Pienter 4 - XL 5u deel 2 - leerwerkboek (ed. 2024)

Page 1

Inhoudsopgave (deel 1 en 2)

Hoofdstuk 1 Waarheidstabellen

Hoofdstuk 2 Tweedegraadsvergelijkingen

Hoofdstuk 3 Functies ����(����) = ���� ����

Hoofdstuk 4 Deelbaarheid bij veeltermen

Hoofdstuk 5 Goniometrie

Hoofdstuk 6 Beschrijvende statistiek

Hoofdstuk 7 Tweedegraadsfuncties

Hoofdstuk 8 Telproblemen

Hoofdstuk 9 Analytische meetkunde

Hoofdstuk 10 Ruimtemeetkunde

Hoofdstuk 11 Grafen

Hoofdstuk 12 Transformaties van elementaire functies op voor

HOOFDSTUK 7 I TWEEDEGRAADSFUNCTIES

7.1 Eerstegraadsfuncties

7.2 Situaties voorstellen met tweedegraadsfuncties

7.3 Functies van de vorm

7.4 Functies van de vorm

7.5 Functies van de vorm

7.6 Verloop en tekenschema van tweedegraadsfuncties

7.7 Vergelijkingen en ongelijkheden van de tweede graad oplossen

7.8 De vergelijking van een parabool

Proefversie©VANIN

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 7
8
11
f
x
2 13
(
) = ax
f
x
x
p
q 23
f
x
ax
42
(
) = a (
) 2 +
(
) =
2 + bx + c
58
72
opstellen 89 Studiewijzer 105 Problemen uit JWO 108

7.1 Eerstegraadsfuncties

7.1.1 Voorbeeld

Dries wil online voetbaltickets bestellen voor een wedstrijd van de Rode Duivels.

De website rekent per bestelling een administratieve kost van 5 euro aan.

De tickets kosten 30 euro per stuk.

Om fraude tegen te gaan, kunnen maximaal tien tickets per persoon worden besteld.

Proefversie©VANIN

7.1.2

Definitie

Vul de tabel aan.

aantal tickets0 1 2 3 4 5 kostprijs (euro)

Het verband tussen de kostprijs f (x) en het aantal tickets x kun je wiskundig vertalen met de functie

Eerstegraadsfuncties

Eerstegraadsfunctie

Een eerstegraadsfunctie is een functie met een voorschrift van de vorm f (x) = ax + b (met a ∈ r0 en b ∈ r).

f (x) is de functiewaarde van x dom f = r ber f = r

Teken de grafiek van de functie f (x) = 30x + 5.

wat is de toename van de functiewaarde,

als het argument met één eenheid toeneemt?

Die toename is de richtingscoëfficiënt

Bepaal de coördinaat van het snijpunt met de y-as.

(0, b) is de coördinaat van het snijpunt met de y-as.

b is de afsnijding op de y-as.

algemeen De grafiek van een functie met voorschrift f (x) = ax + b (met a, b ∈ r0) is een rechte die beide assen snijdt buiten de oorsprong.

In de vergelijking y = ax + b is a de richtingscoëfficiënt en (0, b) de coördinaat van het snijpunt van de grafiek met de y-as.

Opmerking

als b = 0, dan verkrijg je de functie met voorschrift f (x) = ax. De grafiek van die functie is een rechte door de oorsprong.

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 8 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
1–1–223456
y 20 40 60 80 O
x

Oefeningen

REEKS A

1 Teken de grafiek.

a) f (x) = 2x

Proefversie©VANIN

g (x) = –x – 3

2 Bereken de gevraagde functiewaarde van de eerstegraadsfuncties.

a) f (x) = 2x + 3 f (–1) =

b) f (x) = –3x – 2 f (2) =

c) f (x) = –1 2 x + 1 f (–2) = d) f (x) = –4x – 9 f (0) = e) f (x) = 5– 3 2 x f (–4) =

3 Ligt het punt A op de grafiek van f ? janee

a) f (x) = –6x – 10 A (–3, 8)

b) f (x) = –2x + 5 A (7, –2)

c) f (x) = 1 2 x –3 2 A (–5, –4)

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 9
c)
x f (x) x g (x) x h (x) –5–4–3–2–1 O –3 –2 –1 1 2 3 4 12345 x y
b)
h (x) = 0,5x + 1
❒❒
❒❒
❒❒

4 Bepaal het functievoorschrift uit de tabel. a) x 0123 f (x) 471013

functievoorschrift:

b) x 0246 f (x) 051015

c) x –3–2–10 f (x) –1–3–5–7

Proefversie©VANIN

functievoorschrift:

5 Bepaal het functievoorschrift uit de grafiek. a)

functievoorschrift:

functievoorschrift:

x –3–113 f (x) –1–3–5–7

functievoorschrift:

functievoorschrift:

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 10 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
REEKS B
d)
–2 –3 –1 –5–4–3–2–1 O 12345 1 2
4 5 y x f c) –2 –3 –1 –5–4–3–2–1 O 12345 1 2 3 4 5 y x f
3
–2 –3 –1 –5–4–3–2–1 O 12345 1 2 3 4 5 y x f d) –2 –3 –1 –5–4–3–2–1
1
functievoorschrift: functievoorschrift: b)
O 12345
2 3 4 5 y x f

7.2 Situaties voorstellen met tweedegraadsfuncties

7.2.1

Doorsnede van een rivierbedding

De dwarse doorsnede van een rivierbedding kan meestal goed benaderd worden door een parabool.

Proefversie©VANIN

6412161421 08

GEOGEBRA

Peilingen stellen de wetenschappers in staat om een model op te stellen voor de rivierbedding. Op die manier kunnen ze schattingen doen over de breedte en de diepte van de rivier.

Stel dat de diepte d (in m) van een rivier op x meter van de linkeroever wordt gegeven door het verband d (x) = 1 8 x 2 – 2x

7.2.2

Hoe breed is de rivier?

Op hoeveel meter van de linkeroever is de rivier het diepst?

wat is die diepte?

Hoe diep is de rivier op 6 m van de rechteroever?

Baan van een projectiel

h t Een steen wordt van een gebouw geworpen onder een hoek van 30º met een snelheid van 16 m/s.

Hij volgt een baan in de vorm van een parabool.

De hoogte h (in m) van de steen in functie van de tijd t (in s) wordt dan gegeven door het functievoorschrift h (t) = –5t 2 + 8t + 5.

• Hoe hoog bevindt de steen zich net voor de worp?

• Hoe hoog bevindt de steen zich na 1 s?

• Na hoeveel seconden belandt de steen op de grond? Bepaal op 0,01 s nauwkeurig.

In de voorbeelden van de rivierbedding en de baan van het projectiel is de graad van het functievoorschrift telkens 2. Het zijn voorbeelden van tweedegraadsfuncties

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 11
–2 –4 –6 –8
linkeroeverx
d

7.2.3 Algemeen

Definitie Tweedegraadsfunctie

Een tweedegraadsfunctie is een functie met voorschrift f (x) = ax 2 + bx + c (met a ∈ r0 en b, c ∈ r).

Voorbeelden

Zet een vinkje bij de voorschriften of vergelijkingen die bij een tweedegraadsfunctie horen.

= 4x 2 – 3

Proefversie©VANIN

7.2.4 Parabolen in het dagelijks leven

Parabolen komen vaak voor in het dagelijks leven.

De dwarse doorsnede van een schotelantenne is een parabool. Dat is zo omdat evenwijdige elektromagnetische stralen in één punt weerkaatst worden.

De beroemde Spaanse architect gaudí gebruikte paraboolvormige gewelven.

Elke waterstraal volgt een parabolische baan.

Om gewichtloosheid te simuleren in een vliegtuig, vliegt het toestel in een paraboolbaan.

Paleis in ctesiphon (Irak) Berliner bogen

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 12 PIENTER XL 4 – 5u I HOOFDSTUK 7 I TwEEDEgRaaDSFUNcTIES
y
f (x
–x 2
x 3 –
f (x) = (6x – 3) (2x – 1) y = x (x – 4) – x 2 ❒ ❒ ❒ ❒
) =
+
4

7.3.1 De functie f (x) = x 2

Vul de tabel aan.

Teken de grafiek. x f (x)

Proefversie©VANIN

GEOGEBRA

• De grafiek is een parabool met de holle zijde naar boven. Je noemt dat een dalparabool

• De grafiek van f is symmetrisch ten opzichte van de y-as omdat

De symmetrieas van deze parabool is met vergelijking

• De top is het snijpunt van de grafiek met de symmetrieas.

In dit geval is de coördinaat van de top

• De functie is dalend in en stijgend in

In de top bereikt de functie een minimum

• dom f = ber f = nulwaarde:

• tekenschema: verloop: x f (x) x f

algemeen De grafiek van de functie f (x) = x 2 is een parabool met:

• holle zijde naar boven (dalparabool);

• symmetrieas: de y-as (x = 0);

• top: het punt (0, 0).

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 13 7.3 Functies van de vorm f ( x ) = ax 2
–3 –2 –1 –0,5 0 0,5 1 2 3 –6–7–5–4–3–2–1 O –1 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1234567 x y

7.3.2 Het zuiver kwadratisch verband

Voorbeeld

Je vergroot de straal van een cirkel telkens met 1 cm.

Bereken de bijbehorende oppervlakte A =  r 2. Rond af op 0,01.

Proefversie©VANIN

A (cm 2)

als de straal twee keer groter wordt, dan wordt de oppervlakte

als de straal drie keer groter wordt, dan wordt de oppervlakte

Uit de formule van de oppervlakte van de cirkel volgt dat: A r 2 =

Je zegt dat het verband tussen de grootheden A en r zuiver kwadratisch is.

Definitie Zuiver kwadratisch verband

Het verband tussen twee grootheden y en x is zuiver kwadratisch als het quotiënt y x 2 constant is.

y x 2 = a ⇒ y = a x 2 (met a ∈ r0). Je noemt a de evenredigheidsconstante.

Formule

GEOGEBRA

Als het verband tussen twee grootheden y en x zuiver kwadratisch is, dan is y = a ? x 2 (met a ∈ r0).

Grafiek van een zuiver kwadratisch verband

Teken de grafiek van het verband dat de oppervlakte A (in cm 2) weergeeft in functie van de straal r (in cm).

De grafiek is

Besluit De grafische voorstelling van een zuiver kwadratisch verband y = a x 2 (met a ∈ r0) is een (deel van een) parabool door de oorsprong. De top van de parabool valt samen met de oorsprong.

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
r (cm)1 2 3 4 5 6
O 20 40 60 80 100 120 140 1234567 A (cm2)
r (cm)

GEOGEBRA

Hoe ontstaan de grafieken van g(x) = 2 ? x 2 en h(x) = 1 2 ? x 2 uit de grafiek van f (x) = x 2? x

Proefversie©VANIN

Om de grafiek van de functie g(x) = 2 x 2 te verkrijgen, moet je de y-coördinaat van elk punt van de grafiek vermenigvuldigen met 2.

Je verkrijgt een grafiek met een smallere opening dan die van f (x) = x 2

Je zegt dat de grafiek van f (x) = x 2 verticaal is uitgerekt met factor 2.

Om de grafiek van de functie h(x) = 1 2 x 2 te verkrijgen, moet je de y-coördinaat van elk punt van de grafiek vermenigvuldigen met 1 2 .

Je verkrijgt een grafiek met een bredere opening dan die van f (x) = x 2

Je zegt dat de grafiek van f (x) = x 2 verticaal is samengedrukt met factor 2.

• holle zijde naar ( parabool)

• symmetrieas:

• top:

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 15 7.3.3
Grafische betekenis van a in f (x) = ax 2
f (x)
16941014916 ? 2 1 2 g(x) = 2 ? x 2 3218820281832 h(x)
x 2 84,520,500,524,58 –4–3–2–1 O 1 –1 2 3 4 5 6 7 8 1234 x y g(x)=2 x 2 f(x)= x 2 h(x)= x 12 2 22 1 2 1 2 a
1 0 < a < 1
–4–3–2–101234
= x 2
= 1 2 ?
>

Hoe ontstaan de grafieken van g(x) = –x 2 en h(x) = –2 ? x 2 uit de grafiek van f (x) = x 2?

(x) = –x 2 –16–9–4–10–1–4–9–16 h(x) = –2 x 2 –32–18–8–20–2–8–18–32

Om de grafiek van de functie g(x) = –x 2 te verkrijgen, moet je de y-coördinaat van elk punt van de grafiek vermenigvuldigen met –1

De grafiek van f (x) = x 2 is gespiegeld ten opzichte van de x-as

Om de grafiek van de functie h(x) = –2 ? x 2 te verkrijgen, moet je de y-coördinaat van elk punt van de grafiek vermenigvuldigen met –2

De grafiek van f (x) = x 2 is achtereenvolgens:

• gespiegeld ten opzichte van de x-as; • verticaal uitgerekt met factor 2

• holle zijde naar ( parabool)

• symmetrieas:

• top:

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 16 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
16941014916 ? (–1) ? (–2)
O 1 –1 –2 –3 –4 –5 2 3 4 1234
g(x)=–
f(x
h(x
(–1) (–2) (–1) (–2) a < 0
x –4–3–2–101234 f (x) = x 2
g
–4–3–2–1
x y
x 2
)= x 2
)=–2 x 2
VIDEO
Proefversie©VANIN

algemeen

De grafiek van de functie g (x) = ax 2 (met a ∈ r 0) ontstaat door de grafiek van de functie f (x) = x 2 verticaal uit te rekken of samen te drukken.

• Voor | a | > 1 wordt de grafiek van f verticaal uitgerekt met factor | a |

De grafiek wordt daardoor smaller dan de grafiek van f (x) = x 2 .

• Voor | a | < 1 wordt de grafiek van f verticaal samengedrukt met factor 1 | a |

De grafiek wordt daardoor breder dan de grafiek van f (x) = x 2

Als a > 0, is de grafiek een dalparabool.

