Praktisch burgerlijk recht uitgediept_2022_voorbeeldhoofdstuk

Page 1

Hoofdstuk 2

Indelingen van het recht

1 Algemeen

Uit het hoofdstuk 'Algemene inleiding' is reeds gebleken dat het recht een grote verscheidenheid van regels kent. Elke rechtstak heeft ook een aantal eigen principes. Een bewijs daarvan zijn onder meer de verschillende soorten rechtbanken die elk hun specialiteit hebben. Een indeling van het objectief recht dringt zich dan ook op.

2 Privaatrecht – Publiekrecht

1. Traditioneel maakt men een onderscheid tussen privaatrecht en publiekrecht. Er zijn andere indelingen mogelijk maar deze zijn niet algemeen toepasselijk. We vermelden bij wijze van voorbeeld het onderscheid tussen patrimoniale en extrapatrimoniale rechten.

2. Tot het publiekrecht behoren de objectieve rechtsnormen die het algemeen belang betreffen. Dit deel van het recht regelt de inrichting, organisatie en werking van de staat, zijn onderdelen en organen, en bepaalt de rechtsbetrekkingen van de staat, zijn onderdelen en organen tegenover elkaar, de burgers, de andere staten en internationale rechtspersonen. Telkens moet ervan uitgegaan worden dat in het publiekrecht het openbaar gezag aan bod komt en toegepast wordt.

3. Het privaatrecht daarentegen heeft betrekking op private belangen. Het ordent de rechtsverhoudingen tussen burgers onderling (natuurlijke personen en privaatrechtelijke rechtspersonen), en tegenover publiekrechtelijke rechtspersonen, indien deze laatste op voet van gelijkheid met de burgers en dus niet als dragers van (een deel van) het staatsgezag aan het rechtsverkeer deelnemen.

VOORBEELD

Als de gemeente een stuk grond koopt dan behoort deze rechtshandeling tot het privaatrecht. Zij treedt dan niet op als behoeder van het algemeen belang, maar wel als rechtssubject. Verwerft ze het eigendomsrecht door toepassing van de onteigeningsprocedure, dan behoort de handeling tot het publiekrecht. Onteigening gebeurt immers slechts indien het algemeen belang dit vereist. Alleen de overheid heeft immers het prerogatief om de speciale procedure van de onteigening toe te passen (art. 16 Gw.).

4. Een scherpe scheiding tussen publiek- en privaatrecht is niet te trekken. Sommige rechtstakken vertonen kenmerken van beide categorieën en worden eerder op grond van een gradueel dan wel van een intrinsiek verschil als publiek- of privaatrechtelijk geklasseerd. Andere takken kunnen zelfs helemaal niet gecatalogeerd worden: zij hebben werkelijk een gemengd karakter.

31
Hoofdstuk 2 Indelingen van het recht

2.1 Het publiekrecht

5. Tot het publiekrecht behoren het grondwettelijk recht, het administratief recht, het strafrecht, het sociale zekerheidsrecht en het fiscaal recht.

6. Het grondwettelijk of constitutioneel recht is het recht dat de regels omvat die de vestiging, de structuur en de uitoefening van het soevereine gezag betreffen. Het regelt de inrichting van de staatsmachten, hun onderlinge verhoudingen en de grondrechten die aan de burgers zijn toegekend. Het Belgisch constitutioneel recht ligt hoofdzakelijk in de Grondwet maar ook in een aantal bijzondere wetten zoals de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen (BS 15 augustus 1980).

7. Het administratief recht (of bestuursrecht) omvat de regels betreffende de inrichting en de werking van de organen van de uitvoerende macht (de regering, de ambtenaren), waarvoor de principes in het grondwettelijk recht zijn neergelegd. Het bepaalt hoe de staat en zijn onderverdelingen (provincies, gemeenten, openbare instellingen) functioneren.

De overheid fragmenteert deze rechtstak in verschillende deelmateries waarin zij meer en meer zeggenschap en procedures uitwerkt. Het administratief recht is de laatste jaren uitgebreid met diverse rechtstakken.

Materies zoals onteigening en ruimtelijke ordening en stedenbouw behoren traditioneel tot deze tak van het recht. Het invoeren van het systeem van vergunningen is hier van groot belang, in die zin dat op deze manier de overheid vooraf kan uitmaken of een bepaald bouwwerk toelaatbaar is. Zij hanteert hierbij criteria van algemeen belang.

