Sapiens 3 D (editie 2024) - Leerwerkboek

Page 1

Sapiens

Geschiedenis

Doorstroomfinaliteit (2u)
3

3 Sapiens

Geschiedenis

Wouter Smets

Els Vinckx

Dries De Saveur

Birgit Reusens

Thomas Schonkeren

Tom Vuchelen

Els De Smet

Koen Van Den Eeckhaut

©VANIN

Via www.diddit.be heb je toegang tot het onlineleerplatform bij Sapiens Activeer je account aan de hand van de onderstaande code en accepteer de gebruiksvoorwaarden.

3 Sapiens

Doorstroomfinaliteit (2u)

LET OP: ACTIVEER DEZE LICENTIE

PAS VANAF 1 SEPTEMBER; DE LICENTIEPERIODE START VANAF ACTIVATIE EN IS 365 DAGEN GELDIG.

!©VANIN

Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken.

In België beschermt de auteurswet de rechten van deze mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be.

Ook voor het digitale lesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. Meer informatie over de gebruiksvoorwaarden leest u op www.diddit.be.

© Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2024

De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.

Conceptgroep Sapiens derde jaar: Els Vinckx

Dries De Saveur o.l.v. Wouter Smets

Auteur burgerschapscompetentie (GO): Li's Verheyden

Eerste druk 2024

ISBN 978-94-647-0682-6 D/2024/0078/234

Art. 606735/01

NUR 120

Wetenschappelijk advies: Brigitte Meijns (KULeuven)

Ontwerp cover en binnenwerk: Shtick Zetwerk: Banananas.net

Kaarten: Van Oort redactie en kartografie, Almere (Nederland)

Inhoud

Starten met Sapiens 3 6

Diddit: het onlineleerplatform bij Sapiens 3 10

Hoofdstuk 1: Maak kennis met de man van Milaan 11

Historische vraag 1: Wanneer leefde de man van Milaan? 14

Historische vraag 2: Waar leefde de man van Milaan? 16

Historische vraag 3: Waarom kreeg de man van Milaan de doodstraf? 1 7

Historische vraag 4: Welke mythe over de middeleeuwen ontstond er aan het einde van die periode? 20

Uitbreiding 1: Waarin verschilde de middeleeuwse van de hedendaagse rechtspraak? 22

Hoofdstuk 2:

De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 29

Historische vraag 1: Waarom laten historici een nieuwe periode beginnen rond 500? 32

Historische vraag 2: Hoe Romeins waren de Germanen? 34

Historische vraag 3: Waarin verschilde de vroegmiddeleeuwse samenleving in WestEuropa van de Romeinse samenleving? 37

Historische vraag 4: Welke rol speelde de Kerk in de bekering van onze regio? 42

Historische vraag 5: Was Karel de Grote de ‘vader van Europa’? 45

Uitbreiding 1: Hoe correct is het beeld van de Vikingen in de serie Vikings? 49

Doorloper cultuur: De middeleeuwse bouwkunst (West-Europa, ca. 500 - heden) 57

Deelvraag 1: Spiekten de middeleeuwse bouwmeesters bij de Romeinen? 59

Deelvraag 2: Waarom groeiden kerken uit tot middeleeuwse wolkenkrabbers? 62

Deelvraag 3: Waarom werden middeleeuwse gebouwen vier eeuwen later opnieuw hip? 66

Hoofdstuk 3: Het Byzantijnse rijk (ca. 400 - ca. 1450) 7 1

Historische vraag 1: Waar situeer je het Byzantijnse rijk? 74

Historische vraag 2: Waarin verschilt de Byzantijnse tijdrekening van de westerse? 75

Historische vraag 3: Waarin verschilden het Romeinse en het Byzantijnse rijk? 76

Historische vraag 4: Welke verschillende functies had de Hagia Sophia doorheen de tijd? 7 9

Uitbreiding 1: Welke verschillen ontstonden er tussen de oostersorthodoxen en de katholieken? 82

Uitbreiding 2: Waarom kon het Byzantijnse rijk bijna een millennium lang blijven bestaan?

3 Inhoud
©VANIN

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 91

Historische vraag 1: Wanneer en waar zijn de islam en het Arabische rijk ontstaan? 94

Historische vraag 2: Wat waren de kenmerken van het Arabische rijk van ca. 600 tot ca. 1250? 99

Historische vraag 3: Wat was het belang van de Arabische wetenschappen? 103

Historische vraag 4: Hoe keken de Arabieren naar de wereld rond 1000? 108

Uitbreiding 1: Op welke manier drukte de islam zijn stempel op de Arabische kunst? 114

Uitbreiding 2: Welke rol speelden de Arabieren in de internationale handel tijdens de vroege middeleeuwen?

Doorloper economie: China, het rijk van het midden 125

Deelvraag 1: Hoe periodiseren we de geschiedenis van China? 127

Deelvraag 2: Wat waren de kenmerken van de Chinese samenleving tijdens de middeleeuwen? 129

Deelvraag 3: Hoe stond China in contact met het Westen? 132

Deelvraag 4: Welke rol speelde China in de wereldhandel gedurende de voorbije twee millennia? 133

Deelvraag 5: Welk beeld had China van andere samenlevingen?

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 137

Historische vraag 1: Is het middeleeuwse Vlaanderen hetzelfde als het Vlaanderen dat we vandaag kennen? 140

©VANIN

Historische vraag 2: Welke rol speelde West-Europa tijdens de hoge middeleeuwen in de wereldeconomie? 142

Historische vraag 3: Wat veranderde er tijdens de hoge middeleeuwen in West-Europa? 145

Historische vraag 4: Hoe beïnvloedde de klimaatopwarming de West-Europese samenleving tijdens de hoge middeleeuwen? 150

Historische vraag 5: Wat dachten mensen tijdens de hoge middeleeuwen over woekeraars? 155

Historische vraag 6: Welke sociale en economische rol speelde de joodse minderheid in West-Europese steden? 158

Uitbreiding 1: Zijn hedendaagse karikaturen over joden beïnvloed door middeleeuwse stereotypen? 161

Uitbreiding 2: Wat kunnen we leren uit de autobiografie van Abélard?

Doorloper politiek: De Guldensporenslag (late middeleeuwen, 19e - 20e eeuw) 169

Deelvraag 1: Waarom veranderde de relatie tussen de Franse koning en de Vlaamse graaf? 1 71

Deelvraag 2: Welke rol speelde Jan Breydel in de Guldensporenslag? 1 74

Deelvraag 3: Hoe bleef de Guldensporenslag na 1830 bewaard in de collectieve herinnering? 1 79

4 Inhoud

Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 183

Historische vraag 1: 186

Historische vraag 2: Welke contacten tussen het christelijke Westen en het islamitische Oosten ontstonden er door de kruistochten? 189

Historische vraag 3: Waarom is het belangrijk om de kruistochten vanuit verschillende perspectieven te benaderen? 194

Uitbreiding 1: Wordt het leven van een kruisvaarder correct in beeld gebracht in de film Kingdom of Heaven? 198

Historische vraag 4: Welk beeld van Godfried van Bouillon werd in de 19e eeuw in België gecreëerd? 200

Uitbreiding 2: Welke elementen uit het verhaal Ridder van de Tempeliers zijn gebaseerd op historische feiten?

Hoofdstuk 7:

De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 211

Historische vraag 1: 214

Historische vraag 2: Welke conflicten ontstonden binnen de laatmiddeleeuwse samenleving in onze regio? 217

Historische vraag 3: Is de informatie uit

De Bourgondiërs van Bart Van Loo betrouwbaar?

Historische vraag 5: Is het Boek van de wraak Gods betrouwbaar om een beeld te krijgen van de 14e-eeuwse pestepidemie? 2 29

Uitbreiding 1: Welk beeld over het leven na de dood ontstond tijdens de late middeleeuwen?

©VANIN

2 22

Historische vraag 4: Met welke bedoeling werd het Arnolfini-portret gemaakt? 2 26

233

Doorloper sociaal: De middeleeuwse vrouw in beeld (West-Europa, ca. 500 - ca. 1500) 24 3

Deelvraag 1: Waarvan geven de visuele bronnen over de vrouw een goed beeld? 245

Deelvraag 2: Hoe evolueerde de beeldvorming over de vrouw in de middeleeuwen?

Hoofdstuk 8: Synthese: De middeleeuwen, een donkere tijd?

Historische vraag 1: Wat waren de belangrijkste kenmerken van de middeleeuwse samenlevingen?

Historische vraag 2: Hoe donker waren de middeleeuwen?

Historische vraag 3: Waarin verschilden de middeleeuwen van de hedendaagse samenleving?

Histokit

254

259

263

265

267

273

5 Inhoud

Starten met Sapiens 3

Welkom bij Sapiens 3. We leggen graag even uit hoe je met dit leerwerkboek aan de slag gaat.

1

Op weg met Sapiens 3

Het leerwerkboek bestaat uit 8 hoofdstukken, 4 doorlopers en een Histokit. Elk hoofdstuk is op dezelfde manier opgebouwd.

De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000)

Elk hoofdstuk start met een titelpagina. Die bestaat uit een afbeelding van een historische bron. Bij het onlinelesmateriaal vind je een bronnenstudie over die bron, verwerkt in een reeks oefeningen. Als je de QR-code scant, ontdek je het hoofdstuk aan de hand van de ontdekplaat.

In Wat weet je al? fris je je actuele kennis en vaardigheden op aan de hand van een aantal korte opdrachten.

In Wat weet je nog niet? ontdek je wat je concreet te wachten staat in dit hoofdstuk.

Nu ben je klaar om Op onderzoek te gaan! De routekaart toont je het pad met historische vragen en uitbreidingsvragen. Je doorloopt alle historische vragen door het groene pad, de hoofdweg, te volgen. Misschien wil je graag een extra uitdaging? Dan kun je even een omweg nemen via het blauwe pad. Daar staan enkele uitbreidingsvragen op je te wachten.

6 Starten met Sapiens 3
Hoofdstuk 3: Het Byzantijnse rijk (ca. 400 ca. 1450) 73 Historische vraag 1: Waar situeer je het Byzantijnse rijk? Conclusie: Beantwoord de historische vragen. Op onderzoek III Historische vraag 2: Waarin verschilt de Byzantijnse tijdrekening van de westerse? Historische vraag 4: Welke verschillende functies had de Hagia Sophia doorheen de tijd? Uitbreiding 2: Waarom kon het Byzantijnse rijk bijna een millennium lang blijven bestaan? Historische vraag 3: Waarin verschilden het Romeinse en het Byzantijnse rijk? Een goed geformuleerde historische vraag is normaal in tijd en ruimte gesitueerd. Dat is
historische
je de
wel
is
01 VRAGEN
bij
vraag 4 niet het geval. Kun
vraag herformuleren zodat ze
in tijd en ruimte
gesitueerd?
Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 ca. 1250) © INTERFOTO Sammlung Rauch Wat weet je al? I In Sapiens 2 leerde je dat een groot deel van het Nabije Oosten in contact kwam met de Griekse wereld als gevolg van de veroveringen van Alexander de Grote. De periode van het hellenisme was een bloeiperiode voor de filosofie en de wetenschappen. Op p. 91 zie je een afbeelding van Aristoteles. Die filosoof was ook in de middeleeuwen een bron van inspiratie. Wat herinner je je verder nog over de Griekse filosofie en wetenschappen? Bespreek mondeling. Wat weet je nog niet? II Vandaag wonen op alle continenten moslims. Hun godsdienst, de islam, ontstond tijdens de middeleeuwen op het Arabisch Schiereiland. Arabische heersers veroverden een enorm territorium. Zo kon de islam zich ruim verspreiden. ✓ Eerst onderzoek je aan de hand van verschillende historische vragen wanneer en waar de islam en het Arabische rijk zijn ontstaan (HV1). ✓ Vervolgens bekijk je de politieke, economische, sociale en culturele kenmerken van het Arabische rijk van ca. 600 tot 1250 (HV2) en het belang van de Arabische wetenschappen (HV3). ✓ Tot slot achterhaal je hoe de Arabieren naar de toenmalige wereld keken (HV4). ✓ In de uitbreiding kun je dieper ingaan op de typische kenmerken van de Arabische kunstuitingen (U1). ✓ Bij het onlinelesmateriaal ontdek je meer over de economische rol van de Arabieren in de internationale handel (U2). ↑ 19e-eeuwse reconstructietekening, Frankrijk. Wetenschappers discussiëren in het museion in Alexandrië over wiskunde.
Uitbreiding 1: Welke verschillen ontstonden er tussen de oosters-orthodoxen en de katholieken?
29 ↑ Miniatuur met het doopsel van Chlodovech, illustratie uit het manuscript Vie de Saint Denys 1317, Parijs. De Germaan Chlodovech (466 511), ook wel Clovis genoemd, was koning van de Franken. In een veldslag met de Alamannen leed hij zware verliezen. Zijn leger werd in de pan gehakt. Hij bad volgens geschiedschrijvers uit wanhoop tot de christelijke God van zijn vrouw Clothilde: ‘God van mijn vrouw, als je echt zo sterk bent als mijn vrouw beweert, kom me dan helpen! Als ik win, zal ik me bekeren tot het christendom!’ Waarna de Franken de veldslag wonnen. Rond het jaar 496 liet hij zich dopen in Reims. Later trokken alle Franse koningen naar Reims om daar gekroond te worden omdat Chlodovech er het doopsel ontvangen had en ze zichzelf als zijn opvolger zagen. 2 Hoofdstuk © Granger
Bekijk de ontdekplaat.
©VANIN

In de Conclusie test je of je een antwoord weet op de historische vragen die je onderzocht.

Als je het nog moeilijk vindt om een antwoord te geven op open historische vragen, dan kun je de QR-code scannen en een schrijfkader gebruiken.

©VANIN

Je hebt je eigen pad doorlopen, tijd voor een Synthese. In dit onderdeel situeren we het hoofdstuk in tijd en ruimte aan de hand van een tijdlijn en eventueel een kaart. Daarnaast vatten we alle informatie die je moet onthouden samen op een rode achtergrond.

Het schema in de synthese herhaalt een moeilijke historische redenering die aan bod kwam in het hoofdstuk. Bij het onlinelesmateriaal vind je een video met extra uitleg en ook een uitgebreidere schematische samenvatting van het hoofdstuk.

Zelfevaluatie

In dit hoofdstuk leerde je over de man van Milaan. Dit zelfevaluatieformulier kan je helpen om te bepalen wat je al goed kunt en aan welke elementen je nog moet werken.

Je kunt de regio West-Europa aanduiden op de kaart van Europa.

Je kunt de structuurbegrippen in verband met tijd en plaats correct gebruiken: chronologie, eeuw, millennium, periode, stedelijk, tijdrekening, westers en West-Europees.

Je kunt bij de man van Milaan uitleggen welke wisselwerking er is tussen twee maatschappelijke domeinen.

HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN

Je kunt de stappen onderscheiden die je hanteert bij het bestuderen van historische bronnen (verzamelen, observeren, interpreteren, beantwoorden).

Je kunt met behulp van richtvragen uit de Histokit de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van een bron bepalen.

Je kunt een historische bron met een historisch werk vergelijken om zo de bron te interpreteren. REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST Je kunt verklaren waar het negatieve beeld van de middeleeuwen vandaan komt. Je kunt verschillen beschrijven tussen hedendaagse en middeleeuwse rechtspraak. En je kunt daarbij de begrippen mensenrechten en rechtstaat gebruiken. Wat kan ik zelf nog doen om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?

Wat heb ik nog nodig van de leraar om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?

Elk hoofdstuk eindigt met een Zelfevaluatie. Met dat hulpmiddel kun je achterhalen of je de doelen van het hoofdstuk bereikt hebt.

Blauwe doelen zijn uitbreidingsdoelen. Die moet je enkel kennen als je de bijbehorende leerstof gezien hebt.

7 Starten met Sapiens 3 Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 ca. 1000) 53 Situeren in de tijd en de ruimte MIDDELEEUWEN MIDDELEEUWEN MIDDELEEUWEN ca.500 ca.1000 ca.1500 ca.1250 Schema Historisch redeneren: continuïteit en verandering tussen de Romeinse periode en de middeleeuwen Synthese V West-Europa na het verdrag van Verdun (9e eeuw) We situeren de vroege middeleeuwen grofweg tussen het jaar 500 en het jaar 1000. Dat is de periode waarin het Frankische rijk bloeide. VROEGMODERNE TIJD ca.3,5miljoenv.C. ca.800v.C. ca.500 ca.1500ca.18001945 HEDENDAAGSE TIJD MODERNE TIJD 1 ca.3500v.C. OUDE NABIJE OOSTEN Continuïteit Verandering: evolutie Verandering: breuk - bestuur door monarch (koning, keizer) - godsdienst (christendom) - gelaagde samenleving - ongelijkheid - agrarische samenleving - migratie: Germanen - bekering - veranderende grenzen: expansie en verbrokkeling Bekijk de volledige schematische samenvatting bij het onlinelesmateriaal. ↑ Bekijk het instructiefilmpje. Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 ca. 1000) 52 Antwoorden op de onderzoeksvragen Antwoord met volzinnen. Historische vraag 1: Waarom laten historici een nieuwe periode beginnen rond 500? Historische vraag 2: Hoe Romeins waren de Germanen? Historische vraag 3: Waarin verschilde de vroegmiddeleeuwse samenleving in WestEuropa van de Romeinse samenleving? Historische vraag 4: Welke rol speelde de Kerk in de bekering van onze regio? Historische vraag 5: Was Karel de Grote de ‘vader van Europa’? Uitbreiding 1: Hoe correct is het beeld van de Vikingen in de serie Vikings? Conclusie IV ↑ Gebruik een schrijfkader als hulpmiddel bij HV1, HV2, HV3, HV4, HV5 en U1.
Hoofdstuk 1: Maak kennis met de man van Milaan 2828 Dit kan ik … goed onvoldoende HISTORISCH REFERENTIEKADER Je kunt de drie periodes van de middeleeuwen op een
plaatsen. Je
van de
met de
tijdlijn
kunt de periode
middeleeuwen
scharnierdata aanduiden op een tijdlijn. Je kunt een symbolische begin- en einddatum gebruiken bij het afbakenen van de middeleeuwen. Je kunt verklaren waarom we scharnierdata het best afronden.

De Histokit is jouw gereedschapskist voor het vak geschiedenis. De fiches helpen je stapsgewijs te werk te gaan en je kunt ze als hulpmiddel gebruiken bij moeilijke opdrachten.

©VANIN

De middeleeuwse vrouw in beeld (West-Europa, ca. 500 - ca. 1500)

Tussen sommige hoofdstukken vind je een Doorloper. Daarin vergelijk je twee periodes met elkaar. Elke Doorloper is gefocust op een ander maatschappelijk domein.

2 Handig voor onderweg

Doorheen het hoofdstuk kom je een aantal elementen tegen die je helpen om op het juiste pad te blijven.

Historisch denken: collectieve herinnering

Historische vraag 1: Wanneer leefde de man van Milaan?

Wanneer personen of gebeurtenissen uit het verleden niet alleen gekend zijn door historici, maar ook door de meeste andere mensen in de samenleving, dan spreken we over een collectieve herinnering. Verhalen in films en romans zorgen dat zaken uit het verleden blijven voortleven in de collectieve herinnering. Dat blijkt bijvoorbeeld ook uit namen van plaatsen of standbeelden in het straatbeeld: dat zijn vaak uitingen van een collectieve herinnering en ze zorgen ook dat die herinnering blijft voortleven.

1 Situeer de man van Milaan in de tijd.

a Trek een pijl van de foto van de man van Milaan naar de juiste plaats op de tijdlijn.

Uitbreidingen herken je aan de blauwe opmaak en de blauwe stippellijn bij het begin van de vraag.

b Vul in de kaders bij de tijdlijn de namen van de periodes in.

Historische vragen herken je aan de groene opmaak en de volle groene lijn bij het begin van de vraag.

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

c Vorig jaar leerde je dat het jaar 476 een belangrijke symbolische datum aan het einde van de klassieke oudheid was. Wat gebeurde er in dat jaar?

Uitbreiding 1: Waarin verschilde de middeleeuwse van de hedendaagse rechtspraak?

Onderzoek hoe missionarissen via hedendaagse plaatsnamen voortleven in de collectieve herinnering. Vul in Google Maps de namen ‘Willibrord(us)’ en ‘Bonifatius’ in. Bespreek mondeling het resultaat.

In dat jaar werd de laatste keizer van het West-Romeinse rijk afgezet.

d Het jaar 1492 wordt vaak gebruikt als symbolische datum voor het einde van de middeleeuwen. Toen kwam Columbus aan op de Caraïben in Amerika. Noteer de symbolische data die de middeleeuwen afbakenen in de kaders bij de tijdlijn.

e In Vlaanderen zijn 476 en 1492 de meest gehanteerde symbolische begin- en einddatum. Maar we kunnen ook andere begin- en einddata gebruiken. Zoek er een aantal op via het internet en bespreek ze klassikaal.

Onderzoek hoe abdijen en kloosters in Vlaanderen vandaag voortleven in de collectieve herinnering. Bekijk de filmpjes en beantwoord de vragen.

f Verklaar waarom we in Sapiens steeds afgeronde jaartallen als scharniermoment gebruiken.

a Welke gelijkenissen zie je tussen de filmpjes?

Omdat niet alles plots verandert, is het beter om met afgeronde jaartallen te werken.

De opdrachten zijn aangeduid met een voetstap.

Als je vandaag een misdrijf zoals een diefstal of een moord pleegt, dan wordt er een onderzoek of proces ingesteld door een onafhankelijke rechtbank en rechters. Die bepalen niet alleen of je schuldig bent, maar ook welke straf je krijgt. Je hebt als dader ook altijd recht op een raadsheer, een advocaat die jou verdedigt en dus opkomt voor jouw rechten. In een rechtstaat als België moet jouw schuld immers bewezen worden. In ons land maakt men vooral gebruik van straffen als geldboetes of gevangenisstraffen. Omdat mensenrechten belangrijk zijn, wordt de doodstraf in België niet meer toegepast. In de middeleeuwen verliep rechtspraak heel anders. In het boek Pilaren van de aarde krijg je een beeld van die middeleeuwse rechtspraak.

↑ Bekijk de filmpjes.

b Met welk doel zouden reclamemakers de geschiedenis van het product betrekken in hun reclamespotje?

prehistorie

c Hoe leeft de geschiedenis van abdijen verder in onze collectieve herinnering?

Filmpjes en ander materiaal kun je bekijken door de QR-codes te scannen.

Lees de tekst en beantwoord de vragen op p. 23-24. Bespreek klassikaal welke zoekstrategie je het best gebruikt.

betrapt, de monnik wist dat de zilveren miskelk eigendom van het klooster was, de ridder was de heer van deze dief, en hij had verklaard dat de man zonder toestemming weggelopen

8 Starten met Sapiens 3
om historisch te leren denken Strategiefiches helpen je stapsgewijs te werk te gaan. Je zet ze bijvoorbeeld in als je redeneert met en over bronnen of als je moeilijke teksten of afbeeldingen bestudeert. Na verloop van tijd heb je ze zo vaak gebruikt dat je de stappenplannen niet meer nodig hebt. Dat is ook de bedoeling: we streven ernaar om je op het einde van het schooljaar zo veel mogelijk zonder de geheugensteuntjes te laten werken. In je Histokit vind je verder ook hulpmiddelen zoals begrippenregisters. Ook die kun je inzetten als je moeilijke opdrachten zelfstandig moet uitvoeren. Hier vind je jouw gereedschapskist voor het vak geschiedenis. Deze strategiefiches en hulpmiddelen kun je gebruiken bij moeilijke opdrachten. Ik leer historisch denken: strategiefiches 274 00 Stroomschema historische beeldvorming 274 01 Historische vragen 274 02 Bronnenstudie 275 02a Bronnen identificeren 275 02b Soorten bronnen 276 02c Tijdlijn 276 02d Kaarten 277 02e Maatschappelijke domeinen 279 02f Leesstrategieën 280 02g Kijkstrategieën 281 02h Bronnen contextualiseren 282 02i Bronnen evalueren 282 02j Presentatie van bronnen 284 02k Historische redeneerwijzen: verband 285 02l Historische redeneerwijzen: continuïteit en verandering 286 02m Historische redeneerwijzen: multiperspectiviteit 287 02n Historische redeneerwijzen: veralgemenen en stereotyperen 287 03 Kunst en cultuur 288 04 Online opzoeken 289 Ik leer historisch denken: hulpmiddelen 290 05 Historische begrippen 290 06 Structuurbegrippen 296 Histokit 273
Histokit: Hulpmiddelen
geboorte van Jezus Christus GESCHIEDENIS ca.3,5miljoenv.C. ca.800v.C. ca.500 ca.1500ca.18001945 1 ca.7000v.C. ca.3500v.C.
04 ONLINE OPZOEKEN degli Piazza &
oude nabije oosten klassieke oudheid vroegmoderne tijd middeleeuwen 476 1492
3
© Album / Fine Art Images
2
1
Ze waren allemaal aanwezig geweest bij de rechtszitting, die de vorige dag gehouden was in het schip van de kerk. De priester had de dief op heterdaad
was. De sheri kwam. Hij had zijn misdaad niet hier gepleegd, maar in het klooster dat twintig mijl hiervandaan lag. En hij had een met juwelen bezette miskelk ontvreemd, een zo kostbaar voorwerp dat het vrijwel onmogelijk te verkopen was - dat was toch anders dan de diefstal van een gerookte ham, een nieuw mes of een gordel, waardoor iemand persoonlijk schade leed. Ze 02f LEESSTRATEGIEËN ↑ Middeleeuwse voorstelling van een ophanging, Frankrijk, 14e eeuw, uit Grandes Chroniques de France
243
© AKG Images ↑ Schilderij van Jean Fouquet, Madonna met kind 1454 - 1456, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen. Jean Fouquet beeldde de maagd Maria op verrassende wijze af. Volgens sommige kunsthistorici is het portret gebaseerd op het uiterlijk van Agnes Sorel, de minnares van de Franse koning. In zijn meesterwerk combineerde Fouquet haar schoonheid met de heiligheid van Maria.
sociaal
Doorloper

Als je vandaag een misdrijf zoals een diefstal of een moord pleegt, dan wordt er een onderzoek of proces ingesteld door een onafhankelijke rechtbank en rechters. Die bepalen niet alleen of je schuldig bent, maar ook welke straf je krijgt. Je hebt als dader ook altijd recht op een raadsheer, een advocaat die jou verdedigt en dus opkomt voor jouw rechten. In een rechtstaat als België moet jouw schuld immers bewezen worden. In ons land maakt men vooral gebruik van straffen als geldboetes of gevangenisstraffen. Omdat mensenrechten belangrijk zijn, wordt de doodstraf in België niet meer toegepast. In de middeleeuwen verliep rechtspraak heel anders. In het boek Pilaren van de aarde krijg je een beeld van die middeleeuwse rechtspraak.

Bij elke bron geven we een korte en krachtige uitleg over de bron. De gele markering in het bijschrift wijst op de bronvermelding (situering in tijd en ruimte).

Middeleeuwse voorstelling van een ophanging, Frankrijk, 14e eeuw, uit Grandes Chroniques de France

Lees de tekst en beantwoord de vragen op p. XXX. Bespreek klassikaal welke zoekstrategie je het best gebruikt.

Historisch denken: collectieve herinnering

Wanneer personen of gebeurtenissen uit het verleden niet alleen gekend zijn door historici, maar ook door de meeste andere mensen in de samenleving, dan spreken we over een collectieve herinnering. Verhalen in films en romans zorgen dat zaken uit het verleden blijven voortleven in de collectieve herinnering. Dat blijkt bijvoorbeeld ook uit namen van plaatsen of standbeelden in het straatbeeld: dat zijn vaak uitingen van een collectieve herinnering en ze zorgen ook dat die herinnering blijft voortleven.

2

©VANIN

4

Onderzoek hoe missionarissen via hedendaagse plaatsnamen voortleven in de collectieve herinnering. Vul in Google Maps de namen ‘Willibrord(us)’ en ‘Bonifatius’ in. Bespreek mondeling het resultaat.

3

Onderzoek hoe abdijen en kloosters in Vlaanderen vandaag voortleven in de collectieve herinnering. Bekijk de filmpjes en beantwoord de vragen.

a Welke gelijkenissen zie je tussen de filmpjes?

Ze waren allemaal aanwezig geweest bij de rechtszitting, die de vorige dag gehouden was in het schip van de kerk. De priester had de dief op heterdaad betrapt, de monnik wist dat de zilveren miskelk eigendom van het klooster was, de ridder was de heer van deze dief, en hij had verklaard dat de man zonder toestemming weggelopen was. De sheri had de misdadiger ter dood veroordeeld. Toen ze langzaam de heuvel afkwamen, verzamelden de andere stadsbewoners zich rond de galg. De laatsten die op het marktplein verschenen waren de belangrijke burgers: de slager, de bakker, twee leerlooiers, twee smeden, de messenmaker en de pijlenmaker, allemaal vergezeld van hun vrouwen. De stemming onder de menigte was vreemd. Gewoonlijk werd er genoten van een ophanging. De terdoodveroordeelde was meestal een dief, en de mensen hadden een grondige hekel aan dieven, omdat ze hun bezittingen met veel moeite verworven hadden. Maar bij deze dief lag het anders. Niemand kende de man en niemand wist waar hij vandaan

↑ Bekijk de filmpjes.

b Met welk doel zouden reclamemakers de geschiedenis van het product betrekken in hun reclamespotje?

c Hoe leeft de geschiedenis van abdijen verder in onze collectieve herinnering?

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 52.

kwam. Hij had zijn misdaad niet hier gepleegd, maar in het klooster dat twintig mijl hiervandaan lag. En hij had een met juwelen bezette miskelk ontvreemd, een zo kostbaar voorwerp dat het vrijwel onmogelijk te verkopen was - dat was toch anders dan de diefstal van een gerookte ham, een nieuw mes of een gordel, waardoor iemand persoonlijk schade leed. Ze konden deze man niet haten, omdat ze niet betrokken waren bij zijn misdaad. Er werd wel gejoeld en gescholden toen hij het marktplein opgereden werd, maar het klonk niet erg overtuigend, en alleen de kleine jongens bespotten hem met overgave. (…)

De rode kaders helpen je te denken als een echte historicus.

Historische kernbegrippen vallen extra op door de stippellijn. Je vindt die woorden ook achteraan terug bij de synthese of in de Histokit.

De ossenkar hield stil onder de galg. De baljuw van de sheri klom op de kar en greep de strop vast. De gevangene probeerde zich los te worstelen. De jongens juichten - ze zouden teleurgesteld zijn als de veroordeelde kalm bleef. De bewegingen van de man werden belemmerd door de touwen waarmee hij aan polsen en enkels geboeid was, maar hij bewoog zijn hoofd heftig heen en weer om de strop te ontwijken. 02f LEESSTRATEGIEËN

9 Starten met Sapiens 3
© Album / Fine Art Images
1: Waarin
de
van de hedendaagse
Hoofdstuk 1: Maak kennis met de man van Milaan 21
Uitbreiding
verschilde
middeleeuwse
rechtspraak?
1
De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 44
Hoofdstuk 2:

het onlineleerplatform bij Sapiens 3

Leerstof kun je inoefenen op jouw niveau.

Je kunt vrij oefenen en de leerkracht kan ook voor jou oefeningen klaarzetten.

Hier vind je de opdrachten terug die de leerkracht voor jou heeft klaargezet.

Hier kan de leerkracht toetsen en taken voor jou klaarzetten.

Benieuwd hoever je al staat met oefenen en opdrachten? Hier vind je een helder overzicht van je resultaten.

Hier vind je het lesmateriaal per hoofdstuk. Je vindt er allerlei soorten bronnen, filmmateriaal enzovoort. Daarnaast zijn er ook ontdekplaten waarmee je zelf aan de slag kunt gaan. Ga op ontdekkingstocht en voer de opdrachten uit!

10 Diddit: het onlineleerplatform bij Sapiens 3
©VANIN

Maak kennis met de man van Milaan

©VANIN

Hoofdstuk

1© De Vanna, L., 2015. La sequenza stratigrafica degli scavi archeologici di Piazza Sant'Ambrogio a Milano & Imageselect

In het centrum van Milaan werd in 2015 een skelet van een jonge man van 1,57 meter lang opgegraven. De man had botbreuken in zijn scheenbenen en onderarmen, een verwonding door een steekwapen in zijn wervelkolom en een ernstige kwetsuur aan het achterhoofd. Opvallend was dat de botbreuken links en rechts identiek waren. Uit onderzoek bleek dat het skelet dateerde uit de periode tussen 1290 en 1430. Naast het skelet vond men nog twee metalen gespen om iets mee vast te maken. De naam van de man weten we voorlopig niet, daarom noemen wij hem gewoon de man van Milaan.

11 ↑

Wat weet je al? I

In Sapiens 1 en 2 leerde je al hoe je historische bronnen onderzoekt. Onderzoek de bron op het titelblad van dit hoofdstuk. Doorloop de vier stappen die je volgt bij het redeneren met en over bronnen. 02

search Stap 1: Ik verzamel informatie over de bron.

✓ Bespreek klassikaal welke vragen je bij deze stap moet stellen. Beantwoord die vragen.

search Stap 2: Ik bestudeer de bron aandachtig.

✓ Beschrijf klassikaal de uiterlijke kenmerken van de bron.

search Stap 3: Ik denk na over de bron.

De twee vorige jaren leerde je al dat een bronnenstudie opgebouwd is rond een historische vraag, maar die is er nu nog niet.

✓ Bedenk zelf een historische vraag over de bron. In je Histokit vind je daarvoor een geheugensteuntje.

✓ Wanneer je bronnen onderzoekt, stel je er kritische vragen bij. Formuleer klassikaal een aantal kritische vragen over de vondst van het skelet. Neem een kijkje in je Histokit als je niet meteen vragen kunt bedenken.

search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.

✓ Bekijk op p. 13 of de historische vraag die je hebt bedacht aan bod komt.

II

Wat weet je nog niet?

In dit hoofdstuk herhaal je kennis en een aantal vaardigheden die je de vorige jaren leerde, zoals bronnen bestuderen, leesstrategieën gebruiken, in tijd en ruimte situeren en de maatschappelijke domeinen toepassen.

✓ Je blikt vooruit naar de hoofdstukken die je in Sapiens 3 zult bestuderen (HV1).

✓ Je onderzoekt de moord op de man van Milaan: je situeert het skelet in de tijd en de ruimte (HV1 en HV2) en ontdekt waarom hij de doodstraf kreeg (HV3).

✓ Daarna leer je waar het negatieve beeld van de middeleeuwen vandaan kwam (HV4 en U1).

Hoofdstuk 1: Maak kennis met de man van Milaan 12
BRONNENSTUDIE 1
01 HISTORISCHE VRAGEN 02i BRONNEN EVALUEREN
©VANIN

Op onderzoek III

Historische vraag 1: Wanneer leefde de man van Milaan?

Uitbreiding 1: Waarin verschilde de middeleeuwse van de hedendaagse rechtspraak?

Historische vraag 2: Waar leefde de man van Milaan?

Bekijk de routekaart. Welke andere historische vragen roept het skelet op de titelpagina nog bij je op?

Historische vraag 3: Waarom kreeg de man van Milaan de doodstraf?

Historische vraag 4: Welke mythe over de middeleeuwen ontstond er aan het einde van die periode?

Conclusie: Beantwoord de historische vragen.

HISTORISCHE VRAGEN

Hoofdstuk 1: Maak kennis met de man van Milaan 13
01
©VANIN

Historische

vraag

1: Wanneer leefde de man van Milaan?

1 Situeer de man van Milaan in de tijd.

a Trek een pijl van de foto van de man van Milaan naar de juiste plaats op de tijdlijn.

b Vul in de kaders bij de tijdlijn de namen van de periodes in.

c Vorig jaar leerde je dat het jaar 476 een belangrijke symbolische datum aan het einde van de klassieke oudheid was. Wat gebeurde er in dat jaar?

d Het jaar 1492 wordt vaak gebruikt als symbolische datum voor het einde van de middeleeuwen. Toen kwam Columbus aan op de Caraïben in Amerika. Noteer de symbolische data die de middeleeuwen afbakenen in de kaders bij de tijdlijn.

e In Vlaanderen zijn 476 en 1492 de meest gehanteerde symbolische begin- en einddatum. Maar we kunnen ook andere begin- en einddata gebruiken. Zoek er een aantal op via het internet en bespreek ze klassikaal.

f Verklaar waarom we in Sapiens steeds afgeronde jaartallen als scharniermoment gebruiken.

GESCHIEDENIS

geboorte van Jezus Christus

Hoofdstuk 1: Maak kennis met de man van Milaan 14
ca.3,5miljoenv.C. ca.800v.C. ca.500 ca.1500ca.18001945 1 ca.3500v.C.
04
ONLINE OPZOEKEN
02c TIJDLIJN ©VANIN
© De Vanna, L., 2015. La sequenza stratigrafica degli scavi archeologici di Piazza Sant'Ambrogio a Milano & Imageselect

2

We situeren de middeleeuwen nu op de tijdlijn. We delen ze op in drie periodes: vroege, hoge en late middeleeuwen. We gebruiken die indeling om continuïteit en verandering te kunnen onderzoeken. In de volgende hoofdstukken leer je periodiseringen vanuit andere samenlevingen. Omcirkel één of meerdere periodes waarin we de man van Milaan kunnen situeren.

©VANIN

HOOFDSTUK 2

De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000)

Het West-Romeinse rijk maakte plaats voor de Germaanse koninkrijken.

Het christendom verspreidde zich naar alle uithoeken van Europa.

HOOFDSTUK 3

HOOFDSTUK 5

De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250)

De agrarische en stedelijke samenleving: voor het eerst sinds de klassieke oudheid ontstonden er grote stedelijke centra in West-Europa.

HOOFDSTUK 6

De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500)

De heilige strijd: West-Europese christenen botsten met niet-westerse culturen.

Het Byzantijnse rijk, erfgenaam van de klassieke oudheid (ca. 400 - ca. 1450)

Het Oost-Romeinse rijk hield veel langer stand dan het West-Romeinse rijk.

HOOFDSTUK 4

Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250)

De islam ontstond in Arabië en verspreidde zich naar Azië, Noord-Afrika en Zuid-Europa.

3

HOOFDSTUK 7

De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500)

De tijd van crisis en bloei: de pest veroorzaakte chaos in Europa terwijl vorsten hun rijken probeerden uit te breiden.

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 25.

Hoofdstuk 1: Maak kennis met de man van Milaan 15 VROEGE MIDDELEEUWEN HOGE MIDDELEEUWEN LATE MIDDELEEUWEN ca.500 ca.1000 ca.1500 ca.1250
02c TIJDLIJN KLASSIEKE OUDHEID MIDDELEEUWEN VROEGMODERNE TIJD GESCHIEDENIS ca.3,5miljoenv.C. ca.800v.C. ca.500 ca.1500ca.18001945 HEDENDAAGSE TIJD MODERNE TIJD 1 ca.3500v.C.
PREHISTORIE
OUDE NABIJE OOSTEN

Historische vraag 2:

Waar leefde de man van Milaan?

In de eerste graad leerde je al situeren in de ruimte. Dat doen we ook in het derde jaar. In deze oefening situeren we de man van Milaan op een kaart van Europa. In je Histokit vind je een Europese kaart die je daarbij kan helpen.

1

Zoek in een atlas of online op waar Milaan ligt en verbind de middeleeuwse plattegrond met de juiste plaats op de kaart van Europa.

Regio’s in het hedendaagse

Europa

Middeleeuwse kaart van Milaan uit de 15e eeuw. ↑

Historisch denken: West-Europees en westers

We gebruiken in Sapiens het structuurbegrip West-Europees om de regio te omschrijven waartoe ook het huidige België behoort. Op de kaart zie je de hedendaagse landen die tot West-Europa behoren. De territoriale invulling en grenzen veranderen vaak doorheen de geschiedenis. Je kunt daarom geen vaste grens rond een regio bepalen. Van West-Europees is ook het begrip westers afgeleid. Dat is geen geografisch begrip, maar het verwijst wel naar de cultuur of politiek van een aantal (West-)Europese landen. In de volgende hoofdstukken vergelijken we twee niet-westerse samenlevingen met de samenleving in West-Europa: de Byzantijnse en de Arabische samenleving.

2

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 25.

Hoofdstuk 1: Maak kennis met de man van Milaan 16
© DEA PICTURE LIBRARY 02d KAARTEN
04 ONLINE OPZOEKEN
©VANIN

Historische

vraag 3:

Waarom kreeg de man van Milaan de doodstraf?

Op p. 12 begon je een bronnenstudie over de man van Milaan. De kans is groot dat je daar een historische vraag hebt gesteld die lijkt op historische vraag 3. We vergelijken het skelet nu met informatie uit een krantenartikel om die vraag op te lossen.

Historisch denken: historische bronnen onderzoeken

In Sapiens onderzoek je historische bronnen en stel je er kritische vragen over. Je leerde vorig jaar al dat je dat stapsgewijs doet. Eerst verzamel je informatie over een bron en daarna bekijk of lees je ze aandachtig. In de derde stap denk je na over de bron. We noemen die stap de interpretatie. In de eerste graad leerde je al dat je bijvoorbeeld de betrouwbaarheid, bruikbaarheid en representativiteit van de bron evalueert. In Sapiens 3 leer je nog andere denkvragen bij het interpreteren van bronnen. In de Histokit vind je de vragen die je helpen om bronnen te interpreteren.

1

Bekijk en bespreek klassikaal het stroomschema historische beeldvorming uit je Histokit.

vraag stellen verleden

bronnenstudie

stap 2: observeren stap 1: verzamelen

historische vragen

bronnen identificeren

lees- en kijkstrategieën toepassen betrouwbaarheid, bruikbaarheid, representativiteit evalueren bronnen contextualiseren

presentatie evalueren 02j stap 3: interpreteren

constructie beeldvorming beargumenteren

geschiedenis

stap 4: vraag beantwoorden

Hoofdstuk 1: Maak kennis met de man van Milaan 17
02h CONTEXTUALISEREN 02i BRONNEN EVALUEREN
01 02a 02f+g 02h 02i 02k+l+m+n 02
historische
©VANIN

2

Herneem de bronnenstudie van p. 12. Stap 1 en 2 zijn al voltooid, dus ga verder met stap 3.

a Lees het krantenartikel. Gebruik de juiste leesstrategie.

b Onder zoek waarom de man van Milaan de doodstraf kreeg. Vul de antwoorden aan in de bronnenstudie op p. 19.

©VANIN

Middeleeuws skelet lijkt slachtoffer van radbraking

Symmetrische breuken in armen en benen van een

Italiaans skelet wijzen erop dat het slachtoffer is geradbraakt.

Het slachtoffer werd op een wiel gelegd, waarna zijn ledematen met een zwaar voorwerp werden gebroken.

Hier is een vakkundige beul aan het werk geweest.

De botten in de linker- en rechteronderarm en het linker- en rechteronderbeen van het skelet zijn op precies dezelfde plek gebroken.

Deze ongelukkige, concluderen onderzoekers van de universiteit van Milaan in het Journal of Archaeological Science, is waarschijnlijk om het leven gekomen door radbraken.

Hij is in het middeleeuwse Milaan op een wiel gelegd, waarna zijn botten zijn gebroken met een zwaar voorwerp. Schade aan een ruggenwervel en zijn hoofd laat zien dat hij uiteindelijk stierf door steken in de buik en een - mislukte - poging tot onthoofding. De man is het vroegste tot nu toe aangetroffen slachtoffer van het rad in Italië, aldus de auteurs.

1,57 meter groot

Het skelet dat het Italiaanse team onderzocht, is gevonden op een kerkhof onder de Piazza

Sant’Ambrogio in Milaan, nabij de gelijknamige kerk. In totaal lagen er lichaamsresten van 56 mensen, teruggaand tot de 1e eeuw na Christus.

De stoffelijke resten van het slachtoffer zijn, zo blijkt uit koolstofdatering, van tussen 1290 en 1430 - de late middeleeuwen dus. Onderzoek van de botten wees verder uit dat het ging om een man van tussen 17 en 20 jaar oud, die 1,57 meter lang was.

Geen veldslag

De verwondingen komen overeen, stellen de auteurs, met de gevolgen van radbraken zoals die in historische documenten zijn omschreven. Het slachtoffer werd op een wiel gelegd, waarna zijn ledematen met een zwaar voorwerp werden gebroken. Zijn armen en benen werden vervolgens tussen de spaken van het wiel gevouwen, waarna martelwerktuig en gemartelde boven op een paal werden bevestigd, om aan de menigte getoond te worden. Hierna maakte de beul met een zwaard of bijl een eind aan het lijden.

Volgens de onderzoekers lijkt het er niet op dat de jongeman tijdens een gevecht of een veldslag om het leven is gekomen. Daarvoor zijn de wonden te zorgvuldig toegebracht op zeer specifieke plekken. Daarenboven zijn bij de andere middeleeuwse skeletten in het graf geen verwondingen aangetroffen, iets wat je zou verwachten als er slachtoffers van een militair treffen waren begraven.

Het radbraken kent een lange geschiedenis, die in Europa in ieder geval teruggaat tot de oude Grieken. Aristophanes schreef erover in zijn komedie Ploutos. In de jaren van het

Hoofdstuk 1: Maak kennis met de man van Milaan 18
02f LEESSTRATEGIEËN
© Soest Stadsarchiv

vroege christendom stierven nogal wat (latere) heiligen de martelaarsdood op het rad. In de middeleeuwen werd het radbraken een straf voor de ergste misdaden: vadermoord, verkrachting en het verspreiden van dodelijke ziektes. Bij dit skelet is sprake geweest van het laatste, vermoeden de onderzoekers.

Freak

In de laatste alinea van het artikel speculeren de auteurs waarom de ‘mensenrechten’ van het

slachtoffer ‘geschonden’ zijn. Uit zijn geringe lengte (11 centimeter minder dan normaal voor die tijd), afwijkingen aan zijn gebit en verdikkingen van sommige delen van het skelet leiden de onderzoekers af dat zijn bijzondere voorkomen van hem mogelijk een ‘freak’ maakte die door een woedende menigte was ‘geofferd’ als een verspreider van de pest. ‘Vanuit dit standpunt bekeken is deze zaak niet alleen een eenvoudige kwestie van interpersoonlijk geweld, maar is het misschien ook een tragisch geval van discriminatie.’

Uit: B. Funnekotter, ‘Middeleeuws skelet lijkt slachtoffer van radbraking’, De Standaard, 19 september 2019.

search Stap 3: Ik interpreteer de bron.

✓ Wetenschappers hebben het skelet geïnterpreteerd. Welke hypothese geven zij voor de manier waarop de man van Milaan om het leven kwam?

✓ Geef minstens twee argumenten die aantonen dat de hypothese van de wetenschappers betrouwbaar is.

✓ In het artikel staat dat in de middeleeuwen radbraken een straf voor de ergste misdaden was: vadermoord, verkrachting en het verspreiden van dodelijke ziektes. Welke twee maatschappelijke domeinen beïnvloeden elkaar hier? Leg ook uit hoe ze elkaar beïnvloeden.

search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.

02e MAATSCHAPPELIJKE DOMEINEN

✓ Waarom kreeg de man van Milaan de doodstraf? Noteer de hypothese die de onderzoekers in het artikel naar voren schuiven bij de conclusie op p. 25.

Hoofdstuk 1: Maak kennis met de man van Milaan 19
©VANIN

Historische vraag 4:

Welke mythe over de middeleeuwen ontstond er aan het einde van die periode?

Historisch denken: beeld- en mythevorming

Het filmpje van Monthy Python geeft geen correct beeld van de middeleeuwen: het is een karikatuur. De middeleeuwen worden als periode heel vaak negatief benaderd. Men brengt ze in beeld als een gewelddadige periode van onwetendheid waarin mensen honger leden, wegkwijnden door ziektes of omkwamen in zinloze oorlogen. Het bijvoegelijk naamwoord ‘middeleeuws’ staat vandaag volgens het woordenboek Van Dale zelfs synoniem voor ‘heel erg ouderwets en achterlijk’. Vorige jaren bestudeerde je de beeld- en mythevorming over het verleden en daar ga je dit jaar mee door. Als bijvoorbeeld leraren, ouders of politici een verkeerd beeld vaak genoeg herhalen, dan kan een mythe ontstaan: een foutief beeld over het verleden. Het beeld van de duistere middeleeuwen is zo’n mythe.

1

Lees de bronnen en beantwoord de vragen. Maak gebruik van het stappenplan bronnenstudie uit je Histokit.

a Omcirkel bij elke bron de situering in de tijd.

b In welke twee periodes kun je de bronnen situeren?

c Markeer in elke bron alle woorden die wijzen op een negatieve ondertoon.

‘Het is mijn lot om te leven in deze verwarrende tijd. Maar voor jou, beste lezer, hoop ik dat je lang na mij zult leven, in een beter tijdperk. Deze slaap van vergeetachtigheid zal niet eeuwig blijven duren. Wanneer deze duisternis wegtrekt, kunnen onze nakomelingen terugkomen in een stralende tijd.’

15e-eeuws portret van de humanist Petrarca, door de Italiaan Giovanni Bellini. ↑

Vrije vertaling van Africa van Francesco Petrarca, 1343, Avignon. De Italiaanse geleerde Petrarca (1304 1374) geloofde dat de geschiedenis kan worden opgedeeld in twee grote periodes. De eerste periode was de klassieke tijd, met de Griekse en Romeinse beschaving. In de 15e eeuw werd het idee gangbaar van de middeleeuwen als een lange duistere periode vanaf het einde van het Romeinse rijk.

Hoofdstuk 1: Maak kennis met de man van Milaan 20
© Granger
Bekijk het filmpje. Bron 1:
©VANIN

Bron 2:

‘Het nieuwe tijdperk dat toen begon, kon vanwege zijn hardheid, laagheid en overvloedige kwaad, ook wel de ‘donkere eeuwen’ worden genoemd, te meer vanwege het gebrek aan geschreven bronnen.’

17e-eeuws schilderij van kardinaal Caesar Baronius, schilder onbekend.

Vrije vertaling van Annales Ecclesiastici van kardinaal Caesar Baronius, 1607, Rome. De Italiaanse kardinaal en kerkhistoricus Baronius (1538 - 1607) was de eerste die de term ‘donkere eeuwen’ gebruikte om de periode na Karel de Grote tijdens de vroege middeleeuwen te beschrijven. Later ging men de term zelfs voor de hele periode van de middeleeuwen gebruiken. Daarop kwam kritiek van geschiedschrijvers. Eerst bewezen die dat de hoge en late middeleeuwen heel anders waren dan de vroege middeleeuwen. En volgens hedendaagse historici is de term ook niet van toepassing voor de vroege middeleeuwen.

2

In dit hedendaags krantenartikel associeert de schrijver middeleeuws opnieuw met iets negatiefs. Wat bedoelt de schrijver hier met middeleeuws?

ACV hekelt ‘middeleeuwse toestanden’ in Brugse gevangenis

Omdat de lijst met herstellingswerken blijft aandikken in de gevangenis van Brugge en de problemen niet worden aangepakt, wordt er amper nog voldaan aan de basisbehoeften van de gedetineerden. Dat hekelt ACV in een mededeling. De vakbond spreekt van ‘middeleeuwse toestanden’.

Uit: ‘ACV hekelt ‘middeleeuwse toestanden’ in Brugse gevangenis’, 16 januari 2019, www.knack.be. Bron: Belga (Dit artikel werd gereproduceerd met toestemming van de uitgever, alle rechten voorbehouden.)

3

Vul het schema aan op basis van de bronnen en het kader historisch denken.

schrijvers einde middeleeuwen + vroegmoderne tijd

mythe van vaak herhaald

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 25.

Hoofdstuk 1: Maak kennis met de man van Milaan 21
4
© The Picture Art Collection / Alamy
00 STROOMSCHEMA ©VANIN

Uitbreiding 1:

Waarin

verschilde de middeleeuwse van de hedendaagse rechtspraak?

Als je vandaag een misdrijf zoals een diefstal of een moord pleegt, dan wordt er een onderzoek of proces ingesteld door een onafhankelijke rechtbank en rechters. Die bepalen niet alleen of je schuldig bent, maar ook welke straf je krijgt. Je hebt als dader ook altijd recht op een raadsheer, een advocaat die jou verdedigt en dus opkomt voor jouw rechten. In een rechtstaat als België moet jouw schuld immers bewezen worden. In ons land maakt men vooral gebruik van straffen als geldboetes of gevangenisstraffen. Omdat mensenrechten belangrijk zijn, wordt de doodstraf in België niet meer toegepast. In de middeleeuwen verliep rechtspraak heel anders. In het boek Pilaren van de aarde krijg je een beeld van die middeleeuwse rechtspraak.

↑ Middeleeuwse voorstelling van een ophanging, Frankrijk, 14e eeuw, uit Grandes Chroniques de France.

©VANIN

1

Lees de tekst en beantwoord de vragen op p. 23-24. Bespreek klassikaal welke zoekstrategie je het best gebruikt.

Ze waren allemaal aanwezig geweest bij de rechtszitting, die de vorige dag gehouden was in het schip van de kerk. De priester had de dief op heterdaad betrapt, de monnik wist dat de zilveren miskelk eigendom van het klooster was, de ridder was de heer van deze dief, en hij had verklaard dat de man zonder toestemming weggelopen was. De sheriff had de misdadiger ter dood veroordeeld. Toen ze langzaam de heuvel afkwamen, verzamelden de andere stadsbewoners zich rond de galg. De laatsten die op het marktplein verschenen waren de belangrijke burgers: de slager, de bakker, twee leerlooiers, twee smeden, de messenmaker en de pijlenmaker, allemaal vergezeld van hun vrouwen. De stemming onder de menigte was vreemd. Gewoonlijk werd er genoten van een ophanging. De terdoodveroordeelde was meestal een dief, en de mensen hadden een grondige hekel aan dieven, omdat ze hun bezittingen met veel moeite verworven hadden. Maar bij deze dief lag het anders. Niemand kende de man en niemand wist waar hij vandaan

02f

LEESSTRATEGIEËN

kwam. Hij had zijn misdaad niet hier gepleegd, maar in het klooster dat twintig mijl hiervandaan lag. En hij had een met juwelen bezette miskelk ontvreemd, een zo kostbaar voorwerp dat het vrijwel onmogelijk te verkopen was - dat was toch anders dan de diefstal van een gerookte ham, een nieuw mes of een gordel, waardoor iemand persoonlijk schade leed. Ze konden deze man niet haten, omdat ze niet betrokken waren bij zijn misdaad. Er werd wel gejoeld en gescholden toen hij het marktplein opgereden werd, maar het klonk niet erg overtuigend, en alleen de kleine jongens bespotten hem met overgave. (…)

De ossenkar hield stil onder de galg. De baljuw van de sheriff klom op de kar en greep de strop vast. De gevangene probeerde zich los te worstelen. De jongens juichten - ze zouden teleurgesteld zijn als de veroordeelde kalm bleef. De bewegingen van de man werden belemmerd door de touwen waarmee hij aan polsen en enkels geboeid was, maar hij bewoog zijn hoofd heftig heen en weer om de strop te ontwijken.

Hoofdstuk 1: Maak kennis met de man van Milaan 22 © Album / Fine Art Images

De baljuw, een zwaargebouwde man, deed een stap achteruit en gaf de veroordeelde een harde stomp in zijn maag. De man sloeg dubbel en nu kon de baljuw de strop over zijn hoofd doen en de knoop controleren. (…)

Op dat moment begon de veroordeelde te zingen. (…)

Terwijl de veroordeelde zong, keek hij strak naar iemand in het publiek. Geleidelijk weken de mensen opzij, zodat degene die aangekeken werd voor iedereen te zien was. Ze was een meisje van ongeveer vijftien jaar. (…)

Toen het zingen verstomde, keek de sheriff naar de baljuw en knikte. De baljuw riep: ‘Vort!’ en met een eindtouw geselde hij de flank van de os. De voerman liet zijn zweep knallen. De os stapte naar voren, en de man op de kar wankelde. De os trok de kar weg. Het touw werd strak getrokken en met een droge knal brak de nek van de veroordeelde. (…)

Er weerklonk een schrille kreet en iedereen keek naar het meisje. Zij had geen kreet geslaakt, maar de vrouw van de messenmaker naast haar. Het meisje was wel de oorzaak van de schreeuw. Ze was voor de galg op haar knieën gevallen, met haar armen naar voren gestrekt, alsof ze een vervloeking zou uitspreken. De omstaanders weken angstig achteruit,

want iedereen wist dat vervloekingen van iemand die onrecht wordt aangedaan veel kracht hebben, en iedereen had het vage vermoeden dat er iets niet in de haak was met de ophanging. De kleine jongens werden doodsbang. Het meisje richtte haar hypnotische blik op de drie vreemdelingen, de ridder, de monnik en de priester, en toen sprak ze haar vervloeking uit, zo luid dat de woorden leken te galmen: ‘Ik vervloek jullie met ziekte en zorgen, met honger en pijn, jullie huizen zullen verteerd worden door het vuur, jullie kinderen zullen aan de galg sterven, jullie vijanden zal het goed gaan, en jullie zullen oud worden in droefheid en spijt, en jullie zullen een vreselijke doodstrijd hebben ...’ Terwijl ze de laatste woorden uitsprak, reikte het meisje naar een zak die naast haar op de grond stond en ze haalde daar een levende haan uit. Een mes leek uit het niets in haar hand te verschijnen, en met een snelle beweging sneed ze de kop van het dier af. Het bloed spoot uit het lijf van de haan die ze met een felle beweging naar de zwartharige priester smeet. De haan viel voor hem op de grond, maar de priester werd bespat door het bloed, evenals de monnik en de ridder die naast hem stonden. De mannen wendden zich vol walging af, maar tevergeefs, want het bloed besmeurde hun gezicht en kleding. Het meisje kwam overeind en vluchtte weg.

Uit: K. Follet, Pilaren van de aarde. Amsterdam, Uitgeverij Unieboek, 2009.

Pilaren van de aarde is een populaire historische roman over de bouw van een kathedraal in een fictieve Engelse stad.

Vergelijk het middeleeuwse proces in dit verhaal met een hedendaagse rechtszitting. 2

In dit verhaal Vandaag

Waar wordt de rechtszitting gehouden?

Wie verdedigt de verdachte?

Welke straf krijgt de verdachte?

Hoofdstuk 1: Maak kennis met de man van Milaan 23
©VANIN

3

Beargumenteer of het verhaal bijdraagt aan de positieve dan wel aan de negatieve beeldvorming van de middeleeuwen.

Het draagt bij aan de positieve / negatieve beeldvorming van de middeleeuwen, want

4 a Markeer met blauw de straffen die middeleeuwers meestal kregen.

Trevor Dean beschrijft de middeleeuwse rechtspraak heel anders dan het verhaal dat je net las.

b Markeer met groen wie tijdens de middeleeuwen de doodstraf kreeg en waarom.

De meeste misdaden werden bestraft door een geldboete of een verbanning uit de gemeenschap. De doodstraf werd maar uitzonderlijk uitgesproken en was voorbehouden voor mensen die hardnekkig misdaden bleven plegen of voor moordenaars en verraders. Een openbare terechtstelling diende in de eerste plaats als waarschuwing. Het beeld van de middeleeuwen waarbij mensen aan de lopende band voor het minste vergrijp werden opgehangen of verbrand klopt niet.

Naar: T. Dean, Misdaad in de middeleeuwen. Amsterdam, Pearson Benelux, 2004.

Trevor Dean, de schrijver van dit werk, is professor middeleeuwse geschiedenis in Londen.

5

Zoek online informatie over de hedendaagse toepassing van de doodstraf. Kijk zeker ook op de website van Amnesty International.

a Geef drie voorbeelden van landen waar de doodstraf nog wordt uitgevoerd.

b Geef twee voorbeelden van straffen van heel lang geleden die vandaag nog altijd worden uitgevoerd.

Hedendaagse gaskamer uit Missouri, een van de staten in de VS die de doodstraf nog uitvoert.

6

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 25.

Hoofdstuk 1: Maak kennis met de man van Milaan 24
© Nagel Photography
↑ ↑
04 ONLINE OPZOEKEN ©VANIN

Conclusie IV

Antwoorden op de

onderzoeksvragen

Antwoord met volzinnen.

Historische vraag 1: Wanneer leefde de man van Milaan?

Historische vraag 2: Waar leefde de man van Milaan?

Historische vraag 3: Waarom kreeg de man van Milaan de doodstraf?

↑ Gebruik een schrijfkader als hulpmiddel bij HV1, HV2, HV3, HV4 en U1.

©VANIN

Historische vraag 4: Welke mythe over de middeleeuwen ontstond er aan het einde van die periode?

Uitbreiding 1: Waarin verschilde de middeleeuwse van de hedendaagse rechtspraak?

← Hedendaagse reconstructie van een middeleeuws dorp in het openluchtmuseum Archeon in Nederland. Tijdens de middeleeuwen waren alle regio’s in Europa agrarische samenlevingen. De meeste mensen woonden in kleine dorpen en leefden van de landbouw. In de vroege middeleeuwen waren er nauwelijks steden. De bevolking in steden uit de klassieke oudheid zoals Milaan nam af. Pas vanaf de hoge middeleeuwen ontstonden nieuwe stedelijke samenlevingen. Daarover leer je meer in hoofdstuk 5.

Hoofdstuk 1: Maak kennis met de man van Milaan 25

Synthese V

Situeren in de tijd en de ruimte

De middeleeuwen duurden ongeveer een millennium, van ca. 500 tot ca. 1500. Die periodisering is vooral voor West-Europa belangrijk.

476: einde WestRomeinse rijk

KLASSIEKE OUDHEID

VROEGE

Regio’s in het hedendaagse Europa

GESCHIEDENIS

1492: aankomst Columbus op de Caraïben

Schema

Historisch redeneren: beeldvorming over de middeleeuwen

schrijvers einde middeleeuwen + vroegmoderne tijd

negatief beeld over periode na 500

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

mythe van duistere middeleeuwen vaak herhaald

Bekijk de volledige schematische samenvatting bij het onlinelesmateriaal.

