DERDE GRAAD
Fragment 2 Taalnorm
herhaalt. Bovendien werd je opnieuw, hoe vaak je de regel ook Sommige taalfouten maak je altijd die je gebruikte volgens jou taalfout, terwijl de zin of woordgroep waarschijnlijk ooit gewezen op een r je je dood aan mensen je taalafspraken wel nuttig, maar erge volledig correct was. Misschien vind regels zijn, hoe ze opgesteld en. In deze les ga je na hoe oud taal die anderen constant wijzen op fout ngers hierover denken. werden en hoe doorsneevoorbijga
Aan de hand van dit fragment uit Man over woord maken de leerlingen kennis met het onderscheid tussen een normatieve en descriptieve behandeling van taal. Ze gaan dieper in op de taalnorm rond ‘groter als/dan’, die door Balthasar Huydecoper in de achttiende eeuw opgesteld werd, en de manier waarop die regel vandaag in het taalgebruik wordt toegepast. Ze kijken ook hoe een hedendaags taalkundige tegenover die taalregel staat. Aan de hand van concrete zinnen gaan leerlingen aan de slag met andere taalregels. Ze maken kennis met taalhulpmiddelen die hen helpen bij twijfel. Aan de hand van een aanvullend artikel gaan de leerlingen dieper in op sociolinguïstisch onderzoek. Volgende doelen komen aan bod: - Leerlingen beluisteren en lezen informatieve bronnen voor een breed publiek, onderscheiden hoofd- en bijzaken, selecteren gericht informatie en kunnen de inhoud van de bronnen op schematische manier weergeven (structurerend schrijven). - Leerlingen gaan kritisch om met media: ze kijken actief naar de manier waarop onderwerpen in beeld gebracht worden. - Leerlingen reflecteren bewust op taalgebruik en taalsysteem, en gaan in het bijzonder in op dimensies van taalverandering (sociolinguïstisch domein). Deze les is een mooie inleiding op sociolinguïstische thema’s of kan dienen als een instap bij een taalbeschouwelijke les rond taalsysteem en taalgebruik. NTC5-gebruikers kunnen deze les gebruiken als aanvulling op TC4 – Schrijven met stijl (p. 183) of Thema 7 – 6.2 Taal leeft (p. 237). Voor NTC6-gebruikers is deze les een aanvulling op Thema 8 – 1.3 Het einde van de standaardtaal (p. 251).
Opdracht 1
1 Lees de volgende zinnen en duid de correcte vormen aan.
a) b) c) d) e) f)
Ik weet het beter dan jou. Hij is groter als ik. Thomas leest even graag dan Hannah. Zij loopt sneller dan wij. Wij drinken meer als hem. Michel weegt evenveel als Jan.
2 Vergelijk je keuze met die van enkele klasgenoten.
a) Welke vorm gebruiken jullie in de dagelijkse spreektaal?
Persoonlijk antwoord. Over het algemeen wordt in de spreektaal na een vergelijkend woord ‘als’ gebruikt, vaak gevolgd door de objectsvorm van het persoonlijk voornaamwoord.
b) Hoe komt het dat we twijfelen aan de juiste vorm?
Persoonlijk antwoord. Mogelijke antwoorden zijn: - We lezen veel verschillende vormen door elkaar. - In spreektaal en schrijftaal is er een gebruiksverschil. - We letten niet bewust op die vorm.
Fragment 2 | Groter als/dan | derde graad
9