Andere onderdelen van het administratief recht zijn het milieurecht, het energierecht, het recht op het natuurbehoud, het ambtenarenrecht, het mediarecht en het onderwijsrecht.

Het bepaalt tevens de rechtsbescherming die de particulier kan inroepen ten overstaan van handelingen van het bestuur. Hiertoe is een speciale administratieve rechtbank ingevoerd op basis van artikel 160 Gw., namelijk de Raad van State (Gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973, BS 21 maart 1973).

Om de Raad van State te ontlasten, werden de jongste decennia meerdere gespecialiseerde administratieve rechtbanken gecreëerd. Te denken valt o.a. aan de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen en de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Tegen uitspraken van deze rechtscolleges kan nog een cassatieberoep worden ingesteld bij de Raad van State.

8. Het strafrecht bestaat uit twee takken: het materiële en het formele strafrecht.

9. Het materiële strafrecht beschrijft de strafbare feiten (= misdrijven) en de eraan verbonden straffen (art. 7 Sw.). Afhankelijk van de zwaarte van het strafbaar feit onderscheidt het Belgisch Strafwetboek drie soorten misdrijven:

– de overtredingen worden beteugeld met een politiestraf nl. een gevangenisstraf van 1 tot 7 dagen (art. 28 Sw.), een werkstraf van 20 tot 45 uren (art. 37quinquies, § 2 Sw.) en een geldboete van ten minste 1 EUR en ten hoogste 25 EUR (art. 38, eerste lid Sw.);

– de wanbedrijven worden gesanctioneerd met een correctionele straf nl. een gevangenisstraf van ten minste 8 dagen en ten hoogste 30 jaar (art. 25 Sw.), een werkstraf van meer dan 45 uren en ten hoogste 300 uren (art. 37quinquies, § 2 Sw.) en een geldboete van ten minste 26 EUR (art. 38, tweede lid Sw.);

– de misdaden worden bestraft met criminele straffen nl. opsluiting (art. 8-9 Sw.) of hechtenis (voor politieke misdrijven art. 10-11 Sw.) allebei levenslang of tijdelijk, maar ten minste 5 jaar en niet langer dan 40 jaar en een geldboete van ten minste 26 EUR.

32 Deel 1
Inleiding tot het recht

De laatste jaren zijn er diverse alternatieve straffen in het Strafwetboek ingevoegd. Zo kan de rechter de veroordeelde met een gevangenisstraf van ten hoogste één jaar onder elektronisch toezicht plaatsen via een enkelband (art. 37ter Sw.). Een politiestraf of correctionele straf kan ook bestaan in een werkstraf als de beklaagde hiermee akkoord gaat (art. 37quinquies Sw.). In bepaalde gevallen kan de politierechtbank of de correctionele rechtbank een probatiestraf uitspreken (van minstens 6 maanden tot ten hoogste 2 jaar). Die bestaat uit de verplichting om tijdens de probatietermijn bijzondere voorwaarden na te leven (art. 37octies Sw.).

VOORBEELD

Mogelijke voorwaarden die de rechter kan uitspreken zijn: een therapie volgen, een baan zoeken, geen alcohol of drugs gebruiken, niet langer contact met het slachtoffer hebben, een opleiding volgen, het verbod om bepaalde plaatsen te bezoeken, het slachtoffer vergoeden ...

Naast de hierboven vermelde hoofdstraffen kan de rechter bijkomende straffen opleggen. Zo kunnen de zaken waarmee een misdrijf werd gepleegd of de vermogensvoordelen die het misdrijf heeft opgeleverd verbeurdverklaard worden. (art. 42 Sw.).

De veroordeelde kan in sommige gevallen ontzet worden van het recht om: – openbare ambten te vervullen; – verkozen te worden en/of om te kiezen; – voogd, curator of bewindvoerder te zijn (art. 31 Sw.).

De rechter kan rechtspersonen verbieden hun werkzaamheden verder te zetten of verplichten om één of meer inrichtingen te sluiten (art. 36-37 Sw.).

De rechter kan ook bevelen dat het vonnis of arrest bekendgemaakt moet worden (art. 37bis Sw.).