Als a < 0, is de grafiek een bergparabool.

De vergelijking van de symmetrieas is x = 0.

De coördinaat van de top is (0, 0).

7.3.4 De grafiek tekenen van de functie f (x) = ax 2

Voorbeeld

Teken de grafiek van de functie g (x) = 1 4 x 2

a) door de tabel met functiewaarden aan te vullen.

Proefversie©VANIN

b) met behulp van de grafiek van de functie f (x) = x 2

• Duid enkele punten aan op de grafiek van f (x) = x 2. Je verkrijgt punten met coördinaten van de vorm (x, f (x))

• Vermenigvuldig telkens de y-coördinaat van deze punten met a Je verkrijgt punten met coördinaten van de vorm (x, a f (x))

Bij het tekenen van de grafiek van g (x) = 1 4 x 2

vermenigvuldig je de y-coördinaat van de gekozen punten telkens met factor .

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 17
xg (x
y 3 4 5 6 7 8 9 10 1 2 –7 –6 –5 –4 –3 –2 –1 1 O 2 3 4 5 6 7 –2 –1 x –5 –4 –3 –2 –1 0 1 2 3 4 5
)
y x 5 6 f 7 8 9 10 1 2 3 4 –1 O 4 5 6 1 2 3 –4 –3 –2 –1 –6 –5 GEOGEBRA

REEKS A

6 Welke tabellen stellen een zuiver kwadratisch verband voor?

Geef een korte verklaring.

a) x 1234 y 2401208060 d) x 5678 y 15182124

zuiver kwadratisch verband: ❒ ja ❒ neezuiver kwadratisch verband: ❒ ja ❒ nee

Proefversie©VANIN

b) x 1234 y 281832 e) x 5101520 y 120604030 zuiver kwadratisch verband: ❒ ja ❒ neezuiver kwadratisch verband: ❒ ja ❒ nee

c) x 3456 y 3664100144 f) x 57911 y 12,524,540,560,5

zuiver kwadratisch verband: ❒ ja ❒ neezuiver kwadratisch verband: ❒ ja ❒ nee

7 Welke grafieken stellen een zuiver kwadratisch verband voor?

Geef een korte verklaring.

zuiver kwadratisch verband: ❒ ja ❒ nee zuiver kwadratisch verband: ❒ ja ❒ nee zuiver kwadratisch verband: ❒ ja ❒ nee

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 18 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
Oefeningen
a) O 1 2 3 4 5 6 123456 x y b) O 1 2 3 4 5 6 123456 x y c) O 1 2 3 4 5 6 123456 x y

8 Vervolledig de grafieken van de functie met voorschrift f (x) = ax 2 .

Proefversie©VANIN

9 Vul de tabel aan en teken de grafiek van de functie met voorschrift f (x) = –4x 2 . x f (x)

–2,5 –2

–1,5 –1

–0,5 0 0,5 1 1,5 2 2,5

10 Vul in met ‘smaller dan’, ‘breder dan’ of ‘even breed als’.

a) De opening van de parabool die bij f (x) = 6x 2 hoort, is de opening van de parabool die bij f (x) = –6x 2 hoort.

b) De opening van de parabool die bij f (x) = –5x 2 hoort, is de opening van de parabool die bij f (x) = –4x 2 hoort.

c) De opening van de parabool die bij f (x) = 2 3 x 2 hoort, is de opening van de parabool die bij f (x) = x 2 hoort.

d) De opening van de parabool die bij f (x) = x 2 hoort, is de opening van de parabool die bij f (x) = –x 2 hoort.

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 19
a)
b)
–1 –2 –3 –4 –5 –6 –7 –8 123456
–6–5–4–3–2–1 O 1 2 3 4 5 6 7 8 123456 x y
–6–5–4–3–2–1 O
yx
–2,5–2–1,5–1–0,5 O 2 –2 –4 –6 –8 –10 –12 –14 –16 –18 –20 –22 –24 –26 0,511,522,5 x y

11 De grafieken stellen tweedegraadsfuncties voor. Bepaal het voorschrift. a)

Proefversie©VANIN

12 Met welke factor moet je de grafiek van de functie f samendrukken of uitrekken om de grafiek van de functie g te verkrijgen? Schets de grafiek van g

a) g (x) = 3x 2 c) g (x) = 1 4 x 2

verticale met factor verticale met factor

b) g (x) = –2,5x 2 d) g (x) = –1 5 x 2

verticale met factor verticale met factor

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 20 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S REEKS
B
–3–2–1 O 123 –1 –2 –3 –4 –5 –6 –7 x y f b) –3–2–1 O 123 6 7 5 4 3 2 1 x yf c) –3–2–1123 –1 –2 –3 –4 –5 –6 –7 x y O f
–7–6–5–4–3–2–1 O 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1234567 x fy –7–6–5–4–3–2–1 O 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1234567 x fy
–7–6–5–4–3–2–1 O –11 –12 –10 –9 –8 –7 –6 –5 –4 –3 –2 –1 1234567 yx f –7–6–5–4–3–2–1 O –11 –12 –10 –9 –8 –7 –6 –5 –4 –3 –2 –1 1234567 yx f

13 Bepaal het functievoorschrift van de vorm f (x) = ax 2 (met a ∈ r0), als

a) het punt A (2, 5) tot de grafiek van de functie behoort.

c) het punt A (–1, 6) tot de grafiek van de functie behoort.

f (x) = f (x) =

b) het punt A –2, 2 3 tot de grafiek van de functie behoort.

Proefversie©VANIN

d) het punt A 1 3 , –1 tot de grafiek van de functie behoort.

f (x) = f (x) =

14 De remweg van een fiets is de afstand die hij aflegt vanaf het ogenblik dat er geremd wordt, tot het moment waarop hij stilstaat. De remweg is afhankelijk van verschillende factoren: de staat van het wegdek, de snelheid van de fiets enzovoort. De remweg s (in m) voor een welbepaalde fiets wordt gegeven door de functie s (v) = 3 200 v 2 , waarbij v de snelheid van de fiets voorstelt (in km/h).

a) Vul de tabel aan.

b) Teken de grafiek.

c) Op een website over verkeersveiligheid staat dat de remmen worden afgekeurd als de remweg bij een snelheid van 30 km/h groter is dan 14 m. Bereken of de remmen voldoen aan de norm.

d) Voor een andere fiets wordt de remweg gegeven door de functie s (v) = 7 500 ? v 2

Bereken de remweg van die fiets als je weet dat, in identieke omstandigheden en bij een gelijke snelheid, de remweg van de eerste fiets 10 m bedraagt. Rond af op 0,01 m.

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 21
v (km/h) s
10 12 14 16 18 20 22 24 O 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 2468101214161820222426
(m)
v (km/h) s (m)

15 Een koorddanser wil voor een evenwichtsstunt een kabel spannen tussen twee gebouwen. De gebouwen zijn even hoog en staan op exact 30 m van elkaar.

De koorddanser vertrekt vanop het eerste gebouw.

Als de koorddanser zich in het midden van de kabel bevindt, zakt de kabel 2,5 m door.

Proefversie©VANIN

a) Teken een orthonormaal assenstelsel met als oorsprong O bij het midden van de kabel.

b) Bepaal het functievoorschrift van de kabel.

c) Een koorddanser wandelt tot op 5 m voor het tweede gebouw. Hoe ver is de koorddanser dan opnieuw geklommen ten opzichte van het laagste punt? Rond af op 0,01 m.

d) Op welke afstand van het eerste gebouw bevindt de koorddanser zich als de kabel 2 m doorzakt? Rond af op 0,01 m.

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 22 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
REEKS C

Hoe ontstaan de grafieken van g

uit de grafiek van f (x) = x 2?

Proefversie©VANIN

algemeen

De grafiek van h (x) = (x + 1) 2 ontstaat door de grafiek van f (x) = x 2 horizontaal naar links te verschuiven over een afstand 1.

• p =

• holle zijde naar ( parabool)

• symmetrieas:

• top:

De grafiek van g (x) = (x – 2) 2 ontstaat door de grafiek van f (x) = x 2 horizontaal naar rechts te verschuiven over een afstand 2.

• p =

• holle zijde naar ( parabool)

• symmetrieas:

• top:

De grafiek van de functie g (x) = (x – p) 2 ontstaat door de grafiek van de functie f (x) = x 2 horizontaal te verschuiven over een afstand | p |.

• Voor p > 0 wordt de grafiek van f naar rechts verschoven.

• Voor p < 0 wordt de grafiek van f naar links verschoven.

De vergelijking van de symmetrieas is x = p De coördinaat van de top is (p, 0).

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 23 7.4 Functies van de vorm f ( x ) = a ? ( x – p ) 2 + q
7.4.1 Grafiek van de functie f (x) = (x – p ) 2
x)
(x – 2) 2
h(x) = (x + 1)
x –4–3–2–101234 f (x) = x 2 16941014916 g (x)
x
362516941014 h
x
94101491625 –4–3–2–1 O 1 2 3 4 5 6 7 8 9 12345 x y h(x)=(x +1)2 g(x)=(x –2)2 f(x)= x 2 –1–1 ++2 2 –1 p < 0 p > 0
(
=
en
2
= (
– 2) 2
(
) = (x + 1) 2
VIDEO
GEOGEBRA

Hoe ontstaan de grafieken van g (x) = x 2 + 1 en h (x) = x 2 – 4 uit de grafiek van f (x) = x 2?

Proefversie©VANIN

) = x 2 – 4 1250–3–4–30512

q < 0 q > 0

De grafiek van h (x) = x 2 – 4 ontstaat door de grafiek van f (x) = x 2 verticaal naar beneden te verschuiven over een afstand 4.

• q =

• holle zijde naar ( parabool)

• symmetrieas:

• top:

De grafiek van g (x) = x 2 + 1 ontstaat door de grafiek van f (x) = x 2 verticaal naar boven te verschuiven over een afstand 1.

• q =

• holle zijde naar ( parabool)

• symmetrieas:

• top:

algemeen De grafiek van de functie g (x) = x 2 + q ontstaat door de grafiek van de functie f (x) = x 2 verticaal te verschuiven over een afstand | q |.

• Voor q > 0 wordt de grafiek van f naar boven verschoven.

• Voor q < 0 wordt de grafiek van f naar beneden verschoven.

De vergelijking van de symmetrieas is x = 0.

De coördinaat van de top is (0, q).

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 24 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
7.4.2 Grafiek van de functie f (x) = x 2 + q
O 4
2 1 –1
–3 –4
h(x)= x2–4 g(x)= x2+1 f(x)= x 2 +1 –4 +1+1 –4–4
x –4–3–2–101234 f (x) = x 2 16941014916 + 1 – 4 g (x) = x 2 + 1 1710521251017 h(x
–4–3–2–1
3
–2
1234 x y
VIDEO

7.4.3 Grafiek van de functie f (x) = a ? (x – p) 2 + q

Voorbeeld 1

Hoe ontstaat de grafiek met vergelijking y = 1 2 (x + 2) 2 – 2 uit de grafiek met vergelijking y = x 2?

Proefversie©VANIN

De grafiek met vergelijking y =

holle zijde naar ( parabool)

• opening die van y = x 2

• symmetrieas:

• top:

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 25
y
↓ y
↓ y
1 –3–432 –1 –2 –3 –4 –6–7–1–2 –5 1 2 3 4 5 6 14 13 12 11 10 9 8 7
x O y = 1 ·( x+
2 y
x+
y
x+
–22 y = x
= x 2
= (x + 2) 2
= 1 2 (x + 2) 2
y = 1 2 (x + 2) 2 – 2
y
2)2
=(
2)2
= 1 ·(
2)2
2
1 2 ? (x + 2) 2 – 2 is een parabool met •
VIDEO

Voorbeeld 2

Hoe ontstaat de grafiek met vergelijking y = –(x – 2) 2 – 3 uit de grafiek met vergelijking y = x 2? y = x 2

Proefversie©VANIN

= (x – 2) 2

= –(x – 2) 2

De grafiek met vergelijking y = –(x – 2) 2 – 3 is een parabool met • holle zijde naar ( parabool)

• opening die van y = x 2

• symmetrieas:

• top:

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 26 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
↓ y
1324 –3–4657 –1 –2 –3 –4 –5 –6 –7 –8 –9 –1–2 1 2 3 4 5 6 9 8 7 y x O y = x 2 y =( x– 2)2 y =–( x– 2)2 – 3 y =–(
y
y
= –(x
2) 2 – 3
x– 2)2

• verticale uitrekking (| a | > 1) of samendrukking (| a | < 1)

• spiegeling ten opzichte van de x-as als a < 0

f (x) = x 2

horizontale verschuiving over | p |

• naar rechts als p > 0

• naar links als p < 0

f (x) = a x 2

• | a | is omgekeerd evenredig met de openingsbreedte.

• a > 0: dalparabool

(holle zijde naar boven)

• a < 0: bergparabool

(holle zijde naar beneden)

Proefversie©VANIN

• symmetrieas: de rechte met vergelijking x = p

• co(top) = (p, 0) f (x) = a ? (x – p) 2

verticale verschuiving over | q |

• naar boven als q > 0

• naar beneden als q < 0

• co(top) = (p, q) f (x) = a ? (x – p) 2 + q

Besluit Kenmerken van de grafiek van de functie f (x) = a (x – p) 2 + q

De grafiek van de functie f (x) = a ? (x – p) 2 + q (met a ∈ r0) is een parabool met de volgende kenmerken:

• a > 0: dalparabool; a < 0: bergparabool.

• Hoe groter | a |, hoe smaller de parabool; hoe kleiner | a |, hoe breder de parabool.

• De symmetrieas is de rechte met vergelijking x = p

• De top heeft als coördinaat (p, q).

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 27 Algemeen
VIDEO

7.4.4 Gemeenschappelijke punten met de assen

Gemeenschappelijke punten met de x-as

De gemeenschappelijke punten met de x-as van de functie f (x) = a ? (x – p) 2 + q vind je door de vergelijking a ? (x – p) 2 + q = 0 op te lossen.

