardigden die wetten maakt en de regering controleert 4, 6 passieve handel manier van handeldrijven waarbij een handelaar niet meer naar buitenlandse (jaar)markten reisde met al zijn goederen en wisselgeld, maar in een beursgebouw in zijn stad aan de hand van stalen bestellingen van zijn klanten opnam. Hij rekende de bestelling af en bezorgde de verkochte goederen aan de klanten. 6 patriciër

leden van de middeleeuwse stedelijke aristocratie of van belangrijke koopmansfamilies die een gesloten klasse, de burgerij, vormden en de politieke macht monopoliseerden 4, 6

Hoofdstuk

Begrip

paus

Betekenis

Hoofdstuk

geestelijke leider die aan het hoofd van de Katholieke Kerk staat 2, 4, 5

pelgrimsoord heilige plaats waarnaar mensen op bedevaart gaan 3 pogrom vervolging en gewelddadige aanval op een bevolkingsgroep, in het bijzonder joden 4, 5 privilege voorrecht of recht dat niet elke burger geniet 4 rechtbank instelling waar rechters schuld en straf bepalen bij een misdrijf en geschillen oplossen 4, 5, 6

rechtspraak beoordelen en eventueel bestraffen van wetsovertredingen 2, 3 reliek overblijfsel (een bot, een stuk gewaad …) dat binnen een bepaalde godsdienst wordt vereerd 2

religie godsdienst 3, 5 religieuze breuk uiteenvallen van een religie in verschillende strekkingen 3 renaissance (letterlijk: wedergeboorte) periode waarin de klassieke Grieks-Romeinse cultuur als inspiratiebron herleefde 2

republiek

staatsvorm waarbij het staatshoofd niet door erfopvolging, zoals in een monarchie, maar via verkiezing of benoeming wordt aangewezen 4

ridder bepantserde ruiter te paard, getraind in oorlogsvoering en trouw aan zijn heer of koning 4, 5

ridderorde prestigieuze en exclusieve vereniging van ridders en edelen, vaak met een gemeenschappelijk doel, zoals religieuze dienst, ridderlijke idealen of militaire bescherming 5 rijksgroten kroonvazallen in het Duitse rijk tijdens de middeleeuwen4

rijkskerk

Rooms-Katholieke Kerk

bestuurssysteem (in het Duitse rijk) waarbij de keizer zo veel mogelijk bestuurszaken toevertrouwde aan door hem benoemde rooms-katholieke bisschoppen en abten in de plaats van aan leken 4

Latijnse Kerk binnen het christendom die zich tijdens de vroege middeleeuwen ontwikkelde in West-Europa onder leiding van de paus van Rome 5

Begrip

sacrament

schisma

sharia

sjiieten

slavernij

soennieten

staat

Betekenis

christelijk ritueel toegediend door de Kerk op belangrijke momenten van het leven van een christen waarbij de mens de genade van God kan ontvangen en meer spirituele kracht krijgt. Er zijn zeven sacramenten: het doopsel, het vormsel, de eucharistie, de biecht, het huwelijk, de ziekenzalving en de priesterwijding.

5

scheuring, bv. binnen een religieuze gemeenschap 3, 5

islamitische wet die een reeks voorschriften en geboden ‘volgens de wil van Allah’ omvat 3

moslims die de islamitische strekking van het sjiisme volgen. Na de dood van de profeet erkenden ze enkel zijn familieleden als wettige kaliefen.

sociale ongelijkheid waarbij mensen het bezit zijn van andere mensen

moslims die de islamitische strekking van het soennisme volgen. Na de dood van de profeet erkenden ze ook nietfamilieleden als wettige kaliefen.

(moderne staat) afgebakend zelfstandig grondgebied met een georganiseerde overheid en een bevolking. In de middeleeuwen lagen grenzen nog niet juridisch vast en berustte de macht op een persoonlijke band met de vorst. Daarom spreken we voor die periode eerder van een rijk of van een feodale staat.

3

2, 4

3

2, 4

staatsgodsdienst

officiële religie van een land 2 staatsvorming proces waarbij een bestuur over een afgebakend grondgebied en zijn inwoners vorm krijgt 2, 3

stadsstaat

staatsvorm waarin een stad en de omgeving eromheen een eigen bestuur hebben 4 stand laag van de bevolking waarin je door geboorte terechtkomt4, 6

standenvertegenwoordiging vergadering waarin verschillende standen vertegenwoordigd waren: de clerus, de adel en de derde stand (stedelijke burgerij). Vooral nieuwe beden (belastingen) werden er goedgekeurd.