Uit het vorige blijkt dat de meeste straffen en strafbare feiten opgesomd worden in het Strafwetboek. Daarnaast zijn er ook diverse wetten die strafbare handelingen en de eraan verbonden straffen voorschrijven. In Boek XV WER vinden we een volledige titel 3 (art. XV.69-131/2 WER) met strafrechtelijke bepalingen.

10. Naast het materiële strafrecht is er ook het formele strafprocesrecht. Dat bevat de regels over de wijze waarop een onderzoek naar eventuele misdrijven gevoerd moet worden, hoe de procedure voor de bevoegde rechtbank verloopt, en op welke wijze de uitgesproken straffen dienen uitgevoerd. Dat alles vinden we in het Wetboek van Strafvordering.

Om de burgers tegen mogelijke willekeur te beschermen, steunt het strafrecht op een aantal onaantastbare principes. Niemand kan een veroordeling oplopen voor een daad waarvoor – toen zij gepleegd werd – nog geen wettelijke straf voorzien was: geen misdrijf en geen straf zonder wet! Dat kan dus alleen door de wetgevende macht. Dat is wat men verstaat onder het legaliteitsbeginsel. Dat dit fundamentele principes zijn, blijkt uit het feit dat we ze niet alleen terugvinden in artikel 2, eerste lid Sw., maar ook in artikel 14 Gw. We vinden ze ook terug in diverse verdragen die België mee heeft goedgekeurd, zoals artikel 7 EVRM.

11. Het fiscaal recht is het geheel van regels betreffende het heffen en innen van belastingen. De belastingen zijn door de staat eenzijdig opgelegde heffingen. Zij worden verdeeld in directe en indirecte belastingen. De eerste categorie slaat op een min of meer voortdurende toestand der personen (bv. inkomstenbelasting). De laatste soort daarentegen treft gebeurtenissen van toevallige of voorbijgaande aard (bv. erf- en registratiebelasting, btw). Ook hier geldt het legaliteitsbeginsel (art. 170 Gw.).

33
Hoofdstuk 2 Indelingen van het recht

2.2 Het privaatrecht

12. Het privaatrecht, dat de verhoudingen tussen de burgers regelt, kunnen we indelen in burgerlijk recht en internationaal privaatrecht. Het ondernemings- en economisch recht, het vennootschapsrecht en het gerechtelijk recht hebben ook een aantal regels die aanleunen bij het privaatrecht maar zij moeten eerder als ‘gemengd’ worden beschouwd.

13. Het burgerlijk recht is het “gemeen” privaatrecht: het is gemeenschappelijk voor alle burgers, zonder onderscheid. Het ligt hoofdzakelijk neergeschreven in het Burgerlijk Wetboek en regelt de courante verhoudingen tussen mensen.

Het burgerlijk recht is momenteel in volle evolutie. Er komt op (korte) termijn een volledig nieuw Burgerlijk Wetboek.

De wet van 13 april 2019 tot invoering van een Burgerlijk Wetboek en tot invoeging van Boek 8 ‘Bewijs’ in dat Wetboek geeft alvast aan dat er een Burgerlijk Wetboek wordt ingevoerd dat uit 9 boeken bestaat, met name:

– Boek 1: Algemene bepalingen

– Boek 2: Personen, familie en relatievermogensrecht

– Boek 3: Goederen

– Boek 4: Nalatenschappen, schenkingen en testamenten

– Boek 5: Verbintenissen

– Boek 6: Bijzondere overeenkomsten

– Boek 7: Zekerheden

– Boek 8: Bewijs

– Boek 9: Verjaring.

Intussen werd beslist dat er 10 boeken zullen zijn nu de verbintenissen en onrechtmatige daad een apart boek zullen krijgen. Daarmee werd in deze uitgave al rekening gehouden. Boeken 6, 7, 8 en 9 worden dus boeken 7, 8, 9 en 10.

