Pienter 3 - XL 5u deel 2 - leerwerkboek (ed. 2024)

Page 1

Inhoudsopgave (deel 1 & 2)

proefversie©VANIN

Hoofdstuk 1 De stelling van Pythagoras

Hoofdstuk 2 De reële getallen

Hoofdstuk 3 Driehoeksmeting in een rechthoekige driehoek

Hoofdstuk 4 Rekenen met reële getallen

Hoofdstuk 5 Inleiding tot reële functies

Hoofdstuk 6 Eerstegraadsvergelijkingen, eerstegraadsongelijkheden en formules omvormen

Hoofdstuk 7 Gelijkvormigheid

Hoofdstuk 8 Eerstegraadsfuncties

Hoofdstuk 9 Beschrijvende statistiek

Hoofdstuk 10 Vectoren

Hoofdstuk 11 Stelsels van vergelijkingen

Hoofdstuk 12 De cirkel

proefversie©VANIN

HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK

proefversie©VANIN

PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 235
9.1 Inleiding 236 9.2 Soorten gegevens 246 9.3 Statistisch onderzoek 249 9.4 Categorische gegevens verwerken 253 9.5 Niet-gegroepeerde numerieke gegevens verwerken 261 9.6 Centrummaten 266 Studiewijzer 276 Pienter problemen oplossen 278

9.1.1

Statistieken

Meestal denk je bij het woord ‘statistiek’ aan tabellen en grafieken.

Tabellen en grafieken noem je inderdaad ‘statistieken’.

proefversie©VANIN

Je kunt geen krant of weekblad openslaan zonder daarmee geconfronteerd te worden.

Ook de televisie en het internet geven informatie die met statistieken visueel gemaakt wordt.

Sporen van stimulerende middelen in het afvalwater

236 PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
9.1 Inleiding
Het gemiddeld aantal doelpunten per wedstrijd Bron: katholiekonderwijs.vlaanderen Bron: rtlnieuws.nl

9.1.2

Doel van statistiek

De waaier aan activiteiten die elk statistisch onderzoek met zich meebrengt, kun je in twee grote categorieën verdelen.

beschrijvende statistiek verklarende statistiek

• informatie verzamelen

• informatie verwerken en voorstellen

• informatie analyseren

proefversie©VANIN

• verdere analyse

• betrouwbaarheid van de informatie nagaan

• conclusies formuleren

Statistiek is voor de huidige samenleving van groot belang.

Voorbeelden

• Hoe weten confectiebedrijven welke maten ze het meest moeten produceren?

• Hoe plannen fabrikanten van desktops hun productie op lange termijn?

• Hoe weet een land welke accenten het moet leggen in het verkeersbeleid?

• Hoe kun je verschillende prestaties op het gebied van school, sport, arbeid ... met elkaar vergelijken?

Zowel economie, politiek, psychologie, pedagogie, geneeskunde als exacte wetenschappen maken gebruik van de statistiek als werkinstrument.

Al in de oudheid was er sprake van statistische activiteit. Onze voorouders beseften dat de landbouwopbrengst afhankelijk was van de grootte van het stuk land.

Toch heeft het geduurd tot de 16e à 17e eeuw vooraleer regeringen echt nood hadden aan de verwerking van grote hoeveelheden gegevens (sterfte, geboorte, dopen, huwelijken, handel, landbouw ...).

Graunt, Fermat en Pascal gelden daar als de voornaamste figuren.

In de 18e eeuw werden de wiskundige fundamenten van de statistiek gelegd door gebruik te maken van de kansrekening. Bernoulli, Huygens, de Moivre, de Witt, Legendre en Gauss zijn stuk voor stuk wetenschappers die op dat vlak baanbrekend werk geleverd hebben.

In de 19e eeuw vind je naast klinkende namen als Laplace en Galton ook die van een Belg terug. Adolphe Quetelet leverde belangrijk werk in de ‘sociale statistiek’.

Quetelet is vooral bekend omdat hij het begrip Body Mass Index (BMI) introduceerde.

Hij verzamelde ook bevolkingsgegevens en analyseerde die.

In 1841 richtte hij het eerste openbare statistische bureau ter wereld op: de Centrale Commissie voor de Statistiek.

Quetelet is ook de eerste die de grafische weergave van statistische gegevens wetenschappelijk verantwoordde.

In de 20e eeuw was er een verdere ontwikkeling van de mathematische statistiek.

Karl Pearson, Ronald Fisher, Jerzy Neyman en Egon Pearson ontwikkelden de methode van de statistische toetsing. Abraham Wald ontwikkelde de statistische beslissingstheorie.

Met de komst van de computer werd het mogelijk zeer grote hoeveelheden gegevens op korte tijd te verwerken.

Statistiek wordt meer en meer als een aparte wetenschappelijke discipline beschouwd.

PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 237

9.1.3 Misleidende diagrammen

Soms misbruikt men grafische voorstellingen om een bepaalde conclusie op te dringen of te versterken.

aantal geboortes in België en Nederland in 2022

Er zijn steeds meer oudere mensen in Europa en steeds minder jonge mensen. Men zegt dat de vergrijzing een probleem is.

De grafische voorstelling toont het aantal geboortes in België en Nederland in 2022.

Het lijkt alsof de vergrijzing in Nederland minder erg is dan in België. Maar is dat zo?

proefversie©VANIN

België

• De evolutie van het aantal klachten over nachtlawaai is op twee manieren voorgesteld.

Op de linkse grafiek zie je een duidelijk dalende tendens. Op de rechtse grafiek lijkt het aantal klachten sterk te stijgen. Welke ingrepen deed men om dat idee te versterken?

Je ziet een voorstelling van de leeftijdsverdeling bij de Vlaamse bloedgevers.

Deze grafische voorstelling wil ons doen geloven dat de meeste bloedgevers tussen de 20 en 40 jaar zijn. Wat heeft men gedaan om dat te tonen?

238 PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
000
000
100 000 120 000 140 000 160 000
167 504
20 000 0 40
60
80 000
180 000
113 593 Nederland
0 20 40 60 80 100 120 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 aantal klachten over nachtlawaai 2012-2022 140 70 71 72 73 74 75 76 77 2020 2021 2022 aantal klachten over nachtlawaai 2020-2022
• 5 18-2040-5050-6060-65 leeftijd 20-40 10 15 20 25 30 35 40 45 50 % LEEFTIJD VAN BLOEDGEVERS

Oefeningen

REEKS A

1 Waarom zijn deze statistieken misleidend?

a) Ik weet wanneer

ik genoeg gestudeerd heb.

proefversie©VANIN

b) geoogste hoeveelheid fruit

banaan

appel

kers

c) vermageren met CALORIEVRETER

d) Bij 'De Lustige Shotters' zijn er de minste blessures bij de 40-plussers.

PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 239
89 % nee 11 % 124 816 50 40 10 0 20 30 110 100 90 80 70 60 weeknummer massa in kg
ja
[0, 10[ [10, 20[ [20, 30[[30, 40[ [40, 50[ 12 14 10 8 4 2 6 0

2 Om aan te tonen hoezeer een stadsbestuur heeft gefaald in zijn beleid om de uitgaven drastisch terug te schroeven, publiceert een oppositiepartij in haar maandblad het onderstaande diagram.

begrotingstekort

a) Welke indruk wil dit diagram wekken?

begrotingstekort

begrotingstekort

begrotingstekort ( × 10 000 euro)

jaartal

b) Het stadsbestuur nuanceert de kritiek met de nevenstaande voorstelling.

Hoe heeft het stadsbestuur zijn voorstelling verkregen?

3 Aan een aantal leerlingen werd gevraagd naar hun favoriete schoolvak. Hoewel alle vakken even populair bleken te zijn, wekt het diagram toch de indruk dat Nederlands de meeste stemmen kreeg. Hoe komt dat?