Hoofdstuk 1:
kennis met de man van
26
Maak
Milaan
MIDDELEEUWEN HOGE MIDDELEEUWEN LATE MIDDELEEUWEN ca.500 ca.1000 ca.1500 ca.1250
MIDDELEEUWEN VROEGMODERNE TIJD
ca.800v.C. ca.500 ca.1500ca.18001945 HEDENDAAGSE TIJD MODERNE TIJD 1
ca.3,5miljoenv.C.
ca.3500v.C.
PREHISTORIE
©VANIN

Samenvatting: Maak kennis met de man van Milaan

Wanneer je het verleden onderzoekt, situeer je bronnen steeds in de tijd en in de ruimte. Je onderzoekt die bronnen om er een historische vraag mee te beantwoorden. In dit hoofdstuk onderzocht je een skelet dat in 2019 werd opgegraven in Milaan. Het ging om een jonge man met ernstige botbreuken. Je onderzocht onder andere waarom hij vermoord werd. Het skelet bleek te dateren uit de periode tussen 1290 en 1430. Naast het skelet vond men twee metalen gespen om iets mee vast te maken. Onderzoek wees uit dat de man, die wij de man van Milaan noemen, gestorven was nadat hij werd geradbraakt. Die straf was ook voor de middeleeuwse rechtspraak eerder uitzonderlijk. Vermoedelijk kreeg hij de doodstraf omdat de mensen hem als een ‘freak’ zagen en dachten dat hij de pest verspreid had.

Historisch denken: beeld- en mythevorming

De middeleeuwen worden als periode vaak negatief in beeld gebracht. Het lijkt dan een periode van onwetendheid waarin mensen voortdurend honger leden, wegkwijnden door ziektes of omkwamen in zinloze oorlogen. Als bijvoorbeeld leraren, ouders of politici een verkeerd beeld vaak genoeg herhalen, dan kan de beeldvorming resulteren in een mythe. Het beeld van de achterlijke middeleeuwen is zo’n mythe: ze ontstond omdat geschiedschrijvers in de vroegmoderne tijd wilden tonen hoe anders ze waren dan de middeleeuwers.

Begrippen

Je leerde de volgende historische begrippen. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.

—economisch: landbouw

—politiek: rechtspraak (rechtbank, rechtstaat), territoriale invulling (grens)

HISTORISCHE BEGRIPPEN

—sociaal: agrarische samenleving, geweld, mensenrechten, oorlog, stedelijke samenleving

Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.

—chronologie

Hoofdstuk 1: Maak kennis met de man van Milaan 27
—eeuw —millennium —periode —stedelijk —tijdrekening —westers West-Europees 05
06
©VANIN
STRUCTUURBEGRIPPEN

Zelfevaluatie

In dit hoofdstuk leerde je over de man van Milaan. Dit zelfevaluatieformulier kan je helpen om te bepalen wat je al goed kunt en aan welke elementen je nog moet werken.

©VANIN

Dit kan ik … goed onvoldoende

HISTORISCH REFERENTIEKADER

Je kunt de drie periodes van de middeleeuwen op een tijdlijn plaatsen.

Je kunt de periode van de middeleeuwen met de scharnierdata aanduiden op een tijdlijn.

Je kunt een symbolische begin- en einddatum gebruiken bij het afbakenen van de middeleeuwen.

Je kunt verklaren waarom we scharnierdata het best afronden.

Je kunt de regio West-Europa aanduiden op de kaart van Europa.

Je kunt de structuurbegrippen in verband met tijd en plaats correct gebruiken: chronologie, eeuw, millennium, periode, stedelijk, tijdrekening, westers en West-Europees.

Je kunt bij de man van Milaan uitleggen welke wisselwerking er is tussen twee maatschappelijke domeinen.

HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN

Je kunt de stappen onderscheiden die je hanteert bij het bestuderen van historische bronnen (verzamelen, observeren, interpreteren, beantwoorden).

Je kunt met behulp van richtvragen uit de Histokit de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van een bron bepalen.

Je kunt een historische bron met een historisch werk vergelijken om zo de bron te interpreteren.

REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST

Je kunt verklaren waar het negatieve beeld van de middeleeuwen vandaan komt.

Je kunt verschillen beschrijven tussen hedendaagse en middeleeuwse rechtspraak.

En je kunt daarbij de begrippen mensenrechten en rechtstaat gebruiken.

Wat kan ik zelf nog doen om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?

Wat heb ik nog nodig van de leraar om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?

Hoofdstuk 1: Maak kennis met de man van Milaan 2828

Hoofdstuk

2De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) ©VANIN

Miniatuur met het doopsel van Chlodovech, illustratie uit het manuscript Vie de Saint Denys, 1317, Parijs. De Germaan Chlodovech (466 - 511), ook wel Clovis genoemd, was koning van de Franken. In een veldslag met de Alamannen leed hij zware verliezen. Zijn leger werd in de pan gehakt. Hij bad volgens geschiedschrijvers uit wanhoop tot de christelijke God van zijn vrouw Clothilde: ‘God van mijn vrouw, als je echt zo sterk bent als mijn vrouw beweert, kom me dan helpen! Als ik win, zal ik me bekeren tot het christendom!’ Waarna de Franken de veldslag wonnen. Rond het jaar 496 liet hij zich dopen in Reims. Later trokken alle Franse koningen naar Reims om daar gekroond te worden omdat Chlodovech er het doopsel ontvangen had en ze zichzelf als zijn opvolger zagen.

29

Wat weet je al? I

1

Vorig jaar leerde je hoe er een einde kwam aan het Romeinse rijk. Dat zit waarschijnlijk al ver in je geheugen.

a Bekijk de kernbegrippen. Probeer je te herinneren wat ze te maken hebben met het einde van het Romeinse rijk. Bespreek je antwoord met je buur.

Kies uit: migratie - burgeroorlogen - staatsgodsdienst - gesplitst - slaven - godsdienstvrijheid

b Noteer de begrippen op de juiste plaats in de tekst.

Het Romeinse rijk kwam ten einde door een reeks oorzaken binnen en buiten het rijk. Op politiek vlak kregen de Romeinen te maken met druk op de grenzen door van Germanen. Daardoor waren er extra soldaten nodig om die grenzen te helpen verdedigen. De generaals van die legers werden machtig en eisten politieke macht op in Rome. Dat leidde tot verschillende waardoor de macht van de Romeinse keizers afnam.

Dat had ook economische gevolgen, want de handel werd erdoor bemoeilijkt, waardoor er minder konden worden gebruikt. In de 4e eeuw stond keizer Theodosius een deel van de Germanen toe om zich binnen het Romeinse rijk te vestigen. Ook maakte hij in 380 van het christendom de officiële Romeinse , nadat de christenen al in 313 hadden gekregen. Na de dood van Theodosius in 395 werd het Romeinse rijk definitief in een oostelijk en een westelijk deel.

Gouden munt met weergave van Keizer Theodosius die regeerde van 379 tot 395. Gemunt in Rome, ca. 390.

II

Wat weet je nog niet?

In dit hoofdstuk maak je kennis met de samenleving tijdens de vroege middeleeuwen in West-Europa.

✓ Eerst situeer je de vroege middeleeuwen op de tijdlijn (HV1).

✓ Daarna leer je over de verschillen en gelijkenissen tussen de klassieke oudheid en de middeleeuwen. Je ontdekt daarbij hoe je historische bronnen beter kunt leren gebruiken door ze in hun historische context te plaatsen (HV2 en HV3).

✓ Vervolgens maak je verschillende bronnenstudies over de verspreiding van het christendom (HV4) en over keizer Karel de Grote (HV5).

✓ Tot slot onderzoek je het beeld dat we vandaag hebben van de Vikingen (U1).

Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 30 © www.biblelandpictures.com / Alamy
©VANIN

Op onderzoek III

Historische vraag 1: Waarom laten historici een nieuwe periode beginnen rond 500?

Historische vraag 2: Hoe Romeins waren de Germanen?

Bekijk de routekaart.

Een goede onderzoeksvraag leidt tot een onderzoek en kan niet zomaar met ja of neen beantwoord worden. Welke vraag op deze routekaart zondigt hiertegen?

Historische vraag 3: Waarin verschilde de vroegmiddeleeuwse samenleving in West-Europa van de Romeinse samenleving?

Historische vraag 4: Welke rol speelde de Kerk in de bekering van onze regio?

Uitbreiding 1: Hoe correct is het beeld van de Vikingen in de serie Vikings?

Historische vraag 5: Was Karel de Grote de ‘vader van Europa’?

Conclusie: Beantwoord de historische vragen.

Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 31
01
HISTORISCHE VRAGEN ©VANIN

Historische vraag 1:

Waarom laten historici een nieuwe periode beginnen rond 500?

Historici proberen het verleden begrijpelijk te maken door het op te delen in duidelijke periodes. Historici ‘kiezen’ een symbolische datum als scharniermoment tussen twee periodes. Rond zo’n datum verandert de samenleving sterk. In Sapiens wordt het jaar 500 gebruikt als scharniermoment voor het begin van de middeleeuwen, maar zoals je in hoofdstuk 1 al zag, had ook het jaar 476 als symbolische datum gebruikt kunnen worden. Het jaar 500 is vooral gemakkelijk te onthouden. Maar wat gebeurde er rond die tijd?

Bestudeer de kaart en maak de oefeningen op p. 33. Vorig jaar gebruikte je een stappenplan om historische kaarten te onderzoeken. Ondertussen weet je al welke stappen je moet zetten bij het bestuderen van historische kaarten. Heb je daar toch nog hulp bij nodig? Gebruik dan de kijkstrategieën in je Histokit.

Germaanse migratie (4e - 5e eeuw)

Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 32
1
02g KIJKSTRATEGIEËN
©VANIN

2

a De Hunnen waren een nomadische samenleving uit het Oosten die zich in de 5e eeuw in Europa vestigden. Rond 450, na eerdere mislukte missies in het Oost-Romeinse rijk, viel Hunnenkoning Attila het West-Romeinse rijk aan. Welke Germaanse stam werd volgens de kaart als eerste aangevallen waarna die werd opgenomen in het Hunnenleger?

b De Germaanse stammen werden eerst aangetrokken door de landbouwgronden en later werden ze opgejaagd door de Hunnen. Daarom migreerden ze vanaf de 4e eeuw naar het Romeinse rijk. In welk deel van het Romeinse rijk ontstonden vervolgens Germaanse koninkrijken?

c Welke Germaanse stam migreerde volgens de kaart het verst weg van zijn oorspronkelijke woonplaats?

d Welke Germaanse stammen kwamen volgens de kaart uiteindelijk aan in Rome, de hoofdstad van het West-Romeinse rijk?

e Welke symbolische datum wordt op de kaart gebruikt om het einde van het West-Romeinse rijk aan te duiden?

f Bekijk de structuurbegrippen voor verandering in je Histokit. Bespreek klassikaal welke begrippen van toepassing zijn op de kaart.

STRUCTUURBEGRIPPEN

De Fransen noemen Duitsland l’Allemagne. Die Franse benaming komt van de Alamannen, een stam die ook op de kaart staat. Vul de tabel aan met andere Germaanse volkeren die voortleven in de naam van hedendaagse landen of regio’s.

Germaans volk Hedendaags land of hedendaagse regio Franken Angelen

Saksen (Duitsland)

Jutland (Denemarken)

3 Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 52.

Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 33
06
©VANIN

Historische vraag 2:

Hoe Romeins waren de Germanen?

In de vorige historische vraag zag je dat de migratie van de Germanen voor grote veranderingen zorgde in het Romeinse rijk. De Germanen waren niet één specifiek volk, maar bestonden uit verschillende groepen die een paar overeenkomsten hadden. Binnen het Romeinse rijk leefde niet één volk, maar waren er veel culturen. Het was een multiculturele samenleving die sommige elementen van dezelfde ‘Romeinse’ cultuur deelde. Onderzoek met behulp van de bronnen in hoeverre Germaanse groepen de Romeinse tradities en gewoonten overnamen.

Historisch denken: bronnen contextualiseren

Om je een beeld te kunnen vormen van het verleden is het niet voldoende om de bronnen te lezen. Je weet al uit Sapiens 2 dat je een bron steeds moet beoordelen op betrouwbaarheid, bruikbaarheid en representativiteit.

Je moet ook de context kennen om de bron te kunnen interpreteren. Daarom stel je vragen zoals: Waarom werd de bron gemaakt? Wat wou de maker daarmee bereiken? Zo begrijp je beter de bedoelingen van de maker en/of de betekenis van de bron voor het doelpubliek. In je Histokit vind je richtvragen die je helpen om historische bronnen te contextualiseren. Het bijschrift bij een bron of bij het werk van hedendaagse historici is vaak een dankbaar hulpmiddel om de bronnen juist te contextualiseren. De ring hieronder vertelt je op het eerste zicht heel weinig. Pas als je het bijschrift leest, ontdek je wat een waardevolle historische bron het is. Het fragment van historicus István Bejczy helpt je om de bron nog beter te contextualiseren.

1

Bekijk het filmpje. Lees eerst de vragen.

a Welke drie bronnen geven historici een beeld van de vroege middeleeuwen?

Bekijk het filmpje.

b Welke soort historische bronnen zijn dat? Markeer het juiste antwoord. materiële bronnen / geschreven bronnen / visuele bronnen / mondelinge bronnen

c De conservator noemt de Merovingische periode een gouden tijd. Wat bedoelt ze daarmee?

Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 34
CONTEXTUALISEREN
02h
©VANIN

2

Hoe Romeins waren de Germanen? Bestudeer de zegelring van Childerik en de tekst van István Bejczy. Gebruik je Histokit indien nodig.

Bron 1:

← Replica van de gouden zegelring van Childerik I, in 1653 gevonden in een Frankisch grafveld in Doornik. De Germaanse koning van de Franken (436 - 482) is hier voorgesteld met een Romeinse uitrusting en lang haar, een typisch kenmerk voor de Germaanse samenleving. Boven de afbeelding staat in het Latijn: CHILDIRICI REGIS (Koning Childerik). De unieke zegelring geeft de status van Childerik aan. Met de ring kon hij documenten ‘ondertekenen’ door er zijn beeltenis in was op te zetten. Daarmee gaf hij gezag aan de documenten, zoals ook de Romeinen deden.

Bron 2:

De ‘volksverhuizingen’ en de val van het West-Romeinse rijk zijn dikwijls voorgesteld als dramatische gebeurtenissen die een einde maakten aan de antieke beschaving en de westerse wereld onderdompelden in uitzichtloze barbarij. Hedendaagse historici zien het anders en leggen juist de nadruk op de continuïteit van de geschiedenis. Germaanse heersers probeerden aan te sluiten bij de Romeinse beschaving waarmee zij al vertrouwd waren geraakt toen zij aan de rijksgrenzen leefden en die zij hadden gadegeslagen met een mengeling van bewondering en afgunst. Zij kwamen niet om de beschaving te vernietigen, maar om zich die toe te eigenen. (…) Op het gebied van politiek, godsdienst, literatuur en economie werden de Romeinse tradities zo veel mogelijk voortgezet (…) wat leidde tot een meer of minder vergaande versmelting van Romeinse en Germaanse elementen.

Uit: I. Bejczy, Een kennismaking met de middeleeuwse wereld. Bussum, Coutinho, 2009.

3

Doorloop het stappenplan van de bronnenstudie voor de zegelring van Childerik.

search Stap 1: Ik verzamel gegevens over de context. Gebruik zo nodig de hulpvragen uit je Histokit.

Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 35
02 BRONNENSTUDIE
©
©VANIN
Ashmolean Museum, University of Oxford

search Stap 2: Ik observeer de bron aandachtig.

✓ Bekijk de zegelring aandachtig en beschrijf wat je ziet.

search Stap 3: Ik interpreteer de bron.

✓ Onder zoek of de zegelring van Childerik een beeld geeft van hoe Romeins de Germanen waren. Lees ook bron 2. Evalueer de bruikbaarheid, betrouwbaarheid en representativiteit van de ring van Childerik.

✓ Kruis aan hoe bruikbaar de zegelring is om de historische vraag mee te beantwoorden.

niet bruikbaar bruikbaar

Geef een argument voor je keuze. Als dat niet meteen lukt, kun je in de Histokit terugvinden welke argumenten je kunt gebruiken en hoe je die kunt verwoorden.

©VANIN

BRONNEN EVALUEREN

✓ Kruis aan hoe betrouwbaar de zegelring is om de historische vraag mee te beantwoorden.

niet betrouwbaar betrouwbaar

Geef een argument voor je keuze. Ook hier kun je gebruikmaken van de Histokit als het niet meteen lukt.

✓ Vertoont de ring typische kenmerken van de Romeinse samenleving?

Ja / Nee, want

✓ Vertoont de ring typische kenmerken van de Germaanse samenleving?

Ja / Nee, want

search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.

↑ Bekijk het uitgewerkte voorbeeld.

✓ Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 52.

Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 36
02i

Historische vraag 3: Waarin verschilde de vroegmiddeleeuwse samenleving in West-Europa van de Romeinse samenleving?

1

Lees de tekst en beantwoord de vragen op p. 39-41. Gebruik de strategie voor intensief lezen in je Histokit.

©VANIN

Rond het jaar 500 kwam er een einde aan het West-Romeinse rijk. Toch betekende dat niet dat de Romeinse samenleving op alle vlakken ophield te bestaan in West-Europa. Op sociaal en cultureel vlak bleef de invloed van de Romeinse manier van leven doorwerken. Op politiek en economisch vlak deden er zich grotere veranderingen voor.

Politieke en religieuze macht

De kenmerken van het christendom uit de klassieke oudheid bleven in de middeleeuwen grotendeels bestaan. Je leerde vorig jaar al dat keizer Theodosius in 380 van het monotheïstische christendom de Romeinse staatsgodsdienst maakte. Toch bleef in de Romeinse tijd het christendom vooral beperkt tot sommige grote steden. In de middeleeuwen werd Europa grondiger bekeerd: missionarissen verspreidden het geloof ook naar gebieden waar mensen tot dan polytheïstisch waren. In gebieden waar er christenen waren, nam een bisschop de religieuze leiding op zich. Geleidelijk groeide de bisschop van Rome uit tot de leider van de christelijke levensbeschouwelijke organisatie: de Katholieke Kerk. Je kent die bisschop als de paus. De taal van de Kerk was de taal van Rome, het Latijn. Die taal bleef nog eeuwenlang de belangrijkste bestuurstaal in Europa.

Mozaïek met voorstelling van Petrus (midden), paus Leo III (links) en de Frankische koning Karel de Grote (rechts), 8e eeuw, Aken. Petrus was de belangrijkste apostel en was de eerste bisschop van Rome. Hij staat hier symbool voor de Kerk. Paus Leo III en Karel de Grote werkten nauw samen om nietchristelijke volken te bevechten. Als beloning kreeg Karel de keizerstitel van de paus.

Het Romeinse rijk kende voor de grootste periode uit haar bestaan vaste grenzen. Het rijk werd ook eeuwenlang bestuurd door een autocratische keizer. In de middeleeuwen veranderde die bestuurlijke organisatie geleidelijk. Het rijk verbrokkelde toen tal van kleinere koninkrijken ontstonden. De koning kon bijvoorbeeld stukken grond, vrijstelling van belastingen en bescherming geven aan predikers en bisschoppen. De Kerk kon de koning dan erkennen als rechtmatige heerser en vanuit grote steden het openbare leven organiseren.

De Germaanse stam van de Franken bekeerde zich in onze gewesten tot het christendom. Die stam migreerde al vanaf de 3e eeuw naar het Romeinse rijk. Ze woonden daar oorspronkelijk in een gebied ten oosten van de Schelde. Frankische krijgsheren namen geleidelijk de macht over van de plaatselijke Romeinse elite. Uiteindelijk kwam onze regio onder gezag van één Frankische familie. We noemen die familie de Merovingische dynastie, naar hun mythische stichter Merovech.

Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 37
02f LEESSTRATEGIEËN
© FALKENSTEINFOTO / Alamy ↑

De Franken werden niet geregeerd door de Romeinse keizer maar door koningen en hadden dus de monarchie als bestuursvorm. In de loop van de 6e eeuw breidden de Merovingische koningen hun macht steeds verder uit over de vroegere Romeinse provincie Gallië. Toch regeerden die koningen niet altijd het volledige Frankische territorium. Ze beschouwden het gebied immers als hun persoonlijke bezit en verdeelden het bij een erfenis gelijk onder de mannelijke erfgenamen. Daardoor kende het Frankische rijk regelmatig periodes waarbij het grondgebied verbrokkelde en was er minder politieke eenheid in het Frankische rijk dan in het Romeinse rijk.

Sociale en economische kenmerken

De aristocraten woonden niet meer in de stad, maar gingen op hun domein wonen. Zo konden ze hun landerijen besturen en beschermen. Dat was nodig omdat er geregeld plundertochten en invallen van vreemde volken waren. Op het domein leefden de mensen hoofdzakelijk van de landbouw en veeteelt. Rond het centrale hof lagen verschillende boerderijen die de boeren in opdracht van hun heer bewerkten. In tijden van nood stonden kleine, vrije boeren hun boerderij soms vrijwillig af aan een rijkere heer in ruil voor zijn bescherming. Veel boeren werden dan ook onvrij. Ze bewerkten land dat ze niet bezaten en hadden andere verplichtingen tegenover hun heer. In die gelaagde samenleving waren de mensen dus ongelijk.

In de loop van de vroege middeleeuwen ontstond er een vertrouwensrelatie tussen leden van de adel, waarbij de vorst vertrouwelingen aan zich bond door een eed van trouw. We noemen dat vazalliteit. De vertrouwelingen van de koning, vazallen genoemd, moesten de koning bijstaan in tijden van oorlog. In ruil voor hun trouw kregen de vazallen van hun leenheer soms een ambt of grond in leen.

Houtsnede uit een Engels handschrift, ca. 1000. Een koning met vazallen die zich onderdanig opstellen.

Byzantijns manuscript, 11e eeuw. De afbeelding toont de economische activiteit in de middeleeuwen: veeteelt (boven), visvangst (midden) en akkerbouw (onder). Het land was erg belangrijk voor de middeleeuwers en ze leefden in een agrarische samenleving.

In de Romeinse tijd bestonden er in vruchtbare gebieden grote boerderijen. Romeinse grootgrondbezitters uit de aristocratie lieten die bewerken door slaven. Ook in het Frankische rijk was grondbezit zeer belangrijk. Net als in het Romeinse rijk was dat de basis van de rijkdom en macht van de aristocratische grootgrondbezitters. De Frankische samenleving was een agrarische samenleving. In West-Europa woonde het grootste deel van de bevolking verspreid over het platteland en ze leefden van de landbouw. In de weinige steden woonden slechts enkele duizenden mensen. De handel en het gebruik van geld namen af. In het Frankische rijk evolueerde men dus van een geldeconomie naar een ruileconomie. Mensen leefden in kleinere groepen bij elkaar en voorzagen daarbij in hun eigen levensonderhoud.

Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 38
©
Granger © Granger
©VANIN

2

Oefen de historische begrippen. Welke begrippen horen bij welke verklaring? Vul in de tabel begrippen aan die vet groen of zwart staan in de leestekst.

Kernbegrip Hulpbegrip Verklaring

manier waarop mensen met eenzelfde geloof of met dezelfde visie op het leven zich organiseren

christelijke instelling van gelovigen, geleid door de paus, bisschoppen ...

iemand overtuigen om zich bij jouw religie aan te sluiten

geestelijke die aan het hoofd van een bisdom, een kerkelijk gebied, staat

geestelijke leider die aan het hoofd van de Katholieke Kerk staat

manier waarop een samenleving ingericht en bestuurd wordt

territorium, bv. gebied waarover bestuurd wordt

afbakening, bv. scheiding tussen twee gebieden

het uit elkaar vallen van het grondgebied in kleinere stukken

staatsvorm waarbij de vorst door erfopvolging wordt aangeduid

koning of edelman aan wie een vazal trouw zweert vertrouweling van een leenheer. De vazal kreeg een ambt of grond van de leenheer in ruil voor zijn trouw en diensten.

vertrouwensrelatie tussen een leenheer en een vazal als middel om een rijk te besturen en te verdedigen

verplaatsing van groepen mensen van de ene naar de andere plaats

samenleving waarin landbouw en veeteelt de belangrijkste economische sectoren zijn

samenleving waarbij niet alle mensen dezelfde kansen of rechten hebben (bv. standenmaatschappij)

toestand waarin mensen in de samenleving al dan niet dezelfde kansen en rechten hebben

Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 39
05
HISTORISCHE BEGRIPPEN
©VANIN

3

Vul het schema aan met begrippen uit de tekst.

©VANIN

meestal de koning

Dit systeem noemen we:

trouw

ambt

4

Ook in België is er een koning, maar de regering en de gekozen volksvertegenwoordigers hebben de echte macht. Bekijk het schema en het filmpje en maak de oefening bij het onlinelesmateriaal.

benoemt

koning

regering onder leiding van de eerste minister

voert

wetten uit

meerderheid vormt coalitie

oppositie controleert

↑ Bekijk het

parlement: 150 volksvertegenwoordigers

kiezen stemmen wetten

Belgische burgers (vanaf 18 jaar)

Dit is de manier waarop de bestuurlijke organisatie werkt in België op het federale niveau. Daarnaast heeft iedere deelstaat nog een eigen regering en parlement (het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap). Tijdens verkiezingen stemmen de Belgen op politieke partijen. Hoe meer stemmen, hoe meer zitjes een partij in het parlement krijgt. Wetten kunnen alleen door meer dan de helft van de parlementsleden aangenomen worden. Daarom moeten partijen samen een meerderheid vormen, ze vormen dan een coalitie. De partijen die in de minderheid zijn, noemen we de oppositie.

Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 40
vazal
filmpje.

5 Waren de vroege middeleeuwen een breuk met de klassieke oudheid? Zoek argumenten in de leestekst.

a Plaats je argumenten op de juiste plaats in de tabel.

02l

CONTINUÏTEIT EN VERANDERING

b Formuleer je argumentatie voluit als antwoord op de historische vraag. Vul je antwoord aan bij de conclusie op p. 52.

Continuïteit

Verandering: evolutie Verandering: breuk

6

Bestudeer de bronnen. Overleg mondeling wat je uit de bronnen kunt leren over de verhouding tussen de Romeinse en de Germaanse cultuur.

Romeinse mantelspeld (fibula) uit Oost-Europa, 3e eeuw. De fibula bestaat uit vijf schijfjes in een kruisvorm die zijn ingelegd met oorspronkelijk blauw, wit en rood email. De speld werd wellicht in de 3e eeuw gemaakt in OostEuropa en door een Romeinse soldaat naar hier gebracht en samen met hem begraven. De mantelspeld heeft een diameter van 5,9 cm en is 1,1 cm dik.

Gouden Merovingische mantelspeld (fibula) in de vorm van een schijf uit een vrouwengraf in Rosmeer (Limburg), 7e eeuw. De fibula bestaat uit goud, zilver, rode granaatstenen en gekleurd glas. Het kruisteken op de speld is één van de eerste getuigen van het christelijk geloof in onze streken na de Romeinen. De mantelspeld heeft een diameter van 6,4 cm.

Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 41 ↑
© Gallo-Romeins Museum Tongeren © Gallo-Romeins Museum Tongeren ©VANIN

Historische vraag 4: Welke rol speelde de Kerk in de bekering van onze regio?

West-Europa is heel geleidelijk op het christelijke geloof overgegaan. Dat gebeurde vanuit de steden die al in de Romeinse tijd bestonden. In die steden zetelden bisschoppen. Zij probeerden het volk te bekeren tot het christendom. Daarnaast waren er missionarissen actief die van plaats naar plaats trokken.

In deze opdracht onderzoek je een miniatuur met daarop een missionaris afgebeeld. Doorloop het stappenplan van de bronnenstudie en focus op het gericht kijken naar bronnen. Maak gebruik van de kijkstrategieën in je Histokit.

search Stap 1: Ik verzamel gegevens over de context.

✓ Identificeer de bron mondeling. Gebruik zo nodig de hulpvragen in je Histokit.

search Stap 2: Ik observeer de bron.

Oriënterend kijken

✓ Bekijk de miniatuur aandachtig.

✓ Beschrijf bondig wat je ziet.

Gedetailleerd kijken

✓ Lees het bijschrift.

✓ Schrijf de juiste namen en begrippen bij de afbeelding. Kies uit: Bonifatius - bijbel - aureool

Miniatuur, Sint-Bonifatius, het Heilige Doopsel toedienend en zijn marteldood, uit het sacramentarium van Fulda, ca. 975. Een sacramentarium is een gebedenboek. De heilige Bonifatius (672 - 755) was een Britse missionaris. Missionarissen richtten zich eerst tot de koning of tot de lokale heerser. Ze probeerden de lokale bewoners te overtuigen om af te zien van hun polytheïstische gewoonten. Bonifatius kreeg de steun van de Frankische koning om de Saksen (in het huidige Duitsland) te bekeren. Hij probeerde een christelijke toets te geven aan Germaanse gewoonten en ideeën. Bonifatius stichtte in 744 de abdij van Fulda en werd een jaar later aartsbisschop in Mainz. Tijdens een bekeringstocht in het Friese Dokkum werd hij vermoord.

Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 42
02g KIJKSTRATEGIEËN
©
↑ 1 ©VANIN
The Picture Art Collection
/
Alamy

search Stap 3: Ik interpreteer de bron.

✓ O verloop mondeling de hulpvragen in je Histokit en vul het antwoord op de vragen aan.

✓ Welke boodschap had de tekenaar van de bron voor zijn doelpubliek?

02h CONTEXTUALISEREN

©VANIN

✓ Welke doel had de tekenaar van de bron?

search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.

✓ Welke rol speelden missionarissen in de bekering van onze regio?

Wil je meer te weten komen over het kloosterleven?

Maak dan zeker de oefeningen bij het onlinelesmateriaal.

← Miniatuur uit De Regel van H. Benedictus, klooster van St-Gilles, 1129. In de vroege middeleeuwen werden in West-Europa tal van abdijen gesticht. Slechts weinig mensen in de middeleeuwse samenleving konden lezen of schrijven. Monniken vaak wel. In abdijen hielden monniken zich onder andere bezig met het overschrijven van boeken.

Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 43
© The Picture Art Collection / Alamy

Historisch denken: collectieve herinnering

Wanneer personen of gebeurtenissen uit het verleden niet alleen gekend zijn door historici, maar ook door de meeste andere mensen in de samenleving, dan spreken we over een collectieve herinnering. Verhalen in films en romans zorgen dat zaken uit het verleden blijven voortleven in de collectieve herinnering. Dat blijkt bijvoorbeeld ook uit namen van plaatsen of standbeelden in het straatbeeld: dat zijn vaak uitingen van een collectieve herinnering en ze zorgen ook dat die herinnering blijft voortleven.

2

Onderzoek hoe missionarissen via hedendaagse plaatsnamen voortleven in de collectieve herinnering. Vul in Google Maps de namen ‘Willibrord(us)’ en ‘Bonifatius’ in. Bespreek mondeling het resultaat.

3 a Welke gelijkenissen zie je tussen de filmpjes?

Onderzoek hoe abdijen en kloosters in Vlaanderen vandaag voortleven in de collectieve herinnering. Bekijk de filmpjes en beantwoord de vragen.

↑ Bekijk de filmpjes.

b Met welk doel zouden reclamemakers de geschiedenis van het product betrekken in hun reclamespotje?

4

c Hoe leeft de geschiedenis van abdijen verder in onze collectieve herinnering?

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 52.

Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 44
©VANIN

Historische vraag 5:

Was Karel de Grote de ‘vader van Europa’?

De Franken breidden hun rijk steeds verder uit. Ze werden geregeerd door koningen die hun grondgebied als hun persoonlijk bezit zagen. Meestal bleef de koninklijke macht binnen dezelfde dynastie. Van de 5e tot de 8e eeuw was dat de Merovingische dynastie. Van de 8e tot de 10e eeuw regeerden dan weer de Karolingers. Beide dynastieën zorgden voor een expansie van het Frankische grondgebied. De bekendste koning van de Karolingische dynastie was Karel de Grote. Hij wordt ook wel de vader van Europa genoemd, maar klopt die eretitel wel?

1 1

Bestudeer de kaart, het werk van historicus Jansen en de stamboom om de oefeningen te maken. Bleef het rijk van Karel bestaan? Markeer argumenten in de tekst die de vraag beantwoorden. 02g

KIJKSTRATEGIEËN

Het rijk van Karel de Grote na het verdrag van Verdun (843)

Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 45
©VANIN

Het rijk van Lodewijk, de zoon van Karel de Grote, kreeg al snel te maken met enkele problemen. Zo was het bestuursapparaat ontoereikend om zo’n groot rijk in stand te houden. (…) Tot slot viel het rijk ook uit elkaar. (…) In 817 besloot Lodewijk zijn oudste zoon Lotharius tot enige erfgenaam en keizer uit te roepen. Zijn andere zonen zouden slechts kleine gebieden krijgen na Lodewijks dood. Daarop brak een strijd los tussen de zonen van Lodewijk. (…) Pas in 843 kwam er in Verdun een verdelingsverdrag. Het westelijke deel van het Frankische rijk ging naar Karel de Kale, het oostelijke deel naar Lodewijk de Duitser. Het middenrijk met Italië en de keizerskroon ging naar Lotharius. (…) Uit de verdeling blijkt wel dat de drie broers bij de verdeling van Verdun niet hebben geprobeerd om volkeren met dezelfde taal bij elkaar te houden. Ze wilden zich eerder een even grote portie grondgebied toe-eigenen. Andere overwegingen lijken ze niet te hebben gehad. Anders zouden ze niet het rare langgerekte middenrijk hebben geschapen dat onverdedigbaar was en gedoemd om de twistappel te worden tussen Oost- en West-Frankenland en de daaruit gegroeide staten Duitsland en Frankrijk.

Naar: H.P.H. Jansen, Geschiedenis van de middeleeuwen. Amsterdam, Uitgeverij Het Spectrum, 2008.

Arnulf bisschop van Metz (612 - 628)

Chlodulfus bisschop van Metz

Pippijn van Landen hofmeier (623 - 629)

Pippijn van Herstal hofmeier van Austrasië (680 - 714) hofmeier van Neustrië (687 - 714)

Radbod koning van Frisia

Theudesinda Grimoald de Jongere hofmeier van Neustrië (697 - 714)

Theudoald hofmeier van Austrasië (714 - 715)

Drogo hertog van Champagne (690 - 708) hofmeier van Bourgondië (695 - 708)

Odilo hertog van Beieren (736 - 748)

Grimoald de Oudere hofmeier (643 - 656)

Childebert de Geadopteerde koning (656 - 662)

Karel Martel hofmeier (717 - 741)

Chiltrudis Karloman hofmeier (741 - 747)

Tassilo hertog van Beieren (748 - 788)

Childebrand

Pippijn de Korte hofmeier (741 - 751)

Karel I de Grote koning (768 - 814) keizer (800 - 814)

Grifo

Karloman I koning (768 - 771)

getrouwd met regeerperiode (612 - 628)

Uit: L. van der Tuuk, De Franken in België en Nederland, Utrecht, Uitgeverij Omniboek, 2016.

Stamboom van de voorvaderen van Karel de Grote.

Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 46
Ansegisel Begga
©VANIN

2

Vergelijk de kaart van het rijk van Karel de Grote met de hedendaagse kaart van Europa in je Histokit. Vul telkens drie hedendaagse Europese landen aan die volledig, deels of niet tot het territorium van zijn rijk behoorden.

Volledig

Deels

Niet

02d KAARTEN

Historisch denken: presentisme

Een probleem bij het interpreteren van bronnen is dat we soms vanuit onze eigen leefwereld naar het verleden kijken. Door die denkfout denken we kenmerken van onze hedendaagse samenleving te herkennen in samenlevingen uit het verleden. Omdat we zo het verleden beoordelen vanuit onze hedendaagse waarden of gebruiken, noemen we die denkfout ‘presentisme’.

3

Bekijk het instructiefilmpje.

Interpreteer de titel ‘vader van Europa’. Bestudeer de bronnen en beantwoord de vragen.

Bron 1:

Karel de Grote, mythische vader van Europa

Titel van een artikel uit de krant De Tijd van 22 juli 2014.

Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 47
©VANIN

Zilveren munt met afbeelding van Karel de Grote met het Duitse opschrift ‘Vader van Europa’, 1993. ↑

Boekcover van Karel de Grote: vader van Europa?,

P.J. Rietbergen, 2009.

a Wat bedoelen de makers van de bronnen met de uitdrukking ‘vader van’? Raadpleeg eventueel een woordenboek.

b Kijk naar de kaart van Europa in je Histokit. Wat denk je dat de makers van de bronnen bedoelen met de uitdrukking ‘van Europa’?

c Kijk terug naar de kaart bij voetstap 1: waarom kun je Karel de Grote al dan niet als de vader van Europa beschouwen? Markeer het juiste antwoord.

—De Europese Unie bestond wel al / nog niet. Karel de Grote kan dus wel / niet de vader van de Europese Unie zijn.

—K arel de Grote heeft wel / niet het hele continent Europa veroverd.

—K arel de Grote veroverde een rijk dat 1000 jaar bleef bestaan / dat uiteenviel na zijn dood. Je kunt hem daarom wel / niet als de vader van Europa beschouwen.

d Welke denkfout maken de makers van de bronnen?

☐ presentisme

☐ betrouwbaarheid

representativiteit

bruikbaarheid

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 52.

Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 48
Bron 2: Bron 3:
4 ©VANIN
02d KAARTEN

Uitbreiding 1:

Hoe correct is het beeld van de Vikingen in de serie Vikings?

In de vroege middeleeuwen migreerden bewoners van Noord-Europa naar verschillende plaatsen verspreid over het Europese continent. Ze staan bekend als de Vikingen. Over hen worden nog altijd films gemaakt en verhalen geschreven. Zo leven ze voort in de collectieve herinnering. Toch is het beeld van de Vikingen in die verhalen niet altijd correct. Bekijk de kaart en beantwoord de vragen.

1 a Wanneer in de tijd kun je de expedities van de Vikingen situeren?

b Waar kun je de expedities van de Vikingen situeren?

©VANIN

c We zagen in dit hoofdstuk al heel wat migraties en invallen. Bekijk ook de kaart op p. 32. Zet het volk op de juiste plaats.

Kies uit: Hunnen - Germanen - Vikingen maritieme migraties: continentale migraties:

De expedities van de Vikingen (9e eeuw)

Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 49

2

©VANIN

← Vikingschip, Noorwegen, 9e eeuw. Het succes van de Vikingen lag in hun scheepsbouw. De Vikingen kenden verschillende types boten die ze in alle wateren in Europa konden gebruiken. Zo waren de Vikingen betrokken bij grootschalige rooftochten en handelsnetwerken.

Bekijk de fragmenten van de serie Vikings. Welke indruk krijg je van de Vikingen?

Bekijk het filmpje.

3

In hoeverre is het beeld van de Vikingen in de serie historisch betrouwbaar? Lees de recensie op p. 51 en voer de opdrachten uit.

a Markeer met blauw de argumenten waardoor je Vikings als historisch correct kunt beschouwen.

b Markeer met groen de argumenten waardoor je Vikings als historisch niet correct kunt beschouwen.

c Oordeel zelf: is het beeld van de Vikingen in de serie historisch betrouwbaar? Gebruik de Histokit om een goed antwoord op de vraag te geven.

Enerzijds

Anderzijds

Daarom besluit ik dat

BRONNENSTUDIE: STAP 4

Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 50
©WorldHistoryArchive
02

Vikings is gebaseerd op de Oudnoorse saga’s* van Ragnar Lothbrok, een legendarische held van weleer die de kusten afschuimde en steden leegroofde. In de succesvolle serie van zender History wordt Ragnar vertolkt door Australiër Travis Fimmel die zichzelf voor de gelegenheid een nep-Scandinavisch accent heeft aangemeten. In de eerste aflevering treffen we Ragnar aan in de Baltische Staten, waar hij samen met broer Rollo de lokale bevolking omlegt. Hij keert terug naar zijn eenvoudige leven als boer in het Noorse stadje Kattegat (niet vernoemd naar een achterwerk, maar naar een zeestraat zo nauw dat een kat er maar ternauwernood doorheen kan). Hij bewerkt het land samen met zijn vrouw Lagertha en hun twee kinderen. Zijn valse bescheidenheid kan zijn ambitieuze plannen echter niet verhullen: met behulp van een zonnewijzer wil hij met een eigen troep voor het eerst richting het westen varen. Het is het begin van een reeks plundertochten die leiden tot een bloederige strijd om faam, macht en een erezetel in Walhalla. Seriebedenker Michael Hirst heeft een voorliefde voor het historisch epos. (…)

De historische accuraatheid van Vikings is niet de hoofdzaak. Ragnar zou aan het einde van de 9e eeuw geleefd hebben, maar neemt deel aan plundertochten die voor zijn geboorte plaatsvonden en ontmoet koningen die pas een jaar of honderd later zouden regeren. Zijn vrouw Lagertha komt in de saga helemaal niet voor, maar juist zij blijkt het kloppende hart van de serie. Ook kun je je afvragen of de Vikingen wel zo bloeddorstig waren als ze in de serie worden voorgesteld. Ze dreven ook gewoon handel en leefden vaak in vrede samen op het Europese continent. Toch is het duidelijk dat de serie is gemaakt met de bedoeling om de tijdsgeest nauwkeurig weer te geven. Het is namelijk gebaseerd op onderzoek dat zich niet alleen tot de grote lijnen heeft beperkt (zoals kleding, gebruiken en godsdienst), maar ook oog heeft voor details. In het eerste seizoen zien we bijvoorbeeld hoe Ragnar gebruikmaakt van raven om de boten op open zee te navigeren, wat historisch correct is. Ook krijgt de kijker inzicht in de verschillende talen die er in de 8e eeuw circuleerden. De gangbare taal in de serie is modern Engels, maar, wanneer de Vikingen met personages uit andere culturen in contact komen, spreekt ieder personage zijn eigen taal, zoals Latijn, Oudnoors, Oudengels en Oudfrans. Zijn anachronismen** zijn Hirst dan ook vergeven; elke aanpassing staat in dienst van sterkere personages in een dynamischere achtergrond. (…) Verwacht dus veel folklore, modder, en vooral veel bloed.

* Een saga is een Scandinavische legende.

** Weet je nog wat een anachronisme is? Zoek het juiste antwoord op in de lijst met structuurbegrippen in je Histokit.

Naar: M. Tol, ‘Vikings: veel folklore, modder, en vooral veel bloed', een recensie van Vikings, www.delagarde.nl. 06

STRUCTUURBEGRIPPEN

©VANIN

4

Wil je meer ontdekken over de Vikingen? Lees en onderzoek dan het verhaal Vikingbloed! dat je bij het onlinelesmateriaal vindt.

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 52.

Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 51

Conclusie IV

Antwoorden op de

onderzoeksvragen

Antwoord met volzinnen.

Historische vraag 1: Waarom laten historici een nieuwe periode beginnen rond 500?

Historische vraag 2: Hoe Romeins waren de Germanen?

Historische vraag 3: Waarin verschilde de vroegmiddeleeuwse samenleving in WestEuropa van de Romeinse samenleving?

Historische vraag 4: Welke rol speelde de Kerk in de bekering van onze regio?

Historische vraag 5: Was Karel de Grote de ‘vader van Europa’?

Uitbreiding 1: Hoe correct is het beeld van de Vikingen in de serie Vikings?

Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 52
©VANIN
↑ Gebruik een schrijfkader als hulpmiddel bij HV1, HV2, HV3, HV4, HV5 en U1.

Synthese V

Situeren in de tijd en de ruimte

We situeren de vroege middeleeuwen grofweg tussen het jaar 500 en het jaar 1000. Dat is de periode waarin het Frankische rijk bloeide.

©VANIN

PREHISTORIE

West-Europa na het verdrag van Verdun (9e eeuw)

Schema

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

Historisch redeneren: continuïteit en verandering tussen de Romeinse periode en de middeleeuwen

Continuïteit

- bestuur door monarch (koning, keizer)

- godsdienst (christendom)

- gelaagde samenleving

- ongelijkheid

- agrarische samenleving

Verandering: evolutie Verandering: breuk

- migratie: Germanen

- bekering

- veranderende grenzen: expansie en verbrokkeling

Bekijk de volledige schematische samenvatting bij het onlinelesmateriaal.

Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 53
VROEGE MIDDELEEUWEN HOGE MIDDELEEUWEN LATE MIDDELEEUWEN ca.500 ca.1000 ca.1500 ca.1250
KLASSIEKE OUDHEID MIDDELEEUWEN VROEGMODERNE TIJD GESCHIEDENIS ca.3,5miljoenv.C. ca.800v.C. ca.500 ca.1500ca.18001945 HEDENDAAGSE TIJD MODERNE TIJD 1 ca.3500v.C.
OUDE NABIJE OOSTEN

Samenvatting: De vroege middeleeuwen in West-Europa

Rond het jaar 500 kwam er een einde aan het West-Romeinse rijk. Germanen die migreerden uit Oost-Europa vestigden zich in onze regio, waardoor de territoriale eenheid van het Romeinse rijk verdween. Ze waren niet uit op het einde van het Romeinse rijk. Integendeel, veel Germanen hadden respect voor de Romeinen. Ze namen daarom deels de Romeinse cultuur over: dat blijkt bijvoorbeeld uit kunst- en cultuuruitingen.

Maar er waren ook belangrijke verschillen tussen beide periodes. De Germanen vestigden hun eigen monarchie op hun grondgebied. Onder de dynastieën van de Merovingers en de Karolingers kende het rijk van de Franken eerst een grote territoriale expansie en dan weer een verbrokkeling. De Romeinse politieke stabiliteit zorgde voor een levendige economie waarin slavernij een grote rol speelde. Maar de handel nam stilaan af, waardoor tijdens de vroege middeleeuwen opnieuw een hoofdzakelijk agrarische samenleving ontstond.

De bekendste koning van die laatste dynastie was Karel de Grote. Hij breidde het Frankische rijk uit tot zijn maximale grootte. Hij was de leenheer die vertegenwoordigers uit de adel aanstelde die een bepaald gebied in zijn naam moesten besturen. Dat noemen we vazalliteit. De middeleeuwse samenleving was dus een gelaagde samenleving met grote ongelijkheid. De vazallen begonnen hun geleende grond als hun persoonlijke bezit te beschouwen. Zo verbrokkelde het rijk onder de opvolgers van Karel de Grote. Een van de oorzaken was de invallen van de Vikingen vanaf de 8e eeuw.

Het christendom was een belangrijke factor van continuïteit tussen de klassieke oudheid en de middeleeuwen. De levensbeschouwelijke organisatie van het christendom speelde daarbij een belangrijke rol: bisschoppen bestuurden hun eigen bisdom en de paus in Rome streefde naar macht over de hele Katholieke Kerk. Het Latijn werd nog eeuwenlang gebruikt als bestuurstaal. Toch waren nog lang niet alle mensen bekeerd tot het christendom: de vroegmiddeleeuwse samenleving bleef nog eeuwenlang een multiculturele samenleving met zowel Germaanse, Romeinse als christelijke cultuuruitingen. De Frankische koningen hebben vanaf de bekering van Chlodovech gretig gebruikgemaakt van de kerkelijke bestuurservaring.

Historisch denken: bronnen contextualiseren

Om je een beeld te kunnen vormen van het verleden is het niet voldoende om de bronnen te lezen. Je weet al van vorig jaar dat je een bron steeds moet beoordelen op betrouwbaarheid, bruikbaarheid en representativiteit. Je moet ook de context kennen om de bron te kunnen interpreteren. Daarom stel je vragen zoals: Waarom werd de bron gemaakt? Wat wou de maker daarmee bereiken? Zo begrijp je beter de bedoelingen van de maker en/of de betekenis van de bron voor het doelpubliek. In je Histokit vind je richtvragen die je helpen om historische bronnen te contextualiseren. Het bijschrift bij een bron of het werk van hedendaagse historici is vaak een dankbaar hulpmiddel om de bronnen juist te contextualiseren.

Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 54
CONTEXTUALISEREN
02h
©VANIN

Historisch denken: collectieve herinnering en presentisme

Wanneer personen of gebeurtenissen uit het verleden niet alleen gekend zijn door historici, maar ook door de meeste andere mensen in de samenleving, dan spreken we over een collectieve herinnering. Verhalen in films en romans zorgen dat zaken uit het verleden blijven voortleven in de collectieve herinnering.

Wanneer we het verleden beoordelen vanuit onze hedendaagse waarden of gewoonten, noemen we dat ‘presentisme’.

Begrippen

Je leerde de volgende historische begrippen. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.

—cultureel: gewoonte, kunst- en cultuuruitingen (mozaïek), levensbeschouwelijke organisatie (bekeren, bisschop, christendom, katholiek, kerk, klooster, paus), multiculturele samenleving, traditie

—economisch: handel, landbouw

©VANIN

HISTORISCHE BEGRIPPEN

—politiek: bestuurlijke organisatie (bestuurstaal, keizer, koning, leenheer, macht, vazal, vazalliteit, vorst), monarchie, veranderende territoriale invulling (eenheid, expansie, grens, grondgebied, koninkrijk, territorium, verbrokkeling, verovering)

—sociaal: agrarische samenleving, gelaagde samenleving (adel), migratie, nomadische samenleving (stam), (on)gelijkheid, (on)vrijheid, oorlog

Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.

—breuk —collectieve herinnering —continuïteit —evolutie —presentisme —scharniermoment —verandering 05

06

STRUCTUURBEGRIPPEN

Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 55

Zelfevaluatie

In dit hoofdstuk leerde je over de vroegmiddeleeuwse samenleving in West-Europa. Dit zelfevaluatieformulier kan je helpen om te bepalen wat je al goed kunt en aan welke elementen je nog moet werken.

Dit kan ik … goed

HISTORISCH REFERENTIEKADER

Je kunt toelichten waarom historici rond 500 een nieuwe periode laten aanvangen en je kunt symbolische scharnierdata toelichten.

Je kunt de Germaanse migraties en het Frankische rijk in de ruimte situeren.

Je kunt voorbeelden van gelijkenissen en/of verschillen tussen de klassieke oudheid en de middeleeuwen geven.

Je kunt met behulp van een schematische voorstelling het begrip vazalliteit toelichten.

Je kunt kenmerken van de vroegmiddeleeuwse samenleving beschrijven. Je kunt daarbij volgende begrippen gebruiken: agrarische samenleving, bestuurlijke organisatie, gelaagde samenleving, handel, kunst- en cultuuruitingen, levensbeschouwelijke organisatie, migratie, monarchie, multiculturele samenleving, (on)gelijkheid, (on)vrijheid en veranderende territoriale invulling.

Je kunt de rol van de Kerk bij de bekering tot het christendom van onze regio verklaren.

HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN

Je kunt met behulp van richtvragen de betrouwbaarheid, bruikbaarheid en representativiteit van historische bronnen bij het beantwoorden van een historische vraag beoordelen.

Je kunt bij het bestuderen van historische bronnen verschillende kijkstrategieën toepassen, zoals oriënterend en gedetailleerd kijken.

Je kunt het bijschrift bij een bron gebruiken om vragen te beantwoorden over de context (van die bron).

Je kunt het belang van de context bij het interpreteren van bronnen toelichten.

BEELDVORMING BEARGUMENTEREN

Je kunt de structuurbegrippen breuk, continuïteit, evolutie, gevolg, oorzaak en verandering in een argumentatie over de vroege middeleeuwen gebruiken.

Je kunt uitleggen wat presentisme is en je kunt het herkennen in een historische redenering.

REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST

Je kunt gelijkenissen en verschillen benoemen tussen de hedendaagse kaart van Europa en het rijk van Karel de Grote.

Je kunt uitleggen wat een collectieve herinnering is en hoe die tot stand komt.

Wat kan ik nog doen om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?

Wat heb ik nog nodig van de leraar om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?

Hoofdstuk 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 56
onvoldoende
©VANIN

De middeleeuwse bouwkunst

(West-Europa, ca. 500 - heden)

© SBWorldphotography

Doorloper cultuur

Dit doorkijkkerkje uit 2011 bevindt zich in de buurt van Borgloon in Limburg. Het werd ontworpen door het architectenduo Gijs

Van Vaerenbergh en is gebouwd met horizontale stalen platen. Afhankelijk van waar je staat, is het meer of minder doorzichtig. Vandaar de naam van het kerkje: ‘Tussen de regels lezen’. Je herkent er de oervorm in van de West-Europese kerk met een torenspits en een rechthoekige hal.

57
©VANIN

Op onderzoek I

Deelvraag 1:

Spiekten de middeleeuwse bouwmeesters bij de Romeinen?

Deelvraag 3:

Waarom werden middeleeuwse gebouwen vier eeuwen later opnieuw hip?

Deelvraag 2:

Waarom groeiden kerken uit tot middeleeuwse wolkenkrabbers?

In deze doorloper onderzoek je hoe mensen in de middeleeuwen langzaam loskwamen van de Romeinse architectuur. Er ontstonden nieuwe artistieke stromingen: de romaanse en gotische bouwkunst. Je ontdekt dat mensen de kerken steeds hoger bouwden om de gelovigen zo een glimp van de hemel te geven. Nadien leer je hoe de gotiek 400 jaar na de middeleeuwen opnieuw werd opgepikt. Overleg met je leraar of je alle drie de deelvragen bestudeert of dat je focust op één deelvraag.

Doorloper cultuur 58
©VANIN

Deelvraag 1:

Spiekten de middeleeuwse bouwmeesters bij de Romeinen?

Je leerde al dat de Romeinen in de 4e eeuw voorgoed afscheid namen van hun polytheïstische religie. Sommige tempels bouwden ze om tot christelijke kerken, maar de meeste waren ongeschikt om grote groepen gelovigen te ontvangen. Kerken werden soms op de fundering van oude tempels gebouwd en de stenen werden vaak hergebruikt.

1 a Lees de bijschriften en vul de begrippen in op p. 60. Kies uit: apsis - schip - rondboog - gewelf

Bestudeer enkele kenmerken van kerken in de Romeinse bouwstijl. Vergelijk daarvoor op p. 60 de Basilica van Constantijn in Trier met de Santa Sabina in Rome.

©VANIN

b Uit welk materiaal bestaat het gewelf?

c Wat was de oorspronkelijke functie van elk gebouw?

Trier:

Rome:

d Je merkt duidelijke overeenkomsten tussen de twee gebouwen maar ook een paar verschillen. Zoek vier overeenkomsten en één verschil.

Overeenkomsten

Verschil

e Welk verschil is er met het beeld dat je hebt van een klassieke kerk? Vergelijk bijvoorbeeld met de kerk op de titelpagina.

Doorloper cultuur 59

Basilica van Constantijn in Trier, ca. 310. In elke grote Romeinse stad stond een basiliek. Het gebouw deed dienst als overdekte markthal, maar ze hielden er ook vergaderingen en er werd recht gesproken. Na het einde van de Romeinse overheersing werd de basiliek in Trier verbouwd tot een paleis. Vandaag is ze ingericht als kerk. De constructie heeft de vorm van een schoendoos met een apsis (een halfronde uitbouw).

De Santa Sabina in Rome, ca. 422. De Santa Sabina is een van de oudste christelijke gebedshuizen. De kerk werd ruim honderd jaar na de Basilica van Constantijn gebouwd. Het schip is opgetrokken uit één hoge middenbeuk en twee lagere zijbeuken.

Onderzoek de vernieuwingen in de bouwkunst.

a Wat is het voordeel van een tongewelf ten opzichte van een houten plafond? Is er ook een nadeel aan verbonden?

©VANIN

b Benoem op p. 61 de verschillende elementen van de Sint-Pieterskerk in Melle. De begrippen die je moet invullen, staan vetgedrukt in het bijschrift.

Doorloper cultuur 60
© trabantos © Nicola Messana Photos
2

← Forumbaden in Pompeii, 1e eeuw. De forumbaden zijn voorzien van een tongewelf. De Romeinen waren meesters in rondbogen. Door de vorm van de rondboog vele malen te herhalen maakten ze een tongewelf. Het nadeel was dat dat type gewelf een enorme zijwaartse druk en gewicht uitoefende op de muren. Grote ramen waren daardoor technisch onmogelijk en moesten bovendien dicht onder het gewelf geplaatst worden.

element overgenomen van de Romeinse basilieken:

ondersteuning van het gewelf: nieuw element bij romaanse kerken:

Sint-Pieterskerk in Melle (Frankrijk), 12e eeuw. In grote delen van Europa bleven er geen grote stenen gebouwen uit de vroege middeleeuwen bewaard. Rond het jaar 1000 gebruikte men nog steeds Romeinse bouwtechnieken zoals de rondboog. Ook de vorm van de basilica’s bleef herkenbaar dankzij de apsis Toch zijn er ook verschillen. In het Franse Melle staat deze romaanse kerk uit het begin van de 12e eeuw. Het grondplan werd uitgebreid met een dwarsbeuk. De kerk werd daardoor groter en kreeg bovendien de symbolische vorm van een kruis. De buitenmuren werden versterkt met steunberen om het loodzware tongewelf te helpen ondersteunen.

Formuleer een antwoord op de deelvraag. Vul dat aan bij de synthese op p. 69.

Doorloper cultuur 61 ↑
© Christophe Boisvieux / Alamy
3
©VANIN
type boog:

Deelvraag 2:

Waarom groeiden kerken uit tot middeleeuwse wolkenkrabbers?

Romaanse kerken waren meestal relatief laag. Maar in de laatste vier eeuwen van de middeleeuwen werden de torens, gewelven en ramen steeds groter en hoger. Ze vulden de kerken met goddelijk licht dat prachtige kleuren had door het gebrandschilderde glas-in-lood. Zo kregen de gelovigen een glimp van de hemel. Er ontstond een nieuwe Europese artistieke stroming die vier eeuwen zou blijven bestaan, van ca. 1150 tot 1550. Die ‘stijl van het licht’ staat bekend als de gotiek.

Onderzoek met de bron van abt Suger wat de drijfveer was voor de middeleeuwse bouwkunstenaars om de kerken met licht te vullen. Vul de bronnenstudie op p. 63 aan.

‘Terwijl men aan d‘aloude gevel een nieuw koor verbindt, straalt het midden van het heiligdom in al zijn schittering. Wat men zo schitterend verenigt, weerkaatst in schittering. En een nieuw licht overstroomt het grootse werk. Ik, Suger, heb in mijn tijd dit gebouw vergroot, onder mijn leiding heeft men het gedaan.

Wie gij ook zijt, wanneer gij ernaar streeft dit portaal te roemen.

Verwonder u niet over het goud en de weelde maar over de inspanning van het werk.

Het werk schittert edel, maar het werk dat edel schittert. Moet de geesten verlichten opdat zij mogen reizen door de ware lichten. Tot het ware licht, waar Christus de ware poort is.’

Liber de rebus in administratione sua gestis, geschreven rond 1144 door abt Suger. In het boek vertelt de auteur trots wat hij allemaal bereikt heeft. De abdijkerk in de Parijse voorstad Saint-Denis werd dankzij hem een experiment voor de nieuwe stijl. Abt Suger was een man met grote ideeën. Ideeën die vaak met licht te maken hadden: dat stond voor hem symbool voor God. In dit fragment beschrijft hij wat hij zelf zo buitengewoon vindt aan de architecturale vernieuwingen. Die dienden in de eerste plaats om God te eren.

← Hedendaagse foto van de kathedraal van Saint Denis in Parijs. Zonnestralen schijnen door het oude glas-in-loodraam.

Doorloper cultuur 62
02 BRONNENSTUDIE
1
©VANIN

search Stap 1: Ik verzamel informatie over de context.

✓ Beantwoord de belangrijkste oriënterende vragen bij de bron. Als je je de vragen niet meer herinnert, gebruik dan je Histokit.

©VANIN

search Stap 2: Ik observeer de bron aandachtig.

✓ Markeer de twee woorden die het vaakst vermeld worden in de tekst.

search Stap 3: Ik interpreteer de bron.

✓ Is de bron bruikbaar om de historische vraag te beantwoorden?

✓ Is de bron betrouwbaar om de historische vraag te beantwoorden?

✓ Voor welk doelpubliek is de bron gemaakt?

search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.

← In Vlaanderen werden heel wat gotische kerken gebouwd. De kathedraal van Antwerpen dateert bijvoorbeeld uit de late middeleeuwen. Zie je de verschillen met de stijlkenmerken van de romaanse bouwkunst?

Doorloper cultuur 63
© G. Lanting

Wat is het verschil tussen de gotische en de romaanse bouwkunst? 2 a Op de eurobiljetten staan de grote Europese bouwstijlen. Noteer bij elk eurobiljet de juiste bouwstijl.

Kies uit: romaans - Romeins - gotisch

b Bestudeer de gewelven, lees de bijschriften en plaats de letters bij het juiste begrip in de tabel.

Begrip Letter spitsboog tongewelf kruisrib steunbeer rondboog luchtboog

Het vernieuwende aan de gotiek waren de grote ramen in combinatie met een stenen gewelf. Daarvoor werd het kruisribgewelf ontwikkeld. Het gewicht van het gewelf werd voortaan gedragen door ribben in plaats van de rondbogen van het tongewelf. Het zware stenen gewelf gaf nog steeds een zijwaartse druk op de muren, maar die druk werd voortaan geconcentreerd op de plaats waar de ribben rustten. Tussen de drukpunten plaatsten ze grote spitsvormige vensters. De druk die het kruisribgewelf uitoefende op de muren, werd aan de buitenkant van de kerk opgevangen door steunberen of luchtbogen.

Links zie je hoe bij een romaans tongewelf het gewicht van het gewelf over de hele wand gelijk verdeeld is. Bij het gotische kruisribgewelf (rechts) wordt het gewicht geconcentreerd op enkele punten en zijn grotere ramen mogelijk. Merk ook op hoe de muren langs buiten versterkt zijn met steunberen bij het tongewelf en met een combinatie van luchtbogen en steunberen bij het kruisribgewelf.

Doorloper cultuur 64
A ↑
B D
E
©VANIN
C
F

c Plaats de begrippen bij de foto’s van de kathedraal van Beauvais.

Kies uit: steunbeer - luchtboog - rondboog - spitsboog - kruisribgewelf

©VANIN

Kathedraal van Beauvais, 13e - 16e eeuw. De onvoltooide kathedraal van Beauvais heeft het hoogste gotische gewelf. Met 47 meter is de kathedraal de titelhouder in de competitie tussen verschillende Franse steden. Omdat het gotische schip nooit is afgeraakt, bleef een deel van de oude romaanse kerk die ze moest vervangen gespaard. Het was de ultieme krachtinspanning van de kathedraalbouwers om gelovigen een glimp van de hemel te bieden.

d Wat zijn de meest opvallende verschillen tussen het romaanse en het gotische gedeelte bij de kathedraal van Beauvais? Markeer het juiste antwoord.