De invoering van dit nieuw Burgerlijk Wetboek gebeurde op 1 november 2020 met de inwerkingtreding van Boek 8. Vanaf dan zal het nu nog bestaande Burgerlijk Wetboek het opschrift ‘oud Burgerlijk Wetboek’ (oud BW) krijgen. Boek 3 is het volgende boek dat op 1 september 2021 van kracht werd. Op 1 juli 2022 is het de beurt aan het relatievermogensrecht uit Boek 2 en Boek 4. Ook het verbintenissenrecht (Boek 5) en de algemene bepalingen (Boek 1) werden op het moment van de redactie van deze uitgave al gestemd in de kamer. Zij zullen in werking treden de eerste dag van de zesde maand na die waarin ze zijn bekend gemaakt in het Belgisch staatsblad.

14. In de rechtsleer worden de volgende rechtstakken vernoemd als onderdeel van het burgerlijk recht:

– Het personenrecht is het geheel van regels met betrekking tot de persoon als enkeling in de maatschappij. Onderdelen die hierbij horen zijn de naamgeving, het opmaken van aktes van de burgerlijke stand en de bekwaamheid van personen. Deze materie vind je grotendeels in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

– Het goederenrecht bevat de regels die de verhouding van rechtssubjecten ten aanzien van rechtsobjecten behandelt. Het meest volledige zakelijk recht is het eigendomsrecht, maar verder is er ook het vruchtgebruik, de mede-eigendom … Deze regels vind je grotendeels terug in Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

– Het familierecht regelt de verhoudingen van personen die met elkaar verwant zijn (via het huwelijk, wettelijke samenwoning of via geboorte). Hiermee is duidelijk dat onderwerpen als afstam-

34
1
tot
Deel
Inleiding
het recht

ming, ouderlijk gezag, huwelijk en echtscheiding tot deze rechtstak behoren. De regels hiervan vind je ook terug in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

– Het familiaal vermogensrecht of relatievermogensrecht groepeert twee onderdelen: enerzijds het erfrecht, de schenkingen en testamenten en anderzijds het huwelijksvermogensrecht. Het bevat de regels die van toepassing zijn op de vermogens, de goederen van echtgenoten tijdens en na het huwelijk en de regels die van toepassing zijn wanneer iemand overlijdt. Deze rechtstakken vind je terug in Boek 2, Boek 3 en Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.

– Het verbintenissenrecht beschrijft de diverse wijzen waarop vrijwillig aangegane verplichtingen ontstaan en tenietgaan en welke gevolgen deze met zich meebrengen. Deze regels vinden we terug in Boek 5. De regels rond de buitencontractuele aansprakelijkheid komen in boek 6.

– De meest voorkomende contracten (koop, huur, lening) zijn door de wetgever verder in voornamelijk aanvullende regels uitgewerkt om problemen door gebrek aan uitdrukkelijke overeenkomsten tussen partijen te voorkomen. De benoemde contracten worden behandeld in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met als titel Bijzondere overeenkomsten.

15. Het internationaal privaatrecht regelt voor grensoverschrijdende gevallen de bevoegdheid van de Belgische rechters en de aanwijzing van het toepasselijk recht.

VOORBEELD

Een Belg huwt een Spaanse schone, aan boord van een Italiaanse boot, varende in de Griekse territoriale wateren. Zullen het huwelijk en zijn gevolgen volgens Belgisch, Spaans, Italiaans of Grieks recht geregeld worden? Zo’n situatie kan aanleiding geven tot ‘wetsconflicten’ of collisie.

Elke staat heeft zijn eigen internationaal privaatrecht (IPR) dat de collisieregels bevat. Deze bepalen volgens welk intern recht een conflict opgelost moet worden. Het IPR is dus slechts ‘internationaal’ in de mate dat de betrokken rechtsverhouding aanknopingspunten heeft met meer dan één rechtsorde. De regeling zelf is zuiver nationaal recht. Elke staat heeft dus zijn eigen ‘internationaal privaatrecht’, wat in de praktijk soms tot onoplosbare tegenstrijdigheden kan leiden.

Zo kunnen in twee staten verschillende regelingen gelden inzake het verkrijgen van de nationaliteit, waardoor een persoon een dubbele nationaliteit kan verwerven. Dit kan meebrengen dat deze persoon onder twee verschillende belastingstelsels valt, tweemaal politieke rechten kan uitoefenen enzovoort.