Voorbeeld 1

Bepaal de gemeenschappelijke punten met de x-as van de functie met voorschrift f (x) = –2 (x + 4) 2

Proefversie©VANIN

De functie met voorschrift f (x) = –2 (x + 4) 2 heeft één nulwaarde: –4.

Dat houdt in dat de grafiek van de functie f (x) = –2 ? (x + 4) 2 één punt gemeenschappelijk heeft met de x-as: (–4, 0).

De parabool raakt de x-as in (–4, 0).

Voorbeeld 2

Bepaal de gemeenschappelijke punten met de x-as van de functie met voorschrift f (x) = 3 (x + 5) 2 + 12.

De functie met voorschrift f (x) = 3 ? (x + 5) 2 + 12 heeft geen nulwaarden. Dat houdt in dat de grafiek van de functie f (x) = 3 (x + 5) 2 + 12 geen punten gemeenschappelijk heeft met de x-as.

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 28 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
–4–5–6–7–3–2–11 –1 –2 –5 –6 –4 –3 y x f (x
O
)= – 2·( x+ 4)2
–4–5–6–7–8–9–3–2–11 15 10 20 25 5 y x f (x)=3·( x +5)2+12 O

Voorbeeld 3

Bepaal de gemeenschappelijke punten met de x-as van de functie met voorschrift f (x) = –2 (x – 1) 2 + 8.

Proefversie©VANIN

De functie met voorschrift f (x) = –2 (x – 1) 2 + 8 heeft twee nulwaarden: –1 en 3. Dat houdt in dat de grafiek van de functie f (x) = –2 ? (x – 1) 2 + 8 twee punten gemeenschappelijk heeft met de x-as: (–1, 0) en (3, 0).

De parabool snijdt de x-as in (–1, 0) en (3, 0).

Gemeenschappelijk punt met de y-as

Het gemeenschappelijk punt met de y-as van de functie f (x) = a (x – p) 2 + q bepaal je door x gelijk te stellen aan 0.

Voorbeeld

Bepaal het gemeenschappelijk punt met de y-as van de functie met voorschrift f (x) = –2 ? (x – 1) 2 + 8.

De parabool snijdt de y-as in (0, 6).

Een parabool heeft altijd juist één snijpunt met de y-as.

Besluit • De gemeenschappelijke punten (snijpunten of raakpunt) met de x-as bepaal je door de vergelijking a (x – p) 2 + q = 0 op te lossen. De oplossingen van die vergelijking zijn de nulwaarden van de functie.

• Het snijpunt met de y-as bepaal je door x = 0 te stellen.

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 29
–12134 8 2 4 6 y x f (x)=–2·( x –1) 2 +8 O
–12134 8 2 4 6 y x f (x)=–2·( x –1)
+8 O
2

7.4.5 Modeloefeningen

Modeloefening 1

Vul de kenmerken van de parabool met vergelijking y = 1 3 (x – 4) 2 aan of schrap wat niet correct is.

• dalparabool/bergparabool

• bredere/smallere/zelfde opening als y = x 2

• symmetrieas:

• top:

• gemeenschappelijk(e) punt(en) met de x-as:

Proefversie©VANIN

• gemeenschappelijk punt met de y-as:

Modeloefening 2

Teken de grafiek van de functie f (x) = –1 2 (x + 3) 2 + 9 2

• vorm van de parabool:

• symmetrieas:

• top:

• gemeenschappelijk(e) punt(en) met de x-as:

• gemeenschappelijk punt met de y-as:

• grafiek:

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 30 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
O 5 –3–4–5–612 72 3 4 2 1 –1 –2 x y x f (x) top

Oefeningen

REEKS A

16 Plaats elke parabool bij de juiste vergelijking en vul aan of schrap.

Proefversie©VANIN

y = –2x 2 + 8 is grafiek y = 1 2 (x + 2) 2 – 2 is grafiek

• dalparabool/bergparabool

• bredere/smallere/zelfde opening als y = x 2

• symmetrieas:

• top:

• gemeenschappelijk(e) punt(en) met

• dalparabool/bergparabool

• bredere/smallere/zelfde opening als y = x 2

• symmetrieas:

• top:

• gemeenschappelijk(e) punt(en) met de x-as: de x-as:

• gemeenschappelijk punt met

• gemeenschappelijk punt met de y-as: de y-as:

y = (x + 1) 2 is grafiek

• dalparabool/bergparabool

• bredere/smallere/zelfde opening als y = x 2

• symmetrieas:

• top:

• gemeenschappelijk(e) punt(en) met

y = –(x – 2) 2 – 3 is grafiek

• dalparabool/bergparabool

• bredere/smallere/zelfde opening als y = x 2

• symmetrieas:

• top:

• gemeenschappelijk(e) punt(en) met de x-as: de x-as:

• gemeenschappelijk punt met

• gemeenschappelijk punt met de y-as: de y-as:

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 31
O 1 1456789–3–4–5–6–7–82 92 –1 –2 –3 –4 –5 –6 –7 –8 2 3 4 5 6 7 8 y x 3 grafiek1 grafiek4 grafgrafiek3 iek2

17 Bepaal de vorm (berg- of dalparabool), de opening (smallere, bredere of zelfde opening als de parabool y = x 2), de symmetrieas en de top van de parabolen. Controleer met ICT.

a) y = 8x 2

e) y = (x + 2) 2 + 1

vorm: vorm:

Proefversie©VANIN

opening: opening:

symmetrieas: symmetrieas:

top: top:

b) y = (x – 1) 2 f) y = 4 ? (x + 5) 2 – 6

vorm: vorm:

opening: opening: symmetrieas: symmetrieas:

top: top:

c) y = –1 2 x 2 + 5 g) y = 2 3 (x – 7) 2 –1 2

vorm: vorm: opening: opening: symmetrieas: symmetrieas: top: top:

d) y = –3 ? x + 7 5 2 h) y = – x –5 2 2 + 6

vorm: vorm: opening: opening:

symmetrieas: symmetrieas: top: top:

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 32 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S

Proefversie©VANIN

a) y = (x + 1) 2 – 4 d) y = –1 2 ? (x + 1) 2 + 1 b) y = x 2 – 4 e) y = –1 2 (x + 1) 2

c) y = (x + 1) 2 + 1 f) y = 2 ? (x + 1) 2 – 4

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 33 18 Plaats de juiste parabool bij elke vergelijking. 1 13455–4–32 2 –1 –2 –3 –4 –5 –6 –7 2 3 4 5 VIIIIIVII V I 6 7 y x O

19 Noteer het voorschrift van de tweedegraadsfunctie g, waarvan de grafiek ontstaat door de grafiek van de functie f met voorschrift f (x) = x 2 :

a) te spiegelen ten opzichte van de x-as.

b) 3 eenheden te verschuiven naar rechts.

c) verticaal uit te rekken met factor 5 en 2 eenheden te verschuiven naar boven.

Proefversie©VANIN

d) achtereenvolgens verticaal uit te rekken met factor 2, te spiegelen ten opzichte van de x-as en 3 eenheden te verschuiven naar links.

e) verticaal samen te drukken met factor 3, vervolgens 5 eenheden te verschuiven naar rechts en tot slot 2 eenheden te verschuiven naar beneden.

f) 4 eenheden te verschuiven naar rechts en te spiegelen ten opzichte van de x-as.

g) 1 eenheid te verschuiven naar boven en te spiegelen ten opzichte van de x-as.

h) verticaal samen te drukken met factor 5, vervolgens 2 eenheden te verschuiven naar links, daarna 3 eenheden te verschuiven naar beneden en tot slot te spiegelen ten opzichte van de x-as.

20 Hoe kan de grafiek van g verkregen worden uit de grafiek van f met voorschrift f (x) = x 2?

a) g (x) = –2 (x + 6) 2

b) g (x) = 3x 2 + 4

c) g (x) = 1 2 ? (x – 1) 2 – 2

d) g (x) = –(x + 3) 2 + 1

e) g (x) = –1 6 x 2 + 4

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 34 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S REEKS B

21 Bereken de gemeenschappelijke punten met de x-as en de y-as.

a) f (x) = –2x 2

Proefversie©VANIN

b) f (x) = (x – 1) 2

c) f (x) = –1 5 x 2 + 5

d) f (x) = –(x + 7) 2 + 1 4

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 35

22 Bereken de gemeenschappelijke punten met de x-as en de y-as.

a) f (x) = 3 ? (x + 4) 2 + 2

Proefversie©VANIN

b) f (x) = –3 (x + 4) 2 + 12

c) f (x) = 3 4 ? (x – 5) 2 + 1 2

d) f (x) = –5 (x – 5) 2 + 20

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 36 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S

23 Teken de grafiek van de functie f (x) = (x – 2) 2 – 4.

a) vorm van de parabool:

b) symmetrieas:

c) top:

d) gemeenschappelijk(e) punt(en) met de x-as:

Proefversie©VANIN

e) gemeenschappelijk punt met de y-as:

f) bijkomende punten:

g) grafiek:

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 37
x f (x)
O 1 2 3 4 4–31234567 2 –1 –2 –3 –4 x y

24 Teken de grafiek van de functie f (x) = –2 ? (x – 3) 2 + 8.

a) vorm van de parabool:

b) symmetrieas:

c) top:

d) gemeenschappelijk(e) punt(en) met de x-as:

Proefversie©VANIN

e) gemeenschappelijk punt met de y-as:

f) bijkomende punten:

g) grafiek:

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 38 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
x f (x)
x y 1 1 –1 –2 –3 –4 –5 –6 –7 –8 –9 –10 2 3 4 5 6 7 8 –3–4–5–2–1 110198765432 O

25 Teken de grafiek van de functie f (x) = 1 3 ? (x + 1) 2 + 4 3 .

a) vorm van de parabool:

b) symmetrieas:

c) top:

d) gemeenschappelijk(e) punt(en) met de x-as:

Proefversie©VANIN

e) gemeenschappelijk punt met de y-as:

f) bijkomende punten:

g) grafiek:

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 39
x f (x)
y 1 2 3 4 5 –1 O 1 2 3 x –4 –3 –2 –1

26 Een golfer slaat tegen een golfbal. De hoogte h (in m) van de golfbal kan beschreven worden door de functie h (x) = –1 720 ? (x – 120) 2 + 20.

Daarbij is x de horizontale afstand (in m).

a) Na hoeveel meter bereikt de golfbal zijn maximale hoogte?

Hoeveel bedraagt die hoogte?

b) Op welke hoogte bevindt de bal zich als deze 150 m ver is?

Proefversie©VANIN

c) Na hoeveel meter belandt de bal terug op de grond?

27 Voor filmopnamen wordt een pop van op de top van de Taipei 101 naar beneden gegooid. De hoogte h (in m) van de pop wordt gegeven door de functie h (t) = 509 – 5t 2

Daarbij is t de tijd (in s).

a) Hoe hoog is het gebouw?

b) Op welke hoogte bevindt de pop zich na 8 s?

c) Na hoeveel seconden bereikt de pop de grond? Rond af op 0,01 s.

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 40 PIENTER XL 4 – 5u I HOOFDSTUK 7 I TwEEDEgRaaDSFUNcTIES

28 De Golden Gate Bridge is een hangbrug die San Francisco met het noorden verbindt. De kabels die tussen twee van de pijlers hangen, vormen bij benadering parabolen met vergelijking y = 0,000 39 ? (x – 640) 2 + 2.

Daarbij is x de afstand tot de linkerpijler en y de hoogte boven het wegdek (beide in m).

a) Op welke hoogte zijn de kabels aan de pijlers bevestigd?

Proefversie©VANIN

b) Hoe ver staan de pijlers uit elkaar?

c) Op welke afstand van de pijlers hangen de kabels het dichtst bij het wegdek? Hoe hoog hangen ze op dat punt?

29 Een schip vuurt een kanonskogel af richting een vijandelijk schip.

De hoogte h (in m) van de kanonskogel kan beschreven worden door de functie h (t) = –5 (t –7 2 ) 2 + 76.

Daarbij is t de tijd (in s) na het afvuren van de kogel.

a) Vul de tabel aan.

t (s) 01234567 h (m)

b) wanneer bereikt de kanonskogel zijn maximale hoogte? Hoeveel bedraagt die hoogte?

c) Na hoeveel seconden bereikt de kanonskogel zijn doel, als je weet dat de kanonskogel het vijandelijk schip raakt op een hoogte van 12 m? Rond af op 0,01 s.

PIENTER XL 4 – 5u I HOOFDSTUK 7 I TwEEDEgRaaDSFUNcTIES 41

GEOGEBRA

Voorbeeld

f (x) = 2x 2 + x – 1

Je zet het functievoorschrift in de vorm f (x) = a (x – p) 2 + q

f (x) = 2x 2 + x – 1 factor 2 afzonderen

f (x) = 2 x 2 + 1 2 x –1 2 dubbel product zichtbaar maken en het functievoorschrift vermeerderen en verminderen met 1 4 2

f (x) = 2 x 2 + 2 1 4 x + 1 4 2

f (x) = 2 x + 1

Proefversie©VANIN

2 –1 2 als een kwadraat van een tweeterm schrijven

f (x) = 2 x + 1 4 2 –9 16 distributiviteit

f (x) = 2 x + 1 4 2 –9 8

Vaststellingen

• vorm van de parabool:

❒  dalparabool

❒  bergparabool

• symmetrieas:

• top:

❒  bredere opening dan f (x) = x 2

❒  smallere opening dan f (x) = x 2

❒  zelfde opening als f (x) = x 2

• gemeenschappelijk(e) punt(en) met de x-as:

• gemeenschappelijk punt met de y-as:

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 42 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S 7.5 Functies
de vorm
van
f ( x ) = ax 2 + bx + c 7.5.1 Inleiding
–1 4
1
4 2 –
16 –1 2

GEOGEBRA

Je zet het functievoorschrift f (x) = ax 2 + bx + c in de vorm f (x) = a ? (x – p) 2 + q

f (x ) = ax 2 + bx + c

f (x ) = a

Besluit

f (x ) = a x +

f (x ) = a

=

Dit voorschrift is van de vorm

Kenmerken van de grafiek van de functie

• a > 0: dalparabool a < 0: bergparabool

• Hoe groter | a |, hoe smaller de parabool; hoe kleiner | a |, hoe breder de parabool.

