
Mavo & ik

Mavo & ik
HOOFDSTUK 2: Landschap in
HOOFDSTUK
HOOFDSTUK 4:
HOOFDSTUK 5:
Welkom bij Mavo & ik. We leggen graag even uit hoe je met dit leerwerkboek aan de slag gaat.
O p weg met Mavo & ik 1
Het leerwerkboek bestaat uit 6 hoofdstukken. Deze spilfiguren nemen je mee op weg.
In hoofdstuk 1: Mijn budget onder de loep ga je op ontdekking en leer je over inkomsten en uitgaven. Je denkt na over hoe je een budget slim beheert en waarom het belangrijk is om financiële documenten goed te bewaren.
Kijk eens om je heen. Wat zie je allemaal? In hoofstuk 2: Landschap in verandering leer je over hoe de wereld om ons heen verandert en hoe mensen de omgeving beïnvloeden.
In hoofdstuk 3: Van smartphone tot kredietkaart leer je over de aankoop van een nieuwe smartphone. Je bekijkt hoe je kunt betalen met je smartphone en je onderzoekt andere betaalmiddelen.
In hoofdstuk 4: We kijken door een gekleurde bril leer je over hoe het verleden vaak gekleurd is en we er anders naar kijken dan de mensen van toen.
O riënteren
In hoofdstuk 5: In de wereld van organisaties en ondernemingen ga je wat dieper in op organisaties en ondernemingen die producten maken of diensten verlenen.
In hoofdstuk 6: Groei op in een democratie leer je alles over je rechten en plichten en wanneer je ergens inspraak in hebt.
Een inleidende oefening over het onderwerp
Een brainstormsessie
Voorkennis activeren
v oorbereiden
De noodzakelijke kennis en vaardigheden voor het U-gedeelte worden hier aangeleerd en aangereikt.
Werkvormen worden aangeleerd.
U itvoeren
Pas wat je aangeleerd hebt toe op een nieuwe oefening of situatie.
R eflecteren
Vraag feedback aan je klasgenoten.
Bespreek de samenwerking in groep.
Evalueer jezelf.
Elk hoofdstuk is ingedeeld in opdrachten. De kleur van de opdracht geeft aan welke stap binnen OVUR aan bod komt. Bij de laatste opdracht (reflecteren) ga je na in hoeverre je een lesdoel bereikt hebt. Verder oefenen doe je via het onlineleerplatform diddit.
Doorheen het boek nemen zes spilfiguren je mee op weg. Zij vertellen je aan de hand van een strip of een filmpje met welke problemen ze in het dagelijkse leven geconfronteerd worden: van koppelverkoop tot een verloren bankkaart.
We willen graag dat je vorderingen maakt en dat je reflecteert op je taken en leert uit feedback. Elk hoofdstuk eindigt met een checklist. Het is een hulpmiddel om zelf zicht te krijgen of je de doelen, waaraan je in het hoofdstuk gewerkt hebt, al dan niet onder de knie hebt.
2 Duid aan of je de volgende vaardigheden goed beheerst of dat het nog beter kan.
Checklist Ik kan het. Hier kan ik nog groeien.
Ik ken de verschillende schaalniveaus.
Ik kan de legende van een kaart gebruiken.
Ik begrijp hoe de breukschaal van een kaart werkt.
Ik begrijp hoe de lijnschaal van een kaart werkt.
Ik kan eenvoudige afstanden in schaal omzetten naar werkelijke afstanden.
Ik kan me oriënteren met behulp van een kaart, een windroos, de zon en een kompas.
Ik kan mezelf lokaliseren op een kaart.
Ik kan een plaats lokaliseren met behulp van een kaart of gps.
Ik kan werken met Google Maps en Google Streetview om een locatie op te zoeken.
Ik kan zelfstandig opdrachten uitvoeren.
Ik kan vlot samenwerken met anderen.
H andig voor onderweg 2
In de loop van elk hoofdstuk word je ondersteund door een aantal hulpmiddelen.
Moeilijke woorden herken je aan de stippellijn.
Sommige moeilijke woorden worden extra uitgelegd in een begrippenkader.
nog aan te passen
Woordenlijst
Hoofdstuk 1 Woord Verklaring In je eigen woorden
de agglomeratie Een stedelijk gebied (stad + randgemeenten)
de boomgaard Een stuk grond met fruitbomen
de breukschaal Geeft de schaal weer in de vorm van een breuk.
continentaal Behorend tot een werelddeel.
de evenaar De lijn die midden door de aarde loopt, van links naar rechts.
de glasteelt Tuinbouw onder glas (in serres)
het kompas Toestel dat altijd het noorden aanwijst en waarmee je de richting kunt bepalen.
de legende Verklaart de symbolen, tekens, kleuren en pictogrammen op een kaart.
lokaal Plaatselijk lokaliseren De plaats vaststellen. de lijnschaal Geeft de schaal weer in de vorm van een lijnstuk. mondiaal Wereldwijd nationaal Op landelijk niveau
het noordelijke
halfrond De bovenste helft van de aarde, boven de evenaar de nulmeridiaan De lijn die midden door de aarde loopt, van boven naar beneden.
de oceaan Grote zee, tussen twee werelddelen
het oostelijke halfrond De rechterhelft van de aarde, rechts van de nulmeridiaan oriënteren Bepalen waar je bent. het pluimvee Kippen, ganzen of kalkoenen die gefokt worden voor hun vlees of eieren. regionaal Streekgebonden de schaal Geeft de verhouding weer tussen de grootte op de kaart en de grootte in werkelijkheid. het schaalniveau De grootte van een gebied dat bestudeerd wordt. situeren In een ruimte of tijd plaatsen. het westelijke halfrond De linkerhelft van de aarde, links van de nulmeridiaan
Je spreekt van koppelverkoop wanneer je een bepaald product enkel samen met een ander product of dienst kunt kopen, of een voordeel krijgt op een product als je het koopt in combinatie met een ander product.
In de woordenlijst vind je alle onderstreepte woorden terug, alfabetisch gerangschikt per hoofdstuk. In de laatste kolom kun je ook nog in je eigen woorden de begrippen verklaren.
Woordenlijst 83
Filmpjes en ander materiaal kun je rechtstreeks bekijken door de QR-code te scannen. Je vindt ze ook terug op het onlineleerplatform.
v IDEO: PHISHING
In een chatbox voer je in groepjes of met de hele klas een gesprek over een bepaalde stelling. Het is de bedoeling dat je luistert naar elkaars mening en leert hoe anderen denken.
Stel dat jij de baas bent van een skigebied. Kies je ervoor om kunstmatige sneeuw te gebruiken of probeer je andere winteractiviteiten te bedenken die minder sneeuw nodig hebben? Geef twee redenen voor je keuze.
De volgende iconen helpen je ook nog een eind op weg:
Het luisterfragment dat hierbij hoort, vind je online.
Het beeldfragment dat hierbij hoort, vind je online.
Je oefent je ICT-vaardigheden.
Deze opdrachten zijn een extra verdieping of bieden een extra uitdaging.
het
bij Mavo & ik
Leerstof kun je inoefenen op jouw niveau.
Je kunt vrij oefenen en de leerkracht kan ook voor jou oefeningen klaarzetten.
Hier vind je de opdrachten terug die de leerkracht voor jou heeft klaargezet.
Hier kan de leerkracht toetsen en taken voor jou klaarzetten.
Benieuwd hoe ver je al staat met oefenen en opdrachten? Hier vind je een helder overzicht van je resultaten.
Hier vind je het lesmateriaal per hoofdstuk, zoals videobestanden en de animatiefilmpjes van de spilfiguren.
Inleiding
In dit hoofdstuk denk je na over de inkomsten en de uitgaven bij jongeren en in gezinnen. Je helpt ook de spilfiguren met het uitwerken van een klasuitstap. Je zoekt een antwoord op deze vragen:
- Waar halen jongeren hun geld vandaan?
- Waaraan besteden jongeren hun zakgeld?
- Waar halen gezinnen hun geld vandaan?
- Wat is het klasbudget van de spilfiguren?
- Welke uitgaven heeft een gezin?
- Waarom is het belangrijk om bepaalde documenten te bewaren?
- Waar kun je die documenten het best bewaren?
- Op welke manier helpt de overheid jou in je dagelijks leven?
OPDRACHT 1: Hoe gaan jongeren om met geld?
1 Inkomsten
a Waar halen jongeren van jouw leeftijd hun geld vandaan? Denk klassikaal na over de inkomsten van jongeren. Vul de mindmap aan.
Ik krijg maandelijks 32 euro. Dat lijkt veel maar ik krijg dan ook niet alles van mijn ouders.
Ik krijg elke maand 15 euro en koop daar dan make-up of juwelen mee.
Ik krijg elke week 5 euro zakgeld van mijn mama en 5 euro van mijn papa. Ik moet daar wel mijn belwaarde mee betalen dus veel blijft er niet over.
Ik krijg geen zakgeld maar als ik iets nodig heb, dan krijg ik dat wel van mijn ouders.