4 Omschrijf kort hoe het diagram erin slaagt de indruk te wekken dat het procentuele aantal allochtonen in de VS historisch hoog was op het einde van de twintigste eeuw.

allochtonen in de VS in aantal en percentage

aantal in miljoen

240 PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 REEKS B
(
000
20162017201820192020 480 490 470 460 440 430 450 420
× 10
euro)
jaartal
20162017201820192020 300 350 400 450 500 250 200 100 50 150 0
19001910192019301940195019601970198019902000 35 40 45 30 25 10 5 15 20 0 13,6 % 14,7 % 13,2 % 11,6 % 8,8 % 6,9 % 5,4 % 4,7 % 6,2 % 7,9 % 11,1 %
jaartal
proefversie©VANIN

5 Het diagram laat uitschijnen dat België zijn best doet om de CO2-uitstoot tegen te gaan. We bevinden ons helemaal onderaan de lijst.

a) Waarom zet dit diagram ons op het verkeerde been?

Landen die het meest CO2 uitstoten (miljoen ton)

China 9.839

VS 5.270

India 2.467

Rusland 1.693

Japan 1.205

Duitsland 799

Iran 672

Saoedi-Arabië 635

Zuid-Korea 616

Canada

573

België 100

Bronnen: EEA, Global Carbon Atlas

b) Welk land is relatief de grootste vervuiler?

proefversie©VANIN

6 Verklaar de schijnbare tegenstelling tussen beide grafieken.

8

7 Oudere mensen ervaren hun gezondheid slechter dan jongere mensen. Welke ingrepen heeft men gedaan bij het onderstaande diagram om die gedachte nog te versterken?

PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 241
...
000 000 8 200 000 8 400 000 8 600 000 8 800 000 9 000 000 9 200 000 9 400 000 1992 2023 8 496 212 9 386 748 AANTAL MENSEN ONDER DE 65 JAAR IN BELGIË 1992 2023 77.00 % 78.00 % 79.00 % 80.00 % 81.00 % 82.00 % 83.00 % 84.00 % 85.00 % 84.78 % 80.25 % PERCENTAGE MENSEN ONDER DE 65 JAAR IN BELGIË
95.2% % % % % % % % 90.7 83.2 73.766.467.659.2 85.8 Hoeveel mensen vinden hun gezondheid (zeer) goed? 79.3 Gemiddeld jonger dan Oudere mensen ervaren hun gezondheid als slechter. Bron: NOS.nl, op basis van CBS-cijfers. 15 tot 25 tot 35 tot 20 jaar 35 jaar 45 jaar 45 tot 55 jaar 55 tot 65 jaar 65 tot 75 jaar 75 jaar of ouder 15 jaar %

9.1.4 Procent en procentpunt

Voorbeeld 1

Stel: je betaalt 20 % belasting. Daarna stijgt de belasting naar 21 %. Hoeveel procent is de belasting gestegen?

• De stijging van 20 % naar 21 % is 1 procentpunt, want 21 % – 20 % = 1 %.

• De stijging van 20 % naar 21 % is 5 procent, want 21 20 = 1,05 = 105 % = 100 % + 5 %.

Definitie Procentpunt

Een procentpunt is een punt op een procentenschaal en is het absolute verschil tussen twee procentuele waarden.

Voorbeeld 2

Stel: op de totale beroepsbevolking van 6 000 000 mensen zijn er 300 000 werklozen.

• Bereken het werkloosheidspercentage.

• De werkloosheid neemt toe met 2 %. Hoeveel werklozen zijn er nu?

• Hoeveel bedraagt het nieuwe werkloosheidspercentage?

• Met hoeveel procentpunt is het werkloosheidspercentage toegenomen?

proefversie©VANIN

• Als het werkloosheidspercentage met 2 procentpunt stijgt, hoeveel werklozen zijn er dan?

242 PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
VIDEO

Oefeningen

REEKS A

8 Vul de tabel aan.

a) Van 80 % naar 88 % is een stijging van

b) Van 100 % naar 95 % is een daling van

c) Van 50 % naar 70 % is een stijging van

d) Van 80 % naar 60 % is een daling van

e) Van 60 % naar 63 % is een stijging van

REEKS B

9 In 2012 is de btw gestegen van 19 % naar 21 %.

procentpunt procent

a) Hoeveel procent is de btw gestegen? Rond af op 0,01 %

b) Hoeveel procentpunt is de btw gestegen?

c) Als de btw met 2 % steeg, hoeveel zou ze dan bedragen?

10 Je hebt een woonkrediet bij de bank met een jaarlijks veranderlijke rentevoet. De huidige rentevoet bedraagt 3,6 %.

a) Na een jaar daalt de rentevoet met 0,4 procentpunt. Hoeveel bedraagt de nieuwe jaarlijkse rentevoet?

b) Met hoeveel procent is de jaarlijkse rentevoet gedaald? Rond af op 0,01 %

c) Als de oorspronkelijke rentevoet met 0,7 procentpunt stijgt, hoeveel bedraagt dan de procentuele toename?

PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 243
proefversie©VANIN

11 In 2023 bedroeg de gemiddelde rentevoet voor woonkredieten 3,67 %. Dat was een stijging met 0,51 procentpunt ten opzichte van 2022. De inflatie daalde van 9,59 % in 2022 naar 4,10 % in 2023.

a) Hoeveel bedroeg de gemiddelde rentevoet voor woonkredieten in 2022?

b) Met hoeveel procent steeg de gemiddelde rentevoet voor woonkredieten in één jaar tijd? Rond af op 0,01 %.

c) Met hoeveel procentpunt daalde de inflatie in 2023 ten opzichte van die in 2022?

d) Met hoeveel procent daalde de inflatie in 2023 ten opzichte van die in 2022? Rond af op 0,01 %.

12 De consumentenbond stelt regelmatig een tabel op die laat zien hoe het ervoor staat met de prijzen bij verschillende supermarkten.

Supermarkt A zit, voor de huismerken, op 90 % van de gemiddelde supermarktprijs en supermarkt B op 108 %. A maakt reclame dat ze 18 % goedkoper is dan B.

Toon aan dat dat niet klopt.

13 ‘Wij betalen uw btw: 21 procent korting op alles!’ Klopt die reclame?

14 Fatima verdient 5 % meer dan Kevin. Verdient Kevin dan 5 % minder dan Fatima?

244 PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
proefversie©VANIN

15 Het diagram toont de resultaten van de verkiezingen voor het Vlaams Parlement in 2019. De grijze balkjes eronder geven het resultaat van 2014 weer.

Lijst

Open Vld

N-VA

VLAAMS BELANG

CD&V

PVDA

PVDA+

UF

GROEN sp.a Bron: www.hln.be

% van de stemmen

proefversie©VANIN

a) Met hoeveel procent is het resultaat van Open Vld gedaald ten opzichte van 2014? Rond af op 0,01 %.

b) Zijn de volgende uitspraken juist of fout?

juist fout

Het verkiezingsresultaat van N-VA lag in 2019 7,05 procent lager dan in 2014. r r

Het verkiezingsresultaat van Groen lag in 2014 1,41 procentpunt lager dan in 2019. r r

c) Met hoeveel procent is het resultaat van Vlaams Belang gestegen ten opzichte van 2014?

d) Sp.a en CD&V leden in 2019 allebei verlies. Voor welke partij was dat verlies het grootst ten opzichte van 2014?

PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 245
13,13 % 14,15 % 24,83 % 31,88 % 18,5 % 5,92 % 15,4 % 20,48 % 5,32 % 2,53 % 0,68 % 0,83 % 10,11 % 8,70 % 10,14 % 13,99 %

9.2 Soorten gegevens

9.2.1 Elementen, kenmerken en gegevens

In de statistiek verzamel je gegevens door kenmerken van elementen te onderzoeken.