• De top heeft als coördinaat –b 2a , –D 4a

vermeerderen en verminderen met a afzonderen b 2a 2

Proefversie©VANIN

dubbel product zichtbaar maken en het functievoorschrift

als een kwadraat van een tweeterm schrijven

kwadraat van een quotiënt

breuken gelijknamig maken

distributiviteit

vereenvoudigen b 2 − 4ac = D

• De symmetrieas is de rechte met vergelijking x = –b 2a

De y-coördinaat van de top kun je ook bepalen door f –b 2a te berekenen.

• De gemeenschappelijke punten (snijpunten of raakpunt) met de x-as bepaal je door de vergelijking ax 2 + bx + c = 0 op te lossen. De oplossingen van die vergelijking zijn de nulwaarden van de functie.

• Het snijpunt met de y-as is het punt met als coördinaat (0, c).

Opmerking als er twee nulwaarden zijn, dan is de x-coördinaat van de top het gemiddelde van die nulwaarden. Dat betekent ook dat de top samenvalt met het raakpunt met de x-as als D = 0.

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 43 7.5.2 Grafiek
van de functie f (x) = ax 2 + bx + c
2 + b a x
c a f
a x 2 + 2 b 2a x + b 2a 2 –b 2a 2 + c a
x
+
(x ) =
b
a 2 –b
a
c a
2
2
2 +
b 2a 2 –b 2 4a 2 + c a
x +
x + b 2a 2 –b 2 – 4ac 4a 2
x
x + b 2a 2 –D 4a 2
(x ) = a x + b 2a 2 – a D 4a 2
b 2a 2 –D 4a
0
c
f (x ) = a
f (
) = a
f
f (x )
a x +
met a ∈ r
en b,
∈ r factor
f (x) = a ? (x – p)
2 + q, met p = en q =
f (x) = ax 2 + bx + c
(met a ∈ r0)

7.5.3 Overzicht van de verschillende gevallen

• D > 0: f heeft twee verschillende nulwaarden: x1 = –

Proefversie©VANIN

De grafiek snijdt de x-as in de punten A(x1, 0) en B(x2, 0).

• D = 0: f heeft twee samenvallende nulwaarden: x1 = x2 = –b 2

De grafiek raakt de x-as in het punt A(x1, 0).

• D < 0: f heeft geen nulwaarden.

De grafiek heeft geen gemeenschappelijke punten met de x-as.

De parameters p en q bepalen door f (x) = a ? (x – p) 2 + q uit te rekenen

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 44 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
b – D 2a en x2 = –b + D 2a . Stel: x1 < x2 a > 0 a < 0 x y x2 x1 AB O x y x2 x1 AB O
a > 0 a < 0 x y x1 A O x y x1
O
a
A
a > 0 a < 0 x y O x y O

7.5.4 De grafiek tekenen van de functie f (x) = ax² + bx + c

Teken de grafiek van de functie f (x) = x 2 – 2x – 3.

a) vorm van de parabool:

b) symmetrieas:

c) top:

Proefversie©VANIN

• methode 1: D = = –D 4a = co(top) =

• methode 2: f ( ) = co(top) =

d) gemeenschappelijk(e) punt(en) met de x-as:

e) gemeenschappelijk punt met de y-as:

f) bijkomende punten:

g) grafiek:

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 45
x f (x)
top
x y 1 1 –1 –2 –3 –4 2 3 4 5 –1–2–3–45432 O

Oefeningen

REEKS A

30 Bepaal de vorm (berg- of dalparabool), de opening (smallere, bredere of zelfde opening als de parabool y = x 2), de symmetrieas en de top van de parabolen.

a) y = x 2 – 6x + 2

Proefversie©VANIN

c) y = 2x 2 – 8x + 7

vorm: vorm:

opening:

opening:

symmetrieas: symmetrieas:

top: top:

top: top:

b) y = –x 2 + 2x – 5

d) y = –1 2 x 2 + 3x

vorm: vorm:

opening: opening:

symmetrieas: symmetrieas:

top: top: top: top:

31 Bereken de gemeenschappelijke punten met de x-as en de y-as.

a) f (x) = x 2 – 5x

c) f (x) = –1 3 x 2 + 2x

b) f (x) = –x 2 + 5x – 10

d) f (x) = 3x 2 + x – 4

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 46 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S

32 Teken de grafiek van de functie f (x) = –x 2 + 6x + 7.

a) vorm van de parabool:

b) symmetrieas:

c) top:

d) gemeenschappelijk(e) punt(en) met de x-as:

Proefversie©VANIN

e) gemeenschappelijk punt met de y-as:

f) bijkomende punten:

g) grafiek:

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 47 REEKS
B
x f (x)
x y 2 2 –2 –4 –6 –8 –10 4 6 8 10 12 14 16
–6–8–10–4–2 21–61412101864 O

33 Teken de grafiek van de functie f (x) = x 2 + 2x + 1.

a) vorm van de parabool:

b) symmetrieas:

c) top:

d) gemeenschappelijk(e) punt(en) met de x-as:

Proefversie©VANIN

e) gemeenschappelijk punt met de y-as:

f) bijkomende punten:

g) grafiek:

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 48 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
f (x)
x
x y 1 1 –1 –2 2 3 4 5 6 7 8 9 –4–5–1–2–35432 O

34 Teken de grafiek van de functie f (x) = 1 2 x 2 + 4x – 1.

a) vorm van de parabool:

b) symmetrieas:

c) top:

d) gemeenschappelijk(e) punt(en) met de x-as:

Proefversie©VANIN

e) gemeenschappelijk punt met de y-as:

f) bijkomende punten:

g) grafiek:

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 49
x f (x)
O x y 1 1 –1 –3 –4 –5 –6 –7 –8 –9 –10 –2 2 3 4
–4–5–6–7–8–9–10–1–2–3234

35 Bepaal de symmetrieas en de top van de parabolen.

a) y = –x 2 + x – 3

c) y = 2 3 x 2 – 5x

symmetrieas: symmetrieas:

top: top: top: top: top: top:

b) y = x 2 + 7x + 6

Proefversie©VANIN

d) y = –7 4 x 2 + 1 2 x – 3

symmetrieas: symmetrieas: top: top: top: top: top: top:

36 Bereken de gemeenschappelijke punten met de x-as en de y-as.

a) f (x) = –12x 2 – 20x + 25 c) f (x) = –5 2 x 2 + x + 2 3 b) f (x) = 3x 2 + 6x + 2

)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 50 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
d) f (x
= 1 25 x 2 –6 5 x + 9

a) y = x 2 + 3x + 4

Proefversie©VANIN

b) y = x 2 + 3x + 2

c) y = 1 2 x 2 + 3x + 4

d) y = 1 2 x 2 + 3x

e) y = –x 2 + 4x

f) y = –x 2 + 4x – 4

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 51 37
–6–5–4–3–2–1123456 –6 –5 –4 –3 –2 –1 1 2 3 4 5 6 x y I II III IV V VI O
Plaats de juiste parabool bij elke vergelijking.

REEKS C

38 Welke van de vijf parabolen is de grafiek van een kwadratische functie f (x) = ax 2 + bx + c, waarbij alle drie de getallen a, b en c strikt positief zijn?

Proefversie©VANIN

39 Op welke figuur is een deel van de grafiek van y = (10 – x) 2 + 10 te zien? ( staat telkens voor het punt (10, 10).)

40 Gegeven: de functie f (x ) = x 2 + 3. Als –2 < x < 3, dan is …

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 52 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
y x (A) y x )B( y x )C( y x )D( x y )E( VWO, editie 1999, eerste ronde
O
x O y x O y x O y x O y x (A)(B)(C)(D)(E) VWO, editie 1998, eerste ronde
y
a) 3 ⩽ f (x) < 12 B) 3 < f (x) < 12 c) –1 < f (x) < 12 D) 7 ⩽ f (x) < 1 E) –7 ⩽ f (x) < 12 VWO, editie 1999, eerste ronde –5–4–3–2–1 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 12345 x y O

7.5.6 Een trendlijn tekenen met behulp van ICT

Het zuiver kwadratisch verband

De remafstand r (in m) van een wagen is de afstand die je aflegt nadat je het rempedaal volledig hebt ingeduwd. De remafstand is onder meer afhankelijk van de staat van het wegdek, maar vooral ook van de snelheid v (in m/s) van de wagen.

Bij een test met een welbepaalde wagen verkreeg men de volgende resultaten:

Proefversie©VANIN

Je kunt de gegevens voorstellen met een spreidingsdiagram of puntenwolk

De punten liggen, bij benadering, op een parabool waarvan de top samenvalt met de oorsprong. Het verband tussen r en v is dus waarschijnlijk een zuiver kwadratisch verband.

Om dat verband te vinden, teken je met IcT een trendlijn (regressielijn) door de punten.

a) Bepaal via regressie het verband tussen de remafstand r (in m) en de snelheid v (in m/s).

b) Hoeveel bedraagt de remafstand r als je 28 m/s rijdt?

c) Bij welke snelheid verkrijg je een remafstand van 60 m? Rond af op 0,1 m/s.

(m/s)

PIENTER XL 4 – 5u I HOOFDSTUK 7 I TwEEDEgRaaDSFUNcTIES 53
r (m)06,252556,25100156,25
v (m/s)0 10 20304050
5 O
20 40 60 80 100 120 140 160 180 v
r (m)
10152025303540455055

Het kwadratisch verband

Elk half uur wordt de concentratie (in mg/l) gemeten van een geneesmiddel toegediend in het bloed van een patiënt. De meetresultaten staan in de tabel.

tijd t (h)00,511,522,5 concentratie C (mg/l)0691061118425

Je kunt de gegevens voorstellen met een spreidingsdiagram of puntenwolk.

Je ziet dat de concentratie eerst stijgt naar een maximale waarde en daarna weer daalt tot 0.

De punten liggen, bij benadering, op een parabool waarvan de top niet samenvalt met de oorsprong. Het verband tussen C en t noem je een kwadratisch verband

Om dat verband te vinden, teken je met IcT een trendlijn (regressielijn) door de punten.

a) Bepaal via regressie het verband tussen de concentratie C (in mg/l) en de tijd t (in h).

b) wat is de concentratie van het geneesmiddel in het bloed na 1 h 15 min?

Proefversie©VANIN

c) Na hoeveel minuten is de concentratie het hoogst? Rond af op 1 min. Bepaal die maximale concentratie. Rond af op 0,01 mg/l.

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 54 PIENTER XL 4 – 5u I HOOFDSTUK 7 I TwEEDEgRaaDSFUNcTIES
40 30 20 10 O 80 90 100 110 50 60 70 120 0,511,522,53 t (h) C (mg/l)

Oefeningen

REEKS A

41 Een klein familiebedrijf werd in 2017 opgestart en groeide langzaam uit tot een bedrijf met ondertussen vijftien werknemers. In de tabel vind je de winstcijfers per jaar. 201720182019202020212022

aantal jaren x na opstart012345 winst w (in euro)01 3305 32011 97021 28033 250

a) Bepaal via regressie het (zuiver kwadratisch) verband tussen de winst w en het aantal jaren x na de opstart.

b) Hoeveel zal, in de veronderstelling dat deze trend aanhoudt, de winst bedragen in 2030?

Proefversie©VANIN

Een bewegend voertuig, zoals een fiets, auto of vliegtuig, ondervindt bijna altijd luchtweerstand. Bij het bewegen stroomt de lucht langs het voertuig. Het voertuig botst als het ware voortdurend tegen de lucht aan.

Op het voertuig wordt dan een luchtwrijvingskracht F w uitgeoefend die de beweging tegenwerkt.

Hoe groter die luchtwrijvingskracht is, hoe groter het brandstofverbruik is van het voertuig, of, in het geval van een fiets, hoe meer moeite je zelf moet doen om in beweging te blijven. Het is dus van belang om de luchtwrijvingskracht op een voertuig zo klein mogelijk te maken. Die wordt gemeten als functie van de snelheid v met modelvoertuigen in een windtunnel.

42 Bij een proef wordt de luchtwrijvingskracht F w (in N) gemeten bij verschillende snelheden v (in m/s).

De resultaten vind je in de tabel.

(m/s) F W (N)

a) Bepaal via regressie het (zuiver kwadratisch) verband tussen F W (in N) en de snelheid v (in m/s).

1 000

b) Vanaf welke snelheid (in km/h) is de luchtweerstand groter dan 750 N? Rond af op 0,1 km/h.

1 m/s komt overeen met 3,6 km/h.

Om de eenheid m/s om te zetten naar km/h, vermenigvuldig je met factor 3,6. Om de eenheid km/h om te zetten naar m/s, deel je door factor 3,6.

1 m/s = 1 m 1 s = 1 1 000 km 1 3 600 h = 1 1 000 3 600 1 km/h = 3 600 1 000 km/h = 3,6 km/h

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 55
v
10 40 20 160 30 360 40 640 50

Een ramp wordt gebruikt om te skateboarden, skaten, snowboarden, skiën … Je vindt ze in alle maten en gewichten.

Een halfpipe is een halfcilindervormige baan.

Een vert ramp is een soort van halfpipe, meestal rond de vier à vijf meter hoog, waarbij het bovenste stuk onder de coping (het ijzeren gedeelte bovenaan de rand) verticaal omhooggaat.