Ik krijg sinds vorig jaar elke week 5 euro zakgeld. Ik ga ook bijna elke week babysitten en verdien daar ook iets mee.
b Hoeveel zakgeld krijgt een jongere van jouw leeftijd gemiddeld per maand?
Bekijk de tabel en markeer de gegevens van jouw leeftijd.
Hoeveel zakgeld krijgen jongeren in België gemiddeld?
Leeftijdsgroepen Bedragen Redenen tussen 6 en 10 jaar enkele euro’s per weekom snoepjes te kopen en om te leren sparen tussen 11 en 14 jaar 5 tot 10 euro per weekvoor nieuwe interesses en activiteiten, zoals dataverbruik, kledij, uitstapjes … tussen 15 en 18 jaar 10 tot 25 euro per week vrijetijdsbestedingen en behoeften, zoals uitgaan, shoppen, bioscoop …
Bron: https://www.kidslife.be/
c Duid het juiste antwoord aan.
Het bedrag van het zakgeld daalt / stijgt doorgaans naarmate de jongeren ouder worden.
d Geef twee mogelijke redenen waarom ouders zakgeld geven aan hun kinderen. • • 2 Uitgaven
a Jongeren besteden hun zakgeld meestal zoals ze zelf willen. Bekijk de grafiek.
Waaraan besteden jongeren (6-24 jaar) hun zakgeld? (in %*)
Vrije keuze Vrijetijdsbesteding Eten Gsmverbruik
Bron: https://www.wikifin.be/nl
KledijTransportSchool Goed doel Geen van deze
Weet niet
% op basis: jongeren die regelmatig zakgeld krijgen (n=1026)
b Wat kun je afleiden uit de grafiek? Duid aan.
¨ wat jongeren met hun zakgeld doen
¨ wat tieners met hun zakgeld doen
¨ hoeveel zakgeld jongeren in België gemiddeld krijgen
c Waaraan besteden jongeren hun zakgeld? Markeer de top drie in de grafiek.
d Waaraan geef jij het meeste geld uit? Noteer drie zaken.
a Je krijgt 25 euro van je ouders om een leuke dag met je vrienden door te brengen. Je hebt al een aantal dingen in gedachten die je graag wilt doen. Ga dus slim met je geld om!
Wat kun je doen?
bioscoop: 11 euro ijsje: 1,50 euro per bol zak snoep/chips: 3 euro wafel: 3 euro
broodje en drankje: 7 euro
fastfoodmenu: 8 euro kermis: 5 euro per attractie sparen
Stap 1: Maak een plan. Beslis wat je allemaal wilt doen en maak een lijst van je uitgaven. Probeer binnen het budget van 25 euro te blijven.
Stap 2: Tel de uitgaven op. Blijf je binnen je budget? Heb je nog geld over?
Ik heb euro over / te kort
Stap 3: Wat zou je doen als je 5 euro extra kreeg?
Stap 4: Wat zou je veranderen als je 5 euro minder had?
Stap 5: E xtra uitdaging: bedenk een manier om geld te besparen of meer waarde uit je budget te halen. Misschien kun je iets delen met een vriend of kun je op een goedkopere manier hetzelfde doen.
b Je had een persoonlijk budget van 25 euro. Omschrijf het begrip ‘budget’ in je eigen woorden.
OPDRACHT 2: Hoe gaan gezinnen om met geld?
Gezinsbudget
a Tot welke groep behoren de volgende gezinnen?
Kleur het bolletje
• rood voor gezinnen die het moeilijk hebben om rond te komen;
• groen voor gezinnen zonder problemen met onverwachte uitgaven.
‘Ik zou liever wat meer geld overhouden aan het einde van de maand, zodat we als koppel ook eens leuke dingen zouden kunnen doen. Met twee fulltime werken en geen leuke dingen kunnen doen, is niet fijn.’
‘Wij moesten naar de dokter met ons zieke zoontje. Ik heb aan de dokter moeten vragen of hij akkoord was dat wij hem volgende maand zouden betalen, wanneer ik mijn invaliditeitsuitkering heb gekregen. We moesten ook nog de medicatie betalen. In maanden als deze kunnen wij de facturen niet betalen. Je kiest voor de gezondheid van je kind en laat de facturen liggen.’
‘Rondkomen met je maandelijkse loon, je hele huishouden draaiende houden en ook eens iets extra voor de kinderen of jezelf kunnen kopen, dat lijkt mooi op papier, maar het is niet zo eenvoudig. Toch lukt het ons dankzij een goede planning.’
‘Ik ben werkloos. Ik word met de vinger gewezen omdat ik zogezegd lui ben. Ik heb er niet om gevraagd werkloos te zijn. Ik heb werk gezocht en was zelfs bereid om om het even welk werk te aanvaarden. Maar ik heb niets gevonden ... en nu zeggen ze dat ik te oud ben.’
‘Nu onze kinderen zijn afgestudeerd, lukt het ons om iedere maand wat te sparen. Toen ze nog studeerden, was het moeilijk om rond te komen. Zeker wanneer er onverwachte uitgaven waren, zoals de wasmachine die plots niet meer werkte.’
‘Mijn echtgenoot en ik hebben beiden een leuke job met een goed inkomen. We hebben eigenlijk geen moeite om rond te komen, maar ik besef heel goed dat dat niet bij iedereen zo is. Mijn broer en schoonzus hebben het heel wat moeilijker. We nemen daarom geregeld de twee neefjes en het nichtje mee als we een dagje op stap gaan. En bij de geboorte van de jongste kregen ze naast een luiervoorraad ‘tegoedbonnen’ voor logeerpartijen. Op die manier hopen we mijn broer en schoonzus te kunnen helpen.’
b Gezinnen hebben een gezinsbudget. Omschrijf het begrip ‘gezinsbudget’ in je eigen woorden.
OPDRACHT 3: Ons klasbudget v Inleiding
De klas van Julan en Mila nam deel aan een wedstrijd ... en won! De klas krijgt een waardebon van 700 euro die ze volledig mogen uitgeven in Bellewaerde Aquapark. Daarmee moeten ze ook hun toegangstickets betalen. Om de uitstap goed voor te bereiden moeten ze een programma opstellen binnen het budget.
1 Wat is het budget?
Stap 1: Verdeel de klas in groepen van drie. Jouw groep bestaat uit:
Stap 2: Er zijn drie rollen: organisator, verslaggever en technicus. Lees de taken van elke rol.
Organisator Verslaggever Technicus
Jij leest telkens hardop de opdracht. Je zegt wat er gedaan moet worden.
De leerkracht bezorgt jou het overzichtsblad. Jij vult het blad met de uitgaven en inkomsten in. Je geeft het overzichtsblad bij het einde van de opdracht af aan de leerkracht.
Jij maakt gebruik van de rekenmachine of de computer. Je voert de berekeningen uit.
Stap 3: Schrijf aan het begin van elke opdracht je naam bij de juiste rol. Wissel bij elke opdracht van rol.
Organisator Verslaggever Technicus
De klas van Julan en Mila won 700 euro! Met dat bedrag moeten ze de toegangstickets, het vervoer en enkele andere zaken betalen. Vorig schooljaar hadden ze een aantal activiteiten georganiseerd om wat geld bij te verdienen. Dat geld mogen ze nu bij het gewonnen geld voegen. Zo hebben ze zeker voldoende budget.
Reken het totale budget uit dat ze kunnen besteden.
Stap 1: Reken uit wat hun totale budget is.
De technicus gebruikt de rekenmachine (of rekent uit het hoofd).
De verslaggever noteert de uitkomsten hier in het klad.
Stap 2: De leerkracht geeft feedback op de berekening in stap 1.
Feedback door de leerkracht
Stap 3: De verslaggever noteert de juiste bedragen van alle inkomsten op het overzichtsblad.
2 Wat zijn de uitgaven?
Organisator Verslaggever Technicus
a Toegangsticket
Jullie kennen nu het budget dat Julan en Mila mogen uitgeven. Ga na welke uitgaven ze zullen hebben.
Aquaticket volwassene Geldig voor één persoon ≥ 140 cm.
Aquaticket kind Geldig voor één kind ≥ 100 cm en < 140 cm
Geldig voor één kind ≥ 85 cm en < 100 cm
Family & Friends Groepen 4 tot 20 personen
Family & Friends XXL Groepen > 21 personen
1 Welk tarief is voor de klas van toepassing? Omcirkel in het overzicht.
2 Bereken het totale bedrag aan tickets voor de hele klas.
€ 23.00
€ 20.00
€ 10.00
€ 20.00
€ 16.00
Er zitten 18 leerlingen in onze klas.
3 De school stuurt twee leerkrachten mee. Ook zij hebben een ticket nodig. Hoeveel moeten ze betalen voor de leerkrachten?
4 Bereken het totale bedrag aan tickets, leerkrachten inbegrepen.
Feedback door de leerkracht
De verslaggever noteert het juiste bedrag op het overzichtsblad. De organisator en de technicus vullen ondertussen hun werkboek aan.
b Vervoer
De klas neemt de trein naar Ieper. Van daaruit nemen ze de bus naar Bellewaerde Aquapark.
