Vakantie, asfalt en draadjes Do Van Ranst illustraties van Jan Lieffering
1. ‘Sel, we moeten nu echt verder’ , zegt mama. Ze wijst naar Wim die al ongeduldig bij de auto staat te wachten. Maar Sel heeft zin in een ijsje met gekleurde spikkels en slagroom er bovenop. ‘Alweer!’ roept mama uit, met haar handen in de hoogte. Ook Flo heeft trek in een heerlijk ijsje uit het tankstation. Ze kijken met smekende hondenogen naar mama. Maar mama schudt langzaam, maar zeker, het hoofd. ‘Nee, kinderen, dit is het vierde tankstation waar we stoppen’ , zegt ze. ‘Jullie hebben al meer dan genoeg chips en ijs op.’ Ze rolt met de ogen en schudt met het hoofd. ‘En nu geen smoesjes meer!’ zegt ze er nog achteraan.
2
Wim is er ook bij komen staan. ‘De komende uren beslist geen plasstop meer, jongens’ , zegt hij. Mama en Wim slaan triomfantelijk de handen in elkaar. Ze zijn het heel erg eens met elkaar. Mama en Wim zijn het eigenlijk altijd eens met elkaar. Ze zijn namelijk heel erg verliefd. Vanochtend zei mama het voor de honderdduizendste keer. ‘Wim, ’ riep ze uit, ‘ik ben stapelgek op je, maar je benen zijn witter dan karnemelk!’ ‘Daarom trekken we naar het warme, zonovergoten zuiden!’ riep Wim uit. Sel en Flo joelden van plezier. ‘Avignon in ZuidFrankrijk!’ schreeuwden ze in koor.
3
Intussen hebben ze al iets meer dan zeven lange uren gereden. Het lijkt wel minstens zevenhonderd uur, vinden Sel en Flo. ‘Nu in één keer recht naar het prachtige Avignon dat op ons ligt te wachten!’ roept Wim uit, terwijl ze in de auto stappen. Mama kijkt in de achteruitkijkspiegel naar de kinderen op de achterbank, elk met een overheerlijk ijsje. Ze knipoogt. ‘Jullie krijgen het toch iedere keer weer netjes voor elkaar’ , zegt ze. ‘Hoever is het nou nog?’ vraagt Flo. Mama slaakt een gilletje. ‘Begin niet weer, trien!’ ‘We kunnen de auto niet voorbij hollen’ , zegt Wim.
4
tekening
5
2. Eigenlijk is het geen gewone auto waarmee ze naar Frankrijk rijden, maar een kampeerwagen die er een beetje uitziet als een busje met een keukentje, een tafel en bedden erin. De fietsen zijn door Wim met een heleboel stevige elastieken achterop de wagen vastgemaakt. Sel en Flo kijken vaak bezorgd door het kleine raampje achterin, bang dat de fietsen er zullen afvallen. Mama rijdt soms best hard en onderweg heeft het al flink gewaaid. Gelukkig heeft de zon het inmiddels van het gure weer overgenomen. ‘Had ik het niet zo voorspeld, lieve mensen?’ vraagt Wim. Hij kijkt breed glimlachend achterom naar Sel en Flo. Ze zitten op de bank bij de eettafel in het woongedeelte van het busje. ‘Hopelijk zijn we er nu snel’ , fluistert Flo in het oor van haar broer, want ze is het rijden meer dan zat. ‘Ik wil scheuren op mijn BMX, broer!’ Ze kijkt voor de honderdste keer over haar schouder door het raampje. 6
3. Drie uur later en tweehonderd kilometer verder kijkt mama met een brede lach achterom en zegt: ‘We zijn in Avignon, kinderen!’ ‘Camping Soleil’ , brult Wim. ‘Soleil betekent zon’ , weet Sel. Die zon doet mama flink zweten als ze de kampeerwagen tussen twee caravans parkeert. Het is best moeilijk, want veel plaats is er niet voor dat grote ding. De mensen van de caravans kijken ongerust toe omdat ze bang zijn dat mama er een gaat raken. Als de wagen geparkeerd staat, haasten Flo en Sel zich naar buiten en rennen als gek door het gras. ‘Eindelijk kunnen we fietsen!’ schreeuwt Flo. Mama excuseert zich gegeneerd bij de buren. ‘Geeft allemaal niks, mevrouw’ , zeggen ze. Ze praten gelukkig niet allemaal alleen maar Frans. ‘Eerst gaan we de tuinstoelen neerzetten en de luifel tegen de zon uitdraaien’ , zegt mama. ‘En hier kunnen we blijkbaar een vaatje doen.’ Wim wijst naar het sanitaire gebouw, vlak bij hun plekje. 7
