Aan de slag met Hoe zit een les in elkaar? Dit leerwerkboek bestaat uit acht delen, die je ook terugvindt in de uitgebreide inhoudsopgave op p. 5-8.
Vraag 21 Laat jij over je heen lopen? Over assertiviteit
De leerstof vertrekt telkens van een prikkelende vraag. De ondertitel geeft duidelijkheid over de inhoud van de les. In totaal zijn er 58 vragen. Bij het begin van elke vraag vind je een overzicht van de verschillende lesonderdelen. Opdracht 9
Je zit in de bioscoop en achter je zitten twee mensen onophoudelijk te praten. Je ergert je daaraan, maar durft hen niet aan te spreken. Voor een groepswerk worden de taken verdeeld en jij krijgt duidelijk het meeste werk. Je vindt dat niet leuk, maar zegt er niks over. Heb jij soms ook het gevoel dat je over je heen laat lopen? Het is niet leuk om mensen op hun gedrag aan te spreken, maar toch kan zo’n gesprek op een aangename en beleefde manier verlopen. Dan moet je het wel op een assertieve manier aanpakken.
1 Doe de test! 2 Wat is assertief reageren? 3 Doe jij het met flair? Noteer of volgende uitdrukkingen letterlijk (L) of figuurlijk (F) bedoeld 4 Enkele tips zijn en noteer er de juiste betekenis bijhet zoals in het voorbeeld. 5 Doe met flair!
Bv. een vuile wedstrijd F; een waaringeen vals wordt Opdracht 4 Alinea een, twee en vier vanwedstrijd tekst 2 hebben titel. Kies voor die drie alinea’s een
passende tussentitel uit gespeeld de zes suggesties. Noteer in kernwoorden waarover de alinea gaat. 1 Doe de test!
Opdracht jij voor jezelf op en opAlinea welkehebt. manier jij dat?nodige Of laat je eerderinformatie over je heen lopen en zit je daarna Een icoontje leidt je naar opdrachten waar je1deKompc voor nodig Alle vind je op Tussentitel nr. doe Kernwoorden met de gebakken peren? Wil je weten hoe assertief je bent? Doe dan deze assertiviteitstest. www.knooppunt.net. 1 een zoet kind: Bewuste gamers! Beantwoord de vragen eerlijk en omcirkel het antwoord dat het best bij jou past.
2 een stalen spijker: Dood en vernieling! Af en toe vind je een verwijzing naar het vademecum staat 3 Als ik iemand moetDaar aanspreken op zijn belangrijke 1 Als ik eenachteraan conflict heb gehad, in het leerwerkboek. gedrag, kan ik niet goed slapen. 3 zachte boter: informatie over spelling, literatuur en poëzie gebundeld. Geen reactie … zal ik die persoon niet kwetsen, maar 4 een zilveren jubileum: Hersenkalm … 5 een ijzeren wil: Onderscheid? 6 een zure mandarijn:
denk ik na over een oplossing.
denk ik er achteraf niet meer over na. 2
Als ik een standpunt moet innemen,
/ moet ik niet nadenken en weet iedereen meteen wat mijn mening is.
en 7 een zachteVerband jongen: tussen schietspellen hou ik me op de achtergrond en volg geweld? ik uiteindelijk de meerderheid. 8 een stalen gezicht:
wel duidelijk stellen wat er mis is. verkneukel ik me vooraf al om die persoon eens goed de huid vol te schelden. probeer ik die persoon zo lang mogelijk te vermijden.
Waar vind je wat je moet kennen en kunnen? Opdracht 10
Spreekwoordenspel 1: Uitbeelden
geef ik duidelijke argumenten en probeer anderen op die manier te overtuigen.
Wat je moet studeren, vind je rklaring rdve Woolos, Speel met de hele klas een spreekwoordenspel. Schud die ledematen maar want je zult je hele lichaam in de groene VastgeschroefdEen zakelijke tekst is opgebouwd uit een titel, tussentitels en een aantal alinea’s. te De staat om voor zichzelf op 3 assertief = bereid en in in de strijd moeten188 gooien om teDeel winnen. eerste alinea heet de inleiding. De auteur geeft er meer over rzekerdhet onderwerp van de n; zelfve komeinfo kaders. Opdracht 11
Wat je moet kennen en kunnen, vind je aan het einde van iedere vraag in een blauw kader.
tekst. De inleiding dient ook om belangstelling te wekken. Daarom start een auteur zijn tekst Spreekwoordenspel 2: Raden NTC_4_Vraag_21_LWS.indd 188 met een opvallend citaat, een actuele gebeurtenis, een concrete aanleiding of een leuke anekdote. Speel het tweede spreekwoordenspel met de hele klas. Luister goed naar de leraar voor de juiste instructies. Deze keer is het iets moeilijker.
25/02/13 16:50
Opdracht 5 1
Duid in tekst 1 en 2 de inleiding, het midden en het slot aan. Wat moet je kennen? Wat moet je kunnen?
2 Ga na welke techniek in de teksten werd gebruikt in de inleiding en in het slot. Je kent het verschil tussen letterlijk en Je kunt een uitdrukking zowel letterlijk als figuurlijk taalgebruik. figuurlijk interpreteren en verklaren. Kies uit de lijst: Je kent de spreekwoorden en uitdrukkingen Je kunt een figuurlijke uitdrukking in een die in deze vraag aan bod kwamen. context gebruiken. Reden Vraag Deskundige aan het woord Advies Anekdote
Samenvatting
Topische vragen
Citaat
Voorbeeld
Conclusie
a Tekst 1 Inleiding: Slot: b Tekst 2 Inleiding: Slot:
NTC 4Tb_Deel 1.indb 2
Vraag 14 - Heb jij je tanden al eens stukgebeten op een harde noot?
125
8/07/13 11:29