Met een Youth Ticket reizen jongeren t.e.m.
25 jaar voor maar 7,50 euro op een traject naar keuze in België.
• Reis naar alle bestemmingen in België
• 7,50 euro per enkele reis in 2de klas
1 Wat betekent ‘enkele reis’?
Bron: www.belgiantrail.be
Reis voordelig in een groep van min. 10 en max. 30 personen. Groepsticket (10 - 30 pers.)
• Ideaal voor groepen
• 1,70 euro per persoon
• 1 uur geldig
2 Hoeveel kost de treinreis heen en terug voor één leerling?
3 Hoeveel kost de treinreis voor de hele klas, exclusief de leerkrachten?
4 Hoeveel kost de busreis heen en terug voor één leerling?
5 Hoeveel kost de busreis voor de hele klas?
6 Hoeveel kost het vervoer voor de hele klas, exclusief de leerkrachten?
7 Er gaan twee leerkrachten mee om de klas te begeleiden. Een treinticket kost 22 euro per persoon heen en terug. Voor de bus kunnen ze hetzelfde ticket als dat van de leerlingen gebruiken.
- trein:
- bus:
8 Bereken het totale bedrag aan vervoer voor de hele klas, inclusief de leerkrachten.
Feedback door de leerkracht
De verslaggever noteert het juiste bedrag op het overzichtsblad. De organisator en de technicus vullen ondertussen hun werkboek aan.
Organisator
Verslaggever Technicus
Uiteraard willen de leerlingen ook iets eten tijdens de uitstap. Vorig jaar hebben ze geld ingezameld dankzij de wafelverkoop en de carwash (zie p. 13). Dat geld mogen ze gebruiken voor het middagmaal en een lekker tussendoortje.
Frietjes 4,50 euro
Frietjes + saus 5,00 euro
euro
2,50 euro Hamburger 4,00 euro
2,80 euro
a De hele klas en de leerkrachten eten frietjes. Vijftien personen eten frietjes met saus, vijf personen willen geen saus. De helft van de groep neemt een hamburger, de andere helft wil kipnuggets.
Iedereen drinkt frisdrank, enkel de leerkrachten nemen water bij hun maaltijd.
Bereken hoeveel alles kost:
Frietjes: 4,50 euro x =
Frietjes + saus: 5,00 euro x =
Hamburger: 4,00 euro x =
Kipnuggets: 4,00 euro x =
Frisdrank: 2 ,80 euro x =
Water: 2 ,50 euro x =
Feedback door de leerkracht
Totaal =
De verslaggever noteert de juiste bedragen op het overzichtsblad. De organisator en de technicus vullen ondertussen hun werkboek aan.
b Bekijk het overzichtsblad met alle uitgaven tot nu toe. Bereken hoeveel jullie al hebben uitgegeven. Vul het schema aan en schrap wat niet past.
totale inkomsten euro
totale uitgaven euro
inkomsten – uitgaven euro
Jullie hebben euro over / te kort
Er is dus nog / geen budget over voor iets lekkers!
Dit is het wenslijstje:
Hoorntje (1 bol) 2,50 euro Wafel 3,50 euro
Hoorntje (2 bollen) 4,00 euro Pannenkoek 3,50 euro
Waterijsje 3,00 euro Snoepjes 4,00 euro
Hoorntje (2 bollen) IIII IIII
Waterijsje III
Wafel IIII
Pannenkoek IIII
1 Bereken hoeveel dit alles kost:
Hoorntje (1 bol): 2 ,50 euro x =
Hoorntje (2 bollen): 4,00 euro x =
Waterijsje: 3,00 euro x =
Wafel: 3,50 euro x =
Pannenkoek: 3,50 euro x =
Snoepjes: 4,00 euro x =
2 Heb je nog voldoende budget?
Totaal =
Feedback door de leerkracht
De verslaggever noteert de juiste bedragen op het overzichtsblad. De organisator en de technicus vullen ondertussen hun werkboek aan.
4 Klopt het plaatje?
Organisator Verslaggever Technicus
Deze opdracht doen jullie samen. De verschillende rollen vallen weg.
Maak de eindberekening:
• inkomsten:
• uitgaven:
We hebben euro over / te kort
5 Evalueer jullie groepswerk
Vul samen dit evaluatieschema in.
Evaluatieformulier groepswerkOVUR-schema
0 Het was voor iedereen duidelijk wat de opdracht precies inhield.
V Iedereen wist bij elke opdracht wat wat de taak van de rol precies was.
U Iedereen voerde de toegewezen rol uit.
Iedereen hield rekening met het tijdschema/de planning.
R Productevaluatie:
Wat vonden jullie van het resultaat?
Wat kan beter?
Procesevaluatie:
Wat vonden jullie van de samenwerking?
Wat kan beter?
Opmerkingen
OPDRACHT 4: Het gezinsbudget v
Inleiding
Een gezinsbudget geeft inzicht in de inkomsten en uitgaven van een gezin. Het helpt bij het beheren van dagelijkse kosten zoals wonen, voeding en vervoer. Lenen kan soms nodig zijn voor grote aankopen, maar brengt risico's met zich mee. Je moet daarom op zoek naar een gezond gezinsbudget.
1 Inkomstenbronnen van een gezin
a Bekijk de grafiek. Wat geeft de grafiek weer? Leg uit in je eigen woorden.
Inkomstenbronnen gezinnen
Andere
Schooltoelage
Intresten
Huuropbrengsten
Financiële steun van familie of …
Alimentatie
Pensioen
Uitkering voor tijdskrediet
Groeipakket (kindergeld)
Leefloon
Uitkering voor ziekte of invaliditeit
Werkloosheidsuitkering
Netto-bedrijfsinkomen
Wedden en lonen
Bron: www.statbel.fgov.be
b Welke bronnen van inkomsten kan een gezin hebben? Noteer uit welke drie categorieën de meeste gezinnen hun inkomsten halen volgens de grafiek. 1 2 3
c Begrijp je alle woorden? Combineer de woorden met de passende omschrijving.
1 alimentatie
2 uitkering voor tijdskrediet
3 leefloon
A geld van de overheid om je te helpen je studiekosten te betalen
B het geld dat je verdient door te werken
C een maandelijks bedrag dat je van het OCMW krijgt wanneer je inkomen te laag is om van te leven en je die situatie niet kunt veranderen
4 schooltoelage D het geld dat je krijgt van de overheid, per kind, om je te helpen met de opvoedingskosten
5 wedden en lonen E een financiële bijdrage aan het levensonderhoud van de kinderen, en/of de partner na een echtscheiding
6 groeipakket F een uitkering van de overheid bij een loopbaanonderbreking om het loonverlies te compenseren
7 interest of rente G een vergoeding die de bank geeft wanneer je geld op je spaarrekening zet
2 Uitgaven
a Een gezin heeft niet enkel inkomsten, maar ook uitgaven. Bekijk het schijfdiagram.
Uitgavenposten van een gemiddeld Belgisch gezin
Horeca 6 % Persoonlijke verzorging 10 %
Opleiding 1 %
Cultuur en vrije tijd 8 %
Communicatie 3 %
Transport 12 %
Gezondheid 5 %
Meubelen, huishoudtoestellen en onderhoudsproducten 6 %
Bron: www.statbel.fgov.be
Voeding en niet-alcoholische dranken 13 %
Alcoholische dranken en tabak 2 %
Kleding en schoenen 4 %
Woning, gas, water en elektriciteit 30 %
b Wat geeft het schijfdiagram weer? Leg uit in je eigen woorden.
c A an welke vijf zaken geeft een gezin het meeste geld uit? Omcirkel in het diagram.
Je hebt een aantal inkomsten en uitgaven die elke maand en elk jaar terugkomen. Maar je moet ook rekening houden met een aantal onverwachte (grote) uitgaven.
a Noteer deze inkomsten en uitgaven op de juiste plaats in de tabel.
Stap 1: Vul de inkomsten aan. Je maakt een onderscheid tussen:
■ terugkerende inkomsten: inkomsten die regelmatig terugkomen, vaak maandelijks of jaarlijks. Voorbeelden: loon, groeipakket, pensioenuitkering …
■ toevallige inkomsten: inkomsten die onverwacht of onregelmatig voorkomen. Ze kunnen veranderen van bedrag. Voorbeelden: eenmalige bonus op het werk, geld uit verkoop van spullen, erfenis, loterijgeld …
Stap 2: Vul de uitgaven aan. Je maakt een onderscheid tussen:
■ vaste uitgaven: uitgaven die elke maand hetzelfde zijn. Voorbeelden: huur, autoverzekering ...