Romaans

horizontaal / verticaal

Gotisch

horizontaal / verticaal spitsboog / rondboog

spitsboog / rondboog

veel versieringen / weinig versieringen veel versieringen / weinig versieringen

Formuleer een antwoord op de deelvraag. Vul dat aan bij de synthese op p. 69.

Doorloper cultuur 65
© Isogood_patrick
3
© Lukasz Pawel Szczepanski

Deelvraag 3:

Waarom werden middeleeuwse gebouwen vier eeuwen later opnieuw hip?

Aan het begin van de vroegmoderne tijd (ca. 1500) werd de gotiek minder populair. Vanuit Italië veroverde een nieuwe artistieke stroming Europa: de renaissance. De renaissance keek neer op de gotiek. De term ‘gotiek’ werd in die periode als spotnaam bedacht: de Goten waren een Germaanse stam die een groot aandeel hadden in de ondergang van het West-Romeinse rijk. Pas in de 19e eeuw groeide er een vernieuwde belangstelling voor de gotiek. De stijl die toen ontwikkeld werd, staat bekend als de neogotiek.

1

Bestudeer de bouwstijl van enkele Belgische stations. De stations van Aalst en Veurne werden in de 19e eeuw gebouwd. Op welk type middeleeuwse gebouwen zijn ze geïnspireerd?

Het station van Aalst uit 1853 (links) en het station van Veurne uit 1858 (rechts). Net als veel andere gebouwen uit de 19e eeuw zijn ze in de neogotische stijl gebouwd. De uitvinding van stoommachines en de komst van fabrieken zetten de traditionele manier van leven op zijn kop. De meest revolutionaire uitvinding van de 19e eeuw was wellicht de stoomtrein. Vanaf toen kreeg elke stad zijn eigen station, En die werden soms ook in de neogotische stijl gebouwd. Toch zijn deze voorbeelden niet representatief voor alle Belgische treinstations.

Doorloper cultuur 66
© PMRMaeyaert
© Imladris
©VANIN

Onderzoek met de bron waarom de architecten in de eeuw van de vooruitgang opnieuw kozen voor middeleeuwse gebouwen. 2

‘Wat we willen, is de terugkeer van een kunst die in ons land is geboren ... Laat naar Rome wat van Rome is, en naar Athene wat van Athene is. Rome wou geen gotiek en ze hadden gelijk, want als men het geluk heeft een nationale architectuur te bezitten, is het beste om die te behouden. Als je even een kerk uit de 13e eeuw bestudeert, dan zie je dat alle constructie wordt uitgevoerd volgens een onveranderlijk systeem. Alle krachten en gewichten worden naar buiten geduwd, een dispositie wat het interieur de grootst mogelijke open ruimte geeft. De luchtbogen ondersteunen de hele constructie en hebben altijd een aspect van weerstand, kracht en stabiliteit die het oog en de geest geruststelt.’

Uit: E. Viollet-le-Duc, Du style gothique au dix-neuvième siècle. Project Gutenberg, 1841.

In de 19e eeuw brak er een tijd van grote vernieuwingen aan: de moderne tijd. Omdat veel mensen niet van grote veranderingen hielden, ontstond er ook heimwee naar vroegere tijden. Dat verlangen naar het verleden zie je onder meer in de kerkgebouwen, kastelen en burgerhuizen uit die tijd. Architecten kregen hernieuwde belangstelling voor de gotiek. Viollet-le-Duc is de bekendste architect van de neogotiek. In het boek De gotische stijl in de 19e eeuw verdedigde hij zijn voorliefde voor die middeleeuwse architectuur. Het was een typisch Franse bouwstijl, vond hij.

search Stap 1: Ik verzamel informatie over de context.

✓ Beantwoord de belangrijkste oriënterende vragen bij de bron. Als je je de vragen niet meer herinnert, gebruik dan je Histokit.

search Stap 2: Ik observeer de bron aandachtig.

✓ Markeer een aantal belangrijke kernwoorden in de tekst die je zou kunnen gebruiken als je de tekst aan iemand zou moeten uitleggen.

search Stap 3: Ik interpreteer de bron.

✓ Is het citaat van Viollet-le-Duc bruikbaar om de deelvraag te beantwoorden?

✓ Voor welk doelpubliek is de bron gemaakt?

search Stap 4: Ik beantwoord de deelvraag.

Doorloper cultuur 67
©VANIN

Slechts één van deze gebouwen dateert oorspronkelijk uit de middeleeuwen. De andere zijn neogotisch. Zoek op het internet in welke eeuw elk monument gebouwd werd en schrijf dat bij de afbeelding.

← Saint Patrick’s Cathedral, New York.

eeuw:

©VANIN

← Lakenhallen, Ieper

eeuw:

Monument van de dynastie, Laken. eeuw: ↑

4 De neogotische gebouwstijl …

Mensen hadden in de 19e eeuw hun redenen om neogotische gebouwen te bouwen. Uit de bronnenstudie bij voetstap 2 kun je er twee afleiden. Kruis de juiste motieven aan.

☐ gaf mensen een gevoel van herkenbaarheid in een tijd van grote verandering.

☐ toonde hoe technisch hoogstaand de bouwkunst in de 19e eeuw was.

☐ moest zo veel mogelijk licht binnenlaten in het kerkgebouw.

☐ maakte mensen trots op hun land of stad.

5

Kun je zelf nog andere redenen bedenken waarom een stijl of trend uit het verleden weer hip kan worden?

6

Formuleer een antwoord op de deelvraag. Vul dat aan bij de synthese op p. 69.

Doorloper cultuur 68
3
04 ONLINE OPZOEKEN
© Nina Alizada

Synthese II

1

Formuleer een antwoord op de deelvragen.

Deelvraag 1: Spiekten de middeleeuwse bouwmeesters bij de Romeinen?

Ja / nee, want

Deelvraag 2: Waarom groeiden kerken uit tot middeleeuwse wolkenkrabbers?

↑ Gebruik een schrijfkader als hulpmiddel bij

Deelvraag 3: Waarom werden middeleeuwse gebouwen vier eeuwen later opnieuw hip?

Doorloper cultuur 69
DV1, DV2 en DV3.
©VANIN
70 ©VANIN

Het Byzantijnse rijk

(ca. 400 - ca. 1450)

Hoofdstuk

Het Byzantijnse rijk is een andere benaming voor het OostRomeinse rijk. Onder keizer Justinianus (6e eeuw) kon het Byzantijnse rijk voor een korte periode grote delen van het Westen heroveren. De stad Constantinopel was het centrum van het rijk. Deze mozaïek van de keizer vind je vandaag terug in de basiliek van San Vitale in Ravenna, in het noorden van Italië. Was Byzantium erfgenaam van het Romeinse rijk? En bleef dat rijk echt nog een millennium bestaan?

71
3
©VANIN

Wat weet je al?

1

Je leerde vorig jaar heel wat over het bestuur van het Romeinse rijk. Fris je geheugen op door in kernwoorden te noteren wat je je nog herinnert over keizer Augustus of over het keizerrijk in het algemeen.

©VANIN

II

2

Keizer Augustus liet zich nog tijdens zijn leven vereren als een god. Dat was niet abnormaal in de klassieke oudheid. Vul aan welke kenmerken van de religie tijdens de klassieke oudheid je je nog herinnert.

Wat weet je nog niet?

In dit hoofdstuk onderzoek je wat er met de oostelijke helft van het Romeinse rijk gebeurde na de klassieke oudheid. Vanaf de middeleeuwen noemen we dat gebied het Byzantijnse rijk.

✓ Eerst situeer je het Byzantijnse rijk in tijd en ruimte (HV1 en HV2).

✓ Daarna lees je een tekst met de belangrijkste politieke, sociale, economische en culturele kenmerken van de Byzantijnse samenleving. Je onderzoekt continuïteit en verandering tussen het Byzantijnse rijk en de klassieke oudheid (HV3).

✓ Nadien leer je om vanuit verschillende perspectieven naar de Hagia Sophia te kijken en denk je na over de verschillende functies van het gebouw (HV4).

✓ Tot slot kun je ontdekken welke hedendaagse verschillen er bestaan tussen oostersorthodoxen en katholieken (U1).

✓ Bij het onlinelesmateriaal kun je in een bronnenstudie verklaren waarom het Byzantijnse rijk zo lang kon blijven bestaan (U2).

Hoofdstuk 3: Het Byzantijnse rijk (ca. 400 - ca. 1450) 72
I
©PavelJiranek

Op onderzoek III

Historische vraag 1: Waar situeer je het Byzantijnse rijk?

Een goed geformuleerde historische vraag is normaal in tijd en ruimte gesitueerd. Dat is bij historische vraag 4 niet het geval. Kun je de vraag herformuleren zodat ze wel in tijd en ruimte is gesitueerd?

Historische vraag 2:

Waarin verschilt de Byzantijnse tijdrekening van de westerse?

Historische vraag 3: Waarin verschilden het Romeinse en het Byzantijnse rijk?

Historische vraag 4:

Welke verschillende functies had de Hagia Sophia doorheen de tijd?

Uitbreiding 1:

Welke verschillen ontstonden er tussen de oosters-orthodoxen en de katholieken?

Uitbreiding 2:

Waarom kon het Byzantijnse rijk bijna een millennium lang blijven bestaan?

Conclusie: Beantwoord de historische vragen.

Hoofdstuk 3: Het Byzantijnse rijk (ca. 400 - ca. 1450) 73
01 HISTORISCHE VRAGEN
©VANIN

Historische vraag 1:

Waar situeer je het Byzantijnse rijk?

Het Byzantijnse keizerrijk is vernoemd naar de Griekse stadstaat Byzantium. Daar liet keizer Constantijn in het begin van de 4e eeuw een nieuwe hoofdstad bouwen voor het Romeinse rijk. Na zijn dood werd de stad naar hem genoemd: Constantinopel. Van een kleine vissershaven groeide de plaats dus uit tot het centrum van een enorm rijk. Vandaag heet de stad Istanbul en ligt ze in Turkije.

1

Bekijk de kaart en beantwoord de vragen. Gebruik eventueel je Histokit.

Het Byzantijnse rijk (6e eeuw)

2

a Omcirkel op de kaart de steden Constantinopel en Rome.

b Markeer het juiste antwoord. Het Byzantijnse rijk lag in het oosten / westen van het voormalige Romeinse rijk.

c Welke volken bedreigden in de 6e eeuw het Byzantijnse rijk? vanuit het noorden:

vanuit het oosten:

d In de 6e eeuw was Constantinopel niet de enige belangrijke stad in het Byzantijnse rijk. Welke andere belangrijke Byzantijnse stad vind je op de kaart?

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 85.

Hoofdstuk 3: Het Byzantijnse rijk (ca. 400 - ca. 1450) 74
02g KIJKSTRATEGIEËN
©VANIN

Historische vraag 2: Waarin verschilt de Byzantijnse tijdrekening van de westerse?

Rond 1200 was het Byzantijnse rijk in verval. In 1204 werd de stad met geweld geplunderd tijdens de vierde kruistocht. Voordien waren de grenzen van het rijk al veranderd na enkele nederlagen. Het territorium van Byzantium verbrokkelde dus tijdens de hoge middeleeuwen. In 1453 werd de stad veroverd door Turkse moslims en kwam er een einde aan het Byzantijnse rijk. Voorlopig focussen we ons op de geschiedenis vóór 1200.

1 Vergelijk de tijdlijnen. Vul in de tabel minstens één gelijkenis en één verschil tussen de Byzantijnse en de westerse tijdrekening aan. Gebruik eventueel je Histokit.

Tijdlijn

1: De Byzantijnse tijdrekening

jaar 1 = 5509 v.C. schepping van het universum volgens de Bijbel

Tijdlijn 2: De westerse tijdrekening

einde West-Romeinse rijk

PREHISTORIE

Gelijkenis:

Verschil:

Ook voor Byzantium was … Voor Byzantium was …

Hoofdstuk 3: Het Byzantijnse rijk (ca. 400 - ca. 1450) 75
02g KIJKSTRATEGIEËN KLASSIEKE OUDHEID MIDDELEEUWEN VROEGMODERNE TIJD GESCHIEDENIS ca.3,5miljoenv.C. ca.800v.C. ca.500 ca.1500ca.18001945 HEDENDAAGSE TIJD MODERNE TIJD 1 ca.3500v.C.
DE
476
ROMEINSE KEIZERRIJK GERMAANSE KONINKRIJKEN BYZANTIJNSE RIJK 6962 = 1453 inname van Constantinopel 30 v.C. 476 1453
OUDE NABIJE OOSTEN
BYZANTIJNSE JAARTELLING 5985 =
©VANIN

Historische vraag 3:

Waarin verschilden het Romeinse en het Byzantijnse rijk?

1

Lees de tekst en beantwoord de vragen op p. 77-78. Gebruik de juiste leesstrategie uit je Histokit om de opdrachten te maken.

©VANIN

De erfgenaam van het Romeinse rijk

Het Byzantijnse rijk was de verderzetting van het Romeinse keizerrijk in het Oosten. Hun keizers waren Romeinse keizers. De Byzantijnen zagen zichzelf als rasechte Romeinen. Het rijk heette in het Grieks het Basileía Rhōmaíōn: het Romeinse rijk. In het Byzantijnse rijk was het Grieks de voertaal. Dat was in die regio ook tijdens de klassieke oudheid al zo. De gebieden in het oostelijke deel van de Middellandse Zee waren in handen van de opvolgers van Alexander de Grote tot ze veroverd werden door de Romeinen. De Griekse voertaal werd er ook tijdens het oude Romeinse keizerrijk gesproken. Toch duurde het nog meer dan honderd jaar voor een Byzantijnse keizer ingreep in de bestuurlijke organisatie en de bestuurstaal van het rijk van het Latijn veranderde naar het Grieks. Ook het Griekse alfabet werd gebruikt voor geschreven teksten.

Politieke kenmerken

De Byzantijnse monnik Dyonisius Exiguus lag aan de basis van de christelijke jaartelling. De Romeinen vernoemden hun jaren naar de twee consuls die ieder jaar verkozen werden. Ze spraken dus niet over ‘het jaar 2020’, of ‘2020 na christus’, maar over het ‘het jaar van consul’ om aan te geven wanneer iets gebeurd was. De berekeningen van Exiguus maakten het in Europa stilaan gebruikelijk om de geboorte van Jezus Christus te gebruiken als anno domini.

Het christendom was al tot staatsgodsdienst uitgeroepen toen het Romeinse rijk nog verenigd was. In het Byzantijnse rijk regeerde de keizer als de plaatsvervanger van God. De staatsvorm van het Byzantijnse rijk was een monarchie. De Byzantijnse keizer streefde naar alleenheerschappij waarbij hij de macht volledig in handen had. We noemen dat streven naar volledige macht absolutisme. Hij stelde ambtenaren aan om de centralisatie van zijn rijk te bevorderen: de keizerlijke ambtenaren moesten zo veel mogelijk macht naar zich toe trekken. Dat ging ten koste van de macht van lokale ambtenaren in de provincies. Ambtenaren en een professioneel leger werden betaald met goed georganiseerde belastinginkomsten op handel. Dankzij de bestaande geldeconomie en de uitstekende ligging van het Byzantijnse rijk om handel te drijven met het Oosten waren er heel wat inkomsten. Om de rechtspraak efficiënter te laten verlopen liet keizer Justinianus alle bestaande wetgeving samenbrengen in één wetboek, de Codex Justinianus.

Culturele kenmerken

De keizer hield naast de politieke macht ook de levensbeschouwelijke organisatie zelf strak in handen. Hij benoemde de bisschoppen binnen zijn rijk. Onder leiding van de keizer werden er concilies, vergaderingen van kerkleiders zoals bisschoppen, gehouden waar ze belangrijke beslissingen namen over het geloof. De vereniging van wereldlijk en geestelijk gezag in één persoon heet cesaropapie. Het christelijke geloof was in het Byzantijnse rijk een belangrijke inspiratiebron

Hoofdstuk 3: Het Byzantijnse rijk (ca. 400 - ca. 1450) 76
02f LEESSTRATEGIEËN

← Mozaïek in de Hagia Sophia van keizers Justinianus I en Constantijn met Maria en Jezus, late 10e of vroege 11e eeuw. Net als voor het Romeinse rijk was de mozaïekkunst typisch voor het Byzantijnse rijk.

Byzantijns icoon van Christus Pantokrator (alleenheerser) in het Katarinaklooster in Sinaï, 6e eeuw. Iconen zijn een voorbeeld van christelijke religieuze beeldkunst die typisch is voor het Oosten. De schilders hanteerden strikte regels voor afbeeldingen van Jezus, Maria of de heiligen.

voor de kunst. Een goed voorbeeld van een Byzantijnse kunstuiting is het icoon, een religieuze afbeelding geschilderd op een houten paneel. De keizers lieten zich graag afbeelden in het bijzijn van christelijke figuren zoals Jezus of Maria. In Constantinopel werd een gigantische kathedraal, de Hagia Sophia, gebouwd.

In de 11e eeuw veroorzaakte het Oosters Schisma een religieuze breuk binnen het christendom: voortaan ontstonden er verschillende kerken. Aan het hoofd van de Rooms-Katholieke Kerk vestigde de paus steeds meer zijn macht, vooral in West-Europa. In het Byzantijnse rijk bleef de keizer hoofd van de Oosters-Orthodoxe Kerk. Later ontstonden nog meer verschillende kerken binnen de oosters-orthodoxe traditie. Het woord kerk gebruiken we dus niet alleen voor het gebouw waarin christenen hun geloof vieren, maar ook om de organisatie aan te duiden van de verschillende strekkingen binnen de christelijke religie: de Katholieke Kerk en de verschillende oosters-orthodoxe kerken. Die oosterse kerken noemen zich orthodox, dat is afgeleid van het Grieks: orthodoxia betekent juiste mening. Ze benadrukken zo dat zij vinden dat ze de juiste weg volgen.

2

Lees de bron. Vul aan welke vetgedrukte kenmerken uit de tekst over de Byzantijnse samenleving je herkent.

©VANIN

God heeft u op de keizerstroon gezet en heeft u door zijn goddelijke toestemming tot god op aarde gemaakt zodat u zou kunnen doen en laten wat u goed vindt. Al uw daden zijn dus vol wijsheid en waarheid.

Strategikon, geschreven door de Byzantijnse generaal Kekaumenos. Dat 11e-eeuwse boek geeft lezers advies over politiek en oorlogsvoering.

De bron is een voorbeeld van Byzantijns en van de Byzantijnse

Hoofdstuk 3: Het Byzantijnse rijk (ca. 400 - ca. 1450) 77
©
Stig Alenas © The Picture Art Collection / Alamy

3

Plaats de begrippen in de twee schema’s. Gebruik de leestekst om je keuze te maken. Bespreek mondeling het verband tussen de begrippen.

Kies uit: keizer - cesaropapie - concilie - rechtspraak - handel - alleenheerschappij

monarchie:

levensbeschouwelijke organisatie

centralisatie absolutisme

religieuze breuk: schisma

bisschoppen

4

Vat in het schema samen waarin de Romeinse samenleving en het Byzantijnse rijk verschilden.

Romeinse rijk verandering: continuïteit: verderzetting in het Oosten =

5

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 85.

Hoofdstuk 3: Het Byzantijnse rijk (ca. 400 - ca. 1450) 78
©VANIN

Historische vraag 4:

Welke verschillende functies had de Hagia Sophia doorheen de tijd?

In de 6e eeuw liet de Byzantijnse keizer Justinianus in zijn hoofdstad een reusachtige kerk bouwen: de Hagia Sophia. Constantinopel werd in 1453 veroverd door de Osmanen, een Turkse dynastie. De stad werd vanaf dan de hoofdstad van het Osmaanse rijk. De islamitische veroveraars hergebruikten veel Byzantijnse symbolen. Verschillende Byzantijnse christelijke gebouwen kregen vanaf dat moment een nieuwe islamitische bestemming. Het filmpje leert je meer over de Hagia Sophia. Je ontdekt ook welke rol het gebouw kreeg na de verovering van Constantinopel door de Osmaanse Turken.

a Duid op de foto’s elementen aan die verwijzen naar de functie die het gebouw kreeg na het einde van het Byzantijnse rijk.

Hedendaagse afbeeldingen van de Hagia Sophia in Istanbul. Het gebouw was tijdens de middeleeuwen een van de grootste gebouwen ter wereld.

b Noem minstens één verandering die aan de binnenkant van het gebouw werd doorgevoerd na de Osmaanse verovering.

c Vul op basis van het filmpje de functies aan die het gebouw door de eeuwen heen had.

middeleeuwen:

vroegmoderne tijd:

hedendaagse tijd (20e eeuw):

hedendaagse tijd (sinds 2020): moskee

Hoofdstuk 3: Het Byzantijnse rijk (ca. 400 - ca. 1450) 79 © Murat Can Kirmizigul © Nikta_Nikta
©VANIN
↑ Bekijk het filmpje.
1

Historisch denken: standplaatsgebondenheid

Je leerde vorig jaar al dat je een historische gebeurtenis vanuit verschillende perspectieven kunt bekijken. Vrouwen of slaven keken bijvoorbeeld anders naar het democratische gehalte van Athene dan de mannelijke burgers van de stad. Ook verschilt het hedendaagse perspectief vaak van het middeleeuwse perspectief. We noemen dat standplaatsgebondenheid: de context (tijd, plaats en situatie) waarin mensen zich bevinden, beïnvloedt hun denken en handelen. Dat merk je ook in de volgende bronnen. De standplaatsgebondenheid van de mensen die aan het woord komen, beïnvloedt hun mening over de functie van de Hagia Sophia.

©VANIN

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

Nadat het Osmaanse rijk ophield te bestaan in de vroege 20e eeuw, werd de Hagia Sophia een museum. In 2020 besliste de Turkse regering dat de Hagia Sophia weer een moskee moest worden zoals in de vroegmoderne tijd. Die beslissing kreeg heel wat tegenkanting van tegenstanders van de Turkse regering, zowel in eigen land als in het buitenland.

a Lees de nieuwsberichten over de kwestie.

b Markeer de argumenten die mensen geven voor of tegen de verandering van functie.

c Bespreek mondeling de standplaatsgebondenheid van de mensen die aan het woord komen.

Conservatieve Turken wilden al langer de Hagia Sophia omvormen tot een moskee, zoals het vroeger was. De regering van president Erdogan vindt dat Turkije zelf kan beslissen wat er met het gebouw gebeurt en kant zich tegen ‘buitenlandse inmenging’. Turkije is dan wel overwegend een islamitisch land, toch vonden ook veel Turken dat de Hagia Sophia beter een museum blijft. (…) Istanbul mag dan in Turkije liggen, de zaak krijgt meteen ook internationale gevolgen. Orthodoxe landen zoals Griekenland en Rusland, maar ook de

Verenigde Staten, hadden Turkije gewaarschuwd om de Hagia Sophia te laten zoals die is. De Griekse minister van cultuur Lina Mendoni vindt dat de Hagia Sophia ‘een monument voor de hele mensheid is’. De omvorming tot een moskee vindt ze ‘een provocatie voor de beschaafde wereld’. Turkije laat zich dan wel niet echt gelegen aan wat Griekenland en andere kleine landen in Oost-Europa denken, maar de relaties met Rusland zouden nu wel onder druk kunnen komen te staan.

Uit: J. De Greef, ‘Turkse president Erdogan vormt Hagia Sophia in Istanbul om tot moskee na goedkeuring Hooggerechtshof’, 10 juli 2020, www.vrt.be.

Hoofdstuk 3: Het Byzantijnse rijk (ca. 400 - ca. 1450) 80
2

De directeur-generaal van UNESCO betreurt ten zeerste het besluit van de Turkse autoriteiten, genomen zonder voorafgaande discussie, om de status van de Hagia Sophia te wijzigen. Hagia Sophia maakt deel uit van de historische gebieden van Istanbul, een pand dat op de werelderfgoedlijst van UNESCO staat. ‘Hagia

Naar: www.en.unesco.org

Sophia is een architectonisch meesterwerk en een unieke getuigenis van de interacties tussen Europa en Azië door de eeuwen heen. Zijn status als museum weerspiegelt het universele karakter van zijn erfgoed en maakt het een krachtig symbool voor dialoog,’ aldus directeur-generaal Audrey Azoulay.

UNESCO-verklaring op 10 juli 2020 in Parijs over de Hagia Sophia. De UNESCO is een organisatie die de bescherming van internationaal bekend erfgoed stimuleert.

3

Hoewel de standpunten over de Hagia Sophia vaak tegengesteld zijn, zijn alle partijen het eens over het belang van het gebouw. Lees het kader historisch denken op p. 80.

a Vul het perspectief van de drie mensen die aan het woord kwamen aan in het schema. b Denk klassikaal of in groepjes na over de verschillende standpunten. Wat weegt volgens jullie (klas)groep het zwaarste door? Moet de Turkse regering over haar eigen erfgoed kunnen beschikken? Of behoort belangrijk erfgoed de hele wereld toe?

4

Turkse president:

Griekse minister van cultuur: directeur-generaal van UNESCO:

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 85.

Hoofdstuk 3: Het Byzantijnse rijk (ca. 400 - ca. 1450) 81
FUNCTIE VAN HAGIA SOPHIA
©VANIN

Uitbreiding 1:

Welke verschillen ontstonden er tussen de oosters-orthodoxen en de katholieken?

Al sinds de splitsing van het Romeinse rijk ontstonden er spanningen tussen de paus in Rome en de kerkleiders in het Byzantijnse rijk. Verschillende Byzantijnse bisschoppen vonden dat de paus geen gezag had. En dat vinden ze vandaag nog altijd. De grote meningsverschillen leidden in 1054 tot een religieuze breuk tussen beide Kerken die we het Oosters Schisma noemen. Beide religieuze organisaties zien zichzelf als de enige juiste erfgenaam van de leer van Jezus Christus. Mensen die het gezag van de paus in Rome erkennen, noemen we vandaag katholiek. Mensen die de oosterse gewoonten en tradities verderzetten, zijn vandaag verenigd in verschillende oosters-orthodoxe kerken.

Je ziet zes hedendaagse afbeeldingen. Ze horen telkens bij de oosters-orthodoxe of de katholieke traditie. Bedenk op p. 83 zelf een passend bijschrift. Er staan twee voorbeelden ter inspiratie. Zo nodig maak je gebruik van de zoekstrategie in je Histokit.

Hoofdstuk 3: Het Byzantijnse rijk (ca. 400 - ca. 1450) 82
B
D E F
A
C
1
© paparazzza © Martyn Jandula
©
©
© CPC Collection /
04 ONLINE ZOEKEN ©VANIN
© Vasilii Aleksandrov giulio napolitano Antonio Gravante
Alamy

Letter

Bijschrift

A De dagelijkse kledij van een patriarch van de Oosters-Orthodoxe Kerk is voornamelijk zwart.

B Het oosters-orthodoxe kruis heeft twee bijkomende dwarsbalken: bovenaan een extra kleine balk en onderaan een schuine balk.

©VANIN

2

Gebruik de informatie uit de inleiding, voetstap 1 en de twee bronnen om het schema op p. 84 aan te vullen.

Datum van religieuze feestdagen in 2035 KatholiekOosters-orthodox

Kerstmis 25 december 7 januari

Pasen 25 maart 29 april

Hemelvaartsdag 3 mei 7 juni

Pinksteren 13 mei 17 juni

Sinds de scheuring stemmen katholieken en oosters-orthodoxen de organisatie en geloofsleer van hun Kerk niet meer met elkaar af. Zo verschillen ze niet enkel van mening over het gezag van de paus. Ook over de rol van de bisschoppen, het uitvoeren van de rituelen en het celibaat van priesters beslissen beide Kerken afzonderlijk. Bovendien gebruiken ze ook een andere tijdrekening. In 1582 besliste de paus om schrikkeljaren in te voeren. Landen waar de Oosters-Orthodoxe Kerk sterk stond, deden dat pas in het begin van de 20e eeuw.

← Cyrillus en Methodius, fresco uit de 11e eeuw in de Sint-Sophiakerk in Ohrid in Noord-Macedonië. De Byzantijnse keizer stuurde in de 9e eeuw monniken om de Slavische volken te kerstenen. Omdat in de Slavische talen heel wat klanken bestonden die niet door Griekse lettertekens opgeschreven konden worden, ontwikkelden de monniken en hun latere opvolgers een nieuw alfabet. Later werd dat verfijnd tot het cyrillische alfabet dat vandaag door heel wat Centraal- en Oost-Europese volken gebruikt wordt. Het bekendste is het Russisch, maar ook het Bulgaars, het modern Macedonisch, het Oekraïens, het Servisch en het Wit-Russisch gebruiken de cyrillische lettertekens.

Hoofdstuk 3: Het Byzantijnse rijk (ca. 400 - ca. 1450) 83
C D E F

levensbeschouwelijke organisatie = leider christendom

11e eeuw: religieuze breuk

ontstaan van verschillende

schrift:

kalender: rituelen en symbolen:

Gebruik de website Lexilogos om je naam van het Latijnse naar het Russische alfabet te vertalen.

3 ↑ Ga naar de website.

4

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 85.

Wil je weten hoe het Byzantijnse rijk erin slaagde om bijna een millennium lang te blijven bestaan? Maak dan de uitbreiding bij het onlinelesmateriaal.

Hoofdstuk 3: Het Byzantijnse rijk (ca. 400 - ca. 1450) 84
©VANIN

Antwoorden op de onderzoeksvragen

Antwoord met volzinnen of vul de zinnen aan.

Historische vraag 1: Waar situeer je het Byzantijnse rijk?

↑ Gebruik een schrijfkader als hulpmiddel bij HV1, HV2, HV4 en U1.

Historische vraag 2: Waarin verschilt de Byzantijnse tijdrekening van de westerse?

Historische vraag 3: Waarin verschilden het Romeinse en het Byzantijnse rijk?

Er was continuïteit tussen het Byzantijnse rijk en het Romeinse rijk:

Toch waren er ook elementen van ten opzichte van het Romeinse rijk:

Historische vraag 4: Welke verschillende functies had de Hagia Sophia doorheen de tijd?

Uitbreiding 1: Welke verschillen ontstonden er tussen de oosters-orthodoxen en de katholieken?

Hoofdstuk 3: Het Byzantijnse rijk (ca. 400 - ca. 1450) 85
IV
Conclusie
©VANIN

Synthese V

Situeren in de tijd en de ruimte

Het Byzantijnse rijk ontstond in de 4e eeuw bij de splitsing van het Romeinse rijk in een oostelijk en een westelijk deel. Vanaf de hoge middeleeuwen verbrokkelde het grondgebied. Het rijk bleef wel de hele middeleeuwen lang bestaan, tot de verovering van Constantinopel in 1453.

©VANIN

PREHISTORIE

Het Byzantijnse rijk (6e eeuw)

Byzantijnse jaartelling: 6962

Schema

Bekijk het instructiefilmpje.

Historisch redeneren: continuïteit en verandering tussen het Romeinse rijk en Byzantium

Romeinse rijk

verderzetting in het Oosten = Byzantijnse rijk

continuïteit:

- zagen zichzelf als Romeinen

- monarchie: keizerrijk

verandering:

- christelijk: schisma

- Grieks als officiële taal

- kunst- en cultuuruitingen

Bekijk de volledige schematische samenvatting bij het onlinelesmateriaal.

Hoofdstuk 3: Het Byzantijnse rijk (ca. 400 - ca. 1450) 86
MIDDELEEUWEN VROEGMODERNE TIJD GESCHIEDENIS ca.3,5miljoenv.C. ca.800v.C. ca.500 ca.1500ca.18001945 HEDENDAAGSE TIJD MODERNE TIJD 1 ca.3500v.C.
KLASSIEKE OUDHEID
OUDE NABIJE OOSTEN
ROMEINSE KEIZERRIJK GERMAANSE KONINKRIJKEN BYZANTIJNSE RIJK
30 v.C. 476 1453

Samenvatting: Het Byzantijnse rijk

Het grondgebied van het Byzantijnse rijk veranderde sterk tijdens de middeleeuwen. In de vroege middeleeuwen veroverde keizer Justinianus een groot territorium, maar nadien verbrokkelde dat opnieuw en werden de grenzen van het rijk stilaan beperkt tot de regio rond de stad Byzantium zelf. Tal van kenmerken van de Byzantijnse cultuur zijn gelijkaardig aan de klassieke oudheid. De Byzantijnse kunstuitingen zoals iconen en mozaïeken werden geïnspireerd door het christendom.

Het Byzantijnse rijk was een monarchie: aan het hoofd van de samenleving stond een alleenheerser die de titel van keizer droeg. Het rijk werd centraal gestuurd met behulp van ambtenaren. Het christendom was een staatsgodsdienst en de keizer stond zelfs aan het hoofd van de levensbeschouwelijke organisatie. We noemen die verbinding van religieuze en bestuurlijke macht cesaropapie.

In de 11e eeuw veroorzaakte het Oosters Schisma een religieuze breuk binnen het christendom: vanaf toen bestonden er verschillende kerken. Aan het hoofd van de Rooms-Katholieke Kerk vestigde de paus steeds meer zijn macht, en dan vooral in West-Europa. In het Byzantijnse rijk bleef de keizer het hoofd van de Oosters-Orthodoxe Kerk. Later ontstonden nog meer verschillende kerken binnen de oosters-orthodoxe traditie.

De hoofdstad Constantinopel was een reusachtige stad die het knooppunt van centralisatie vormde in het Byzantijnse rijk. Dankzij haar ligging was ze goed verdedigbaar en voorzien van goede handelsroutes over land en zee tussen Azië en Europa. Het Byzantijnse rijk kon een groot beroepsleger op de been houden dat betaald werd met belastingen uit gronden en handel.

Historisch denken: standplaatsgebondenheid

Een historische gebeurtenis kun je bekijken vanuit verschillende perspectieven. Zo kun je proberen het perspectief van verschillende groepen te onderzoeken. Ook kun je iets onderzoeken vanuit een hedendaags perspectief of vanuit het perspectief van het verleden. Dat wordt standplaatsgebondenheid genoemd: de context (tijd, plaats en situatie) waarin mensen zich bevinden beïnvloedt hun denken en handelen. In dit hoofdstuk leerde je bijvoorbeeld dat de standplaatsgebondenheid van mensen hun mening over de functie van Hagia Sophia beïnvloedt.

©VANIN

Hoofdstuk 3: Het Byzantijnse rijk (ca. 400 - ca. 1450) 87

Begrippen

Je leerde de volgende historische begrippen. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.

—cultureel: gewoonte, kunst- en cultuuruiting (icoon, mozaïek), levensbeschouwelijke organisatie (bisschop, christendom, concilie, islam, katholiek, kerk, oosters-orthodox, paus, religie), religieuze breuk (schisma), traditie

—economisch: handel

—politiek: absolutisme (alleenheerschappij, alleenheerser), bestuurlijke organisatie (bestuurstaal, cesaropapie, keizer, macht, voertaal), centralisatie, monarchie, rechtspraak (codex), staatsvorm, stadstaat, territoriale invulling (grens, territorium, verbrokkeling, verovering)

—sociaal: geweld (kruistocht)

Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.

—breuk

—continuïteit

—gevolg

©VANIN

—oorzaak

—standplaatsgebondenheid —tijdrekening

—verandering

← Tekening van de stad Constantinopel vanuit vogelperspectief door de Italiaan Christoforo Buondelmonte, 1422. De kaart is een zeldzame primaire bron die een beeld geeft van de middeleeuwse gebouwen in de stad. In de vroege middeleeuwen was Constantinopel een van de grootste steden ter wereld. Terwijl er in West-Europa nauwelijks stenen bouwwerken stonden, sprak deze stad tot de verbeelding van westerlingen.

Hoofdstuk 3: Het Byzantijnse rijk (ca. 400 - ca. 1450) 88
05 HISTORISCHE BEGRIPPEN 06 STRUCTUURBEGRIPPEN
© Vyacheslav Lopatin / Alamy

Zelfevaluatie

In dit hoofdstuk leerde je over het Byzantijnse rijk. Dit zelfevaluatieformulier kan je helpen om te bepalen wat je al goed kunt en aan welke elementen je nog moet werken.

Dit kan ik … goed onvoldoende

HISTORISCH REFERENTIEKADER

Je kunt het Byzantijnse rijk in de tijd situeren.

Je kunt het Byzantijnse rijk in de ruimte situeren.

Je kunt de kenmerken van het Byzantijnse bestuur en de Byzantijnse kunst- en cultuuruitingen toelichten.

Je kunt de organisatie van verschillende strekkingen binnen het christendom met behulp van het begrip Kerk omschrijven.

HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN

Je kunt de betekenis van het begrip standplaatsgebondenheid uitleggen.

Je kunt de standplaatsgebondenheid van meningen over historisch erfgoed zoals de Hagia Sophia benoemen.

BEELDVORMING BEARGUMENTEREN

Je kunt verklaren waarom het Byzantijnse rijk een millennium lang kon blijven bestaan.

Je kunt voorbeelden van continuïteit tussen de Byzantijnse samenleving en de klassieke oudheid geven.

Je kunt voorbeelden van verandering tussen de Byzantijnse samenleving en de klassieke oudheid geven.

REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST

Je kunt verklaren waarom mensen belang hechten aan de Hagia Sophia.

Je kunt uitleggen wat de gevolgen van het Oosters Schisma waren.

Je kunt verschillen in de gewoonten en tradities tussen de Katholieke en de OostersOrthodoxe Kerk benoemen.

Wat kan ik nog doen om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?

Wat heb ik nodig van de leraar om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?

Hoofdstuk 3: Het Byzantijnse rijk (ca. 400 - ca. 1450) 89
©VANIN
90 ©VANIN

Het Arabische rijk

(ca. 600 - ca. 1250)

© Bridgeman Images

Hoofdstuk

Illustratie in een Arabisch handschrift over filosofie, Bagdad, 1237. Op deze Arabische illustratie uit de middeleeuwen zie je de Griekse filosoof Aristoteles. Tijdens de vroege middeleeuwen raakte de kennis van wetenschappers en filosofen uit de oudheid vergeten in de westerse wereld. Maar in het Arabische rijk bezaten ze die kennis nog wel.

91
4
©VANIN

I

Wat weet je al?

In Sapiens 2 leerde je dat een groot deel van het Nabije Oosten in contact kwam met de Griekse wereld als gevolg van de veroveringen van Alexander de Grote. De periode van het hellenisme was een bloeiperiode voor de filosofie en de wetenschappen. Op p. 91 zie je een afbeelding van Aristoteles. Die filosoof was ook in de middeleeuwen een bron van inspiratie. Wat herinner je je verder nog over de Griekse filosofie en wetenschappen? Bespreek mondeling.

19e-eeuwse reconstructietekening, Frankrijk. Wetenschappers discussiëren in het museion in Alexandrië over wiskunde.

II

©VANIN

Wat weet je nog niet?

Vandaag wonen op alle continenten moslims. Hun godsdienst, de islam, ontstond tijdens de middeleeuwen op het Arabisch Schiereiland. Arabische heersers veroverden een enorm territorium. Zo kon de islam zich ruim verspreiden.

✓ Eerst onderzoek je aan de hand van verschillende historische vragen wanneer en waar de islam en het Arabische rijk zijn ontstaan (HV1).

✓ Vervolgens bekijk je de politieke, economische, sociale en culturele kenmerken van het Arabische rijk van ca. 600 tot 1250 (HV2) en het belang van de Arabische wetenschappen (HV3).

✓ Tot slot achterhaal je hoe de Arabieren naar de toenmalige wereld keken (HV4).

✓ In de uitbreiding kun je dieper ingaan op de typische kenmerken van de Arabische kunstuitingen (U1).

✓ Bij het onlinelesmateriaal ontdek je meer over de economische rol van de Arabieren in de internationale handel (U2).

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 92 © INTERFOTO Sammlung Rauch
1

Op onderzoek III

Uitbreiding 1:

Op welke manier drukte de islam zijn stempel op de Arabische kunst?

Historische vraag 1: Wanneer en waar zijn de islam en het Arabische rijk ontstaan?

Bekijk de historische vragen van dit hoofdstuk. Welke vragen horen tot het culturele domein? Welke vraag situeren we in het economische domein?

©VANIN

Historische vraag 2:

Wat waren de kenmerken van het Arabische rijk van ca. 600 to ca. 1250?

Historische vraag 3: Wat was het belang van de Arabische wetenschappen?

Historische vraag 4: Hoe keken de Arabieren naar de wereld rond 1000?

Uitbreiding 2:

Welke rol speelden de Arabieren in de internationale handel tijdens de vroege middeleeuwen?

Conclusie: Beantwoord de historische vragen.

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 93
02e MAATSCHAPPELIJKE DOMEINEN

Historische vraag 1: Wanneer en waar zijn de islam en het Arabische rijk ontstaan?

Terwijl in de vroege middeleeuwen het christendom zich stilaan verder verspreidde in Europa, ontstond in het Midden-Oosten, op het Arabisch Schiereiland, een nieuwe godsdienst: de islam. Dat zette grote veranderingen in de regio in gang. Arabische heersers brachten de stammen bij elkaar en stimuleerden de vorming van een Arabisch rijk. Op korte tijd veroverden ze gebieden van India tot Spanje.

©VANIN

1

Beantwoord de vragen aan de hand van de tijdlijnen en de kaart op p. 96. Gebruik zo nodig de structuurbegrippen in je Histokit.

Tijdlijn 1: Arabische tijdlijn

start van de islamitische tijdrekening

Tijdlijn 2: West-Europese tijdlijn

a In welke eeuw(en) leefde de islamitische profeet Mohammed?

b De islam werd gepredikt in de regio van Mekka en Medina. Omcirkel die regio op de kaart op p. 96.

c Omcirkel op tijdlijn 1 de periode waarin de islam over bijna het hele Arabisch Schiereiland verspreid was. Raadpleeg de kaart en de legende.

d In welk jaar van de christelijke tijdrekening startte de islamitische tijdrekening?

e Onder zoek hoe de grenzen van het Arabische rijk met de tijd veranderden.

—Onder de eerste kaliefen (Arabische vorsten) en de Omajjadendynastie breidde het Arabische rijk sterk uit. In welke periode was dat?

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 94 500 VROEGE MIDDELEEUWEN HOGE MIDDELEEUWEN LATE MIDDELEEUWEN UITBREIDING ONDER DE EERSTE KALIEFEN OMAJJADENDYNASTIE
UITEENVALLEN IN DRIE KALIFATEN LEVEN VAN MOHAMMED 622
ABBASIDENDYNASTIE
900 ca.800 750 ca.500 ca.1000 ca.1500 ca.1250 BLOEIPERIODE ARABISCHE CULTUUR ca.1200ca.1250
06 STRUCTUURBEGRIPPEN

—Leid uit de kaart af over welke drie continenten het Arabische rijk zich uitstrekte rond 750.

—Leid uit tijdlijn 1 af vanaf welke eeuw het rijk uit elkaar viel in drie rijken of kalifaten.

f Het territorium van het Arabische rijk kreeg geregeld een andere invulling tijdens de vroege middeleeuwen. Duid de manieren aan waarop je dat van de historische kaart kunt aflezen.

☐ aan de hand van de verschillende tinten groen die overeenkomen met de verschillende uitbreidingen van het Arabische rijk

☐ aan de hand van pijlen die de veroveringen van de islam aangeven

☐ aan de hand van de zeeroutes die op de kaart zijn aangegeven

2

Vergelijk de tijdlijn van het Arabische rijk met die van de middeleeuwen in West-Europa. Kun je de periodisering voor de westerse geschiedenis ook toepassen op de Arabische geschiedenis? Gebruik twee argumenten in je antwoord.

3

Vergelijk de geschiedenis van het Arabische rijk met gebeurtenissen in andere regio's.

a Duid aan of de gebeurtenissen gelijktijdig (G) of ongelijktijdig (OG) verliepen.

b Verklaar je keuze in de rechterkolom. Gebruik het structuurbegrip eeuw(en) in je antwoord.

Gebeurtenissen

Gelijktijdig of ongelijktijdig? Waarom?

het ontstaan van het christendom 1 het ontstaan van de islam G / OG

het leven van de Byzantijnse keizer Justinianus 1 het leven van de islamitische profeet Mohammed G / OG

het bestuur van de Merovingische dynastie over het Frankische rijk 1 het bestuur van de eerste kaliefen G / OG

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 95
©VANIN

De expansie van de islam tijdens de vroege middeleeuwen

↑ D e Arabische woestijn strekt zich uit over bijna heel het Arabisch Schiereiland.

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 96
A B C D E F G H I
©VANIN

4

Bestudeer de kenmerken van de Arabische ruimte.

a Noteer de letters op de kaart bij de juiste plaatsnamen in de tabel. Gebruik een atlas of de animatiekaart bij het onlinelesmateriaal.

b Plaats een kruisje bij de plaatsnamen die verwijzen naar een stedelijke ruimte.

Gebruik eventueel de structuurbegrippen rond ruimte in je Histokit.

c Plaats een vinkje bij de plaatsnamen die verwijzen naar een regio.

Letter Soort ruimte

Fostat (Caïro)

Indische Oceaan

Bagdad

Arabië

Middellandse Zee

Byzantijnse rijk

Medina

Cordoba

Mekka

5

Interpreteer de historische kaart. Bestudeer de legende van de kaart. Pas de strategie voor oriënterend en gedetailleerd kijken toe.

a Duid de vragen aan waarop de kaart een antwoord geeft.

☐ Welk deel van het Arabisch Schiereiland hoorde bij het Arabische rijk bij de dood van Mohammed?

KIJKSTRATEGIEËN

☐ In hoeveel fasen verliep de uitbreiding van het Arabische rijk in de vroege middeleeuwen?

☐ O ver welke continenten lag het Arabische rijk verspreid in de vroege middeleeuwen?

☐ Viel het Arabische rijk in de 10e eeuw uit elkaar in drie kalifaten?

☐ Wie waren de eerste kaliefen?

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 97
06 STRUCTUURBEGRIPPEN
02g
©VANIN

b De islam en het Arabische rijk kregen vorm in Mekka en Medina en waren aanvankelijk enkel van lokaal belang. Later breidden ze zich uit over het hele schiereiland. Rond 750 besloegen ze al drie continenten. Welke structuurbegrippen gebruiken we om het Arabische rijk in de ruimte te situeren? Schrijf telkens een structuurbegrip bij de plaatsnamen. Gebruik zo nodig je Histokit.

Mekka en Medina:

Arabisch Schiereiland:

West-Azië, Noord-Afrika, Zuid-Europa:

Historisch denken: centrum en periferie

Door de structuurbegrippen centrum en periferie te gebruiken kun je het belang en de invloed van een plaats of macht voor alle domeinen van de samenleving aanduiden. Een voorbeeld: Mekka, waar de islam ontstond, is tot vandaag het religieuze centrum van de hele islamwereld. Het was en is belangrijk voor alle moslims en heeft invloed tot in verafgelegen gebieden. We gebruiken het structuurbegrip centrum om de centrale culturele rol van Mekka aan te duiden. Je kunt dat begrip ook toepassen op de andere domeinen van de samenleving. Er zijn andere gebieden of machten die geen centrale rol op cultureel, politiek, sociaal of economisch vlak spelen en enkel van lokaal belang zijn. Die situeren zich eerder in de rand of marge van het grotere geheel. Om hun belang te typeren gebruiken we dan het structuurbegrip periferie.

6

Beantwoord de vragen met behulp van de kaart op p. 96.

a Leid uit de kaart af welke stad in de Arabische wereld het economisch centrum vormde in de 8e - 9e eeuw.

b Welke stad vormde in die tijd het politieke centrum van het Byzantijnse rijk?

c Zoek op de kaart een stad of regio die duidelijk in de periferie lag.

7

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 118-119.

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 98
06 STRUCTUURBEGRIPPEN
©VANIN

Historische vraag 2: Wat waren de kenmerken

van

het Arabische rijk van ca. 600 tot ca. 1250?

Lees de tekst. Overleg indien nodig met een klasgenoot of met je leraar welke leesstrategie je het best gebruikt.

Van oudsher was het Arabisch Schiereiland bewoond door nomadische stammen. Ze leefden van veeteelt of doorkruisten de woestijn in handelskaravanen. In de 7e eeuw ontwikkelde zich vanuit Mekka een nieuwe religie, de islam. In Mekka en Medina predikte Mohammed het monotheïsme. Arabische stammen werden verenigd in een islamitische gemeenschap of oemma. Daarin was de familie belangrijker dan de stam. De leden werden verenigd onder één islamitisch bestuur en waren onderworpen aan één en dezelfde islamitische wet. Zo werd de basis gelegd van het Arabische rijk. Wat waren de kenmerken van dat rijk?

Wil je weten welke rol de islam speelde bij het ontstaan van het Arabische rijk?

Bekijk dan het filmpje.

Bestuurlijke organisatie

Volgens de islamitische overlevering werd het Arabische rijk na de dood van Mohammed bestuurd door de eerste kaliefen. Een kalief was een vorst die door moslims als de directe opvolger van de profeet Mohammed werd gezien. De kalief stond aan het hoofd van het Arabische rijk. Het grondgebied waar hij macht uitoefende, noemt men een ‘kalifaat’. Hij had politieke macht, maar kreeg ook een religieuze taak: hij moest de islam en de gelovigen beschermen. Op dat vlak was de levensbeschouwelijke organisatie dus vergelijkbaar met die in Byzantium. De eerste kaliefen werden verkozen door de verschillende stammen.

De twee buurrijken van het Arabische rijk, het Byzantijnse en het Perzische rijk, waren erg verzwakt. De inname van belangrijke steden van het Byzantijnse rijk, zoals Jeruzalem en Damascus, betekende de start van het Arabische imperialisme. Omdat men het niet eens raakte over wie juist kalief kon worden, ontstond er een religieuze breuk binnen de islamgemeenschap. Zij die enkel de bloedverwanten van Mohammed als zijn opvolger erkenden, waren de sjiieten. Daartegenover stonden de soennieten, die ook volgelingen uit de ruimere kring van de profeet als zijn opvolger aanvaardden. Beide groepen hebben sindsdien verschillende gewoonten en tradities ontwikkeld.

Vanaf de vijfde kalief bestuurde de dynastie van de Omajjaden (661): voortaan werden de kaliefen niet meer verkozen, maar werden ze erfelijke vorsten of monarchen. De hoofdstad van het Arabische rijk verhuisde van Mekka naar Damascus. Aan het eind van de 7e eeuw gedroegen de kaliefen zich als alleenheersers of absolute vorsten. Ze oefenden vanuit hun luxueuze hoven de absolute macht uit. Een efficiënt belastingsysteem liet hen toe om hun ambtenaren en het leger te betalen. Het imperialisme, de oorlog en het geweld van het Arabische kalifaat hielden aan. Het grondgebied van het rijk werd verder uitgebreid van Spanje tot India.

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 99
1
02f LEESSTRATEGIEËN
↑ Bekijk het filmpje.
©VANIN

← Vloermozaïek in het kaliefenpaleis Khirbat al-Mafjar, Palestina, tweede helft 8e eeuw. Boven dit mozaïek stond de kalief afgebeeld. Het mozaïek symboliseert de taak van de kalief: hij moest zorgen voor welvaart (boom vol vruchten) en hij besliste over vrede (huppelende gazellen links) en oorlog (vechtende gazellen rechts).

Vanaf het jaar 750 nam de dynastie van de Abbasiden de politieke macht over. Zij verhuisden de hoofdstad naar een volledig nieuwe stad: Bagdad. Die stad werd het kloppend hart van het rijk. De alleenheerschappij of het absolutisme bleef behouden. De dynastie van de Abbasiden focuste niet meer op oorlog en verdere expansie, maar op cultuur en wetenschappen, en in het bijzonder op de islam. Ondanks de culturele bloei in de 9e en 10e eeuw kende het Arabische wereldrijk politiek verval. Het grote Abbasidische kalifaat verbrokkelde in de 10e eeuw tot drie kalifaten: het kalifaat van Bagdad in Azië, het kalifaat van Fostat (Caïro) in Noord-Afrika en het kalifaat van Cordoba in Zuid-Europa. Daarnaast bestonden er een aantal zelfstandige tijdelijke koninkrijkjes

Economische en sociale kenmerken

Handel was een belangrijke economische sector van de Arabieren. Door hun veroveringen kregen ze controle over de grote handelsroutes van oost naar west en van noord naar zuid. Bagdad werd onder de Abbasiden hét centrum van internationale handel. Via de vertakte zijderoute over land en over zee vervoerden ze producten tot in India en China. Hun handelscontacten reikten tot diep in Afrika, waar ze goud en slaven vonden. In het noorden reikten hun contacten tot aan de Baltische Zee.

Van de sociale gelijkheid uit de begindagen van de islam was nog weinig te merken. Er was een grote sociale gelaagdheid en zo ontstond er ook een gelaagde samenleving.. In het Midden-Oosten woonden nog steeds minderheden van joden, christenen of andere levensbeschouwingen of religies. In de veroverde gebieden leefde een minderheid van Arabische migranten met de oorspronkelijke bewoners samen. Er ontstond een culturele uitwisseling tussen verschillende culturen in de multiculturele Arabische samenleving. Vooral in de grote stedelijke samenlevingen kregen de verschillende wijken een eigen karakter. Zo waren er in één stad verschillende religieuze wijken en werden er kerken, synagogen en moskeeën gebouwd.

Culturele kenmerken

Monotheïstische gelovigen zoals joden en christenen konden hun geloof behouden. In ruil daarvoor betaalden ze extra belastingen. Maar de Abbasidische kaliefen mengden zich meer dan hun voorgangers actief in godsdienst. Het Arabisch werd de verplichte bestuurstaal én de taal voor intellectuelen. De bekering tot de islam werd vanaf toen sterk aangemoedigd.

©VANIN

Het Abbasidische hof in Bagdad trok geleerden uit het hele rijk aan. De enorme schat aan oude Griekse, Perzische en Indiase filosofie en wetenschappen werd vertaald naar het Arabisch. Die kennis verwerkten en verrijkten de Arabieren tot een hoog niveau.

Een van de vele Abbasidische munten met Arabische inscriptie, opgegraven in het Oostzeegebied, Gotland, 751752. De munt bevindt zich nu in het Nationaal Museum van de Economie in Stockholm.

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 100
© Eddie Gerald / Alamy

2

Onderzoek hoe en door wie het Arabische rijk bestuurd werd. Wat is de betekenis van het begrip kalief? Kruis de juiste stellingen aan.

☐ De macht van een kalief kun je vergelijken met die van een Egyptische farao: beiden hadden zowel religieuze als politieke macht.

☐ De eerste kaliefen waren geen echte monarchen omdat ze verkozen werden door de stammen.

☐ In de Griekse stadsstaat en in de Romeinse republiek bestond er al een vorm van vertegenwoordiging. In de Arabische staat werd het volk ook vertegenwoordigd.

☐ Onder de Omajjaden werd de titel van kalief erfelijk en ontstonden er dynastieën. Vanaf dan kun je de kaliefen monarchen noemen.

3

Je kwam het begrip imperialisme al tegen bij de Grieken, de Romeinen en de Byzantijnen, maar ook in West-Europa in de vroege middeleeuwen. Dat begrip is vooral van toepassing op de periode van de eerste kaliefen en op het kalifaat van de Omajjaden. Leg uit waarom.

4

Met het ontstaan van de sjiitische strekking kun je spreken over een religieuze breuk of schisma binnen de islam.

a Leid uit de tekst af waarom het structuurbegrip breuk hier van toepassing is.

b Vul de tekst aan om de oorzaak van die religieuze breuk te formuleren.

De breuk binnen de islam ontstond omdat men het niet eens raakte over wie kon worden. De aanvaardden enkel de als zijn opvolger, terwijl de ook volgelingen als kalief erkenden.

c Vandaag bestaat die breuk nog steeds. De meeste moslims zijn soennieten. Leid uit de kaart af welke twee hedendaagse landen een meerderheid van sjiieten hebben.

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 101
↑ Bekijk de kaart.
©VANIN

5

Bagdad was een knooppunt of centrum van internationale handel. Vanuit alle windrichtingen kwamen er handelswegen samen. Blader terug naar de kaart op p. 96. Markeer op de kaart Bagdad en de handelswegen die in de leestekst vermeld staan.

©VANIN

6

Het begrip multiculturele samenleving is een modern begrip. Het wordt gebruikt om de hedendaagse samenleving waarin diverse culturen samenleven te typeren. Toch bestonden er al kenmerken van de multiculturele samenleving in de Arabische samenleving onder de Abbasiden. Kruis aan waarom en bespreek je argumenten mondeling.

☐ Mensen met verschillende religies en culturele tradities leefden elk in hun eigen stadswijken.

☐ Mensen met verschillende religies en culturele tradities wisselden ideeën uit.

☐ Culturele minderheden werden door de culturele meerderheid onderdrukt.

7

Formuleer, op basis van de vier maatschappelijke domeinen, een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 118-119.

Miniatuur uit de Siyer i- Nabi, Istanbul, 16e eeuw Mohammed trekt met zijn volgelingen vanuit Medina terug naar Mekka. Deze tekening is een deel van een uitgebreide reeks tekeningen bij een manuscript over het leven van Mohammed. Ze werden gemaakt in het Ottomaanse rijk in de 16e eeuw. Het was in die periode gebruikelijk dat de profeet werd afgebeeld met een witte sluier over zijn hoofd. Dat komt omdat het in de soennitische traditie verboden was om de profeet af te beelden. ↑

© Fine Art Images

Wil je meer weten over het economische belang van Bagdad? Maak dan de uitbreiding bij het onlinelesmateriaal.

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 102 © Art Collection 3 / Alamy

Historische vraag 3:

Wat was het belang van de Arabische wetenschappen?

De vroege islam stimuleerde wetenschappelijk onderzoek. Mohammed zou zelf gezegd hebben: 'Ga op zoek naar de wetenschap, zelfs tot in China.' Volgens een aantal Koranverzen is de mens in staat om Gods schepping beter te begrijpen. Door de veroveringen en handelscontacten maakten Arabische wetenschappers kennis met het erfgoed van verschillende culturen. In deze historische vraag bestudeer je het belang van de Arabische wetenschappen tijdens de middeleeuwen.

©VANIN

1

Onderzoek welke historische vragen je kunt beantwoorden met behulp van de historische bronnen.

a Bestudeer de zes tekstbronnen en visuele bronnen en lees het bijschrift. Ze handelen allemaal over filosofie en wetenschap in de Arabische wereld. b Markeer de belangrijkste termen.

Ibn Rushd (in Europa bekend onder de naam Averroes) was een invloedrijke jurist, arts, astronoom en filosoof afkomstig uit Marokko. Hij werkte in de 12e eeuw aan belangrijke hoven in al-Andalus (Spanje). Volgens hem moeten we ons bij de goddelijke wet vervoegen voor alles wat de menselijke rede niet bevatten kan.

Uit: M. Leezenberg, Islamitische filosofie, een geschiedenis. Amsterdam, Stichting Uitgeverij Bulaaq, 2002.

Illustratie in een Arabisch handschrift over filosofie, Bagdad, 1237. Op deze Arabische illustratie uit de middeleeuwen zie je de Griekse filosoof Aristoteles. Hij legt aan wetenschapsstudenten het gebruik van het astrolabium uit. Dat is een instrument waarmee zeevaarders en astrologen de afstand tussen de horizon en hemellichamen kunnen meten. Die uitvinding van de Grieken werd verder verfijnd door de Arabieren tijdens de middeleeuwen. Heb je het anachronisme in de afbeelding ook opgemerkt?

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 103
© Bridgeman Images Bron 1:
Bron 2: 02i BRONNEN EVALUEREN

Bron 3:

Uit: J. Lyons, Het Huis der Wijsheid. Amsterdam, Stichting Uitgeverij Bulaaq, 2010.

Bron 4:

Figuur 1: Ptolemaeus

epicyclus planeet

©VANIN

← Titelpagina uit een medisch handboek en cursus geneeskunde geschreven in de 11e eeuw door Ibn Sina. Ibn Sina (in Europa bekend als Avicenna) was een invloedrijke wetenschapper, arts en filosoof van Perzische afkomst. Hij schreef in het Arabisch, inspireerde zich op de klassieke arts Galenus, deed onderzoek en zorgde voor een enorme vooruitgang op het vlak van de geneeskunde. Zijn medisch handboek was ruim vijfhonderd jaar lang het voornaamste basiswerk voor geneeskunde in West-Europa. Een pientere kijker herkent zes hoofdstukken van de cursus geneeskunde.

Figuur 2: Al-Bitroedji / Ibn Roesjd

aarde planeet

Figuur 3: Het Toesikoppel

aarde

aarde

Arabische astronomen uit de 11e eeuw baseerden zich op Ptolemaeus (figuur 1), de beroemdste astronoom uit de oudheid. Ze ontdekten dat de aarde geen stilstaand middelpunt van de kosmos is, maar dat de hemellichamen in spiralen of rotaties om een aparte as bewegen (figuur 2). De Arabische wetenschapper Nasir al-Din al-Toesi uit de 13e eeuw ontdekte onder meer dat de planeten in cirkels rond een eigen middelpunt draaien en ook in een grotere cirkel rond de aarde als middelpunt, en dat de twee cirkelbewegingen in tegenovergestelde richting gaan. Men noemt dat het Toesikoppel (figuur 3). Het observatorium van al-Din al-Toesi in Maragha bleef een intellectueel centrum met zowel uitstraling naar China als naar Europa.

Hoofdstuk
Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 104
4: Het

Bron 5:

← Kaart van al-Idrisi uit de 12e eeuw (in een 15e-eeuwse kopie) van de toen gekende wereld. De Arabische geograaf en dichter al-Idrisi (midden 12e eeuw) kreeg van de Siciliaanse christelijke koning Rogier II de uitnodiging om zich in Palermo te vestigen en een wereldkaart te ontwerpen. Hij maakte met een staf van vooral Arabische en Joodse wetenschappers een uitgebreide atlas en baseerde zich daarbij op de oudere Arabische kaarten van alMamum en op alles wat in het Huis der Wijsheid in Bagdad vanaf ca. 800 was verzameld op geografisch gebied. De kaarten van al-Idrisi hebben ongetwijfeld de West-Europese cartografen en de grote ontdekkers van de 15e eeuw geïnspireerd. Valt het je op dat de wereld hier letterlijk op zijn kop staat?

©VANIN

← Miniatuur, Abu Zayd in de bibliotheek, 11e eeuw, uit de Maqamat, een verhalenbundel van al-Hariri, latere kopie. Die bibliotheek uit de 8e eeuw bevond zich in het Huis der Wijsheid in de gloednieuwe hoofdstad Bagdad. Die academie voor wetenschappelijk onderzoek en vertalingen was eeuwenlang het centrum van het intellectuele leven van het Arabische rijk. Er was een school of madrassa, die gericht was op hoger onderwijs, en een bibliotheek, een schatkamer vol boeken. De grote klassieke werken van onder meer de Grieken en Perzen werden er gekopieerd en er werd gediscussieerd en gefilosofeerd.