Voor deze en andere aspecten van het internationaal privaatrecht werden daarom internationale verdragen gesloten die het internationaal privaatrecht ten dele uniformiseren, zoals het Verdrag van Den Haag uit 1930 en het Verdrag van Rome van 19 juni 1980. Verdragen hebben voorrang op het nationale recht.

Als voornaamste IPR-bronnen kunnen vermeld worden: de nationale en internationale gewoonten, internationale verdragen en rechtspraak. In België is er een Wetboek van Internationaal Privaatrecht.

2.3 Enkele ‘gemengde’ takken

16. Sommige takken van het objectief recht kunnen niet zonder meer onder het publiek- of privaatrecht gerangschikt worden, omdat zij (of hun onderdelen) kenmerken vertonen van beide categorieen.

17. Zo is er vooreerst het ondernemings- en economisch recht. Dat bevat een aantal regels die nauw aansluiten bij het publiekrecht waarbij het ingrijpen van de overheid op het economisch leven geregeld wordt. Het bevat normen in verband met prijsbeleid, strijd tegen economisch machtsmisbruik en dergelijke. Economisch recht ordent dus de aan de vrije mededinging onttrokken economische

35
Hoofdstuk 2 Indelingen van het recht

verhoudingen. In die zin treedt de overheid op als beheerder van het algemeen belang omdat de zuivere toepassing van het liberalisme ongelijkheid tussen de ondernemers tot gevolg zou hebben.

Het regelt daarnaast de vrije rechtsbetrekkingen in verband met ondernemers. Voor de rechtsverhoudingen waarvoor het ondernemingsrecht niet in een afwijkende regeling voorziet, blijft voor ondernemers het Burgerlijk Wetboek van toepassing. Zo beschouwd sluit het ondernemingsrecht nauw aan bij het privaatrecht.

We vinden deze regels voornamelijk terug in het Wetboek van Economisch Recht. Het ondernemings- en economisch recht staat onder toenemende invloed van het Europees recht.

VOORBEELD

Boek VI van het Wetboek van economisch recht, dat handelt over de marktpraktijken en consumentenbescherming, is sterk gebaseerd op richtlijn 2005/29/EG van 11 mei 2005, betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt (Pb. L. 149). De wet bevat een reeks strafsancties (art. XV.83-86) en de mogelijkheid voor de overheid om inbreuken op die wet op te sporen en vast te stellen (Boek XV, Titel 1). Dat zijn de publiekrechtelijke kenmerken. Anderzijds regelt de wet ook de verhouding tussen de onderneming en de consument, wat privaatrechtelijke kenmerken zijn. Als bijvoorbeeld, de verkoper een goed ongevraagd naar de consument stuurt, mag de consument het goed houden zonder ervoor te betalen.

18. Het vennootschapsrecht is sinds meerdere jaren een afzonderlijke rechtstak. Het regelt de oprichting, structuur, werking en verantwoordelijkheden van vennootschappen en hun organen. De wetten met betrekking tot vennootschappen werden in 2019 op een gestructureerde wijze samengevoegd in het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen.

19. De regels betreffende de organisatie van de rechterlijke macht, de bevoegdheid der rechtbanken en de rechtsplegingsprocedure in verband met privaatrechtelijke geschillen vormen samen het burgerlijk procesrecht.

Het burgerlijk procesrecht is publiek, voor zover het de organisatie en bevoegdheid van de rechterlijke macht regelt en privaat voor wat de spelregels betreft volgens dewelke de rechtssubjecten via de rechtbank hun subjectieve rechten verdedigen. Het wordt gedeeltelijk door de Grondwet, maar hoofdzakelijk door het Gerechtelijk Wetboek geregeld.

20. Het sociaal recht bestaat uit twee takken: het arbeidsrecht en het socialezekerheidsrecht.

Het eerste is samengesteld uit de normen die de individuele en collectieve relaties tussen werknemers en werkgevers regelen, voor zover het gaat over prestaties geleverd in ondergeschikt dienstverband. Het individuele arbeidsrecht betreft de relatie van werkgever tot werknemer en is privaatrechtelijk van aard. Het omvat normen in verband met arbeidsovereenkomst, zondagsrust ...

De verhoudingen tussen de werkgevers en werknemers als groep vormen het voorwerp van het collectief arbeidsrecht. Dat bevat voorschriften over de syndicale vrijheid, de vakorganisaties, de ondernemingsraden, de paritaire comités, de staking enzovoort.