■ variabele uitgaven: uitgaven die elke maand verschillen, afhankelijk van je gebruik of situatie. Sommige maanden zijn ze hoger, andere maanden lager. Voorbeelden: boodschappen, brandstofkosten, elektriciteit …
■ uitzonderlijke uitgaven: speciale uitgaven die niet vaak voorkomen. Ze vallen buiten de normale maandelijkse kosten. Voorbeelden: reis, auto …
aankoop gezinswagen – abonnement internet – boodschappen – busabonnement –erfenis – bioscoopticket – huur woning – huuropbrengsten – intrest/rente – groeipakket –kleding – loon – schoolrekeningen – abonnement/data smartphone – afbetaling autolening –terugbetaling gezondheidszorgen – werkloosheidsuitkering – loterijgeld – autoverzekering
inkomsten
terugkerende toevallige
uitgaven vaste variabele uitzonderlijke
b Lees het stappenplan om een gezinsbudget goed te beheren en zet de juiste titel bij elke stap.
Geef slim uit – Bepaal de inkomsten en uitgaven – Plan altijd –Bouw een financiële buffer in
Stap 1:
Stap 2:
Stap 3:
Om je gezinsbudget op te stellen, moet je altijd eerst het totale bedrag van de inkomsten en uitgaven bepalen.
Stap 4:
Wanneer je een duidelijk beeld hebt van de belangrijkste inkomsten en uitgaven, is het ook belangrijk om te proberen sparen voor onvoorziene uitgaven. Zo leg je een buffer of spaarpotje aan. Als het nodig is, kun je dat gebruiken voor onvoorziene uitgaven zoals een onverwacht defect aan je wagen, een kapotte koelkast ...
Het is belangrijk om alles te plannen, in de eerste plaats om je gezinsbudget te beheren en in de tweede plaats om geld te besparen. Wanneer je bijvoorbeeld de aankopen voor kleding, schoenen, elektronische en huishoudelijke producten plant tijdens de solden, kun je een hoop geld besparen.
Uit onderzoek is gebleken dat de Belgen veel eten moeten weggooien. Koop dus niet meer dan je echt nodig hebt.
VEEL ETEN WEG 15 tot 25 KILO PER JAAR
200 000 TON verspild voedsel per jaar
BELGISCHE GEZINNEN VOEDEN Hiermee kun je een jaar lang
100 000
4 De voor- en nadelen van lenen
a Wat betekent de uitdrukking ‘geld lenen kost ook geld’?
Pas op! Geld lenen kost ook geld!
b Lees eerst de onderstaande situaties.
Situatie 1
Amina wil een nieuwe laptop kopen voor thuis. Ze besluit een lening af te sluiten bij de bank voor 1 000 euro met een rente van 4 % per jaar. Na twee jaar moet ze de lening terugbetalen. In plaats van 1 000 euro moet ze wel 1 080 euro betalen, 80 euro extra. Ze leent er liever voor omdat ze die laptop nu nodig heeft en sparen langer duurt.
Situatie 2
Stacey wil een luxevakantie boeken samen met 3 vriendinnen, maar ze heeft als enige van de groep op dit moment net niet genoeg geld: de reis kost 5 000 euro en ze komt 2 000 euro te kort. Ze sluit een persoonlijke lening af van 2 000 euro met een rente van 7 % per jaar. Na een jaar moet ze 2 140 euro terugbetalen. Ze betaalt dus 140 euro extra voor dezelfde reis.
Situatie 3
Stef en Olha willen een nieuwe gezinsauto kopen. De oude is niet meer door de keuring geraakt. Ze hebben echt een wagen nodig om allebei op hun werk te geraken, maar hun spaargeld is helemaal op omdat ze net verhuisd zijn naar een groter appartement en veel nieuwe meubels gekocht hebben. Ze sluiten een lening af van 20 000 euro met een rente van 5 % per jaar. Ze kiezen ervoor om het bedrag in vijf jaar af te betalen. Uiteindelijk betalen ze ongeveer 22 645 euro terug, dus 2 645 euro meer dan het oorspronkelijke bedrag.
c Vul de tabel aan.
• Hoeveel bedraagt het geleende bedrag?
• Hoeveel bedraagt de rente het eerste jaar?
• Hoeveel moeten ze uiteindelijk betalen?
Lening
Amina
Stacey
Stef en Olha
Rente jaar 1
Totaal betaald bedrag
Weetje
Stel je voor dat je geld leent om iets groots te kopen, zoals een fiets of een laptop. In plaats van alles in een keer terug te betalen, betaal je het geleende bedrag in delen terug. Daarbovenop komt intrest of rente. In het geval van Stef en Olha zouden ze na vijf jaar 25 000 euro moeten betalen. Maar er wordt een speciale formule gebruikt voor maandelijkse afbetalingen. Dat betekent dat de manier waarop je iedere maand betaalt en hoeveel rente erbij komt anders is dan wanneer je aan het einde alles in een keer zou betalen. Het zorgt ervoor dat je minder grote bedragen per maand betaalt, waardoor het totale bedrag verschilt met de gewone formule.
d Beantwoord deze vragen.
1 Om welke reden leent Amina liever voor de laptop dan ervoor te sparen?
2 Om welke reden leent Stacey voor de reis?
3 Waarom lenen Stef en Olha voor de wagen in plaats van ervoor te sparen?
4 Welk nadeel heeft lenen in elk van deze gevallen?
5 Wat zou jij in hun plaats doen: lenen of op zoek gaan naar een andere oplossing? Zo ja, aan welke andere oplossing denk je dan?
Voor Amina:
Voor Stacey:
Voor Stef en Olha:
e Bekijk het filmpje en beantwoord de vragen.
1 Wat is kopen op krediet?
¨ Je koopt een product en betaalt het volledige bedrag direct bij de aankoop.
¨ Je koopt een product en doet de betaling in schijven, waarbij vaak rente wordt gerekend.
¨ Je koopt een product zonder ooit te hoeven betalen.
v IDEO: KREDIET
¨ Je koopt een product met korting, waarbij je het volledige bedrag later in een keer moet betalen zonder extra kosten.
2 Waarom worden de regels strenger rond het consumentenkrediet?
3 Waarom worden ook de verkopers gecontroleerd?
f Plaats het passende begrip bij de omschrijving. Kies uit:
lening – rente – schuld
(of intrest) is de vergoeding die je moet betalen als je geld hebt geleend.
is een geldbedrag dat door iemand aan jou wordt verstrekt op voorwaarde dat je het later terugbetaalt.
is het bedrag van je lening dat je nog moet terugbetalen. Als je 1 000 euro geleend hebt en daarvan al 100 euro hebt terugbetaald, dan is je schuld 900 euro.
OPDRACHT 5: Persoonlijke administratie
Inleiding
Om inzicht te krijgen in je inkomsten en uitgaven, moet je een persoonlijke administratie bijhouden. Administratie is niet alleen iets voor bedrijven of volwassenen, maar ook voor jou kan het belangrijk zijn. Als je sommige documenten verliest, heb je een groot probleem ... Het is belangrijk om bepaalde documenten goed te bewaren.
1 Administratie
a Jouw schoolagenda bijhouden is een vorm van administratie. Schrijf in één zin op wat ‘administratie’ voor jou betekent.
Vergeet niet om je kasticket goed te bewaren. Je weet nooit of je het nodig hebt als er iets misgaat.
Pfff, wat zou er mis kunnen gaan?
Maar oké, ik stop het in mijn tas! Een paar weken later...
Wat?! Waarom werkt dit ding niet meer? Ik moet het terugbrengen!
Waar is dat kasticket?! Ik weet zeker dat ik het hier had gestopt ...
Mijn koptelefoon is kapot! Maar ik ben mijn kasticket kwijt...
Zonder kasticket kunnen we je aankoop niet vinden in ons systeem en kunnen we niet ruilen of geen garantie bieden.
Vanaf nu bewaar ik elk kasticket goed. Ik ga een speciale map maken om ze in op te bergen.
b Als je sommige documenten verliest, heb je een groot probleem. Waarom is het belangrijk om bepaalde documenten te bewaren?
2 Veilig bewaren
Bekijk de documenten in de eerste kolom.
• Waarom bewaar je deze documenten? Vul aan in de tweede kolom.
• Waar kun je deze documenten het best bewaren? Vul aan in de derde kolom.
Document Reden om te bewaren Waar te bewaren? herhalingstoets wiskunde (online) kasticket
schoolrapport online concertticket voor volgende maand
garantiebewijs identiteitskaart treinabonnement
OPDRACHT 6: Hoe heeft de overheid invloed op ons budget?
Inleiding
De overheid draagt zorg voor de samenleving en ook voor ons budget. De maatregelen van de overheid hebben een invloed op de financiële situatie van individuen en gezinnen. De overheid zorgt er namelijk voor dat iedereen toegang heeft tot onderwijs, sportclubs of openbaar vervoer.
Wat doet de overheid?
Stap 1: Lees de krantenkoppen.
Stap 2: O ver welk domein gaat de krantenkop? Duid aan in de eerste kolom van de tabel op p. 30.
Stap 3: Lees nu de artikels.
Stap 4: Op welke manier helpt de overheid? Beantwoord de vraag in de tweede kolom.
Stap 5: Waarom is het volgens jou belangrijk dat de overheid dat doet? Beantwoord de vraag in de derde kolom.