6

Staten-Generaal (late middeleeuwen) standenvergadering of voorloper van het moderne parlement, in bijvoorbeeld Frankrijk en het Bourgondische rijk 6

Hoofdstuk

Begrip

stedelijke samenleving

Betekenis

samenleving met de kenmerken van een stad zoals dichte bewoning, een centrum, gespecialiseerde nijverheid of ambachten 6

technologie toepassing van de wetenschappen in een techniek 5

Tempelier

lid van de religieuze en militaire Orde van de Tempeliers tijdens de kruistochten 5

territoriale invulling hoe een grondgebied is ingedeeld door middel van grenzen 3 territorium grondgebied, bv. een gebied waarover bestuurd wordt6

traditie gewoonte die van generatie op generatie wordt doorgegeven

vazal vertrouweling van een heer. De vazal kreeg een ambt of een grond van een heer in ruil voor zijn trouw en diensten.

vazalliteit

2, 3, 4, 5

2, 4, 5, 6

vertrouwensrelatie tussen een heer en een vazal als middel om een rijk te besturen en te verdedigen 2

verbrokkeling uiteenvallen in kleine onderdelen 2, 4, 5

verovering met geweld in bezit nemen, bv. van een grondgebied of territorium

vervolging

Vlaamse Primitieven

voertaal

volksvergadering

voorrecht

vorst

vraag

2, 3, 4, 6

(middeleeuwen) het actief beschuldigen en bestraffen van mensen, vaak omwille van hun afwijkend geloof of gedrag, meestal met de doodstraf tot gevolg 4, 5, 6

schilders uit de 15e eeuw in de Zuidelijke Nederlanden, bekend om hun unieke stijl. Ze gebruikten nog niet de klassieke perspectieven van de renaissance, maar hadden wel een grote invloed op de latere schilderkunst in Europa. 6

taal die in een bepaald gebied in het dagelijks leven wordt gebruikt. Die is niet altijd hetzelfde als de bestuurstaal. 2, 3

bijeenkomst waar burgers overleggen en stemmen over wetten, ontstaan in Athene vanaf de 5e eeuw v.C. 4

(ook: privilege) recht waarvan slechts een beperkte groep kan genieten zoals bv. het recht op grondbezit 4, 6

edelman met adellijke titel zoals bv. graaf, hertog, koning, keizer, kalief 2, 3, 4, 5

(economie) hoeveelheid producten en diensten die mensen willen kopen. Soms is de vraag naar producten of diensten groter of kleiner dan het aanbod. 4, 6

Hoofdstuk

Begrip

Betekenis

Hoofdstuk

vrede afwezigheid van gewapende conflicten 2, 3, 4

wereldbeeld

©VANIN

wereldlijke macht

wetenschappen

wetgeving

wij-zij-denken

wiskunde

wisselbrief

woeker

zendgraaf

zijderoute

zondebok

manier waarop mensen de wereld en de samenleving om zich heen verklaren 3

politieke macht over een gebied die door leken en niet door geestelijken wordt uitgeoefend 2, 4

geheel van kennis over mens, samenleving, natuur, wereld en heelal waarop men kan voortbouwen om nieuwe kennis te ontwikkelen 3, 5, 6

geheel van wetten, regels en voorschriften die in een samenleving of land gelden en die de gedragingen van burgers en organisaties regelen 2

denken in groepen en tegenstellingen, zwart-witdenken over groepen in de samenleving 1, DS

wetenschap die getallen en abstracte structuren bestudeert2, 3

(middeleeuwen) schriftelijke opdracht tot betaling, vergelijkbaar met een cheque of moderne wisselbrief, maar dan zonder de moderne technieken en administratie 6

(middeleeuwen) heffing van rente op een geleend bedrag, wat door christenen en moslims gezien werd als een vorm van uitbuiting en daarom verboden was 4

titel van een koninklijke gezant tijdens het Karolingische bestuur die de kroonvazallen in het rijk moest controleren 2

verbindingsweg over land en zee tussen China en de Middellandse Zee in de oudheid en de middeleeuwen 3

persoon of groep die onterecht de schuld krijgt van de problemen in de samenleving 4

Structuurbegrippen 1 11b

Tijd

anachronismepersoon of zaak die niet in een bepaald tijdvak thuishoort

chronologie ordening in de tijd eeuw periode van 100 jaar historische periodetijdvak. We verdelen het verleden in zeven tijdvakken met een verschillende duur.

jaar periode waarin een planeet rond haar ster draait. De aarde heeft 365 dagen, 6 uren, 9 minuten en 10 seconden nodig om rond de zon te draaien.

millennium periode van 1 000 jaar periode afbakening in de tijd

symbolische datum datum of jaartal dat verwijst naar een verandering die eigenlijk langer duurde, verwijst naar één belangrijke gebeurtenis in een langere keten van gebeurtenissen

tijdrekening manier om te situeren in de tijd. We gebruiken meestal de tijdrekening ‘voor en na Christus’. Soms drukken we tijd ook uit in ‘aantal jaar geleden’.