Mama verzamelt vieze kopjes, borden en bestek. Tijdens de lange rit is er gegeten en gedronken en nu moet alles in de vaat en dat kan makkelijker op de camping dan in het kleine gootsteentje in de wagen. Wim inspecteert alle hoekjes en kantjes van het sanitaire gebouw. ‘Je kan hier ook douchen en naar de wc’ , grinnikt hij. ‘En hier kan je fietsen!’ roept Flo, terwijl ze met beide handen naar het weggetje tussen de kampeerplaatsen wijst. ‘Moeten we niet eerst met zijn allen de camping even bekijken?’ stelt mama voor. Flo laat zich languit in het warme gras vallen. ‘IK … WIL … FIETSEN!’ schreeuwt ze. Wim fluistert wat in mama’s oor, maar mama schudt heftig en met een strenge blik van nee. ‘Ach, komaan, lieveling’ , zegt Wim, met een pruillip die hij van de kinderen heeft afgekeken. Mama laat de schouders hangen en zucht diep. ‘Goed, goed, goed dan, stelletje zeurkousen. Jullie moeten me wel beloven dat jullie uiterst voorzichtig zijn, kinderen!’ roept mama hen na. ‘Racen!’ roept Flo. 8
tekening
9
5. Mama en Wim zijn bijna klaar met de vaat en gooien, als kinderen, natte handdoeken naar elkaar. Mama giert van de pret, maar haar lach wordt gebroken door een gil die van buiten komt. Ze hebben de tijd niet om na te gaan of die gil van Flo kwam of van Sel. En was het dan een gil van plezier, zoals ze zo vaak slaken of was het … Sel staat hijgend en met een krijtwit gezicht in de deuropening van het sanitaire gebouw. ‘Flo is gebotst en gevallen en er is overal bloed!’ Zonder nog iets tegen elkaar te zeggen, rennen ze naar buiten. Sel probeert al rennend uit te leggen wat er gebeurd is: ‘Eerst was er een steile helling en toen gingen we griezelig hard bergaf. Flo probeerde nog net op tijd te remmen, maar haar rem knapte. Toen was er nog een scherpe bocht naar links en toen een boom, vlak naast het wegeltje.’ 10
tekening
11
Bij de boom staan er inmiddels wel tien mensen die zich over Flo buigen. Ze ligt op een bolletje in de kiezels en haar kin zit onder het bloed. Haar benen en armen zitten onder de bebloede schrammen en grote asfaltvlekken. Mama valt op de knieën bij Flo en duwt haar dicht tegen zich aan. Sel staat er maar beteuterd naar te kijken en wriemelt nerveus aan de koordjes van zijn short. ‘Het ziet er erg uit, maar het komt allemaal wel goed, hoor’ , zegt iemand. ‘Ze moet wel naar het ziekenhuis, als je het mij vraagt’ , zegt iemand anders. Bernard, een meneer die met zijn vrouw en kleinkinderen de linkse caravan bewoont, stelt voor om te rijden. ‘Met die grote kampeerwagen van jullie duurt het veel te lang om van de camping te rijden’ , zegt hij.
12
Mama en Wim kruisen hun blikken en knikken naar elkaar. Mama tilt Flo, zo voorzichtig ze kan, van de kiezels. Een vriendelijke dame houdt haar tegen en duwt op Flo haar arm en haar linkerhand, haar rechterbeen en haar heup. Bij elk duwtje vraagt ze aan Flo of ze er pijn heeft. ‘Hier, hier of hier?’ Flo schudt gelukkig van nee. Drie keer. ‘Niks gebroken’ , zegt de dame opgelucht. ‘Mijn benen en armen branden wel een beetje’ , zegt Flo met een kreun in haar stem. ‘Van het asfalt’ , zegt Bernard. ‘Er zit asfalt in haar huid.’ ‘Dat meisje had wat meer kleren moeten dragen’ , zegt een dame in een bloemetjesbadpak en onder een reuze zonnehoed. Mama knikt. Ze had er iets van moeten zeggen toen Flo met enkel een bikinitop en short op de fiets is gegaan. Ze schaamt zich dat ze niet voorzichtiger is geweest.