Buzzy Pazz, hét jongerenabonnement van De Lijn. Ben je tussen 6 en 24 jaar? Dan gebruik je toch een Buzzy Pazz voor al je verplaatsingen! Met dit abonnement reis je onbeperkt met alle bussen en trams (uitgezonderd de Limburgse snellijnen) van De Lijn in Vlaanderen en Brussel. Bij aankoop van jouw Buzzy Pazz zijn er heel wat kortingen mogelijk. Online wordt bovendien automatisch berekend of je recht hebt op een gezins- of gemeentekorting.
Bron: https://www.delijn.be/
Sport Vlaanderen wil iedereen in Vlaanderen zoveel mogelijk kansen bieden om te sporten en te bewegen, omdat we geloven dat iedereen er gelukkiger en gezonder van kan worden, en het ons als samenleving sterker en hechter maakt. Niet voor niets is onze campagneslogan #sportersbelevenmeer. We doen dit door het sport- en beweegaanbod in Vlaanderen zo kwaliteitsvol, zo aantrekkelijk en zo toegankelijk mogelijk te maken op maat van elke sporter. We investeren in infrastructuur, leiden trainers op, delen kennis en brengen mensen samen.
Bron: https://www.sport.vlaanderen/
Sinds januari 2023 neemt de wettelijke ziekteverzekering alle kosten van tandzorg voor jongeren tot 19 jaar op zich. Voorts gaan ook 80-plussers erop vooruit. Voor de facturen die niet door de wettelijke verzekering terugbetaald worden, kan je nog altijd rekenen op je ziekenfonds of op een gespecialiseerde verzekering.
Bron: https://www.hln.be/
De Vlaamse Onderwijsminister investeert meer dan € 24 miljoen in 98 scholenbouwprojecten verspreid over heel Vlaanderen. Daarmee zet de minister de investeringen in gloednieuwe en gerenoveerde schoolgebouwen onverminderd verder. Duizenden leerlingen zullen samen met het onderwijspersoneel van deze nieuwe en vernieuwde schoolgebouwen gebruik kunnen maken. “Door te investeren in schoolinfrastructuur, investeren we ook in de kwaliteit van ons onderwijs”, aldus de Vlaamse Onderwijsminister.
Bron: https://www.agion.be/
Één vervoerbewijs voor al je verplaatsingen met bus of tram. Ben je 65 jaar of ouder en reis je regelmatig met De Lijn? Dan geniet je van een voordelig vervoerbewijs, namelijk de Omnipas 65+. Zo reis je onbeperkt met alle bussen en trams (uitgezonderd de Limburgse snellijnen) van De Lijn in Vlaanderen en Brussel.
Bron: https://www.delijn.be/
DomeinOp welke manier helpt de overheid?Waarom is het belangrijk dat de overheid dit doet?
1 Buzzy Pazz, van 6 tot 24 jaar
¨ onderwijs
¨ gezondheidszorg
¨ openbaar vervoer
¨ sport
2 Sport Vlaanderen wil iedereen laten bewegen
¨ onderwijs
¨ gezondheidszorg
¨ openbaar vervoer
¨ sport
3 Wie de tandarts overslaat, krijgt minder terugbetaald
¨ onderwijs
¨ gezondheidszorg
¨ openbaar vervoer
¨ sport
4 Minister van Onderwijs investeert 9,5 miljoen euro in West-Vlaamse schoolbanken
¨ onderwijs
¨ gezondheidszorg
¨ openbaar vervoer
¨ sport
5 Zorgeloos en goedkoop reizen met Omnipas 65+
¨ onderwijs
¨ gezondheidszorg
¨ openbaar vervoer
¨ sport
Welke van deze voorbeelden hebben invloed op jouw dagelijkse leven?
Stel je voor dat je geen toegang had tot school. Hoe zou jouw leven er dan uitzien?
OPDRACHT 7: Het gezinsbudget van de spilfiguren
Inleiding
Om een gezinsbudget goed te beheren, moet je ook rekening houden met de behoeften en de samenstelling van het gezin.
Onderzoek of de gezinnen van de spilfiguren erin slagen om rond te komen. Gebruik de onlinetool die je terugvindt op het onlineleerplatform.
Stap 1: Je leerkracht geeft je een tekst over de financiële situatie van een gezin.
Bestudeer grondig de situatie van jouw gezin. Markeer de inkomstenbronnen in het groen en de uitgavenposten in het rood.
Stap 2: Noteer hieronder de inkomstenbronnen van het gezin. Geef ook aan of dat terugkerende of toevallige inkomstenbronnen zijn.
Inkomstenbronnen
TEKST: FINANCIËLE SITUATIE
Terugkerende inkomsten
Toevallige inkomsten
Stap 3: Noteer hieronder de verschillende uitgavenposten. Geef ook aan of dat vaste, variabele of uitzonderlijke uitgaven zijn.
Uitgavenposten
Vaste uitgaven
Variabele uitgaven
Uitzonderlijke uitgaven
Stap 4: K an het gezin sparen voor toekomstige of onverwachte uitgaven?
a Vul de inkomsten en uitgaven van het gezin in via de onlinetool die je terugvindt op het onlineleerplatform.
b Hoeveel geld houdt het gezin aan het einde van de maand over? Of komt het gezin op het einde van de maand niet rond? Noteer jullie bevindingen.
c Welk advies zou je jouw gezin willen meegeven?
OPDRACHT 8: En nu jij? U
1 Waarom is het belangrijk om je inkomsten en uitgaven goed bij te houden? Bespreek.
2 Lees de situaties en beantwoord deze vragen. Noteer de antwoorden in de tabel.
• Welk document krijgt de persoon?
• Moet je het bewaren?
• Leg uit waarom niet/wel?
• Indien wel, waar ga je het bewaren?
Situatie 1
Nora heeft net een leuk T-shirt gekocht voor de verjaardag van haar beste vriendin. Hopelijk vindt ze het mooi, maar Nora kon het nog altijd ruilen met het digitaal kasticket dat ze automatisch in haar mailbox heeft ontvangen.
Situatie 2
Omar kocht een nieuwe fiets bij de fietsenwinkel en kreeg daarbij een garantiebewijs.
Situatie 3
Elke keer dat Anouchka een broodje koopt bij haar favoriete broodjeszaak, krijgt ze een stempel op haar spaarkaart. Na tien stempels krijgt ze een gratis broodje.
Situatie 4
Kevin koopt online kaartjes voor een concert over vijf maanden. Via mail krijgt hij een bevestigingsmail met de digitale tickets.
ja/nee 2 ja/nee
ja/nee 4 ja/nee
3 Lees opnieuw de krantenkoppen op p. 28 en geef nu drie manieren waarop de overheid invloed heeft op jouw dagelijks leven.
OPDRACHT 9: Evalueer jezelf R
1 Wat vond je van dit hoofdstuk? Omcirkel de emoji(‘s) die je gevoel het best omschrijft.
Ik koos deze emoji(’s) omdat:
2 Duid aan of je de volgende vaardigheden goed beheerst of dat het nog beter kan.
Checklist
Ik kan het. Hier kan ik nog groeien.
Ik kan keuzes maken binnen een budget. ¨¨
Ik kan bij mijn keuzes rekening houden met het beschikbare budget.
Ik kan uitgaven en inkomsten onderscheiden binnen een budget.
Ik kan uitleggen welke inkomsten jongeren hebben.
Ik kan uitleggen welke uitgaven jongeren hebben.
Ik kan een overzicht maken van de verschillende inkomstenbronnen van gezinnen.
Ik kan een overzicht maken van de verschillende uitgavenbronnen van gezinnen.
Ik kan tips geven voor een goed budgetbeheer van gezinnen.
Ik kan met een voorbeeld uitleggen wat rente is.
Ik kan met een voorbeeld uitleggen wat een lening is.
Ik kan met een voorbeeld uitleggen wat schuld is.
Ik begrijp de risico‘s van geld lenen.
Ik kan een belangrijk document zoals een toegangsticket veilig bewaren. ¨¨
Ik kan de rol van organisator opnemen in een groepswerk. ¨¨
Ik kan de rol van verslaggever opnemen in een groepswerk.
Ik kan de rol van technicus opnemen in een groepswerk.
Ik kan me aan een planning houden binnen een groepswerk.
Ik kan mijn rol in een groepswerk evalueren.
Ik kan de werking van onze groep evalueren.
Ik kan een taakverdeling opstellen en me eraan houden.
Ik kan mijn mening respectvol uiten. ¨¨
Ik kan zelfstandig opdrachten uitvoeren. ¨¨
Ik kan vlot samenwerken met anderen. ¨¨
Inleiding
De wereld om ons heen verandert steeds en wij mensen hebben daar veel mee te maken. In dit hoofdstuk ga je nadenken over hoe mensen de omgeving beïnvloeden.
- Hoe beïnvloeden de ruimte en het landschap elkaar?
- Hoe hebben wij invloed op onze omgeving?
- Hoe verandert de natuur het landschap?
- Hoe verandert de mens het landschap?
- En wat zijn de gevolgen van wat mensen doen?
OPDRACHT 1: van landschap naar ruim te O
1 Kijken naar het landschap
a Wat is een landschap? Leg uit in je eigen woorden.