De elementen zijn de objecten (personen, dieren, goederen ...) waarover je informatie wenst te verkrijgen.

De kenmerken zijn de eigenschappen van een element. Kenmerken noem je ook variabelen of veranderlijken.

Het geheel van de verkregen gegevens noem je de gegevensverzameling

Voorbeeld

naam aantal puppy's kleur lengte (cm) gehoorzaamheid

Bobby 3 zwart 56 goed

Rex 8 wit 83 zeer goed

Lexy 5 bruin 34 zwak

De gegevens of data zijn de hoedanigheden of getallen die je verkrijgt na een statistisch onderzoek.

proefversie©VANIN

9.2.2

Soorten gegevens

categorische gegevens

Dat zijn gegevens die een hoedanigheid weergeven. Die gegevens noem je ook kwalitatieve gegevens.

Niet-geordende categorische gegevens hebben geen natuurlijke ordening.

Voorbeeld:

• veranderlijke: kleur

• gegevens: zwart, wit ...

Geordende categorische gegevens hebben een natuurlijke ordening.

Voorbeeld:

• veranderlijke: gehoorzaamheid

• gegevens: goed, zwak ...

numerieke gegevens

Dat zijn gegevens die het resultaat zijn van tellingen en metingen. Die gegevens noem je ook kwantitatieve gegevens.

Discrete numerieke gegevens beperken zich tot een aantal waarden.

Voorbeeld:

• veranderlijke: aantal puppy's

• gegevens: 3, 8 ...

Continue numerieke gegevens zijn reële waarden tussen bepaalde grenzen.

Voorbeeld:

• veranderlijke: lengte in cm

• gegevens: 56, 83 ...

246 PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
VIDEO

Oefeningen

REEKS A

16 Welk soort gegevens verkrijg je bij de volgende onderzoeksonderwerpen? categorisch numeriek

onderzoeksonderwerp + gegevens nietgeordend geordend discreet continu

a) de tevredenheid van de leerlingen van onze school over hun leerkracht wiskunde

gegevens: tevreden, ontevreden ...

b) het aantal verkeersboetes in onze stad per jaar tussen 2010 en 2020

gegevens: 215, 190, 307 ...

c) de gemiddelde levensduur van een nieuw soort lampen

gegevens: 2 428 h, 2 369 h, 2 526 h ...

d) de frisdrank die jongeren meestal drinken bij hun middagmaal

gegevens: cola, limonade, fruitsap ...

e) de massa van de boekentas van de leerlingen van het eerste jaar

gegevens: 8,1 kg; 7,6 kg; 6,8 kg ...

f) het onveiligheidsgevoel bij bejaarden in onze stad

gegevens: klein, matig, groot ...

g) de maximale dagtemperatuur in Brussel in de maand mei

gegevens: 18 °C, 22 °C, 19 °C ...

h) het merk van smartphone bij de 18-jarigen van onze school

gegevens: Samsung, iPhone, Huawei ...

i) het aantal huisdieren in een gezin

gegevens: 0, 1, 2, 3 ...

j) het geboorteland van de allochtonen die nu in onze stad wonen

gegevens: Albanië, Italië, Rusland ...

PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 247
r r r r
r r r r
r r r r
r r r r
r r r r
r r r r
r r r r
r r r r
r r r r
r r r r
proefversie©VANIN

17 Geef drie gegevens die je kunt verkrijgen bij de volgende onderzoeksonderwerpen. Benoem het soort gegevens zo nauwkeurig mogelijk.

a) de favoriete sport van de 15-jarigen van onze gemeente mogelijke gegevens:

soort gegevens:

proefversie©VANIN

b) de bakwijze van een steak

mogelijke gegevens:

soort gegevens:

c) de snelheid van de wagens op de E313 tussen 22 uur en 23 uur mogelijke gegevens:

soort gegevens:

d) het aantal valpartijen per dag in de vorige Ronde van Frankrijk mogelijke gegevens:

soort gegevens:

e) de schoenmaat van de leerlingen van de klas mogelijke gegevens:

soort gegevens:

f) de hobby’s bij 16-jarigen

mogelijke gegevens:

soort gegevens:

g) de massa van de pasgeboren baby’s in Vlaanderen

mogelijke gegevens:

soort gegevens:

h) de mate waarin een sporter bijgelovig is

mogelijke gegevens:

soort gegevens:

248 PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BE SCHRIJVENDE STATISTIEK 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 REEKS
B

9.3 Statistisch onderzoek

9.3.1 Context

Als je een onderzoek wilt starten, moet je eerst goed nadenken over de context

Zo zul je bij een onderzoek naar ‘de tevredenheid over het openbaar vervoer’ moeten weten welke vragen je zult stellen, aan wie, hoe en wanneer.

Wat zijn de elementen van het onderzoek?

(Wie of wat wordt onderzocht?)

Wat zijn de kenmerken?

(Wat wordt er onderzocht bij de elementen?)

Met welk soort gegevens heb je te maken?

Wat wil je weten?

Waarom voer je het onderzoek?

proefversie©VANIN

de tevredenheid over het openbaar vervoer

Hoe, waar en met welke middelen ga je het onderzoek voeren?

9.3.2 Enquête

Om gegevens te verzamelen, neem je een enquête af.

Dat kan op heel wat manieren: schriftelijk, telefonisch, via het internet, een persoonlijk interview ...

De ondervraagde mensen noem je de respondenten

Het aantal mensen dat antwoordt, vormt de respons van de enquête.

9.3.3 Vraagstelling

Je moet goed nadenken over de vragen die je stelt in een enquête.

Ze moeten kort, eenvoudig, duidelijk en begrijpbaar zijn.

Open vragen

Geef je mening over de dienstverlening bij De Lijn.

De respondent mag het antwoord zelf formuleren.

De antwoorden kunnen soms heel verschillend zijn. Ze zijn soms moeilijk samen te vatten en moeilijk te beoordelen. Het is wel mogelijk dat je veel informatie krijgt.

Gesloten vragen

Met welk openbaar vervoer kun je het best vanuit je woonplaats de school bereiken?

r bus r trein r tram r geen

De antwoordmogelijkheden zijn beperkt, gemakkelijk samen te vatten en te beoordelen.

Je moet goed nakijken of alle mogelijke antwoorden opgenomen zijn.

PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 249

9.3.4 Steekproef en populatie

Om de kijkcijfers in Vlaanderen te bepalen, worden uiteraard niet alle tv-kijkers ondervraagd. Dat is onmogelijk.

Er worden een aantal gezinnen uitgekozen die een schaalmodel vormen voor tv-kijkend Vlaanderen.

proefversie©VANIN

Het Centrum voor Informatie over de Media of CIM is een Belgische instelling die gegevens verzamelt en levert voor de reclamemarkt. De tv-studie van CIM meet op een continue en gestandaardiseerde manier het televisiekijken in Vlaanderen. Daarvoor doet ze een beroep op een panel van 1 500 gezinnen. Bij elk van die gezinnen is een kijkmeter geïnstalleerd.

Dat toestel registreert het kijkgedrag van de verschillende leden van het gezin en eventuele gasten in Vlaanderen en Brussel. In totaal staat het panel voor 3 700 personen.

Op die manier hoopt men zicht te krijgen op alle kijkers van vier jaar en ouder.

Sinds januari 2016 bepaalt men het totaal van het rechtstreekse tv-kijken en het uitgestelde tv-kijken op de dag van uitzending tot zeven dagen na uitzending.

De totale verzameling ‘alle tv-kijkers in Vlaanderen’ noem je de populatie

De kijkers zijn de elementen

In veel gevallen heeft men niet de middelen, de tijd en/of het geld om een volledige populatie te onderzoeken. Daarom bekijkt men een deel van de populatie.