13
6. Om het hospitaal te bereiken, moeten ze langs kronkelweggetjes en haarspeldbochten. Flo schreeuwt het uit van de pijn, voornamelijk aan haar kin. Een dikke reep huid hangt los en bengelt heen en weer in de bochten. Sel wordt er haast misselijk van en toch kan hij er zijn ogen niet van af houden. Wim en mama kibbelen en soms maken ze zelfs ruzie. Het lijkt alsof ze elkaar de schuld willen geven voor wat er is gebeurd. Van verliefdheid blijft er ineens nog heel weinig over. ‘Je had die fietsen nog moeten laten staan tot de vaat klaar was’ , zegt mama hard. ‘Bovendien hoorden we eerst samen, zoals ik al aangaf, de camping te verkennen!’ ‘Flo had een T-shirt en een broek moeten dragen, in plaats van zo goed als niks!’ Bernard zegt niks. Hij concentreert zich op de bochten en de smalle weggetjes van Zuid-Frankrijk.
14
In het ziekenhuis hoeven ze gelukkig niet te wachten, ook al zitten er nog mensen. Een verpleegster wijst hen meteen de weg naar het dokterskabinet. De dokter is groot en breed, een beetje als een reus. Maar dan wel een vriendelijke reus die mama en Wim de hand schudt. Hij aait Sel met zijn grote, zware hand een keer over het hoofd, maar dat vindt Sel maar niks. Hij is negen! De dokter kijkt met een frons in het voorhoofd naar de kin en de armen en benen van Flo. Hij zegt wat in het Frans tegen mama en Wim die heel de tijd knikken en een beetje raar kijken omdat de dokter heel snel praat, waardoor ze niet alles begrijpen. Een verpleegster brengt heel voorzichtig een lapje op Flo haar kin aan. Flo schreeuwt het uit bij de minste aanraking.
15
tekening
16
Dan moeten ze naar een naburig kamertje dat er uitziet als een soort badkamer. ‘Moet Flo gewassen worden in de douche?’ vraagt Sel. De dokter knikt. ‘Douche’ , zegt hij. Hij wijst naar een kamertje met witte tegels, een kraan en een sproeier. Met haar bikini aan mag Flo erin gaan staan. ‘Wat gaan ze doen?’ wil Flo weten. Haar stem schiet de hoogte in. Ze probeert zich sterk te houden, maar ze huilt zodra de douche klaterend aangaat. De verpleegster knijpt nu en dan een vloeistof op de asfaltvlekken in haar knieën, enkels en ellebogen. Flo tiert en schreeuwt als gek, van de pijn en van de kou tegelijk. Sel zou zijn oren willen afsluiten. Iedereen zou dat willen, maar iedereen is druk met Flo te sussen.
17
De dokter wrijft met een sponsje door de wonden heen. Die vloeistof verdooft de pijn, weet mama. Nog een andere reinigt de wondjes. De dokter heeft het allemaal uitgelegd. Het douchen en wonden poetsen duurt meer dan een halfuur. ‘De meeste vlekken zijn nu ontsmet’ , fluistert mama. Ze duwt haar mond in Sels haar, want ook hij moet getroost worden.
18
7. Flo staat te trillen als een twijgje in de wind. Mama en Wim staan in een hoekje wat verderop, dichtbij elkaar. Ze fluisteren, maar Sel kan het horen. ‘Haar kin moet genaaid worden’ , zegt mama, met een diepe zucht erachteraan. Sel slaat zijn hand voor zijn mond. De dokter gaat bij een bed zitten waar hij iets uit een verpakking peutert. Hij houdt wat uit de verpakking komt tegen het licht en kijkt erin met één oog dicht en tikt ertegen, als tegen een knikker. Het is helemaal geen knikker, maar wel een injectienaald, weet Sel. De dokter zegt stilletjes iets tegen mama en tegen Wim en wijst daarbij naar Flo. Haar ogen schieten schichtig van de dokter naar mama en haar lip begint steeds meer te trillen. ‘Wat gaat er nu gebeuren, mam?’ piept ze.
19
tekening
20
‘De dokter moet nog wat doen om je weer beter te maken’ , zegt mama, zo voorzichtig ze kan. Flo schudt heftig van nee en grijpt naar de armen van haar broer. Hij laat haar begaan, ook al knijpt ze er heel hard in. Sel zet zijn tanden stevig op elkaar. ‘Ik wil niet!’ roept ze luidkeels uit, terwijl ze met haar voeten hard tegen de vloer stampt. Mama en Wim tillen Flo op, maar ze schopt alle kanten op met haar benen. De verpleegster geeft haar vliegensvlug een spuitje in haar bil. Dat ging zo snel dat Flo het niet eens heeft gevoeld.