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 105 © Universal Images Group North America LLC / Alamy © The History Collection / Alamy
Bron 6:

2

3

Lees de acht historische vragen.

a Welke bronnen bieden een antwoord op de historische vragen? Noteer het nummer van de bron bij de juiste historische vraag.

b Bepaal om welke soort historische vraag over het verleden het gaat. Gebruik je Histokit.

Historische vragen

Hoe was de relatie tussen geloof en wetenschap in de Arabische denkwereld?

Was er sprake van conflict of eerder van verzoening tussen beide?

Wat was het belang van de klassieke, Perzische en Indiase wetenschap voor de Arabische wetenschappers?

Hoe hebben de Arabische wetenschappen de ontwikkeling van de WestEuropese wetenschappen beïnvloed?

Welke continenten behoorden tot het wereldbeeld van de Arabische cartografen in de middeleeuwen?

Waarom was de filosofie van de oude Grieken belangrijk in de denkwereld van de Arabieren?

Namen de Arabische wetenschappers de Griekse, Perzische en andere oude kennis klakkeloos over of voegden ze ook eigen inzichten toe?

Vergelijk de visie op de kosmos van Ptolemaeus met die van de Arabische wetenschapper al-Din al-Toesi.

Bronnen

Kruis aan op welke manier de kennis uit de Arabische wereld Europa beïnvloedde.

☐ De ontwikkeling van de Europese en de Arabische wetenschappen verliep in de vroege en hoge middeleeuwen gelijkaardig.

☐ De Europese wetenschappen beïnvloedden de Arabische wetenschappen in de vroege en hoge middeleeuwen.

☐ De Arabische wetenschappen beïnvloedden de Europese wetenschappen in de vroege en hoge middeleeuwen.

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 106
02i BRONNEN EVALUEREN
©VANIN

4

Formuleer een antwoord op de historische vraag.

a Vul het oorzaak-gevolgschema aan.

Kies uit: geneeskunde - uitwisseling kennis - filosofie - West-Europese - astronomie

b L icht je redenering mondeling toe aan een klasgenoot. Gebruik structuurbegrippen om het verband tussen de verschillende vakken in het schema duidelijk te maken.

©VANIN

STRUCTUURBEGRIPPEN

c Alle pijlen in het schema duiden een verband aan. Verduidelijk dat verband door de begrippen in te vullen in de pijlen.

Kies uit: stimuleerde(n) - leidde(n) tot - had(den) als gevolg - beïnvloedde(n)beïnvloedde(n)

d Vul je antwoord op de historische vraag aan door het schema in een doorlopende tekst te zetten bij de conclusie op p. 118-119.

Koranverzen

ontwikkeling

wetenschappen

veroveringen handelsnetwerk

filosofie en wetenschappen

bv. wiskunde geografie

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 107
06

Historische vraag 4:

Hoe keken de Arabieren naar de wereld rond het jaar 1000?

In deze historische vraag peilen we naar het wereldbeeld van de Arabieren tijdens de middeleeuwen. Het wereldbeeld is de voorstelling die een persoon, groep of samenleving van de werkelijkheid heeft. Dat wordt sterk beïnvloed door culturele waarden en tradities zoals onderwijs en opvoeding, wetenschap, kunst en levensbeschouwing. We onderzoeken dus welke voorstelling Arabieren hadden van de wereld. Wat vonden ze belangrijk? Hoe was hun wereld begrensd? Was het een open of gesloten wereld? Hoe kreeg hun wereldbeeld vorm?

1 Hoe kijk jij zelf naar de wereld waarin je leeft?

a Zoek eventueel in groepjes naar enkele kenmerken die typisch zijn voor het wereldbeeld van de meeste Europese jongeren vandaag.

b Vul de belangrijkste kenmerken aan in het schema. Gebruik je Histokit.

het wereldbeeld van hedendaagse Europese jongeren

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 108
02m MULTIPERSPECTIVITEIT CULTUREEL ECONOMISCH SOCIAAL POLITIEK ©VANIN

2

Wat waren de kenmerken van het Arabische wereldbeeld rond 1000?

a Lees de zeven historische werken over het Arabische wereldbeeld en markeer in elke bron maximaal drie kernwoorden of woordgroepen.

©VANIN

b Kruis de kenmerken aan die volgens de bronnen typerend zijn voor het Arabische wereldbeeld rond 1000.

c Vul aan de hand van de stellingen en je markeringen het schema aan.

☐ De Arabische wereld was een gesloten en geïsoleerde wereld.

☐ De Arabische reizigers en handelaars kwamen in contact met samenlevingen van over de grens.

☐ In de Arabische wereld leefden hoofdzakelijk Arabieren.

☐ Door de wetenschappelijke vooruitgang van de cartografie werd het wereldbeeld in de ruimte en het universum steeds groter.

☐ De Arabische samenleving werd gekenmerkt door diversiteit en versmelting van culturele tradities.

☐ De Arabische taal was de algemene cultuurtaal in de diverse wereld.

☐ De Arabieren hadden contacten die geografisch heel ver lagen. De zijderoute verbond hen zelfs met China.

☐ Christenen, joden en moslims stonden meestal vijandig tegenover elkaar.

☐ De Arabische wereld was een open wereld. Er waren veel diplomatieke contacten met andere niet-Arabische heersers.

☐ Het Arabische wereldbeeld was doordrenkt van religie (islam).

☐ De contacten tijdens de hadj in Mekka verruimden de wereld van de moslims.

☐ Door de slavenhandel drongen de Arabieren door tot diep in Afrika, ver buiten hun grenzen.

Bron 1:

Landkaarten zijn altijd een middel geweest om je weg te vinden en je locatie te bepalen. Een landkaart bepaalt je plaats in de wereld en stimuleert het denken over je omgeving en de vorm van de wereld zelf. Grenzen maken duidelijk waar en ook wie je bent in relatie tot de rest van de wereld. In de moslimwereld stimuleerde het geloof de aandacht voor wetenschappen als geografie, cartografie en astrologie. De vrome moslim moest immers vijf maal per dag bidden (Salat) met zijn hoofd gericht naar de Ka’aba. Hij had dus plaats- en tijdsbepalingen nodig in zijn dagelijks leven. Ook de verplichte bedevaart eens in zijn leven naar Mekka (Hadj) verfijnde zijn visie op het universum. In het Huis der Wijsheid in Bagdad werkten tientallen geleerden, van wiskundigen tot astrologen, aan een wereldkaart. Kennis over tijd en ruimte waren een deel van het dagelijks leven van de moslim. De moslim keek vanuit zijn geloof naar de wereld.

Naar: Crossroads, Reizen door de Vroege Middeleeuwen (300-1000 n.Chr.). WBOOKS/Allard Pierson, 2017.

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 109

Bron 2:

In hun poging om blijvende contacten met andere vorsten op te bouwen, organiseerden de heersers in de vroege middeleeuwen diplomatieke reizen. In dat licht moet de reis worden gezien van Aboel Abbas, een olifant die met zijn begeleider, een joodse gezant van Karel de Grote, te voet de afstand overbrugde van Bagdad naar Aken. De olifant was een diplomatiek geschenk van de Abbasidische kalief van Bagdad Haroen ar-Rashid aan zijn Frankische collega Karel de Grote in 797. Volgens overgeleverde bronnen was Karel vereerd met zijn geschenk.

Naar: M. van Lieshout, ‘Hoe duister waren de vroege middeleeuwen?’, https://historiek.net/hoe-duisterwaren-de-vroege-middeleeuwen/71637/

©VANIN

Bron 3:

Door hun veroveringstochten hadden de Arabieren aan het begin van de 8e eeuw een gebied in handen dat omvangrijker was dan het Romeinse rijk op het toppunt van zijn bestaan. Duizenden Arabieren migreerden daarop naar het noorden (Irak, Iran en Khuristan, waar ook de prachtige steden zoals Samarkand op de zijderoute naar China lagen).

In de veroverde gebieden mochten de onderdanen hun eigen geloof blijven volgen. De Arabische heersers namen de bestaande plaatselijke bestuursvorm en gewoonten over, namen mensen uit de plaatselijke elite in dienst en vervlochten de verfijnde Perzische cultuur met hun eigen hoftradities. Bagdad groeide uit tot een hoogtepunt van versmelting. De stad telde een half miljoen zielen: Arabieren, Perzen, Turken, bedoeïenen, Afrikanen, Grieken, Joden, Indiërs en Slaven, allemaal op zoek naar een goed bestaan. Al die mensen aten, sliepen, baden en werkten naast elkaar in de grootste smeltkroes op aarde. Velen waren als slaaf naar de stad gebracht, want de handel in mensen was nog winstgevender dan die in zijde.

Naar: V. Moller, De zeven steden, een reis door duizend jaar geschiedenis: hoe ideeën uit de oudheid ons bereikten. Amsterdam, Meulenhoff, 2019.

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 110
↑ Fresco van een witte oorlogsolifant, 11e eeuw, Spanje.

Bron 4:

De Abbasiden namen voor hun vertalingen vaak christelijke en niet-islamitische wetenschappers in dienst. Eind 9e eeuw was de hoofdarts aan het hof van de kalief een christen, samen hadden ze een erg persoonlijke band. Ook joodse artsen werden gerespecteerd en leefden vaak aan islamitische hoven. Het lijkt erop dat een verschil in geloof een goede carrière niet in de weg stond. Historici stellen voor de 10e eeuw onder de kaliefen van Cordoba een opvallende samenwerking vast tussen moslims en joden.

Naar: Crossroads, Reizen door de Vroege Middeleeuwen (300-1000 n.Chr.). WBOOKS/Allard Pierson, 2017.

Bron 5:

Ook christenen en joden spraken Arabisch. Dankzij die taal was er een sociale en geografische mobiliteit en uitwisseling van ideeën tussen de verschillende geloofsgemeenschappen. Leden van de verschillende godsdiensten debatteerden openlijk, filosofeerden samen, volgden les bij dezelfde docenten en deelden hun liefde voor de Arabische poëzie.

Vanaf de 11e eeuw veranderde de verhouding tussen de religies en nam de intolerantie toe. Geweld op niet-moslims en gedwongen bekeringen namen toe. Ook van christelijke zijde groeide de onverdraagzaamheid wat tot moslim- en jodenvervolgingen leidde.

Naar: Crossroads, Reizen door de Vroege Middeleeuwen (300-1000 n.Chr.). WBOOKS/Allard Pierson, 2017.

Bron 6:

In de islamitische wereld werd vanaf het midden van de 8e eeuw papier gebruikt om op te schrijven. Papier was vanuit China, via de handelscontacten aan de zijderoute in het Midden-Oosten toegekomen. Papier was makkelijker te beschrijven en goedkoper, waardoor boeken en kennis sneller en veelvuldiger werden verspreid. In de 9e eeuw was de boekencultuur in Bagdad befaamd. Boeken werden vertaald in het Arabisch en werden door veel mensen gelezen.

Naar: Crossroads, Reizen door de Vroege Middeleeuwen (300-1000 n.Chr.)

WBOOKS/Allard Pierson, 2017.

← De Arabische vertaling van De Materia Medica, een werk van Dioscorides uit de oudheid, werd in de 9e eeuw in Irak gemaakt, einde 10e eeuw herzien en einde 11e eeuw in Samarkand voltooid.

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 111
©VANIN

Bron 7:

Zoals in de West-Europese christelijke en in de Byzantijnse samenleving waren ook de meeste kenniscentra in de Arabische wereld religieus geïnspireerd. In de moslimwereld bleef het vastzetten van teksten in het geheugen (het letterlijk memoriseren dus) belangrijker dan het bezit van geschreven teksten. Naast wetenschappelijke kennis bleef religieuze kennis steeds van het grootste belang. De islam bleef het leven van alledag bepalen.

Naar: Crossroads, Reizen door de Vroege Middeleeuwen (300-1000 n.Chr.). WBOOKS/Allard Pierson, 2017.

©VANIN

CULTUREEL

SOCIAAL

kenmerken van het Arabische wereldbeeld rond 1000

ECONOMISCH

POLITIEK

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 112

3

De bronnen over het Arabische wereldbeeld waren historische werken. Ze zijn het resultaat van onderzoek door historici. Je leest nu een bron uit de middeleeuwen zelf, namelijk twee fragmenten uit een reisverhaal van de beroemdste Arabische wereldreiziger, Ibn Battoeta.

Fragment 1: De steppe (Azië, Krim, ten oosten van de Zwarte Zee) is groen, maar er groeit niet één boom en er zijn geen bergen of heuvels. Omdat er geen brandhout is, steekt men mest aan die men tazak noemt. (…) Een dag na onze aankomst in de haven ging een van de kooplieden die ons vergezelden naar de Kifdjak-stam die in deze steppe woont en die christelijk is. Hij huurde van hen een paardenwagen, waarin we plaatsnamen en naar al-Kafa (ook een havenstad aan de Krim) reden, een grote stad, uitgestrekt langs de zeekust en bewoond door christenen, voor het merendeel Genuezen. We namen onze intrek in de moskee. We hoorden langs alle kanten klokgelui. Dit had ik nog nooit gehoord en ik huiverde van afschuw.

Fragment 2: Het is buitengewoon heet in Iwalatan (Afrika, koninkrijk Mali, nu Mauretanië) (…). De meeste inwoners zijn Massoefa. Hun vrouwen zijn van onovertroffen schoonheid en staan in hoger aanzien dan de mannen. Dit volk houdt er wonderlijke gewoonten op na. De mannen kennen geen jaloezie. (…) Deze zwarten zijn echter moslims, die de gebeden verrichten, de islamitische wetten naleven en de Koran uit hun hoofd kennen. De vrouwen schamen zich niet voor de mannen en sluieren zich niet, hoewel ze de gebedsvoorschriften strikt naleven. (…) De vrouwen hebben mannelijke vrienden en kennissen die niet tot de familie behoren en de mannen gaan vriendschappelijk met de vrouwen om. Het is niet ondenkbaar dat een man zijn huis binnenkomt en zijn vrouw met een vriend van haar aantreft, zonder dat hij er iets van zegt.

Naar: Ibn Battoeta, in een vertaling van R. van Leeuwen, De reis. Amsterdam, Uitgeverij Bulaaq, 1997.

Ibn Battoeta was een rechtsgeleerde uit Tanger (Marokko). Tijdens zijn bedevaart of hadj naar Mekka (1325) kreeg hij de reismicrobe te pakken en reisde hij nog dertig jaar verder rond. In de 14e eeuw was de bloeitijd van het islamitischArabische rijk voorbij; het eens zo bruisende Bagdad was al in 1258 in handen van de Mongolen gevallen.

a Ibn Battoeta was een goede observator en beschreef in detail de gewoonten van de mensen die zijn pad kruisten. Markeer in elk fragment een zin waarin hij niet neutraal blijft en zijn eigen mening geeft.

b Vanuit welk perspectief keek Ibn Battoeta naar de verhouding tussen mannen en vrouwen in Aliwatan (Mali)?

c Waarom is zijn kijk op de verhouding tussen mannen en vrouwen standplaatsgebonden?

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 118-119.

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 113
4
©VANIN

Uitbreiding 1:

Op welke manier drukte de islam zijn stempel op de Arabische kunst?

Kunst- en cultuuruitingen leren begrijpen vraagt heel wat toewijding. Je oefent er op school in verschillende vakken op. In deze uitbreiding onderzoek je kunst- en cultuuruitingen die typisch zijn voor de Arabische samenleving. Je kiest de uiting die je het meest aanspreekt en onderzoekt die aan de hand van een stappenplan.

©VANIN

1

De Arabische kunst is heel veelzijdig en verspreid over drie continenten. Toch vertoont ze een aantal specifieke kenmerken die representatief zijn voor de hele Arabische wereld. De afbeeldingen zijn daarvan typische voorbeelden. Probeer aan de hand van de afbeeldingen de Arabische kunsten cultuuruitingen te begrijpen.

a Kies eventueel per groep één kunst- of cultuuruiting.

b Onder zoek de kenmerken van de Arabische kunst. Gebruik het stappenplan uit je Histokit om het voorbeeld te onderzoeken.

c Vul het stappenplan aan.

Cultuuruiting 1: Arabische architectuur

Hedendaagse foto van de Rotskoepel in Jeruzalem, gebouwd in 691 - 692 Dat islamitisch heiligdom is gebouwd op de plaats waar volgens de islamitische overlevering de rots was waarop Abraham, de stamvader van het monotheïsme, zijn zoon Ismaël aan God moest offeren. ↑

De Grote Moskee of Mezquita in Cordoba (al-Andalus, Spanje) is werelderfgoed. De bouw ervan startte in de 8e eeuw. De moskee is wereldberoemd om zijn gedurfde Arabische architectuur met honderden bogen en zuilen.

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 114
© Sean Pavone / Shutterstock.com
03 KUNST EN CULTUUR

Cultuuruiting 2: Sierkunsten

Inscriptie in kalligrafisch schrift op de wand van het paleis van de sultan in het Alhambra in Granada (al-Andalus), 13e eeuw. Kalligrafie (de kunst van het schoonschrift) komt voor in verschillende artistieke uitingen: in handschriften, op aardewerk, op gebouwen … Het goddelijk woord uit de Koran moest van een ‘hemelse schoonheid’ zijn. Het nabootsen van de mens en de natuur die God geschapen heeft, is voor veel moslims een daad van hoogmoed. Daarom vind je in de islamitische kunst nauwelijks herkenbare figuren of natuurelementen. Kunstenaars kopieerden de schepping niet, maar verwezen naar de eeuwige en volmaakte schoonheid ervan. © CNP Collection / Alamy

Cultuuruiting 3: De Arabische tuin

Arabesk in het Alhambra, Granada (al-Andalus,) 13e - 14e eeuw. De arabesk is een versiering geïnspireerd op plantaardige vormen (takken en ranken). Maar de elementen worden sterk vereenvoudigd of gestileerd. Het zijn abstracte vormen.

← Arabische tuin in Generalife, aangelegd in de 13e - 14e eeuw, Granada (al-Andalus). Sinds het begin van de islam hebben tuinen een centrale plaats ingenomen in de islamitische cultuur. In het droge woestijnklimaat waren planten en water een luxeproduct. In de tuinen vond men rust en bezinning. Hun weelderigheid, schaduwrijke plekken en koele waterpartijen symboliseren de genade van God. Ze zijn een plek om aan de beloftes van het eeuwige paradijs herinnerd te worden.

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 115 © Photosynthesis
Alamy
/
© Jose Ignacio Soto / Shutterstock.com
©VANIN

Stap 1: Ik identificeer de kunst- of cultuuruiting.

✓ Situeer in de tijd, in de ruimte en in het maatschappelijk domein.

✓ Bepaal het soort kunst- of cultuuruiting dat je onderzoekt (beeld, schilderij, decoratie …).

Stap 2: Ik neem de kunst- of cultuuruiting waar.

✓ Beschrijf de vormgeving (kleur, symmetrie …).

✓ Beschrijf de uiterlijke kenmerken.

Stap 3: Ik interpreteer de kunst- of cultuuruiting (analyseren en contextualiseren).

✓ Onder zoek het onderwerp.

✓ Onder zoek het doel en/of de reden waarom het gemaakt is.

✓ Is de kunstenaar erin geslaagd om zijn doel te bereiken? Heeft het kunstwerk genoeg impact op de toeschouwer?

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 116
©VANIN

Stap 4: Ik licht mijn interesse voor de kunst- of cultuuruiting toe.

✓ Wat doet dit kunstwerk met jou? Omschrijf je ervaring in eigen woorden of omcirkel het juiste gevoel.

Kies uit: mooi - interessant - prikkelend - indrukwekkend - afstotelijk

✓ Heeft de analyse van het werk je kijkervaring veranderd of verdiept?

✓ Hoe heeft de analyse van het kunstwerk jouw beeldvorming over de islam veranderd of verdiept?

✓ Vergelijk de ervaring die jij had bij dit kunstwerk met die van je klasgenoten.

2

Presenteer per groep mondeling de belangrijkste resultaten van je onderzoek en je ervaring bij de kunst- of cultuuruiting die je koos.

3

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Kruis aan wat van toepassing is. Vul je antwoord aan bij de conclusie op p. 118-119.

☐ De islam was een belangrijke inspiratiebron voor de Arabische kunst.

☐ In de Arabische kunst werden vooral mens en natuur afgebeeld.

☐ In de Arabische architectuur waren de meeste gebouwen burgerlijke gebouwen.

☐ De Arabische sierkunst viel grotendeels samen met het islamitische geloof.

☐ K alligrafie was heel belangrijk in de Arabische kunst omdat de harmonie van het woord van God dat in de Koran geopenbaard werd, alle schoonheid verdiende.

☐ De Arabische tuinen waren al een voorsmaakje van het eeuwige paradijs.

☐ De arabesk was als een rank zonder begin of einde en verwees naar het eeuwige goddelijke.

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 117
©VANIN

Conclusie IV

Antwoorden op de onderzoeksvragen

Antwoord met volzinnen, vul de zinnen aan of markeer het juiste antwoord.

Gebruik een schrijfkader als hulpmiddel bij HV3.

Historische vraag 1: Wanneer en waar zijn de islam en het Arabische rijk ontstaan?

De islam en de Arabische staat kregen vorm in de Onder de eerste kaliefen en de Omajjaden-dynastie breidde het rijk zich in één tijd uit tot een groot Arabisch rijk (tot ca. ).

De islam en de Arabische staat ontwikkelden zich vanuit (lokaal) en verspreidden zich over het hele Arabische Schiereiland ( ).

Van daaruit werd de Arabische staat uitgebreid tot op drie , namelijk Azië, Noord-Afrika en Het rijk viel in de 10e eeuw uiteen in : Cordoba, Fostat (Caïro) en Bagdad.

Historische vraag 2: Wat waren de kenmerken van het Arabische rijk (ca. 600ca. 1250)?

Op politiek vlak

Op economisch vlak

Op sociaal vlak

Op cultureel vlak

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 118
©VANIN

Historische vraag 3: Wat was het belang van de Arabische wetenschappen?

Historische vraag 4: Hoe keken de Arabieren naar de wereld rond 1000?

Religie speelde een ondergeschikte / belangrijke rol in hun wereldbeeld. Verschillende religies leefden en werkten samen. De religieuze plicht om te bidden en op bedevaart te gaan spoorde de wetenschappers / de kunstenaars aan de tijd en ruimte te verkennen. Het gebruik van papier / perkament dat de Arabische wereld bereikte vanuit China, stimuleerde de verspreiding van kennis. Door de vele veroveringen, migraties, handelscontacten, reizen en diplomatieke contacten verlegden de Arabieren hun geografische en mentale grenzen. Dat leidde tot een gesloten / open wereldbeeld.

Uitbreiding 1: Op welke manier drukte de islam zijn stempel op de Arabische kunst?

De Arabische kunst stond in dienst van de islam. Op het vlak van lieten kaliefen reusachtige moskeeën en heiligdommen bouwen. In de werden mens en natuur doorgaans niet afgebeeld. Veelvoorkomende kunstuitingen zoals waren eerder abstract.

De waren een rustplaats voor de gelovigen, een plek om te dromen van het eeuwige paradijs.

ERFGOED

Het Museum voor Kunst en Geschiedenis in Brussel bewaart een bijzondere helm uit de middeleeuwen. Deze Arabische helm werd echter niet in onze regio gebruikt, maar komt uit Egypte. Daar heerste vanaf ca. 1250 een dynastie met een bijzonder verhaal: de Mammelukken. Je leert er meer over in het onlinelesmateriaal.

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 119
↑ ↑
©VANIN
Bekijk het filmpje.

Synthese V

Situeren in de tijd en de ruimte

Het Arabische rijk kreeg vorm tijdens de vroege middeleeuwen op het Arabisch Schiereiland. Het breidde zich uit tot een uitgestrekt rijk. In de hoge middeleeuwen verbrokkelde het.

Op de Arabische tijdlijn zijn de belangrijkste data voor de Arabische geschiedenis aangeduid: 622, 750, ca. 900 en ca. 1200.

Tijdlijn 1: Arabische tijdlijn

©VANIN

start van de islamitische tijdrekening

Tijdlijn 2: West-Europese tijdlijn

Het Arabische wereldrijk in de vroege middeleeuwen

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 120
500 VROEGE MIDDELEEUWEN HOGE MIDDELEEUWEN LATE MIDDELEEUWEN UITBREIDING ONDER DE EERSTE KALIEFEN OMAJJADENDYNASTIE ABBASIDENDYNASTIE UITEENVALLEN IN DRIE KALIFATEN LEVEN VAN MOHAMMED 622
900 ca.800 750 ca.500 ca.1000 ca.1500 ca.1250
ca.1200ca.1250
BLOEIPERIODE ARABISCHE CULTUUR

Schema

1 Chronologie van de vorming van het Arabische rijk

Arabische stammen

Waar? Arabisch Schiereiland

Wanneer? oudheid en begin middeleeuwen

ontstaan islam

Waar? Mekka

Wanneer? begin 7e eeuw

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

©VANIN

evolutie

islamitische oemma

Waar? Medina

Wanneer? ca. 622

ontstaan Arabische rijk

Waar? vanuit Mekka op het Arabisch Schiereiland

Wanneer? 7e eeuw

expansie tot uitgestrekt Arabische rijk

Waar? eerste kaliefen vanuit Mekka en Omajjaden

vanuit Damascus over drie continenten

Wanneer? 7e eeuw - ca. 750

Arabische rijk wordt islamrijk

Waar? vanuit Bagdad onder de Abbasiden over drie continenten

Wanneer? ca. 750 - begin 10e eeuw

uiteenvallen islamrijk in drie kalifaten

Waar? Bagdad in Azië, Fostat (Caïro) in Noord-Afrika, Cordoba in Zuid-Europa

Wanneer? vanaf begin 10e eeuw

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 121

2 Belang Arabische wetenschappen

stimulans Koran veroveringen

antieke kennis van de Grieken, Perzen, Chinezen en Indiërs

bloei Arabische wetenschappen West-Europa

internationale handel

steun kaliefen Abbasiden

Bekijk de volledige schematische samenvatting bij het onlinelesmateriaal.

Samenvatting: Het Arabische rijk

Van oudsher was het Arabisch Schiereiland bewoond door nomadische stammen. Velen van hen doorkruisten de woestijn in handelskaravanen. In de 7e eeuw ontwikkelde zich vanuit Mekka een nieuwe religie, de islam. Op het Arabisch Schiereiland, meer bepaald in Mekka en Medina, predikte Mohammed het monotheïsme. De Arabische stammen werden verenigd in een islamitische gemeenschap of oemma onder één bestuurlijke organisatie. Ze waren onderworpen aan de islamitische wet. Het ontstaan van de islam beïnvloedde dus de Arabische staatsvorming. Onder het bestuur van de eerste kaliefen en de Omajjaden (7e eeuw - ca. 750) onderging het Arabische rijk een enorme expansie. Dat Arabische imperialisme leidde tot een rijk met een grondgebied dat zich uitstrekte over West-Azië, Noord-Afrika en Zuid-Europa. De Arabische vorsten of kaliefen werden erfelijke monarchen. Ze hadden politieke én religieuze macht. De kaliefen waren alleenheersers die absolute macht hadden. Ze waren verantwoordelijk voor de welvaart en beslisten over oorlog en vrede.

Onder de Abbasiden (vanaf ca. 750) werd het Arabische rijk een islamrijk: zij legden het Arabisch als bestuurstaal op en spoorden de burgers aan zich tot de islam te bekeren. Monotheïstische gelovigen zoals joden en christenen konden hun geloof behouden. In ruil daarvoor betaalden ze extra belastingen. In het begin van de 10e eeuw viel het Arabische rijk uiteen in verschillende kalifaten (Bagdad, Fostat en Cordoba) en wisselende koninkrijkjes. Bagdad, de hoofdstad van het kalifaat onder de Abbasiden, groeide uit tot een centrum van internationale handel. Vanuit de stad vertrokken handelsroutes, onder meer de zijderoute oostwaarts tot in India en China. Ook elders in het Arabische rijk bloeide de stedelijke samenleving, bijvoorbeeld in Cordoba en Fostat. Op de Arabische markten waren producten uit de hele wereld te koop, maar ook slaven uit onder meer Centraal- en Oost-Afrika.

De oorspronkelijke gelijkheid in de oemma verwaterde. De Arabische samenleving werd een gelaagde samenleving: niet alle bewoners genoten evenveel welvaart. Er ontstond een klasse van

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 122
©VANIN

rijke islamitische handelaars. Ook de eenheid verdween: het kwam tot een religieuze breuk tussen sjiieten en soennieten. En er kwam diversiteit in de samenleving, vooral in de steden. Er leefden tal van minderheden en er bestonden verschillende levensbeschouwingen naast elkaar.

De Arabische veroveringen en de veelvuldige handelscontacten leidden tot een uitwisseling van ideeën, technieken en kennis. De Abbasidische kaliefen stimuleerden het wetenschappelijk onderzoek. De Arabieren inspireerden zich op de wetenschappelijke kennis uit de oudheid en die uit onder meer Perzië, China en India. Ze voegden hun eigen inzichten toe en gaven die dan door aan andere samenlevingen. Zo ontstond een culturele uitwisseling tussen verschillende culturen in de multiculturele Arabische samenleving. De bloeiperiode van de Arabische cultuur situeerde zich van ca. 800 tot ca. 1200. Vooral op het vlak van filosofie en wetenschappen (astronomie, geografie, wiskunde en geneeskunde) was de Arabische bijdrage voor het Westen van groot belang.

Historisch denken: centrum en periferie

We gebruiken het structuurbegrip centrum om de centrale culturele rol van een plaats aan te duiden. Er zijn andere gebieden of machten die geen centrale rol op cultureel, politiek, sociaal of economisch vlak spelen en dus enkel van lokaal belang zijn. Om hun belang te typeren gebruiken we het structuurbegrip periferie.

Begrippen

Je leerde de volgende historische begrippen. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.

—cultuur: filosofie, gewoonte, kunst- en cultuuruitingen (architectuur, mozaïek), levensbeschouwelijke organisatie (bekeren, christendom, islam, kerk, religie), multiculturele samenleving, onderwijs, religieuze breuk (schisma, sjiieten, soennieten), traditie, wetenschappen (astronomie, geneeskunde, geografie, wiskunde)

—economisch: handel (zijderoute)

—politiek: absolutisme (absolute macht, alleenheerschappij, alleenheerser), bestuurlijke organisatie (bestuurstaal, kalief, keizer, koning, vorst), imperialisme, monarchie, staatsvorming, territoriale invulling (expansie, grens, grondgebied, territorium, verbrokkeling, verovering)

HISTORISCHE BEGRIPPEN

©VANIN

—sociaal: gelaagde samenleving, geweld, minderheid, nomadische samenleving (stam), (on)gelijkheid, oorlog, stedelijke samenleving, vrede

Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.

—breuk

centrum

—continentaal

—eeuw

—gevolg

—lokaal

—(on)gelijktijdigheid

—oorzaak

—periferie

STRUCTUURBEGRIPPEN

—perspectief —regionaal —standplaatsgebondenheid

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 123
05
06

Zelfevaluatie

In dit hoofdstuk leerde je over het ontstaan van het Arabische rijk en de invloed van de islam. Dit zelfevaluatieformulier kan je helpen om te bepalen wat je al goed kunt en aan welke elementen je nog moet werken.

Dit kan ik … goed

HISTORISCH REFERENTIEKADER

Je kunt het ontstaan van de islam en de bloeitijd van het Arabische wereldrijk op de tijdlijn situeren.

Je kunt op een kaart aanduiden welke plaatsen in Europa en de Arabische wereld tot het centrum of de periferie behoorden tijdens de vroege middeleeuwen.

Je kunt het belang van Bagdad voor de internationale wereldhandel toelichten aan de hand van een historische kaart.

Je kunt de periodisering van de Arabische geschiedenis met die van de westerse geschiedenis vergelijken.

Je kunt met behulp van begrippen het belang van de islam voor het ontstaan van de Arabische staat illustreren.

Je kunt de kenmerken van politieke macht in het Arabische rijk toelichten.

Je kunt toelichten waarom de Arabische samenleving een gelaagde samenleving was en hoe minderheden er behandeld werden.

Je kunt het belang van de internationale handel in het Arabische rijk aantonen.

Je kunt voorbeelden van het belang van de Arabische wetenschappen geven.

Je kunt aangeven op welke manier de begrippen imperialisme, monarchie, multiculturele samenleving en religieuze breuk van toepassing zijn op de islamitische samenleving.

Je kunt gelijktijdigheid en ongelijktijdigheid van gebeurtenissen in verschillende culturen aantonen.

HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN

Je kunt de juiste bron selecteren om een historische vraag te beantwoorden.

BEELDVORMING BEARGUMENTEREN

Je kunt met behulp van structuurbegrippen de invloed van de islam op de Arabische samenleving verklaren.

Je kunt met behulp van structuurbegrippen de invloed van de wetenschappen op de Arabische samenleving verklaren.

Wat kan ik zelf nog doen om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?

Wat heb ik nog nodig van de leraar om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?

Hoofdstuk 4: Het Arabische rijk (ca. 600 - ca. 1250) 124
onvoldoende
©VANIN

China, het rijk van het midden

© Granger

Doorloper economie

↑ Schilderij met waterverf, gemaakt tijdens de Mingdynastie, ca. 1500, China. Een keizer uit de Tangdynastie met vrouwen aan het hof. De Ming-dynastie was van de 14e tot de 17e eeuw aan de macht. Dat is dus tot een flink eind in de vroegmoderne tijd. De 15e eeuw was voor China dus geen scharniermoment.

125
©VANIN

Op onderzoek I

Deelvraag 1: Hoe periodiseren we de geschiedenis van China?

Deelvraag 2: Wat waren de kenmerken van de Chinese samenleving tijdens de middeleeuwen?

Deelvraag 3: Hoe stond China in contact met het Westen?

Deelvraag 4: Welke rol speelde China in de wereldhandel gedurende de voorbije twee millennia?

Deelvraag 5: Welk beeld had China van andere samenlevingen?

Op school leer je veel over de geschiedenis van de (West-)Europese samenleving. Toch lagen de Europese samenlevingen maar in de periferie van de machtigste rijken tijdens de middeleeuwen. Chinezen noemen hun land zelf ‘Zhonghuo’, wat je kunt vertalen als ‘het rijk van het midden’.

In deze doorloper maak je eerst kennis met de kenmerken van de samenleving in China. Daarna heb je de keuze tussen verschillende deelvragen waarin je leert hoe China in contact stond met andere samenlevingen. Deelvraag 5 vind je bij het onlinelesmateriaal.

Doorloper economie 126
©VANIN

Deelvraag 1:

Hoe periodiseren we de geschiedenis van China?

Vergelijk de westerse met de Chinese tijdlijn. Beantwoord de vragen.

TIJDLIJN 1: WEST-EUROPESE TIJDLIJN

©VANIN

PREHISTORIE

TIJDLIJN 2: CHINESE TIJDLIJN

GESCHIEDENIS

ZUIDELIJKE EN NOORDELIJKE DYNASTIEËN

Het Chinese jaar 1 begint bij de eerste Chinese keizer.

eenmaking van China onder Qin-dynastie

1206: begin Mongoolse veroveringen

1279: Mongolen veroveren China.

1294: einde Mongoolse eenheidsrijk

1: SUI-DYNASTIE2:

TANG-DYNASTIE

LIAO-DYNASTIE

WESTELIJKE XIA JINDYNASTIE

SONG-DYNASTIE MING-DYNASTIE

DYNASTIE

We hebben de Chinese tijdlijn een beetje aangepast. We gebruiken hier onze westerse jaartelling om verwarring te vermijden. Normaal werden de jaren van een dynastie geteld om te weten welk Chinees jaar het was. Het westerse jaar 1370 zou in China dus omschreven worden als het 3e jaar van de heerschappij van keizer Zhu Yuanzhang van de Ming-dynastie. Daarnaast lieten sommige Chinezen hun jaartelling beginnen vanaf ons jaar 2698 v.C. Dat was het Chinese jaar 1. Tegenwoordig wordt die jaartelling niet vaak meer gebruikt.

Doorloper economie 127
VROEGMODERNE TIJD
KLASSIEKE OUDHEID MIDDELEEUWEN
ca.3,5miljoenv.C. ca.800v.C. ca.500 ca.1500ca.18001945 HEDENDAAGSE TIJD MODERNE TIJD 1 ca.3500v.C.
2698 v.C. ca. 2100 v.C. 221 v.C. 476 800 v.C. 1911 1492
1
YUAN-
1 2
VIJF DYNASTIEËN EN TIEN KONINKRIJKEN PREHISTORISCH CHINA OUDHEID KEIZERTIJD MODERN CHINA
589 916 11251234 1032 581618 907960 1368 1644 1115 1279 1227 420 40050060070080090010001100120013001400150016001700 ↑

2

a Omcirkel in rood op tijdlijn 1 het tijdvak dat overeenkomt met de Chinese oudheid.

b Omcirkel in groen op tijdlijn 1 de tijdvakken die overeenkomen met de Chinese keizertijd.

c Omcirkel in blauw op tijdlijn 1 het begin van de westerse tijdrekening en op tijdlijn 2 het begin van de Chinese tijdrekening.

d Omcirkel in zwart op tijdlijn 2 wanneer er in China territoriale versnippering was tijdens de periode die we in het Westen de middeleeuwen noemen.

e Onder welke dynastieën tijdens onze middeleeuwen was er wel eenheid in China?

©VANIN

3

Hoe zag het Chinese territorium eruit? Bestudeer de kaarten en bespreek de vragen mondeling.

a Is het huidige China groter dan het Chinese rijk uit de middeleeuwse dynastieën?

Maak indien nodig gebruik van de kaart uit je Histokit.

b Was er sprake van territoriale verandering of van continuïteit?

c Hoe waren de Chinese steden met elkaar verbonden?

d Hoe beschermden de Chinezen zich tegen invallers?

e Wat was de status van Tibet door de eeuwen heen?

Het Chinese rijk tussen ca. 600 en ca.1650

De Chinese steden in de Ming-dynastie (14e - 17e eeuw)

Formuleer een antwoord op de deelvraag. Vul dat aan bij de synthese op p. 136.

Doorloper economie 128
02d KAARTEN

Deelvraag 2:

Wat waren de kenmerken van de Chinese samenleving tijdens de middeleeuwen?

De geschiedenis van een enorm land als China laat zich niet samenvatten in één pagina. Toch maak je in deze tekst kennis met enkele typische kenmerken van de Chinese samenleving. We onderzoeken vooral elementen van continuïteit: kenmerken die een groot deel van de Chinese geschiedenis dezelfde bleven.

©VANIN

Onderzoek de belangrijkste kenmerken van de Chinese samenleving.

1 a Lees de tekst aandachtig. Gebruik de juiste leesstrategie. Er komen geen nieuwe begrippen aan bod. Zoek begrippen die je je niet herinnert op in de Histokit.

b Plaats de ontbrekende historische begrippen op de juiste plaats in het schema op p. 131. Het kunnen zowel kernbegrippen (groen) als hulpbegrippen (zwart) zijn.

Het bestuur van het Chinese rijk

De geschiedenis van China delen we in volgens de regeerperiodes van de verschillende dynastieën. De Chinese keizertijd begon in 221 v.C., toen het land werd eengemaakt onder de Qin-dynastie. Toch werden er verschillende talen gesproken en hadden mensen verschillende religies in het Chinese rijk. Het was dus een multiculturele samenleving. Daarin scheurden sommige volkeren zich af van de rest van de staat. China heeft dus lange periodes van territoriale verdeeldheid gekend, gevolgd door periodes van territoriale eenheid. Tijdens de middeleeuwen zorgden de Tang-dynastie (618 - 907), de Yuan-dynastie (1279 - 1368) en de Ming-dynastie (13681644) voor lange periodes van eenheid, relatieve rust en welvaart. Hoewel het rijk van de Franken erg uitgestrekt was, kende Europa tijdens de middeleeuwen nooit zo’n territoriale eenheid.

Het succes van de Chinese dynastieën lag in het bestuur. In China stond een autocratische keizer aan het hoofd van de samenleving. Er was dus een monarchie. Vaak streden verschillende krijgsheren in de Chinese provincies om de macht. De winnaar eigende zich dan de keizerstitel toe en vestigde een nieuwe dynastie. De keizer kon rekenen op een efficiënte bestuurlijke organisatie. Hij had goed opgeleide ambtenaren die in naam van de keizer taken uitvoerden in alle delen van het Chinese rijk. De ambtenaren werden zorgvuldig geselecteerd tijdens een centraal examen. Niet hun afkomst telde, maar wel hun kennis van de klassiek Chinese teksten.

Levensbeschouwing in China

De belangrijkste levensbeschouwelijke organisatie in China was het confucianisme. Die leer van Confucius (551 - 479 v.C.) legde de nadruk op harmonie in de samenleving, waarbij iedereen de

Hedendaagse foto van de Confuciustempel van Nanjing, ca. 1054, herbouwd in de 19e eeuw. China.

Doorloper economie 129
02f LEESSTRATEGIEËN 05 HISTORISCHE BEGRIPPEN
© Peter Stuckings

taken moest vervullen die bij zijn sociale positie hoorden. Via de handelswegen vanuit India werd ook het boeddhisme populair. In het confucianisme werd de keizer beschouwd als een afgezant van de goden. Hij zorgde voor orde en structuur in de samenleving. Net als in West-Europa en Byzantium speelden de politieke leiders dus een grote rol in de levensbeschouwelijke organisatie.

Sociale en economische kenmerken van de samenleving

©VANIN

Schilderij op zijderol van schepen op het Grote Kanaal, 18e eeuw, China.

China was een gelaagde samenleving. Bovenaan stond de keizer, die altijd uit een aristocratische familie kwam. Daaronder was er een kleine groep uit de adel die niet altijd de hoogste posities in de samenleving bezetten, omdat het Chinese examensysteem eerder kennis dan afkomst bevoordeelde. De rol van de standen in die gelaagde samenleving was dus kleiner in China dan in Europa. Tot slot was er een grote groep die tot het ‘gewone volk’ behoorde. Die groep bestond vooral uit boeren. De landbouw produceerde onder andere rijst en thee. We spreken dus van een agrarische samenleving. Toch was er meer bedrijvigheid in China. Er werd ook goud, zilver, lood en tin in het land ontgonnen. Daarnaast was de Chinese nijverheid beroemd voor haar papier, zijde en porselein. Er was veel vraag naar die producten in het buitenland. Via de zijderoute, waarop het noordwesten van China aansloot, werden ze dan ook uitgevoerd. Dankzij het Grote Kanaal en de vele rivieren was het bestuurlijk centrum in het binnenland verbonden met het zuiden van het land, wat het transport vergemakkelijkte. Er ontstonden al snel handelssteden zoals Wuhan, waar een nieuwe groep rijken succes kende in de handel.

China had voor het grootste deel van haar geschiedenis een economische en technologische voorsprong op de westerse samenlevingen. Het aantal Chinese innovaties uit de middeleeuwen is indrukwekkend. Zo werd in de 11e eeuw al de drukkunst met losse letters uitgevonden in China, een techniek die in Europa pas vanaf 1450 doorbrak. Ze drukten uiteraard op papier, nog een Chinese uitvinding. De Chinezen verkenden al in de 15e eeuw de kusten van Oost-Afrika, doordat ze dankzij het kompas en het scheepsroer gemakkelijk konden navigeren. Tot slot waren ook buskruit en vuurwerk een Chinese uitvinding. Vanaf het einde van de middeleeuwen plooide China terug op zichzelf.

Schilderij van hofdames die zijde bewerken, ca. 750, China.

Doorloper economie 130
© Granger © CPA Media Pte Ltd / Alamy

Kenmerken van de Chinese samenleving per domein Sociaal Cultureel op basis van confucianisme

—economische en technologische voorsprong door , zoals

Economisch Politiek

door belang van productie van rijst en thee

—sterke door productie van porselein, zijde en papier en van goederen via zijderoute, over zee en via het

Grote Kanaal

©VANIN

—afwisselend periodes van en —afwisselend verschillende aan de macht

—onder leiding van een

2

Vergelijk de Chinese samenleving met de West-Europese samenleving. Vul de tabel aan. Kijk daarvoor opnieuw in de tekst. Blader eventueel ook terug naar de hoofdstukken die je al hebt gezien.

West-Europese samenleving Chinese samenleving

levensbeschouwelijke organisatie: levensbeschouwelijke organisatie:

3

culturele kenmerken

politieke kenmerken

economische kenmerken

sociale kenmerken

agrarische samenleving: teelt van o.a. tarwe

gelaagde samenleving: standenmaatschappij

teelt van o.a.

Formuleer een antwoord op de deelvraag. Vul dat aan bij de synthese op p. 136.

Doorloper economie 131

Deelvraag 3: Hoe stond China in contact met het Westen?

Je weet al dat het centrum van de wereldhandel in het Oosten lag tijdens de middeleeuwen. Hoewel China en Europa duizenden kilometers van elkaar verwijderd lagen, waren er toch contacten tussen die samenlevingen. Hoe en langs waar verliepen die?

Je leerde in hoofdstuk 4 al wat de zijderoute is. Vul aan hoe verschillende samenlevingen met elkaar in contact kwamen door de zijderoute. Bestudeer de kaart met de juiste kijkstrategie en markeer het juiste antwoord. 1

—De zijderoute bestond uit één / meerdere route(s).

—De zijderoute verliep over land / vooral over zee / zowel over land als over zee.

—De zijderoute bestond al in de prehistorie / klassieke oudheid.

—Langs de zijderoute werd uitsluitend / onder andere zijde verhandeld.

—Slechts weinig / heel wat Europese producten werden uitgevoerd naar het Verre Oosten.

—Langs de zijderoute kwamen de Europese / Byzantijnse / Arabische / Indische / Chinese samenlevingen met elkaar in contact.

Wereldhandel over de zijderoutes (1e - 11e eeuw)

Formuleer een antwoord op de deelvraag. Vul dat aan bij de synthese op p. 136.

Doorloper economie 132
2 02g KIJKSTRATEGIEËN
©VANIN

Deelvraag 4:

Welke rol speelde China in de wereldhandel gedurende de voorbije twee millennia?

Vandaag heeft China het imago van een sterk land met een grote economie. Maar welke rol speelde China in de afgelopen eeuwen in de wereldhandel? Had China een voorsprong op West-Europa of was het omgekeerd?

1 a Vergelijk het aandeel in de wereldeconomie tussen Europa en Azië rond het jaar 1000. Welk verschil valt je op?

Hoe evolueerde de wereldhandel tussen het jaar 1000 en 2000? Vergelijk de tabellen en de grafiek op p. 134 en beantwoord de vragen.

b Hoe evolueerde die situatie in het volgende millennium?

c Vergelijk de bevolking en verstedelijking tussen Europa en China rond 1000. Wat valt je op?

d Hoe evolueerden de bevolking en verstedelijking in de volgende 500 en 1000 jaar? Kruis alle juiste antwoorden aan.

☐ In 1500 was de Chinese bevolkingsgroei nog steeds dubbel zo groot, maar de Europeanen leefden dubbel zo vaak in verstedelijkte gebieden.

☐ Rond het einde van de 20e eeuw was de Chinese bevolkingsgroei drie keer groter dan die van Europa.

☐ De Chinese bevolking nam drastisch af.

☐ In Europa gingen alsmaar meer mensen in een stad wonen, terwijl dat aantal in China stabiel bleef.

e Beoordeel de plaats van China in de middeleeuwse wereldhandel. Kruis het juiste antwoord aan.

☐ China had tot het einde van de middeleeuwen een economische voorsprong op Europa. Daarna liep Europa in op het Aziatische overwicht.

☐ China had tot het einde van de middeleeuwen een economische achterstand op Europa. Daarna liep China de achterstand op Europa in.

☐ De economische ontwikkeling van Europa en China verliep in de middeleeuwen min of meer hetzelfde.

Doorloper economie 133
©VANIN

Tabel 1: Procentueel aandeel van de wereldeconomie

Tabel 2: Bevolkingsgroei in China en West-Europa

Tabel 3: Verstedelijking in China en West-Europa

Het is moeilijk om cijfers uit verschillende periodes en landen met elkaar te vergelijken. Het gaat hier hoofdzakelijk om schattingen. We moeten dan ook kritisch staan tegenover het cijfermateriaal.

Tabellen en grafiek: A. Maddison, The World Economy: Volume 1: A Millennial Perspective and Volume 2: Historical Statistics. Parijs, Development Centre Studies, OECD Publishing, 2006. https://doi.org/10.1787/9789264022621-en

* percentage bevolking in steden van minstens 10.000 inwoners

Aandeel in totale geldwaarde (BBP) per inwoner in China en West-Europa

jaarinkomen jaar

Doorloper economie 134
jaartal 1000 1500 18201870 1913 1950 1973 1998 West-Europa 8.7 17.9 23.6 33.633.5 26.3 25.7 20.6 VS, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland 0.70.5 1.9 10.2 21.7 30.6 25.3 25.1 Japan 2.7 3.1 3.0 2.3 2.6 3.0 7.77.7 Azië (zonder Japan) 67.6 62.1 56.2 36.0 21.9 15.5 16.4 29.5 Latijns-Amerika 3.92.9 2.0 2.5 4.5 7.9 8.78.7 Oost-Europa en voormalige USSR 4.6 5.9 8.8 11.7 13.113.1 12.9 5.3 Afrika 11.8 7.4 4.5 3.7 2.7 3.6 3.3 3.1 wereld 100.0100.0100.0100.0100.0100.0100.0100.0
jaartal China West-Europa 0 59 600 24 700 1000 59 000 25 413 1300 100 000 58 353 1400 72 000 41 500 1500 103 000 57 268 1600 160 000 73 778 1700 138 000 81 460 1820 381 000 132 888 1850 412 000 164 428 1870 358 000187 532 1998 1 242 700388 399
jaartal China West-Europa 1000 3.0* 0.0 1500 3.8 6.1 1820 3.8 12.3 1890 4.4 31.0
450 1000 2000 5000 West-Europa China 10 000 20 000 400 500 600 700 800 900 1000 1100 1200 1300 1400 1500 1600 1700 1800 1900 2000
©VANIN

2

Wat is de nieuwe zijderoute?

a Waarom is er sprake van een nieuwe zijderoute?

b Hoe maakt dat China machtig?

c Welke verschillen zie je met de oude zijderoute?

Formuleer een antwoord op de deelvraag. Vul dat aan bij de synthese op p. 136.

3 Wil je onderzoeken welk beeld mensen in China van het Westen hadden? Maak dan de extra deelvraag bij het onlinelesmateriaal.

Doorloper economie 135
↑ Bekijk het filmpje.
©VANIN

Synthese II

1

Formuleer een antwoord op de deelvragen.

Deelvraag 1: Hoe periodiseren we de Chinese geschiedenis?

Benoem minstens één verschil tussen de Chinese en de westerse tijdlijn.

Deelvraag 2: Wat waren de belangrijkste kenmerken van de Chinese samenleving?

Noem minstens één kenmerk per domein van de samenleving.

Deelvraag 3: Hoe stond China in contact met het Westen?

Deelvraag 4: Welke rol speelde China in de wereldhandel gedurende de voorbije twee millennia?

Doorloper economie 136
©VANIN
↑ Gebruik een schrijfkader als hulpmiddel bij DV1, DV2, DV3 en DV4.

De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca.

1000 - ca. 1250)

© akgimages

Hoofdstuk

Detail van een illustratie uit een manuscript, Gilles de Rome, Frankrijk, 15e eeuw. Kooplui drijven handel langs een rivier en voor de poorten van een stad. Tijdens de hoge middeleeuwen ontstonden op verschillende plaatsen in West-Europa steden. De macht van de kooplui nam snel toe dankzij de opbloeiende handel.

137
5
©VANIN

Wat weet je al?

In hoofdstuk 1 bestudeerde je onder andere de economische kenmerken van de vroege middeleeuwen in Europa. In hoofdstuk 3 en 4 focuste je op het Byzantijnse en het Arabische rijk. Ook daar leerde je heel wat over de economische kenmerken van die samenlevingen.

©VANIN

a Fris je geheugen op door terug te bladeren en vul de kernbegrippen aan in de tabel.

b Bespreek je antwoord met je klasgenoten.

West-Europa Byzantium Arabische rijk

II

Wat weet je nog niet?

In dit hoofdstuk bestuderen we opnieuw de geschiedenis van West-Europa. Vanaf het jaar 1000 kende onze regio een bloeiperiode die we de hoge middeleeuwen noemen. We focussen in dit hoofdstuk vooral op de economische en sociale kenmerken van die periode.

✓ Eerst onderzoek je de betekenis van het begrip Vlaanderen. De hedendaagse betekenis daarvan verschilt van de middeleeuwse betekenis (HV1).

✓ Daarna situeer je de rol van onze regio in de wereldeconomie (HV2).

✓ Je ontdekt welke kenmerken van de West-Europese samenleving veranderden tegenover de vroege middeleeuwen (HV3) en met bronnen en werken zoek je naar verklaringen voor de bloeiperiode tijdens de hoge middeleeuwen (HV4).

✓ Daarna maak je verschillende bronnenstudies die je helpen begrijpen wat middeleeuwse mensen van bankiers vonden en waarom joden gediscrimineerd werden (HV5, HV6 en U1).

✓ Bij het onlinelesmateriaal stel je kritische vragen bij bronnen over het liefdesverhaal van Abélard en Héloïse en zoek je online op hoe dat verhaal afliep (U2).

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 138
I
1

Op onderzoek III

Historische vraag 1: Is het middeleeuwse Vlaanderen hetzelfde als het Vlaanderen dat we vandaag kennen?

Welke twee historische vragen uit deze routekaart gaan over de relatie verleden-heden?

Historische vraag 2: Welke rol speelde West-Europa tijdens de hoge middeleeuwen in de wereldeconomie?

Historische vraag 3:

Wat veranderde er tijdens de hoge middeleeuwen in West-Europa?

Historische vraag 4: Hoe beïnvloedde de klimaatopwarming de West-Europese samenleving tijdens de hoge middeleeuwen?

Historische vraag 5:

Wat dachten mensen in de hoge middeleeuwen over woekeraars?

Historische vraag 6: Welke sociale en economische rol speelde de joodse minderheid in West-Europese steden?

Uitbreiding 2:

Wat kunnen we leren uit de autobiografie van Abélard?

Uitbreiding 1: Zijn hedendaagse karikaturen over joden beïnvloed door middeleeuwse stereotypen?

Conclusie: Beantwoord de historische vragen.

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 139
01 HISTORISCHE VRAGEN ©VANIN

Historische vraag 1: Is het middeleeuwse Vlaanderen hetzelfde als het Vlaanderen dat we vandaag kennen?

Het territorium van Vlaanderen veranderde sterk door de eeuwen heen. Vandaag is Vlaanderen een gewest dat deel uitmaakt van het koninkrijk België. Dat was in de middeleeuwen nog niet het geval.

1

Je ziet op de kaart de regio waar wij vandaag wonen. Bestudeer de kaart aandachtig en beantwoord de vragen.

Onze gewesten tijdens de hoge middeleeuwen (ca. 1000 - 1300)

De gebieden ten westen van de grens tussen Frankrijk en het Duitse rijk waren vazallen van de koning van Frankrijk. De gebieden ten oosten ervan waren vazallen van de keizer van het Duitse rijk.

a Noem twee steden die vandaag in Frankrijk liggen, maar in de hoge middeleeuwen bij het graafschap Vlaanderen hoorden.

b Vergelijk het middeleeuwse Vlaanderen met het grondgebied van het Vlaamse Gewest vandaag. Noem twee steden die vandaag in het Vlaamse Gewest liggen, maar die in de hoge middeleeuwen in het hertogdom Brabant lagen.

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 140
↑ Bekijk de kaart.
©VANIN

c Het gebied van de hedendaagse (Belgische) provincie Limburg heette in de middeleeuwen het graafschap Loon. Wat is de huidige naam van het gebied dat toen het hertogdom Limburg was?

d Het grootste deel van het hedendaagse België hoorde tijdens de hoge middeleeuwen bij het Duitse rijk. Welk gebied hoorde daar niet bij, maar wel bij Frankrijk?

2

In de hoge middeleeuwen werd er voortdurend strijd gevoerd om de politieke macht in West-Europa. De hoge geestelijken, onder andere de paus, speelden daarbij een belangrijke rol. Daarnaast bestreden ook lokale en regionale machtshebbers elkaar. Welke monarchen probeerden de macht van de graven en hertogen in onze regio te beperken? Vul je antwoord aan door de legende en het bijschrift van de kaart goed te interpreteren.

Lokale machthebbers

Graafschap Vlaanderen

Hertogdom Brabant

Regionale machthebbers

3

Beantwoord de historische vraag. Interpreteer daarvoor de informatie uit de historische kaart. Maak in je antwoord een onderscheid tussen het hedendaagse en het middeleeuwse Vlaanderen. Vul je antwoord aan bij de conclusie op p. 164-165.

In 1302 werd bij Kortrijk de Guldensporenslag uitgevochten. Wil je weten waarover dat conflict ging en waarom we die veldslag nu nog herdenken? Maak dan de doorloper op p. 169.

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 141
©916collection/Alamy
©VANIN

Historische vraag 2: Welke rol speelde West-Europa tijdens de hoge middeleeuwen in de wereldeconomie?

1

In de animatie zie je de vijf grootste steden ter wereld in de middeleeuwen. Bekijk het filmpje aandachtig. Focus je op Europa, Centraal-Azië (Nabije Oosten) of Oost-Azië (China).

©VANIN

↑ Bekijk het filmpje.

a Kruis in de tabel per periode aan in welke regio er steden liggen die tot de vijf grootste ter wereld behoren.

Vroege middeleeuwenHoge middeleeuwenLate middeleeuwen

2

West-Europa

Nabije Oosten

China

b Geef minstens twee voorbeelden van steden die tijdens de middeleeuwen tot de top vijf behoorden.

Bestudeer de grafiek. Gebruik je Histokit.

Grootte van de regionale economie tijdens de middeleeuwen

Naar: A. Maddison, The World Economy: Volume 1: A Millennial Perspective and Volume 2: Historical Statistics. Parijs, Development Centre Studies, OECD Publishing, 2006. https://doi.org/10.1787/9789264022621-en

China

West-Europa

Centraal-Azië

Afrika

Oost-Europa

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 142
70
60 000 50 000 40 000 30 000 20 000 10 000 0 1 1500 1000
grootte economie
000
India
jaartal
02h CONTEXTUALISEREN 02g KIJKSTRATEGIEËN

a Vergelijk de cijfers voor West-Europa in het jaar 1, 1000 en 1500. Welke veranderingen observeer je doorheen de tijd?

b Vergelijk de cijfers met de andere regio’s. Hoe verhouden de cijfers van Europa zich tot die van andere continenten?

c Welke informatie geeft de grafiek je om de historische vraag te beantwoorden?

3

Onderzoek met behulp van de kaart op p. 144 welke steden in Europa een economische centrumfunctie vervulden tijdens de hoge middeleeuwen.

a Vul per regio minstens één stad aan waar verschillende handelsroutes elkaar kruisten.

Noord-Europa:

West-Europa:

Zuid-Europa:

Oost-Europa:

b Bespreek mondeling welke plaatsen economisch in de periferie lagen.

4

Beantwoord de vragen met behulp van de kaart op p. 144. Gebruik eventueel de kijkstrategieën in je Histokit.

a Welke producten kon een handelaar kopen als hij in Brugge aankwam?

b Markeer op de kaart een internationale en een maritieme route waarlangs zijde tot in Brugge kon geraken.

5

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 164-165.

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 143
02g
KIJKSTRATEGIEËN
06 STRUCTUURBEGRIPPEN
©VANIN

De economie van het middeleeuwse Europa (ca. 12501500)

©VANIN

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 144

Historische vraag 3: Wat veranderde er tijdens de hoge middeleeuwen in West-Europa?

1

Bestudeer welke veranderingen er plaatsvonden in West-Europa tijdens de hoge middeleeuwen. Gebruik de juiste leesstrategie om de leestekst te begrijpen.

Vanaf ca. 1000 brak er een tijd van voorspoed aan in West-Europa. De 11e en 12e eeuw waren een periode van grote veranderingen in de samenleving. Die veranderingen uitten zich vooral in het sociale, het economische en het culturele domein van de samenleving.

Economische veranderingen

©VANIN

Reconstructie van temperatuurgegevens tijdens het 2e millennium door verschillende onderzoeksteams. Elk onderzoek leverde verschillende gegevens op. Dat komt doordat er soms verschillende bronnen gebruikt worden, zoals ijskernen of boomringen. Alle resultaten wijzen wel in dezelfde richting: in de warmere periode tijdens de middeleeuwen was het opmerkelijk warmer en droger dan in de vroegmoderne tijd. In tegenstelling tot de huidige klimaatverandering werd de middeleeuwse warme periode niet door de mens veroorzaakt.

Temperatuurafwijking (°C)

middeleeuwse warme periode

Een tijdelijke klimaatverandering had grote gevolgen voor de samenleving in West-Europa. Vooral het economische domein werd er sterk door beïnvloed: de landbouwopbrengsten stegen door de lange, milde zomers. Landbouwers hadden minder vaak af te rekenen met mislukte oogsten en konden bij rijke oogsten investeren in betere werktuigen. Ook de koopkracht nam dus toe: mensen hadden meer geld om te besteden. Er was voldoende opbrengst om producten te verhandelen. De warmere temperaturen leidden ook tot een rijkere visvangst: grote vangsten van haring en kabeljauw uit de Noordzee zorgden ervoor dat mensen beter gevoed waren. Er was zelfs zo veel overschot dat de vis werd gezouten en uitgevoerd naar Zuid- en OostEuropa. Daardoor kende West-Europa tussen ca. 800 en 1300 een grote bevolkingstoename.

In dit hoofdstuk leer je weinig over het politieke domein. Toch werd er strijd geleverd tussen de West-Europese staten. Bekijk het filmpje over de strijd van Normandische ridders om Engeland.