Het socialezekerheidsrecht bevat de regels waarbij de overheid als behoeder van het algemeen belang sociale maatregelen voorziet waar de burgers in onze welvaartsstaat kunnen van genieten. De rechten waar de rechtssubjecten kunnen van genieten zijn onderworpen aan duidelijke procedures en vaststaande reglementen.

36
1
tot
Deel
Inleiding
het recht

Het bestaat uit de rechtsregels waardoor op grond van allerlei technieken en solidariteit alle aangeslotenen beschermd worden tegen de risico’s van het leven. Hieronder vallen: de regeling van arbeidsongevallen, ziekte, werkloosheid, pensioen enzovoort.

Het sociaal recht heeft dus een gemengd karakter: het arbeidsrecht is, hoewel dwingend, overwegend privaatrechtelijk; het socialezekerheidsrecht daarentegen is publiekrechtelijk.

De regels met betrekking tot het sociaal recht vinden we verspreid in diverse wetten (onder meer de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten) en koninklijke besluiten (onder meer het Koninklijk Besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers) maar ook in cao’s.

3 Supranationaal recht versus nationaalrecht

21. De vorige indeling behandelde enkel het nationaal recht dat de rechtsregels bevat die tot stand komen zowel door het wetgevend optreden van de federale overheid als van de regionale overheden (gemeenschappen en gewesten) en de ondergeschikte besturen (provincies en gemeenten).

In onze globale economie kan het moeilijk anders of er ontstaan ook regels die de grenzen van een staat overschrijden. We hebben dan te maken met supranationaal recht.

22. Het internationaal publiekrecht of volkenrecht wordt gevormd door de rechtsnormen die de verhoudingen ordenen tussen de staten onderling en tegenover de andere tot het internationaal rechtsverkeer toegelaten rechtssubjecten (zoals de internationale en supranationale organisaties als UNO, NATO, EU) en die de structuur en bevoegdheden van deze organisaties regelen.

In de loop van de 20e eeuw zijn geleidelijk aan internationale politieke instellingen gecreëerd die de bevoegdheid hebben gekregen zelf rechtsregels tot stand te brengen.

Binnen het internationaal publiekrecht zien we de opkomst van nieuwe rechtstakken zoals het Europees recht. Bijzonder hieraan is dat dit recht niet enkel de verhouding tussen de lidstaten van de Europese Unie en de verhoudingen tussen de Europese instellingen regelt (zoals beschreven in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van 25 maart 1957), maar dat de lidstaten een deel van hun bevoegdheden hebben afgestaan aan de EU. De EU kan zelf regels uitvaardigen die de verhouding tussen onderdanen van de lidstaten en de Europese instellingen en zelfs zuiver privaatrechtelijke verhoudingen tussen onderdanen van de lidstaten regelen. Aldus is een deel van het Europees recht privaatrecht. Deze regels hebben de vorm van verordeningen, richtlijnen, besluiten, aanbevelingen en adviezen (art. 249 EG-Verdrag).

37
Hoofdstuk 2 Indelingen van het recht

Figuur 1 Schema objectief recht

Publiekrecht

Internationaal

Grondwettelijk recht

Administratief recht Strafrecht

Fiscaal recht

Privaatrecht Gemengd

Nationaal Internationaal Nationaal Ondernemings- en Economisch recht

Objectief recht Sociaal recht

Burgerlijk procesrecht

Vennootschapsrecht

Burgerlijk recht IPR

4 Objectief recht versus subjectief recht

23. Tot hiertoe hebben we een indeling gemaakt van het objectieve recht, namelijk van de rechtsregels die op algemene, abstracte wijze geformuleerd zijn. Dat betekent dat de regels voor álle personen (of rechtssubjecten) van toepassing zijn.

VOORBEELD

Op grond van artikel 1654 oud BW hebben alle onbetaalde verkopers het recht om, ten nadele van de nalatige kopers, de ontbinding van het contract te vorderen. Precies omwille van hun algemene draagwijdte worden de rechtsregels daarom ‘objectieve’ normen genoemd, en het recht als geheel van deze normen, het ‘objectief recht’.