Een landschap is
b K ijk uit het raam van de klas en beschrijf het landschap. Noem minstens vijf landschapselementen.
Als je op een heuvel staat en uitkijkt over een vallei, zie je een landschap dat bestaat uit huizen, velden, bomen en wegen.
Landschapselementen vormen een vast onderdeel van het landschap. Je kunt ze onderverdelen in twee groepen:
• Natuurlijke landschapselementen zijn door de natuur gevormd.
• Menselijke landschapselementen zijn door de mens gemaakt.
Wolken, auto’s, mensen … behoren niet tot de landschapselementen, want ze verplaatsen zich.
c Bekijk de landschapselementen. Onderstreep de natuurlijke en omcirkel de menselijke landschapselementen.
struik – haag – gebouw – gras – omheining – straat – speelplaats – bomen – rivier –voetbalveld – poort – muur
2 Soorten landschappen
Landschappen kun je onderverdelen in natuurlandschappen, die hoofdzakelijk door de natuur gevormd zijn, en cultuurlandschappen, die hoofdzakelijk door de mens gevormd zijn. Een landschap met een bos kan dus zowel een natuurlandschap (natuurlijk bos) als een cultuurlandschap (aanplantbos) zijn.
Duid aan of het om een natuurlandschap of om een cultuurlandschap gaat.
¨ natuurlandschap
¨ cultuurlandschap
¨ natuurlandschap
¨ cultuurlandschap
3 De ruimte achter het landschap
¨ natuurlandschap
¨ cultuurlandschap
¨ natuurlandschap ¨ cultuurlandschap
¨ natuurlandschap ¨ cultuurlandschap
¨ natuurlandschap ¨ cultuurlandschap
Kijk opnieuw door het raam. Je ziet het landschap van je school. Denk nu aan de buurt rond je school. Wat weet je over die buurt? Bespreek:
• Z ijn er groene zones, zoals bomen, parken en tuinen in de buurt?
• Z ijn er veel huizen, winkels, kantoren of appartementen?
• Is er voldoende ruimte voor auto’s, fietsers en voetgangers?
Het landschap van je school zie je als je door het raam kijkt. Je ziet een speelplaats, gebouwen, struiken, een fietsenstalling ...
De ruimte rond je school is groter dan wat je op dat moment kunt zien. De school staat bijvoorbeeld in een buurt met parken, bedrijven, woonhuizen, straten ...
De ruimte is een groter gebied dan het landschap dat je kunt zien. Het is belangrijk om na te denken hoe je die ruimte gebruikt. Waar gaan mensen wonen, waar staan bedrijven, wat met de natuur ... ?
OPDRACHT 2: Hoe landschappen veranderen
Inleiding
Zowel de natuur als de mens bepalen hoe een landschap eruitziet. Sommige landschappen zijn bijna helemaal door de natuur gemaakt, terwijl andere sterk veranderd zijn door mensen. Denk bijvoorbeeld aan steden die we bouwen of natuurgebieden die we beschermen of aanpassen. Onze keuzes hebben invloed op het landschap. Tegelijkertijd kan de natuur het landschap ook flink veranderen. Zo werken de natuur en de mens samen aan hoe de wereld eruitziet.
1 Welke invloed heeft de natuur op het landschap?
a De natuur kan het landschap op ingrijpende manieren veranderen. Lees de artikels.
9 doden en meer dan 1 000 gewonden na aardbeving Taiwan
Bij een zware aardbeving in Taiwan zijn zeker 9 doden en meer dan 800 gewonden gevallen. De beving had een kracht van 7.2. Daarmee is het de zwaarste beving in 25 jaar in de regio. Volgens lokale media zouden meer dan 70 mijnwerkers ingesloten zijn in twee steengroeven, ruim 100 mensen zouden nog vastzitten in versperde tunnels of ingestorte gebouwen.
Bron: 2024-04-03, VRT
Op het schiereiland Reykjanes, in het zuidwesten van IJsland, is vanochtend opnieuw een vulkaan uitgebarsten. Volgens experts kan deze uitbarsting – de derde in enkele weken tijd – drie dagen aanhouden. Beelden tonen hoe de grond over 3 kilometer gescheurd is en er gesmolten gesteente naar boven spuit. De lava stroomt drie kanten op: richting het oosten, het westen en nu ook naar het zuiden.
Bron: 2024-02-08, VRT
Oscar kwam zondagavond aan land als een orkaan van de eerste categorie met windsnelheden van meer dan 120 kilometer per uur. Bomen en elektriciteitskabels werden omvergeblazen, daken van de huizen gerukt, zo was op beelden van de Cubaanse staatstelevisie te zien. De golven langs de kust kwamen tot wel vier meter hoog. Zware regenval, op sommige plekken meer dan 254 millimeter, veroorzaakte aardverschuivingen en overstromingen in het oosten van het land.
Bron: 2024-10-22, Het Laatste Nieuws
Sinds het weekend kampt Portugal met tientallen bosbranden, vooral in het centrum en het noorden van het land. Die zijn veroorzaakt door zeer hoge temperaturen in de regio en aangewakkerd door hevige wind.
Meer dan 5 000 brandweerlieden zijn ingeschakeld en maandag was al tienduizend hectare in vlammen opgegaan. Tientallen huizen zijn vernietigd.
Bron: 2024-09-18, De Standaard
De Ardennen veranderden in een kolkende watermassa. De schade is gigantisch groot en helaas zijn er ook talloze mensen overleden. Bijna alle rivieren zijn buiten hun oevers getreden en hebben de dorpjes zoals Durbuy en Pepinster waar ze doorheen kronkelden met de grond gelijk gemaakt. Ook vele campings die langs de rivieren liggen, zijn weggespoeld.
2021-07-16, Ardennen.nl
b Markeer in de titel van elk artikel welke natuurramp een grote invloed heeft op het landschap.
c Onderstreep in elk artikel op welke manier de natuurramp het landschap verandert.
d Omcirkel in de titel van elk artikel in welk land of op welke plaats de natuurramp plaatsvond.
e Duid elke locatie aan op de wereldkaart.
2 Welke invloed hebben wij op het landschap?
Op welke manieren denk je dat mensen het landschap veranderen?
Bekijk de verschillende foto’s op p. 39-41 en beantwoord de vragen.
Wonen
a Wat zie je op foto 1?
¨ kerstmarkt
¨ pretpark ¨ bergdorp
Niet alleen de natuur verandert het landschap, de mens doet dat ook.
¨ dam ¨ hoogbouw
¨ landelijke woonwijk
¨ dijk ¨ skigebied
b Wat valt je op aan hoe de ruimte hier wordt gebruikt? Denk hierbij aan de gebouwen, de ruimte tussen de gebouwen, natuurlijke elementen …
c Wat zie je op foto 2?
¨ kerstmarkt
¨ pretpark
¨ bergdorp
¨ dam
¨ hoogbouw
¨ landelijke woonwijk
¨ dijk ¨ skigebied
d Hoe verschilt de ruimte van de vorige foto? Denk hierbij aan de gebouwen, de ruimte tussen de gebouwen, natuurlijke elementen …
e Wat zie je op foto 3?
¨ kerstmarkt
¨ pretpark
¨ bergdorp
f Wat zie je op foto 4?
¨ kerstmarkt
¨ pretpark
¨ bergdorp
¨ dam ¨ hoogbouw
¨ landelijke woonwijk
¨ dam ¨ hoogbouw
¨ landelijke woonwijk
¨ dijk ¨ skigebied
¨ dijk ¨ skigebied
g Bekijk foto’s 3 en 4. Ze tonen allebei hoe mensen zich kunnen vermaken. Maar wat is het grote verschil tussen beide?
h Wat gebeurt er met de ruimte nadat het evenement voorbij is?
Toerisme
5 6
i Wat zie je op collage 5?
¨ kerstmarkt
¨ pretpark
¨ bergdorp
¨ dam ¨ hoogbouw
¨ landelijke woonwijk
j Welke functie krijgt de ruimte in de winterperiode?
k Wat zie je op collage 6?
¨ kerstmarkt
¨ pretpark
¨ bergdorp
¨ dam
¨ hoogbouw
¨ landelijke woonwijk
¨ dijk ¨ skigebied
¨ dijk
¨ skigebied
l Zodra de sneeuw smelt, krijgt de ruimte vaak een andere functie. Welke functie krijgt de ruimte nu?
Waterbeheersing
m Wat zie je op foto 7?
¨ kerstmarkt
¨ pretpark
¨ bergdorp
n Wat zie je op foto 8?
¨ kerstmarkt
¨ pretpark
¨ bergdorp
8
¨ dam ¨ hoogbouw
¨ landelijke woonwijk
¨ dam
¨ hoogbouw
¨ landelijke woonwijk
o Welk nut hebben deze landschappen?
¨ Ze zorgen voor drinkwater uit rivieren en meren.
¨ Ze beschermen land en infrastructuur tegen overstromingen.
¨ Ze verbeteren de waterkwaliteit door filtering van vervuild water.