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 145
02f LEESSTRATEGIEËN
kleine ijstijd

Sociale veranderingen

In onze regio ontstonden in deze periode de eerste echte steden. Langs de grote rivieren van Vlaanderen en Brabant groeiden enkele kleine nederzettingen zoals Gent, Kortrijk en Ieper uit tot handelsknooppunten. De stedelijke samenleving verschilde van het omliggende platteland doordat er veel plaats was voor handel en nijverheid. Naast landbouwproducten voerden Vlaamse steden vooral laken uit: dat zijn kostbare stoffen die gebruikt werden voor dure kledij. Er was vraag naar dat luxeproduct bij rijke mensen in heel Europa. Vanuit Engeland voerden kooplui wol in omdat er al gauw niet meer genoeg aanbod was in de eigen regio. In de steden organiseerden kooplui en ambachtslui zich in gildes. Ze konden regels opleggen over wie wat mocht maken. Door samen te werken hadden ze meer macht.

Merkteken van een vishandelaar, Rome, 1555. Gezouten, gedroogde of gerookte vis uit Scandinavië werd in heel Europa verhandeld omdat het aanbod groter was dan de vraag in Scandinavië zelf. De handelaars drukten een merkteken op het houten vat waarin ze de vis vervoerden.

Bestuurders streefden naar een duidelijke sociale orde in de samenleving. Ze dachten in de 10e en 11e eeuw hard na over hoe de ideale samenleving er moest uitzien. Er ontstond een gelaagde samenleving die opgedeeld was volgens drie standen: clerus (zij die bidden), adel (zij die vechten) en de rest van het volk (zij die werken). De laatste groep was uiteraard de grootste groep. De clerus, zowel bisschoppen en priesters als abten van kloosters en abdijen, had er alle belang bij om zijn bevoorrechte plaats in de samenleving te behouden. De bestuurlijke organisatie van koninkrijken bleef in handen van een beperkt aantal adellijke families. Om hun voorrechten te behouden lieten adel en clerus uitschijnen dat de standenmaatschappij door God gewild was. Zo zorgden zij ervoor dat de sociale ongelijkheid in de samenleving bleef bestaan. Toch was er ook verzet tegen die ongelijkheid. Burgers die rijk geworden waren in de ambachtelijke nijverheid of door handel te drijven, behoorden nog steeds tot de laagste stand. Ondanks hun rijkdom stonden ze dus eerder laag op de sociale ladder. Zij verzetten zich daartegen door meer macht op te eisen. Daardoor ontstonden regelmatig conflicten tussen rijke stedelingen en de adel.

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 146
© Archives Charmet / Bridgeman Images
©VANIN

Culturele veranderingen

Vanaf de 12e eeuw werden de steden ook de drijvende kracht achter culturele veranderingen. In kathedraalscholen werd de hogere clerus opgeleid. Na verloop van tijd lieten die scholen ook nietgeestelijken toe. Zo groeide een kathedraalschool in Parijs uit tot de Sorbonne-universiteit. Ook in het Engelse Oxford en Cambridge ontstond die nieuwe vorm van onderwijs. Wie rijk genoeg was, kreeg daar jarenlang een hoogstaande vorming om zich voor te bereiden op belangrijke maatschappelijke functies. Vooral in de 13e eeuw groeiden universiteiten uit tot plaatsen waar men vrij kon denken en waar wetenschappen zich konden ontwikkelen. De studenten vertaalden en bespraken manuscripten uit de klassieke oudheid, die dankzij de islamwereld bewaard waren gebleven. Dat zorgde er bijvoorbeeld voor dat ze de filosofie van Aristoteles opnieuw ontdekten. Er werd druk over gediscussieerd, vaak tot ongenoegen van de religieuze machthebbers.

Illustratie in manuscript, Parijs, 14e eeuw. De geestelijken op deze afbeelding zijn herkenbaar aan hun bijzondere kapsel: de tonsuur (waarbij de bovenkant van het hoofd kaalgeschoren werd zodat er een rand van haar overbleef). Hoewel de staf die de magister (meester) op deze afbeelding vasthoudt, wijst op gehoorzaamheid, werden kathedraalscholen plaatsen van denkwerk en debat.

2

©VANIN

Analyseer de middeleeuwse standenmaatschappij.

a Verbind de figuren op de afbeelding met de juiste plaats in de standenmaatschappij.

b Geef mondeling een argument bij elke keuze.

Illustratie manuscript, Aldobrandino van Siena, Li Livres dou Santé, NoordFrankrijk, ca. 1285.

clerus eerste stand adel tweede stand

volk

(handelaars, boeren, ambachtslui …) derde stand

In de gelaagde middeleeuwse samenleving onderscheidden we drie standen. Je afkomst bepaalde je sociale positie.

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 147 © Icom Images / Alamy

3

4

Analyseer de tekening.

a Vul bij elk deel van de tekening de juiste stand in. b Interpreteer de tekening en kruis de juiste stelling aan.

☐ Je positie in de standenmaatschappij werd bepaald door je afkomst (je familie). Of je rijk of arm was, deed er weinig toe.

☐ Het maakte niet uit in welke familie je geboren werd. Je positie in de standenmaatschappij werd bepaald door hoe rijk of arm je was.

← Illustratie manuscript, Gilles de Rome, Frankrijk, 15e eeuw. Uit deze afbeelding kunnen we heel wat leren over de standenmaatschappij in de middeleeuwen.

Wetenschappers zoals we ze vandaag kennen, bestonden nog niet in de middeleeuwen.

Toch probeerden sommige mensen zo veel mogelijk kennis te verzamelen. Zij werden steeds beter opgeleid. Noem drie soorten scholen die ontstonden tijdens de hoge middeleeuwen. Eén voorbeeld is al gegeven, de andere twee vind je in de leestekst. Vul ze in de juiste chronologische volgorde aan in de vakken.

kloosterschool

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 148
© Collection Magnard
©VANIN

ERFGOED

5

Welke veranderingen vonden er plaats in de West-Europese samenleving tussen de vroege en de hoge middeleeuwen? Gebruik argumenten uit de leestekst op p. 145-147.

Kenmerk hoge middeleeuwen (West-Europa)

stedelijke samenleving

gelaagde samenleving

landbouw

Vergelijking

Een stedelijke samenleving bestond niet / wel tijdens de vroege middeleeuwen.

Tijdens de hoge middeleeuwen was WestEuropa een standenmaatschappij. De adel en clerus zorgden ervoor dat die ongelijkheid bleef voortduren / groeide / afnam.

De productiviteit in de landbouw steeg wel / niet tijdens de hoge middeleeuwen. Mensen kregen daardoor meer / minder koopkracht.

Hedendaagse foto van de Brugse binnenstad. Als je Brugge bezoekt, waan je je terug in de middeleeuwen. De historische gebouwen, musea en monumenten maken van Brugge een vaste stopplaats voor toeristen wereldwijd. Maar hoe ‘middeleeuws’ is Brugge? Hoe wordt erfgoed er gebruikt? Je leert er meer over bij het onlinelesmateriaal. ↑

↑ Bekijk het filmpje.

Structuurbegrip

verandering / continuïteit / geleidelijke verandering (evolutie)

verandering / continuïteit / geleidelijke verandering (evolutie)

verandering / continuïteit / geleidelijke verandering (evolutie)

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 149
06 STRUCTUURBEGRIPPEN
©VANIN

Historische vraag 4:

Hoe beïnvloedde de klimaatopwarming de WestEuropese samenleving tijdens de hoge middeleeuwen?

De mens werd tijdens de middeleeuwen sterk beïnvloed door de natuur: de weersomstandigheden konden een oogst laten slagen of mislukken. Zo veroorzaakte de natuur welvaart of juist een diepe crisis. Het schema hieronder vat samen hoe de klimaatverandering de samenleving in West-Europa beïnvloedde. De middeleeuwse warme periode was een tijdelijke, toevallige klimaatverandering waar de mens geen invloed op had, maar die wel grote gevolgen had voor de samenleving. Je merkt dat er nog zaken ontbreken in het schema. In de bronnen op p. 151-153 vind je de nodige argumenten om het schema aan te vullen. Volg daarvoor de voetstappen.

Historisch denken: verband

Je onderzocht al vaak het verband tussen twee historische fenomenen. Er bestaan verschillende soorten oorzaken en gevolgen. Zo maken we bijvoorbeeld onderscheid tussen bedoelde en onbedoelde gevolgen. Soms kan een verband ook toevallig zijn.

In oorzaak-gevolgrelaties maken we een onderscheid tussen menselijke en structurele factoren.

Menselijke factoren zijn zaken waar mensen zelf invloed op hebben. Structurele factoren zijn de bijdragen van groepen, afspraken, normen en instituties tot een gebeurtenis of fenomeen. Het gaat dus om zaken waar individuele mensen weinig invloed op hebben. Die factoren kunnen de kansen en mogelijkheden van mensen beperken of vergroten.

Het verband tussen klimaatopwarming en de bloeiperiode tijdens de hoge middeleeuwen

bloeiperiode hoge middeleeuwen

—sociaal: ontstaan steden

—economisch: toename handel

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 150
A B C
landbouwoverschotten D ©VANIN

1

Bepaal bij volgende oorzaak-gevolgredeneringen over de hedendaagse samenleving of de verklaring een menselijke of een structurele factor is. Vul de tabel aan.

©VANIN

Stelling Factor

Dankzij de vooruitziendheid van oprichter Elon Musk bood bedrijf SpaceX voor het eerst commerciële ruimtevluchten aan.

Als gevolg van een beslissing van de burgemeester werd het muziekfestival afgelast.

Nieuwe wetgeving en betere wegvoorzieningen zorgden ervoor dat het aantal dodelijke fietsongevallen met ruim de helft daalde.

2

Je ziet in het schema op p. 150 dat de hoge middeleeuwen een bloeiperiode waren in West-Europa. De economische welvaart nam toe en er ontstonden steden. Zoek in de bronnen naar verklaringen voor die veranderingen. Vul de oorzaken aan bij de juiste letter.

↑ Bekijk het filmpje.

a Waarom steeg de landbouwproductie in Europa tijdens de middeleeuwen? Onderzoek bron 1 en bekijk het filmpje. Vul je antwoord aan in het schema bij de letter A. b Op welke manier veranderde het Europese landschap tijdens de hoge middeleeuwen?

Onderzoek bron 2. Vul je antwoord aan in het schema bij de letter B. c Op welke manier evolueerde de bevolking in West-Europa tijdens de middeleeuwse warme periode? Onderzoek bron 3. Vul je antwoord aan in het schema bij de letter C. Gebruik eventueel de kijkstrategieën uit je Histokit.

1:

02g KIJKSTRATEGIEËN

← Boekillustratie, Spanje, 13e eeuw. Een vader kijkt toe terwijl zijn zoon het land ploegt. Twee ossen trekken de ploeg. De ploeg bestond al duizenden jaren in Mesopotamië. Maar de verbeteringen die aan de ploeg werden gemaakt, zorgden ervoor dat de landbouwers ook zware landbouwgrond vruchtbaar konden maken. Dat was bijzonder nuttig in grote delen van West-Europa. Dankzij die en andere nieuwe landbouwtechnologie vergrootte de voedselopbrengst.

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 151
© Granger
Bron

Bron 2:

In de eerste fase, typisch voor de 10e en 11e eeuw, werden bestaande gebieden gewoon vergroot. Mensen kapten stukken struikgewas of kleine bosjes, nog geen echte stukken woud. Dat kon gebeuren door individuele boeren. (…) In de tweede fase (12e eeuw) werden nieuwe gebieden en dorpen gesticht. Daarvoor moesten mensen samenwerken: zowel adel, boeren als geestelijken in abdijen speelden daarbij een belangrijke rol. (…)

De ontbossing stopte op de meeste plaatsen in Europa vanaf het midden van de 13e eeuw. (…) De grote ontbossing van de middeleeuwen heeft de levensomstandigheden van de Europese boeren grondig veranderd. De uitbreiding van de beschikbare landbouwgrond heeft ervoor gezorgd dat hongersnoden teruggedrongen konden worden.

Naar: www.larousse.fr, De grote ontginningen

Bron 3:

Evolutie bevolkingsaantal in Europa tijdens de middeleeuwen

geschatte bevolking (miljoen inwoners)

Naar: J. Cox Russell, Population in Europe. Glasgow, Collins, 1972.

Frankrijk en lage landen

Duitsland en Scandinavië

Britse eilanden

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 152
20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 500 1450 1000
650 1340 jaartal
©VANIN

3

Lees twee fragmenten uit historische werken die de bloeiperiode van de hoge middeleeuwen proberen te verklaren. Allebei geven ze één structurele factor die de overlevingskansen van mensen vergrootte in West-Europa tijdens de hoge middeleeuwen.

a Markeer de oorzaak in elke bron.

b Vul de oorzaak aan bij de letter D in het schema op p. 150.

c Verwoord mondeling met behulp van bron 1 en 2 het verband tussen de klimaatopwarming en de bloeiperiode tijdens de hoge middeleeuwen.

d Waarom is het ontstaan van steden een onbedoeld gevolg van de landbouwoverschotten?

Denk zelf na over het verband.

Bron 1:

Men kan zeggen dat er een direct verband bestaat tussen de middeleeuwse warme periode, de bevolkingstoename en de vernieuwing in de landbouw. Toch waren er ook sociale factoren. (…) Land werd bij een erfenis niet langer verdeeld onder alle zonen, maar ging nu naar de oudste zoon. Toch hadden jongere zonen ook land nodig. Het kappen van bossen was daarom wat de kruistochten waren voor de adel: een veroveringsoorlog op zoek naar nieuw land.

Naar: B. Fagan, The Great Warming – Climate Change and the Rise and Fall of Civilisations. Londen, Bloomsbury Press, 2008.

Bron 2:

Het klimaat was warm en droog: de boomgrens schoof op naar boven en gletsjers smolten. Die gunstige periode duurde ongeveer tot het jaar 1200; toen werd het klimaat geleidelijk aan weer kouder en vochtiger. Dat was het begin van wat de ‘kleine ijstijd’ genoemd wordt: die had zware gevolgen voor de landbouwsamenleving. In geologische en historische bronnen zijn veel bewijzen te vinden voor die verandering. De oorzaak-gevolgrelatie tussen de veranderingen in de samenleving en verandering van de landbouwproductie is complex. (…) Het is een redelijke hypothese om te veronderstellen dat de ontwikkeling in stappen gebeurde: er was beïnvloeding tussen het technologische en sociale domein, en de ecologische capaciteit. Klimaat speelde daarbij een heel belangrijke rol.

Naar: B.E. Berglund, Human Impact and Climate Changes – Synchronous Events and a Causal Link? Lund, 2003.

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 153
©VANIN

4

5

Interpreteer de betekenis van de pijlen in het schema op p. 150.

a O verleg met je buur welke pijl op welk structuurbegrip duidt. Neem je Histokit erbij en kies uit de structuurbegrippen voor verband. Je kunt eventueel ook structuurbegrippen voor verandering gebruiken.

b Verwoord in de tabel in één volzin de verbanden.

middeleeuwse warme periode groei bevolking

ontginning extra landbouwgrond bloeiperiode

©VANIN

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 164-165.

a Vul in het antwoord de ontbrekende structuurbegrippen aan.

b Vul minstens twee voorbeelden aan van onbedoelde gevolgen van de klimaatverandering. 06

Ben je benieuwd naar het levensverhaal van de filosoof Abélard die verliefd werd op een rijk meisje aan wie hij les gaf hem? Maak dan de uitbreiding bij het onlinelesmateriaal.

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 154
STRUCTUURBEGRIPPEN
© Balfore Archive Images / Alamy
Historische

vraag 5:

Wat dachten mensen tijdens de hoge middeleeuwen over woekeraars?

De meeste mensen vinden het vak van bankier vandaag een normaal en gerespecteerd beroep. Echte bankiers zoals we ze vandaag kennen, bestonden nog niet in de middeleeuwen. Wel waren er geldwisselaars en mensen die leningen verstrekten.

1

Onderzoek wat middeleeuwse mensen dachten over hun tijdgenoten die geld uitleenden en wisselden: men omschreef ze meestal als woekeraars. Pas de vier stappen van de bronnenstudie toe op historische bron 1, 2, 3 en 4.

Veel leden van de clerus hebben toegegeven aan begeerte en winstbejag. Ze zijn vergeten wat er in de heilige schrift staat: ‘Geef niet toe aan de woeker’, ze lenen hun geld uit en vragen het honderdvoudige terug. De heilige vergadering denkt dat het rechtsvaardig is om iedereen die na dit besluit toch blijft woekeren uit de clerus te zetten. Dat geldt voor wie het geheel en nog eens de helft vraagt, of voor wie door misleiding uit is op gewin.

Besluit van de bisschoppen op het Concilie van Nicea, 325.

Het ontvangen van interest voor het gebruik van geleend geld is onrechtvaardig, want men laat betalen voor iets wat niet bestaat. Het is de ongelijkheid die niet rechtvaardig is, dat is waar de woeker in bestaat. En omdat men verplicht is om oneerlijk verkregen goederen terug te geven, moet men ook geld teruggeven dat men verkregen heeft als interest.

Fragment uit de Summa theologica van Thomas van Aquino, ca. 1270.

Bijna overal is de misdaad van het woekeren zo diep geworteld dat velen geen andere handel meer drijven, en woekeren alsof dat zou toegestaan zijn. Ze gehoorzamen niet aan het verbod uit het oude en het nieuwe testament. We verklaren hierbij dat de beruchte woekeraars in de kerk niet tot de communie mogen toegelaten worden, en dat ze geen christelijke begrafenis mogen krijgen als ze sterven.

Besluit van de bisschoppen op het Derde Lateraans Concilie, Rome, 1179.

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 155
Bron 1: Bron 2: Bron 3:
©VANIN

Bron 4:

Er was eens in een stad een zeer arm en schurftig jongetje dat vanwege zijn uiterlijk de bijnaam ‘de schurftige’ had gekregen. De jongen groeide op en werd bezorger van een slager om in zijn onderhoud te voorzien. Zo slaagde hij erin om wat geld te sparen en daarmee begon hij te woekeren. Zijn geld vermenigvuldigde zich en hij kocht iets nettere kleren. Vervolgens sloot hij her en der overeenkomsten af en dankzij het woekeren nam zijn rijkdom toe en steeg zijn aanzien. Men begon hem ‘Martin De Schurftige’ te noemen, de oude bijnaam werd een familienaam. Nadat hij nog rijker was geworden, werd hij ‘mijnheer Martin’ en toen hij een van de rijksten van de stad was geworden, werd hij ‘de edele heer Martin’. Ten slotte groeide hij dankzij zijn rijkdom uit tot de meest eerbiedwaardige stadsgenoot: ‘Monsieur Martin’. Als deze Martin niet alle treden die hij heeft beklommen afdaalt en als hij niet al zijn woekergeld teruggeeft, zal hij van het ene moment op het andere omlaag storten in de diepste diepten en ergste verschrikkingen van de hel.

Exemplum verteld door Stefanus van Bourbon, 12e eeuw. Geciteerd in J. Le Goff, De woekeraar en de hel, Parijs, 1986. Een exemplum (Latijn: ‘voorbeeld’) is een verhaal waarmee middeleeuwse predikers mensen probeerden te ontmoedigen om verkeerde dingen te doen.

search Stap 1: Ik verzamel gegevens over de context.

Maak gebruik van je Histokit als je de hulpvragen nog niet kent.

Bron 1

©VANIN

Bron 2

Bron 3

02a BRONNEN IDENTIFICEREN

02b SOORTEN BRONNEN

Bron 4

search Stap 2: Ik observeer de bronnen.

Onderzoek wat een woekeraar is en welke straf er voor woekeraars dreigde.

✓ Welke bron(nen) kun je daarvoor gebruiken?

✓ Markeer zaken die je helpen te begrijpen wat een woekeraar is.

✓ Vat je antwoord in één zin samen.

Woekeren is

✓ Welke bron(nen) vertellen je welke straf er dreigde voor een woekeraar?

✓ Markeer de straf die werd opgelegd.

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 156

search Stap 3: Ik interpreteer de bronnen.

Gebruik de checklist in je Histokit.

✓ Wat was het beleid van de Kerk tegen woekeraars in de hoge middeleeuwen?

BRONNEN INTERPRETEREN

©VANIN

✓ Wat vonden gewone middeleeuwers van woekeraars?

☐ De meeste mensen vonden woekeren een zonde.

☐ Sommige mensen vonden woekeren een zonde.

☐ Geen van de bronnen is bruikbaar om daar met zekerheid iets over te zeggen omdat de bronnen niet over gewone mensen gaan.

✓ Beoordeel wat de schrijvers van bron 3 en 4 wilden bereiken. Wat kun je vermoeden over woekeren in de middeleeuwen?

search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.

✓ Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 164-165.

← In 2013 werd het levensverhaal van Jordan Belfort verfilmd in The Wolf of Wall Street De bankier werd daarin neergezet als een stereotiepe geldwolf met een egoïstische moraal. De film was een aanklacht tegen de mentaliteit van de bankiers in Wall Street. De middeleeuwse kijk op bankiers is dus zeker niet helemaal verdwenen.

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 157
02h + 02i © James Devaney / Contributor

Historische vraag 6:

Welke sociale en economische rol speelde de joodse minderheid in West-Europese steden?

In het middeleeuwse West-Europa hadden heel wat steden een kleine joodse minderheid. De meerderheid van de mensen was dus christelijk, maar er waren ook kleine joodse gemeenschappen. Zeker in WestEuropa leefden de joden vooral in een stedelijke omgeving.

Historisch denken: veralgemenen en stereotyperen

Een veralgemening is een redenering waarbij een aantal gegevens duidelijk maakt hoe iets in het algemeen is. Wanneer bijvoorbeeld de meeste mensen tijdens de hoge middeleeuwen in WestEuropa christelijk waren, dan veralgemenen we die stelling tot: West-Europa was toen christelijk. Die veralgemening helpt ons om de kenmerken van de cultuur te begrijpen. Een vaak herhaalde veralgemening is een stereotype. Soms zijn die stereotypes terecht, maar vaak zijn stereotypes onjuiste veralgemeningen. Stereotypes hoeven dus niet noodzakelijk een probleem te zijn. Stereotypes worden wel een probleem als ze ertoe leiden dat mensen buitengesloten worden.

1

Op de afbeelding zie je hedendaagse voorbeelden van stereotypes.

a Noem een reden waarom sommige van die stereotypes geen probleem hoeven te zijn. b Bespreek wat mogelijke gevaren zijn van die stereotypes.

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 158
©VANIN

2 Beoordeel welke van de stellingen een veralgemening is. Als de stelling te sterk veralgemeend is, herformuleer je ze juister. Gebruik de kaart op p. 144 om de eerste stelling te beoordelen en de bronnen op p. 160 voor de tweede stelling.

☐ Vlaamse steden waren tijdens de hoge middeleeuwen een centrum van de Europese handel.

☐ Middeleeuwse machthebbers probeerden maatregelen te nemen om woekerwinsten tegen te gaan.

3

Joden hebben al eeuwen te maken met stereotypering. Al in de middeleeuwen hadden ze het imago van geldwolven. In historische vraag 5 leerde je dat toen de term 'woekeraars' werd gebruikt. Gebruik de twee historische werken om het mechanisme van discriminatie tegenover joden in de middeleeuwen te leren begrijpen.

a Gebruik de bronnen om een voorbeeld van discriminatie tegenover joden aan te vullen bij de letter A.

b Vul op basis van de bronnen bij de letter B aan op welke manier veralgemening en stereotypering tegenover joden voorkwam in de middeleeuwen.

c Vul bij de letter C aan hoe de auteur van bron 1 het wij-zij-denken tegenover joden verklaart.

discriminatie veralgemening en stereotypering wij-zij-denken

A bv.

B bv. jood = christelijk 1 joods

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 159
C
©VANIN

Bron 1:

Op het derde concilie van Lateranen in 1179 verbood de kerk het uitlenen van geld tegen rente aan medegelovigen. (…) Voor de joden gold dit verbod niet. Zij waren geen christenen en vielen dus buiten het kerkelijk recht. Bijgevolg kwam de geldhandel geleidelijk aan voor een belangrijk deel in joodse handen. De joden hadden overigens weinig keuze. Zowel de kerk als de wereldlijke overheden begonnen hen in die tijd steeds meer te isoleren met als argument dat ze een gevaar vormden voor de christelijke samenleving. Om die reden moest contact met hen zo veel mogelijk vermeden worden. Joden mochten niet langer publieke functies bekleden, grond bezitten of christenen in dienst hebben. Ook werd hun het toetreden tot een handels- of ambachtsgilde onthouden. Daarmee werd hun in feite het recht ontnomen om bepaalde vormen van handel te drijven of een ambacht uit te oefenen omdat de gilden het alleenrecht bezaten. Wat joden dus nog restte, was het verlenen van krediet, met als gevolg dat joden en geldverschaffers – ‘woekeraars’ zeiden de middeleeuwers – min of meer synoniem van elkaar werden. De joden hadden nochtans zeker niet het monopolie in de geldhandel.

Joden en geldschieters uit Noord-Italië vulden elkaar aan en beconcurreerden elkaar.

Uit: B. Speet, De middeleeuwen. In: D. Wertheim, Geschiedenis van de joden in Nederland. 2017.

Tot de 12e eeuw waren het voornamelijk joden die tegen interest leenden. De geleende bedragen waren echter niet groot en er werd vaak deels terugbetaald in natura: men leende graan, kleren, stoffen en voorwerpen, en betaalde in dezelfde vorm terug, maar dan in iets grotere hoeveelheden. Langzamerhand werd de joden elke vorm van productiviteit verboden. Ze mochten alleen nog enkele vrije beroepen uitoefenen, zoals het beroep van arts, waar lange tijd door christenen op werd neergekeken. De rijken raadpleegden joodse artsen. (…) Er bleef de joden dan ook niet veel anders over dan hun geld productief te maken. (…) De christenen dachten er niet aan een verbod dat bestemd was voor christenen ook op te leggen aan anderen.

Uit: J. Le Goff, De woekeraar en de hel. Economie en religie in de middeleeuwen. Amsterdam, Wereldbibliotheek, 1986.

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 160
Bron 2:
©VANIN

Uitbreiding 1:

Zijn hedendaagse karikaturen over joden beïnvloed door middeleeuwse stereotypen?

©VANIN

De studie van het verleden kan helpen om het heden beter te begrijpen. Het omgekeerde klopt ook: voorbeelden uit het heden helpen soms om het verleden beter te begrijpen. Het is echter verleidelijk om te veel gelijkenissen te zien tussen heden en verleden. Wie nauwkeurig en kritisch vergelijkt, ontdekt vaak meer verschillen dan eerst gedacht.

← Aalst, 2019. De carnavalsgroep ‘De Vismooil’n’ uit Aalst had geen geld voor een nieuwe wagen. Ze hielden daarom naar eigen zeggen een sabbatjaar. Ze toonden op hun wagen ook hun geldgebrek (zie onderaan). Ze recycleerden hun poppen en gaven die een naar eigen zeggen joods uiterlijk. Het uiterlijk van de joden op de wagen kreeg nadien veel kritiek omdat joden in de 19e en 20e eeuw vaak als dreigende, onbetrouwbare wezens werden afgebeeld. © ullstein

← Mainz (Duitsland), 1939. Tijdens een carnavalsstoet wordt een pop rondgedragen met een zogenaamd typisch Joodse neus. Op de afbeeldingen staan slogans tegen de joodse invloed in de economie.

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 161
© Imladris
bild Dtl.

1

Bekijk de afbeeldingen. Gebruik eventueel je Histokit als hulpmiddel.

a Welk middeleeuws stereotype over joden ontdek je in de tweede afbeelding op p. 161?

b Bespreek mondeling of je dat stereotype ook herkent in de eerste afbeelding.

2

Om goed te kunnen begrijpen waarom de zaak zo veel controverse opriep, probeer je ze vanuit verschillende perspectieven te onderzoeken. Lees de fragmenten uit krantenartikels. Daarin komen politici en experts aan het woord die zich uitspreken over de carnavalswagen. Analyseer de verschillende perspectieven. 02g

a Markeer in bron 1 blauw waarom Christoph D’Haese, de burgemeester van Aalst, vond dat de carnavalswagen geen probleem was.

b Markeer in bron 1 rood waarom Bart De Wever de wagen ongepast vond.

c Markeer in bron 2 rood waarom professor Pollefeyt de wagen ongepast vond.

d Markeer in bron 3 rood waarom Hans Knoop de wagen ongepast vond.

Bron 1:

Bart De Wever benadrukt zijn begrip voor de joodse gemeenschap en gevoeligheden. Die negeren ‘is lomp, om het met een oud Vlaams woord te zeggen.’ D’Haese heeft de verantwoordelijke carnavalisten steeds verdedigd door te benadrukken dat die niet de bedoeling hadden om te kwetsen. Maar De Wever vindt het beter om wel rekening te houden met het sentiment binnen de joodse gemeenschap. ‘Ik begrijp goed dat bepaalde beelden, los van de intentie waarmee men die ronddraagt, ook ontvangen worden’, klinkt het. ‘Het toont een gebrek aan empathie. Het is lomp. Punt andere lijn (sic).’’

Naar: ‘Bart De Wever over joodse karikaturen Aalst Carnaval: Het is lomp. Punt uit’, De Morgen, 20 januari 2020, www.demorgen.be.

Bron 2:

©VANIN

[De Leuvense professor] Didier Pollefeyt onderstreept dat hij niet oproept tot censuur. ‘Zoiets verbieden heeft weinig zin. Maar het is niet vanzelfsprekend om deze beelden te gebruiken. Ze verwijzen naar eeuwenoude karikaturen en ja, die zijn antisemitisch, in welke context je die ook plaatst.’ De beelden zijn niet onschuldig en leiden tot meer anti-joodse gevoelens, aldus nog Pollefeyt.

Naar: ‘Het debat. Mogen we met alles lachen? Ook met Joodse karikaturen op praalwagens?’ Het Laatste Nieuws, 21 februari 2020, www.hln.be.

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 162
KIJKSTRATEGIEËN 02i BRONNEN EVALUEREN

Bron 3:

Het Forum der Joodse Organisaties spreekt de oprechte wens uit dat Aalst zich bij toekomstige carnavals onthoudt van kwetsende en/of racistische uitingen. Het carnaval met antisemitische uitingen bleek een slechte zaak, niet alleen voor de Joodse gemeenschap maar voor geheel België.

Tot in alle uithoeken van de wereld werd over Aalst uitvoerig in de media bericht, hetgeen grote reputatieschade aan het imago van België als gastland van de EU heeft toegebracht. (…)

Het FJO zal niet aarzelen bij een eventuele herhaling van de excessen tijdens het komend carnaval Aalst opnieuw op haar verantwoordelijkheid te wijzen.

Naar: H. Knoop, ‘FJO verwacht verdere reputatieschade België bij evt. herhaling antisemitisme carnaval Aalst’, www.fjo.be.

3

Verwoord mondeling de verschillende perspectieven. Gebruik in je antwoord het structuurbegrip dat cursief bij het perspectief staat.

controversiële wagen op Aalst carnaval

Hans Knoop veralgemening

Didier Pollefeyt stereotypering

4

Voer een klasgesprek over het thema. Is het verstandig, nodig en/of belangrijk om dit soort carnavalswagens te behouden? Of kunnen we dat beter niet doen?

Tip! Gebruik in het gesprek de begrippen die je net leerde: veralgemenen, stereotype, onverdraagzaamheid en discriminatie.

Vismoojl'n (on)bedoelde handelingen 5

Tip! Gebruik in het gesprek begrippen je al eerder leerde: mensenrechten, vrijheid en minderheid.

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 164-165.

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 163
©VANIN

Conclusie IV

Antwoorden op de onderzoeksvragen

Kruis alle juiste antwoorden aan, antwoord met volzinnen of vul de zinnen aan.

↑ Gebruik een schrijfkader als hulpmiddel bij HV6 en U1.

Historische vraag 1: Is het middeleeuwse Vlaanderen hetzelfde als het Vlaanderen dat we vandaag kennen?

☐ Nee, Vlaanderen bestond niet in de middeleeuwen.

☐ Nee, Vlaanderen is vandaag een gewest in het koninkrijk België.

☐ Nee, Vlaanderen omvat vandaag bv. ook Brabant en Limburg.

☐ Nee, een stuk van het hedendaagse Frankrijk behoorde ook tot het graafschap Vlaanderen.

Historische vraag 2: Welke rol speelde West-Europa in de hoge middeleeuwen in de wereldeconomie?

☐ Europa speelde een kleine rol in de wereldhandel.

☐ A zië lag in het centrum van de wereldhandel en speelde dus een grotere rol dan Europa.

☐ Antwerpen was een centrum van de handel op het Europese continent.

☐ Er was meer handel in Oost-Europa dan in West-Europa.

Historische vraag 3: Wat veranderde er tijdens de hoge middeleeuwen in West-Europa?

Er veranderde veel, vooral op economisch en sociaal vlak.

De belangrijkste economische veranderingen waren:

De belangrijkste sociale veranderingen waren:

Tot slot ontstond in de steden ook een bloeiend cultureel leven, bv. in

Historische vraag 4: Hoe beïnvloedde de klimaatopwarming de West-Europese samenleving tijdens de hoge middeleeuwen?

Het van de klimaatopwarming was dat er landbouwoverschotten geboekt werden die de mogelijkheden van individuele mensen vergrootten: de bevolking nam toe en er was ruimte voor technologische innovatie en nieuwe ontginningen. Het uiteindelijke van dat alles was

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 164
©VANIN

dat de economische welvaart toe in onze regio toenam en dat steden zich konden ontwikkelen. Er was dus een tussen de middeleeuwse klimaatopwarming en de bloeiperiode tijdens de hoge middeleeuwen. Het verklaart de andere in de samenleving.

Historische vraag 5: Wat dachten mensen tijdens de hoge middeleeuwen over woekeraars?

Het feit dat het verbod op woekeren meerdere keren werd uitgevaardigd, doet ons vermoeden dat

Het feit dat predikers gewone mensen bedreigden met de hel, wijst erop dat

We kunnen dus besluiten dat

Historische vraag 6: Welke sociale en economische rol speelde de joodse minderheid in West-Europese steden?

Uitbreiding 1: Zijn hedendaagse karikaturen over joden beïnvloed door middeleeuwse stereotypen?

Je kunt deze vraag vanuit meerdere perspectieven beantwoorden, namelijk:

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 165
©VANIN

Synthese V

Situeren in de tijd en de ruimte

We situeren de hoge middeleeuwen van ca. 1000 tot 1250 in West-Europa.

©VANIN

GESCHIEDENIS

Schema

1 Het verband tussen de klimaatverandering en de bloeiperiode tijdens de hoge middeleeuwen

Structurele factor middeleeuwse warme periode

verbeterde landbouwtechnologie

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

Onbedoeld gevolg bloeiperiode sociaal, economisch en cultureel

groei bevolking ontginning extra landbouwgrond landbouwoverschotten

2 Het mechanisme dat het ontstaan van joodse stereotypes verklaart

veralgemening en stereotypering discriminatie wij-zij-denken

jood = woekeraar ambacht en handel christelijk 1 joods

Bekijk de volledige schematische samenvatting bij het onlinelesmateriaal.

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 166
VROEGE MIDDELEEUWEN HOGE MIDDELEEUWEN LATE MIDDELEEUWEN ca.500 ca.1000 ca.1500 ca.1250
MIDDELEEUWEN VROEGMODERNE TIJD
KLASSIEKE OUDHEID
ca.800v.C. ca.500 ca.1500ca.18001945 HEDENDAAGSE TIJD MODERNE TIJD 1 ca.3500v.C.
ca.3,5miljoenv.C.
OUDE NABIJE OOSTEN
PREHISTORIE

Samenvatting: De hoge middeleeuwen in West-Europa

De West-Europese samenleving veranderde grondig tijdens de hoge middeleeuwen. Een tijdelijke klimaatverandering zorgde voor hogere landbouwopbrengsten. De verbeterde landbouwtechnologie, de ontginning van extra landbouwgrond en de bevolkingstoename zorgden voor een bloeiperiode waarin de koopkracht toenam. Tijdens de hoge middeleeuwen ontstond op verschillende plaatsen in West-Europa voor het eerst een echte stedelijke samenleving. Er was veel vraag naar Vlaams laken, en dus werd het uitgevoerd naar elders in Europa. Ook andere producten werden over het hele continent verhandeld. Het grote aanbod aan vis uit Scandinavië bijvoorbeeld werd onder andere via het handelscentrum Brugge naar Zuid-Europa vervoerd. Verschillende beroepsgroepen organiseerden zich in gildes om handel en ambachtelijke nijverheid te bevorderen.

De middeleeuwse samenleving was een gelaagde samenleving waarin je geboorte je stand bepaalde. Er waren drie standen: adel, clerus en volk. Wij-zij-denken zorgde voor discriminatie van de joodse minderheid zodat die uitgesloten werd van de meeste ambachten. De joden zorgden wel voor een belangrijk deel van de geldhandel in deze periode. Het was voor christenen namelijk verboden om geld uit te lenen in ruil voor rente.

Het culturele leven in de steden werd sterk beïnvloed door de betere kwaliteit van het onderwijs Sommige kathedraalscholen werden echte universiteiten, zoals de Sorbonne in Parijs. Zij leidden de elite van de samenleving op. Ook de filosofie kende een bloeiperiode. Filosofen zoals Aristoteles uit de klassieke oudheid waren al langer bekend in de islamwereld, maar ze werden herontdekt tijdens de hoge middeleeuwen in West-Europa.

Vandaag is Vlaanderen een gewest in het koninkrijk België. Dat was in de hoge middeleeuwen anders: toen werd er strijd om de macht geleverd tussen lokale en regionale machthebbers. Onder andere de koning van Frankrijk en de keizer van het Heilige Roomse Rijk probeerden invloed te houden in het graafschap Vlaanderen en in het hertogdom Brabant. Ook rijke kooplieden in de steden probeerden een deel van de macht naar zich toe te trekken.

Begrippen

Je leerde de volgende historische begrippen. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.

—cultureel: filosofie, levensbeschouwelijke organisatie (abt, bisschop, concilie, islam, kerk, klooster), onderwijs (kathedraalschool, universiteit), technologie, wetenschappen

—economisch: aanbod, arbeidsorganisatie (ambacht), handel (ambachtslui, gilde, kooplui, laken), koopkracht, nijverheid, landbouw, vraag

—politiek: bestuurlijke organisatie (macht), territoriale invulling (graafschap, grondgebied, hertogdom, koninkrijk, territorium)

—sociaal: gelaagde samenleving (adel, clerus, stand, standenmaatschappij, volk), klimaatverandering, minderheid, (on)gelijkheid (voorrrechten), stedelijke samenleving, wij-zij-denken (discriminatie)

Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod. De betekenis kun je opzoeken in je

Histokit.

—bedoelde en onbedoelde handelingen en gevolgen

—lokaal

—regionaal

—stereotypering

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 167
toeval
—verband 05 HISTORISCHE BEGRIPPEN 06 STRUCTUURBEGRIPPEN
—veralgemening
©VANIN

Zelfevaluatie

In dit hoofdstuk leerde je hoe de West-Europese samenleving veranderde tijdens de middeleeuwen. Dit zelfevaluatieformulier kan je helpen om te bepalen wat je al goed kunt en aan welke elementen je nog moet werken.

Dit kan ik … goed

HISTORISCH REFERENTIEKADER

Je kunt het onderscheid maken tussen het middeleeuwse graafschap Vlaanderen en het hedendaagse Vlaamse Gewest.

Je kunt onze regio situeren op een historische kaart over de hoge middeleeuwen.

Je kunt het centrum en de periferie van de wereldhandel tijdens de middeleeuwen op een kaart aanduiden.

Je kunt het belang toelichten van Vlaamse steden in Europa tijdens de hoge middeleeuwen met een historische kaart.

Je kunt benoemen tussen welke plaatselijke en regionale machthebbers er strijd werd gevoerd om de macht in onze regio.

Je kunt toelichten waarom de middeleeuwse samenleving een gelaagde en ongelijke samenleving was.

Je kunt illustreren welke culturele bloei de samenleving doormaakte tijdens de hoge middeleeuwen.

Je kunt kenmerken van onderwijs tijdens de vroege en hoge middeleeuwen vergelijken.

HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN

Je kunt veralgemeningen en stereotypen in bronnen herkennen, bv. over joodse mensen.

Je kunt een doelgerichte zoekstrategie hanteren bij het opzoeken van informatie op het internet.

BEELDVORMING BEARGUMENTEREN

Je kunt structuurbegrippen voor verband en verandering gebruiken om met behulp van bronnen een historische vraag te beantwoorden.

Je kunt de oorzaken en gevolgen van de middeleeuwse klimaatverandering benoemen met behulp van bronnen.

Je kunt de betekenis uitleggen van wij-zij-denken, discriminatie, veralgemenen en stereotypen en je kunt er voorbeelden van geven.

REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST

Je kunt vanuit verschillende perspectieven een standpunt verwoorden over karikaturen in de carnavalsoptocht in Aalst.

Wat kan ik zelf nog doen om de doelen van de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?

Wat heb ik nog nodig van de leraar om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?

Hoofdstuk 5: De hoge middeleeuwen in West-Europa (ca. 1000 - ca. 1250) 168
onvoldoende
©VANIN

De Guldensporenslag

(late middeleeuwen, 19e eeuw - 20e eeuw)

Doorloper politiek

↑ Monument voor de 600e verjaardag van de Guldensporenslag, Kortrijk. Op 11 juli 1302 werd op het Groeningheveld bij Kortrijk een veldslag uitgevochten. Vanaf de 19e eeuw raakte die slag beter bekend als de Guldensporenslag. Hendrik Conscience publiceerde in 1838 zijn roman De leeuw van Vlaanderen. Zijn boek gaf een geromantiseerde versie van de feiten. Het wakkerde de mythe van de Guldensporenslag verder aan.

169
©VANIN
© Arterra Picture Library / Alamy

Op onderzoek I

©VANIN

Deelvraag 3: Hoe bleef de Guldensporenslag na 1830 bewaard in de collectieve herinnering?

Deelvraag 1: Waarom veranderde de relatie tussen de Franse koning en de Vlaamse graaf?

Deelvraag 2: Welke rol speelde Jan Breydel in de Guldensporenslag?

In deze doorloper onderzoek je hoe de herinneringen aan de slag bij Kortrijk of de Guldensporenslag wijzigden in de loop der jaren. Je bekijkt in deelvraag 1 waarom dat conflict ontstond om vervolgens in deelvraag 3 te leren hoe de beeldvorming over die gebeurtenis vanaf de 19e eeuw vervormd werd. Wil je als extraatje weten of Jan Breydel een belangrijke figuur was in 1302? Los dan deelvraag 2 op.

Doorloper politiek 170

Deelvraag 1:

Waarom veranderde de relatie tussen de Franse koning en de Vlaamse graaf?

In 1302 werd bij Kortrijk een veldslag uitgevochten die later de naam Guldensporenslag kreeg. Als je wilt begrijpen waarom er gevochten werd, moet je eerst de verhouding tussen het graafschap Vlaanderen en Frankrijk tijdens de hoge en late middeleeuwen begrijpen.

1

Onderzoek aan de hand van de miniatuur de verhouding tussen koning Filips IV van Frankrijk en graaf Gwijde van Dampierre van Vlaanderen.

a In hoofdstuk 2 leerde je al over de politieke verhoudingen in West- Europa tijdens de middeleeuwen. Zoek op p. 39-40 het begrip vazalliteit op.

b Observeer en interpreteer de afbeelding nauwkeurig om af te leiden wie de koning van Frankrijk is en wie de graaf van Vlaanderen. Vul je bevindingen aan in de tabel op p. 172.

← Miniatuur, 1459, gemaakt door David Aubert (Hesdin, 1435 - na 1480), in Chronique de France, d’Angleterre, de Flandres et d’autres comtées. In deze Franse kroniek wordt het verloop van de Honderdjarige Oorlog uitgelegd. Het gaat vooral over de spanningen tussen Frankrijk en Engeland, maar ook de veldslag bij Kortrijk in 1302 komt erin aan bod. Die kreeg pas in de 18e eeuw de naam Guldensporenslag. Die naam verwijst naar de gouden sporen van de ridders die bij de veldslag gesneuveld waren.

Doorloper politiek 171
© AKG Images
©VANIN
02g KIJKSTRATEGIEËN

de man centraal links

Observatie

Ik kijk aandachtig naar de tekening en ik zie dat …

Interpretatie

Dat wijst erop dat …

©VANIN

… hij een hogere positie heeft dan de andere aanwezigen.

… de man Frans is (want de lelie is het symbool van Frankrijk).

… de man een koning is, want blauw was aan het einde van de middeleeuwen de kleur van het hof van de koning.

… de man een Vlaamse graaf is want de zwarte leeuw was het symbool van de graven van Vlaanderen.

de man centraal rechts

… hij op het punt staat te knielen.

c Wat leer je uit de afbeelding over de verhouding tussen de Franse koning en de graaf van Vlaanderen? Vul de tekst verder aan.

De verhouding van de Vlaamse graaf tegenover de Franse koning was volgens de tekenaar

In de tekening vind ik daarvoor volgende argumenten:

Ten eerste

Ten tweede

Doorloper politiek 172

In deze historische bron legde Gwijde van Dampierre, graaf van Vlaanderen, uit waarom hij in 1297 zijn leenmanschap opzei. De kaarten op p. 140 en p. 144 helpen je te verklaren wat de graaf van Vlaanderen juist bedoelde met deze tekst. Gebruik gerichte leesstrategieën om de vragen bij de tekst te beantwoorden.

‘Iedereen weet het en het is waar, dat de hoge en machtige vorst Filips IV, koning van Frankrijk, waaraan we manschap hebben gedaan als pair de France, door zijn wil, zonder reden, zonder dat we het verdienden, ons geschaad en hard behandeld heeft, onze eer en ons bezit aangetast heeft, terwijl hij ze moest waarborgen vanwege de trouw waarin hij ons destijds opnam. Hij moest ons volgens de rede en de trouw behandelen. Hij heeft ons geen recht gegeven en op vele andere wijzen misdaan tegen ons, tegen God en tegen de gerechtigheid … Daarom hebben we een verbond gesloten met de zeer hoge en edele vorst, onze lieve heer, Edward, door de gratie Gods koning van Engeland, heer van Ierland en hertog van Aquitanië.’

Naar: J.F. Verbruggen en R. Falter, 1302: Opstand in Vlaanderen. Tielt, Lannoo, 2001.

Brief van Gwijde van Dampierre bij de verdragen van 7 januari 1297.

a Bekijk de kaart op p. 140. Situeer Vlaanderen en Frankrijk op de historische kaart. Welke verhouding bestaat er tussen beide gebieden?

b De strijd om Vlaanderen was voor de Franse koning een economische strijd: Vlaanderen was immers een rijk gebied. Bekijk de kaart op p. 144. Welke nijverheid zorgde voor de rijkdom van Vlaanderen?

c De koningen van Engeland hadden een economisch motief om Vlaanderen te steunen. Ze voerden een product uit naar Vlaanderen dat de grondstof was voor Vlaams laken. Welk product was dat? Zoek het antwoord in de tekst op p. 146.

Formuleer een antwoord op de deelvraag. Vul dat aan bij de synthese op p. 182.

Doorloper politiek 173
2
02f LEESSTRATEGIEËN
3
©VANIN

Deelvraag 2:

Welke rol speelde Jan Breydel in de Guldensporenslag?

In de aanloop naar het Europees Kampioenschap in 2000 wou de stad Brugge een groter voetbalstadion zodat de wedstrijden ook in hun stad konden plaatsvinden. De stad kreeg subsidies van de Vlaamse overheid op voorwaarde dat het stadion een Vlaamse naam kreeg. De keuze viel op Jan Breydel, een zogenaamde volksheld uit de 14e eeuw. In deze deelvraag onderzoek je wat we weten over die historische figuur.

← Hedendaagse foto van het Jan Breydelstadion in Brugge.

©VANIN

1

Onderzoek welke bronnen bruikbare en betrouwbare informatie geven over de historische figuur Jan Breydel.

Bron 1:

In die tijd zei Filips, koning van de Fransen, na het samenroepen van zijn volgelingen, heimelijk (tegen hen): ‘Wie is volgens de mensen de bondgenoot van Vlaanderen?’ Zij zeiden: ‘Volgens sommigen Karel, volgens anderen Lodewijk of één van de niet-gewijden.’ De koning zei opnieuw: ‘Wie ben ik volgens jullie?’ Een van hen, met de naam Petrus Flot, zei: ‘Heer, u bent de koning van Vlaanderen.’ (…) De koning riep de boden en zei hun: ‘Ga naar Vlaanderen en zeg de Vlamingen: (…) ‘Als ze van mijn koninkrijk scheiden, zal ik hun huizen verwoesten en mijn zwaard doen trillen en mijn koninklijke macht zal hen onderwerpen. (…) Ik zal hen samendrijven zoals een kip met haar kuikens en het zal één schaapskooi worden met één herder.’

Passio Francorum Secundum Flemingos, een satirisch verhaal geschreven door een anonieme monnik uit Vlaanderen, september 1302. Hij beschreef het lijdensverhaal van de Fransen volgens de Vlamingen. In dit fragment spot hij met de heerszucht van de Franse koning. In andere fragmenten van dit verhaal bejubelt hij de Vlamingen, en in het bijzonder Pieter de Coninck. Jan Breydel wordt niet vermeld in deze bron.

Doorloper politiek 174
© dpa picture alliance
/ Alamy

Bron 2:

Citaat uit Flandria Generosa C, vermoedelijk geschreven door de Vlaming Lambert ergens tussen 1423 en 1452. Het is een kroniek, een chronologisch verhaal, over de geschiedenis van Vlaanderen van 621 tot 1423. Het is de eerste keer dat Jan Breydel als compagnon van Pieter de Coninck vermeld wordt. Hij is in dit verhaal een van de leiders van de Brugse Metten. Hij is niet aanwezig bij de Guldensporenslag. Het verhaal is verschillende keren herwerkt en was een inspiratiebron voor latere auteurs.

Bron 3:

©VANIN

De Slag der Gulden Sporen, door Nicaise de Keyser, schilderij, 1836, Antwerpen. De kunstenaar schilderde de spectaculaire slag bij Kortrijk waarin Jan Breydel de Franse legeraanvoerder Robert van Artois de genadeslag geeft. De schilder probeerde een belangrijk moment uit het verleden tot leven te brengen. Het jonge België moedigde die houding aan. De Keyser baseerde zich op oude prenten, wapens en manuscripten en op een verslag van de Guldensporenslag (1834).

Doorloper politiek 175

Bron 4:

Afstammeling Jan Breydel is Franstalig gemeenteraadslid in Elsene

ELSENE – Michel Breydel de Groeninghe (57) zoekt het op in het exclusief Franstalige boek van zijn vader. ‘C’est ici. Jan Breydel kreeg van de stad Brugge een vergoeding omdat zijn paard was gesneuveld op de Groeningekouter. Dat is toch het ultieme bewijs dat hij meer was dan - zoals moderne geschiedschrijving wil doen geloven - de beenhouwer, de Vanden Boeynants, die alleen maar de troepen eten gaf.’

Naar: ‘Afstammeling van Jan Breydel is Franstalig gemeenteraadslid in Elsene’, De Standaard, 11 juli 2003.

Krantenartikel in De Standaard, anoniem, 11 juli 2003. Verschenen bij de 701e verjaardag van de Guldensporenslag.

a Maak eerst onderscheid tussen de soorten historische bronnen en werken die je onderzoekt. Gebruik zo nodig je Histokit.

Bron 1 is een …

☐ primaire historische bron.

☐ secundaire historische bron.

☐ historisch werk, namelijk:

Bron 2 is een …

☐ primaire historische bron.

☐ secundaire historische bron.

☐ historisch werk, namelijk:

Bron 3 is een …

☐ primaire historische bron.

☐ secundaire historische bron.

☐ historisch werk, namelijk:

Bron 4 is een …

☐ primaire historische bron.

☐ secundaire historische bron.

☐ historisch werk, namelijk:

Doorloper politiek 176
02b SOORTEN BRONNEN ©VANIN

b Je zoekt betrouwbare en bruikbare informatie over Jan Breydel. Welke argumenten heb je om de bron (on)bruikbaar of (on)betrouwbaar te vinden? Meerdere antwoorden zijn telkens mogelijk.

Bron 1 is eerder …

☐ betrouwbaar

☐ onbetrouwbaar

☐ bruikbaar

☐ onbruikbaar

Bron 2 is eerder …

☐ betrouwbaar

☐ onbetrouwbaar

☐ bruikbaar

☐ onbruikbaar

Bron 3 is eerder …

☐ betrouwbaar

☐ onbetrouwbaar

☐ bruikbaar

☐ onbruikbaar

Bron 4 is eerder …

☐ betrouwbaar

☐ onbetrouwbaar

☐ bruikbaar

☐ onbruikbaar

Doorloper politiek 177
02i
BRONNEN EVALUEREN ©VANIN

2

Moderne historici hebben zich al uitvoerig beziggehouden met onderzoek naar alles wat met de Guldensporenslag te maken heeft. Ze hebben ook de vraag beantwoord wat we zeker weten over de historische figuur Jan Breydel. Bekijk het filmpje van historica Lisa Demets die de beeldvorming over Breydel onderzoekt.

↑ Bekijk het filmpje.

a Interpreteer de betrouwbaarheid van dit filmfragment om informatie over Jan Breydel te verzamelen. Geef een argument waarom Lisa Demets betrouwbaarder is dan de bronnen die je in voetstap 1 onderzocht.

©VANIN

3

b Vul de historische beeldvorming over Jan Breydel aan. Beperk je tot drie feiten.

Dankzij het onderzoek van Lisa Demets weten we dat Jan Breydel …

c Kruis de drie juiste antwoorden aan.

De inhoud van de bronnen is na 1400 geëvolueerd omdat …

☐ … de familie Breydel uitgegroeid was tot een van de machtigste politieke families van Brugge.

☐ … de aanwezigheid van een foute voorvader niet paste bij het politieke imago van de familie Breydel.

☐ … de familie Breydel zich tot dan niet bewust was van de rol van hun voorvader in 1302.

☐ … de familie Breydel bewust fake news verspreidde.

Formuleer een antwoord op de deelvraag. Vul dat aan bij de synthese op p. 182.

Doorloper politiek 178

Deelvraag 3:

Hoe bleef de Guldensporenslag na 1830 bewaard in de collectieve herinnering?

Je weet ondertussen dat de Guldensporenslag vooral een conflict was tussen de Franse koning en zijn Vlaamse vazal. Toch was de betekenis van de veldslag complexer: op de achtergrond speelde ook een sociale strijd tussen de patriciërs, de ambachtslui en de adel. In deze deelvraag onderzoek je welk beeld over de Guldensporenslag tot vandaag is blijven hangen bij de mensen in jouw omgeving.

©VANIN

1

Interview minimaal drie personen (bv. een (groot)ouder, buur, vriend of leerkracht) over 11 juli 1302.

a Je leraar bezorgt je een vragenlijst die je kan helpen bij het interview.

b Wat weet je omgeving (al dan niet met behulp van hints) over 11 juli 1302?

Persoon 1: Persoon 2: Persoon 3:

2

Je leerde in deelvraag 2 dat de historische beeldvorming over Jan Breydel vaak sterk afweek van wat we leren uit betrouwbare historische bronnen. Dat gold ook voor de Guldensporenslag zelf. Mensen hadden allerlei redenen om de beeldvorming over 1302 te vervormen. De twee belangrijkste motieven daarbij waren dat men ofwel het nationaal gevoel bij de Belgen, ofwel het Vlaamse bewustzijn wou stimuleren.

De teksten en historische bronnen en werken op p. 180-181 zijn daar een voorbeeld van. Ze staan in chronologische volgorde. Onderzoek welk doel de schrijvers in de bronnen hadden.

a Situeer mondeling het soort bron, de maker en de tijd.

b Lees de tekst aandachtig.

c Markeer in de bronnen of bijschriften op p. 180-181 een zin die duidelijk maakt wat het doel van de schrijver was.

Gebruik blauw voor zinnen die het Belgische gevoel wilden stimuleren.

Gebruik geel voor zinnen die het Vlaamse bewustzijn wilden stimuleren.

Doorloper politiek 179

Bron 1:

Hendrik Conscience baseerde zich in 1838 op historisch onderzoek bij het schrijven van zijn boek De leeuw van Vlaanderen, maar toch stond het boek vol inhoudelijke fouten. Hij wou geen historisch correcte weergave van het verleden schrijven, maar wou via zijn roman het jonge België een nationale geschiedenis geven en de tegenstanders van België bewijzen dat het land recht had op zijn onafhankelijkheid. De tweetaligheid maakte België uniek.

Conscience eindigde zijn boek met: ‘Gij Vlaming, die dit boek gelezen hebt, overweeg de roemrijke daden, welke het bevat, wat Vlaanderen eertijds was, - wat het nu is - en nog meer wat het worden zal, indien gij de heiligen voorbeelden uwer vaderen vergeet!’ Zo wou hij de Vlamingen aanmoedigen om hun taal niet ten onder te laten gaan door de dreigende verfransing.

Naar: W. Gobbers, Consciences Leeuw van Vlaenderen als historische roman en nationaal epos: een genrestudie in Europees perspectief. In: A. Deprez en W. Gobbers (red.), Vlaamse literatuur van de negentiende eeuw. Dertien verkenningen. Utrecht, Hes, 1990.

Bron 2:

← Het manuscript met de tekst van het lied De Vlaamse Leeuw van Hippoliet van Peene, geschreven tussen 1845 en 1848, wordt bewaard in de Gentse universiteitsbibliotheek.

In 1840 voelde België zich bedreigd omdat Frankrijk de Rijn als grens wou tussen Frankrijk en Duitsland. Het boek van Hendrik Conscience was een inspiratiebron. In 1973 koos de Nederlandse Cultuurgemeenschap 11 juli als officiële Vlaamse feestdag en werd het lied, dat sinds 1900 door de Vlaamse beweging als anti-Belgisch werd beschouwd, erkend als volkslied van de Vlaamse Gemeenschap. Het ministerieel besluit van 11 juli 1985 moderniseerde de tekst. De laatste strofe, die een anti-Frans gevoel weerspiegelde, behoort niet tot het officiële volkslied.

Bron 3:

Standbeeld Jan Breydel en Pieter de Coninck in Brugge. Het standbeeld werd in 1887 twee keer ingehuldigd omdat er onenigheid bestond tussen de Breydelcommissie en het stadsbestuur. Om het nationaal belang te beklemtonen nodigden de organisatoren van de tweede inhuldiging koning Leopold II uit. Hij en de Brugse burgemeester hielden een Franstalige speech. Daarop kwam uit liberale hoek veel kritiek. Als reactie kwam kroonprins Boudewijn met een Nederlandstalige speech. Het was de eerste keer in de Belgische geschiedenis dat een lid van het Belgisch koningshuis in het openbaar Nederlands sprak. Het volk juichte: ‘We hebben eenen Vlaamschen Prins.’

Naar: A. Vandewalle, ‘Het monument voor Breydel en De Coninck te Brugge driemaal ingewijd, 1887 - 1888; Het Brugs Ommeland, 17e jaargang, nummer 2.

Doorloper politiek 180
©VANIN

Bron 4:

‘Aan het Leger van de Natie Soldaten … Voor den vijand herinner U, dat gij strijdt voor de vrijheid en uwe bedreigde haardsteden. Herinnert U Vlamingen, den slag der gulden sporen, en gij Luiker Walen dat op dit oogenblik de eer der 600 Franchimontezen U te beurt valt. Soldaten! Ik vertrek uit Brussel om mij aan uw hoofd te stellen. Gedaan ten Paleize van Brussel, op heden 5 augustus 1914, Albert.’

Het Belgisch Staatsblad publiceerde op 7 augustus 1914 deze oproep van koning Albert I. De Eerste Wereldoorlog was net begonnen. Omdat de koning soldaten nodig had om zijn land te verdedigen tegen de Duitsers probeerde hij hen te motiveren. Ruim 20 000 Vlamingen sloten zich bij het leger aan. Met zijn woorden gaf hij hen het gevoel dat hun koning aandacht had voor hun Vlaamse bewustzijn.

← Het gulden doek van Vlaanderen (1931 - 1941), Henry Luyten, schilderij. Sinds 1969 hangt het op de eerste verdieping van de IJzertoren in Diksmuide. De schilder wou de Belgische staat aanklagen. Hij vond dat het Vlaamse volk onderdrukt werd. Jan Breydel en Pieter de Coninck (bovenaan links in de cirkel) behoren tot de 115 belangrijke Vlamingen die er afgebeeld werden.

3

Terug naar je interviews. Hoe herinnerden jouw geïnterviewden zich 11 juli 1302? Bekijk opnieuw de antwoorden die je in voetstap 1 invulde. Markeer met blauw de antwoorden die wijzen op een verband met een nationaal gevoel bij Belgen, markeer met geel de antwoorden die wijzen op een nationaal gevoel bij Vlamingen.

4

Formuleer een antwoord op de deelvraag. Vul dat aan bij de synthese op p. 182.

Doorloper politiek 181
Bron 5: © The History Collection / Alamy
©VANIN

Synthese II

Formuleer een antwoord op de deelvragen.

1 Deelvraag 1: Waarom veranderde de relatie tussen Vlaanderen en Frankrijk?

↑ Gebruik een schrijfkader als hulpmiddel

Deelvraag 2: Welke rol speelde Jan Breydel in de Guldensporenslag bij Kortrijk?

Deelvraag 3: Hoe bleef de Guldensporenslag na 1830 bewaard in de collectieve herinnering?

Doorloper politiek 182
bij DV1, DV2 en DV3.
©VANIN

De kruistochten

(ca. 1000 - ca. 1500)

Hoofdstuk

©VANIN

Een geschilderde plattegrond van Jeruzalem met de verschillende pelgrimsbestemmingen waaronder de joodse tempel van Salomo en Golgotha (plaats van de kruisiging van Jezus) linksonder. Frankrijk, ca. 1170. Onder de plattegrond zie je kruisvaarders die moslimruiters achternazitten. Je herkent ze aan de symbolen op hun schild en vlag. In 1095 had paus Urbanus II opgeroepen om Jeruzalem te veroveren op de moslims. Daarvoor moesten ze oorlog voeren.

183
6

Wat weet je al? I

1

In vorige hoofdstukken bestudeerde je verschillende monotheïstische godsdiensten. In dit hoofdstuk leer je hoe die met elkaar in contact kwamen tijdens de kruistochten. Situeer die geloofsovertuigingen eerst nog eens in de ruimte en vergelijk ze kort met elkaar.

©VANIN

a Bestudeer de kaart en noteer in de tabel de naam van de meest verspreide godsdienst. Kies uit: Katholieke Kerk - islam - Oosters-Orthodoxe Kerk b Vul de typische kenmerken per godsdienst aan.