Een deel van de populatie noem je een steekproef.

De steekproef moet een voldoende omvang hebben en representatief zijn voor de populatie, zodat je de vaststellingen kunt veralgemenen.

Soorten steekproeven

100 willekeurig gekozen scholieren van 16 jaar vullen een enquête in over hun studeergewoontes.

In iedere Vlaamse provincie wordt aan 60 stedelingen en 40 plattelandbewoners gevraagd naar hun afkomst.

Elke tiende persoon van een lijst wordt ondervraagd over de vrijetijdsbesteding.

de aselecte steekproef de gerichte steekproef de systematische steekproef

Elk element van de steekproef is bij toeval gekozen en elk element heeft evenveel kans om gekozen te worden.

De populatie wordt onderverdeeld in deelgroepen. Binnen elke deelgroep doe je een aselecte steekproef.

De steekproefelementen worden uit de populatie gekozen volgens een bepaald systeem.

250 PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BE SCHRIJVENDE STATISTIEK 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Bron: CIM

9.3.5 Wat er kan mislopen bij een onderzoek

Problemen met de vraagstelling

Bij een onderzoek is de vraagstelling heel belangrijk.

Een vraag moet duidelijk zijn en niet voor interpretatie vatbaar.

Wat is er verkeerd aan de volgende vraag?

Ben je voor of tegen de besparingspolitiek van de regering?

proefversie©VANIN

Problemen met de respons

De respons moet groot genoeg zijn. Anders zijn de conclusies niet betrouwbaar.

Een krant doet een onderzoek over ‘voor of tegen het gebruik van kernenergie’.

Uit de onlineantwoorden blijkt dat 70 % voor is.

Is dat cijfer betrouwbaar, als de respons maar 10 % bedraagt?

Problemen met de steekproef

De steekproef moet evenwichtig samengesteld zijn.

Anders krijg je vertekende resultaten.

Om het cultuurprogramma van een stad te bepalen, worden honderd inwoners tussen 30 en 40 jaar bevraagd.

Wat is er fout aan die steekproef?

PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 251

REEKS A

18 Bepaal de populatie en het soort steekproef. Geef in het geval van een gerichte steekproef vier deelgroepen.

a) de bloedgroep van pasgeborenen in Vlaanderen populatie:

steekproef:

proefversie©VANIN

b) de schoenmaat van de Vlaamse scholier populatie:

steekproef:

c) de favoriete voetbalploeg uit de Jupiler Pro League populatie:

steekproef:

d) de inhoud in ml van melkflessen populatie: steekproef:

e) het aantal uren per week dat de Brusselse scholier studeert populatie:

steekproef:

252 PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BE SCHRIJVENDE STATISTIEK 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Oefeningen

9.4 Categorische gegevens verwerken

9.4.1

Frequentietabel

Tim vroeg aan een aantal 16-jarigen naar het merk van hun droomauto:

De resultaten van zijn onderzoek heeft hij in een tabel gezet.

Het is niet altijd eenvoudig om uit zo’n tabel ruwe gegevens af te lezen.

Daarom verwerk je de gegevens in een frequentietabel

x i n i f i

• Je plaatst de verschillende gegevens in de eerste kolom.

notatie: x i

• Je telt het aantal keer dat elk gegeven voorkomt, en noteert dat in de tweede kolom. Dat is de absolute frequentie

notatie: n i

notatie: f i 7 7 60 ≈ 0,116 7 = 11,67 %

Definitie Absolute frequentie

De som van alle absolute frequenties is gelijk aan de omvang n van de steekproef.

• Als je de absolute frequentie deelt door de omvang van de steekproef, verkrijg je de relatieve frequentie

De absolute frequentie n i van het gegeven x i is het aantal keer dat het gegeven voorkomt.

Definitie Relatieve frequentie

De relatieve frequentie f i van het gegeven x i f i = n n i is het quotiënt van de absolute frequentie n i en de omvang n van de steekproef.

PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 253
VIDEO
proefversie©VANIN

9.4.2 Grafische voorstellingen

Staafdiagram

• Op de horizontale as zie je de verschillende antwoordmogelijkheden.

• De hoogte van de verticale staafjes komt overeen met de (relatieve) frequentie.

proefversie©VANIN

Cirkeldiagram

• De hoekgrootte van de cirkelsectoren wordt bepaald door de relatieve frequenties. Daarvoor worden die met 360º vermenigvuldigd.

• Een legende toont de verschillende antwoordmogelijkheden.

254 PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
aantal 16-jarigen 24 20 16 8 4 12 12 22 16 0 voorkeur droomauto merk AUDI LAMBOFERRARI PORSCHE BMW 7 3
AUDI voorkeur droomauto BMW LAMBO FERRARI PORSCHE 26,67 % 11,67 % 20,00 % 5,00 % 36,67 %
VIDEO

9.4.3 Categorische gegevens verwerken met ICT

Excel

Frequentietabel

Open het bestand ‘DROOM.xlsx’ en ga als volgt te werk.

Staafdiagram

Open het bestand ‘DROOM.frequentietabel.xlsx’ en ga als volgt te werk.

• Selecteer de cellen met de absolute frequentieverdeling.

• Invoegen – Kolom – Gegroepeerde kolom.

• Rechtermuisklik op de horizontale as: Gegevens selecteren – Horizontale aslabels – Bewerken –Aslabelbereik: selecteer de cellen met de waarden van x i

• Grafiek verplaatsen naar een Nieuw Blad: ‘staafdiagram’.

• Grafiekelementen – Grafiektitel en Astitels: typ passende titels in.

• Grafiekelementen – Gegevenslabels – Einde, buitenkant.

De verdere opmaak doe je naar eigen voorkeur.

Cirkeldiagram

Open het bestand ‘DROOM.frequentietabel.xlsx’ en ga als volgt te werk.

• Selecteer de cellen met de relatieve frequentieverdeling.

• Invoegen – Cirkel – Eerste subtype (cirkel).

• Gegevens selecteren – Horizontale aslabels – Bewerken – Aslabelbereik: selecteer de cellen met de waarden van x i

• Grafiek verplaatsen naar een Nieuw Blad: ‘cirkeldiagram’.

• Grafiekelementen – Grafiektitel: typ een passende titel in.

• Gegevenslabels toevoegen.

De verdere opmaak doe je naar eigen voorkeur.

GEOGEBRA

PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 255
ICT ICT VIDEO proefversie©VANIN

Oefeningen

REEKS A

19 Via een steekproef peilde de directie naar de kwaliteit van de middagmalen op school. De leerlingen konden voor hun oordeel kiezen uit: zeer slecht − slecht − neutraal − lekker − zeer lekker.

x i n i f i

zeer slecht 5

slecht 11

neutraal 19

lekker 26

zeer lekker 9 70

proefversie©VANIN

a) Vervolledig de frequentietabel met de relatieve frequentie.

b) Teken met ICT:

• een staafdiagram voor de relatieve frequentie,

• een cirkeldiagram.

c) Hoeveel leerlingen vinden de kwaliteit van het middagmaal slecht of zeer slecht?

d) Hoeveel procent van de leerlingen vindt het eten niet zeer lekker?

20 Van 400 mensen werd de kleur van hun ogen genoteerd.

x i n i f i

%

a) Vervolledig de frequentietabel met de absolute frequentie.

b) Teken met ICT:

• een staafdiagram voor de absolute frequentie,

• een cirkeldiagram.

c) Hoeveel mensen hebben groene of bruine ogen?

256 PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
bruin 35,00
blauw 42,00
groen 23,00
100,00%
%
%

21 Steeds meer mensen schakelen over op een elektrische wagen. Het staafdiagram toont het aantal ingeschreven volledig elektrische auto’s in 2023.