43 Een ramp heeft de vorm van een parabool. In de tabel vind je de hoogte h (in m) van de ramp in functie van de afstand s (in m), gemeten tot het centrum van de ramp.

s (m)1,21,62,02,42,83,2

h (m)0,180,320,500,720,981,28

a) Bepaal via regressie het (eventueel zuiver) kwadratisch verband tussen de hoogte h (in m) en de afstand s (in m) tot het centrum.

b) Bepaal de hoogte van de ramp op 4,2 m van het centrum. Rond af op 0,01 m.

c) Bepaal de lengte van de ramp, als je weet dat de maximumhoogte 3 m bedraagt. Rond af op 0,01 m.

44 De tabel toont het verband tussen het aantal verkeersongevallen n in België in een periode van vijf jaar en de leeftijd van de betrokkene x (x ⩾ 18).

Proefversie©VANIN

a) Bepaal via regressie het (eventueel zuiver) kwadratisch verband tussen het aantal verkeersongevallen n en de leeftijd van de betrokkene x

b) Op welke leeftijd is het aantal ongevallen het laagst? Hoeveel ongevallen zijn er met mensen van die leeftijd?

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 56 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S REEKS B
x 18 21 25 30 40 50
n 2 9362 6102 2231 8151 2551 035
ICT ICT

45 Bij kogelstoten is het de bedoeling om een metalen bal zo ver mogelijk van de kogelstoter de grond te laten raken. De tabel geeft de hoogte h van de kogel weer (in m) in functie van de horizontale afstand x (in m) van de kogel tot de atleet tijdens een welbepaalde worp.

x (m) h (m)

54,81

7,55,36 105,38

12,54,86 153,81

17,52,21

a) Bepaal via regressie het verband tussen de hoogte h (in m) van de kogel en de horizontale afstand x (in m).

Proefversie©VANIN

b) Na hoeveel meter valt de kogel op de grond? Rond af op 0,01 m.

46 Op een drukke dag moet je soms lang wachten voordat je toegang hebt tot een attractie in een pretpark. De tabel geeft een overzicht van het aantal mensen n in de wachtrij voor een achtbaan op een bepaald tijdstip t (in h).

t (h) 1112131415 n 282361405406364

a) Bepaal via regressie het verband tussen het aantal mensen n in de wachtrij en het tijdstip t (in h).

b) Op welk tijdstip stonden er de meeste mensen in de wachtrij? Rond af op 1 min.

c) Hoeveel mensen stonden er op dat moment?

d) Om hoe laat gaat het pretpark open? En wat is het sluitingsuur? Verklaar.

PIENTER XL 4 – 5u I HOOFDSTUK 7 I TwEEDEgRaaDSFUNcTIES 57 REEKS
C

7.6 Verloop en tekenschema van tweedegraadsfuncties

7.6.1 Verloop van een tweedegraadsfunctie

Stel: f is een tweedegraadsfunctie. a > 0

De grafiek is een dalparabool.

Proefversie©VANIN

De grafiek is een bergparabool.

• als x < xT , daalt de functie (als de x-waarden groter worden, worden de y-waarden kleiner).

• als x > xT , stijgt de functie (als de x-waarden groter worden, worden de y-waarden groter).

• De functie f bereikt een minimale waarde als x = xT . Die waarde is yT

Schematische voorstelling:

• als x < xT , stijgt de functie.

• als x > xT , daalt de functie.

• De functie f bereikt een maximale waarde als x = xT . Die waarde is yT

Schematische voorstelling:

Opmerking

Het domein van een tweedegraadsfunctie is steeds r Om het bereik van een tweedegraadsfunctie te bepalen, kun je het verloopschema gebruiken:

als a > 0 geldt: ber f = [yT,+ ∞[ als a < 0 geldt: ber f = ]– ∞,yT]

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 58 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
a < 0
x y OxT yT x y OxT yT
x – ∞ xT + ∞ f yT min x – ∞ xT + ∞ f yT max
VIDEO GEOGEBRA

Voorbeelden

Bepaal het verloop van de tweedegraadsfuncties. Vul daarna het domein en het bereik aan.

a) f (x) = –x 2 + 2

c) f (x) = 1 2 x 2 – 4x + 2

Proefversie©VANIN

x f x f

dom f = ber f =

b) f (x) = –3x 2 + x

dom f = ber f =

d) f (x) = 5 4 (x + 3) 2 + 5

x f x f

dom f = ber f = dom f = ber f =

7.6.2 Toepassing: extremumvraagstukken

Modeloefening 1 y x Een firma vervaardigt machinaal schalen waarvan de dwarse doorsnede een parabool is. Daarvoor gebruikt de firma de formule y = 2 45 x 2 –4 3 x, waarbij x de afstand (in cm) is tot de linkerboord en y de diepte (in cm) op x cm van de linkerboord. Je verwaarloost de dikte van de schaal.

Bepaal de maximale diepte van de schaal.

GEOGEBRA x f

antwoord:

PIENTER XL 4 – 5u I HOOFDSTUK 7 I TwEEDEgRaaDSFUNcTIES 59

Modeloefening 2

Dieter en Bart beslissen een terras aan hun pas gekochte woning te laten aanleggen. Ze twijfelen echter nog over de afmetingen.

Daarom geven ze een tuinarchitect de opdracht om met 32 m boordstenen een zo groot mogelijk rechthoekig terras te ontwerpen.

Bepaal de lengte en de breedte, als je weet dat de oppervlakte van het terras maximaal moet zijn.

Stel: de breedte van het terras is x; de lengte is dan x

Proefversie©VANIN

antwoord:

Modeloefening 3

anoosh en zijn buurjongen Michael gooien beiden een bal vanuit het raam van hun slaapkamer. De bal van anoosh volgt een parabolische baan met vergelijking h = –5t 2 + 9t + 5.

De vergelijking van de baan van de bal van Michael is h = –5t 2 + 7t + 6.

Daarbij is h de hoogte (in m) en t de tijd (in s) vanaf het moment dat de bal wordt losgelaten.

a) Vanop welke hoogte worden beide ballen gegooid? antwoord:

b) welke bal bereikt de grootste hoogte? Na hoeveel seconden is dat? t h t h antwoord:

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 60 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
HUIS TERRAS
A

Oefeningen

REEKS A

47 Bepaal het verloop van de tweedegraadsfuncties. Vul daarna het domein en het bereik aan.

a)

f (x) = –2x 2 + 6

d) f (x) = 3 ? (x + 5) 2 – 4

Proefversie©VANIN

x f x f

dom f = ber f = dom f = ber f =

b) f (x) = x 2 + 6x

e) f (x) = –x 2 + 7x – 2

x f x f

dom f = ber f = dom f = ber f =

c) f (x) = 1 2 x 2 – x + 3

f) f (x) = 3 2 ? x –1 3 2

x f x f

dom f = ber f = dom f = ber f =

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 61

48 De dwarse doorsnede van een rivierbedding is paraboolvormig. De diepte van de rivier kan worden benaderd met de formule y = x 2 – 6x. Daarbij is y de diepte (in m) en x de afstand tot de linkeroever (in m).

a) Op hoeveel meter van de linkeroever is de rivier het diepst? Hoe diep is dat?

Proefversie©VANIN

b) Hoe breed is de rivier?

49 De dwarse doorsnede van een heuvel kan benaderd worden door de parabool met vergelijking y = –1 32 x 2 + 1 2 x. Daarbij is x de horizontale afstand (in hm) en y de hoogte (in hm).

a) Hoe hoog is de heuvel?

b) Bereken het gemiddelde stijgingspercentage van de voet tot de top.

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 62 PIENTER XL 4 – 5u I HOOFDSTUK 7 I TwEEDEgRaaDSFUNcTIES REEKS
B
y x

50 Het aantal T-shirts q van een bepaald merk dat een kledingzaak per week verkoopt, wordt gegeven door de formule q = 100 – 2p. Daarbij is p de prijs per stuk (in euro).

a) Vanaf welke prijs verkopen ze geen T-shirts meer?

Proefversie©VANIN

b) Stel de functie op die de wekelijkse opbrengst van de T-shirts geeft in functie van de prijs.

O(p) = p ? q = =

c) welke prijs moeten ze vragen om een maximale opbrengst te verkrijgen?

Hoeveel T-shirts verkopen ze dan per week?

51 Een voetbalspeler staat op 10 m van het doel en wordt aangespeeld.

Hij neemt de bal ‘in de vlucht’ (dat wil zeggen dat de bal de grond niet raakt) en schiet op doel.

De bal volgt een parabolische baan met vergelijking y = –1 12 x 2 + x + 1.

Daarbij is y de hoogte van de bal (in m) op x meter van het vertrekpunt.

a) Op welke hoogte neemt de speler de bal aan?

b) Een doel is 2,44 m hoog. Zal de bal in het doel terechtkomen, als de keeper er niet bij kan?

c) wat is de maximale hoogte van de bal?

PIENTER XL 4 – 5u I HOOFDSTUK 7 I TwEEDEgRaaDSFUNcTIES 63

52 Bepaal twee reële getallen waarvan de som 22 is, zodat hun product zo groot mogelijk is.

Proefversie©VANIN

53 Bepaal twee reële getallen waarvan het verschil 6 is, zodat hun product zo klein mogelijk is.

54 Een rechthoek heeft een omtrek van 80 m.

Bepaal de lengte en de breedte zodat de oppervlakte maximaal is. Bereken die oppervlakte.

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 64 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S

55 In een vierkant met zijde 10 cm wordt op elke zijde x cm afgepast, zodat een ingeschreven vierkant ontstaat.

Bepaal x zodat de oppervlakte van het ingeschreven vierkant minimaal is.

Bepaal die oppervlakte.

Proefversie©VANIN

56 Amir heeft nog 60 m gaas liggen en wil daarmee achteraan in zijn tuin een kippenren en een konijnenhok maken in de vorm van een rechthoek.

Hij heeft het geluk dat zijn tuin grenst aan een kanaal.

Bepaal de totale lengte en breedte van het stuk dat hij kan afbakenen, als hij de oppervlakte A zo groot mogelijk wil.

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 65
REEKS C

57 Boer Tom wil een stuk van zijn weiland indelen in vier rechthoekige stukken, zoals aangegeven op de figuur. Hij heeft daarvoor 640 m draad aangekocht. Bij welke afmetingen verkrijgt boer Tom de grootst mogelijke oppervlakte?

Proefversie©VANIN

58 Voor een optreden in Sportpaleis Antwerpen zijn er 15 000 tickets te verkrijgen. Vorig jaar was de kostprijs per ticket 40 euro en waren de tickets in een mum van tijd uitverkocht. De organisator weet dat per euro dat het ticket duurder wordt, er telkens 250 tickets minder verkocht worden. Bij welke ticketprijs zullen de inkomsten het grootst zijn?

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 66 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S

7.6.3 Tekenschema van een tweedegraadsfunctie

Stel: f is een tweedegraadsfunctie.

Dan: f (x) > 0 als de grafiek van f boven de x-as ligt.

f (x) < 0 als de grafiek van f onder de x-as ligt.

f (x) = 0 als de grafiek van f een gemeenschappelijk punt heeft met de x-as.

• D > 0: f heeft twee verschillende nulwaarden: x1 = –b – D 2

Proefversie©VANIN

f (x )tekenvan a 0tegengesteldtekenvan a 0tekenvan a

• D = 0: f heeft twee samenvallende nulwaarden: x1 = x2 = –b 2a

(x )tekenvan a 0tekenvan a

• D < 0: f heeft geen nulwaarden.

a

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 67
2a
Stel: x1 < x2. a > 0 a < 0 x y x1 x2 O x • x 1 x 2 +• f (x )+ 0−0 + x y x1 x2 O x • x 1 x 2 +• f (x )− 0+0 x • x 1 x 2 +•
a en x2 = –b + D
.
x y x1 O x • x 1 +• f (x )+ 0+ x y x1 O x • x 1 +• f (x ) −0− x • x 1 +• f
a > 0 a < 0
a > 0 a < 0 x y O x • +• f (x ) + yx O x • +• f (x ) x •+ • f
VIDEO GEOGEBRA
(x ) tekenvan

Voorbeeld 1

f (x) = –3x 2 + x + 2 x f (x) –4–3–2–1 O 4 3

Proefversie©VANIN

Voorbeeld 2 f (x) = 2x 2 + 3x + 2

(

)

Voorbeeld 3 f (x) = –25x 2 + 30x – 9

(

)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 68 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
–3 –4 1234
2 1 –1 –2
x y f
2 1 –1 –2 –3 –4 1234
x f
x
–4–3–2–1 O 4 3
x fy
–2 –3
1234
x f
x
–4–3–2–1 O 4 3 2 1 –1
–4
x y f

Oefeningen

REEKS A

59 Bepaal het tekenschema van de tweedegraadsfuncties.

a) f (x) = 2x 2 – 7x – 30

Proefversie©VANIN

x f (x)

b) f (x) = 16x 2 – 24x + 9

x f (x)

c) f (x) = –6x 2 + 11x + 7

x f (x)

d) f (x) = –3x 2 + 2x – 1

x f (x)

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 69

60 Bepaal het tekenschema van de tweedegraadsfuncties.

a) f (x) = –4x 2 – 16x – 16 x f (x)

Proefversie©VANIN

b) f (x) = 8x 2 – 8x + 1 x f (x)

c) f (x) = 3x 2 + 9x + 7 x f (x)

d) f (x) = –15x 2 – 10x + 30 x f (x)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 70 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S

61 Bepaal het tekenschema van de tweedegraadsfuncties.

a) f (x) = (x – 1) 2 – 9 x f (x)

Proefversie©VANIN

b) f (x) = –(x + 2) 2 – 6 x f (x)

c) f (x) = 1 3 x 2 + x + 2 3 x f (x)

d) f (x) = –1 12 x 2 + 4x + 2 x f (x)

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 71 REEKS
B

7.7.1 Een tweedegraadsvergelijking oplossen

Definitie Tweedegraadsvergelijking

Een tweedegraadsvergelijking is een vergelijking van de vorm ax 2 + bx + c = 0 (met a ∈ r0 en b, c ∈ r).