Monotheïstische godsdiensten in de hoge middeleeuwen

godsdienst

religieuze leider

heilig boek

II

Wat weet je nog niet?

In dit hoofdstuk onderzoek je hoe de West-Europese samenleving tijdens de hoge en late middeleeuwen gewelddadig in conflict kwam met andere samenlevingen. Die strijd tegen onder andere de islamitische samenleving noemen we de kruistochten.

✓ Eerst situeer je de verschillende kruistochten in de tijd en de ruimte (HV1).

✓ Daarna verklaar je hoe de kruistochten tot stand kwamen en hoe ze de contacten tussen oost en west beïnvloedden (HV2).

✓ Met behulp van historische bronnen leer je de kruistochten vanuit verschillende perspectieven te bekijken (HV3).

✓ Je kunt daarna de historische film Kingdom of Heaven onderzoeken (U1).

✓ Je bestudeert het Brusselse standbeeld van kruisvaarder Godfried van Bouillon (HV4).

✓ Bij het onlinelesmateriaal kun je een verhaal over de kruistochten beoordelen (U2).

Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 184

Op onderzoek III

Historische vraag 3:

Waarom is het belangrijk om de kruistochten vanuit verschillende perspectieven te benaderen?

Historische vraag 1:

Bekijk de routekaart. Welke historische vragen gaan over de historische beeldvorming?

Historische vraag 2: Welke contacten tussen het christelijke Westen en het islamitische Oosten ontstonden er door de kruistochten?

Uitbreiding 1: Wordt het leven van een kruisvaarder correct in beeld gebracht in de film Kingdom of Heaven?

Historische vraag 4: Welk beeld van Godfried van Bouillon werd in de 19e eeuw in België gecreëerd?

HISTORISCHE VRAGEN

Uitbreiding 2: Welke elementen uit het verhaal Ridder van de Tempeliers zijn gebaseerd op historische feiten?

Conclusie: Beantwoord de historische vragen.

Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 185
01
©VANIN

Historische vraag 1: 1

Bestudeer de kaart en de tijdlijn en gebruik daarbij eventueel je Histokit.

a Beoordeel op basis van de kaart en de tijdlijn of de stellingen op p. 188 juist of fout zijn.

b Als je denkt dat de stelling fout is, verbeter je ze. Gebruik de kijkstrategieën in je Histokit als je kaartlezen nog moeilijk vindt.

Kruistochten tijdens de hoge middeleeuwen (11e15e eeuw)

Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 186
02c TIJDLIJN 02d KAARTEN
02g KIJKSTRATEGIEËN
©VANIN

637: Jeruzalem kwam in handen van de Arabische moslims.

718: het Iberisch Schiereiland (het huidige Spanje en Portugal) kwam in handen van de moslims.

1071: Turkse legers veroverden Klein-Azië (Seldsjoekse dynastie).

1187: Saladin veroverde Jeruzalem.

1244: de Egyptenaren veroverden Jeruzalem.

1453: Turkse legers veroverden Constantinopel (Osmaanse dynastie) = het einde van het Byzantijnse rijk.

1517: Turkse legers heroverden Jeruzalem (Osmaanse dynastie).

eind 11e eeuw: de paus riep op tot verovering van Jeruzalem en het Iberisch Schiereiland.

1099: Jeruzalem viel tijdens de eerste kruistocht in handen van de kruisvaarders.

12e eeuw: succesvolle kruistochten tegen WestEuropese ketters (christenen die weigeren de officiële leer van Rome te volgen) + tweede en derde kruistocht

12e - 13e eeuw: succesvolle kruistochten naar NoordoostEuropa waar het christendom werd ingevoerd

13e eeuw: vierde, vijfde, zesde, zevende en achtste kruistocht richting Jeruzalem. Kruisvaarders slaagden er niet in om Jeruzalem te heroveren en vielen tijdens de vierde kruistocht Constantinopel aan.

1492: einde verovering van het Iberisch Schiereiland: die regio werd verplicht christelijk. Joden werden uitgewezen en moslims moesten zich bekeren.

Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 187 VROEGE MIDDELEEUWEN HOGE MIDDELEEUWEN LATE MIDDELEEUWEN ca.500 ca.1500 ca.1250 ca.1000
PERIODE
VAN DE KRUISTOCHTEN ©VANIN

De kruistochten vonden plaats in het 2e millennium.

De kruistochten tegen Jeruzalem duurden van de 11e tot de 14e eeuw

De kruistochten binnen West-Europa tegen de ketters situeren we in de vroege middeleeuwen.

In de 15e eeuw werd Frankrijk door de christenen veroverd op de moslims.

Kruisvaarders namen zowel continentale als maritieme routes vanuit Europa naar Jeruzalem.

Juist Fout

2

Formuleer met behulp van de kaart en de tijdlijn vier doelen van de kruistochten. Kruis aan of ze eerder succesvol waren of niet.

Doel: Ze wilden …

Eerder succesvolNiet succesvol

3

Bedenk nu een historische vraag bij de opdrachten. Gebruik je Histokit als hulpmiddel.

Noteer die vraag op p. 5, p. 185, p. 186 en p. 205. Vul je antwoord op de historische vraag aan bij de conclusie op p. 205.

Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 188
01
©VANIN
HISTORISCHE VRAGEN

Historische vraag 2: Welke contacten tussen

het christelijke

Westen en het islamitische Oosten ontstonden er door de kruistochten?

©VANIN

Lees de tekst. Bespreek klassikaal of je het best de zoekstrategie voor oriënterend, zoekend of intensief lezen gebruikt.

Een spiraal van geweld

Het Arabische imperialisme had ervoor gezorgd dat de islam zich verspreid had in alle windrichtingen. Op de tijdlijn op p. 187 kun je aflezen dat Jeruzalem sinds de 7e eeuw tot het territorium van het Arabische rijk behoorde. Toch trokken christelijke pelgrims ongestoord op bedevaart naar de heilige plaatsen in Jeruzalem. Ook op het Iberisch Schiereiland, het huidige Spanje en Portugal, leefden verschillende religieuze gemeenschappen samen onder een islamitische bestuurlijke organisatie. Er waren bovendien handels- en diplomatieke contacten tussen de islamitische kaliefen en de West-Europese koningen.

Tijdens de 11e eeuw stegen de spanningen tussen de geloofsgemeenschappen. De Seldsjoeken, een Turks volk, waren tijdens de 11e eeuw vanuit hun oostelijk grondgebied tot in het hart van de moslimwereld doorgedrongen. Ze bekeerden zich tot de islam en breidden hun macht verder uit. Dat deden ze ook in de richting van Klein-Azië en Constantinopel, waar de Byzantijnse keizers al meer dan zeshonderd jaar de macht hadden. De Byzantijnse keizer Alexios I zag de Turken steeds meer grondgebied innemen en vroeg hulp aan de paus.

← Paus Urbanus II predikt de eerste kruistocht richting Jeruzalem, miniatuur van Jean Fouquet uit de Grandes Chroniques de France, Frankrijk, 15e eeuw.

In 1095 riep paus Urbanus II op tot een oorlog tegen de moslims in het Oosten. Hij vond dat Jeruzalem weer in handen van de christenen moest komen. De paus nam daarbij de leiding over een militaire expeditie en bracht een groot leger samen. Zo wou hij aantonen dat hij de leider was van de westelijke christelijke samenleving. Als dat leger het Oosten kon veroveren op de moslims, dan zou zijn macht zowel in het Oosten als het Westen vergroten. Ook latere politieke en religieuze leiders stimuleerden dat soort oorlogen. Ze misbruikten het wij-zij-denken tegenover minderheden en wakkerden daarbij de onverdraagzaamheid en het geweld tegenover moslims aan.

Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 189 1 © J.D. Dallet AGE
02f LEESSTRATEGIEËN

Na de oproep van de paus vonden pogroms plaats. Dat waren slachtpartijen gericht tegen de religieuze minderheden, waarbij bijvoorbeeld joodse mensen werden geviseerd. Veel christenen achtten de joden verantwoordelijk voor de kruisdood van Jezus. In een aantal Europese steden werden joodse mannen, vrouwen en kinderen uitgemoord.

De eerste kruistocht ging van start in 1096. Niet alleen ridders, maar ook mensen uit alle lagen van de standenmaatschappij trokken naar het Oosten. Onderweg plunderden ze steden en dorpen. Ze reisden via Constantinopel en kwamen pas in 1099 in Jeruzalem aan.

Onder leiding van onder andere Godfried van Bouillon veroverden ze de stad en richtten daarbij een enorm bloedbad aan onder de plaatselijke islamitische en joodse bewoners. De eerste kruisvaarders hadden hun doel bereikt. Jeruzalem en andere veroverde steden veranderden in monarchieën onder het bestuur van christelijke koningen.

↑ 14e- of 15e-eeuws manuscript uit Frankrijk met een afbeelding van Godfried van Bouillon, de hertog van Bouillon, die als kruisvaarder richting Jeruzalem trekt. Godfried van Bouillon werd de eerste christelijke vorst van het staatje Jeruzalem, al weigerde hij de titel van koning.

De moslims verenigden zich na de eerste kruistocht onder leiding van Salah ad-Din, in het Westen beter bekend als Saladin. Ze sloegen terug in 1178 en heroverden Jeruzalem. Er volgden nog een zevental kruistochten, maar allemaal zonder het beoogde effect: Jeruzalem bleef in handen van de moslims. Ondanks het geweld ontstonden her en der in het Midden-Oosten multiculturele samenlevingen. Jeruzalem was bijvoorbeeld het kruispunt van het monotheïsme: christenen, moslims en joden woonden er samen en beschouwden de stad als een heilige plek.

©VANIN

← Afbeelding van Saladin uit een islamitisch manuscript, 12e eeuw, Midden-Oosten. Saladin was een islamitische generaal van Koerdische afkomst. Hij slaagde erin Jeruzalem te heroveren op de kruisvaarders en sommige islamitische landen zien hem vandaag als een held.

Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 190 ©
12 /
© The Picture Art Collection / Alamy
Photo
Alamy

Interculturele contacten

Naast de gewelddadige contacten waren er tijdens en na de kruistochten ook veel economische en culturele contacten en beïnvloedingen. De christelijke cultuur uit Europa stond tijdens de middeleeuwen op intellectueel vlak niet zover als de Arabische cultuur. Vandaar dat de Europeanen vooral door de Arabische wereld werden beïnvloed in plaats van omgekeerd. Dat gebeurde via de gewelddadige kruistochten en de opgerichte christelijke monarchieën in het oosten maar ook via de handel die eerder vreedzaam verliep. Vanuit Italië hadden de Genuezen, Pisanen en Venetianen al voor de kruistochten belangrijke handelscontacten met moslims uit NoordAfrika, Spanje, Portugal en het Midden-Oosten. Italiaanse handelssteden speelden ook een belangrijke rol tijdens de kruistochten, al was het maar voor het verschepen van kruisvaarders via de Middellandse Zee. Tegelijkertijd sloten ze verdragen met moslims om hun handelsbelangen te beschermen. Ondanks de heilige oorlog tussen christenen en moslims hielden de wederkerige of onderlinge handelsrelaties stand en werden ze zelfs uitgebreid. Er was in Europa veel vraag naar producten zoals geurstoffen en specerijen uit het Verre Oosten. De handel verliep via de moslims. Na de kruistochten maakten de Europeanen kennis met steeds meer Arabische producten zoals abrikozen, alcohol en geraffineerde suiker.

Afbeelding van een kopij van een Arabisch manuscript (Sharh shudhur al-dhahab) uit de 12e eeuw. In Europa werd alcohol enkel verkregen door de gisting van graan of fruit. Zo werd bier of wijn gemaakt. Maar de Arabieren hadden een manier bedacht om zuivere alcohol te produceren: het distilleren.

©VANIN

In hoofdstuk 4 leerde je al dat de moslims vanaf hun expansie een steeds grotere wetenschappelijke kennis hadden opgebouwd. De islamwereld was bij aanvang van de kruistochten cultureel dominant op het Westen: ze had een grote filosofische, wetenschappelijke en technologische voorsprong. In Andalusië richtte de christelijke bisschop Raimundus van Toledo een vertaalschool op. Daar vertaalden ze Arabische wetenschappelijke werken, vaak van Grieks-Romeinse oorsprong. Via Zuid-Europa verspreidde die kennis over bijvoorbeeld astronomie, geografie en geneeskunde zich naar West-Europa. Zo leerden ze in Europa het fenomeen ‘ziekenhuis’ en andere medische inzichten kennen. Ze introduceerden de Arabische cijfers en het cijfer 0. Ook de wetenschappelijke studie van de aarde verbeterde aanzienlijk. Nieuwe technologieën zoals windmolens en schepraderen deden hun intrede. Ook veel woorden die we vandaag gebruiken, zoals benzine, algebra, katoen, matras, mokka en tarief, komen uit het Arabisch.

Afbeelding uit een Spaans-Arabisch manuscript uit de 13e eeuw Het scheprad dat water naar een hoger gelegen gebied kan brengen, werd door de Arabieren in Spanje ingevoerd.

Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 191 © NLM Science Source ©
/
Aclosund Historic
Alamy

Historisch denken: interculturele contacten

Wanneer samenlevingen met elkaar in contact komen, nemen ze vaak gewoonten van elkaar over. Interculturele contacten kunnen op verschillende manieren plaatsvinden: oorlog voeren is een vorm van gewelddadig contact, terwijl handel drijven een voorbeeld is van een vreedzaam contact. De machtsverhoudingen kunnen gelijk of ongelijk zijn. In een ongelijke machtsverhouding kan er bovendien sprake zijn van uitbuiting en dominantie. Interculturele contacten kunnen ook wederkerig zijn. Daarbij beïnvloeden verschillende culturen elkaar. Misschien denk jij dat frietjes met stoofvlees typisch Belgisch zijn en dat spaghetti bolognese echt Italiaans is? Wel, de aardappel om frietjes van te maken en de tomaat kwamen oorspronkelijk uit Amerika. Pasta werd in China uitgevonden en kruidnagel om het stoofvlees op smaak te brengen, kwam uit Indonesië. Culturen beïnvloeden elkaar en zelfs ‘typische’ producten werden ooit van elders ingevoerd. Dat geldt uiteraard niet alleen in de keuken.

©VANIN

2

Tussen welke maatschappelijke domeinen bestaat er een wisselwerking bij de twee stellingen? Vul zelf nog twee wisselwerkingen aan en kruis de juiste domeinen aan.

PSEC

Paus Urbanus II riep op tot geweld om Jeruzalem te bevrijden van de moslims.

Tijdens de kruistochten werden de handelsrelaties tussen Italiaanse steden en de islamwereld niet verbroken maar uitgebreid.

3

Noem een middeleeuws en een hedendaags voorbeeld van onverdraagzaamheid dat leidt tot geweld tegen minderheden. Het middeleeuwse voorbeeld vind je in de tekst. Het hedendaagse voorbeeld moet je zelf bedenken of opzoeken op het internet.

Middeleeuws

Hedendaags

Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 192
04 ONLINE OPZOEKEN

4

Vul de ontbrekende begrippen aan in het schema. Maak gebruik van de leestekst. Politieke en religieuze leiders riepen in de 11e eeuw op tot een kruistocht. Vul in het schema aan welke gevolgen hun wij-zij-denken had.

wij-zij-denken

5

kruistochten

In hoofdstuk 1 vroegen we ons af of de middeleeuwen een duistere periode waren. De kruistochten lijken dat beeld te bevestigen. Toch hebben de kruistochten ook positief bijgedragen aan de culturele heropleving in Europa. Dat gebeurde via interculturele contacten. Vul het schema aan met begrippen uit de tekst.

a Omcirkel een voorbeeld van een gewelddadige interactie.

b Plaats een X bij een voorbeeld van een wederkerige interactie.

c Markeer een voorbeeld van culturele dominantie.

Interculturele contacten

economische interactie dominantie interactie

tegenover joden en moslims en van moslims tegenover christenen

astronomie

tussen oost en west

6

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Gebruik het schema van voetstap 5 om het antwoord aan te vullen bij de conclusie op p. 205.

Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 193
©VANIN
Historische

vraag 3:

Waarom is het belangrijk om de kruistochten vanuit verschillende perspectieven te benaderen?

In de 19e en 20e eeuw leerden Belgische kinderen op school hoe dappere kruisvaarders meer dan 4 000 kilometer door vijandig gebied reisden om vervolgens de moslims te verjagen. Wij-zij-denken speelde daarbij een belangrijke rol: wij, de goeden, tegenover zij, de slechten.

Bron 1:

← J-L. Huens, ‘s Lands Glorie, België. Tussen 1949 en 1961 konden prentjes in een verzamelalbum geplakt worden. Dit was het bijschrijft bij de prent: ‘Op 15 juli 1099 slaagden de kruisvaarders erin Jeruzalem te overmeesteren. Zij waren nog slechts met veertigduizend, terwijl zij bij hun vertrek tienmaal talrijker waren. Godfried van Bouillon was een van de eersten om in de stad binnen te dringen.’

De prentjes vertelden de geschiedenis vanuit één perspectief: het christelijke. Dat Godfried en zijn kompanen de meeste inwoners uitmoordden, werd verzwegen.

In bron 1 maakte je kennis met een perspectief op de kruistochten. Zo werd het jarenlang onderwezen op Vlaamse scholen: wij, de goede christenen, vochten tegen zij, de slechte moslims. Onderzoek nu ook het perspectief van Raymond van Aguilers, de schrijver van bron 2.

©VANIN

Bron 2:

Sommige van onze soldaten hakten het hoofd van hun vijanden eraf; andere beschoten hen met pijlen zodat ze van de torens vielen; weer andere martelden hen langer door hen in de vlammen te werpen. In de straten van de stad lagen overal stapels hoofden, handen en voeten (…) In de tempel van Saolomo reden mannen tot op hun knieën en teugels in het bloed. Het was echt een rechtvaardig en schitterend oordeel van God om deze plaats te vullen met het bloed der ongelovigen.

← Kroniekschrijver, monnik en kruisvaarder Raymond van Aguilers, 11e eeuw, Frankrijk, was getuige van de verovering van Jeruzalem.

a Markeer met blauw zijn mening over de verovering van Jeruzalem.

b Markeer met groen het woord dat hij gebruikt om moslims aan te duiden.

c Deel jij zijn mening? Waarom wel/niet?

Ja / nee, want …

Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 194
© Musée royal de Mariemont © Jean-Léon Huens –SOFAM
1

Historisch denken: multiperspectiviteit

Om een beeld van het verleden te krijgen is het belangrijk om historische gebeurtenissen vanuit verschillende perspectieven te bekijken. Wanneer je probeert de verschillende perspectieven te begrijpen en te verklaren, noemen we dat multiperspectiviteit. Hedendaagse historici kijken niet enkel vanuit het christelijke of westerse perspectief naar het verleden. Ze bekijken het verleden ook vanuit andere perspectieven zoals het Arabische, joodse en Byzantijnse. Dat helpt om een vollediger beeld van het verleden te krijgen. Het zorgt er ook voor dat we ons beter kunnen inleven in het verleden.

islamitisch

joods

©VANIN

christelijk (katholiek)

christelijk (oosters-orthodox)

2

Onderzoek de beeldvorming over kruisvaarders vanuit meerdere perspectieven. Lees bron 3, 4 en 5 om de kruistochten vanuit niet-westerse perspectieven te bestuderen. Overleg met je leraar welke stappen je daarbij het best zet.

02 BRONNENSTUDIE

Bron 3:

In de ene hand hebben zij hun kelk en in de andere een zwaard of een speer. Dit ras is meer geïnteresseerd in oorlog dan in godsdienst.

Anna Komnene, Constantinopel, 11e eeuw. Anna Komnene, de dochter van de Byzantijnse keizer, schreef over katholieke priesters op kruistocht.

Bron 5:

De kinderen van Israël weten wat de christenen hen hebben aangedaan. Daarom verheugen zij er zich over dat God hen straft door de moslims de overwinning daar te schenken.

Bron 4:

Dat zijn geen Franken, maar duivels. Het zijn beesten die triomferen in het gevecht, want net als beesten kennen ze geen andere eigenschap dan bruut geweld en wreedheid.

↑ Usama ibn Munqidh, Kitab al-I’tibar (Het boek van de levenslessen), Syrië, 12e eeuw (toen Saladin bijna aan de macht kwam). De gerenommeerde schrijver en dichter legde in zijn bekendste werk zijn kijk op de wereld en op de Franken uit.

Josef bin Joshua Meir al Sefardi, Midden-Oosten, 15e eeuw. De rabbijn (joodse geleerde) schreef in zijn kroniek over de kruistochten.

Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 195
KRUISTOCHTEN

De kruisvaarders vielen de moslimwereld aan en sloegen aan het plunderen en moorden. 3 4

Noteer bij bron 2, 3, 4 en 5 op p. 194-195 vanuit welk perspectief ze geschreven zijn.

Kies uit: joods - katholiek - moslim - oosters-orthodox

a Welke beeldvorming wordt in de vier bronnen naar voren geschoven? Zet de bron bij het juiste beeld.

Beeldvorming

Er was meer interesse in oorlog dan in godsdienst.

God straft de christenen.

Kruisvaarders zijn wrede duivels.

Het uitmoorden van gelovigen was een rechtvaardig oordeel van God.

Bron

b Wat zouden de oorzaken van die beeldvorming kunnen zijn? Zet de bron bij de juiste verklaring.

Oorzaken beeldvorming

Joden werden tijdens de eerste kruistochten in verschillende steden uitgemoord.

In het Byzantijnse rijk passeerden vooral westerse christenen die uit waren op oorlog.

De paus had als hoogste religieuze leider opgeroepen tot een kruistocht.

Bron

Lees op p. 197 het kader historisch denken over de presentatie van bronnen. Welke kritiek in verband met de presentatie van bronnen kun je geven bij de bronnen?

Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 196
©VANIN

Historisch denken: presentatie van bronnen

02j

De presentatie van een bron heeft een invloed op de bronnenstudie. Hieronder een mooi voorbeeld van hoe een visuele bron op drie verschillende manieren wordt gepresenteerd. Links lijkt het alsof je een vrij agressief beeld te zien krijgt van een soldaat die een mitraillette tegen het hoofd van een man houdt. In het midden zie je de originele foto. Rechts zie je alleen hoe een soldaat een andere vermoeide soldaat te drinken geeft. Met deze foto kun je dus verschillende richtingen uit wanneer je een deel ervan weglaat. De informatie die je uit een bron haalt en hoe je een bron interpreteert, hangt dus af van de presentatie van die bron. In je Histokit vind je voorbeelden van hoe je moet omgaan met de presentatie van bronnen.

5

PRESENTATIE VAN BRONNEN

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 205.

Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 197
©VANIN

Uitbreiding 1:

Wordt het leven van een kruisvaarder correct in beeld gebracht in de film Kingdom of Heaven?

Aanvalsscène uit de film Kingdom of Heaven, 2005, gefilmd in Marokko.

Hoe maak je een film waar mensen met veel enthousiasme naar willen kijken? Hieronder lees je een aantal kenmerken waarvan filmmakers weten dat ze aanslaan bij het publiek. Bekijk het fragment uit Kingdom of Heaven en kruis aan welke kenmerken aanwezig zijn in die film. 1

☐ bekende en goede acteurs

☐ veel actie, veel geweld

☐ een liefdesverhaal met moeilijke verhoudingen

☐ een probleem dat overwonnen moet worden

☐ een raadsel dat opgelost moet worden, bv. een moord

☐ iemand die in moeilijke omstandigheden toch weet op te klimmen

☐ een held die moeilijke keuzes durft te maken

☐ een plotwending

☐ schitterende beelden

☐ gepaste muziek

↑ Bekijk het filmpje.

Voor de makers van een historische film zijn commerciële overwegingen vaak belangrijker dan de historische betrouwbaarheid. Ga online op zoek naar informatie over Balian en geef minstens twee elementen uit de film die niet historisch correct zijn.

Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 198 © Photo 12 / Alamy
2 04 ONLINE OPZOEKEN
©VANIN

3

Soms kijk je te veel vanuit je eigen standplaatsgebondenheid naar het verleden. Dat leerde je al in hoofdstuk 2. Gebruik het filmpje om de vragen te beantwoorden.

a Kun je een voorbeeld geven uit de film?

b Welk structuurbegrip hoort bij deze voetstap?

☐ continuïteit

☐ betrouwbaarheid

☐ representativiteit

☐ presentisme

☐ veralgemening

c Beargumenteer waarom je dat begrip hebt aangekruist.

4

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 205.

← Saladin herovert Jeruzalem, Frans manuscript uit de 15e eeuw.

Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 199
© Granger
©VANIN
Historische

vraag 4:

Welk beeld van Godfried van Bouillon werd in de 19e eeuw in België gecreëerd?

Standbeelden worden meestal niet opgericht omdat ze zo mooi zijn: ze hebben allerlei functies. Ze worden soms door heersers geplaatst om zichzelf te verheerlijken. Soms ook om mensen trots te maken of om de samenhorigheid tussen mensen van een stad of land te versterken. In deze historische vraag bespreek je de functie van standbeelden op een kritische manier. Het oudst gekende voorbeeld van een ruiterstandbeeld is dat van de Romeinse keizer Marcus Aurelius. Het stond model voor latere ruiterstandbeelden.

← Ruiterstandbeeld van de Romeinse keizer Marcus Aurelius, die regeerde tussen 161 en 180. Het standbeeld dateert waarschijnlijk van 176. Je kunt het vandaag bezoeken in het Palazzo dei Conservatori in Rome. Marcus Aurelius kreeg na een militaire overwinning tegen de Germanen een eerbetoon in de vorm van dit standbeeld.

Het zijn de verhalen. Verhalen over de geschiedenis van de stad of het land waar de beelden staan. Over veroveringen, over strijd, over onafhankelijkheid, burgeroorlogen, ideologieën. De beelden staan symbool voor een natie. Roepen emoties op. Al eeuwen lang en nog steeds. Vrijwel ieder ruiterstandbeeld heeft zijn verhaal. Niet alleen over de ruiter, maar ook over de kunstenaar die het beeld maakte en over de ontstaansgeschiedenis van het beeld. Ook de plek waar het beeld is neergezet, vertelt vaak een verhaal.

Uit: K. van Tilburg, ‘Helden’ op hengsten, verhalen over ruiterstandbeelden. Zutphen, Walburg Pers, 2019.

Hoe komt ons beeld van het verleden tot stand?

a Bekijk het schema op p. 274 in je Histokit en bespreek klassikaal hoe je dat kunt gebruiken.

b Noem minstens twee soorten bronnen die je kunt gebruiken om de historische vraag te beantwoorden. Gebruik zo nodig je Histokit.

Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 200 1
02b SOORTEN BRONNEN
00 STROOMSCHEMA ©VANIN

Bestudeer nu het ruiterstandbeeld van Godfried van Bouillon.

Ruiterstandbeeld van Godfried van Bouillon in Brussel, gecreëerd door de Belgische kunstenaar Eugène Simonis in 1848. Net na het ontstaan van België in 1830 creëerde Simonis het bekende ruiterstandbeeld van Godfried van Bouillon. De opdracht kwam van de nieuwe Belgische regering die overal in het land standbeelden liet plaatsen van grote figuren uit de ‘Belgische’ geschiedenis. Het beeld van Godfried bevindt zich op het Koningsplein in het centrum van Brussel en toont het moment waarop Godfried zwaaiend met zijn vaandel dapper op weg ging naar de eerste kruistocht. Godfried werd toen gezien als heldhaftige kruisvaarder, een volmaakte ridder en zeer christelijke koning van Jeruzalem. Een man waarop de Belgen van het pas gestichte België dus trots konden zijn en die als voorbeeld diende voor de moderne Belgische koningen. Vandaag krijgt Godfried kritiek voor het bloedbad dat hij in Jeruzalem aanrichtte. Op de sokkel waarop het standbeeld staat, zien we langs weerskanten twee reliëfs waarop aan de ene kant de verovering van Jeruzalem afgebeeld staat en op de andere de creatie van wetteksten die hij zou hebben opgesteld. Vooraan en achteraan op de sokkel lezen we: ‘Godfried van Bouillon, eerste koning van Jeruzalem, geboren in Baisy in Brabant en gestorven in Palestina 17 juli 1100.’ Zo wekt men de indruk dat Godfried een Belg was omdat hij in Brabant geboren was. Onderzoek wijst erop dat hij geboren was in Boulogne-sur-Mer in het huidige Frankrijk.

Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 201 2
© Andrey Maslakov / Alamy ©
DE
AGOSTINI
B A C E D G H D F ©VANIN

Doorloop het stappenplan van de bronnenstudie. Gebruik indien nodig je Histokit.

search Stap 1: Ik verzamel gegevens over de context.

✓ Wat voor soort bron is het?

✓ Wanneer werd de bron gemaakt?

✓ Waar bevindt de bron zich?

✓ Uit welke periode stamt de bron?

search Stap 2: Ik observeer de bron.

Oriënterend kijken

✓ Kijk minstens dertig seconden naar het standbeeld en beschrijf het dan aan je buur.

Gedetailleerd kijken

✓ Op het standbeeld staan een aantal letters. Noteer wat er bij elke letter te zien is. In de tabel werd al een voorbeeld gegeven om je op weg te helpen.

Letter

Wat is er te zien?

A Hij heeft een op zijn hoofd.

B Hij draagt een speer waaraan een wappert.

C Op zijn borst staat een

DLangs beide zijden van de sokkel staat een reliëf met beelden.

E Hij zit op een

F Vooraan op de sokkel staat een

G Hij draagt een aan zijn gordel.

H Hij beschermt zich met een

Kritisch kijken

✓ Nadat je gedetailleerd hebt gekeken, kun je ook het imago bepalen dat kunstenaar Eugène Simonis aan het standbeeld van Godfried van Bouillon wou meegeven. Omcirkel de juiste woorden.

christelijklafstoerhulpeloos sterk moedig koninklijkonderdanig bang lief heldhaftigtwijfelendvastberaden

Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 202 3
02 BRONNENSTUDIE
©VANIN

search Stap 3: Ik interpreteer de bron.

Als je een bron interpreteert, kun je het best op zoek gaan naar zo veel mogelijk context. Lees daarom in het bijschrift de extra contextinformatie. De tekst is een samenvatting van wat moderne historici over het standbeeld schrijven. Kruis het juiste antwoord aan.

Contextualiseren van de bron

✓ Welke boodschap zat er achter het standbeeld?

☐ Godfried moordde mensen uit in naam van God.

☐ Godfried was een mooie ridder die goed kon paardrijden.

☐ Godfried was een volmaakte christelijke ridder.

✓ Waarom werd dit standbeeld in 1848 opgericht?

☐ Er was toen toevallig veel geld om standbeelden op te richten.

☐ De Belgen maakten na de onafhankelijkheid van hun land standbeelden van helden op wie ze trots waren.

☐ In 1848 werd Godfried van Bouillon herdacht omdat hij toen 700 jaar dood was.

✓ Welk beoogd effect hadden de opdrachtgever en de maker van het standbeeld voor ogen?

Evaluatie van de bron

✓ Is het standbeeld van Godfried van Bouillon bruikbaar om de historische vraag te beantwoorden?

☐ Ja, eerder wel, want ik kan de vraag beantwoorden.

☐ Nee, eerder niet, want ik kan de vraag niet beantwoorden.

✓ Is het standbeeld van Godfried van Bouillon betrouwbaar om de historische vraag te beantwoorden?

☐ Ja, eerder wel, want het standbeeld toont aan hoe in de 19e eeuw over Godfried werd gedacht.

☐ Nee, want Godfried was helemaal geen Belg.

search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.

✓ Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 205.

4

Bij historische vraag 3 bestudeerde je bronnen vanuit verschillende perspectieven. Kijk nu vanuit je eigen perspectief naar het standbeeld van Godfried van Bouillon. Vind jij het beeld dat Eugène Simonis creëerde correct en betrouwbaar? Zou jij Godfried vandaag een standbeeld gunnen? Bespreek klassikaal.

Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 203
©VANIN

5

Bespreek ook klassikaal de ruiterstandbeelden hieronder. Gebruik hetzelfde stappenplan als bij het standbeeld van Godfried van Bouillon om te onderzoeken waarom de standbeelden werden opgericht en welke boodschap de makers hadden voor de toeschouwers.

©VANIN

© Jack Sullivan / Alamy

Bron 1:

← Dit bronzen ruiterstandbeeld van de Arabische Saladin werd in 1993 onthuld in de Syrische hoofdstad Damascus bij de herdenking van de 800e verjaardag van de sterfdag van de legeraanvoerder. Saladin was de overwinnaar van de slag bij Hattin in 1187 waarbij een groot deel van het kruisvaardersleger werd vernietigd.

© Linda Groom /

← Ruiterstandbeelden van Kim Il-sung en Kim Jong-il. De Noord-Koreaanse dictator Kim Jong-un liet in 2012 in de hoofdstad Pyongyang deze twee ruiterstandbeelden plaatsen ter ere van de 100e verjaardag van Kim Il-sung. Overal in Noord-Korea vind je beelden met hetzelfde thema: de goddelijke status van de drie opeenvolgende dictators. Noord-Korea heeft een bijzonder slechte reputatie op het vlak van mensenrechten: de Noord-Koreanen kennen geen vrijheid, kunnen in concentratiekampen belanden, lijden honger …

Ben je benieuwd welke elementen uit het verhaal Ridder van de Tempeliers gebaseerd zijn op historische feiten? Maak dan de uitbreiding bij het onlinelesmateriaal.

Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 204
Alamy Bron 2:

Conclusie IV

Antwoorden op de onderzoeksvragen

Antwoord met volzinnen of kruis alle juiste antwoorden aan.

Historische vraag 1:

Historische vraag 2: Welke contacten tussen het christelijke Westen en het islamitische Oosten ontstonden er door de kruistochten?

Geef drie voorbeelden van culturele interactie die aan bod kwamen in de leestekst.

↑ Gebruik een schrijfkader als hulpmiddel bij HV1, HV2 en HV4.

Historische vraag 3: Waarom is het belangrijk om de kruistochten vanuit verschillende perspectieven te benaderen?

Door de kruistochten vanuit verschillende perspectieven te benaderen …

☐ krijg je een juist beeld van de kruistochten.

☐ leer je om je in te leven in andere perspectieven.

☐ vermijd je het wij-zij-denken.

☐ krijg je een vollediger beeld van de kruistochten.

☐ versterk je het wij-zij-denken.

Uitbreiding 1: Wordt het leven van een kruisvaarder correct in beeld gebracht in de film Kingdom of Heaven?

☐ Ja, de film is een historische prent die zo goed mogelijk de historische werkelijkheid benadert.

☐ Nee, de film bevat te veel historische fouten waardoor het leven van Balian niet correct in beeld wordt gebracht.

Historische vraag 4: Welk beeld van Godfried van Bouillon werd in de 19e eeuw in België gecreëerd?

Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 205
©VANIN

Synthese V

Situeren in de tijd en de ruimte

De kruistochten vonden plaats tijdens de hoge en late middeleeuwen. PERIODE VAN DE KRUISTOCHTEN

622: start islamitische tijdrekening

1096: inname Jeruzalem door kruisvaarders

1492: verovering van Spanje en Portugal voltooid

1187: herovering Jeruzalem door moslims

Middeleeuwse kruistochten (11e - 15e eeuw)

1453: inname Constantinopel door Seldsjoeken

Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 206
MIDDELEEUWEN HOGE MIDDELEEUWEN LATE MIDDELEEUWEN ca.500 ca.1000 ca.1250 ca.1500
VROEGE
©VANIN

Schema

Historisch redeneren: interculturele contacten tussen de islam en het Westen tijdens de kruistochten

Gewelddadige contacten

politieke oproep tot kruistocht

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

Vreedzame contacten

geweld tegenover joden en moslims economische contacten culturele contacten handel tussen oost en west invloed van oosterse wetenschap en technologie op Europa

Bekijk de volledige schematische samenvatting bij het onlinelesmateriaal.

Samenvatting: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500)

Vanaf de 7e eeuw hadden imperialistische kaliefen in het Arabische rijk hun territorium enorm uitgebreid. Ook Jeruzalem viel onder de bestuurlijke organisatie van de islam. Tijdens de hoge en late middeleeuwen stegen de spanningen tussen de geloofsgemeenschappen en werden vanuit het christelijke Westen verschillende kruistochten georganiseerd. Daarbij vielen ze minderheden zoals ketters en joden in West-Europa en moslims in Zuid-Europa aan. Ook werd het christendom met geweld in Noordoost-Europa opgedrongen. De bekendste kruistochten zijn die waarbij kruisvaarders het islamitische Oosten aanvielen. Nadat Alexios, de oosters-orthodoxe keizer van Byzantium, de hulp van de katholieke paus had ingeroepen in zijn strijd tegen de moslims, riep de paus in de 11e eeuw christenen op tot een oorlog met als doel Jeruzalem te veroveren. Het wij-zij-denken leidde tot onverdraagzaamheid tegen niet-christenen. Duizenden mensen, uit alle standen van de westerse samenleving, gaven gehoor aan de oproep van de paus en trokken gewapend naar het Oosten. In 1099 veroverden ze Jeruzalem en veranderden een aantal gebieden en steden in christelijke monarchieën. Maar niet veel later wisten de moslims die weer te heroveren. Terwijl de kruistochten binnen Europa succesvol waren, mislukte de expansie naar het Oosten keer op keer en moesten ze het veroverde grondgebied opgeven.

Ondanks al het geweld tussen west en oost was er wel sprake van vreedzame economische en culturele contacten. Er werd al handel gedreven tussen Europa en de moslimgebieden en die contacten werden nog uitgebreid tijdens de kruistochten. Via Italiaanse handelaars uit Venetië en Genua maakte Europa kennis met Arabische producten zoals abrikozen, alcohol en suiker.

Arabische filosofie, technologie en wetenschappen zoals astronomie, geneeskunde en geografie waren goed ontwikkeld en werden daarom veel vertaald. Zo maakte Europa bijvoorbeeld kennis met het cijfer 0 en herontdekten ze ook Griekse teksten uit de klassieke oudheid.

Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 207
©VANIN

Historisch denken: multiperspectiviteit

Je denken, handelen en kijk op de wereld worden bepaald door je standplaatsgebondenheid. Allerlei zaken bepalen het perspectief waarmee je naar iets kijkt: bv. je geslacht, woonplaats, opvoeding, waardepatroon, tradities en gewoontes, leeftijd … Om een zo betrouwbaar mogelijk beeld van het verleden te krijgen is het belangrijk om historische gebeurtenissen vanuit verschillende perspectieven te bekijken. Wanneer je probeert de verschillende perspectieven te begrijpen en te verklaren, wordt dat multiperspectiviteit genoemd.

Historisch denken: presentatie van bronnen

De presentatie van een bron heeft een invloed op de bronnenstudie. De informatie die je uit een bron haalt en hoe je een bron interpreteert, hangt dus af van de presentatie van die bron. Als je bijvoorbeeld enkel een klein stukje uit een bron bestudeert in plaats van de hele bron, kan de beeldvorming over het verleden vervormd worden.

Begrippen

Je leerde de volgende historische begrippen. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.

—cultureel: filosofie, levensbeschouwelijke organisatie (bekeren, bisschop, christendom, islam, katholiek, oosters-orthodox, paus), multiculturele samenleving, technologie, wetenschappen (astronomie, geneeskunde, geografie)

—economisch: handel

HISTORISCHE BEGRIPPEN

—politiek: bestuurlijke organisatie (kalief, keizer, koning, vorst), imperialisme, monarchie, territoriale invulling (expansie, grondgebied, territorium, verovering)

—sociaal: gelaagde samenleving (standenmaatschappij), geweld (kruistocht, kruisvaarder, pogrom), mensenrechten, minderheid, oorlog (heilige oorlog), wij-zij-denken (onverdraagzaamheid)

Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.

beoogd effect —continentaal —maritiem multiperspectiviteit

STRUCTUURBEGRIPPEN

Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 208
—niet-westers —periode —perspectief
—westers
—standplaatsgebondenheid
05
06
©VANIN

Zelfevaluatie

In dit hoofdstuk leerde je hoe de West-Europese samenleving tijdens de hoge en late middeleeuwen gewelddadig in conflict kwam met andere samenlevingen. Dit zelfevaluatieformulier kan je helpen om te bepalen wat je al goed kunt en aan welke elementen je nog moet werken.

Dit kan ik … goed onvoldoende

HISTORISCH REFERENTIEKADER

Je kunt de kruistochten in de tijd en de ruimte situeren.

Je kunt voorbeelden opsommen van wisselwerking tussen de maatschappelijke domeinen met betrekking tot de kruistochten.

Je kunt beschrijven hoe de West-Europese samenleving in contact kwam met de islamitische samenleving tijdens de hoge middeleeuwen. Je kunt daarbij volgende begrippen gebruiken: bestuurlijke organisatie, filosofie, geweld, handel, imperialisme, minderheden, oorlog, technologie, territorium, wetenschappen en wij-zij-denken.

Je kunt de interculturele contacten beschrijven die ontstonden door de kruistochten en geeft daarbij voorbeelden van culturele dominantie en gewelddadige, vreedzame en wederkerige interactie.

HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN

Je kunt multiperspectiviteit toelichten en kunt uitleggen waarom het belangrijk is.

Je kunt het perspectief van bronnen bepalen.

Je kunt toelichten hoe de presentatie van een bron de studie van die bron kan beïnvloeden.

Je kunt een ruiterstandbeeld oriënterend, gedetailleerd en kritisch beschrijven.

Je kunt een (ruiter)standbeeld intepreteren door het te contextualiseren en door de bruikbaarheid en betrouwbaarheid ervan te beoordelen.

BEELDVORMING BEARGUMENTEREN

Je kunt bronnen vanuit verschillende perspectieven vergelijken.

Je kunt uitleggen waarom het belangrijk is om historische gebeurtenissen vanuit verschillende perspectieven te bekijken.

Je kunt beoordelen hoe correct de beeldvorming over de kruistochten in een verhaal of film is.

REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST

Je kunt toelichten wat de functie van een ruiterstandbeeld kan zijn met behulp van het voorbeeld van Godfried van Bouillon.

Wat kan ik zelf nog doen om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?

Wat heb ik nog nodig van de leraar om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?

Hoofdstuk 6: De kruistochten (ca. 1000 - ca. 1500) 209
©VANIN
210 ©VANIN

De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) ©VANIN

Miniatuur uit Grandes Chroniques de France, 14e eeuw, Frankrijk. De afbeelding toont Filips de Stoute, de hertog van Bourgondië, en Margaretha van Male die in 1369 in het huwelijk traden. Margaretha was de enige wettelijke erfgename van Lodewijk van Male, de graaf van Vlaanderen. Ze werd drie keer uitgehuwelijkt door haar vader, maar pas bij de derde keer kwam het tot een huwelijk. Haar eerste verloofde stierf vroegtijdig en haar tweede verloving mocht niet doorgaan van de koning van Frankrijk. Uiteindelijk trouwde ze met Filips de Stoute, waardoor het graafschap Vlaanderen, eerder per toeval, een onderdeel van Bourgondië werd.

211
7
Hoofdstuk © Album / British Library

Wat weet je al? I

In dit hoofdstuk leer je meer over de gelaagde samenleving in West-Europa tijdens de late middeleeuwen. Je hebt al heel wat voorkennis over de sociale verhoudingen in eerdere periodes. Bespreek met behulp van de richtvragen mondeling wat je je daarover nog herinnert.

©VANIN

oude nabije oosten en klassieke oudheid

gelaagde samenleving

II

middeleeuwen

In Sapiens 1 leerde je over de standenmaatschappij in het oude Egypte. Welke standen waren er in het Egyptische rijk?

In Sapiens 2 leerde je over de standenmaatschappij in de klassieke oudheid. Welke standen waren er in de Griekse en de Romeinse samenleving?

Herinner je je nog uit hoofdstuk 2 en 5 welke gelaagde samenleving er ontstond in West-Europa? Welke drie standen ken je nog?

Wat weet je nog niet?

In dit hoofdstuk maak je kennis met de samenleving in West-Europa en in het bijzonder in onze regio tijdens de late middeleeuwen.

✓ Je situeert de Bourgondische hertogen in tijd en ruimte door een kaart te vergelijken met een stamboom. Je ontdekt hoe onder hun bestuur in onze regio een nieuwe staat ontstond (HV1).

✓ Daarna bestudeer je de kenmerken van de laatmiddeleeuwse samenleving: je leert hoe er conflicten ontstonden tussen de Europese koningen, de Bourgondische hertogen en de steden in onze regio (HV2).

✓ Daarna beluister je een fragment uit een podcast over de Bourgondiërs en je vergelijkt die informatie met bronnen van bekende kroniekschrijvers uit de late middeleeuwen (HV3).

✓ In onze regio werd tijdens de late middeleeuwen veel kunst geproduceerd. Je analyseert de symboliek in een werk van kunstenaar Jan van Eyck (HV4) en je doorloopt het stappenplan van de bronnenstudie bij een eigentijdse Antwerpse bron over de pest (HV5).

✓ Aan het einde van dit hoofdstuk kun je kennismaken met één van de bekendste verhalen uit de hoge middeleeuwen: de Goddelijke Komedie (U1).

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 212
1

Op onderzoek III

Historische vraag 3: Is de informatie uit De Bourgondiërs van Bart Van Loo betrouwbaar?

Historische vraag 1:

Bekijk de routekaart. Welke historische vragen kun je in verband brengen met de structuurbegrippen voor tijd, verband of bewijs?

Gebruik de lijst in je Histokit als hulpmiddel. Bespreek je antwoorden mondeling.

Historische vraag 2: Welke conflicten ontstonden binnen de laatmiddeleeuwse samenleving in onze regio?

Historische vraag 4: Met welke bedoeling werd het Arnolfini-portret gemaakt?

Uitbreiding 1: Welk beeld over het leven na de dood ontstond tijdens de late middeleeuwen?

Historische vraag 5: Is het Boek van de wraak Gods betrouwbaar om een beeld te krijgen van de 14e-eeuwse pestepidemie?

Conclusie: Beantwoord de historische vragen.

HISTORISCHE VRAGEN

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 213
01
©VANIN

Historische vraag 1:

Tijdens de middeleeuwen trouwden leden van de adel niet uit liefde, maar om het grondgebied van hun familie te kunnen uitbreiden. Dat soort staatsvorming noemen we huwelijkspolitiek. Een huwelijk tussen de enige erfgename van een Vlaamse graaf, Margaretha van Male, en een Bourgondische hertog, Filips de Stoute, was in de 14e eeuw het startsein voor de opbouw van een grotere staat tussen Frankrijk en het Duitse rijk waartoe onze regio dus ook behoorde. In deze historische vraag leer je hoe ze dat aanpakten en welke gebieden door de Bourgondiërs bestuurd werden.

1

Bekijk de kaart en de stamboom op p. 215-216. Onderzoek aan de hand van de kaart en de stamboom hoe de Bourgondische hertogen hun territorium uitbreidden. Gebruik de kijkstrategieën in je Histokit om de gegevens te interpreteren.

a In welke periode van de middeleeuwen situeer je de kaart en de stamboom?

b Analyseer en interpreteer de kaart. In de stamboom kreeg elke uitbreiding van het Bourgondische rijk een letter. Vul die letters aan op de kaart.

2

Maak de oefeningen met behulp van de kaart en de stamboom.

a Arceer Lotharingen op de kaart.

b Waarom wou Karel de Stoute Lotharingen veroveren?

c Markeer in de bijschriften bij de stamboom op welke manier de Bourgondische hertogen het territorium dat ze bestuurden uitbreidden.

3

In hoofdstuk 2 maakte je kennis met verschillende soorten historische vragen.

a Markeer de historische vraag die het beste past bij voetstap 1 en 2.

b Kruis vervolgens bij alle vragen aan wat voor soort vraag het is.

c Noteer de historische vraag op p. 5, p. 213, p. 214 en p. 236.

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 214
02g KIJKSTRATEGIEËN
02c TIJDLIJN
©VANIN

Over het verleden Over de relatie heden-verleden Over de totstandk oming van historische kennis Over historische beeldvorming

Waarom was onze regio zo interessant voor de Bourgondische hertogen?

Welke gelijkenissen bestaan er tussen het toenmalige Bourgondische hertogdom en het huidige Vlaanderen?

Hoe evolueerde het hertogdom Bourgondië tot een grotere staat?

Is de informatie bij de stamboom van de Bourgondische hertogen betrouwbaar of niet?

Expansie van het Bourgondische hertogdom (1363 - 1477)

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 215
©VANIN

Stamboom Bourgondische hertogen

Jan II koning van Frankrijk (1350 - 1364)

Karel V koning van Frankrijk (1364 - 1380)

Filips de Stoute hertog van Bourgondië (1363 - 1404)

Hij erfde het gebied van zijn ouders, maar breidde het zelf niet uit.

Hij erfde het gebied van zijn vader en breidde het zelf ook uit. Door een combinatie van erven, kopen en oorlog verkreeg hij Brabant, Henegouwen, Holland, Limburg, Luxemburg, Namen, Picardië en Zeeland.

Hij erfde het gebied van zijn vader en breidde het uit met Gelre en Utrecht. Hij voerde ook een mislukte oorlog met als doel het hertogdom Lotharingen te veroveren.

Zij verloor onder andere Bourgondië aan de Franse koning. Door haar huwelijk met Maximiliaan van Habsburg kwam onze regio in handen van het geslacht Habsburg, dat toen ook de keizer van het Duitse rijk leverde.

getrouwd met regeerperiode (1350 - 1364)

Lodewijk van Male graaf van Vlaanderen en Franche-Comté (na 1382) (1346 - 1384)

Margaretha van Male enig kind van de graaf (1384 - 1405)

Jan zonder Vrees hertog van Bourgondië (1404 - 1419)

Filips de Goede hertog van Bourgondië (1419 - 1464)

Karel de Stoute hertog van Bourgondië (1467 - 1477) ©

van Bourgondië (1477 - 1482)

Maximiliaan van Oostenrijk, uit het adellijke geslacht van Habsburg, eerst hertog, vanaf 1508 keizer van het Duitse rijk

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 216
©
Art Images
Fine
B © Peter Horree
/
Alamy
©
Peter Horree
/
Alamy
C
© The Picture Art Collection / Alamy GL Archive / Alamy
D
A Maria
© Album / Fine Art Images
E
↓ ↓ ↓ ↓ ©VANIN

Historische vraag 2: Welke conflicten ontstonden binnen de laatmiddeleeuwse samenleving in onze regio?

1

Lees de tekst en gebruik de juiste leesstrategie. Maak de oefeningen op p. 220-221. 02f

LEESSTRATEGIEËN

Een netwerk van steden

In hoofdstuk 5 leerde je over de opbloei van de steden in Europa tijdens de hoge middeleeuwen.

Tijdens de late middeleeuwen groeiden de steden binnen onze regio, voornamelijk het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant, verder uit tot belangrijke economische en culturele centra. In onze regio werden verfijnde goederen geproduceerd en verhandeld. Elke streek of stad had daarbij een eigen specialiteit. Zo produceerde Brugge wapens en kunst, terwijl Gent focuste op de productie van het bekende Vlaams laken.

De organisatie van de stedelijke samenleving

← Tapijt van de Dame en de Eenhoorn, 15e eeuw, graafschap Vlaanderen. Dit geweven tapijt werd waarschijnlijk gemaakt in opdracht van een Franse edelman. Wandtapijten waren kunst- en cultuuruitingen uit onze regio. Tijdens de late middeleeuwen was er veel vraag naar in een groot deel van Europa. Vandaag kun je het tapijt bewonderen in het Parijse Musée de Cluny.

In de middeleeuwse stad ontstond tijdens de hoge en late middeleeuwen geleidelijk een nieuw soort gelaagde samenleving. Je leerde in hoofdstuk 5 al dat machtshebbers streefden naar een samenleving met verschillende standen. De agrarische samenleving kende drie standen: zij die bidden (de clerus), zij die vechten (de adel) en zij die werken (het gewone volk). Iemands geboorte bepaalde daarbij zijn of haar status in samenleving. In de stedelijke samenleving speelden andere verhoudingen. De rijkste kooplui en ambachtslui waren degenen die de stedelijke politieke macht in handen hadden. Ze waren erin geslaagd om van hun graaf of hertog belangrijke voorrechten te krijgen op het vlak van bestuur en rechtspraak in de stad. Stedelingen probeerden steeds meer voorrechten te krijgen. Wanneer een koning of hertog de voorrechten aanpaste en bijvoorbeeld plotseling meer belastingen eiste, durfden de steden in opstand te komen.

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 217
© Pictures Now / Alamy
©VANIN

© History and Art Collection / Alamy

Binnen die gelaagde samenleving in steden zoals Brugge, Gent, Brussel en Antwerpen ontstonden nieuwe spanningen. Je zag al hoe handelaars en ambachtslui zich organiseerden in gildes, verenigingen van ambachtslui die hetzelfde beroep uitoefenden of van handelaars die hetzelfde product verhandelden. Ambachtslui met minder middelen, en dus minder politieke macht, wilden meer gelijkheid en eisten vertegenwoordiging en inspraak binnen de bestuurlijke organisatie van hun stad. Af en toe kwam het tot conflicten waarbij geweld werd gebruikt. In 1345 werden in Gent op ‘Kwade Maandag’ een paar honderd volders (ambachtslui in de lakennijverheid) vermoord door leden van een weversgilde.

Ambachtslui en kooplui waren niet de enige inwoners van een stad. Dagloners waren niet aangesloten bij een gilde en probeerden hier en daar wat bij te verdienen door hun diensten aan te bieden bij de ambachtslui en kooplui. Ze kregen werk voor een dag en hoopten de volgende dag weer aan de slag te kunnen. De onderste laag van de middeleeuwse stedelijke samenleving bestond uit diverse minderheden zoals bedelaars, criminelen en prostituees.

← De vrijheden werden genoteerd op een document dat we een keure noemen. Dit is de Keure van Kortenberg, afgekondigd door Hertog Jan II van Brabant in 1312. Kortenberg had vanaf toen de macht om zelf beslissingen te nemen over een aantal zaken zoals het bestuur en de belastingen.

©VANIN

Vleeshuis in Lier, gebouwd in 1418, als gildehuis voor de slagers van Lier.

Kledingververs aan het werk. Detail van een afbeelding uit de Alexanderroman van Jehan de Grise uit Brugge, 1340. Ververs namen dagloners in dienst om de vuilste klusjes op te knappen.

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 218
© BELPRESS
© Granger

De machtsstrijd in de late middeleeuwen

Onze regio lag op de grens van drie grote staten die tijdens de vroege en hoge middeleeuwen gevormd waren: Frankrijk, Engeland en het Duitse rijk. Middeleeuwse koningen of keizers waren opperste leenheer. In hoofdstuk 2 zag je hoe ze gebieden uitleenden aan onder andere hertogen en graven, die vazallen werden genoemd. De wisselwerking bestond erin dat de vazallen in tijden van oorlog hun koning bijstonden. Het graafschap Vlaanderen was een leen van de Franse koning, het hertogdom Brabant behoorde aan de Duitse keizer. Het Vlaanderen van vandaag bestond toen dus niet. De koningen of keizers probeerden hun macht te behouden of uit te breiden. Zo kwamen bijvoorbeeld Engeland en Frankrijk door expansie en troonopvolging in Frankrijk met elkaar in conflict. Tussen 1337 en 1453 vochten zij de Honderdjarige Oorlog uit. In onze regio produceerde men laken met wol uit Engeland. Daarom koos het graafschap Vlaanderen in het conflict soms de kant van Engeland en ging zo tegen de Franse leenheer in. Op die manier rebelleerden ze tegen hun eigen opperste leenheer die daarop strafexpedities naar Vlaanderen stuurde.

15e-eeuwse miniatuur van de Fransman Enguerrand de Monstrelet. De afbeelding toont een Engels-Franse veldslag in Azincourt uit 1415.

©VANIN

De Bourgondische hertogen slaagden er ondanks hun leenband in om hun macht uit te breiden ten nadele van de koning. Zij werden alsmaar rijker dankzij de steden en breidden hun grondgebied ook uit. Ze probeerden hun leenband met Frankrijk en het Duitse rijk te verbreken om vervolgens een eigen zelfstandige staat op te richten. De hertogen van Bourgondië probeerden zo veel mogelijk macht naar zich toe te trekken. Ze streefden centralisatie na: dat is het streven naar een bestuur dat zo veel mogelijk vanuit één punt of persoon wordt georganiseerd. Vertegenwoordigers uit alle gebieden werden uitgenodigd om samen te vergaderen met aan het hoofd de hertog die zijn wil probeerde op te dringen. De rechtspraak was bijvoorbeeld een plaatselijke aangelegenheid omdat elk gebied haar eigen wetten had. Toch richtten de Bourgondische hertogen een hoogste rechtbank op waar mensen uit alle gebieden heen konden als ze het niet eens waren met de uitspraak van een plaatselijke rechter. Ook organiseerden ze de financiën, waarbij ze een belastingsysteem uitwerkten. Alle Bourgondische gebieden moesten een bedrag betalen dat besproken was tijdens de vergaderingen. Ze lieten ook een gemeenschappelijke munt slaan die in het hele gebied werd gebruikt. Normaal had elk graafschap en hertogdom zijn eigen munt, maar de nieuwe gemeenschappelijke munt vergemakkelijkte de handel aanzienlijk. Door die centralisatie botsten ze niet alleen met hun leenheren, maar ook met afzonderlijke gebieden en steden die helemaal geen macht wilden afstaan. De hertogen hadden tot slot ook een enorme impact op het culturele leven en stimuleerden kunstuitingen. Zo konden bekende schilders in die tijd opklimmen tot hofschilder, wat betekende dat het bourgondische hof de schilders goed betaalde en persoonlijke opdrachten gaf.

Miniatuur uit 1448, Chroniques de Hainaut, onze regio. Op deze afbeelding zie je Jean Wauquelin die geknield zijn boek aanbiedt aan Filips de Goede. De schilder van de miniatuur is Rogier van der Weyden. Van Filips de Goede weten we dat hij 900 boeken bezat, wat in die tijd overeenkwam met een fortuin.

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 219
© GL
/
©
Art
/
Archive
Alamy
The Picture
Collection
Alamy

2

In de hoge en late middeleeuwen ontstond een nieuw soort gelaagde samenleving in de stad. Doorloop de opdrachten tot je begrijpt om welke verandering het ging.

a Vul schema 1 aan met de drie standen die in hoofdstuk 5 ook al voorkwamen.

b Omcirkel de hele piramide bij schema 2.

c Omcirkel in schema 1 de stand waartoe de stedelijke bevolking behoorde.

d Trek een pijl van de cirkel in schema 1 naar de cirkel rond schema 2.

e Vul in schema 2 de lagen aan van de bevolking van de middeleeuwse stad.

f Markeer in schema 2 wie de meeste politieke macht had in de middeleeuwse stad.

g Markeer onder beide schema’s wat bepalend was voor iemands plaats in samenleving.

h Markeer het juiste antwoord: Onze samenleving vandaag heeft de meeste gelijkenissen met schema 1 / schema 2.

Schema 1: De middeleeuwse standenmaatschappij

Schema 2: De nieuwe situatie in de stad

derde stand eerste stand tweede stand rijkste kooplui en en ambachtslui

Je status werd eerder bepaald door je afkomst via geboorte / rijkdom.

3

Je status werd eerder bepaald door je afkomst via geboorte / rijkdom. bedelaars,

De hertogen van Bourgondië pasten een centralisatiepolitiek toe binnen verschillende maatschappelijk domeinen. Vul bij elk domein aan welke invloed de hertogen uitoefenden.

Domein Invloed

cultureel

economisch

economisch

politiek

politiek

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 220
02e MAATSCHAPPELIJKE
DOMEINEN ©VANIN

Doel:

4

Tijdens de late middeleeuwen ontstond er een machtsstrijd tussen drie groepen binnen de Bourgondische staat. Noteer één doel dat de afgebeelde personen voor zichzelf stelden.

machtsstrijd de koning

← Portret van Karel VII, Franse koning, door Jean Fouquet, 1445 - 1450.

Doel: Doel:

Miniatuur in de Privilegiën en Statuten van Gent en Vlaanderen, 15e eeuw, Vlaanderen. De stedelingen van Gent kwamen in de 15e eeuw in opstand tegen de Bourgondische hertog Filips de Goede omdat hij de belastingen verhoogde en zich mengde in het stadsbestuur. Na de opstand wist de hertog Gent te bezetten. Hij liet de Gentenaars blootvoets en in hun hemd knielen en om vergeving smeken. de hertog van Bourgondië middeleeuwse steden

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 221
©VANIN

Historische vraag 3: Is de informatie uit De Bourgondiërs van Bart Van Loo betrouwbaar?

Veldslagen waarbij middeleeuwse ridders elkaar te lijf gaan, spreken enorm tot de verbeelding. In deze historische vraag onderzoek je zo’n veldslag en evalueer je of de informatie die je erover hebt betrouwbaar is. Tijdens de late middeleeuwen waren Frankrijk en Engeland verwikkeld in wat later de Honderdjarige Oorlog (1337 - 1453) werd genoemd. Zowel Franse als Engelse edellieden eisten daarbij de Franse troon op. Vele veldslagen zorgden ervoor dat het territorium vaak van eigenaar wisselde, in die mate dat de Engelsen op een bepaald ogenblik de helft van Frankrijk in handen hadden. Sapiens focust op de slag bij Poitiers in 1356 waarbij de Engelse koning zijn zoon, bijgenaamd de Zwarte Prins, naar Frankrijk stuurde om het op te nemen tegen de Franse koning. Het relaas van die veldslag kun je terugvinden in het succesvolle werk van Bart Van Loo: De Bourgondiërs.

©VANIN

Bart Van Loo is terug en hij ontpopt zich opnieuw tot rasverteller. Van Loo is de perfecte gids door het verleden. Het is alsof we erbij zijn.

Titel in de krant De Standaard, 18 januari 2019.

1

Het boek De Bourgondiërs is zo populair dat Bart Van Loo er een podcast van mocht maken. Beluister een fragment over de Slag bij Poitiers van 1356.

a Noteer eventueel op een kladblaadje een aantal kernwoorden uit de podcast. b Kijk nog eens naar de stamboom op p. 216. Je zult merken dat verschillende personages op die stamboom aan bod komen in de podcast.

Omcirkel ze in de stamboom.

↑ Beluister het fragment.