Aantal elektrische wagens in België

Vlaanderen

proefversie©VANIN

Brussel

Wallonië

totaal

a) Hoeveel elektrische wagens zijn er in Brussel en Wallonië samen ingeschreven?

b) ‘Er rijden 63,48 % meer elektrische wagens in Vlaanderen dan in Wallonië.’ Klopt die bewering?

c) Teken met ICT een cirkeldiagram.

22 In een Vlaamse stad zijn er 26 749 mensen die een sport beoefenen. Na onderzoek bleken de sportactiviteiten verdeeld zoals in het cirkeldiagram is weergegeven.

totaal

a) Vul de frequentietabel in.

b) Teken met ICT een staafdiagram voor de absolute frequentie.

c) Hoeveel ondervraagde mensen beoefenen geen voetbal en geen tennis?

PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 257
120 000 100 000 80 000 60 000 40 000 20 000 0 Vlaanderen 105 447 Brussel 15 957 Wallonië 17 354
x i n i f i
8 % 4 % zwemmen sportactiviteit voetbal turnen tennis basketbal andere 37 % 21 % 16 % 14 % x i n i f i

23 Je voert een onderzoek uit naar het merk van smartphone dat de leerlingen van jouw klas bezitten.

a) Stel een frequentietabel op.

merk

b) Teken met ICT:

• een staafdiagram voor de absolute frequentie,

• een cirkeldiagram.

c) Welk merk komt het meest voor?

d) Hoeveel leerlingen van jouw klas hebben dat merk niet?

turven n i f i

proefversie©VANIN

e) Hoeveel procent van de leerlingen heeft de twee meest voorkomende merken?

f) Denk je dat dit een goede steekproef is die je kunt veralgemenen naar alle leerlingen van een tweede graad in Vlaanderen?

Waarom (niet)?

258 PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 REEKS
B
andere geen
ICT

24 Van 50 mensen werd de bloedgroep in een tabel genoteerd. A AB A O B

a) Maak een frequentietabel.

b) Teken met ICT een cirkeldiagram.

c) Teken met ICT een staafdiagram voor de absolute frequentie.

d) Hoeveel mensen hebben bloedgroep A of B?

e) Hoeveel procent van de mensen heeft een andere bloedgroep dan A of O?

f) Hoeveel keer meer kans heb je om bloedgroep B te hebben dan bloedgroep AB?

25 Van 70 mensen werd de maat van hun T-shirts in een tabel genoteerd.

a) Maak een frequentietabel.

b) Teken met ICT een cirkeldiagram.

c) Teken met ICT een staafdiagram voor de relatieve frequentie.

d) Hoeveel procent van de mensen heeft een T-shirtmaat groter dan M?

e) Hoeveel mensen hebben een T-shirtmaat die kleiner is dan of gelijk aan L?

f) Hoeveel procent meer mensen heeft maat M dan L?

PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 259
O
O A O
A O A O O A O A O A O A O A O A A O B O O AB A O A A O O O A O O A O O
A
B A B A A
bloedgroep
A B AB O
n i f i
M L XL M XL XL L M L M L M L L XXL XXL XL L L S M M M M L XL S L L M M S L XL S XL L M M XL M L XL XXL XL S L XXL M XXL S XL M M M S XXL M L M M M L L XL XL M S
maat n i f i S M L XL XXL
L S
ICT ICT
proefversie©VANIN

26 Aan 80 leerlingen wordt bij het invullen van het formulier voor de schooladministratie gevraagd hoe ze naar school komen: te voet (VO), per fiets (FI), met de bus (BU), met de trein (TR), met de wagen (WA), met de bromfiets (BF) of met een ander vervoermiddel (AN).

BU BF FI BF FI BU FI VO

BU BF FI BU FI VO BU FI

FI VO WA BF BU BF BU BU

TR BF FI BF FI BF BU WA

BU FI TR VO BU WA FI TR

FI BF FI BF BU BF WA FI

TR VO BU BF TR VO BU BU

FI BF FI BF AN FI FI BU

AN WA TR WA FI BF BU TR

FI BF TR BF BU VO FI BU

b) Teken met ICT een cirkeldiagram.

c) Teken met ICT een staafdiagram voor de relatieve frequentie.

a) Maak een frequentietabel.

vervoermiddel n i f i VO FI BU TR WA BF AN

d) Welk vervoermiddel wordt het meest gekozen om naar school te komen?

e) Hoeveel procent van de leerlingen komt te voet of met de bus naar school?

f) Hoeveel leerlingen komen met de trein of met de fiets naar school?

g) Twee vervoermiddelen maken samen de helft van de steekproef uit. Welke?

27 Aan 60 mensen wordt gevraagd bij welke smartphoneoperator ze aangesloten zijn: Base (B), Orange (O), Proximus (P), Telenet (T) of andere (A).

a) Maak een frequentietabel. operator n i f i andere

b) Teken met ICT een cirkeldiagram.

c) Teken met ICT een staafdiagram voor de absolute frequentie.

d) Hoeveel mensen kiezen niet voor Proximus?

e) Hoeveel procent marktaandeel halen Base en Orange samen?

f) Hoeveel procent is het marktaandeel van Proximus groter dan dat van Telenet?

260 PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
P O B P O O P T T P T O A P O P P P O P A O A P P O A B T O B P O P P P P A T O P A P A B O P P P O P P T A B P T P P O
ICT ICT proefversie©VANIN

9.5 Niet-gegroepeerde numerieke gegevens verwerken

9.5.1

Frequentietabel

Op een toets wiskunde op 10 behaalden de leerlingen de onderstaande punten:

Naar analogie met de categorische gegevens kun je voor elk gegeven de absolute en relatieve frequentie bepalen.

6 7 8 9

Definitie Cumulatieve absolute frequentie

Om te weten hoeveel leerlingen de helft niet behaalden, moet je de frequenties optellen van de eerste vijf gegevens.

Dat aantal is gelijk aan

2 + 3 + 2 + 4 + 3 = 14

Je zegt dat 14 de cumulatieve absolute frequentie is van het vijfde gegeven.

Je noteert die frequentie als cn 5

De cumulatieve absolute frequentie cn i van het gegeven x i is de som van alle absolute frequenties van het eerste tot en met het i-de gegeven: cn i = n 1 + n 2 + . . . + n i

Weten dat er 14 leerlingen zijn die 4 op 10 of minder halen, zegt niet zoveel als je niet weet dat er 36 leerlingen de toets hebben gemaakt. 14 van de 36 leerlingen of 38,89 % noem je de cumulatieve relatieve frequentie van het vijfde gegeven. Je noteert die frequentie als cf 5

Definitie Cumulatieve relatieve frequentie

De cumulatieve relatieve frequentie cf i van het gegeven x i is het quotiënt van de cumulatieve absolute frequentie cn i en cfi = cn n i de omvang n van de steekproef.

Hoeveel procent van de leerlingen behaalt minder dan 6 op 10?

Hoeveel leerlingen behalen meer dan 7 op 10?

Hoeveel procent van de leerlingen scoort 6 of 7 op 10?

PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BE SCHRIJVENDE STATISTIEK 261
1 5 5 0 5 8 3 1 6 7 6 5 2 4 3 4 6 6 4 8 7 9 2 3 5 7 0 5 6 6 1 7 8 3 5 5
x i n i f
i cn i cf i
0 2 5,56 % 2 5,56 % 1 3 8,33 % 5 13,89 % 2 2 5,56 % 7 19,44 % 3 4 11,11 % 11 30,56 % 4 3 8,33 % 14 38,89 % 5
VIDEO proefversie©VANIN

9.5.2 Grafische voorstellingen

Staafdiagram aantal leerlingen in procent

%

%

toets wiskunde

• De werkwijze is dezelfde als die van categorische gegevens.

• De hoogte van de verticale staven komt overeen met de (relatieve) frequentie.