Voorbeeld 1

–2x 2 + 3x + 2 = 0

GEOGEBRA

Proefversie©VANIN

In deze paragraaf onderzoek je hoe je die oplossing grafisch kunt aflezen.

• Het linkerlid van de vergelijking –2x 2 + 3x + 2 = 0 bekijk je als een functievoorschrift: f (x) = –2x 2 + 3x + 2.

• Je tekent de grafiek van f : –1–0,5 O

–0,5 –1 x y f

• De x-waarden waarvoor f (x) = 0, zijn van de functie f In dit geval zijn dat en

• De oplossingsverzameling is V =

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 72 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
7.7 Vergelijkingen en ongelijkheden van de tweede graad oplossen
3 2,5 2 1,5 1 0,5
0,511,52

GEOGEBRA

Voorbeeld 2

3x 2 – x – 2 = –x + 1

methode 1

Het linkerlid van de vergelijking bekijk je als een functievoorschrift

f (x) = 3x 2 – x – 2 en

het rechterlid als een functievoorschrift

g (x) = –x + 1.

Je tekent de grafieken van f en g:

Je leest op de grafieken af voor welke

x-waarden f (x) = g (x).

De oplossingsverzameling is

V =

methode 2

Je brengt de vergelijking terug tot de standaardvorm.

3x 2 – x – 2 = –x + 1

⇔ 3x 2 – x – 2 + x – 1 = 0

⇔ 3x 2 – 3 = 0

Stel: h (x) = 3x 2 – 3

Je tekent de grafiek van h:

Proefversie©VANIN

Je leest op de grafiek af voor welke

x-waarden h (x) = 0.

De oplossingen van de vergelijking komen overeen met de nulwaarden van de functie h

De oplossingsverzameling is

V =

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 73
–2–1 O 123 4 3 2 1 –1 –2 –3 x fy g –2–1 O 123 4 3 2 1 –1 –2 –3 x hy

Voorbeeld 3

x 2 + 4x – 1 = –2x 2 + x + 5

methode 1

Het linkerlid van de vergelijking bekijk je als een functievoorschrift

f (x) = x 2 + 4x – 1 en het rechterlid als een functievoorschrift

g (x) = –2x 2 + x + 5.

Je tekent de grafieken van f en g:

Je leest op de grafieken af voor welke

x-waarden f (x) = g (x).

methode 2

Je brengt de vergelijking terug tot de standaardvorm.

x 2 + 4x – 1 = –2x 2 + x + 5

⇔ x 2 + 4x – 1 + 2x 2 – x – 5 = 0

⇔ 3x 2 + 3x – 6 = 0

Stel: h (x) = 3x 2 + 3x – 6

Je tekent de grafiek van h:

Proefversie©VANIN

De oplossingsverzameling is V =

Je leest op de grafiek af voor welke

x-waarden h (x) = 0.

De oplossingen van de vergelijking komen overeen met de nulwaarden van de functie h

De oplossingsverzameling is V =

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 74 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
O
6 5 4 3 2 1 x –1 –2 –3 –4 –5 –6 y f g
4 3 2 1 x –1 –2 –3 –4 –5 –6 –7 –8
–5–4–3–2–1
12
–4–3–2–1 O 123
hy

Een tweedegraadsongelijkheid oplossen

Definitie Tweedegraadsongelijkheid

Een tweedegraadsongelijkheid is een ongelijkheid van de vorm

ax 2 + bx + c ⩽ 0;

ax 2 + bx + c < 0;

ax 2 + bx + c ⩾ 0;

ax 2 + bx + c > 0 (met a ∈ r0 en b, c ∈ r).

Proefversie©VANIN

Voorbeeld 1

–2x 2 + 3x + 2 > 0

grafische oplossing

Het linkerlid van de ongelijkheid bekijk je als een functievoorschrift

f (x) = –2x 2 + 3x + 2.

Je tekent de grafiek van f:

algebraïsche oplossing

Stel: f (x) = –2x 2 + 3x + 2

Je maakt een tekenschema van de functie

f (x) = –2x 2 + 3x + 2.

De nulwaarden van f:

–2x 2 + 3x + 2 = 0 D = 3 2 – 4 ? (–2) ? 2 =

Je leest op de grafiek af voor welke x-waarden f (x) > 0, dus voor welke x-waarden de grafiek van f boven de x-as ligt.

De oplossingsverzameling is

V =

Je leest in het tekenschema af voor welke x-waarden f (x) > 0.

De oplossingsverzameling is V =

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 75
7.7.2
–1–0,5 O 0,511,52 3 2,5 2 1,5 1 0,5 x –0,5 –1 y f
x1 = –3 – 5 –4 = 2 x2 = –3 + 5 –4 = –0,5 x – ∞ – 0,5 2+ ∞ f (x) –0+0–
25
GEOGEBRA

GEOGEBRA

Voorbeeld 2

3x 2 – x – 2 > –x + 1

grafische oplossing:

methode 1

Het linkerlid van de ongelijkheid bekijk je als een functievoorschrift

f (x) = 3x 2 – x – 2 en het rechterlid als een functievoorschrift

g (x) = –x + 1.

Je tekent de grafieken van f en g:

methode 2

Je brengt de ongelijkheid terug tot de standaardvorm.

3x 2 – x – 2 > –x + 1

⇔ 3x 2 – x – 2 + x – 1 > 0

⇔ 3x 2 – 3 > 0

Stel: h (x) = 3x 2 – 3

Je tekent de grafiek van h:

Proefversie©VANIN

Je leest op de grafieken af voor welke

x-waarden f (x) > g (x), dus voor welke

x-waarden de grafiek van f boven die van g ligt.

De oplossingsverzameling is

V =

Je leest op de grafiek af voor welke

x-waarden h (x) > 0, dus voor welke x-waarden de grafiek van h boven de x-as ligt.

De oplossingsverzameling is

V =

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 76 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
–2–3–1 O 123 5 4 3 2 1 x –1 –2 –3 fy g –2–3–1 O 123 5 4 3 2 1 x –1 –2 –3 hy

GEOGEBRA

algebraïsche oplossing:

• Je brengt de ongelijkheid terug tot de standaardvorm.

3x 2 – x – 2 > –x + 1

⇔ 3x 2 – x – 2 + x – 1 > 0

⇔ 3x 2 – 3 > 0

• Stel: h (x) = 3x 2 – 3

• Je maakt een tekenschema van de functie h (x) = 3x 2 – 3.

De nulwaarden van h:

3x 2 – 3 = 0 beide leden delen door 3

x 2 – 1 = 0

x 2 = 1

x = –1 of x = 1

Proefversie©VANIN

)

• Je leest in het tekenschema af voor welke x-waarden h (x) > 0.

De oplossingsverzameling is V =

Je kan de oplossing controleren met IcT:

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 77
x – ∞ –11 +
h (x
+0–0+

Voorbeeld 3

x 2 + 4x – 1 ⩽ –2x 2 + x + 5

grafische oplossing:

methode 1

Het linkerlid van de ongelijkheid bekijk je als een functievoorschrift

f (x) = x 2 + 4x – 1 en het rechterlid als een functievoorschrift

g (x) = –2x 2 + x + 5.

Je tekent de grafieken van f en g:

methode 2

Je brengt de ongelijkheid terug tot de standaardvorm.

x 2 + 4x – 1 ⩽ –2x 2 + x + 5

⇔ x 2 + 4x – 1 + 2x 2 – x – 5 ⩽ 0

⇔ 3x 2 + 3x – 6 ⩽ 0

Stel: h (x) = 3x 2 + 3x – 6

Je tekent de grafiek van h:

Proefversie©VANIN

Je leest op de grafieken af voor welke

x-waarden f (x) ⩽ g (x), dus voor welke

x-waarden de grafiek van f onder of op die van g ligt.

De oplossingsverzameling is

V =

Je leest op de grafiek af voor welke

x-waarden h (x) ⩽ 0, dus voor welke x-waarden de grafiek van h onder of op de x-as ligt.

De oplossingsverzameling is

V =

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 78 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
O 12 5 6 4 3 2 1 x –1 –2 –3 –4 –5 –6 fy g –2–3–4–5–1 O 12 5 6 4 3 2 1 x –1 –2 –3 –4 –5 –6
–2–3–4–5–1
hy

algebraïsche oplossing:

• Je brengt de ongelijkheid terug tot de standaardvorm.

Proefversie©VANIN

GEOGEBRA

• Stel: h (x) =

• Je maakt een tekenschema van de functie h (x) =

De nulwaarden van h:

• Je leest in het tekenschema af voor welke x-waarden h (x) ⩽ 0.

De oplossingsverzameling is V =

Je kan de oplossing controleren met IcT:

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 79
x h
(x)

Oefeningen

REEKS A

62 Los de vergelijkingen grafisch op.

a) x 2 + 2x – 3 = 0 c)–x 2 + 3x + 4 = 2x – 2

Stel: f (x) =

Stel: f (x) = g (x) = –5–4–3–2–1

= V = b) x 2 + 3x + 1 = –x 2 + 4x + 2

Stel: f (x) =

Proefversie©VANIN

x 2 – 12x + 8 = –4x 2 + 12x – 5

Stel: f (x) = g (x) = g (x) = –5–4–3–2–1

63 Los de vergelijkingen grafisch op met behulp van ICT.

a)5x 2 – 8x = 0 V = d)–9x 2 – 3x = 1 + 3x V = b)4 + 81x 2 = 0 V = e)4x 2 – 3x + 10 = x 2 + 10x – 2 V =

c)–6x 2 + 12x + 10 = 3x – 5 V = f)2x 2 + x – 3 = x 2 + 5x + 2 V =

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 80 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
1 2 3 4 5 6 –2 –3 –4 –5 –6 12345
fy
1 2 3 4 5 6 –2 –3 –4
12345
y f g V
O –1
x
–5–4–3–2–1 O –1
–5 –6
x
d)9
1 2 3 4 5 6 7 –2 –3 –4 –5 –6 –8 12345
y g f
1 2
6 7 –2 –3
12345
O –1
x
–5–4–3–2–1 O –1
3 4 5
–4 –5 –6 –7
x yf g V = V =

a) x 2 – 5x + 6 ⩽ 0 d) x 2 – 8x + 16 > 0

Stel: f (x) =

Stel: f (x) =

Proefversie©VANIN

Stel: f (x) = Stel: f (x) =

Stel: f (x) = Stel: f (x) =

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 81 64
Los de ongelijkheden grafisch op.
–1 O 6 5 4 3 2 1 –1 1234567 x fy –1 O 6 5 4 3 2 1 –1 1234567
yf V
V
b)
e)
x
=
=
1 2 x 2 –7 2 x + 3 < 0
–2x 2 + 5x – 5 > 0
–1 O
2 1 –1 –2 –3 1234567 x
–1–2 O 1 –1 –2 –3 –4 –5 –6 123456 x
f)
4 3
fy
y f V = V = c) –2 (x + 4) 2 + 2 ⩽ 0
x 2 + 2x + 1 ⩽ 0
–1–2–3–4–5–6–7 O 2 1 –1 –2 –3 –4 –5 1 x y f –1–2–3–4–5–6 O 6 5 4 3 2 1 –1 12 x fy V
= V =

Los de ongelijkheden algebraïsch op. Controleer met ICT.

a) –x 2 + 3x < 0

Stel: f (x) =

d) 3x 2 + 2x + 2 < 0

Stel: f (x) =

Nulwaarden van f: Nulwaarden van f:

Proefversie©VANIN

Tekenschema:

f (x)

Tekenschema:

f (x)

V = V =

b) 2x 2 – x – 1 ⩽ 0

Stel: f (x) =

e) –3x 2 + 4x – 1 ⩽ 0

Stel: f (x) =

Nulwaarden van f: Nulwaarden van f:

Tekenschema: x

f (x)

Tekenschema: x f (x)

V = V =

c) –4x 2 + 4x – 1 ⩾ 0

Stel: f (x) =

f) 9x 2 – 24x + 16 < 0

Stel: f (x) =

Nulwaarden van f: Nulwaarden van f:

Tekenschema:

f (x)

Tekenschema: x

f (x)

V = V =

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 82 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S 65
x
x
x

66 Los de ongelijkheden grafisch op.

a) x 2 – 4 ⩽ –3x 2 + 12 c) –2x 2 + 8x ⩾ 3x + 2

Stel: f (x) =

Stel: f (x) = g (x) = g (x) = –6–5–4–3–2–1 O 123456

Proefversie©VANIN

Stel: f (x) =

Stel: f (x) =

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 83 REEKS B
12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 –1 –2 –3 –4 x fy g
9 8 7 6 5 4 3 2 1 –1 –2 –3 –4 –5 –6 –7
d)
2
x
–x 2 – 6
–5–4–3–2–1 O 1234567
x y gf V = V = b) (x – 8) 2 > 2x – 16
x
– 2 >
x – 9
–1 O 1234567891011 7 6 5 4 3 2 1 –1 –2 –3 –4 –5 –6 –7 –8 –9 x yf g
4 3 2 1 –1 –2 –3 –4 –5 –6 –7 –8 –9 –10 –11 –12
g
g (x) = g (x) =
–5–6–7–4–3–2–1 O 12345
x fy
V = V =

67 Los de ongelijkheden algebraïsch op. Controleer met ICT.

a) –5x 2 + 4x – 1 > –4x + 1 c) 3 2 x 2 – x + 1 2 > x 2

Proefversie©VANIN

Tekenschema: x h(x)

Tekenschema:

h(x) V = V =

b) –2 (x + 5) 2 + 8 ⩾ –4x – 18 d) –5 4 x 2 + 3 8 x ⩽ 1

Tekenschema: x h(x)

Tekenschema: x h(x) V = V =

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 84 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
x

68 Een bal wordt schuin omhooggegooid.

De hoogte (in m) van de bal na t seconden wordt gegeven door de functie h (t) = –5t 2 + 9t + 1.