¨ Ze regelen de visstand in meren en rivieren.
¨ dijk ¨ skigebied
¨ dijk ¨ skigebied
OPDRACHT 3: Stijgende zeespiegel v
Inleiding
Door klimaatverandering stijgt de zeespiegel wereldwijd. Een groot deel van Nederland ligt onder de zeespiegel, waardoor het risico op overstromingen groot is. Om het land te beschermen, heeft Nederland door de eeuwen heen verschillende oplossingen bedacht.
Zeespiegelstijging in Nederland
Stap 1: Bekijk aandachtig de foto’s.
Stap 2: Lees de onderschriften.
Stap 3: Luister en kijk naar de filmpjes.
Stap 4: Beantwoord de vragen.
Het klimaat verandert, de zeespiegel stijgt, het regent vaker, de bodem daalt en we krijgen vaker te maken met hoogwater. Als we niets doen, loopt Texel, dat grotendeels onder de zeespiegel ligt, onder water.
De Waddenzeedijk beschermt
Texel tegen hoogwater uit de Waddenzee.
De Deltawerken vormen een groot project in Nederland dat als doel heeft het land te beschermen tegen overstromingen vanuit de zee. Ze bestaan uit verschillende dammen, sluizen, dijken en speciale systemen die hoge golven tegenhouden.
Het Woudagemaal in de provincie Friesland is het grootste nog werkende stoompompstation ooit gebouwd. Het beschermt het land tegen de natuurlijke krachten van het water. Het staat op de Werelderfgoedlijst van UNESCO.
a Welke maatregelen neemt Nederland tegen de stijgende zeespiegel?
b Vul aan: dijk - gemaal = een systeem om water van een lager naar een hoger niveau te brengen = een verhoging langs een rivier of de kust om water tegen te houden
c Wat zijn de Deltawerken precies? Markeer in de tekst.
d Welke van de volgende activiteiten zijn de belangrijkste economische sectoren op Texel?
¨ visserij en olie-industrie
¨ toerisme, landbouw en veeteelt
¨ bosbouw en mijnbouw
¨ handel en luchtvaart
Overtollig water werd oorspronkelijk afgevoerd door middel van windmolens. Daarom zijn er nu nog zoveel molens in Nederland.
e Hevige neerslag is een van de gevolgen van de klimaatverandering in Friesland. Vul aan.
• In 2050 zal het zeewater vermoedelijk stijgen met cm.
• In 2100 zal het zeewater vermoedelijk stijgen met cm.
f Wat is het bijzondere aan het Woudagemaal?
¨ Het is het oudste gemaal van Europa.
¨ Het is het grootste nog werkende stoomgemaal ter wereld.
¨ Het is het eerste elektrische gemaal in Nederland.
¨ Het werkt volledig op zonne-energie.
g Wat gebeurt er bij extreem hoge waterstanden in Friesland?
¨ Het gemaal wordt uitgeschakeld om overstromingen te voorkomen.
¨ Het Woudagemaal pompt water in het IJsselmeer.
¨ Het water wordt afgevoerd naar omliggende provincies.
h Waarom is het Woudagemaal belangrijk voor Friesland?
¨ Het beschermt de provincie tegen droogte.
¨ Het helpt om de voeten droog te houden door overtollig water af te voeren.
¨ Het dient als een toeristische attractie en heeft verder geen functie meer.
i Wat is een positief effect van dijken op het toerisme?
j Wat is een negatief effect van stormvloedkeringen op de natuur?
k Lees de tekst. Hoe zou een drijvende stad het landschap en het leven van mensen kunnen veranderen?
Drijvende steden
Een nieuwe en innovatieve manier om met water om te gaan is door steden en huizen te bouwen die kunnen drijven. Dat betekent dat wanneer het water stijgt, de gebouwen meebewegen. Hierdoor kunnen mensen veilig blijven wonen, zelfs als het waterniveau verandert.
OPDRACHT 4: De gevolgen van de menselijke invloed
Inleiding
Naast de talrijke maatregelen in Nederland om het water te beheersen, zijn er ook andere menselijke activiteiten die landschappen veranderen. Die activiteiten hebben zowel positieve als negatieve gevolgen voor de omgeving.
1 Voor- en nadelen van hoogbouw en laagbouw
a Wat zijn hoogbouw en laagbouw? Zoek het op als je het niet weet.
• hoogbouw:
• laagbouw:
b Wat zie je op de foto? Is het een voorbeeld van hoogbouw of laagbouw?
c Waarom vind je volgens jou in stedelijke gebieden meer hoogbouw en minder laagbouw?
d Lees de tekst. Beantwoord de vragen.
Hoogbouw wordt steeds populairder in belgië
In de afgelopen jaren is België flink veranderd als het gaat om hoogbouw. Wat vroeger door sommige mensen als een probleem voor de stadsontwikkeling werd gezien, is nu een belangrijk onderdeel van onze steden geworden. Steeds meer Belgen zien hoogbouw als een teken van moderniteit en vooruitgang.
Hoogbouw in België
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat veel Belgen hoogbouw niet als een bedreiging zien voor moderne steden. Integendeel, mensen die veel reizen, merken dat kwalitatieve hoogbouw in 2024 een normaal onderdeel van de stad is. Het is een oplossing voor de groeiende bevolking en het gebrek aan ruimte. Natuurlijk moet dit zorgvuldig gebeuren, met aandacht voor leefbaarheid en duurzaamheid Dat betekent dat bij het ontwerpen van hoogbouw goed nagedacht moet worden over de kwaliteit van leven voor de bewoners en de gevolgen voor het milieu.
Moderne hoogbouw, een symbool voor mens en stad
Vandaag speelt hoogbouw een belangrijke rol in de stad. Het moet verschillende aspecten voor mensen, de stad en de samenleving combineren. De gevolgen van een toren of meerdere torens moeten altijd goed worden bekeken, met aandacht voor de voor- en nadelen, en met respect voor het verleden. Ook bij hoogbouw moeten er compromissen worden gesloten, maar het uiteindelijke doel moet zijn dat het een verbetering is voor zowel de mensen als de stad.
Bron: homeentrends.be
1 Zorgt hoogbouw voor meer open ruimte? Bekijk het filmpje.
2 Waarom ervaren steeds meer Belgen hoogbouw als iets positiefs?
¨ Het is goedkoper dan laagbouw.
¨ Het wordt gezien als een symbool van moderniteit en vooruitgang.
¨ Er is geen andere optie door gebrek aan ruimte.
¨ Het wordt gesubsidieerd door de overheid.
3 Wat zijn de voordelen van hoogbouw in een stad? Markeer in de tekst.
v IDEO: HO OGBOUW
4 “Bij het ontwerpen van hoogbouw moet er rekening gehouden worden met de leefbaarheid en de duurzaamheid.” Wat betekent dat?
5 Duid aan of de stelling om hoogbouw of laagbouw gaat.
Duid in de laatste kolom aan of het om een voordeel of een nadeel gaat.
Stelling Type Voordeel of nadeel
Dit type neemt minder ruimte in beslag.
hoogbouw laagbouw voordeel nadeel
De bewoners wonen dicht bij elkaar en hebben vaak minder privacy. hoogbouw laagbouw voordeel nadeel
Er kunnen meer mensen in de buurt wonen. hoogbouw laagbouw voordeel nadeel
Er is vaak meer ruimte voor tuinen, parken en bomen rondom de woningen.
Soms zijn voorzieningen zoals winkels en openbaar vervoer veraf.
hoogbouw laagbouw voordeel nadeel
hoogbouw laagbouw voordeel nadeel
e Bekijk het filmpje en beantwoord de vragen.
1 Leg in je eigen woorden uit wat cohousing betekent.
2 Waarom ligt de parkeerplaats onder de grond of aan de rand van de wijk?
3 Hoe kan cohousing helpen om ruimte slimmer te gebruiken?
4 Wat zijn de voordelen en de nadelen van samenleven in een cohousingwijk voor jong en oud?
Voordeel Nadeel v IDEO: COHOUSING
Zou jij cohousing overwegen? Wat vind je er leuk aan? Wat zou je minder fijn vinden?
2 Impact van tijdelijke en permanente voorzieningen
a Bekijk het filmpje. Beantwoord de vragen.
1 Wat is de Sinksenfoor?
¨ Een lokale jaarmarkt ¨ Een sportevenement
¨ Een jaarlijkse kermis ¨ Een muziekfestival
2 Wanneer vindt de Sinksenfoor meestal plaats?
¨ Rond Kerstmis ¨ In de zomer
3 Vul het schema aan.
¨ Rond Pinksteren ¨ In het najaar
Kies uit: Het Steen, Zuiderdokken, De Leien, Park Spoor Oost
Waar staat de Sinksenfoor?
v IDEO: SINKSENFO OR
4 Waarom moest de Sinksenfoor verhuizen?
Verhuis 1:
¨ te veel bezoekers ¨ verouderde attracties
Verhuis 2:
¨ te weinig bezoekers ¨ slecht weer
¨ de attracties waren verouderd ¨ klachten van buurtbewoners en studenten 1880 1969 2015 verhuis 1 verhuis 2
Jammer dat de Sinksenfoor maar een paar weken duurt.