%

5,00 % 15,00 %

0,00 %

Lijndiagram

Cumulatief staafdiagram en cumulatief lijndiagram

• Bij niet-gegroepeerde numerieke gegevens worden de staven zo smal mogelijk getekend.

• Op de horizontale as zie je de verschillende waarden van x i , in stijgende volgorde.

• De verticale as bevat de frequenties.

• Een gebroken lijn verbindt de punten (x i , n i ) of (x i , f i ).

toets wiskunde

op 10

262 PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK
25,00
20,00
10,00
punten
0 5,56 % 8,33 % 5,56 % 11,11 % 8,33 % 22,22 % 16,67 % 11,11 % 8,33 % 2,78 % 23456 78 9 1
op 10
02 3456789 1 aantal leerlingen 5 9 8 7 6 4 2 1 3 0 toets wiskunde punten op 10
0 2 5 7 11 14 22 28 32 35 36 23 4 56 78 9 1 cumulatief aantal leerlingen 40 20 10 30 0 toets wiskunde punten op 10 cumulatieve relatieve frequentie 50 % 100 % 80 % 90 % 70 % 60 % 40 % 20 % 10 % 30 % 0 %
02
VIDEO 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 EXTRA proefversie©VANIN
punten
3 45678 9 1

Frequentietabel

Open het bestand ‘WISK.xlsx’ en ga als volgt te werk.

Staafdiagram

Open het bestand ‘WISK.frequentietabel.xlsx’ en ga als volgt te werk.

• Selecteer de cellen met de relatieve frequenties en werk naar analogie met paragraaf 9.4.3.

• Om de staven te versmallen:

• Rechtermuisklik op een van de staven.

• Gegevensreeks opmaken: breedte tussenruimte: kies voor 500 %.

Lijndiagram

Open het bestand ‘WISK.frequentietabel.xlsx’ en ga als volgt te werk.

• Selecteer de cellen met de absolute frequentieverdeling.

• Invoegen – 2D-lijn – Lijn met markeringen.

• Gegevens selecteren – Horizontale aslabels – Bewerken – Aslabelbereik: selecteer de cellen met de waarden van x i

• Grafiek verplaatsen naar een Nieuw Blad: ‘lijndiagram’.

• Grafiekelementen – Grafiektitel en Astitels: typ passende titels in.

• De primaire maatstrepen van de horizontale as zet je op de juiste plaats: As opmaken – Aspositie: op maatstreepjes.

De verdere opmaak doe je naar eigen voorkeur.

PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 263 9.5.3
Excel
Niet-gegroepeerde numerieke gegevens verwerken met ICT
ICT ICT VIDEO proefversie©VANIN
GEOGEBRA

REEKS A

28 Tijdens het kamp van de jeugdbeweging wordt naar de leeftijd van de deelnemers gevraagd.

leeftijd deelnemers kamp

a) Maak een frequentietabel.

b) Hoeveel deelnemers van het kamp zijn 10 jaar of jonger?

c) Van welke leeftijden zijn er meer dan 10 deelnemers?

29 Aan de leerlingen van een klas van het derde jaar werd gevraagd hoeveel stukken fruit ze per dag eten.

a) Maak een frequentietabel.

b) Hoeveel leerlingen telt de klas van het derde jaar?

c) Hoeveel leerlingen eten minder dan vier stukken fruit per dag?

d) Hoeveel procent van de leerlingen eet meer dan drie stukken fruit per dag?

264 PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BE SCHRIJVENDE STATISTIEK 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Oefeningen
aantal deelnemers 6 789 10111213141516 0 2 4 6 8 10 12 14 16 leeftijd deelnemers
x i n i cn i
fruit aantal stukken fruit per dag cumulatief aantal leerlingen 0 5 10 15 20 25 01 2435 6
i
x i n i f i cn i cf
proefversie©VANIN

30 Op een dag in de soldenperiode wordt op straat aan een aantal mensen gevraagd naar het aantal gekochte kledingstukken.

a) Maak een frequentietabel.

b) Teken met ICT:

• een staafdiagram voor de absolute frequentie,

• een lijndiagram voor de relatieve frequentie.

c) Hoeveel mensen hebben hoogstens vier kledingstukken gekocht?

d) Hoeveel procent van de mensen kocht drie of vier kledingstukken?

e) Hoeveel mensen kochten minstens één kledingstuk?

f) Er zijn meer mensen die drie kledingstukken kopen dan vier. Hoeveel procent meer?

PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BE SCHRIJVENDE STATISTIEK 265 REEKS
B
0 0 1 2 2 0 2 5 2 4 1 3 0 1 2 2 3 3 0 4 5 1 3 0 3 4 0 1 3 4 4 1 3 3 3 0 4 1 6 0 1 3 4 5 0 1 2 3 0 2 0 2 0 3 0 2 0 3 2 0 5 1 1 4 7 1 1 1 0 2 3 1 0 7 2 3 3 1 2 1 0 0 1 5 0 3 6 4 2 1 0
x i n i f i cn i cf i
ICT
proefversie©VANIN

9.6.1 Het gemiddelde

Definitie (Rekenkundig) gemiddelde

Het gemiddelde van een rij getallen is de som van die getallen gedeeld door het aantal getallen.

Notatie

proefversie©VANIN

De som van termen van de vorm x i , waarbij de index i varieert van 1 tot n, noteer je kort x i

Voorbeeld

Het gemiddelde van de rij 2, 4, 2, 4, 7, 4, 4, 9: x = 2+4+2+4+7+4+4+ 9 8 = 36 8 = 4,5

Afspraak

Je rondt het gemiddelde af op één cijfer meer na de komma dan de gegevens.

• Het aantal leerlingen dat slechter scoort dan het gemiddelde is

Verdeelt het gemiddelde de resultaten in twee even grote groepen?

Het gemiddelde heeft de fysische betekenis van een evenwichtspunt.

Anders gezegd: als je alle punten in een pot doet en daarna gelijk verdeelt onder alle leerlingen, dan krijgt elke leerling het gemiddelde.

• Vervang je het resultaat 9 door 50, dan wordt het gemiddelde Dat illustreert dat één resultaat het rekenkundig gemiddelde sterk kan beïnvloeden. Excel

GEOGEBRA

Je gebruikt de Excelfunctie ‘gemiddelde’.

Selecteer de cellen met de gegevens waarvan je het gemiddelde wilt berekenen.

Druk op enter en rond af op één cijfer meer na de komma dan de gegevens.

266 PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 9.6 Centrummaten
x = x 1 + x 2 + ... + x n n
i = 1 n i = 1 i = 2 i = n ↓ ↓ ↓ x i i = 1 n staat voor x1 + x2 + + x n Formule x
= 1
n
= x i i
n
Opmerkingen x = 4,5 = 0 2 3456789 4 · (–0,5) ++ + 2 · (–2,5) 1 · 2,51 · 4,5
ICT ICT

9.6.2 Het gemiddelde berekenen uit een frequentietabel

De rij 2, 4, 2, 4, 7, 4, 4, 9

kun je ook met een frequentietabel weergeven:

proefversie©VANIN

Het gemiddelde kun je dan als volgt berekenen:

n i x i i

1 k n Daarbij is k het aantal verschillende gegevens en n = n i

Voorbeeld

De punten voor een toets wiskunde in het vierde jaar vind je in de tabel.

PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 267
x
n i 2 4
i 2 4 7 9
1 1
x = 24 11 2 + 4 + 7 + 9 8 = n i x i i = 1 4 n = 4,5 x i 2 4 7 9 n i 2 4 1 1 n = n i i = 1 4 = n i ? x i n i x i i = 1 4 = x =
x
= 1 k
Formule
=
=
i
x i 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 n i 2 3 2 4 3 8 6 4 3 1 n
x
ICT
i ? x i
=

9.6.3 De mediaan

In de gerangschikte rij van 9 getallen 0, 2, 3, 3, 6, 6, 6, 6, 7 is het middelste getal het getal uit die rij. Dat getal noem je de mediaan.