← Titelafbeelding van de podcast De Bourgondiërs door Bart Van Loo. Hij is een non-fictieauteur die vaak over Frankrijk schrijft. Hij verkocht al ruim 200 000 boeken en de media zijn zeer lovend over zijn werk. Een podcast is een audiovisueel historisch werk.

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 222

2

Ondanks hun nederlaag in de veldslag stelden de Fransen zichzelf volgens Van Loo voor als heldhaftige ridders.

a Geef twee voorbeelden uit de podcast van heldhaftig gedrag aan Franse zijde.

©VANIN

b Welke bijnaam kreeg de Franse koningszoon door dat gedrag?

c Noteer de betekenis die we vandaag aan die bijnaam geven. Zoek online informatie over de (etymologische) betekenis van de bijnaam en noteer die ook.

Betekenis nu:

Betekenis toen:

3

Vergelijk de informatie uit de podcast van Bart Van Loo met twee historische bronnen van kroniekschrijvers Matteo Villani en Jean Froissart. Markeer in bron 1 en 2 de gelijkenissen met de podcast.

Toen was er een grote druk om de koning te pakken te krijgen, en diegenen die hem kenden riepen: ‘Sire, geef u over, of anders zal u sterven.’ Er was een ridder met de naam Dennis van Moerbeke die in dienst van de koning van Engeland vocht, en die vijf jaar eerder al in dienst van de Engelsman was getreden omdat hij in zijn jeugd Frankrijk had verlaten omwille van een moord die hij had begaan in Saint-Omer. Het (gevecht) verliep zo goed voor hem dat hij in de buurt van de (Franse) koning was toen die bijna werd gevangengenomen: hij (Dennis van Moerbeke) drong naar voren en gedreven door de kracht van zijn lichaam en armen naderde hij de Franse koning en zei in vlot Frans: ‘Sire, geef je over.’ De koning keek de ridder aan en zei: ‘Aan wie zal ik me overgeven? Waar is mijn neef, de prins van Wales? Als ik hem zie, dan wil ik hem spreken.’ Dennis antwoordde en zei: ‘Sire, hij is hier niet, maar geef je aan mij over en ik zal je naar hem brengen.’ ‘Wie ben jij?’ zei de koning. ‘Sire,’ zei hij, ‘ik ben Dennis van Moerbeke, een ridder van Artois; maar ik dien de koning van Engeland omdat ik verbannen ben uit Frankrijk en ik heb alles daar achtergelaten.’ Toen gaf de koning hem zijn rechter handschoen, zeggende: ‘Ik geef me over aan jou.’

Fragment uit de Kroniek van Froissart, geschreven tussen 1370 en 1473. Jean Froissart was een bekende dichter en kroniekschrijver uit het graafschap Henegouwen, een leen van de Franse koning. Hij werd in 1362 hofdichter en geschiedschrijver voor de vrouw van Edward III, koning van Engeland. De focus van zijn werk ligt bij de Honderdjarige Oorlog. Hij schrijft heel prijzend over ridderlijke deugden zoals dapperheid, handigheid met wapens en loyaliteit. Met zijn werk probeerde hij tijdgenoten ertoe aan te zetten om zich even dapper te gedragen als de ridders die door hem werden beschreven. Wat hij allemaal neerpende, moet je dus zien als een verheerlijking van de ridderlijke daden die waarschijnlijk ook aangedikt werden en niet als een weergave van wat er echt gebeurde.

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 223
04 ONLINE
ZOEKEN
Bron 1:

Bron 2:

De koning zelf begreep dat de overwinning al in de handen van zijn vijanden lag, maar wou niet uit lafheid de kroon onteren, en nam trots de leiding van het gevecht en deed persoonlijk grootse dingen met de wapens. Toen hij merkte dat zijn zoontje in zijn buurt was, gaf hij bevel hem weg te brengen en uit het gevecht te halen. Toen de jongen op bevel van de koning te paard was gestegen en met enkele mannen in zijn gezelschap al voor een stukje vertrokken was, werd hij zo beschaamd om zijn vader achter te laten in het gevecht, dat hij naar hem terugkeerde. Omdat hij zijn wapens niet kon hanteren, hield hij de gevaren die zijn vader liep in het oog en schreeuwde meermaals: ‘Vader, bescherm u langs links’ of ‘langs rechts’ of ‘langs de andere kant!’ naargelang hij de aanvallers opmerkte.

Fragment uit de Nuova Cronica, geschreven rond 1360. Matteo Villani was een Florentijnse historicus en kroniekschrijver die leefde tussen 1283 en 1363. Hij was voornamelijk actief in Napels. Daar nam hij na de dood van zijn broer het werk aan de Nuova Cronica over. Villani werd door tijdgenoten geprezen omdat hij op zoek ging naar de juiste bronnen om de feiten te kunnen weergeven.

4

Vergelijk de podcast nu met dit historisch werk van Barbara Tuchman uit 1986. Markeer ook hier gelijkenissen met de podcast.

Het gevecht bereikte een razend hoogtepunt en ‘er was geen mens die zo was gehard, dat het hart hem niet in de schoenen zonk’ schreef Chandos Herald. ‘Pas op, vader, rechts! Pas op, vader, links!’ schreeuwde Filips terwijl de slagen neerdaalden. Ridders worstelden in gevechten van man tegen man, waarbij ‘ieder aan zijn eigen eer dacht’. De Fransen, die in de voorhoede door het leger van de Prins en in de achterhoede door de cavalerie van de Captal werden aangevallen, streden met de moed der wanhoop. Bloedend uit vele wonden werd Geoffroy de Charny neergemaaid en gedood met de Oriflamme nog steeds in zijn hand. De lijfwacht van de koning, die hem in een machtige wigvorm omringde, wankelde onder de aanval. ‘Sommigen, die opengereten zijn, trappen op hun eigen ingewanden, anderen braken hun tanden uit en weer anderen, die nog rechtop staan, worden de armen afgehakt. De stervenden rollen over de grond in het bloed van gewonden, de gevallen lichamen kreunen en de trotse geesten, die hun trage lijven verlaten, jammeren verschrikkelijk.’ De gesneuvelden stapelden zich op rond de zwaaiende strijdbijl van de koning, wiens helm was afgeslagen en die bloedde uit twee wonden in zijn gezicht. ‘Geef je over, geef je over,’ riepen stemmen, ‘of je bent ten dode opgeschreven.’ Te midden van hese kreten en in hevige strijd om de koning te kunnen overmeesteren, kwam een Franse banneling, Denis de Morbecque, die was verbannen wegens doodslag en thans onder de Engelsen diende, naar voren en zei: ‘Sire, ik ben een ridder uit Artois. Geef u aan mij over en ik zal u naar de Prins van Wales leiden.’ Koning Jan overhandigde hem zijn handschoen en gaf zich over.

Naar: B. Tuchman, De waanzinnige veertiende eeuw. Amsterdam/Brussel, Elsevier, 1986.

Barbara Tuchman was een veelgeprezen Amerikaanse journaliste en historica die vooral bekend werd door haar boek uit 1978: De waanzinnige veertiende eeuw. In dat werk koos ze een Franse ridder als centrale persoon en vertelde ze aan de hand van zijn leven niet alleen over het gewone dagelijkse leven van de middeleeuwer maar ook over de belangrijkste gebeurtenissen uit de 14e eeuw zoals de pest, de Honderdjarige Oorlog en de Guldensporenslag. Haar boek wordt nog steeds verkocht en gelezen over de hele wereld.

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 224
©VANIN

5

Beoordeel of de podcast betrouwbare informatie oplevert en geef minstens één argument.

a Kruis aan hoe betrouwbaar de podcast is.

niet betrouwbaar betrouwbaar

b Geef minstens één argument voor je keuze.

6

Bekijk het interview. Is je beoordeling over de betrouwbaarheid nog steeds hetzelfde als voorheen? Beargumenteer je finale beoordeling bij de conclusie op p. 236-237.

7 Je zag eerder al dat de presentatie van bronnen een belangrijke rol kan spelen bij de interpretatie van die bronnen. Bart Van Loo wil natuurlijk zo veel mogelijk boeken verkopen en presenteert daarom zijn podcast op een bepaalde manier. Geef hier drie presentatietechnieken die hij gebruikt om zijn verhaal beter aan de man te brengen.

8

Bespreek klassikaal of de presentatie door Van Loo de betrouwbaarheid van zijn werk vergroot of niet. Bespreek vervolgens ook de stellingen. Kies zelf de stelling waarmee je het eens bent en beargumenteer je keuze.

Stelling 1: geschiedschrijving moet zo correct mogelijk gebeuren en mag niet aangedikt worden. Stelling 2: geschiedschrijving mag gebruikmaken van bepaalde presentatietechnieken.

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 225
↑ Bekijk het filmpje. 02j PRESENTATIE BRONNEN
©VANIN

Historische vraag 4:

Met welke bedoeling werd het Arnolfini-portret gemaakt?

Jan van Eyck was een kunstschilder die vanaf 1430 actief was in Brugge. Hij wordt vandaag gezien als een van de belangrijkste schilders uit de late middeleeuwen. Van Eyck schilderde met een schitterend licht- en kleurenspel, gebruikte perspectief om ruimte te scheppen en werkte zo gedetailleerd en realistisch dat zijn werken bijna foto’s lijken.

1 Bestudeer het schilderij en doorloop het stappenplan.

Detail van de spiegel in het midden van het schilderij.

© FineArt / Alamy

In 1434 schilderde Jan van Eyck het Arnolfini-portret, een dubbelportret van Giovanni en Giovanna Arnolfini. Waarschijnlijk was het een huwelijksportret. De bankiers- en koopmansfamilie Arnolfini kwam uit de Italiaanse stad Lucca en vestigde zich in Brugge. Giovanni Arnolfini was een belangrijke financieel adviseur aan het Bourgondische hof van hertog Filips de Goede. Hij was rijk genoeg om de opdracht voor dit schilderij te geven.

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 226
03 KUNST EN CULTUUR
©VANIN
© World History Archive

Stap 1: Ik identificeer de kunst- of cultuuruiting.

✓ Wat voor soort bron is het?

✓ Wat is de titel van het schilderij?

✓ Waar werd het schilderij gemaakt?

✓ Wanneer werd het gemaakt?

✓ Wie heeft het gemaakt?

✓ Wie was de opdrachtgever?

Stap 2: Ik neem de kunst- of cultuuruiting waar.

Noteer je antwoorden en vergelijk ze met een klasgenoot.

Oriënterend kijken

Bestudeer de grote inhoud van het schilderij.

✓ Beschrijf wie en wat er afgebeeld staat op het kunstwerk en hoe het is opgebouwd.

Gedetailleerd kijken

Bestudeer de details op het schilderij.

✓ Omcirkel op het schilderij alle voorwerpen die hier staan opgesomd.

Letter Voorwerp

Aeen spiegel

Been kristallen paternoster (snoer met kralen dat je helpt te bidden)

Cverbonden handen

Deen brandende kaars

Eeen hoed

Feen groene jurk met dikke buik

G een rood bed

Htrippen (houten klompachtige schoenen)

Ieen sinaasappel of appel

Jeen hondje

Keen handtekening

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 227
02g KIJKSTRATEGIEËN ©VANIN

Stap 3: Ik interpreteer de kunst- of cultuuruiting.

Vul jouw interpretatie aan en vergelijk die nadien met die van anderen.

✓ Vat in maximaal twee zinnen samen waarover het schilderij gaat. Focus daarbij vooral op de elementen die de aandacht trekken.

✓ Noteer de letter van elk element bij de juiste uitleg.

Uitleg Letter

Dit stond symbool voor de vruchtbaarheid van de vrouw die hopelijk binnenkort zwanger zou zijn.

De kleur symboliseert de passie die gelinkt wordt aan dit voorwerp. Mensen werden erin geboren en stierven er later ook in.

Dit kledingstuk was typisch voor de stad Brugge. Het werd daar vervaardigd uit wollen stof.

Dat deze niet gedragen worden, kan wijzen op de huwelijksnacht. Je kunt ze immers moeilijk in bed dragen.

Dit was een duur voorwerp in de middeleeuwen. Dankzij dit voorwerp kunnen we zien dat er ook anderen aanwezig waren in de kamer, misschien zelfs de schilder.

Deze lekkernij stond symbool voor de zonde. Volgens een Bijbelverhaal had de eerste vrouw Eva er immers van gebeten.

Dit geeft een speelse toets aan het verder statische schilderij. Het symboliseert de trouw en welstand.

Dit was een typisch verlovingsgeschenk: het materiaal wijst op zuiverheid, de kralen symboliseerden de deugden van de vrouw en haar plicht om trouw te blijven.

Dit heeft een sterke symboolwaarde voor het alziende oog van God. Hij was op die manier getuige van het huwelijk.

Dit stond symbool voor de eeuwige eenwording van twee mensen.

Hierdoor weten we perfect wie de schilder was en wanneer hij dit schilderde.

Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.

Kunstenaars kunnen bepaalde bedoelingen hebben: commercieel voordeel halen, mensen informeren, een probleem aankaarten, schoonheid creëren, revolteren (in opstand komen), zaken in vraag stellen, een bepaalde identiteit of imago vormgeven … Nu je de symboliek van het schilderij hebt bestudeerd, kun je bepalen welk imago de opdrachtgever voor zichzelf wou creëren.

✓ Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 236-237.

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 228
©VANIN

Historische vraag 5:

Is het Boek van de wraak Gods betrouwbaar om een beeld te krijgen van de 14e-eeuwse pestepidemie?

In 1348 brak de pest uit in Europa. De ziekte kostte in Europa het leven aan naar schatting twintig tot dertig miljoen mensen, ofwel een derde van de bevolking. In de 21e eeuw kunnen we vertrouwen op goed geschoolde wetenschappers en artsen om de gevolgen van een epidemie te beperken. Vandaag weten we dat de pest wordt veroorzaakt door de pestbacterie Yersinia pestis die via vlooien en ratten ook de mens kon besmetten. In de middeleeuwen hadden ze die wetenschappelijk kennis niet. Toch zochten de mensen verklaringen voor de ziekte. We onderzoeken kritisch de verklaring voor de pest die Jan van Boendale in de 14e eeuw gaf.

← Onderdeel van het Wandtapijt van de Apocalyps uit de 14e eeuw, Frankrijk. Het maakt deel uit van een tapijt dat ongeveer 100 meter lang (= voetbalveld) en 4,5 meter hoog is. Je kunt het bewonderen in het kasteel van Angers in Frankrijk. Het is het grootste gekende wandtapijt ter wereld. Het tapijt werd gemaakt rond 1380 in opdracht van Louis d’Anjou, broer van de Franse koning. De apocalyps is een Bijbels verhaal over het einde van de wereld. Dat die apocalyps het thema is van dit tapijt, is geen toeval: Europa had met de pest net een zware periode achter de rug.

14e-eeuwse houtsnede van de Dans der Dood door Michael Wolgemut, Nuremberg, Duitsland. Men gebruikte vaak skeletten als symbool voor de dood, zeker als het ging over de pest.

14e-eeuwse miniatuur door Pierart dou Tielt, hertogdom Brabant. De afbeelding toont de jodenverbranding in Brussel in 1349. Joden kregen in sommige steden de schuld van de epidemie.

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 229
© Prisma by Dukas Presseagentur GmbH / Alamy © INTERFOTO Sammlung Rauch ©
Picture Art Collection / Alamy
The
©VANIN

1

Lees de bron en doorloop het stappenplan van de bronnenstudie. Gebruik je Histokit om de bronnenstudie op te frissen als je niet meer zo goed weet hoe je het moet aanpakken.

Over vele rampen ten gevolge van grote epidemieën in menig land

Tussen 1340 en 1350 jaar na Christus’ geboorte stuurde God zonder dralen een besmettelijke ziekte die wijd en zijd verspreid raakte. Er stierven toen zo veel mensen dat men niet alles kan zeggen noch zou kunnen becijferen. Die ziekte begon in Babel, naar men mij verzekerde, en verspreidde zich aanstonds over de Middellandse Zee in Zuid-Italië, Calabrië, Sicilië, Cyprus, Toscane, Lombardije, in Roemenië, van daaruit naar Frankrijk en van Frankrijk naar Engeland. Weet dat men menige stad aantrof waar alle huizen met inboedel en al zonder heer of vrouw waren en volstrekt zonder bewaking, omdat alle mensen dood waren. Niemand oefende de rechtsmacht uit omdat er geen landsheer was die daar aanspraak op maakte. Dit zag men in menige stad. Het kwam voor, het is een groot wonder, dat in een huis in één nacht alle mensen stierven, heer, vrouw en dienstpersoneel. Er was in die stad niemand te vinden die hen begroef.

Ik hoorde vertellen hoe twee Utrechtse vrienden, die samen wilden rondreizen, in het land van Thabor [het Heilige Land] kwamen, waar ze direct bij hun aankomst een stad zonder inwoners aantroffen. Ze liepen heen en weer, straat in, straat uit, maar nergens troffen ze mannen, kinderen of vrouwen aan die nog in leven waren. Wel zagen ze lijken in de straten die door de honden werden aangevreten. Op den duur zijn ze, naar ik heb begrepen, een aanzienlijke woning binnengegaan waar alle mensen dood waren. Ze namen een kijkje op alle verdiepingen. Ze kwamen in de stal, waar ze de dieren dood aantroffen omdat men hun niets te eten of te drinken had gegeven. Uiteindelijk kwamen ze in een vertrek waar ze edelstenen, zilver en goud vonden en veel kostbare juwelen. Daar vonden ze een zak die een van hen geheel volstopte met die spullen. Hij meende dat hij daarmee van nu af aan als heer zou kunnen leven. De ander was zo verstandig dat hij er niet het minste van wilde hebben. Samen keerden ze die stad de rug toe en kwamen zo in het vrije veld. Daar viel degene die de zak op zijn hoofd droeg en was op slag dood. De ander reisde huiswaarts zo snel hij kon, en bracht daar het nieuws van wat hij had gehoord en gezien. Dit kreeg ik te horen van iemand die geloofwaardig is, wees daar maar zeker van. (…)

Hier zult u iets ongelooflijks te horen krijgen. Alle joden over de hele wereld hadden zich voorgenomen de christenen met gif om het leven te brengen en daarom hadden ze alle waterputten, ver en dichtbij, en ook stilstaande wateren overal laten vergiftigen. Daardoor stierven zo veel mensen dat zo iets vreemds voordien nooit was voorgekomen. Men nam de joden daarom overal gevangen en wierp ze in het vuur. Daarin stierven ze aanstonds, alles vanwege de jammerlijke sterfte, waarover u hebt gehoord.

Uit: J. van Boendale, Boek van de wraak Gods (vert. Wim van Anrooij). Amsterdam, Querido, 1994.

Tijdens de Europese pestepidemie schreef de Antwerpenaar Jan van Boendale het Boek van de wraak Gods. Van Boendale stelde dat God straffend ingreep in de geschiedenis omdat de mens zondig was. Hij gaf in zijn werk advies hoe mensen zouden moeten leven en schreef dus moraliserend over de gebeurtenissen van zijn tijd.

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 230
02 BRONNENSTUDIE
©VANIN

Stap 1: Ik verzamel gegevens over de context.

✓ Wat voor soort bron is het?

✓ Wie is de auteur?

✓ Wanneer is de bron gemaakt?

✓ Uit welke periode stamt de bron?

✓ Waar is de bron gemaakt?

Stap 2: Ik observeer de bron.

✓ Plaats het nummer van de alinea bij de juiste hoofdgedachte van die alinea.

Hoofdgedachte Alinea

Utrechtse vrienden troffen een stad aan waar iedereen was overleden.

God strafte tussen 1340 en 1350 de mensen in Europa met een vreselijke ziekte.

Joden waren de schuldigen van de pestepidemie en stierven daarom de vuurdood.

Stap 3: Ik interpreteer de bron.

✓ Welk doel heeft de schrijver van deze tekst?

✓ Noteer één argument voor betrouwbaarheid en één argument voor onbetrouwbaarheid. Gebruik je Histokit.

Betrouwbaarheid:

Onbetrouwbaarheid:

©VANIN

Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.

✓ Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 236-237.

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 231
search search search search
02i BRONNEN EVALUEREN

2 Bekijk het fragment uit de documentaire over de pest en beantwoord de vragen.

a Het probleem bij bronnen uit die tijd is dat ze vaak met geen woord reppen over de pest waardoor je zou denken dat er toen niets ergs gebeurd is. Maar door anders naar die bronnen te kijken kun je toch aanwijzingen voor de pest vinden. Geef minstens drie aanwijzingen.

b De pest werd in de bron op p. 230 niet vermeld, maar de bronnen waren toch relevant. Ook het volledig ontbreken van bronnen kan een aanwijzing zijn. Leg uit hoe dat in het filmpje aan bod komt.

c Geef uitleg bij de twee benaderingswijzen die de middeleeuwers toepasten.

Conclusie Oplossing benadering vanuit het geloof tijdens de middeleeuwen een hedendaagse wetenschappelijke benadering

← Miniatuur van Pierart dou Tielt uit 1353, Doornik. De afbeelding toont een boeteprocessie waarbij boetelingen zichzelf op de rug zweepslagen toedienden.

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 232
Bekijk het filmpje.
© The Picture Art Collection / Alamy ©VANIN

Uitbreiding 1:

Welk beeld over het leven na de dood ontstond tijdens de late middeleeuwen?

In deze historische vraag bestuderen we het beeld over het leven na de dood dat tijdens de late middeleeuwen verspreid werd. In de Bijbel staat niet concreet uitgelegd hoe het leven na de dood er zou uitzien of wat hemel en hel juist zouden zijn. Mensen maakten er tijdens de middeleeuwen toch voorstellingen van: vage Bijbelse verhalen over ‘een eeuwig vuur’ prikkelden de fantasie van de mensen. Verzonnen verhalen over hemel en hel werden dan ook gretig doorverteld. De verhalen groeiden zo uit tot een concreet beeld van de hel. In de bronnen ontdek je welk beeld dat juist was.

©VANIN

1 In het portaal van de kerk kregen de middeleeuwers een glimp te zien van wat hen te wachten stond als ze de regels van de Kerk niet volgden. Noteer de letters uit het bijschrift op de juiste plaats op het portaal van de Notre-Dame van Parijs.

Bron 1:

Portaal of ingang van de Notre-Dame van Parijs, gebouwd vanaf de 12e eeuw. Onderaan zie je de doden (A) ontwaken, waarna Jezus (B) vanop zijn troon het Laatste Oordeel uitspreekt. Het Laatste Oordeel is volgens christenen de dag waarop Jezus als rechter zal oordelen wie naar de hemel of de hel moet. In het midden links kijken degenen die gunstig beoordeeld werden (C) naar boven, zij worden in de hemel verwacht. In het midden rechts zien we de verdoemden (D) die door de duivel (E) richting hel worden gestuurd. De weegschaal (F) in het midden staat symbool voor het Laatste Oordeel.

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 233

2

De Florentijn Dante Alighieri schreef tussen 1304 en 1321 de Goddelijke Komedie, een gedicht van honderd gezangen. Het gaat over de fictieve reis die Dante maakte doorheen de hel, over de louteringsberg (het vagevuur, de plek tussen hemel en hel waar mindere zondaars tijdelijk boete zouden doen) en uiteindelijk naar de hemel. Markeer in bron 2 hoe Dante de hel omschrijft.

En zie, daar kwam per boot over het water een grijsaard naar ons toe, oud en met sneeuwwitte haren, die schreeuwde: ‘Wee gij zondige zielen! Geef de hoop maar op nog ooit de hemel te aanschouwen: ik kom hier om U over te zetten naar de andere oever, waar eeuwige duisternis heerst in hitte en kou.’

De Goddelijke Komedie van Dante Alighieri, 14e eeuw. Dante en Vergilius bereiken de poort die toegang geeft tot de hel. Zodra ze die gepasseerd zijn, komen ze de veerman Charon tegen die de zondige zielen via de rivier naar de hel brengt. Charon kent zijn oorsprong in de Griekse mythologie.

De Florentijn Sandro Botticelli schilderde rond 1480 een kaart van de hel beschreven door Dante. Bovenaan bevindt zich het wereldse met daaronder de hel in negen kringen die steeds nauwer worden. Helemaal onderaan zie je Lucifer die vastzit in het ijs.

3

Welk beeld over het leven na de dood werd tijdens de middeleeuwen verspreid? Geef telkens een voorbeeld van een soort bron waarmee het beeld van het leven na de dood werd verspreid.

Mondelinge bron:

Materiële bron:

Geschreven bron:

Visuele bron:

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 234
Bron 2: Bron 3:
©
/
incamerastock
Alamy
©VANIN

4

Wil je meer te weten komen over het werk van Dante en wil je ontdekken waarom de naam Mohammed recent uit zijn werk werd geschrapt? Neem dan een kijkje bij het onlinelesmateriaal.

Geen Mohammed meer, wel pausen in Dante’s inferno

Een nieuwe vertaling van ‘De goddelijke komedie’ van Dante mist een naam. Die van de profeet Mohammed komt er niet meer in voor. ‘We wilden niet nodeloos kwetsen’, zegt de uitgever.

Naar: M. Reynebeau, 'Geen Mohammed meer, wel pausen in Dante’s inferno', De Standaard, 23 maart 2021.

©VANIN

5

Dante heeft vandaag nog altijd een invloed op de culturele wereld. Dat bewijzen de twee filmfragmenten. Het eerste komt uit de film Dante’s Inferno van regisseur Mike Disa, een tekenfilm in Japanse stijl geïnspireerd op het middeleeuws werk van Dante. Het tweede is een fragment uit de film Inferno van regisseur Ron Howard met Tom Hanks in de hoofdrol. Beantwoord de vragen.

a Met welke van de bronnen komt het eerste fragment overeen?

☐ bron 1 ☐ bron 2 ☐ bron 3

b Professor Langdon krijgt in het tweede fragment visioenen. Waarover gaan die?

☐ de hemel ☐ het vagevuur ☐ de hel ☐ Rome

Bekijk de filmpjes.

c Dante’s beeld van de hel leeft voort in een hedendaagse Hollywoodfilm. Welke twee historische redeneerwijzen herken je daarin? Gebruik eventueel de structuurbegrippen in je Histokit. ☐ verandering ☐ collectieve herinnering

continuïteit

bewijs ☐ anachronisme

multiperspectiviteit

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 236-237.

← Fresco uit de dom of kerk van Firenze, geschilderd door Domenico di Michelino in 1465. Rechts zie je Firenze en Dante zelf. Links zie je de plekken die Dante beschrijft in zijn Goddelijke Komedie.

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 235 © Niday Picture Library / Alamy

Conclusie IV

Antwoorden op de onderzoeksvragen

Antwoord met volzinnen of kruis het juiste antwoord aan.

Historische vraag 1:

Noem vier manieren die de Bourgondische hertogen toepasten om hun grondgebied te vergroten tot een rijk.

Historische vraag 2: Welke conflicten ontstonden binnen de laatmiddeleeuwse samenleving in onze regio?

☐ Tijdens de late middeleeuwen was er een machtsstrijd ontstaan tussen stedelingen, hertogen en koningen. Stedelingen hadden de hulp van de hertog van Bourgondië nodig.

☐ Tijdens de late middeleeuwen was er een machtsstrijd ontstaan tussen stedelingen, hertogen en koningen waarbij die drie groepen elk hun eigen doelstellingen hadden. Koningen wilden hun macht uitbreiden ten koste van de hertogen en steden. Stedelingen wilden hun vrijheid behouden.

Historische vraag 3: Is de informatie uit De Bourgondiërs van Bart Van Loo betrouwbaar?

Nu je het interview hebt gezien, beoordeel je opnieuw of de podcast betrouwbare informatie oplevert en geef je minstens één argument voor je beoordeling.

Kruis aan hoe betrouwbaar de bron is.

niet betrouwbaar betrouwbaar

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 236
©VANIN
↑ Gebruik een schrijfkader als hulpmiddel bij HV1, HV3, HV4 en U1.

Historische vraag 4: Met welke bedoeling werd het Arnolfini-portret gemaakt?

Historische vraag 5: Is het Boek van de wraak Gods betrouwbaar om een beeld te krijgen van de 14e-eeuwse pestepidemie?

Ja / Nee, want

Uitbreiding 1: Welk beeld over het leven na de dood ontstond tijdens de late middeleeuwen?

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 237
©VANIN

Synthese V

Situeren in de tijd en de ruimte

De Bourgondische staatsvorming situeren we in de late middeleeuwen.

©VANIN

PREHISTORIE

Expansie van het Bourgondische hertogdom (1363 - 1477)

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 238
VROEGE MIDDELEEUWEN HOGE MIDDELEEUWEN LATE MIDDELEEUWEN ca.500 ca.1000 ca.1500 ca.1250 KLASSIEKE OUDHEID MIDDELEEUWEN VROEGMODERNE TIJD
ca.800v.C. ca.500 ca.1500ca.18001945 HEDENDAAGSE TIJD MODERNE TIJD
GESCHIEDENIS ca.3,5miljoenv.C.
1 ca.3500v.C.
OUDE NABIJE OOSTEN

Schema

Verandering in de middeleeuwse standenmaatschappij

Schema 1 : De middeleeuwse standenmaatschappij

derde stand volk eerste stand clerus tweede stand adel

Schema 2 : De stedelijke samenleving

bedelaars, criminelen, prostituees rijkste kooplui en ambachtslui kooplui en ambachtslui

dagloners

status eerder door afkomst via rijkdom status eerder door afkomst via geboorte

Bekijk de volledige schematische samenvatting bij het onlinelesmateriaal.

Samenvatting: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500)

Tijdens de late middeleeuwen groeiden de steden binnen onze regio, voornamelijk het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant, verder uit tot belangrijke handelscentra. Vlaanderen voerde onder andere laken en wandtapijten uit naar andere regio’s. In die stedelijke samenlevingen was een nieuwe gelaagde samenleving ontstaan. De rijkste koop- en ambachtslui behoorden tot de standen die de stedelijke politieke macht in handen hadden. Ze waren erin geslaagd om de steden gedeeltelijk vrij te kopen van hun graaf of hertog. Zo konden de steden vaak zelf beslissen over de bestuurlijke organisatie, de rechtspraak en de verdediging. Ze probeerden hun vrijheid te behouden en eventueel te vergroten en lieten de verkregen vrijheden noteren op een document dat we een keure noemen. Uiteraard moesten ze een deel van de stedelijke inkomsten afstaan aan de graven en hertogen. Ambachtslui met minder middelen, en dus minder politieke macht, wilden meer gelijkheid en eisten vertegenwoordiging en inspraak in het bestuur van hun stad. Af en toe kwam het tot conflicten waarbij geweld werd gebruikt.

Ambachtslui en kooplui waren niet de enige inwoners van de stad. Dagloners waren niet aangesloten bij een gilde. Ze kregen werk voor een dag en hoopten de volgende dag weer aan de slag te kunnen gaan om wat geld te verdienen. De onderste laag van de middeleeuwse stedelijke samenleving bestond uit diverse groepen zoals bedelaars, criminelen en prostituees. Aangezien onze regio tijdens de late middeleeuwen steeds rijker werd, vergrootte de interesse van de adel in de steden van onze regio. Koningen, keizers, hertogen en graven wilden graag de controle over de steden verkrijgen, ook al waren die grotendeels zelfstandig geworden. Onze regio bestond uit een aantal kleine graafschappen en hertogdommen op de grens van drie grote rijken die tijdens de hoge middeleeuwen vorm hadden gekregen: Frankrijk, Engeland en het Duitse rijk. Ondanks de leenband met hun koning waren er ook vazallen die hun macht en territorium

Bekijk het instructiefilmpje.

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 239
©VANIN

probeerden uit te breiden, ten nadele van hun koning. Sommige vazallen slaagden erin om machtiger dan de koning te worden. De Bourgondische hertogen zijn daar een voorbeeld van.

De huwelijkspolitiek van de Bourgondiërs zorgde voor het ontstaan van een grotere staat. Het huwelijk van Filips de Stoute, de hertog van Bourgondië, met Margaretha van Male, dochter van de graaf van Vlaanderen, zorgde voor een sterke expansie van hun macht en grondgebied. Die staatsvorming werd door oorlogen, aankopen en erfenissen verder uitgebreid tot een groot deel van de lage landen. De hertogen van Bourgondië voerden een centralisatiepolitiek waarbij ze systematisch de macht naar zich toe trokken. Zij mengden zich in het bestuur, de rechtspraak en de financiën en introduceerden een gemeenschappelijke munt. Ook op het culturele leven was hun invloed groot: ze gaven schilders persoonlijke opdrachten en betaalden hen goed.

Begrippen

Je leerde de volgende historische begrippen. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.

—cultureel: kunst- en cultuuruiting (wandtapijt), levensbeschouwelijke organisatie (kerk)

—economisch: handel (ambachtslui, gilde, kooplui, laken), nijverheid, vraag

—politiek: bestuurlijke organisatie (keizer, keure, koning, leenheer, macht, vazal), centralisatie, rechtspraak (rechtbank), staatsvorming (huwelijkspolitiek), territoriale invulling (expansie, graafschap, grens, grondgebied, hertogdom, territorium, verovering)

—sociaal: demografische processen (epidemie), gelaagde samenleving (adel, clerus, stand, standenmaatschappij, volk), geweld, (on)gelijkheid (voorrechten), (on)vrijheid, oorlog, stedelijke samenleving

Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod. De betekenis kun je opzoeken in je Histokit.

—doel —evolutie —verandering

©VANIN

← Van over de hele wereld komen mensen het Lam Gods in de Sint-Baafs-kathedraal in Gent bezoeken. In 1432 voltooide van Eyck het werk dat uit twaalf panelen bestaat. Ga naar het onlinelesmateriaal om meer te ontdekken over dit stuk erfgoed.

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 240
05 HISTORISCHE BEGRIPPEN 06 STRUCTUURBEGRIPPEN © UtCon Collection / Alamy ERFGOED
↑ Bekijk het filmpje.

Zelfevaluatie

In dit hoofdstuk leerde je hoe het hertogdom Bourgondië uitgroeide tot een grotere staat. Je bestudeerde de laatmiddeleeuwse stedelijke samenleving in onze regio en leerde hoe een rijke

Italiaan in Brugge zich liet portretteren door een bekend kunstenaar. Dit zelfevaluatieformulier kan je helpen om te bepalen wat je al goed kunt en aan welke elementen je nog moet werken.

Dit kan ik … goed onvoldoende

HISTORISCH REFERENTIEKADER

Je kunt de vorming van de Bourgondische staat en de stedelijke samenleving in de tijd en de ruimte situeren.

Je kunt kenmerken van de gelaagde samenleving in de late middeleeuwen toelichten.

Je kunt toelichten welke doelen van de Bourgondische hertogen, van de koningen of keizers en van de middeleeuwse stedelingen tot een machtsstrijd konden leiden.

Je kunt uitleggen op welke manier de Bourgondische hertogen hun staat vormden en bestuurden. Je kunt daarbij de volgende begrippen gebruiken: centralisatie, oorlog en rechtspraak.

Je kunt de kenmerken beschrijven van het leven in de stad tijdens de hoge middeleeuwen. Je kunt daarbij de volgende begrippen gebruiken: bestuurlijke organisatie, gelaagde samenleving, gelijkheid, geweld, handel en rechtspraak.

HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN

Je kunt beoordelen of de informatie in de podcast van Bart Van Loo betrouwbaar is en je kunt je keuze beargumenteren.

Je kunt het stappenplan voor kunst- en cultuuruitingen toepassen bij het bestuderen van het Arnolfini-portret. Je kunt de bedoeling van het Arnolfini-portret toelichten..

Je kunt de betrouwbaarheid beoordelen bij bronnen zoals die van Jan van Boendale over de pest.

BEELDVORMING BEARGUMENTEREN

Je kunt toelichten welke sociale veranderingen er plaatsvonden in de stedelijke samenleving tijdens de hoge en late middeleeuwen.

Je kunt de betrouwbaarheid beoordelen van verklaringen voor het ontstaan van de pest in bronnenmateriaal.

REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST

Je kunt toelichten hoe het beeld van de hel tijdens de middeleeuwen ontstond en verspreid werd.

Je kunt herkennen hoe de verhalen van Dante voortleven in de collectieve herinnering.

Wat kan ik zelf nog doen om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?

Wat heb ik nog nodig van de leraar om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?

Hoofdstuk 7: De late middeleeuwen in West-Europa (ca. 1250 - ca. 1500) 241
©VANIN
242 ©VANIN

De middeleeuwse vrouw in beeld

(West-Europa, ca. 500 - ca. 1500)

© AKG Images

Doorloper sociaal

↑ Schilderij van Jean Fouquet, Madonna met kind, 1454 - 1456, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen. Jean Fouquet beeldde de maagd Maria op verrassende wijze af. Volgens sommige kunsthistorici is het portret gebaseerd op het uiterlijk van Agnes Sorel, de minnares van de Franse koning. In zijn meesterwerk combineerde Fouquet haar schoonheid met de heiligheid van Maria.

243
©VANIN

Op onderzoek I

©VANIN

Deelvraag 1: Waarvan geven de visuele bronnen over de vrouw een goed beeld?

Deelvraag 2: Hoe evolueerde de beeldvorming over de vrouw in de middeleeuwen?

In deze doorloper bestudeer je de beeldvorming over vrouwen uit de middeleeuwen. Je onderzoekt eerst hoe en in welke context vrouwen geportretteerd werden in middeleeuwse visuele bronnen. Daarna onderzoek je welk beeld over de middeleeuwse vrouw in ons collectief geheugen bestaat. Je zoekt uit hoe die beeldvorming is ontstaan en of die wel van toepassing is op de meeste middeleeuwse vrouwen.

Doorloper sociaal 244

Deelvraag 1:

Waarvan geven de visuele bronnen over de vrouw een goed beeld?

1 a Kies samen met een klasgenoot twee bronnen.

Onderzoek de visuele bronnen op p. 246-248 die je informatie geven over de rol van vrouwen in de middeleeuwse samenleving. Bekijk de bronnen en lees de bijschriften.

©VANIN

b Analyseer de twee vrouwenportretten mondeling aan de hand van de hulpvragen.

Oriënterend kijken

✓ Lees de titel en het bijschrift.

✓ Uit welke eeuw komt de bron?

✓ Welk type vrouw staat op de afbeelding? Wat is het thema?

✓ Wat staat centraal en wat staat op de achtergrond?

Gedetailleerd kijken

✓ Kijk opnieuw en let op de details. Hoe is de vrouw gekleed? Wat doet ze? Beschrijf haar gelaatsuitdrukking en houding.

✓ Welke personen of voorwerpen worden aan haar gelinkt? Wat is hun relatie met de vrouw?

c Onder zoek de rol van de vrouw in de samenleving vanuit verschillende perspectieven: haar economische activiteiten, haar inbreng in de politieke macht, haar sociale positie en haar culturele bezigheden. Vul het schema aan met kernwoorden.

Doorloper sociaal 245
02i BRONNEN EVALUEREN 02g KIJKSTRATEGIEËN 02m MULTIPERSPECTIVITEIT POLITIEKE MACHT SOCIALE POSITIE ECONOMISCHE ACTIVITEIT CULTURELE BEZIGHEDEN
DE VROUW IN DE MIDDELEEUWEN

De boerin

Bron 1:

Miniatuur uit Les très riches heures du duc de Berry, eerste helft van de 15e eeuw. Vrouwen werken mee op het land. Het handschrift waar de miniatuur uit komt, was een persoonlijk gebedenboek, besteld door de Franse hertog van Berry. Miniaturen verfraaiden het handschrift en maakten het luchtiger.

De ambachtsvrouw (textielnijverheid)

Bron 3:

Bron 2:

Miniatuur uit Chroniques de France, d’Angleterre et des païs voisins van Jean Froissart, 1370. Franse boerinnen komen samen met hun mannen in opstand in 1358. De miniatuur komt uit een kroniek, een verslag van belangrijke gebeurtenissen, dat meerdere mensen konden lezen.

De ambachtsvrouw (luxenijverheid)

Bron 4:

©VANIN

Miniatuur uit een 14e-eeuws medisch handboek. In deze kledingzaak werken mannen en vrouwen samen.

← Miniatuur uit De mulieribus claris van Giovanni Boccaccio, begin 15e eeuw. Een aantal vrouwen zijn aan het werk in de verschillende stadia van de lakenproductie, zoals het weven en spinnen van de wol.

Doorloper sociaal 246
© Erich Lessing / Album © AKG Images © Album / British Library
© AKG Images

De ambachtsvrouw (lokale markt)

Bron 5:

Miniatuur uit de Duitse vertaling van Tacuinum sanitatis van Ibn Butlan, 16e eeuw. Een vrouw en haar man verkopen vis in een kraam in de stad.

De koopmansvrouw (internationale markt)

Bron 6:

Schilderij van de schilder Quinten Matsys (1466 - 1530), De geldwisselaar en zijn vrouw, Musée du Louvre, Parijs, 1514. Een geldwisselaar overlegt met zijn vrouw. Vrouwen beheerden vaak de dagelijkse boekhouding van de zaak terwijl de mannen de contacten buitenshuis op zich namen.

©VANIN

De (klooster)zuster

Bron 7: Bron 8:

← Miniatuur uit de Hortulus Animae, Gents-Brugse school, Wenen, 15171523. Gertrudis (626), dochter van hofmeier Pepijn van Landen, leest een boek. Aan haar linkervoet ligt haar handwerk. Onderaan de afbeelding deelt ze aalmoezen uit. Ze weigerde een vorstelijk huwelijk en trad in het klooster in Nijvel, waar ze ook abdis werd.

Miniatuur uit de Règle et ordonnance des soeurs de l'hostellerie NotreDame de Tournay, Doornik, ca. 1400. Een hospitaalzuster van het OnzeLieve-Vrouwehospitaal van Doornik ontvangt een melaatse met klepper.

Doorloper sociaal 247
© Erich Lessing
© PRISMA ARCHIVO / Alamy
/ Album
© ÖNB/Wien, Cod. 2706, fol. 580

De adellijke vrouw

Bron 9:

Miniatuur uit La Teseida van Boccaccio, toegeschreven aan de Meester van de Geneefse Boccaccio, Noord-Frankrijk of Vlaanderen, ca. 1460. Vrouwen gaan op valkenjacht, een geliefd tijdverdrijf van adellijke dames.

De kunstenares

Bron 11:

Bron 10:

Miniatuur uit Le livre de la cité des dames van Christine de Pisan, toegeschreven aan de Meester van het Gebedenboek van Dresden, 1475. Een edelvrouw geeft aanwijzingen aan een horige tuinierster.

De hoge edelvrouw

Bron 12:

©VANIN

Miniatuur uit Le livre de la cité des dames van Christine de Pisan, 1400 - 1410. Op de afbeelding schrijft Christine de Pisan, dochter van een Franse hofarts, een boek. Ze werd weduwe toen ze 25 was. Ze koos ervoor om niet te hertrouwen of in het klooster te gaan, maar wijdde zich aan het beroep van schrijver, dat doorgaans was weggelegd voor mannen. Omdat ze een gezin moest onderhouden, leefde ze van het kopiëren en vertalen van handschriften. Dankzij de financiële steun van het hof kon ze zich steeds meer gaan toeleggen op het schrijven. Ze schreef onder meer over de rol van vrouwen en over de discriminatie van vrouwen.

Miniatuur uit de Privilegiën en Statuten van Gent en Vlaanderen, na 1453. Hertogin Isabella van Portugal en hertog Filips de Stoute geven enkele rechten terug aan de stad Gent. De stad had de rechten verloren omdat ze in 1453 in opstand was gekomen.

ÖNB/Wien, Cod. 2583, fol.

Doorloper sociaal 248
© Album / British Library © British Library Board. All Rights Reserved / Bridgeman Images © ÖNB/Wien, Cod. 2617, fol. 76v ©
13

2

Om bronnen te interpreteren moet je de context waarin de bron tot stand kwam onderzoeken.

a Visuele bronnen hebben een ander karakter dan geschreven bronnen. Noteer bij elke stelling of ze een voordeel of een nadeel van een visuele bron omschrijft.

Stelling Voordeel of nadeel?

Visuele bronnen geven vaak een gedetailleerde voorstelling van het dagelijkse leven: hoe mensen zich kleedden, het uitzicht van huizen, werktuigen, interieurs …

Visuele bronnen kunnen een vertekend beeld geven omdat de tekenaar dingen bewust kan vervormen door ze bijvoorbeeld te idealiseren of ermee te spotten.

Beelden ontspringen vaak uit de verbeelding van de kunstenaar en geven niet altijd de realiteit weer.

b De context waarin de bron gemaakt is, bepaalt de manier waarop de vrouw wordt afgebeeld. Onderzoek de context van bron 1 en 2 uit voetstap 1. Kijk nog eens gedetailleerd en lees de bijschriften opnieuw. Vul op basis daarvan de tabel aan.

Ik contextualiseer de bronnen.

Bron 1

Voor welk soort geschrift was de miniatuur bestemd?

Bron 2

Voor welk doelpubliek is de bron gemaakt?

Wat kun je bewijzen met de bron?

Waarom werd de bron gemaakt?

☐ om een geschreven verslag van gebeurtenissen met een tekening te versterken

☐ om een handschrift te verfraaien met een mooie tekening

☐ om een geschreven verslag van gebeurtenissen met een tekening te versterken

☐ om een handschrift te verfraaien met een mooie tekening

Doorloper sociaal 249
02h CONTEXTUALISEREN
©VANIN

Bron 1

Ik contextualiseer de bronnen.

Bron 2

Op welke manier werden de boerinnen afgebeeld? Zijn ze realistisch voorgesteld of zijn ze mooier voorgesteld dan ze echt waren (geïdealiseerd)?

☐ De boerinnen zijn afgebeeld als slanke dames, hebben een sierlijke houding en dragen fleurige getailleerde kleren. Hun activiteit lijkt eerder licht.

☐ De boerinnen zijn afgebeeld als geblokte vrouwen, in losse werkkledij met schorten en een losse sluier. Ze lijken vastberaden.

☐ De boerinnen zijn afgebeeld als slanke dames, hebben een sierlijke houding en dragen fleurige getailleerde kleren. Hun activiteit lijkt eerder licht.

☐ De boerinnen zijn afgebeeld als geblokte vrouwen, in losse werkkledij met schorten en een losse sluier. Ze lijken vastberaden.

Vanuit welk perspectief kijkt de tekenaar letterlijk naar de boerinnen? Kijkt hij vanuit de hoogte op de boerinnen neer of tekent hij op ooghoogte en bevindt hij zich op gelijke hoogte met de boerinnen?

☐ De tekenaar kijkt vanuit de hoogte en kijkt eerder neer op de boerinnen.

☐ De tekenaar staat op ooghoogte met de boerinnen, waardoor hij meer als gelijke naar hen kijkt.

Conclusie: Hoe is de voorstelling van de boerin?

☐ mooier dan ze in werkelijkheid was (geïdealiseerd)

☐ zoals ze in werkelijkheid was (realistisch)

☐ De tekenaar kijkt vanuit de hoogte en kijkt eerder neer op de boerinnen.

☐ De tekenaar staat op ooghoogte met de boerinnen, waardoor hij meer als gelijke naar hen kijkt.

☐ mooier dan ze in werkelijkheid was (geïdealiseerd)

☐ zoals ze in werkelijkheid was (realistisch)

c Niet alleen in de middeleeuwen stelde men vrouwen mooier (geïdealiseerd) voor. Zoek een voorbeeld van een hedendaagse idealisering van vrouwen in de media.

©VANIN

Evalueer of de visuele bronnen representatief zijn in het licht van de historische vraag.

3 a Onder zoek eerst of de bronnen representatief zijn voor de hele middeleeuwen. Vul de tweede kolom aan door elke bron in de juiste periode te plaatsen.

Periode middeleeuwen Bron vroege middeleeuwen hoge middeleeuwen late middeleeuwen vroegmoderne tijd

Doorloper sociaal 250

b Uit welke periode komen de meeste bronnen?

c Voor de andere periodes uit de middeleeuwen zijn visuele bronnen met vrouwen veel schaarser. Kruis aan welke verklaring daarvoor zeker niet juist kan zijn.

☐ Van vrouwen vinden we weinig afbeeldingen terug omdat het dagelijkse leven geen geliefd onderwerp in de literatuur was.

☐ De bronnen zwijgen over vrouwen omdat zij niet werkzaam waren in de landbouw, nijverheid of handel.

d In oefening a onderzocht je of de bronnen representatief waren voor de hele middeleeuwen. In deze oefening evalueer je of de bronnen representatief zijn voor vrouwen uit alle lagen van de samenleving. Vul het nummer van de bron in kolom 2 aan bij de juiste sociale laag.

Sociale laag Bron de adellijke vrouw de religieuze vrouw de koopmansvrouw de ambachtsvrouw de boerin

e Eén vrouw kun je moeilijk in de tabel plaatsen omdat ze een uitzondering vormde. Noteer haar naam, het nummer van de bron en de reden.

©VANIN

f Visuele bronnen geven specifieke informatie maar zijn niet altijd representatief voor de hele middeleeuwen of voor alle sociale lagen. Welke soorten bronnen kunnen historici gebruiken om de tekortkomingen van visuele bronnen op te vangen? Gebruik zo nodig je Histokit.

Doorloper sociaal 251
02b SOORTEN BRONNEN

4

Onderzoek of de historische werken over de middeleeuwse vrouw de visuele bronnen tegenspreken of juist bevestigen.

a Lees de vier historische werken.

b Vergelijk voor deze vier groepen vrouwen de visuele bronnen uit voetstap 1 met de historische werken. Noteer de overeenkomsten.

Groep vrouwen

Overeenkomsten de boerin de ambachtsvrouw de (klooster)zuster de edelvrouw

Bron 1: De boerin

Om het hoofd boven water te houden en te overleven in de landbouwsamenleving moest iedereen, zo gauw het kon, deelnemen aan het werk. Met de opleving in de landbouw vanaf de 11e eeuw veranderde er weinig aan het zware werk voor de vrouw. Ze moest niet enkel werken op het land en in de werkplaatsen, maar ook bijvoorbeeld stenen kloppen voor de verharding van wegen.

Uit: P. Bot, Tussen verering en verachting. De rol van de vrouw in de middeleeuwse samenleving. Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990.

Bron 2: De ambachtsvrouw

In de kleine en middelgrote ambachten in de steden was de economische rol van de vrouw onmiskenbaar. In beroepen met prestige doken vrouwen slechts af en toe op, tenzij ze een heel specifieke bevoegdheid hadden, zoals die van vroedvrouw. De meesten bleven bescheiden dienstboden. In sommige steden speelden vrouwen een dynamische rol als ongeveer gelijkwaardige economische partner van hun echtgenoot in kleinschalige ondernemingen. Reeds vanaf de 13e eeuw kwamen vrouwen voor als zelfstandige ondernemers. In de massa-industrie kwam vrouwenarbeid door geschoolde handwerkers vooral voor in de lichtere bewerkingen. Bij de ongeschoolde arbeiders kwamen heel veel vrouwen voor.

Uit: W. Blockmans en M. Boone, Prinsen en poorters in de Bourgondische Nederlanden. Brussel, Mercatorfonds, 1998.

Doorloper sociaal 252
©VANIN

Bron 3: De (klooster)zuster

Het klooster bood vrouwen de mogelijkheid om een brede ontwikkeling te krijgen. In het klooster traden dochters van koningen, van edellieden, maar ook vrouwen van eenvoudige komaf. Sommige abdissen (zusters die het klooster leidden) maar ook gewone zusters schreven toneelstukken en gedichten of filosofische werken, en waren bijzondere persoonlijkheden zoals bijvoorbeeld Hildegard von Bingen in de 12e eeuw.

Uit: R. Pernoud, Vrouwen in de middeleeuwen, haar politieke en sociale betekenis. Amsterdam, Ambo, 1980.

Bron 4: De edelvrouw

Voor edellieden waren uitbreiding van het grondbezit en versterking van politieke invloed van levensbelang. Daarom werden meisjes al op jonge leeftijd uitgehuwelijkt aan de meest biedende man. Niet zozeer het meisje zelf maar haar bezit was van belang. Ook weduwen beslisten niet zelf over een nieuwe partner. Vanzelfsprekend werd van de gehuwde vrouw verwacht dat ze haar man nakomelingen schonk. Binnen het gezin moest ze voor de opvoeding van de kinderen zorgen. Daarnaast had ze ook economische taken. Omdat de echtgenoot opgeslorpt werd door militaire en politieke bezigheden, en vaak lang van huis was, moest de vrouw het landgoed beheren en de taakverdeling van de horigen organiseren. Zij kon zelfstandig voor de rechtbank optreden om eigendomsrechten te verdedigen. Zij beheerde ook het familiekapitaal.

Uit: P. Bot, Tussen verering en verachting. De rol van de vrouw in de middeleeuwse samenleving. Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990.

Formuleer een antwoord op de deelvraag. Kruis dat aan bij de synthese op p. 258.

Doorloper sociaal 253
5 ©VANIN

Deelvraag 2:

Hoe evolueerde de beeldvorming over de vrouw in de middeleeuwen?

In de beeldvorming over de middeleeuwse vrouw komen vooral twee stereotiepe vrouwbeelden voor. Niet toevallig zijn beide gelinkt aan het christendom. Het eerste beeld is dat van de zondige, verleidelijke en overspelige vrouw, de erfgename van Eva. Het tweede is dat van de vrome, maagdelijke vrouw, verpersoonlijkt door de heilige Maagd Maria. In deze deelvraag leer je meer over die stereotypen, waar ze vandaan komen en of ze wel overeenkomen met de middeleeuwse realiteit.

1 a Bespreek twee tegengestelde stereotypen met een klasgenoot.

Sta even stil bij ons vrouwbeeld vandaag. Ook nu wordt nog vaak in stereotypen over vrouwen gedacht. Wellicht kennen jullie een aantal stereotiepe vrouwbeelden.

©VANIN

b De meeste vrouwen uit je omgeving beantwoorden wellicht niet aan die stereotiepe beelden. Met welke eigenschappen zou jij een hedendaagse vrouw typeren? Vervolledig de reeks met nog enkele voorbeelden.

mondig, sexy, humoristisch,

2 a Bekijk de bronnen en lees de bijschriften.

In de bronnen op p. 255-256 onderzoek je welke stereotypen over vrouwen werden afgebeeld in de middeleeuwen.

b Noteer de bronnen die aansluiten bij de twee stereotiepe vrouwenbeelden.

Vrouwbeeld Bron de verleidelijke vrouw (naar het beeld van Eva)

de vrouw als vrome maagd (naar het beeld van Maria)

Doorloper sociaal 254

Zuid-Nederlands bronzen watervat, ca. 1400. De Griekse filosoof Aristoteles is zo verliefd op Phyllis dat hij zich door haar laat berijden. Nochtans had hij zelf zijn leerling Alexander de Grote gewaarschuwd voor deze verleidelijke vrouw.

Miniatuur uit de Codex Manesse, van de 12e en 13e eeuw, Zürich, ca. 1304. De liefdesscène hoort bij een liefdesgedicht uit een poëziebundel.

Miniatuur uit het gebedenboek van Katrien Thomas, ca. 1500. Katrien Thomas knielt voor haar patroonheilige, de heilige Catharina.

Miniatuur uit de Roman de la Rose, ca.1490 - 1500. De 'minnaar' en 'dame Luiheid' ontmoeten elkaar aan de deur van de 'tuin der lusten'. Zij zal hem binnenlaten.

Doorloper sociaal 255
Bron 1: Bron 2:
© Artokoloro / Alamy Bron 3:
© AKG Images
Bron 4: © 1 Collection / Alamy
©VANIN

Bron 5:

‘Geëerde moeder, geliefde zuster, Die ik aanbid met een vroom en trouw hart,

Met een hemelse liefde, zonder iets van mijn lichaam, Niet mijn vlees bemint, Maar wat de geest verlangt …’

Uit: R. Pernoud, Vrouwen in de middeleeuwen, haar politieke en sociale betekenis. Amsterdam, Ambo, 1980.

Fragment van de jonge dichter Fortunatus gericht aan Agnes, een abdis, 6e eeuw.

Bron 6:

Miniatuur uit Les Cent nouvelles nouvelles, Nouvelle 30, Frankrijk, 15e eeuw. Handschrift dat voor vermaak aan het Bourgondische hof zorgde. Je leest de miniatuur als een stripverhaal: drie echtparen die samen met drie monniken op bedevaart gaan, komen aan in een klooster om te overnachten (links). De echtelieden besluiten, gezien het vrome doel van hun reis, in aparte kamers te slapen. Terwijl de mannen rustig slapen (rechts), kruipen de wellustige monniken bij de vrouwen in bed (midden).

Stereotypering heeft in het historisch onderzoek lange tijd de beeldvorming over de middeleeuwse vrouw gedomineerd. Onderzoek of de vrouwen van vlees en bloed in de middeleeuwen wel overeenkwamen met die stereotypen. 3

a Lees de bronnen op p. 257.

b Waarvan hing de positie van de vrouw in de eerste plaats af? Markeer het antwoord in bron 1.

c Kruis aan welke stelling je terugvindt in de bronnen.

☐ Hedendaagse historici willen het clichébeeld over de middeleeuwse vrouw vervangen door een genuanceerder beeld.

☐ Hedendaagse historici baseren hun beeldvorming over de middeleeuwse vrouw op stereotiepe beelden uit de middeleeuwen.

☐ Vrouwen als Janne Schuts waren uitzonderingen in de late middeleeuwen. De meeste vrouwen oefenden geen beroep uit en waren afhankelijk van hun man.

©VANIN

☐ Hoewel er in de stedelijke samenleving geen gendergelijkheid was op politiek vlak, konden ambitieuze vrouwen zich wel zelfstandig ontplooien op de arbeidsmarkt en zelfs de top bereiken.

☐ Vrouwen in de stedelijke samenleving tijdens de middeleeuwen werden systematisch uitgehuwelijkt en hadden niet de vrije keuze om ongehuwd te blijven.

☐ Vrouwen in de stedelijke samenleving tijdens de middeleeuwen konden geletterd zijn, net als mannen.

☐ Vrouwen waren volledig afhankelijk van hun man inzake financiële zaken.

Doorloper sociaal 256
© The Picture Art Collection / Alamy

Bron 1:

Vrouwen namen actief deel aan het publieke leven in de stedelijke samenleving. Hoewel uitsluitend mannen de machtsposities bekleedden, waren er ook rijke onderneemsters, zelfstandige begijnen en geschoolde vrouwen. Uit teksten die vrouwen zelf opstelden, blijkt hun belangrijke rol naast die van de man. Veel vrouwen kenden hun rechten goed. Dé vrouw bestond niet. Eerder haar sociale positie dan haar gender bepaalde haar mogelijkheden. Die verschilden van vrouw tot vrouw, van stad tot stad, van regio tot regio, van eeuw tot eeuw. Het is van groot belang dat we de stereotypering over de vrouw in ons collectief geheugen vervangen door een genuanceerd beeld.

Uit: J. Haemers, A. Bardyn en C. Delameilleure (red.), Wijvenwereld, vrouwen in de middeleeuwse stad. Antwerpen, Uitgeverij Vrijdag, 2019.

©VANIN

Janne Schuts (begin 15e eeuw) werkte als dienstmeisje bij het gezin van Laureys Hacke, een viskweker en vastgoedhandelaar. Vermoedelijk hadden beiden een liefdesrelatie waaruit een dochter Johanne werd geboren. Net voor zijn dood bezorgde Laureys aan Janne en Johanne een som geld en een woonst. Als alleenstaande vrouw ontpopte Janne zich tot een succesvolle zakenvrouw. Ze verdiende geld door leningen aan stadsgenoten te geven en investeerde de winst in vastgoed. Er zijn niet minder dan 158 transacties van haar geregistreerd. Rond 1441 besloot ze om begijn te worden en les te geven maar ze bleef actief op de kapitaalmarkt. Ze bouwde een klein fortuin op dat zorgde voor financiële zekerheid voor haar dochter en zus.

Uit: J. Haemers, A. Bardyn en C. Delameilleure (red.), Wijvenwereld, vrouwen in de middeleeuwse stad. Antwerpen, Uitgeverij Vrijdag, 2019.

Miniatuur uit het handschrift van de Meester van de Cocharelli Codex, einde 14e eeuw. Scène aan een Genuese bank, waarbij klanten in de rij staan om hun rekeningen en kasboeken te raadplegen.

Op de titelpagina maakte je kennis met een vrouwbeeld uit de 15e eeuw. Maria wordt voorgesteld als de ideale vrouw.

4 a Die voorstelling combineert de twee stereotypen van de middeleeuwen tot één beeld. Zoek elementen in de afbeelding die doen denken aan de stereotypen.

Doorloper sociaal 257
Bron 2: Bron 3: © World History Archive

Stereotype 1: De verleidelijke Eva Stereotype 2: De vrome Maria

©VANIN

b Bewijs met dit portret dat stereotiepe beelden in de tijd evolueerden.

Synthese II

Kruis het juiste antwoord aan of antwoord met volzinnen.

1 Deelvraag 1: Waarvan geven de visuele bronnen over de vrouw een goed beeld?

↑ Gebruik een schrijfkader als hulpmiddel bij DV2.

☐ De bronnen geven een interessante kijk op de rol van de vrouw binnen de verschillende maatschappelijke domeinen en zijn bruikbaar om de positie van de vrouw in de hoge en late middeleeuwen te onderzoeken.

☐ De bronnen geven ons voldoende bruikbare informatie en zijn representatief om de positie van de vrouw in de middeleeuwen te onderzoeken.

☐ De bronnen zijn representatief voor vrouwen uit de hele middeleeuwen en uit alle lagen van de samenleving.

☐ In een periode dat bronnen schaars zijn, is elke bron een belangrijk en bruikbaar puzzelstuk om ons beeld van de middeleeuwse vrouw te vormen.

☐ De studie van visuele bronnen, aangevuld met geschreven en archeologische bronnen, stelt de historicus in staat om zich een representatief beeld te vormen van de positie van de vrouw in de middeleeuwen.

Deelvraag 2: Hoe evolueerde de beeldvorming over de vrouw in de middeleeuwen? `

Doorloper sociaal 258

Hoofdstuk

Synthese: De middeleeuwen, een donkere tijd? ©VANIN

De abdij in het Eikenwoud, Caspar David Friedrich, 1810, Dresden (Duitsland). Dit schilderij in romantische stijl toont de ruïne van een gotische abdij. Toch heeft het werk weinig met ons hedendaagse begrip van ‘romantiek’ te maken. De romantici zochten inspiratie in het verleden, waaronder de middeleeuwen, en creëerden er een eigen beeld van. Vandaag staan de middeleeuwen daardoor soms bekend als een donkere tijd.