Hoelang zal de bal zich op een hoogte van meer dan 3 m bevinden? Rond af op 0,01.

Proefversie©VANIN

1 promille is 1 duizendste deel en betekent letterlijk: per duizend. Een promille wordt genoteerd als ‰. Daarbij komt 1 ‰ overeen met 0,1 %.

69 Het aantal promille n (x) geboortes bij vrouwen die x jaar oud zijn, wordt gegeven door de functie n (x) = –0,478x 2 + 25,387x – 221,48.

a) Op welke leeftijd worden er relatief de meeste kinderen geboren? Hoeveel promille? Rond af op 0,01.

b) Tussen welke leeftijden worden er meer dan 75 kinderen geboren per 1 000 vrouwen?

PIENTER XL 4 – 5u I HOOFDSTUK 7 I TwEEDEgRaaDSFUNcTIES 85

70 Een rechthoek heeft een omtrek van 50 m. Bereken de lengte en de breedte opdat de oppervlakte minstens 100 m 2 is.

Proefversie©VANIN

71 Bereken de rechthoekszijden van een rechthoekige driehoek waarvan de ene rechthoekszijde 2 cm langer is dan de andere rechthoekszijde en de schuine zijde minstens 10 cm is.

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 86 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S

72 Een bedrijf produceert computerspelletjes.

De maandelijkse opbrengst (in euro) die ze maken als ze x spelletjes verkopen, wordt gegeven door de functie O (x) = –0,15x 2 + 102x.

De maandelijkse kost om x spelletjes te produceren, is K (x) = 30x + 2 500. Hoeveel spelletjes moeten ze verkopen om winst te maken?

Proefversie©VANIN

REEKS C

73 Voor welke waarden van m heeft de vergelijking x 2 + (3m – 1) x + m 2 = 0 twee oplossingen?

PIENTER XL 4 – 5u I HOOFDSTUK 7 I TwEEDEgRaaDSFUNcTIES 87

74 Voor welke waarden van m heeft de vergelijking x 2 + (3m – 2) ? x + (m 2 + 4m + 1) = 0 geen oplossingen?

Proefversie©VANIN

75 De grafiek van de parabool met vergelijking y = mx 2 + 2x + m ligt volledig onder de x-as als en slechts als … a) m < –1 B) m < 0 c) –1 < m < 0 D) | m | > 1 E) m > 1

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 88 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
VWO,
editie 2006, eerste ronde

7.8 De vergelijking van een parabool opstellen

7.8.1 De top en een punt zijn gegeven

Voorbeeld 1

Van een parabool zijn de top T (–3, 2) en een punt A (3, 14) gekend. Bepaal de vergelijking van de parabool.

Proefversie©VANIN

GEOGEBRA

Oplossing:

De parabool heeft als vergelijking y = a ? (x – p) 2 + q

• co(T ) = (p, q) = (–3, 2) ⇒ p = –3 en q = 2.

• A(3, 14) behoort tot de parabool.

De vergelijking is dus: y = a (x + 3) 2 + 2.

De vergelijking van de parabool is dus: y = 1 3 (x + 3) 2 + 2.

Voorbeeld 2

De Berliner Bogen is een modern kantoorgebouw in Hamburg.

De glazen voorgevel heeft een parabolische vorm en is 72 m breed en 36 m hoog.

a) Bepaal de vergelijking van de voorgevel.

b) Bereken de hoogte van de gevel op 10 m van de linkerkant van het gebouw. Rond af op 0,01 m.

c) Hoe breed is de gevel 5 m boven de grond? Rond af op 0,01 m.

PIENTER XL 4 – 5u I HOOFDSTUK 7 I TwEEDEgRaaDSFUNcTIES 89
14
14 = 36a
36a = 12 a
= a (3 + 3) 2 + 2
+ 2
= 1 3

Opmerking

als de top T(xT,yT) gegeven is en een punt waarvan de x-coördinaat gelijk is aan xT + 1 , dan kan je de parameter a in het functievoorschrift ook op een andere manier bepalen.

Voorbeeld 1

f (x) = –3x

Vul de tabel aan. x 012 f (x)

Bepaal de verandering van de functiewaarde als de x-coördinaat van de top met 1 toeneemt.

Proefversie©VANIN

Besluit

Voorbeeld 2

Vul de tabel aan. x 123 f (x)

Bepaal de verandering van de functiewaarde als de x-coördinaat van de top met 1 toeneemt.

Algemeen

gegeven:

f (x) = ax 2 + bx + c of f (x) = a (x – p) 2 + q co(top) = (xT,yT)

Je kan de parameter a in het functievoorschrift dan bepalen met de formule a = f (xT + 1) – f (xT)

Als de x-coördinaat van de top met één eenheid toeneemt, dan is de verandering van de functiewaarde gelijk aan de parameter a.

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 90 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
–3–2–1 O –1 –2 –3 –4 –5 1 2 3 12345 x y A B
2 + 6x – 1
f
1 2 ? (x – 2) 2 + 1 –1 O 1 2 3 4 5 6 7 8 1234567 x y A B
(x) =
A B a x y f (xT +1) f (xT) xT +1 xT
1
f

7.8.2 De symmetrieas en twee verschillende punten zijn gegeven

Voorbeeld

Bepaal de vergelijking van de parabool, waarvan de symmetrieas s de rechte x = –1 is en waartoe de punten A(–3, –3) en B(2, –13) behoren.

methode 1

vergelijking parabool: y = a ? (x – p) 2 + q

• s ↔ x = –1 ⇒ p = –1

Dus: y = a ? (x + 1) 2 + q

• A(–3, –3) behoort tot de parabool:

a ? (–3 + 1) 2 + q = –3

4a + q = –3

• B(2, –13) behoort tot de parabool:

a ? (2 + 1) 2 + q = –13

9a + q = –13

Om a en q te bepalen, los je het stelsel op:

4a + q = –3

9a + q = –13

Je verkrijgt dezelfde vergelijking als met methode 2. GEOGEBRA

methode 2

vergelijking parabool: y = ax 2 + bx + c

• s ↔ x = –1 ⇒ –b 2a = –1

Dus: b = 2a en y = ax 2 + 2ax + c

• A(–3, –3) behoort tot de parabool:

a ? (–3) 2 + 2a ? (–3) + c = –3

3a + c = –3

• B(2, –13) behoort tot de parabool:

a ? 2 2 + 2a ? 2 + c = –13

8a + c = –13

Om a en c te bepalen, los je het stelsel op:

3a + c = –3

8a + c = –13

Proefversie©VANIN

De vergelijking van de parabool is De vergelijking van de parabool is werk de vergelijking uit die je verkrijgt met methode 1.

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 91

7.8.3 Drie punten zijn gegeven

Twee willekeurige punten en het snijpunt met de y-as zijn gegeven

Voorbeeld

Bepaal de vergelijking van de parabool waartoe de punten A (–2, –9), B (1, 6) en C (0, 7) behoren.

Oplossing:

Omdat de coördinaat van het snijpunt met de y-as gegeven is, gebruik je de vergelijking y = ax 2 + bx + c

• C(0, 7) is het snijpunt met de y-as ⇒ c = 7

De vergelijking is dus y = ax 2 + bx + 7

• A(–2, –9) behoort tot de parabool:

a (–2)2 + b (–2) + 7 = –9

4a – 2b + 7 = –9

4a – 2b = –16

• B(1, 6) behoort tot de parabool:

a 12 + b 1 + 7 = 6

a + b + 7 = 6

a + b = –1

Om a en b te bepalen, los je het stelsel op:

4a – 2b = –16

a + b = –1

Proefversie©VANIN

De vergelijking van de parabool is

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 92 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S

Een willekeurig punt en de twee snijpunten met de x-as zijn gegeven

Inleiding

• Teken met IcT de grafiek van de functie f (x) = – 4x2 – 20x – 24.

• Lees de gemeenschappelijke punten af met de x-as: en

• wat kan je hieruit besluiten?

Proefversie©VANIN

• Teken met IcT de grafiek van de functie g(x) = -4 ? (x + 3) ? (x + 2).

• wat valt je op?

• werk verder uit:

g(x) = –4(x + 3)(x + 2)

Algemeen als x1 en x2 oplossingen zijn van de vergelijking ax 2 + bx + c = 0 (met a ∈ r0 en b,c ∈ r), dan geldt:

f (x) = a (x – x1 ) (x – x2 ) distributiviteit

f (x) = a ? (x 2 – x ? x2 – x1 ? x + x1 ? x2 ) de factor x afzonderen

f (x) = a [x 2 – x (x2 + x1) + x1 x2 ]

f (x) = a ? (x 2 – S ? x + P)

S = x1 + x2 en P = x1 x2

S = –b a en P = c a

f (x) = a 2 x 2 + 1 2 x –1 2 x 2 + b a x + c a 2 x 2 + 1 2 x –1 2 distributiviteit

f (x) = ax 2 + bx + c

Besluit Als x1 en x2 oplossingen zijn van de vergelijking ax 2 + bx + c = 0 (met a ∈ r0 en b,c ∈ r), dan geldt: f (x) = a ? (x – x1 ) ? (x – x2 ) = ax 2 + bx + c.

PIEN TER XL 4 – 5u I HOOFDS TUK 7 I Tw EEDEg R aa DSFUN c TIES 93

Voorbeeld

Bepaal de vergelijking van de parabool waartoe de punten A (–5, 0), B (–1, 0) en C (3, 8) behoren.

Oplossing:

Omdat de coördinaten van de snijpunten met de x-as gegeven zijn, gebruik je de vergelijking y = a ? (x – x1 ) ? (x – x2 ).

• A (–5, 0) is een snijpunt met de x-as ⇒ x1 = –5

• B (–1, 0) is een snijpunt met de x-as ⇒ x2 = –1

De vergelijking is dus y = a ? (x + 5) ? (x + 1)

• C (3, 8) behoort tot de parabool:

Proefversie©VANIN

De vergelijking van de parabool is

Opmerking

als de snijpunten met de x-as gegeven zijn, kan je ook de vergelijking van de symmetrieas opstellen.

Je weet dat de symmetrieas van de parabool de middelloodlijn is van het lijnstuk [aB]

met A (–5, 0) en B (–1, 0).

De vergelijking van de symmetrieas is dan x = –5 – 1 2 = –3.

Je gebruikt dan de werkwijze beschreven in paragraaf 7.8.2.

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 94 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
−1
10−9−8−7−6−5−4−3−2−112345 −2 −1 1 2 3 4 5 6 7 8 O y x f AB C
1−

Drie willekeurige punten zijn gegeven

Voorbeeld 1

Bepaal de vergelijking van de parabool die de punten A (3, 0), B (1, 6) en C (5, 2) bevat.

Oplossing:

Je kunt de punten voorstellen in een assenstelsel.

Met behulp van kwadratische regressie vind je de vergelijking van de parabool:

Proefversie©VANIN

Voorbeeld 2

Een hangbrug over een rivier verbindt twee punten die op dezelfde hoogte liggen.

De hangbrug heeft bij benadering de vorm van een parabool.

Om de vergelijking van die parabool te bepalen, zijn enkele metingen gedaan.

Daarbij stelt x de afstand voor (in m) vanaf het begin van de brug en h de hoogte (in m) boven het water.

xh 23 32,75 52,55

a) Bepaal via kwadratische regressie de vergelijking van de parabool.

b) Bepaal met IcT op hoeveel meter boven het water het laagste punt van de brug zich bevindt.

c) Bepaal met IcT de lengte van de brug.

PIENTER XL 4 – 5u I HOOFDSTUK 7 I TwEEDEgRaaDSFUNcTIES 95
–2–1 O 123456789 –1 1 2 3 4 5 6 7 x y A C B

Oefeningen

REEKS A

76 Bepaal de waarde van a in het functievoorschrift van de tweedegraadsfuncties.

Proefversie©VANIN

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 96 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S
f (x
a
x
5) 2 c) f (x) = a (x – 1) 2 – 1 O 1234567 2 1 –1 –2 –3 –4 –5 –6 –7 –8 x y –3–2–1 O 1234 2 1 –1 –2 –3 –4 –5 –6 –7 –8 x y b) f
x
a
x
2 d) f (x)
ax
+ 12x + 7 –3–2–1 O 1234 9 8 7 6 5 4 3 2 1 –1 x y –3–4–2–1 O 123 4 3 2 1 –1 –2 –3 –4 –5 –6 x y
a)
) =
(
(
) =
(
+ 1) 2 +
=
2

77 Bepaal de vergelijking van de parabolen met top T, die het punt A bevatten.

a)co(T) = (0, 0) co(A) = (1, 2) e) co(T) = (–3, –8) co(A) = (3, 10)

Proefversie©VANIN

b)co(T) = (0, 3) co(A) = (1, 2)

T) = (2, –5) co(A) = (0, 7)

c)co(T) = (–4, 0) co(A) = (–1, 9) g) co(T) = (–3, 3) co(A) = (–6, 0)

d)co(T) = (2, 5) co(A) = (4, 1) h) co(T) = (5, 18) co(A) = (7, 34)

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 97
f)
co(

Bepaal de vergelijking van de parabolen.

Proefversie©VANIN

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 98 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S 78
c) O 1 2 3 4 –3–1–212345 –1 –2 –3 –4 y x 1 1345–3–4–52 –1–2 –1 –2 –3 –4 –5 –6 –7 –8 –9 y x O
d) 1 –3–4–51 62 –1 –2 –3 –4 –5 –6 y x O 1 2 3 4 5 6 –3–4–5–61234 –1–2 –1 –2 –3 –4 y x O
a)
b)

79 Bepaal de vergelijking van de parabolen.

Proefversie©VANIN

De vergelijking van de parabool is b)

De vergelijking van de parabool is

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 99 REEKS
B
x
y −5 −4 −3 −2 −1 1 2 3 4 O f AB C
a)
−6−5−4−3−2−11234567891011
x
y −14 −12 −10 −8 −6 −4 −2 2 4 6 8 10 12 14 16 O B C A
−14−12−10−8−6−4−22468

80 Bepaal de vergelijking y = a ? (x – p) 2 + q van de parabool, waarvan de symmetrieas s de rechte x = 0 is en waartoe de punten A (–2, –7) en B (1, 2) behoren.