21
Dan legt de verpleegster een blauw, plastic doek over Flo’s gezicht, waarin ter hoogte van de kin een gat zit, waarlangs ze weer een vloeistof sprenkelt. ‘Dat is ook om te verdoven?’ vraagt Sel. Wim knikt. ‘Misschien moet jij ook maar dokter worden’ , knipoogt hij. Flo ligt nu heel rustig onder het doek. Ze huilt alleen een heel klein beetje en bijna onhoorbaar. In zes halen naait de dokter behendig haar kin. De verpleegster blijft heel de tijd sprenkelen en mama knijpt net zo lang, zachtjes, in Flo’s hand. Wim kijkt liever de andere kant op. Sel vindt zijn zus een echte heldin.
22
8. Bernard is heel de tijd op de parking bij zijn auto blijven wachten. Hij kijkt heel bezorgd als hij Flo in de armen van Wim ziet liggen. Ze lijkt wel een lappenpop, gewikkeld in een wit laken van het hospitaal. ‘Onze meid is flink gepoetst en haar kin is stevig dichtgenaaid’ , probeert Wim luchtig te klinken. In de auto vertelt mama het hele verhaal aan de bezorgde Bernard. ‘Het erge van het hele verhaal is …’ , zegt mama. Ze houdt even op met praten en wrijft een lok haar uit Flo’s gezicht dat nat en rood aangelopen is van het huilen. Dan gaat ze verder: ‘Een half jaar lang mag dat kind niet meer in de zon.’ ‘De zon mag haar huid niet raken zodat de vlekken geen littekens worden’ , legt Wim uit. ‘En geen water meer. Een douche nemen of een bad mag natuurlijk wel nog, maar heel kort dan’ , zegt mama. ‘Flo mag in ieder geval een half jaar, of langer, niet in zee’ , zegt Wim. 23
tekening
24
Bernard kijkt bezorgd, maar toch met een knipoogje, over zijn schouder naar Sel. ‘Dit was misschien de kortste ooit, ’ zegt hij, ‘maar er volgen vast nog heel veel andere vakanties, grote broer.’ Sel voelt zijn lip trillen, maar hij probeert niet te huilen, voor Flo. ‘Bedankt voor de hulp, bovenste beste buurman’ , zegt Wim tegen Bernard, als ze vlakbij de kampeerwagen geparkeerd staan. ‘Zonder u waren we nooit zo snel geholpen,’ zegt mama, met haar beide armen rond Bernard die er beetje van moet blozen. Op de camping staat een handvol mensen bij elkaar te wachten op Flo. Mama krijgt er haast tranen van in de ogen. ‘Wat zijn de mensen hier ongelooflijk lief’ , zegt Wim, met een krop in de keel. ‘Dit is inderdaad een erg warme kampeerplaats’ , zegt Bernard. ‘Zelfs als de zon in dagen of weken niet meer heeft geschenen.’ Mama legt Flo voorzichtig op het hoge bed in de kampeerwagen. De mensen stellen vragen aan Wim, die in zijn beste Frans antwoorden geeft.
25
Sel zit beteuterd op het trapje van de wagen, terwijl mama een witte pasta op de brandwonden van Flo smeert. De pasta moet zeker zes keer per dag gesmeerd worden, volgens de verpleegster die mama een tube meegaf. ‘Wat is er met jou, jongeman?’ vraagt Wim. Hij probeert opgewekt te klinken, terwijl hij op zijn knieën bij Sel gaat zitten. ‘De vakantie zit erop, zonder dat we het zwembad, het meer of de speeltuin hebben gezien.’ ‘Je weet best dat we niet kunnen blijven, na wat er allemaal gebeurd is, Sel’ , zegt Wim. ‘Flo …’ Mama staat ineens achter Wim, met haar handen in haar zij en een voet vooruit. Die houding neemt ze altijd aan als ze wat belangrijks gaat zeggen, weet Sel.
26
tekening
27
‘We kunnen wel’ , zegt ze, een beetje met een mysterieuze glimlach om de lippen. ‘We zijn hier nu toch in dit goddelijke oord en thuis is er ook volop zon en water waar Flo nu even niet tegen kan.’ Wims mondhoeken gaan pijlsnel de hoogte in, alsof ze aan draadjes hangen, waar een onzichtbare aan trekt. Sel gaat steeds rechter op het trapje zitten, waarbij ook zijn mondhoeken steeds meer de hoogte in worden getrokken. ‘Blijven we echt nog een poosje hier, mam?’ roept hij uit. ‘Niet ons ganse leven, natuurlijk’ , lacht mama. ‘Maar wel de hele vakantie!’