Verandering

breuk plotse verandering continuïteit periode waarin iets voortduurt (niet verandert) evolutie periode van geleidelijke verandering gelijktijdig wanneer twee zaken zich op hetzelfde moment voordoen ongelijktijdigwanneer twee zaken zich op verschillende momenten voordoen revolutie periode van plotse en/of grote verandering scharniermoment moment van grote maatschappelijke verandering, overgang tussen twee periodes verandering wijziging, het anders worden

Verband

doel

reden waarom iets gedaan, gezegd of geschreven wordt factor bijdrage tot een gebeurtenis of fenomeen menselijke factorbijdrage van individuele mensen tot een gebeurtenis of fenomeen

structurele factor bijdrage van groepen, afspraken, normen en instituties tot een gebeurtenis of fenomeen

gevolg resultaat van feiten en/of gebeurtenissen

(on)bedoeld gevolg(niet) gepland resultaat van feiten en/of gebeurtenissen

(on)beoogd effect (niet) gepland resultaat van een handeling oorzaak reden waarom iets gebeurt incidentele oorzaak oorzaak die op korte termijn verklaart waarom iets gebeurt. Het gevolg ervan is direct.

structurele oorzaak oorzaak die op lange termijn verklaart waarom iets gebeurt. Het gevolg ervan is indirect.

toeval gebeurtenis waarvoor geen oorzaak te vinden is

Bewijs

aanwijzing bron die we kunnen gebruiken om iets te bewijzen argument motief of reden waarmee je iets aantoont argumentatie redenering waarbij je met behulp van een aantal argumenten iets aantoont bewijs datgene waarmee iets met zekerheid aangetoond wordt drogredeneringargumenten en/of redeneringen die niet juist zijn, maar wel juist lijken feit iets waarvan de waarheid vaststaat hypothese veronderstelling, mogelijk antwoord op een onderzoeksvraag dat (nog) niet (helemaal) bewezen is interpretatie proces van het zoeken van betekenis en verklaring mening overtuiging of opvatting representativiteitmate waarin een bron typisch is voor een bepaalde groep of samenleving veralgemeningsamenvatten van aparte gevallen onder één algemene noemer vooroordeel mening waarvoor geen bewijs is geleverd, bv. op basis van traditie of intuïtie stereotypering beschrijving van een groep of individu op basis van een overdreven of onterechte veralgemening

Ruimte

centrum

voornaamste gebied, plaats waar macht van uitgaat continent grote landmassa die (bijna) niet met andere landmassa’s is verbonden (bv. Europa, Afrika …)

eurocentrisme

denkwijze waarbij Europa als plaats of Europese ideeën, gewoonten en tradities, bewust of onbewust als norm gebruikt worden. Door eurocentrisch te redeneren verliezen we niet-Europese perspectieven uit het oog.

Europees uit Europa

West-Europees uit regio in Europa waartoe de huidige Benelux, Frankrijk en Duitsland horen continentaal van het vasteland lokaal plaatselijk, van beperkte geografische schaal of invloed maritiem behorend tot de zee periferie randgebied, plaats die afhankelijk is van een centrum platteland landelijk gebied met beperkte bevolkingsdichtheid ruraal behorend tot het platteland regio streek regionaal op een grotere schaal dan lokaal ruimte regio of continent gesloten ruimte geïsoleerde regio of geïsoleerd continent, zonder of met minimaal contact met andere regio’s

open ruimte regio of continent dat in contact staat met andere regio’s stad grotere plaats waar mensen wonen stedelijk behorend tot de stad

(niet-)westers wel of niet behorend tot het Westen. Dit is een verwijzing naar de cultuur, politiek en economie van West-Europese samenlevingen en bij uitbreiding van andere regio’s die die gebruiken hebben overgenomen.

Standplaatsgebondenheid analogie overeenkomst

beeldvorming

Wanneer we het verleden bestuderen vormen we ons een beeld van het verleden. Dat beeld is niet noodzakelijk een correct beeld. Daarom moeten we kritische vragen stellen aan historische bronnen en werken. contextualiseringhet analyseren van kennis (over het verleden) vanuit verschillende perspectieven geschiedenis wetenschap die probeert een beeld te vormen van het verleden door de studie van historische bronnen perspectief gezichtspunt

verleden dat wat voorbij is

12b

Online opzoeken

Gericht online opzoeken

Hoe zoek ik informatie op het internet?

Stap 1: Ik bepaal welke zoekstrategie ik moet toepassen.

✓ Ik kies een geschikte zoekmachine (bv. Google, website bib, databank …).

✓ Ik brainstorm over de geschikte zoektermen.

Stap 2: Ik voer mijn zoekstrategie uit.