24. Het is duidelijk dat elke objectieve rechtsregel uiteindelijk dient om een concreet probleem te regelen. De algemeen geformuleerde regel zal immers op bepaalde personen van toepassing zijn.

38
Deel 1 Inleiding tot het recht

Daardoor komen deze in een of andere rechtsbetrekking terecht, zodat zij werkelijke rechten en/of plichten krijgen ten aanzien van andere personen.

VOORBEELD

De heer X die een goed verkocht aan mevrouw Q, maar de afgesproken som geld niet ontvangt, heeft het recht om, op grond van artikel 1654 oud BW, de ontbinding van het contract te vragen. Deze bevoegdheid van de heer X is het subjectieve recht dat hij put uit de objectieve norm van artikel 1654 oud BW.

Het subjectieve recht is dus het objectieve recht beschouwd in de persoon van het rechtssubject in het voordeel van wie men regelingen treft; het is de individualisering van de rechtsregel. Je kunt het subjectieve recht als het ‘toegepaste objectieve recht’ beschouwen.

4.1 Publieke subjectieve rechten

25. De publieke subjectieve rechten zijn die welke voortvloeien uit het objectieve publiekrecht. Zij bestaan in hoofde van de publiekrechtelijke rechtspersonen (staat, provincie, RSZ …). Deze hebben het recht het bestuur waar te nemen, belastingen te heffen, strafvervolgingen in te stellen enzovoort.

Natuurlijke personen hebben publieke subjectieve rechten, zoals het politieke recht om mee te doen aan verkiezingen (als kandidaat en kiezer), om lid te zijn van een jury, om soldaat te zijn …

4.2 Burgerlijke subjectieve rechten

26. De burgerlijke subjectieve rechten daarentegen volgen uit diverse takken van het privaatrecht. Zij worden traditioneel onderverdeeld in vermogensrechten en persoonlijkheidsrechten.

27. De vermogensrechten van elke persoon maken deel uit van zijn vermogen en hebben een geldwaarde. Het vermogen van een persoon is immers het geheel van de in geld uitgedrukte rechten en plichten. De rechten maken het actiefelement van het vermogen uit, de schulden het passief.

De vermogensrechten tellen drie subgroepen: de vorderingsrechten, de zakelijke en de intellectuele rechten.

28. De vorderingsrechten bestaan hierin dat een persoon (de schuldeiser) van een of meer bepaalde andere personen (de schuldenaar) een prestatie mag eisen. Deze prestatie ligt in een doen, een geven of een niet-doen door de schuldenaar.

VOORBEELD

Een werkgever heeft het subjectieve recht – een vorderingsrecht – om van de arbeider een ‘doen’ (de arbeid) te eisen; deze laatste mag daardoor van zijn werkgever een ‘geven’ (betaling van loon) vragen.

29. De zakelijke rechten zijn subjectieve rechten waardoor een persoon een algemene of een bepaalde bevoegdheid over een zeker goed krijgt. Alle andere personen moeten dit recht eerbiedigen. Zij mogen de titularis niet storen in de uitoefening ervan.

VOORBEELDEN

Het eigendomsrecht (algemene bevoegdheid), het vruchtgebruik, de erfdienstbaarheden (bepaalde bevoegdheid).

39
Hoofdstuk 2 Indelingen van het recht

30. Als laatste groep van vermogensrechten zijn er de intellectuele rechten. Hierdoor heeft de schepper van een artistieke, literaire of industriële nieuwigheid recht op bescherming van zijn creatie. Het zijn onder meer auteursrechten, octrooien en merken. Sommigen beschouwen de intellectuele rechten als een eigendomsrecht op onstoffelijke goederen, en klasseren ze daarom bij de zakelijke rechten.

Alle soorten vermogensrechten hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat zij een financiële waarde vertegenwoordigen, en het voorwerp van een overeenkomst kunnen vormen. Dat laatste betekent dat de houder van zulke subjectieve rechten ze kan vervreemden, verhuren enzovoort.

31. De persoonlijkheidsrechten (sensu lato) vormen de tweede groep van burgerlijke subjectieve rechten. Zij zijn extrapatrimoniaal, hetgeen betekent dat zij geen deel van het vermogen vormen en dus geen geldelijke waarde hebben. Typisch voor de persoonlijkheidsrechten is dat zij niet het voorwerp van een overeenkomst mogen uitmaken.