Proefversie©VANIN

De vergelijking van de parabool is

81 Bepaal de vergelijking y = ax 2 + bx + c van de parabool, waarvan de symmetrieas s de rechte x = –3 is en waartoe de punten A (–6, –1) en B (3, 8) behoren.

De vergelijking van de parabool is .

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 100 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S

82 De dwarse doorsnede van een rivierbedding heeft de vorm van een parabool. De rivier is 15 m breed en heeft een maximale diepte van 8 m.

a) Bepaal de vergelijking van de parabool, waarbij x de afstand is tot de linkeroever en y de diepte (beide in meter).

Proefversie©VANIN

b) Hoe diep is de rivier op 1 m van de linkeroever? Rond af op 0,01 m.

83 Nouri trapt een bal vanop de grond weg. De bal valt na 28 m terug op de grond en bereikt een maximale hoogte van 4 m.

a) Stel de vergelijking op van de parabolische baan die de bal volgt, waarbij x de afstand is vanaf de voet van Nouri en y de hoogte (beide in m).

b) Op welke hoogte bevindt de bal zich op een afstand van 10 m van Nouri? Rond af op 0,01 m.

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 101

84 Bepaal de vergelijking van de parabool k1 die de punten A (–2, 25) en B (0, 1) bevat en die dezelfde symmetrieas heeft als de parabool k2 met vergelijking y = x 2 – x + 4.

Proefversie©VANIN

De vergelijking van de parabool is .

85 Bepaal de vergelijking van de parabool die de x-as raakt in het punt A (–1, 0) en het punt B (2, 2) bevat.

De vergelijking van de parabool is

86 Bepaal de vergelijking van de parabool k1 die de x-as snijdt in de punten A (–7, 0) en B (2, 0) en waarvan de top dezelfde y-coördinaat heeft als de top van de parabool k2 met vergelijking y = –x 2 + 6x – 2.

De vergelijking van de parabool is

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 102 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S

87 Bepaal met ICT de vergelijking van de parabool die de punten A (–2, –18), B (1, –6) en C (2, –14) bevat.

88 Bepaal met ICT de vergelijking van de paraboolvormige constructie, als je weet dat die 12 m breed is en op 2 m van de rechterkant 10 m hoog.

Proefversie©VANIN

89 Een projectiel wordt vanop de grond afgeschoten. x h Na 1 s heeft het een hoogte van 35 m en na 8 s belandt het opnieuw op de grond.

a) Bepaal de vergelijking van de baan, waarbij x de tijd (in s) voorstelt en h de hoogte (in m).

De vergelijking van de parabool is

b) Bepaal het hoogste punt dat het projectiel bereikt. x h

PIENTER XL 4 – 5u I HOOFDSTUK 7 I TwEEDEgRaaDSFUNcTIES 103

90 Bepaal de vergelijking van de parabool die de punten A (–2, –9), B (6, –9) en C (0, –21) bevat.

Proefversie©VANIN

De vergelijking van de parabool is

REEKS C

91 Aziza, Nore en Tuur spelen met een springtouw op de speelplaats.

Op de tekening staat Aziza links van Tuur. De aangrijpingspunten (plaats waar Aziza en Tuur het touw vasthouden) bevinden zich 2,5 m van elkaar. Ze houden het springtouw allebei vast op 0,70 m hoogte. Nore springt in het midden tussen hen in het touw.

Als het touw onder Nore doorgaat, moet ze minstens 12 cm hoog springen om het touw niet te raken. Bepaal met ICT een vergelijking van de parabool die de vorm van het touw op dat moment benadert. Maak telkens een schets.

Situatie 1: De x-as valt samen met de grond.

De y-as gaat door het aangrijpingspunt van aziza.

Situatie 2: De x-as valt samen met de grond. De y-as gaat door het aangrijpingspunt van Nore.

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 104 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S

STUDIEWIJZER Tweedegraadsfuncties

7.1 Eerstegraadsfuncties voor de leerling voor de leerkracht

KENNEN

Een eerstegraadsfunctie is een functie met een voorschrift van de vorm f (x) = ax + b (met a ∈ r0 en b ∈ r).

De grafiek van een functie met voorschrift f (x) = ax + b (met a, b ∈ r0) is een rechte die beide assen snijdt buiten de oorsprong. In de vergelijking y = ax + b is a de richtingscoëfficiënt en (0, b) de coördinaat van het snijpunt van de grafiek met de y-as.

Proefversie©VANIN

KUNNEN

De grafische betekenis van a en b in f (x) = ax + b uitleggen.

De grafiek van een eerstegraadsfunctie tekenen.

Het voorschrift van een eerstegraadsfunctie bepalen:

• uit een tabel met functiewaarden;

• uit een grafiek.

7.2 Situaties voorstellen met tweedegraadsfuncties KENNEN

Een tweedegraadsfunctie is een functie met voorschrift f (x) = ax 2 + bx + c (met a ∈ r0 en b, c ∈ r).

KUNNEN

Een tweedegraadsfunctie herkennen en kunnen onderscheiden van andere functies.

7.3 Functies van de vorm f (x) = ax 2 KENNEN

Het verband tussen twee grootheden y en x is zuiver kwadratisch als het quotiënt y x 2 constant is.

De grafische voorstelling van een zuiver kwadratisch verband y = a ? x 2 (met a ∈ r0) is een (deel van een) parabool door de oorsprong.

De top van de parabool valt samen met de oorsprong.

De grafiek van de functie g (x) = ax 2 (met a ∈ r0) ontstaat door de grafiek van de functie f (x) = x 2 uit te rekken of samen te drukken.

• Voor | a | > 1 wordt de grafiek van f verticaal uitgerekt met factor | a |.

De grafiek wordt daardoor smaller dan de grafiek met voorschrift f (x) = x 2

• Voor | a | < 1 wordt de grafiek van f verticaal samengedrukt met factor 1 | a |

De grafiek wordt daardoor breder dan de grafiek met voorschrift f (x) = x 2

als a > 0, is de grafiek een dalparabool. als a < 0, is de grafiek een bergparabool.

De vergelijking van de symmetrieas is x = 0.

De coördinaat van de top is (0, 0).

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 105
–  + –  +
–  + –  +
–  + –  +
–  + –  +
–  + –  +

Zuiver kwadratische verbanden herkennen in tabellen.

De vergelijking van een zuiver kwadratisch verband opstellen.

Vraagstukken met gegeven zuiver kwadratische verbanden oplossen.

De grafiek van de functie f (x) = ax 2 herkennen.

De grafiek van de functie f (x) = ax 2 tekenen met en zonder IcT.

Met behulp van de grafiek van f (x) = ax 2 onderzoek doen naar:

• het functievoorschrift;

• de coördinaat van de top;

• de vergelijking van de symmetrieas;

• het domein en het bereik;

• de eventuele nulwaarden;

• het tekenschema;

• het verloop;

• symmetrie.

Proefversie©VANIN

grafiek van de functie

is een parabool met de volgende kenmerken:

• a > 0: dalparabool; a < 0: bergparabool.

• Hoe groter | a |, hoe smaller de parabool; hoe kleiner | a |, hoe breder de parabool.

• De symmetrieas is de rechte met vergelijking x = p

• De top heeft als coördinaat (p, q).

• De gemeenschappelijke punten (snijpunten of raakpunt) met de x-as bepaal je door de vergelijking a (x − p) 2 + q = 0 op te lossen. De oplossingen van die vergelijking zijn de nulwaarden van de functie.

• Het snijpunt met de y-as bepaal je door x = 0 te stellen.

aan de hand van de typische kenmerken van een parabool met vergelijking y = a (x − p) 2 + q en de berekening van enkele goedgekozen punten, de grafiek kunnen schetsen.

De coördinaat van de gemeenschappelijke punten met de assen berekenen van de functie met vergelijking y = a ? (x – p) 2 + q.

7.5 Functies van de vorm f (x) = ax 2 + bx + c

De grafiek van de functie f (

= ax

+

+ c (met a ∈ r0) is een parabool met de volgende kenmerken:

• a > 0: dalparabool; a < 0: bergparabool.

• Hoe groter | a |, hoe smaller de parabool; hoe kleiner | a |, hoe breder de parabool.

• De symmetrieas is de rechte met vergelijking x = –b 2

• De top heeft als coördinaat

• De gemeenschappelijke punten (snijpunten of raakpunt) met de x-as bepaal je door de vergelijking ax 2 + bx + c = 0 op te lossen.

De oplossingen van die vergelijking zijn de nulwaarden van de functie.

• Het snijpunt met de y-as is het punt met als coördinaat (0, c).

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 106 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S voor de leerling voor de leerkracht
–  + –  +
KUNNEN
f (x) = a (x – p) 2 + q KENNEN –  + –  +
q (met a ∈ r0)
7.4 Functies van de vorm
De
f (x) = a (x − p) 2 +
–  + –  +
KUNNEN
–  + –  +
KENNEN
x)
2
bx
a
b 2a , –D 4a = –b 2a , f –b 2a

KUNNEN

De vergelijking y = ax 2 + bx + c omzetten naar de vorm y = a (x − p) 2 + q aan de hand van de typische kenmerken van een parabool met vergelijking y = ax 2 + bx + c en de berekening van enkele goedgekozen punten, de grafiek schetsen.

De coördinaat van de gemeenschappelijke punten met de assen berekenen van de functie met vergelijking y = ax 2 + bx + c en er de betekenis voor de grafiek van geven.

Het verband tussen twee numerieke grootheden in een dataset onderzoeken met IcT en daarbij:

• een spreidingsdiagram of puntenwolk opstellen en interpreteren;

• een trendlijn met bijbehorend functievoorschrift bepalen en interpreteren.

7.6 Verloop en tekenschema van tweedegraadsfuncties

Proefversie©VANIN

KUNNEN

Het verloop van een tweedegraadsfunctie bepalen. Het domein en bereik van een tweedegraadsfunctie bepalen.

Extremumvraagstukken oplossen met behulp van tweedegraadsfuncties.

Het tekenschema van een tweedegraadsfunctie opstellen.

7.7 Vergelijkingen en ongelijkheden van de tweede graad oplossen

KENNEN

Een tweedegraadsvergelijking is een vergelijking van de vorm

ax 2 + bx + c = 0 (met a ∈ r0 en b, c ∈ r).

Een tweedegraadsongelijkheid is een ongelijkheid van de vorm

ax 2 + bx + c ⩽ 0; ax 2 + bx +

KUNNEN

Vergelijkingen van de tweede graad grafisch oplossen.

Ongelijkheden van de tweede graad grafisch oplossen.

Ongelijkheden van de tweede graad algebraïsch oplossen met behulp van een tekenschema.

Vraagstukken oplossen die aanleiding geven tot ongelijkheden van de tweede graad.

7.8 De vergelijking van een parabool opstellen

KUNNEN

De vergelijking van een parabool opstellen als de top en één punt gegeven zijn.

De vergelijking van een parabool opstellen als de symmetrieas en twee verschillende punten gegeven zijn.

De vergelijking van een parabool opstellen als

• twee willekeurige punten en het snijpunt met de y-as gegeven zijn;

• een willekeurig punt en de twee snijpunten met de x-as gegeven zijn;

• drie willekeurige punten gegeven zijn.

Vraagstukken oplossen waarbij de vergelijking van een parabool tot de oplossing leidt.

PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSFU N c TIE S 107 voor de leerling voor de leerkracht
–  + –  +
–  + –  +
–  + –  +
c < 0; ax 2 + bx + c ⩾ 0; ax 2 + bx + c > 0 (met a ∈ r0 en b, c ∈
r).
–  + –  +
–  + –  +

1. welke uitspraak is correct?

a) ❒ Een driehoek en een rechthoek hebben nooit precies drie punten gemeenschappelijk.

B) ❒ Een driehoek en een rechthoek hebben nooit precies vier punten gemeenschappelijk.

c) ❒ Een driehoek en een rechthoek hebben nooit precies vijf punten gemeenschappelijk.

D) ❒ Een driehoek en een rechthoek hebben nooit precies zes punten gemeenschappelijk.

E) ❒ alle voorgaande uitspraken zijn verkeerd.

JWO, editie 2015, eerste ronde

2.Zes tandwielen met assen A, B, C en D zijn met elkaar verbonden zoals op de afbeelding.

De drie grote tandwielen hebben omtrek 10 cm.

De drie kleine tandwielen hebben omtrek 5 cm.

Over hoeveel graden draait het tandwiel met as D, als het tandwiel met as A draait over 10º?

a) ❒ 10º B) ❒ 20º c) ❒ 30º D) ❒ 40º E) ❒ 80º

JWO, editie 2014, eerste ronde

Proefversie©VANIN

3.Koning Liefbaard heeft vier dochters: ariel, Belle, Tiana en Yasmine. Hun kamers hebben elk een andere kleur en bevinden zich boven elkaar in een toren.

• De paarse kamer ligt net onder de roze kamer en net boven de groene.

• ariel slaapt niet in de bovenste of onderste kamer.

• Yasmine slaapt in de kamer net boven die van Tiana, maar moet minder hoog de trap op dan Belle.

• De gele kamer is niet de onderste.

welke prinses slaapt in de roze kamer?

a) ❒ ariel B) ❒ Belle c) ❒ Tiana D) ❒ Yasmine E) ❒ onmogelijk te bepalen

JWO, editie 2015, eerste ronde

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 108 PIE NTER XL 4 – 5u I HOOFD STUK 7 I Tw EED Eg R aa DSF UN c TIE S Problemen uit JWO
ABCD
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.