✓ Ik voer de zoektermen in de zoekmachine in en noteer of kopieer tussentijds de resultaten.

✓ Ik gebruik synoniemen voor mijn zoektermen als ze onvoldoende resultaat opleveren.

Stap 3: Ik beoordeel of de informatie geschikt is voor mijn onderzoek.

✓ Is de informatie voldoende actueel? Of is ze (te) verouderd?

✓ Helpt de informatie om mijn onderzoeksvraag te beantwoorden?

✓ Heeft de schrijver of maker voldoende autoriteit? Weet hij er veel over?

✓ Is de informatie nauwkeurig, volledig en betrouwbaar?

Stap 4: Ik herhaal stap 1 tot en met 3 zolang ik onvoldoende of ongeschikte informatie vind.

AI verstandig gebruiken

Hoe gebruik ik de hulp van AI om een historische vraag te onderzoeken?

Stap 1: Ik bepaal welke zoekstrategie ik moet toepassen.

✓ Ik kies een geschikte AI-tool (bv. Bard, ChatGPT …).

✓ Ik brainstorm over een geschikte vraag.

✓ Ik brainstorm over parameters die de vraag meer sturing geven (bv. hoeveel woorden, wat voor soort schrijfstijl, welk leespubliek …).

Stap 2: Ik voer mijn vraagstrategie uit.

✓ Ik stel mijn vraag in de chatrobot en noteer of kopieer tussentijds de resultaten.

✓ Ik filter daarbij wat nuttig is en wat niet nuttig is.

✓ Ik stel een vervolgvraag om het antwoord verder te verfijnen (bv. een antwoord dat meer wetenschappelijk of geschiedkundig onderbouwd is, gebruikmaken van een bepaalde bron …).

Stap 3: Ik beoordeel of de informatie geschikt is voor mijn onderzoek.

✓ Is de informatie voldoende actueel? Of is ze (te) verouderd?

✓ Helpt de informatie om mijn onderzoeksvraag te beantwoorden?

✓ Is de informatie nauwkeurig, volledig en betrouwbaar?

Stap 4: Ik herhaal stap 1 tot en met 3 zolang ik onvoldoende of ongeschikte informatie vind.

1 13

Kunst en cultuur

Welke stappen volg ik bij het redeneren met en over kunst­ en cultuuruitingen?

STAP 1

identificeren

STAP 2 waarnemen

STAP 3

interpreteren (analyseren en contextualiseren)

Stap 1: Ik verzamel info over de kunst- of cultuuruiting.

STAP 4

©VANIN

interesse toelichten

Ik verzamel de beschikbare contextgegevens over de kunst- of cultuuruiting die ik onderzoek.

✓ Ik situeer in de tijd, de ruimte en het maatschappelijke domein.

✓ Ik bepaal het soort kunst- of cultuuruiting dat ik onderzoek.

Stap 2: Ik neem de kunst- of cultuuruiting waar.

Ik neem de tijd om de kunst- of cultuuruiting waar te nemen. Daarvoor gebruik ik al mijn zintuigen.

✓ Ik beschrijf de vormgeving (bv. materialen, technieken).

✓ Ik beschrijf de uiterlijke kenmerken. Ik gebruik de kijk- en/of leesstrategieën om mijn observaties van de kunst- of cultuuruiting te noteren.

✓ Ik vergelijk mijn waarneming van de kunst- of cultuuruiting met die van anderen: ik zoek verschillen of gelijkenissen.

Stap 3: Ik interpreteer de kunst- of cultuuruiting (analyseren en contextualiseren).

Ik denk na over de kunst- en cultuuruiting zodat ik ze beter begrijp.

✓ Ik onderzoek het onderwerp.

✓ Ik onderzoek het doel en/of de reden waarom het gemaakt is (bv. decoreren, informeren, in vraag stellen, schoonheid creëren, identiteit vormgeven, commercieel belang, praktisch gebruik …).

✓ Ik gebruik de checklist voor het contextualiseren van bronnen om kunst- en cultuuruitingen te interpreteren.

✓ Ik vergelijk mijn interpretatie van de kunst- of cultuuruiting met die van anderen: ik zoek verschillen of gelijkenissen.

Stap 4: Ik licht mijn interesse voor de kunst- of cultuuruiting toe.

✓ Ik beschrijf mijn ervaring bij de kunst- of cultuuruiting.

✓ Ik vergelijk mijn ervaring nadat ik de kunst- of cultuuruiting onderzocht met wat ik er eerst van vond. Heeft mijn onderzoek iets veranderd aan de manier waarop ik ernaar kijk?

✓ Ik vergelijk mijn esthetische ervaring met die van anderen (bv. klasgenoten, andere toeschouwers, huisgenoten …)

09c

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.