28
9. Het zit zo. De draadjes in de kin van Flo moeten er uiteindelijk ook weer uit. De dokter heeft gezegd dat hij dat zal doen, want hij is zowat de beste draadjesdokter van het land. ‘En ik maak het werk het allerliefst ook zelf af’ , lachte hij. Ze zitten met z’n allen onder het luifel van de kampeerwagen, Flo met een strandlaken over de schouders, tegen de stekende zon. Ze zijn al een keer gaan kajakken in de rivier enkele kilometers verderop. Eerst leek het erop dat Flo niet mee kon gaan, maar Wim zette een stoere pet op haar hoofd. Ze kozen haar langste broek uit en het enige T-shirt met lange mouwen dat mee op vakantie was. Het werd een heerlijke dag, alsof er zelfs niks gebeurd was!
29
‘Als je de draadjes zonder morren laat verwijderen’ , zegt mama, met een spannende stilte achteraan. ‘Wat dan?’ piept Flo. ‘Dan blijven we nog veertien dagen in Avignon.’ Flo belooft het. Mama en Wim slaan de handen in elkaar en zoenen. Ze lijken eindelijk weer heel erg verliefd op elkaar. ‘Nu weer pasta smeren’ , zegt mama, een beetje met tegenzin. Flo zucht. ‘De miljoenste keer!?’
30
10. Na twee heerlijke, maar ook een beetje vreemde vakantieweken vertrekken Sel, Flo, Wim en mama weer richting huis. ‘Aan alle mooie dingen komt een eind’ , zegt Bernard die hen staat uit te zwaaien. Flo geeft hem een klapzoen op de wang en een fles wijn die ze gisteren kochten in het dorp. Van enkele gasten op de camping krijgt hij nog een hartelijk applaus. Op de terugweg stoppen ze zoals afgesproken bij de beste draadjesdokter van het land. Flo houdt zich heel sterk en geeft geen krimp, tot grote verbazing van de dokter.
31
32
Op de snelweg lijkt alles alweer vergeten. ‘Hoe ver moeten we eigenlijk nog?’ vraagt Flo om de haverklap. ‘Ik moet superdringend plassen’ , zegt Sel, zowat om het halfuur. ‘Niet weer!’ roept mama heel de tijd uit. ‘En ik wil een ijsje met kleurrijke spikkels en een flinke toef slagroom’ , zegt Wim. Hij kijkt mama met lieve, smekende ogen aan. ‘Niks van, kleuter!’ roept mama lachend uit. Bij het volgende tankstation gaat mama toch de snelweg af. Alles is dus zo goed als onveranderd. Op het wondje in Flo’s kin na dan.
33
34
Over auteur Do Van Ranst Do Van Ranst werd geboren in Dendermonde maar woont al bijna zijn hele leven in Hamme met zijn zonen, Marcel (15) en Flor (13) en vriendin Yasmine. Op vakantie gaan is iets waar ze altijd heel erg naar uitkijken. Al was die ene vakantie naar ZuidFrankrijk van enkele jaren geleden wel een beetje een tegenvaller… Alhoewel, alles kwam gelukkig goed en het was zo heftig dat het dit verhaal opleverde. ‘Vakantie, asfalt en draadjes’ over Sel en Flo en het ongeluk met de fiets is natuurlijk ietsje anders dan de echte vakantie van Do en zijn zonen, want als schrijver mag je dingetjes toevoegen, flink fantaseren en honderduit zinnen verzinnen. Dat maakt schrijven zo leuk, vindt Do. Hij pende al meer dan dertig boeken bij elkaar voor verschillende leeftijden. Wil je meer boeken leren kennen? Enkele titels zijn ‘Dit is Dina!’, ‘Dina is terug’ en ‘Voluit Samuel’. Voor meer info surf je naar www.facebook.com/do.v.ranst - https://twitter.com/DoVanRanst www.davisdsfonds.be
Andere boeken van Do in BiB-BoX: Katjes, brokjes en dieven Het voorval met het Beest in het bos Drie bladzijden voor een rol
35
Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken. In België beschermt de auteurswet de rechten van die mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hun dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be. © Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2016 Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever. Auteur: Do Van Ranst Tekeningen: Jan Lieffering Vormgeving en cover: Peer De Maeyer Zetwerk: D. Provo nv, Gierle Projectcoördinatie: Caroline Vanderhaegen Eerste druk 2016 ISBN 978-90-306-7541-9 D/2016/0078/7 Art. 563725/01 NUR 191