In de gerangschikte rij van 10 getallen 0, 2, 3, 3, 3, 5, 6, 6, 6, 7 zijn er twee middelste getallen, het en het getal uit die rij.

Het gemiddelde van die twee getallen, dus , is de mediaan.

Definitie Mediaan

De mediaan Me van een gerangschikte rij van n getallen is het getal met rangorde n +1 2

De mediaan verdeelt een gegevensrij in twee delen met evenveel elementen.

De helft van de gegevens is hoogstens de mediaan, de andere helft minstens de mediaan.

Excel

GEOGEBRA

Je gebruikt de Excelfunctie ‘mediaan’.

Selecteer de cellen met de gegevens waarvan je de mediaan wilt bepalen.

De gegevens moeten niet gerangschikt zijn.

9.6.4 De mediaan bepalen uit een frequentietabel

Om de mediaan te bepalen van gegevens die in een frequentietabel gegeven worden, gebruik je de cumulatieve absolute frequentie.

Voorbeeld

De mediaan van getallen is het getal met rangorde

Dus Me =

Betekenis: de helft van de gegevens is hoogstens 5, de andere helft is minstens 5.

9.6.5 De modus

Definitie Modus

De modus Mo is het gegeven met de grootste frequentie.

Voorbeeld

268 PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
x i 0 1 2 3 4 5 6 7 8
n i 2 1 7 2 3 7 7 4 2 cn i
x i 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 De modus is n i 2 3 2 4 3 8 6 4 3 1 VIDEO ICT ICT VIDEO ICT ICT proefversie©VANIN

9.6.6 Voor- en nadelen van gemiddelde en mediaan

• Het gemiddelde houdt rekening met alle gegevens. Die centrummaat is heel geschikt bij wetenschappelijk onderzoek.

proefversie©VANIN

De tabel toont de punten van een klas van 12 leerlingen voor een eenvoudige toets Frans op 10 punten.

9 10 9 8 9 10 9 10 9 0 10 9 x =

Hoeveel leerlingen scoren beter dan het gemiddelde?

Verwijder de ‘uitschieter’ en bereken opnieuw het gemiddelde.

• Bepaal de mediaan voor de punten Frans in de bovenstaande tabel.

Me =

De mediaan is gedefinieerd als het middelste gegeven en is dus niet vatbaar voor uitschieters.

• Dezelfde klas van 12 leerlingen maakte ook een toets wiskunde op 10 punten. Je ziet de resultaten in de onderstaande tabel.

Besluit

Welke centrummaat geeft het best weer dat in die klas bijna de helft van de leerlingen heel goed heeft gescoord?

Het gemiddelde houdt rekening met alle gegevens, maar is vatbaar voor uitschieters. De mediaan ligt altijd in het midden, maar houdt enkel rekening met de volgorde van de gegevens.

Rond 1980 verwierpen bepaalde natuurvorsers het ontstaan van een gat in de ozonlaag van de atmosfeer boven de Zuidpool op basis van satellietgegevens. Later onderzoek bracht aan het licht dat de ozonmetingen boven de Zuidpool zo laag waren dat de gebruikte computersoftware ze systematisch als fout verwierp. Het systematisch verwijderen van uitschieters is geen goede wetenschappelijke onderzoekshouding.

PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 269
6 6 6 6 6 6 6 Me = x = 6 9 9 9 9 10 10

Oefeningen

REEKS A

31 Alle leerlingen van het derde jaar van een school kregen dezelfde oriënterende toets wiskunde. De tabel toont de punten op 20.

proefversie©VANIN

i

a) Bepaal de mediaan.

b) Geef de betekenis van de mediaan.

c) Bereken het gemiddelde.

d) Hoeveel procent van de leerlingen haalde meer dan het gemiddelde?

32 Aan een aantal Vlaamse gezinnen werd gevraagd naar het aantal kinderen.

i

a) Bepaal de mediaan.

b) Geef de betekenis van de mediaan.

c) Bereken het gemiddelde.

d) Geef de betekenis van het gemiddelde.

270 PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
x i 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 n i 1 3 1 6 11 17 21 25 14 11 6 8 4 0 2 cn
x i 0 1 2 3 4 5 6 7 8 n i 8 44 58 13 9 5 2 0 1 cn

33 Aan 45 jongeren werd gevraagd hoeveel dagen per week ze sporten. x i n i f i cn i cf i 0 4

a) Vul de frequentietabel verder aan.

b) Hoeveel procent van de jongeren sport vier dagen in een week?

c) Hoeveel jongeren sporten hoogstens drie dagen in een week?

d) De helft van de jongeren sport minstens dagen in een week.

e) Bepaal de modus.

f) Bereken het gemiddelde.

34 De resultaten op 10 voor een toets worden cumulatief voorgesteld.

op 10

a) Bepaal de mediaan.

b) Geef de betekenis van de mediaan.

c) Bepaal de modus.

d) Als alle leerlingen evenveel punten hadden, hoeveel zou dat dan zijn?

PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 271 REEKS B
1
2 18 3
4 36 5 8,89 % 6 7
45
11,11 %
12
2
punten
cumulatief relatief aantal leerlingen 0123 45 67 89 10 10 0 20 30 40 50 60 70 80 90 100
ICT ICT
proefversie©VANIN

35 In een jeugdbeweging werd de hemdsmaat van een aantal jongens genoteerd. 36 38 39

a) Maak een frequentietabel.

x i n i f i cn i cf i

b) Teken met ICT:

• een staafdiagram voor de absolute frequentie,

• een lijndiagram voor de relatieve frequentie.

c) Hoeveel jongeren hebben hoogstens 39 als hemdsmaat?

d) Hoeveel procent van de jongeren heeft minstens 40 als hemdsmaat?

e) Hoeveel procent van de jongeren heeft een hemdsmaat 38 of 39?

f) Bepaal de mediaan en geef de betekenis.

g) Schat de som van de hemdsmaten als je 150 jongeren had ondervraagd.

272 PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
41 38 42 41 43 41 41 38 40 38 40 41 36 37 39 38 40 38 36 39 40 37 42 37 38 40 39 42 38 38 39 37 39 39 37 39 37 39 39 38 37 41 39 38 40 38 43 39 36 39 40 38 40 40 38 37 41 38 42 36 43 37
ICT
proefversie©VANIN

36 Van een aantal worpen met twee dobbelstenen werd de som van het aantal ogen genoteerd.

9 2 6 2 10

7 9 5 4 5

8 6

a) Maak een frequentietabel.

b) Stel dat je een weddenschap hebt afgesloten, waarbij je voor elke keer dat je 9 of meer ogen gooit, 0,50 euro ontvangt. In andere gevallen betaal je 0,20 euro. Zul je winst of verlies maken?

c) Vul de frequentietabel aan met de theoretische kansen op basis van de onderstaande tabel.

d) Vergelijk de resultaten. Wat kun je daaruit besluiten?

e) Bij hoeveel procent van de worpen is de som van het aantal ogen meer dan 9?

f) De helft van de worpen leverde minstens ogen op.

g) Bereken het gemiddelde en geef de betekenis.

PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 273
10
11 12 4 10 7 5 6 5 9 8 9 2 5 5 4 7 5 7 6 6 7 10 8 7 7 4 8 6 9 6 4 9 11 7 7 7 10 9 7 11
7
8 10 3 9 11 5 6 6 8 8 9 7 5 11 8
7
x i n i f i cn i cf i kans 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
1 2 3 4 5 6 1 2 3 4 5 6 7 2 3 4 5 6 7 8 3 4 5 6 7 8 9 4 5 6 7 8 9 10 5 6 7 8 9 10 11 6 7 8 9 10 11 12
ICT proefversie©VANIN

37 Gedurende drie maanden werd een verscherpte controle op zwartrijden (rijden zonder geldig vervoerbewijs) uitgevoerd op de trein Oostende – Brussel. Het aantal betrapte zwartrijders per dag vind je in de onderstaande tabel.

a) Maak een frequentietabel.

b) Teken met ICT een staafdiagram voor de absolute frequentie.

c) Teken met ICT een lijndiagram voor de relatieve frequentie.

d) Hoeveel dagen waren er minder dan drie zwartrijders?

e) Hoeveel procent van de dagen was er geen enkele zwartrijder?

f) Hoeveel dagen hadden er vijf of meer mensen geen geldig vervoerbewijs?

g) Als een boete voor zwartrijden 75 euro bedraagt, wat is dan de ‘opbrengst’ bij die verscherpte controle?

274 PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2 3 0 5 1 0 1 0 0 4 6 3 1 2 1 7 4 6 8 1 0 3 2 7 8 9 1 1 3 2 3 2 2 6 2 4 3 1 3 4 6 0 1 6 9 1 4 2 3 2 3 5 7 8 1 7 0 3 1 4
0 4 2 1
6
6
0 2
7 2 4 0 2
3 2
1 3
3 2 0 5 2
1 8 1
2 5 2 2 9
x
i f i
i n
cn i cf i
ICT proefversie©VANIN

38 In een klas zitten 20 leerlingen. Tijdens een toets wiskunde was één leerling ziek. Het gemiddelde van de toets was 6,5 op 10. De zieke leerling haalde de toets later in. Wat zijn de minimale en de maximale waarde voor het nieuwe gemiddelde?

proefversie©VANIN

39 In de tabel lees je de resultaten van een toets Nederlands op 20 punten.

a) Bereken x en y, als het gemiddelde 12 is.

x i n i

7 6

8 x 9 10

10 3x

11 19

12 22

13 26

14 y

15 9

16 9

17 6 150

b) Bepaal de mediaan.

40 Van een steekproef met 5 waarden is het rekenkundig gemiddelde 10 en de mediaan 12. Wat is de kleinst mogelijke waarde van het verschil tussen de grootste en de kleinste steekproefwaarde?

Bron: VWO, editie 1994, tweede ronde

PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BE SCHRIJVENDE STATISTIEK 275
REEKS C

STUDIEWIJZER Beschrijvende statistiek

9.1 Inleiding

Een procentpunt is een punt op een procentenschaal en is het absolute verschil tussen twee waarden uitgedrukt in procenten.

proefversie©VANIN

KUNNEN

Uitleggen waarom bepaalde statistieken misleidend zijn.

Het verschil tussen de begrippen ‘procent’ en ‘procentpunt’ uitleggen.

9.2 Soorten gegevens

KENNEN

Categorische gegevens zijn gegevens die een hoedanigheid van een kenmerk weergeven.

Geordende categorische gegevens hebben een natuurlijke ordening.

Niet-geordende categorische gegevens hebben geen natuurlijke ordening.

Numerieke gegevens zijn gegevens die het resultaat zijn van tellingen en metingen.

Discrete numerieke gegevens hebben slechts een beperkt aantal waarden.

Continue numerieke gegevens zijn reële waarden tussen bepaalde grenzen.

KUNNEN

Een onderscheid maken tussen elementen, kenmerken en gegevens.

Een onderscheid maken tussen categorische en numerieke gegevens.

Een onderscheid maken tussen geordende en niet-geordende categorische gegevens.

Een onderscheid maken tussen discrete en continue numerieke gegevens.

9.3 Statistisch onderzoek

KENNEN

De populatie is de verzameling van alle elementen van een statistisch onderzoek.

Een deel van de populatie noem je een steekproef.

KUNNEN

Een omschrijving geven van de onderzoeksvraag, de populatie en de steekproef.

Een onderscheid maken tussen een aselecte, een gerichte en een systematische steekproef.

Problemen in verband met de steekproef en de vraagstelling omschrijven.

9.4 Categorische gegevens verwerken

KENNEN

De absolute frequentie n i van het gegeven x i is het aantal keer dat dat gegeven voorkomt.

De relatieve frequentie f i van het gegeven x i is het quotiënt van de absolute frequentie n i en de omvang n van de steekproef: fi = n i n

KUNNEN

De frequenties van categorische gegevens grafisch voorstellen en die voorstelling lezen en interpreteren.

ICT gebruiken om een frequentietabel op te stellen en die grafisch voor te stellen.

276 PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
voor de leerling voor de leerkracht KENNEN –  + –  +
–  + –  +
–  + –  +
–  + –  +
–  + –  +
–  + –  +
–  + –  +
–  + –  +

9.5 Niet-gegroepeerde numerieke gegevens verwerken voor de leerling voor de leerkracht

KENNEN

De cumulatieve absolute frequentie cn i van het gegeven x i is de som van alle frequenties van het eerste tot en met het i-de gegeven: cn i = n1 + n2 + + ni

De cumulatieve relatieve frequentie cf i van het gegeven x i is het quotiënt van de cumulatieve absolute frequentie cn i en de omvang n van de steekproef: cfi = cn i n

proefversie©VANIN

KUNNEN

Een frequentietabel opstellen die de absolute frequentie, de relatieve frequentie, de cumulatieve absolute frequentie en de cumulatieve relatieve frequentie bevat.

De enkelvoudige frequenties van niet-gegroepeerde numerieke gegevens grafisch voorstellen en die voorstelling lezen en interpreteren.

De cumulatieve frequenties van niet-gegroepeerde numerieke gegevens grafisch voorstellen.

ICT gebruiken om een frequentietabel op te stellen en die grafisch voor te stellen.

9.6 Centrummaten

KENNEN

Het gemiddelde van een rij getallen is de som van die getallen gedeeld door het aantal getallen:

Het gemiddelde uit een frequentietabel:

Daarbij is k het aantal verschillende gegevens en

De mediaan Me van een gerangschikte rij van n getallen is het getal met rangorde n + 1 2

De modus Mo is het gegeven met de grootste frequentie.

KUNNEN

De centrummaten gemiddelde, mediaan en modus bepalen en de informatie die ze bieden, interpreteren.

PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BE SCHRIJVENDE STATISTIEK 277
– 
+
+
–  + –  +
–  + –  +
x = x i i = 1 n n
x = n i x i i = 1 k n
n = n i i = 1 k
–  + –  +

Welke heuristiek(en) gebruik je om de onderstaande problemen op te lossen?

❑ concreet materiaal

❑ schets

❑ schema/tabel

❑ vereenvoudig

❑ gok verstandig

1. Jantje liegt op zes dagen van de week, maar op één dag spreekt hij altijd de waarheid.

De volgende uitspraken deed hij op drie opeenvolgende dagen:

• dag 1: ‘Ik lieg op maandag en dinsdag.’

• dag 2: ‘Vandaag is het donderdag, zaterdag of zondag.’

• dag 3: ‘Ik lieg op woensdag en vrijdag.’

Op welke dag van de week spreekt Jantje de waarheid?

❑ filter

❑ patroon

❑ kennis

❑ logisch nadenken

proefversie©VANIN

3. Louise gaat met enkele vrienden iets drinken en bestelt ook een portie bitterballen. Die worden enkel in porties van 6, 9 of 20 geserveerd. Wat is het grootste aantal bitterballen dat je niet kunt bestellen met die porties?

2. Bereken de natuurlijke getallen x en y, als 3x 2 – 3y 2 = 2 397.

278 PIENTER XL 3 – 5u I HOOFDSTUK 9 I BESCHRIJVENDE STATISTIEK 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Pienter problemen oplossen
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.