We verdelen deze categorie in twee subgroepen: de persoonlijkheidsrechten sensu stricto, en de familierechten.

– Tot de eerste groep behoren de subjectieve rechten die elk individu kan doen gelden tegenover alle anderen in verband met zijn fysieke, morele en psychische integriteit. Hieronder vallen onder meer de mensenrechten (leven, lichamelijke integriteit, eer, meningsuiting, onderwijs).

– De familierechten zijn de subjectieve rechten waarover een natuurlijke persoon beschikt als lid van de familie waartoe hij behoort of die hij zal stichten: het recht om te huwen en te scheiden, rechten als echtgenoot, ouder en kind.

Figuur 2 Schema subjectieve recht

32. Het belang van het onderscheid tussen politieke rechten en burgerlijke rechten ligt in de bevoegdheid van de rechtbanken. In principe zijn de gewone rechtbanken en hoven bevoegd voor het oplossen van alle geschillen, maar voor politieke rechten kan de wet een speciale rechtbank oprichten (art. 145 Gw.), hetgeen ook gebeurd is, namelijk de Raad van State.

4.3 Rechtsmisbruik

33. Het bezit van bepaalde subjectieve rechten betekent nog niet dat men deze onbeperkt mag aanwenden. De rechtspraak heeft een belangrijke rem ingevoerd voor het gebruiken van subjectieve rechten door de figuur van het rechtsmisbruik. Intussen werd de leer van het rechtsmisbruik ook in de wet opgenomen (art. 1.10 BW).

34. Art. 1.10. BW bevestigt dat niemand misbruik mag maken van zijn recht.

Zakelijke rechten Vorderingsrechten Vermogensrechten Intellectuele rechten Burgerlijke rechten Persoonlijkheidsrechten sensu lato Familierechten Persoonlijkheidsrechten sensu stricto
40

35. Er is sprake van zo’n rechtsmisbruik als men zijn recht uitoefent op een wijze die kennelijk de grenzen te buiten gaat van de normale uitoefening van dat recht door een voorzichtig en redelijk persoon in dezelfde omstandigheden geplaatst. De sanctie voor een dergelijk misbruik bestaat in de matiging van het recht tot zijn normale rechtsuitoefening, onverminderd het herstel van de schade die het misbruik heeft berokkend.

5 Materieel versus formeel recht

36. We kunnen nog een andere indeling gebruiken, namelijk volgens het criterium materieel of formeel recht.

37. Het materieel recht bevat daarbij de regels die rechten en plichten opleggen.

VOORBEELDEN

De regels die bepalen wie welk deel van een erfenis verkrijgt (het materieel erfrecht) of de regels die het belastbaar inkomen bepalen en daaruit het verschuldigde bedrag aan belasting bepalen (materieel fiscaal recht).

38. Het formeel recht geeft aan hoe de naleving van het materieel recht verzekerd kan worden. Formeel recht is dus dat deel van het recht dat de spelregels bepaalt wat er moet gebeuren bij niet-naleving van het materieel recht opdat het recht gehandhaafd wordt.

VOORBEELD

Je slaagt er niet in om samen met je mede-erfgenamen de erfenis te verdelen. In dat geval bestaat er een procedure die je moet naleven om tot een vereffening-verdeling te komen. Zo dien je aan de rechtbank te vragen om een notaris aan te stellen, die dan op zijn beurt een hele procedure dient na te leven.

6 Casus

Op 21 maart 2022 bevalt Carine Dhont van een flinke zoon Jan. Aangezien Carine al lang gescheiden (1) is van de vader van Jan, krijgt Jan haar familienaam (2). Vanaf de geboorte heeft Carine recht op het groeipakket (3). Ze heeft ook recht op alimentatiegeld (4) van haar ex-echtgenoot. Omdat die dat echter systematisch nalaat te betalen, dient Carine een klacht in met burgerlijke partijstelling (5) bij de rechtbank. Uiteindelijk krijgt ze gelijk: haar ex-echtgenoot wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht dagen op grond van het misdrijf van familieverlating (6).

In welke rechtstak horen de onderstreepte feiten thuis? Licht kort toe.

41
Hoofdstuk 2 Indelingen van het recht

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.