INHOUD Vraag 1
Vraag 2
Vraag 3
Vraag 4
Vraag 5
Vraag 6
Vraag 7
Vraag 8
Vraag 9
Vraag 10
Vraag 11
Vraag 12
Vraag 13
Vraag 14
Vraag 15
Vraag 16
Vraag 17
Vraag 18
Vraag 19
Vraag 20
Vraag 21
Vraag 22
Waarom heb ik 4 uur Nederlands? Over de taal die je dagelijks gebruikt en het nut ze te oefenen
5
Op welk type val jij? Over teksttypes en tekstdoelen
9
Kan ik spreken zonder woorden? Over lichaamstaal Waarom zou ik boeken moeten lezen? Over het nut en het plezier van literair lezen
12
Wat is er mis met sitroen? Over het belang van spelling
18
Waarom geef ik de koning geen kus? Over formeel en informeel taalgebruik
22
Moeten we dit kennen voor het examen? Over het nut of de nutteloosheid van poĂŤzie
24
Wat is de zin hiervan? Over hoe een zin in elkaar zit
30
Kun je het einde zien aankomen? Over onverwachte wendingen in een kortverhaal
33
Moet ik dat nu echt allemaal lezen? Over de manieren waarop je een zakelijke tekst kunt lezen
37
Moeten woorden namen hebben? Over woordsoorten Waarom lijken alle blondjes dom? Over types en stereotypes
45
Is er een vampier in de klas? Over de geloofwaardigheid van personages
52
Hoe stel je een zin samen? Over samengestelde zinnen Kun je van een doodgewoon ding een stijlvol stuk maken? Over beeldspraak
67
Is een dt-fout erg? Over de spelling van de werkwoordsvormen
70
Bestaat er een gps voor zakelijke teksten? Onderwerp en hoofdgedachte bepalen in zakelijke teksten
74
Hoe word ik een waarzegger? Over luisterstrategieĂŤn en voorspellen
80
Hoe schrijf ik een alinea? Over het waarom en hoe van een alinea Hoe maak ik iemand uit? Over eufemismen en dysfemismen
81
Waar was jij wanneer? Over tijd en ruimte in verhalen
83
Hoe los ik een examenvraag op? Over schrijfkaders en leren leren
Inhoud
3