259
8

1 Tijdlijn 1: West-Europese tijdlijnen

Vergelijk de tijdlijnen en beantwoord de vragen op p. 261.

©VANIN

PREHISTORIE

Tijdlijn 2: De Byzantijnse tijdrekening

jaar 1 = 5509 v.C. schepping van het universum volgens de Bijbel

5985 = 476 einde West-Romeinse rijk

6962 = 1453 inname van Constantinopel 30 v.C. 476 1453

KONINKRIJKEN

Tijdlijn 3: Arabische tijdlijn

Hoofdstuk 8: Synthese: De middeleeuwen, een donkere tijd? 260 500 UITBREIDING ONDER DE EERSTE KALIEFEN OMAJJADENDYNASTIE ABBASIDENDYNASTIE UITEENVALLEN IN DRIE KALIFATEN LEVEN VAN MOHAMMED 622 start van de islamitische tijdrekening 900 ca.800 750 BLOEIPERIODE ARABISCHE CULTUUR ca.1200ca.1250 KLASSIEKE OUDHEID MIDDELEEUWEN VROEGMODERNE TIJD
ca.3,5miljoenv.C. ca.800v.C. ca.500 ca.1500ca.18001945 HEDENDAAGSE TIJD MODERNE TIJD 1 ca.3500v.C.
GESCHIEDENIS
VROEGE MIDDELEEUWEN HOGE MIDDELEEUWEN LATE MIDDELEEUWEN ca.500 ca.1000 ca.1500 ca.1250
Wat weet je al? I
DE BYZANTIJNSE
JAARTELLING
476 1 1453
ROMEINSE KEIZERRIJK GERMAANSE
BYZANTIJNSE RIJK

a Waarnaar verwijzen de symbolische begin- en einddata van de middeleeuwen?

500:

1500:

b Welke betekenis heeft de scharnierdatum 500 voor de andere samenlevingen?

c Geef een verschil en een gelijkenis tussen de begindata van de verschillende tijdrekeningen.

Gelijkenis:

Verschil:

d Op basis van welk domein zijn de tijdlijnen ingedeeld? Kruis het juiste antwoord aan.

☐ politieke domein

☐ economische domein

☐ culturele domein

☐ sociale domein

e Noem twee verschillen tussen de tijdlijnen van de verschillende samenlevingen.

f Waarom zouden de tijdlijnen verschillend zijn? Bespreek mondeling in de klas en noteer je conclusie.

Wat weet je nog niet?

In dit hoofdstuk zie je geen nieuwe leerstof, maar fris je de leerstof op die eerder aan bod kwam in Sapiens 3.

✓ Eerst maak je een aantal opdrachten waarmee je kunt inschatten of je de belangrijkste kenmerken kent van de samenlevingen die je dit jaar bestudeerde (HV1).

✓ Daarna beoordeel je zelf, met alle kennis die je dit jaar opdeed, hoe donker de middeleeuwen waren (HV2).

✓ Tot slot zoek je gelijkenissen en verschillen tussen de middeleeuwen en onze hedendaagse samenleving (HV3).

Hoofdstuk 8: Synthese: De middeleeuwen, een donkere tijd? 261
II
©VANIN

Op onderzoek III

Je onderzocht dit jaar heel uiteenlopende soorten historische vragen. Kun je zelf aangeven welke soort historische vraag je in dit hoofdstuk onderzoekt? Gebruik je Histokit enkel als het echt nodig is.

Historische vraag 1: Wat waren de belangrijkste kenmerken van de middeleeuwse samenlevingen?

Historische vraag 2: Hoe donker waren de middeleeuwen?

Historische vraag 3: Waarin verschilden de middeleeuwen van de hedendaagse samenleving?

HISTORISCHE VRAGEN

©VANIN

Conclusie: Beantwoord de historische vragen.

Hoofdstuk 8: Synthese: De middeleeuwen, een donkere tijd? 262
01

Historische vraag 1:

Wat waren de belangrijkste kenmerken van de middeleeuwse samenlevingen?

Je ziet hier de titelafbeeldingen van zes hoofdstukken uit Sapiens 3. De schrijvers van dit boek kozen die afbeeldingen omdat ze representatief zijn voor de inhoud van het hoofdstuk.

©VANIN

Ga na of je de kenmerken van de middeleeuwen kent. Bij elke afbeelding staan twee begrippen. Vul aan met begrippen uit de reeks.

Kies uit: cesaropapie - islam - huwelijkspolitiek - bekering tot christendom - kruistochtenfilosofie - koopkracht - Oosters-Orthodoxe Kerk - standenmaatschappij - koning - hertogdom - geografie

Hoofdstuk 2

monarchie:

levensbeschouwelijke organisatie:

Hoofdstuk 5

gelaagde samenleving:

Hoofdstuk 3

bestuurlijke organisatie:

Hoofdstuk 4

levensbeschouwelijke organisatie: wetenschappen:

levensbeschouwelijke organisatie:

Hoofdstuk 6

Hoofdstuk 7

handel: oorlog en geweld: wetenschappen: staatsvorming: centralisatie:

Hoofdstuk 8: Synthese: De middeleeuwen, een donkere tijd? 263 1 © Bridgeman Images © Granger © Granger © The Picture Art Collection / Alamy © The Protected Art Archive / Alamy © akgimages

3

Je stelde al vast dat kenmerken in de loop van de tijd konden doorlopen (continuïteit) of veranderen (verandering, breuk). Het is nu tijd voor een grote synthese van de hele middeleeuwen. Kies de begrippen uit de lijst die je dit jaar verder hebt opgebouwd.

a Neem de overzichtstabel van de middeleeuwen erbij. Die vind je bij het onlinelesmateriaal. Vul de kolom van de vroege middeleeuwen in. Gebruik kernwoorden en werk in potlood.

b Kies begrippen en feiten uit hoofdstuk 2 (p. 53-55), 3 (p. 86-88) en 4 (p. 120-123).

c Vergelijk je antwoord met dat van je klasgenoten. Overleg wat de beste opties zijn en vul de kolom dan definitief in.

d Doe hetzelfde voor de hoge middeleeuwen in West-Europa. Gebruik hoofdstuk 5 (p. 166-167) en 6 (p. 206-208). Voor de late middeleeuwen gebruik je hoofdstuk 7 (p. 238-240).

Leidraad: Gebruik de richtvragen om je synthese te maken.

Politiek

Sociaal

Spits je aandacht op de veranderende territoriale invulling van de drie rijken gedurende de middeleeuwen: welke begrippen gebruikten we als kenmerk daarvoor? Denk bv. aan de staatsvorming, expansie, inkrimping, verbrokkeling, verovering en/of het verdwijnen van het rijk.

Vul de overheersende staatsvorm met typische kenmerken in. Is er een erfelijke monarchie of niet? Zo ja, in welke vorm of met welke titel? Was het een alleenheerschappij of was er inspraak?

Wat was de bestuurstaal?

Leefde men overwegend in een nomadische, agrarische of stedelijke samenleving?

Waren er opvallende migraties? Hoe was het bevolkingsverloop?

Was de samenleving gelaagd en op welke manier? Was er gelijkheid?

Welke levensbeschouwing overheerste?

Cultureel

Economisch

Was er religieuze eenheid of eerder een religieuze breuk?

Waren onderwijs en wetenschap belangrijk?

Was er een culturele bloeiperiode of verval?

Wat waren de belangrijke kunst- en cultuuruitingen?

Overheerste de landbouw, de nijverheid of de handel?

Was er een economisch centrum?

Was er een bloeiperiode of verval? Steeg de koopkracht of nam ze af?

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 270-271. Bekijk je schema en hou het algemeen. Beperk je tot twee zinnen per domein.

Hoofdstuk 8: Synthese: De middeleeuwen, een donkere tijd? 264 2
05
BEGRIPPEN
HISTORISCHE
©VANIN

Historische vraag 2: Hoe donker waren de middeleeuwen?

Je leerde in hoofdstuk 1 al dat er een mythe ontstond over de donkere middeleeuwen. In deze historische vraag nuanceer je die mythe.

1

In hoofdstuk 1 maakte je kennis met een stereotiepe beeldvorming over de middeleeuwen.

a Wat is een stereotype? Zoek de betekenis eventueel op in je Histokit.

02n

VERALGEMENEN EN STEREOTYPEREN

b Kijk terug naar hoofdstuk 1. Bespreek mondeling welk stereotype over de middeleeuwen al eeuwenlang verspreid wordt. Bekijk ook de titelafbeelding van dit hoofdstuk. Wat heeft die afbeelding met dat stereotype te maken?

c Waar komt de mythe over de donkere middeleeuwen vandaan? Als je dat niet meer weet, kun je terugbladeren naar hoofdstuk 1.

2

Waren de middeleeuwen een donkere periode of net niet? Geef per hoofdstuk een argument.

Hoofdstuk Donker of niet donker? Argument

Hoofdstuk 2 De vroege middeleeuwen in West-Europa donker / niet donker

Hoofdstuk 8: Synthese: De middeleeuwen, een donkere tijd? 265
©VANIN

Hoofdstuk 3

Het Byzantijnse rijk donker / niet donker

©VANIN

Hoofdstuk 4

Het Arabische rijk donker / niet donker

Hoofdstuk 5

De hoge middeleeuwen in West-Europa

donker / niet donker

Hoofdstuk 6

De kruistochten donker / niet donker

Hoofdstuk 7

De late middeleeuwen in West-Europa

donker / niet donker 3

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 270-271. Geef minstens één argument voor of één argument tegen de bewering dat de middeleeuwen een donkere tijd waren.

Hoofdstuk 8: Synthese: De middeleeuwen, een donkere tijd?

266

Historische vraag 3: Waarin verschilden de middeleeuwen van de hedendaagse samenleving?

In de vorige historische vraag leerde je dat er stereotypes bestaan over de middeleeuwen. We kijken vaak naar het verleden door de bril van onze eigen tijd: de plaats waar we wonen, onze maatschappelijke positie en onze persoonlijke kenmerken. We noemen dat onze standplaatsgebondenheid. Daar moeten we rekening mee houden als we het verleden onderzoeken. Hoe anders is onze tijd dan die van de middeleeuwen?

1

Analyseer de stellingen.

a Kruis aan of het om continuïteit of verandering tussen nu en de middeleeuwen gaat. Kijk terug naar de vorige hoofdstukken als je het antwoord niet weet.

b Vergelijk telkens met de hedendaagse tijd. Hoe is de situatie volgens jou vandaag?

Stelling: Zo was het in de middeleeuwen. ContinuïteitVerandering

Kerk en geloof waren innig verweven met alle domeinen van de westerse samenleving.

Hoe is dat vandaag?

In de middeleeuwse standenmaatschappij waren de mensen van bij hun geboorte ongelijk. Sommige mensen hadden privileges dankzij hun afkomst.

Hoe is dat vandaag?

Monarchen zoals koningen en keizers hadden in WestEuropa politieke en soms ook religieuze macht.

Hoe is dat vandaag?

In West-Europa werden zowel Germaanse als Romaanse talen gesproken.

Hoe is dat vandaag?

Latijn was de bestuurstaal in Europa.

Hoe is dat vandaag?

Hoofdstuk 8: Synthese: De middeleeuwen, een donkere tijd? 267
©VANIN

Het onderwijs en de scholen werden vooral door de Kerk georganiseerd. Vooral de clerus was geletterd en gaf er les.

Hoe is dat vandaag?

Vooral tijdens de vroege middeleeuwen vertoonde de samenleving in West-Europa kenmerken van een multiculturele samenleving.

Hoe is dat vandaag?

Historisch denken: actualiseren en historiseren

Voorbeelden uit het heden helpen soms om het verleden beter te begrijpen. Zo kunnen beelden of getuigenissen over een hedendaagse hongersnood ons beter doen begrijpen welke invloed een hongersnood in de middeleeuwen had. Je noemt dat actualiseren. Ook het omgekeerde geldt: voorbeelden uit het verleden helpen ons om hedendaagse gebeurtenissen beter te begrijpen. Als je de redenen kent waarom er in het verleden oorlog uitbrak tussen twee gebieden, dan kun je die gebruiken om de spanning tussen twee hedendaagse landen te onderzoeken. Je noemt dat historiseren.

2

Historiseer: zoek gelijkenissen tussen onze hedendaagse samenleving en de middeleeuwen. Denk aan voorbeelden die je in dit boek tegenkwam.

Hedendaagse samenleving Middeleeuwse samenleving

Bestuurlijke organisatie: in de Europese Unie wonen veel mensen met verschillende gewoonten en tradities samen onder één bestuur.

Handel: via de bank kunnen we geld lenen.

Onze regio is een dichtbevolkte streek met een dicht netwerk van steden.

Hoofdstuk 8: Synthese: De middeleeuwen, een donkere tijd? 268
©VANIN

3

Actualiseer: zoek argumenten om te beoordelen of de stellingen vandaag nog altijd van toepassing zijn.

Nummer

Stelling

1 De pausen wilden hun positie versterken. Daarom gebruikten ze wij-zij-denken om de moslims in een slecht daglicht te plaatsen.

2 Door de klimaatopwarming tijdens de middeleeuwse warme periode stegen de landbouwoverschotten. Daardoor was er ruimte voor handel en op termijn groeide de welvaart.

3 De angst dat joden de christelijke samenleving bedreigden, leidde tot discriminatie van die minderheid in de middeleeuwse steden.

4 Byzantijnse christenen keken anders naar het gezag van de paus dan WestEuropese christenen. Die verschillende standpunten leidden tot een religieuze breuk in de 11e eeuw.

a Kies samen met een klasgenoot één stelling en duid aan of die nog altijd van toepassing is of niet.

Stelling nummer 1 / 2 / 3 / 4 over de middeleeuwen is vandaag niet meer / nog altijd van toepassing.

b Beargumenteer je keuze.

Vandaag

4

Formuleer een antwoord op de historische vraag. Vul dat aan bij de conclusie op p. 270-271. Zoek meerdere argumenten om de vraag te beantwoorden of de middeleeuwen al dan niet blijven doorwerken in onze tijd. Noteer je argumenten in een doorlopende tekst.

Hoofdstuk 8: Synthese: De middeleeuwen, een donkere tijd? 269
©VANIN

Conclusie IV

Antwoorden op de onderzoeksvragen

Vul de zinnen aan of antwoord met volzinnen.

Historische vraag 1: Wat waren de belangrijkste kenmerken van de middeleeuwse samenlevingen?

In de drie rijken rond de Middellandse Zee voltrokken zich tijdens de middeleeuwen verschillende historische processen.

Op politiek vlak

Op economisch vlak

Op sociaal vlak

Op cutureel vlak

Historische vraag 2: Hoe donker waren de middeleeuwen?

Hoofdstuk 8: Synthese: De middeleeuwen, een donkere tijd? 270
©VANIN
↑ Gebruik een schrijfkader als hulpmiddel bij HV2.

Historische vraag 3: Waarin verschilden de middeleeuwen van de hedendaagse samenleving?

De middeleeuwen waren op heel wat domeinen anders dan vandaag.

Een politiek argument is

Een cultureel argument is

Een sociaal argument is

Toch zijn er ook gelijkenissen tussen de middeleeuwen en nu. Een voorbeeld daarvan is dat

Hoofdstuk 8: Synthese: De middeleeuwen, een donkere tijd? 271
© Granger
©VANIN

Zelfevaluatie

In dit hoofdstuk vatte je de leerstof uit Sapiens 3 samen. Je herhaalde de belangrijkste begrippen en je onderzocht hoe correct het beeld van de donkere middeleeuwen is. Dit zelfevaluatieformulier kan je helpen om te bepalen wat je al goed kunt en aan welke elementen je nog moet werken.

Dit kan ik … goed onvoldoende

HISTORISCH REFERENTIEKADER

Je kunt de scharnierdata tussen de verschillende periodes opsommen. Je kunt daarbij ontbrekende gegevens op een tijdlijn aanvullen.

Je kunt verschillen en gelijkenissen tussen de westerse periodisering en die van andere samenlevingen benoemen.

Je kunt gelijkende kenmerken en verschillen benoemen wanneer je de West-Europese, Byzantijnse en Arabische samenlevingen vergelijkt.

Je kunt gelijkenissen en verschillen tussen de kenmerken van de bestudeerde samenlevingen geven.

BEELDVORMING BEARGUMENTEREN

Je kunt verklaren hoe de mythe van de donkere middeleeuwen ontstond.

Je kunt argumenten geven die het beeld van de donkere middeleeuwen bevestigen en ontkrachten.

REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST

Je kunt onderscheid maken tussen het heden, het verleden en het beeld dat we vandaag hebben over het verleden.

Je kunt voorbeelden opsommen van continuïteit en verandering tussen de middeleeuwen en het heden.

Wat kan ik zelf nog doen om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?

Wat heb ik nog nodig van de leraar om de doelen van dit hoofdstuk te bereiken?

Hoofdstuk 8: Synthese: De middeleeuwen, een donkere tijd? 272
©VANIN

Histokit: Hulpmiddelen om historisch te leren denken

Hier vind je jouw gereedschapskist voor het vak geschiedenis. Deze strategiefiches en hulpmiddelen kun je gebruiken bij moeilijke opdrachten.

Strategiefiches helpen je stapsgewijs te werk te gaan. Je zet ze bijvoorbeeld in als je redeneert met en over bronnen of als je moeilijke teksten of afbeeldingen bestudeert. Na verloop van tijd heb je ze zo vaak gebruikt dat je de stappenplannen niet meer nodig hebt. Dat is ook de bedoeling: we streven ernaar om je op het einde van het schooljaar zo veel mogelijk zonder de geheugensteuntjes te laten werken. In je Histokit vind je verder ook hulpmiddelen zoals begrippenregisters. Ook die kun je inzetten als je moeilijke opdrachten zelfstandig moet uitvoeren.

Ik

02f Leesstrategieën

02g Kijkstrategieën

02h Bronnen contextualiseren

02i Bronnen evalueren

02j Presentatie van bronnen

02k Historische redeneerwijzen: verband

02l Historische redeneerwijzen: continuïteit en verandering

02m Historische redeneerwijzen: multiperspectiviteit

02n Historische redeneerwijzen: veralgemenen en stereotyperen

Kunst en cultuur

leer historisch denken:
2 74 00 Stroomschema historische beeldvorming 274 01 Historische vragen 274 02 Bronnenstudie 275 02a Bronnen identificeren 275 02b Soorten bronnen 276 02c Tijdlijn 276
aarten 277
strategiefiches
02d K
279
02e Maatschappelijke domeinen
280
281
282
282
284
285
286
287
287
288 0
289
leer historisch denken: hulpmiddelen 290 05 Historische begrippen 290 06 Structuurbegrippen 296 Histokit 273 ©VANIN
03
4 Online opzoeken
Ik

Ik leer historisch denken: strategiefiches

©VANIN

Stroomschema: historische beeldvorming

Hoe komt ons beeld van het verleden tot stand?

historische vraag stellen verleden

bronnenstudie

constructie

geschiedenis

stap 2: observeren stap 1: verzamelen

stap 3: interpreteren

stap 4: vraag beantwoorden

Historische vragen

historische vragen

bronnen identificeren

lees- en kijkstrategieën toepassen betrouwbaarheid, bruikbaarheid, representativiteit evalueren bronnen contextualiseren

presentatie evalueren

beeldvorming beargumenteren

Waarover gaan historische vragen? Hoe beoordeel je of een historische vraag onderzoekbaar is?

Een historische vraag is gericht op het menselijke verleden. Er bestaan historische vragen over het verleden, over de relatie tussen heden en verleden, over de totstandkoming van historische kennis en over representaties (beeldvorming) van het verleden.

De onderzoekbaarheid van een historische vraag kan beoordeeld worden aan de hand van de volgende hulpvragen:

✓ Is de vraag voldoende afgebakend in tijd, ruimte en/of maatschappelijk domein?

✓ Bestaan er bronnen om deze vraag te beantwoorden?

✓ Verwijst de vraag voldoende naar het gebruik van een historische redeneerwijze?

✓ Is de vraag helder en duidelijk geformuleerd?

1 01
1 00 Histokit 274
01 02a 02f+g 02h 02i 02j 02k+l+m+n 02

02 search search search search

Bronnenstudie

Welke stappen volg ik bij het redeneren met en over bronnen?

Stap 1: Ik verzamel gegevens over de context.

✓ Ik identificeer de bron. Ik bepaal zo nodig ook welke contextgegevens er ontbreken.

✓ Ik bepaal welke soort bron ik onderzoek.

✓ Ik situeer de bron in het maatschappelijk domein.

Stap 2: Ik observeer de bron.

✓ Ik gebruik de juiste kijk- of leesstrategie om de bron te onderzoeken.

Stap 3: Ik interpreteer de bron.

✓ Ik stel de juiste vragen om: —de context van de bron te begrijpen; —te evalueren hoe bruikbaar, betrouwbaar en representatief de bron is voor de historische vraag; —de presentatie van de bron te evalueren.

Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.

✓ Welke conclusie kan ik trekken uit de bron?

✓ Ik gebruik de bron om mijn beeld van het verleden te construeren.

Stap 1: Ik verzamel gegevens over de context. search

1 02a

Bronnen identificeren

Ik begin een bronnenstudie altijd door contextgegevens over de bron te verzamelen. Vaak staan die in het bijschrift. Soms kan ik niet alle identificerende vragen beantwoorden. Als ik geen antwoord heb of vind op die vragen, gebruik ik dat in stap 3 bij de beoordeling van de bron.

✓ Ik bepaal wie de auteur of maker van de bron is. Ik maak zo nodig het onderscheid tussen de originele maker en een uitgever of iemand die de bron bewerkt heeft.

✓ Ik bepaal welke soort bron ik bestudeer. 02b

✓ Ik situeer de bron in het referentiekader:

—Ik situeer de bron in de tijd: wanneer werd de bron gemaakt, ontdekt en/of uitgegeven?

—Ik situeer de bron in de ruimte: waar werd de bron gemaakt, ontdekt of bewaard?

—Ik bepaal over welk(e) maatschappelijk(e) domein(en) de bron gaat.

1
02c 02d 02e
Histokit 275 ©VANIN

Soorten bronnen: bronnen en werken onderscheiden

Hoe maak ik het onderscheid tussen soorten historische bronnen en werken van historici?

IK BESTUDEER HET VERLEDEN MET BEHULP VAN …

HISTORISCHE BRON

= een overblijfsel uit het verleden directe getuige = primaire bron indirecte getuige = secundaire bron

Geschreven bron

bv. brief, cijfergegevens, contract, kroniek, reisverslag, register, testament, verdrag

Mondelinge bron bv. een ooggetuige vertelt (Zulke bronnen hebben we niet uit de middeleeuwen.)

Materiële bron

bv. afvalput, gebruiksvoorwerp, juweel, kledij, ruïne, skelet

(Audio)visuele bron bv. fresco, gravure, kaart, mozaïek, schilderij, tekening

HISTORISCH WERK

= een werk dat gebaseerd is op historische bronnen

Geschreven werk

bv. boek of tekst van een historicus, historische roman, wetenschappelijk rapport of artikel

Mondeling werk bv. audiogids, podcast

Materieel werk

bv. maquette, reconstructie van een standbeeld

(Audio)visueel werk bv. historische film, kaart, re-enactment

Tijdlijn

Waar op de tijdlijn kan ik dit situeren?

Bekijk het instructiefilmpje.

1 02b
Histokit 276 VROEGE MIDDELEEUWEN HOGE MIDDELEEUWEN LATE MIDDELEEUWEN ca.500 ca.1000 ca.1500 ca.1250 KLASSIEKE OUDHEID MIDDELEEUWEN VROEGMODERNE TIJD GESCHIEDENIS ca.3,5miljoenv.C. ca.800v.C. ca.500 ca.1500ca.18001945 HEDENDAAGSE TIJD MODERNE TIJD 1 ca.3500v.C.
1 02c
PREHISTORIE
OUDE NABIJE OOSTEN
©VANIN

1 02d

Kaarten

Waar in de ruimte kan ik dit situeren?

De wereld vandaag: staatkundig

Histokit 277
©VANIN

©VANIN

Europa vandaag: staatkundig

Histokit 278

Maatschappelijke domeinen

In welk(e) maatschappelijk(e) domein(en) kan ik dit situeren?

Historische vragen zoals:

Hoe werden gebieden bestuurd?

Wie had macht?

Wie had welke rechten?

Waar werd oorlog gevoerd?

Tot het politieke domein behoren zaken die te maken hebben met: bestuur, macht, afspraken, rechten en plichten ...

POLITIEK

Historische vragen zoals:

Wie behoorde tot welke stand in de samenleving?

Wie had veel of weinig aanzien?

Hoe waren de verhoudingen

tussen mannen en vrouwen in de samenleving?

Tot het sociale domein behoren zaken die te maken hebben met: individu, groep, rollen, verhoudingen tussen mensen …

ECONOMISCH

Tot het economische domein behoren zaken die te maken hebben met: geld, arbeid, voedsel, handel, vervoer ...

Historische vragen zoals:

Hoe verplaatsten mensen zich?

Welke producten werden verhandeld?

Wat voor beroepen voerden mensen uit?

Wie verdiende veel of weinig?

SOCIAAL CULTUREEL

Tot het culturele domein behoren zaken die te maken hebben met: kunst, vrije tijd geloof, wetenschap, mode ...

Historische vragen zoals:

Welke kunstuitingen bracht een samenleving voort?

In welke goden geloofden mensen?

Wat deden mensen in hun vrije tijd?

Wanneer werden dingen uitgevonden?

1 02e
Histokit 279 ©VANIN

search

Stap 2: Ik observeer de bron.

Leesstrategieën

Hoe lees ik een tekstbron of een geschreven historisch werk? Wat kan ik doen om een tekst of bron grondig te begrijpen?

Oriënterend lezen: Ik lees de tekst scannend.

✓ Ik let op signaalwoorden en/of structuurbegrippen.

✓ Ik let op tussentitels en/of vetgedrukte begrippen en op basis daarvan voorspel ik de inhoud.

✓ Ik vat tussentijds samen en bepaal de hoofdgedachte per alinea.

✓ Ik behoud het overzicht door een rode draad doorheen de tekst te zoeken.

Intensief lezen: Ik lees de tekst volledig en grondig.

✓ Ik denk na welke begrippen of zinnen ik onvoldoende begrijp.

✓ Ik zoek moeilijke woorden op:

—Ik leid de betekenis af uit de context.

—Ik zoek historische begrippen op in de Histokit.

—Ik gebruik een woordenboek of het internet.

✓ Ik analyseer in lange zinnen wat de kerngedachte is: ik onderscheid hoofdzin en bijzin(nen).

✓ Ik herlees zinnen waarin de auteur iets moeilijks beschrijft. Ik zoek naar concrete voorbeelden om de betekenis van de zin te interpreteren.

✓ Ik ontcijfer beeldspraak:

—Ik bespreek het met een klasgenoot.

—Ik gebruik het internet.

—Ik vraag hulp aan mijn leraar.

Kritisch lezen: Ik denk na over de tekst.

✓ Ik zoek of de auteur trucs gebruikt die wijzen op onbetrouwbaarheid (bv. drogredenering, anachronisme …).

✓ Ik onderzoek de presentatie van de bron:

—Is de bron volledig weergegeven?

—Zijn er zaken weggelaten of toegevoegd?

—Is de bron vertaald, overgeschreven, samengevat of geparafraseerd?

Histokit 280 ©VANIN
1 02f 05 06 04 04

Kijkstrategieën

Hoe kijk ik naar een visuele bron? Hoe lees ik een tabel of grafiek in een historisch werk? Hoe bestudeer ik een historische kaart?

Oriënterend kijken: Ik bekijk de bron scannend.

✓ Ik zoek een titel en/of een legende. Ik bekijk de schaal.

✓ Ik lees een bijschrift.

✓ Ik oriënteer me op het ‘grote plaatje’: wat of wie staat er op de afbeelding? Wat is het thema?

✓ Ik ga na wat er op de voor- of achtergrond staat en wat er centraal of aan de zijkant staat.

✓ Ik zoek naar compositie: is er een schikking of een lijn?

Gedetailleerd kijken: Ik bekijk de bron grondig en in detail.

✓ Ik neem een blad en dek een deel van de afbeelding af (bv. de boven-, onder-, linker- of rechterkant). Ik kijk opnieuw en let op details.

✓ Ik zoek symbolen. Wanneer ik me de betekenis van de symbolen niet herinner, zoek ik die op.

Kritisch kijken: Ik denk na over wat ik zie.

✓ Ik zoek of de maker trucs gebruikt die wijzen op onbetrouwbaarheid (bv. drogredenering, anachronisme …).

✓ Ik vergelijk met andere bronnen die ik ken.

✓ Ik onderzoek de presentatie van de bron:

—Op welke schaal is de bron weergegeven?

—Zijn er zaken weggelaten of toegevoegd?

—Is de bron bewerkt?

1 02g Histokit 281 ©VANIN

Stap 3: Ik interpreteer de bron. search

02h

1

Bronnen contextualiseren

Om bronnen te kunnen interpreteren moet ik ze in hun historische context plaatsen. Als ik interpreteer in welke historische context de bron is gemaakt, begrijp ik beter de bedoelingen van de maker en/of de betekenis van de bron voor het doelpubliek.

Deze hulpvragen kunnen me daarbij helpen:

✓ Voor welk doelpubliek is de bron gemaakt?

©VANIN

1 02i

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

✓ Welke boodschap had de auteur/maker voor ogen? Waarom werd de bron gemaakt?

✓ Wat kan ik bewijzen met de bron?

✓ Welke verbanden worden in de bron gelegd?

✓ Welk perspectief toont de maker? Welke andere perspectieven zijn er mogelijk?

Bronnen evalueren: hoe bruikbaar, betrouwbaar en representatief is een bron?

1 HOE BRUIKBAAR IS EEN BRON?

Ik gebruik historische bronnen en werken om historische vragen te beantwoorden. Een historische vraag kan ik maar goed beantwoorden als ik bruikbare bronnen heb.

✓ Een bron kan bruikbaar zijn als ik er een (deel van het) antwoord op een (historische) vraag in vind.

✓ Een bron kan minder bruikbaar zijn als ze …

—slechts gedeeltelijk bewaard is (bv. er is een deel verloren gegaan);

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

—niet vertaald of gelezen kan worden (bv. we weten niet wat de oorspronkelijke woorden betekenen);

—niet goed of volledig bewaard is;

—mythologisch is;

—niet in de juiste periode gesitueerd is;

—geen antwoord geeft op de historische vraag;

—...
Histokit 282

Om de bruikbaarheid van een bron te beargumenteren gebruik ik deze schrijfkaders:

De bron is wel / niet bruikbaar om meer te weten te komen over …

De bron gaat over … Ik kan ze daarom wel / niet gebruiken om … te onderzoeken.

De bron is gesitueerd in de periode … Ze is daarom wel / niet bruikbaar om een antwoord te geven op de historische vraag.

De bron geeft me enkel informatie over … Ik kan daardoor slechts een deel van de historische vraag met de bron beantwoorden.

2 HOE BETROUWBAAR IS EEN BRON?

Ik gebruik historische bronnen en werken om historische vragen te beantwoorden. Hoe betrouwbaarder het bronnenmateriaal is, hoe beter ik een historische vraag kan beantwoorden.

✓ Een bron is pas betrouwbaar als ik na zorgvuldig onderzoek besluit dat er geen redenen zijn om de bron te wantrouwen.

✓ Een bron kan minder betrouwbaar zijn als ... —bovennatuurlijke aspecten zoals goden er een rol in spelen; —andere bronnen de bron tegenspreken; —de maker niet gekend is; —de maker niet goed geïnformeerd was; —de maker niet eerlijk was en het doelpubliek wou misleiden; —de maker over een veel oudere periode schreef; —de maker het doelpubliek slechts één kant van het verhaal vertelde; —de maker zelf toegaf dat de inhoud niet betrouwbaar is;

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

©VANIN

Om de betrouwbaarheid van een bron te beargumenteren gebruik ik deze schrijfkaders:

De maker van de bron is goed / slecht geïnformeerd over …, en dus is de bron wel / niet betrouwbaar.

De maker van de bron weet er veel / weinig over, dus is de bron wel / niet betrouwbaar om … te beantwoorden.

De maker van de bron kiest partij voor … Hij geeft partijdige en dus onbetrouwbare informatie.

De maker van de bron wil het publiek misleiden. Daarom is de informatie die hij geeft niet betrouwbaar.

De maker van de bron wil … bereiken. Daarom is de bron wel / niet betrouwbaar om … te onderzoeken.

De bron is niet betrouwbaar, er zijn immers andere bronnen die de bron tegenspreken, nl. …

—…
Histokit 283

1 02j

3

HOE REPRESENTATIEF IS EEN BRON?

Ik gebruik historische bronnen om historische vragen te beantwoorden. Als ik de kenmerken van een samenleving tijdens een bepaalde periode ken, kan ik onderzoeken hoe typisch (representatief) een bron is voor die samenleving of periode.

Bekijk het uitgewerkte voorbeeld.

✓ Een bron kan representatief zijn als … —ook andere bronnen gelijkaardige zaken tonen of schrijven; —de bron kenmerken heeft die kenmerken zijn van de hele samenleving; —anderen in de samenleving gelijkaardige dingen zouden kunnen schrijven of maken.

✓ Een bron kan minder representatief zijn als … —er slechts één van bestaat of bewaard is; —de bron een uitzondering is op de regel; —de maker een uniek idee of standpunt weergeeft; —andere mensen in de samenleving een ander idee of standpunt hebben; —wat ik ontdek in de bron niet overeenkomt met de algemene kenmerken van een samenleving in de periode die ik bestudeer.

Om de representativiteit van een bron te beargumenteren gebruik ik deze schrijfkaders:

Als … zegt dat …, dan geldt dat enkel voor … Andere mensen denken er anders over, bv. …

Het standpunt van … over … wordt waarschijnlijk (niet) gedeeld door …

… is kenmerkend voor de periode van … tot … In de periode van … is dat niet kenmerkend voor die samenleving.

Presentatie van bronnen

Als ik historische bronnen onderzoek of als die worden weergegeven in een historisch werk, moet ik me afvragen hoe ze worden gepresenteerd. Op welke manier is de bron bewerkt?

Vaak voorkomende manieren om bronnen te bewerken zijn:

—een titel toevoegen;

—een schaal, legende of bijschrift toevoegen;

—een fragment weergeven van een groter geheel (bv. citaat, detail van een afbeelding);

—de tekst bewerken (bv. vertaling, transcriptie, parafrasering);

—het beeld bewerken (bv. restauratie, reconstructie, inkleuren).

Om de presentatie van een bron te evalueren gebruik ik deze schrijfkaders:

De bron is wel een / geen origineel. Ze is bewerkt door …

De bron is wel / niet bewerkt. Er is slechts een fragment van bewaard of weergegeven. Dat werd gedaan door …

De tekst werd niet letterlijk weergegeven maar is …

Doordat enkel dit fragment van de bron gebruikt wordt, wekt men de indruk dat …

Doordat de bron op die manier bewerkt is, bereikt men dat …

Histokit 284
©VANIN

search

Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.

Ik heb nu alle stappen van het onderzoek doorlopen. In deze laatste stap moet ik een antwoord formuleren op de onderzoeksvraag. Schrijfkaders helpen me om mijn antwoord correcter te formuleren.

✓ Ik verwijs in mijn antwoord naar hoe betrouwbaar, bruikbaar of representatief de bron is.

✓ Ik gebruik historische redeneerwijzen om de historische vraag te beantwoorden.

1 02k

Historische redeneerwijzen: verband

1 OORZAKEN EN GEVOLGEN

Historische fenomenen hebben meestal meerdere oorzaken en/of gevolgen. Als er geen oorzakelijk verband is, dan is iets toeval.

INCIDENTELE OORZAAK

STRUCTURELE OORZAAK

Om een oorzaak-gevolgrelatie te beschrijven gebruik ik deze schrijfkaders:

De oorzaak of het gevolg van … is dat …

De gebeurtenis werd veroorzaakt door …

Er zijn verschillende oorzaken voor …, namelijk ten eerste …, ten tweede … en ten derde …

Het (on)bedoelde gevolg van … is dat … veranderde.

Toen … gebeurde, had dat (on)bedoelde gevolgen voor …

… had verschillende gevolgen, namelijk ten eerste …, ten tweede … en ten derde …

Er is geen oorzakelijk verband tussen … en … De gebeurtenis is daarom toeval.

2 DOEL, FUNCTIE EN EFFECT

ONBEOOGD EFFECT

FUNCTIE

BEOOGD EFFECT DOEL

Om een doel-effectrelatie te beschrijven gebruik ik deze schrijfkaders:

Het doel van … is dat … De maker wil op die manier bereiken dat …

De functie van … is dat …

Dat was de bedoeling: het (beoogde) effect dat hij daarmee nastreefde was dat …

Dat was niet de bedoeling: het (onbeoogde) effect van … was dat … gebeurde.

GEVOLG OORZAAK TOEVAL BEDOELD GEVOLG
GEVOLG
ONBEDOELD
Histokit 285 ©VANIN

1 02l

Historische redeneerwijzen: continuïteit en verandering analyseren

geen verandering

geleidelijke verandering plotse verandering verandering in schokken

Om verandering te beschrijven gebruik ik deze schrijfkaders:

CONTINUÏTEIT

REVOLUTIE/BREUK

EVOLUTIE

Tijdens de periode van … tot … bleef … onveranderd. Het is dus een voorbeeld van continuïteit in het … domein.

Tijdens de periode van … tot … vond er een plotse / geleidelijke verandering plaats: na … hebben we plots bronnen die wijzen op …

Tijdens de periode van … tot … vond er een plotse / geleidelijke verandering plaats: de kenmerken van het … domein veranderden.

In de periode … was … kenmerkend voor de … samenleving. Later werd … kenmerkend voor die samenleving.

Histokit 286 ©VANIN

1 02m

Historische redeneerwijzen: multiperspectiviteit

Door een fenomeen vanuit verschillende perspectieven te bestuderen krijg ik meer begrip voor hoe en waarom mensen iets doen: voor hun standplaatsgebondenheid dus. Bij elk maatschappelijk domein horen verschillende deelperspectieven die me helpen om te redeneren vanuit meerdere perspectieven.

DOMEIN

CULTUREEL

(normen, religie, ethiek, wetenschap …)

SOCIAAL

(stand, klasse, gender …)

ECONOMISCH

(financiën …)

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

©VANIN

POLITIEK

(macht, recht, nationaal, internationaal …)

RUIMTE

(regionaal, nationaal, westers, niet-westers …)

1 02n

TIJD

(hedendaags, historisch)

Historische redeneerwijzen: veralgemenen en stereotyperen

Historici veralgemenen graag om helderheid te scheppen in de chaos van het verleden. Een veralgemening kan helpen om structuur aan te brengen in de chaos. Toch kunnen veralgemeningen ook onterecht of overdreven zijn. Je moet dan ook voorzichtig zijn als je veralgemeent. Stereotypes zijn onterechte of overdreven veralgemeningen. Als ik bronnen onderzoek, moet ik dus kritisch nagaan of de veralgemeningen terecht zijn. Als ik kritisch nadenk over bronnen, kan ik veralgemening en stereotypering van elkaar onderscheiden.

Histokit 287
FENOMEEN

Kunst en cultuur

Welke stappen volg ik bij het redeneren met en over kunst- en cultuuruitingen? 1 03

STAP 1

identificeren

STAP 2 waarnemen

STAP 3

interpreteren (analyseren en contextualiseren)

Stap 1: Ik verzamel info over de kunst- of cultuuruiting.

STAP 4

interesse toelichten

Ik verzamel de beschikbare contextgegevens over de kunst- of cultuuruiting die ik onderzoek.

✓ Ik situeer in de tijd, de ruimte en het maatschappelijke domein.

✓ Ik bepaal het soort kunst- of cultuuruiting dat ik onderzoek.

Stap 2: Ik neem de kunst- of cultuuruiting waar.

Ik neem de tijd om de kunst- of cultuuruiting waar te nemen. Daarvoor gebruik ik al mijn zintuigen.

✓ Ik beschrijf de vormgeving (bv. materialen, technieken).

✓ Ik beschrijf de uiterlijke kenmerken. Ik gebruik de kijk- en/of leesstrategieën om mijn observaties van de kunst- of cultuuruiting te noteren.

✓ Ik vergelijk mijn waarneming van de kunst- of cultuuruiting met die van anderen: ik zoek verschillen of gelijkenissen.

Stap 3: Ik interpreteer de kunst- of cultuuruiting (analyseren en contextualiseren).

Ik denk na over de kunst- en cultuuruiting zodat ik ze beter begrijp.

✓ Ik onderzoek het onderwerp.

✓ Ik onderzoek het doel en/of de reden waarom het gemaakt is (bv. decoreren, informeren, in vraag stellen, schoonheid creëren, identiteit vormgeven, commercieel belang, praktisch gebruik …).

✓ Ik gebruik de checklist voor het contextualiseren van bronnen om kunst- en cultuuruitingen te interpreteren.

✓ Ik vergelijk mijn interpretatie van de kunst- of cultuuruiting met die van anderen: ik zoek verschillen of gelijkenissen.

02h
Histokit 288
©VANIN

Stap 4: Ik licht mijn interesse voor de kunst- of cultuuruiting toe.

✓ Ik beschrijf mijn ervaring bij de kunst- of cultuuruiting.

✓ Ik vergelijk mijn ervaring nadat ik de kunst- of cultuuruiting onderzocht met wat ik er eerst van vond. Heeft mijn onderzoek iets veranderd aan de manier waarop ik ernaar kijk?

✓ Ik vergelijk mijn esthetische ervaring met die van anderen (bv. klasgenoten, andere toeschouwers, huisgenoten …)

Online opzoeken

Hoe zoek ik informatie op het internet?

Stap 4: Ik herhaal stap 1 tot en met 3 zolang ik onvoldoende of ongeschikte informatie vind. 1 04

Stap 1: Ik bepaal welke zoekstrategie ik moet toepassen.

✓ Ik kies een geschikte zoekmachine (bv. Google, website bib, databank …).

✓ Ik brainstorm over de geschikte zoektermen.

Stap 2: Ik voer mijn zoekstrategie uit.

✓ Ik voer de zoektermen in de zoekmachine in en noteer of kopieer tussentijds de resultaten.

✓ Ik gebruik synoniemen voor mijn zoektermen als ze onvoldoende resultaat opleveren.

Stap 3: Ik beoordeel of de informatie geschikt is voor mijn onderzoek.

✓ Is de informatie voldoende actueel? Of is ze (te) verouderd?

✓ Helpt de informatie om mijn onderzoeksvraag te beantwoorden?

✓ Heeft de schrijver of maker voldoende autoriteit? Weet hij er veel over?

✓ Is de informatie nauwkeurig, volledig en betrouwbaar?

Histokit 289
©VANIN

Ik leer historisch

denken: hulpmiddelen

Kernbegrip

Hulpbegrip

1 05

Historische begrippen

De groene begrippen zijn kernbegrippen waarbij verschillende voorbeeldbegrippen horen. In de derde kolom vind je het hoofdstuk waarin het begrip voorkomt. Zo kun je bij elk begrip in het juiste hoofdstuk opzoeken wat je erover geleerd hebt. Cursieve begrippen zou je al uit de eerste graad moeten kennen.

Politiek

Begrip

absolutisme

Betekenis

Hoofdstuk

staatsvorm geleid door een onbeperkte alleenheerschappij 3, 4

absolute macht volledige macht over alle domeinen van de samenleving 4

alleenheerschappij autocratie, bestuursvorm waarbij één persoon zo veel mogelijk macht in handen heeft

alleenheerser

3, 4, 8

staatsman die alle macht naar zich toe trekt en zo onbeperkte macht verwerft 3, 4

bestuurlijke organisatiewijze waarop een samenleving ingericht en bestuurd wordt

bestuurstaal

cesaropapie

kalief

officiële taal in een land die wordt gebruikt door machtshebbers. Die is niet altijd dezelfde als de voertaal.

2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, DE

2, 3, 4, 8

staatsvorm waarbij de wereldlijke leider (caesar of keizer) ook de kerkelijke leider (papa of paus) is 3, 8

religieus en politiek leider in de Arabische wereld 4, 6 keizer

hoogste titel voor het hoofd van een monarchie, bv. Romeinse keizer, Byzantijnse keizer, Chinese keizer

2, 3, 4, 6, 7, 8, DE

keure

overeenkomst op perkament waarin een heer rechten en vrijheden verleende aan de burgers van de stad die op zijn grondgebied lag 7

koning titel voor het hoofd van een monarchie, bv. de Franse koning

leenheer

koning of edelman aan wie een vazal trouw zweert

macht de mogelijkheid hebben om je invloed op mensen of gebeurtenissen te gebruiken

2, 4, 6, 7, 8, DP

2, 7

2, 3, 5, 7, 8, DE, DS vazal vertrouweling van een leenheer. De vazal kreeg een ambt of grond van de leenheer in ruil voor zijn trouw en diensten. 2, 7, DP

vazalliteit

vertrouwensrelatie tussen een leenheer en een vazal als middel om een rijk te besturen en te verdedigen 2, DP

Histokit 290
©VANIN

Politiek

Begrip Betekenis Hoofdstuk

voertaal

taal die in een bepaald gebied in het dagelijks leven wordt gebruikt. Die is niet altijd dezelfde als de bestuurstaal. 3 vorst edelman met adellijke titel zoals bv. graaf, hertog, koning, keizer, kalief 2, 4, 6

centralisatie

proces waarin de macht of het bestuur in handen van centrale instellingen komt 3, 7, 8 imperialisme streven naar gebiedsuitbreiding 4, 6

monarchie staatsvorm waarbij de vorst door erfopvolging wordt aangeduid 2, 3, 4, 6, 8, DE rechtspraak beoordelen en eventueel bestraffen van wetsovertredingen1, 3, 7

rechtstaat gebied waarin er regels zijn die zowel voor de burgers als voor de machtshebbers gelden 1 codex bundel wetteksten, bv. de codex van keizer Justinianus 3

rechtbank instelling waar rechters schuld en straf bepalen bij een misdrijf en geschillen oplossen 1, 7

staatsvorm manier waarop de staat ingericht is en geleid wordt, bv. monarchie, republiek, democratie 3

staatsvorming proces waarbij een bestuur over een afgebakend grondgebied en zijn inwoners vorm krijgt 4, 7, 8

huwelijkspolitiek het systematisch uithuwelijken van kinderen aan een geschikte partner om meer grondgebied of macht te vergaren 7, 8

stadstaat staatsvorm waarin een stad en de omgeving eromheen een eigen bestuur hebben 3 (veranderende) territoriale invulling wijze waarop het grondgebied en de grenzen veranderen doorheen de tijd 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 eenheid samenhorigheid in een bepaald gebied of tussen gebieden2, 4, 8, DE expansie uitbreiding, bv. van grondgebied 2, 6, 7, 8 graafschap grondgebied bestuurd door een graaf, een vazal van de Franse koning met een adellijke titel 5, 7, DP grens afbakening, bv. scheiding tussen twee gebieden 1, 2, 3, 4, 7 grondgebied territorium, bv. een gebied waarover bestuurd wordt 2, 4, 5, 6, 7 hertogdom grondgebied bestuurd door een hertog, een vazal van de Franse koning 5, 7, 8 koninkrijk gebied waarvan een koning het staatshoofd is 2, 5 territorium grondgebied, bv. een gebied waarover bestuurd wordt

2, 3, 4, 5, 6, 7, DE verbrokkeling uit elkaar vallen van het grondgebied in kleinere stukken 2, 3, 4, 8 verovering met geweld in bezit nemen, bv. van een grondgebied of territorium

2, 3, 4, 6, 7, 8

Histokit 291
©VANIN

Begrip

agrarische samenleving

Sociaal

Betekenis

Hoofdstuk

samenleving waarin landbouw en veeteelt de belangrijkste economische sectoren zijn 1, 2, 8, DE

demografische processenveranderingen in het aantal of de samenstelling van de bevolking epidemie ziektegolf 7

gelaagde samenleving

adel

clerus

samenleving waarbij niet alle mensen dezelfde kansen of rechten hebben (bv. standenmaatschappij)

middeleeuwse stand waarvan de leden (edelen) een bevoorrechte positie innamen. Ze hadden bv. recht op grondbezit.

2, 4, 5, 6, 7, 8, DE

2, 5, 7, DE, DP, DS

middeleeuwse stand waarvan de leden (geestelijken zoals bisschoppen, monniken, kloosterzusters …) een bevoorrechte positie innamen. Ze hoefden bv. geen belastingen te betalen. 5, 7, 8

klimaatveranderingwijziging die optreedt in het klimaat, bv. opwarming of afkoeling5

stand laag van de bevolking waarin je door geboorte terechtkomt 5, 7, DE

standenmaatschappij

samenleving waarbij je sociale en economische positie bepaald wordt door het gezin waarin je geboren bent 5, 6, 7, 8 volk meerderheid mensen in de middeleeuwse samenleving die weinig rechten en vooral plichten had 5, 7

geweld uitoefening van macht waarbij mentale of fysieke schade aan anderen wordt berokkend 1, 3, 4, 6, 7, 8

kruistocht gewapende expedities van westerse christenen, vooral tegen moslims, tijdens de hoge middeleeuwen

3, 6, 8 kruisvaarder christelijke strijder tijdens de kruistochten 6 pogrom vervolging en gewelddadige aanval op een bevolkingsgroep, in het bijzonder de joden 6

mensenrechten

migratie

basisrechten die elk mens ter wereld zou moeten hebben, zoals recht op leven, arbeid, onderwijs 1

verplaatsing van groepen mensen van de ene naar de andere plaats 2, 8 minderheid

sociale groep die zich door een eigen cultuur en/of religie onderscheidt en slechts een beperkt deel van een bevolking uitmaakt

4, 5, 6, 8

nomadische samenlevingsamenleving waarbij mensen in groepen rondtrekken 2, 4, 8 stam groep mensen die samenleeft zonder of met heel beperkte ongelijkheid, eigen aan nomadische samenlevingen 2, 4, DC

(on)gelijkheid

voorrechten

toestand waarin mensen in de samenleving al dan niet dezelfde kansen en rechten hebben

2, 4, 5, 7, 8, DS

rechten waarvan slechts een beperkte groep kan genieten zoals bv. het recht op grondbezit 5, 7

Histokit 292 ©VANIN

Sociaal

Begrip Betekenis

(on)vrijheid

Hoofdstuk

toestand waarin mensen in de samenleving al dan niet onderworpen of afhankelijk zijn 2, 7

oorlog gewapend conflict 1, 2, 4, 6, 7, 8

heilige oorlog oorlog die gevoerd wordt in naam van een religie of van God6

stedelijke samenleving samenleving met de kenmerken van een stad zoals dichte bewoning, een centrum, gespecialiseerde nijverheid of ambachten

1, 4, 5, 7, 8, DS

vrede afwezigheid van gewapende conflicten 4 wij-zij-denken denken in groepen en tegenstellingen, zwart-witdenken over groepen in de samenleving 5, 6, 8

discriminatie

het onderscheid maken tussen of buitensluiten van mensen en hen niet gelijk behandelen 5, 8, DS

onverdraagzaamheid het niet aanvaarden van afwijkende ideeën of gewoonten wat kan leiden tot afkeer of geweld 6

Cultureel

Begrip Betekenis

Hoofdstuk

artistieke stroming kenmerken van een kunstuiting uit een bepaalde tijd en plaats (bv. romaanse bouwkunst) DC

filosofie wijsbegeerte, (wetenschappelijke) activiteit met als doel het verkrijgen van kennis en wijsheid over levensvragen

2, 5, 6, 8 gewoonte gebruik dat van generatie op generatie wordt doorgegeven2, 3, 4, 8 kunst- en cultuuruitingproduct van menselijke creativiteit en culturele identiteit 2, 3, 4, 7, 8 apsis

halfronde ruimte van een basilica of een kerk. In een kerk stond het altaar in de apsis. DC

architectuur bouwkunst 4, DC icoon

beschilderd paneel waarop Christus of heiligen zijn afgebeeld in de Byzantijnse kunst 3 mozaïek wandversiering waarin de figuren worden gevormd door kleine ingelegde stukjes glas en steen 2, 3, 4 rondboog architecturale vorm waarbij stenen in een halve cirkel worden gemetst DC

schip (van een kerk) langgerekte ruimte van een kerk die zich voor het koor en/of de apsis bevindt DC wandtapijt handgeweven tapijt dat aan de muur hangt en waarop een voorstelling staat 7

levensbeschouwelijke organisatie wijze waarop mensen met eenzelfde geloof of met dezelfde visie op het leven zich organiseren

2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, DE

Histokit 293 ©VANIN

Cultureel

Begrip Betekenis

Hoofdstuk abt

geestelijke die aan het hoofd staat van een abdij of klooster5 bekeren iemand overtuigen om zich bij jouw religie aan te sluiten 2, 4, 6, 8

bisschop

christendom

concilie

islam

katholiek

kerk

geestelijke die aan het hoofd van een bisdom, een kerkelijk gebied, staat 2, 3, 5, 6

monotheïstische religie gebaseerd op de gedachte dat Jezus van Nazareth de menselijke zoon van God is

2, 3, 4, 6, 8, DS

belangrijke vergadering van christelijke leiders waarin kerkelijke aangelegenheden worden besproken 3, 5

monotheïstische religie gebaseerd op de openbaringen van de profeet Mohammed, opgetekend in de Koran 3, 4, 5, 6, 8

gebonden aan de christelijke leer zoals de kerk van Rome onder leiding van de paus ze voorschrijft

instelling van christelijke gelovigen, zoals bijvoorbeeld de RoomsKatholieke Kerk. Kerk is ook de term voor het gebedsgebouw van christenen.

2, 3, 6

2, 3, 4, 5, 7, 8, DC

klooster gebouw waarin een christelijke gemeenschap van geestelijken in afzondering leeft om zich aan God en het geloof te wijden 2, 5, DS

Oosters-Orthodoxe Kerk

christelijke kerk in het Byzantijnse rijk die zich vanaf het groot schisma afscheurde van de Rooms-Katholieke Kerk

3, 6, 8 paus geestelijke leider die aan het hoofd van de Katholieke Kerk staat2, 3, 6, 8

religie godsdienst

3, 4, DC, DE multiculturele samenleving

gebied waarin mensen van verschillende culturen met elkaar samenleven

2, 4, 6, 8, DE

onderwijs het bewust doorgeven van kennis en vaardigheden 4, 5, 8 kahtedraalschool onderwijs gegeven door een bisschop of een van zijn vervangers 5 universiteit onderwijsinstelling voor hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek 5

religieuze breuk het uiteenvallen van een religie in verschillende strekkingen3, 4, 8 schisma scheuring, bv. binnen een religieuze gemeenschap 3, 4

sjiieten

soennieten

moslims die de islamitische strekking van het sjiisme volgen. Na de dood van de profeet erkenden ze enkel zijn familieleden als wettige kaliefen. 4

moslims die de islamitische strekking van het soennisme volgen. Na de dood van de profeet erkenden ze ook niet-familieleden als wettige kaliefen. 4

technologie toepassing van de wetenschappen in een techniek 5, 6

traditie gewoonte die van generatie op generatie wordt doorgegeven3, 4, 8

Histokit 294 ©VANIN

Cultureel

Begrip Betekenis

wetenschappen

astronomie

Hoofdstuk

geheel van kennis over mens, samenleving, natuur, wereld en heelal waarop men kan voortbouwen om nieuwe kennis te ontwikkelen 4, 5, 6, 8

wetenschap die het zonnestelsel en de sterrenstelsels in het heelal bestudeert 4, 6 geneeskunde wetenschap die ziektes en de behandeling ervan bestudeert4, 6

geografie

aardrijkskunde, wetenschap die het aardoppervlak en de invloed ervan op mens, dier, plant en milieu bestudeert 4, 6, 8 wiskunde wetenschap die getallen en abstracte structuren bestudeert4

Economisch

Begrip Betekenis

(economisch) aanbod

arbeidsorganisatie

Hoofdstuk

hoeveelheid producten en diensten die te koop zijn. Soms is het aanbod producten en diensten groter of kleiner dan de vraag. 5

wijze waarop in een bedrijf de economische taken verdeeld worden tussen de werkgevers en werknemers en tussen de werknemers onderling 5

ambacht vak of beroep van handwerkslui gespecialiseerd in een bepaald product, bv. het ambacht van mandenmaker, pottenbakker 5

handel

ambachtslui

economische activiteit waarbij goederen worden uitgewisseld tegen betaling 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, DE, DS

handwerkslui gespecialiseerd in één vak. Ze verenigden zich per vak in een ambacht. 5, 7, DP

gilde beroepsvereniging van kooplui of van ambachtslui 5, 7 kooplui

handelaars die producten kopen en verkopen op de lokale of internationale markt 5, 7

laken wollen stof die geweven en daarna vervilt is waardoor ze warm en sterk wordt 5, 7, DP, DS zijderoute

verbindingsweg over land en zee tussen China en de Middellandse Zee in de oudheid en de middeleeuwen 4, DE

koopkracht

landbouw

de hoeveelheid producten en diensten die met een inkomen gekocht kan worden. De koopkracht hangt dus af van het inkomen en van de prijzen. 5, 8

economische activiteit waarbij land wordt gebruikt om dieren of planten te kweken 1, 2, 5, 8, DE, DS nijverheid

economische activiteit waarbij een grondstof tot een afgewerkt product wordt verwerkt 5, 7, 8, DE, DP, DS

(economische) vraag

de hoeveelheid producten en diensten die mensen willen kopen. Soms is de vraag naar producten of diensten groter of kleiner dan het aanbod. 5, 7, DE

Histokit 295
©VANIN

Structuurbegrippen:

begrippen om over het verleden te praten

Duur

anachronismepersoon of zaak die niet in een bepaald tijdvak thuishoort chronologie ordening in de tijd eeuw periode van 100 jaar historische periodetijdvak. We verdelen het verleden in zeven tijdvakken met een verschillende duur. jaar periode waarin een planeet rond haar ster draait. De aarde heeft 365 dagen, 6 uren, 9 minuten en 10 seconden nodig om rond de zon te draaien. millennium periode van 1 000 jaar periode afbakening in de tijd

symbolische datum datum of jaartal dat verwijst naar een verandering die eigenlijk langer duurde, verwijst naar één belangrijke gebeurtenis in een langere keten van gebeurtenissen

tijdrekening manier om te situeren in de tijd. We gebruiken meestal de tijdrekening ‘voor en na Christus’. Soms drukken we tijd ook uit in ‘aantal jaar geleden’.

Verandering

breuk plotse verandering continuïteit periode waarin iets voortduurt (niet verandert)

evolutie periode van geleidelijke verandering gelijktijdig wanneer twee zaken zich op hetzelfde moment voordoen ongelijktijdigwanneer twee zaken zich op verschillende momenten voordoen revolutie periode van plotse en/of grote verandering scharniermoment moment van grote maatschappelijke verandering, overgang tussen twee periodes verandering wijziging, het anders worden

1
06
Histokit 296
©VANIN

Verband

doel reden waarom iets gedaan, gezegd of geschreven wordt factor bijdrage tot een gebeurtenis of fenomeen menselijke factorbijdrage van individuele mensen tot een gebeurtenis of fenomeen

structurele factor bijdrage van groepen, afspraken, normen en instituties tot een gebeurtenis of fenomeen gevolg resultaat van feiten en/of gebeurtenissen (on)bedoeld gevolg(niet) gepland resultaat van feiten en/of gebeurtenissen (on)beoogd effect (niet) gepland resultaat van een handeling oorzaak reden waarom iets gebeurt incidentele oorzaak oorzaak die op korte termijn verklaart waarom iets gebeurt. Het gevolg ervan is direct.

structurele oorzaak oorzaak die op lange termijn verklaart waarom iets gebeurt. Het gevolg ervan is indirect.

toeval gebeurtenis waarvoor geen oorzaak te vinden is

Bewijs

aanwijzing bron die we kunnen gebruiken om iets te bewijzen argument motief of reden waarmee je iets aantoont

argumentatie redenering waarbij je met behulp van een aantal argumenten iets aantoont bewijs datgene waarmee iets met zekerheid aangetoond wordt drogredeneringargumenten en/of redeneringen die niet juist zijn, maar wel juist lijken feit iets waarvan de waarheid vaststaat hypothese veronderstelling, mogelijk antwoord op een onderzoeksvraag dat (nog) niet (helemaal) bewezen is interpretatie proces van het zoeken van betekenis en verklaring mening overtuiging of opvatting representativiteitmate waarin een bron typisch is voor een bepaalde groep of samenleving veralgemeningsamenvatten van aparte gevallen onder één algemene noemer vooroordeel mening waarvoor geen bewijs is geleverd, bv. op basis van traditie of intuïtie stereotypering beschrijving van een groep of individu op basis van een overdreven of onterechte veralgemening

Histokit 297
©VANIN

Plaats

centrum voornaamste gebied, plaats waar macht van uitgaat

continent grote landmassa die (bijna) niet met andere landmassa’s is verbonden (bv. Europa, Afrika …)

Europees uit Europa

West-Europees uit regio in Europa waartoe de huidige Benelux, Frankrijk en Duitsland horen continentaal van het vasteland lokaal plaatselijk, van beperkte geografische schaal of invloed maritiem behorend tot de zee periferie randgebied, plaats die afhankelijk is van een centrum platteland landelijk gebied met beperkte bevolkingsdichtheid ruraal behorend tot het platteland regio streek

regionaal op een grotere schaal dan lokaal ruimte regio of continent

gesloten ruimte geïsoleerde regio of geïsoleerd continent, zonder of met minimaal contact met andere regio’s

open ruimte regio of continent dat in contact staat met andere regio’s stad grotere plaats waar mensen wonen stedelijk behorend tot de stad

(niet-)westers wel of niet behorend tot het Westen. Dit is een verwijzing naar de cultuur, politiek en economie van West-Europese samenlevingen en bij uitbreiding van andere regio’s die die gebruiken hebben overgenomen.

Standplaatsgebondenheid

analogie overeenkomst

beeldvorming

Wanneer we het verleden bestuderen vormen we ons een beeld van het verleden. Dat beeld is niet noodzakelijk een correct beeld. Daarom moeten we kritische vragen stellen aan historische bronnen en werken.

contextualiseringhet analyseren van kennis (over het verleden) vanuit verschillende perspectieven geschiedenis wetenschap die probeert een beeld te vormen van het verleden door de studie van historische bronnen perspectief gezichtspunt

verleden dat wat voorbij is

Histokit 298 ©VANIN
©VANIN
©VANIN
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.