¨ klachten van buurtbewoners en studenten ¨ door de auto’s en de tram
Ik zou zo graag nog eens naar Walibi gaan. We kunnen anders samen gaan?
b Noteer twee voordelen en twee nadelen van een kermis voor de omgeving.
Voordelen
Nadelen
c Noteer twee voordelen en twee nadelen van een pretpark voor de omgeving.
Voordelen
Nadelen
3 Ruimtelijke relaties
a Wat maakt skigebieden uniek? Bekijk de foto’s en de kaart. Beantwoord de vragen.
Wintersporttoerisme in de Alpen trekt elk jaar duizenden bezoekers.
b Welk gebied trekt jaarlijks duizenden skiërs?
c Duid het gebied aan op de kaart.
d Bekijk de afbeeldingen. Welke activiteiten vinden er plaats?
e Welke voorzieningen zijn er nodig voor een wintersportgebied?
f Bekijk de kaart. Wat valt je op over de ligging van skigebieden en bergen? Leg uit. Denk aan temperatuur en landschap.
g Waarom is een kustgebied minder geschikt als skigebied? Denk aan temperatuur en landschap.
h Stel je voor dat men aan de kust toch een skigebied bouwt. Hoe zou je een skigebied kunnen maken aan de kust, waar geen bergen of sneeuw zijn?
i Lees de tekst en beantwoord de vragen.
Klimaatverandering heeft een grote invloed op de seizoenen. In veel wintersportgebieden wordt het steeds moeilijker om genoeg natuurlijke sneeuw te krijgen om skipistes open te houden. De winters worden korter en warmer, waardoor er minder sneeuw valt. Om dat probleem op te lossen, maken skigebieden vaak gebruik van kunstmatige sneeuw, die ook in warmere periodes zoals de lente en zomer wordt gebruikt om het skiën mogelijk te maken.
▶ Kunstmatige sneeuw wordt gemaakt met speciale machines, zogenaamde sneeuwkanonnen. Ze gebruiken veel water en energie om sneeuw te produceren.
1 Op welke manier heeft de klimaatopwarming een invloed op de wintersportgebieden?
2 Kunstmatige sneeuw lijkt een oplossing voor te weinig natuurlijke sneeuw, maar het heeft ook nadelen voor het milieu. Vul de tabel aan.
Meer toeristen keren terug naar de skigebieden. Er is veel water en energie nodig om de sneeuw te maken.
De sneeuwkanonnen stoten vaak veel CO2 uit.
Skigebieden kunnen langer openblijven.
Stel dat jij de baas bent van een skigebied. Kies je ervoor om kunstmatige sneeuw te gebruiken of probeer je andere winteractiviteiten te bedenken die minder sneeuw nodig hebben? Geef twee redenen voor je keuze.
4 Hoe activiteiten het landschap vorm geven
a Bekijk deze afbeeldingen. Welke monumenten herken je op de foto’s? Waar staan ze? Noteer het onder elke afbeelding.
b Lees de teksten. Onderstreep de oorspronkelijke functie van het gebouw of monument in de tekst.
Het Atomium is een bijzonder gebouw in Brussel dat werd gemaakt voor de Wereldtentoonstelling in 1958. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat het een tijdelijk gebouw zou zijn, omdat de tentoonstelling maar zes maanden duurde. Na die zes maanden werden de meeste gebouwen afgebroken of verplaatst. Ook het Atomium zou eigenlijk worden afgebroken. Maar de Belgen vonden het gebouw zo speciaal dat ze het lieten staan. Nu is het Atomium een belangrijk symbool van Brussel. De negen grote roestvrijstalen ballen samen vormen een enorme ijzerkristal.
De Eiffeltoren werd oorspronkelijk tijdelijk gebouwd voor de Wereldtentoonstelling in 1889. Gustave Eiffel ontwierp een project dat iedereen sprakeloos achterliet: een ijzeren toren van 300 meter hoog! De toren veroverde al snel de harten van Parijzenaren en werd het symbool van veerkracht en innovatie. Het monument werd een van de belangrijkste attracties en trok alleen al in de eerste zes maanden meer dan twee miljoen mensen. De Eiffeltoren staat nu trots als een van ’s werelds meest geliefde en herkenbare monumenten.
Bron: eiffeltorenparijs.com
c Waarom bleven deze monumenten uiteindelijk staan? Leg in drie zinnen uit waarom.
Beide voorbeelden tonen aan dat het landschap kan blijven bestaan door de activiteiten die daar plaatsvinden.
1 De voor- en nadelen verkennen
a Lees het artikel. Vul daarna het schema op de volgende pagina aan.
De gemeente Boom heeft een bijeenkomst georganiseerd om terug te blikken op de laatste editie van Tomorrowland. Inwoners konden hun mening geven en suggesties doen om het dancefestival in de toekomst beter te organiseren. De meeste klachten gingen over het verkeer en de bereikbaarheid van woningen tijdens het festival.
Boom vindt het belangrijk om te luisteren naar de inwoners en hun zorgen serieus te nemen. Tomorrowland heeft de gemeente internationaal bekend gemaakt, maar er zijn niet alleen voordelen. Daarom werd er een bijeenkomst gehouden in congrescentrum De Pitte, in recreatiedomein De Schorre. Zowel positieve als negatieve feedback was welkom, en inwoners konden ideeën delen om het festival in de toekomst soepeler te laten verlopen.
“De meeste klachten gaan over mobiliteit,” zegt Debbie Nys van de gemeente Boom. “Boom is heel dichtbevolkt, wat anders is dan bijvoorbeeld Werchter. Bewoners voelen zich soms ‘opgesloten’ in hun buurt en hebben moeite om bij hun huizen te komen.”
Ook buurtbewoner Ivo Corbeels, die al meer dan 10 jaar een schakel is tussen de buurt, de gemeente en de organisatie, bevestigt dat mobiliteit de belangrijkste klacht is. “Het festival heeft impact op de buurt, met voor- en nadelen. Als je op een drukke dag nog snel naar de winkel wil, moet je beseffen dat het heel druk kan zijn,” zegt Corbeels.
Bron: 2022-10-19, VRT
b Noteer twee voordelen en twee nadelen van Tomorrowland op de omgeving.
Voordelen
Nadelen
2 Toekomst verzekerd
Lees de tekst. Beantwoord de vragen.
De provincie Antwerpen en het Provinciaal Recreatiedomein De Schorre in Boom hebben een nieuwe overeenkomst gesloten met Tomorrowland, dat de komende 66 jaar het festival hier mag blijven organiseren.
Tomorrowland kan zo verder investeren in De Schorre, wat ook de provincie helpt om het domein aantrekkelijker te maken voor recreatie. In 2023 trok het festival, dat over twee weekenden plaatsvond, zo’n 400 000 bezoekers. De partners richten zich op duurzaamheid, met projecten zoals waterbeheer en het planten van inheemse bomen en planten. Er zijn ook nieuwe wegen aangelegd en voorzieningen voor elektriciteit, data en glasvezel.
Michiel Beers, oprichter van Tomorrowland, zegt dat De Schorre is omgetoverd van een kleiput tot een ‘magische plek’ dankzij de samenwerking en investeringen. “Het is nu het hele jaar een prachtige plek om te wandelen en te fietsen,” voegt hij toe.
Gedeputeerde Mireille Colson (N-VA), die het contract onderhandelde, legt uit dat Tomorrowland in 2024 een vergoeding van 965 000 euro betaalde. Dat bedrag zal jaarlijks stijgen tot 1 200 000 euro in 2034 en daarna verder met de inflatie meegroeien. Tomorrowland verplicht zich ook om elk jaar gemiddeld 500 000 euro in het domein te investeren.
In 2023 bedroeg de jaarlijkse vergoeding 770 000 euro. De provincie en De Schorre krijgen door deze nieuwe inkomsten de kans om het domein verder te ontwikkelen en toegankelijker te maken voor het publiek.
Bron: 2023-10-26, Het Nieuwsblad
a Markeer in de tekst enkele voorbeelden van investeringen die Tomorrowland in De Schorre heeft gedaan om het domein duurzamer te maken.
b Hoeveel bezoekers trok Tomorrowland in 2023? In 2023 trok het festival ongeveer bezoekers.
c Wat vindt Michiel Beers, de oprichter van Tomorrowland, van de veranderingen in De Schorre?
d Waarom moet Tomorrowland elk jaar meer betalen?
e Hoe helpen de extra inkomsten van Tomorrowland de provincie om het domein verder te ontwikkelen? Onderstreep in de tekst.
f Is een groot festival als Tomorrowland een goede zaak voor de omgeving of niet? Leg uit waarom wel of niet.
OPDRACHT 6: Toen Benidorm nog een schattig vissersdorpje was U
Bekijk de foto en het filmpje. Lees de tekst. Beantwoord de vragen.
© Shutterstock AI. This content was generated by an Artificial Intelligence (AI) system and has been approved by content review.
v IDEO: BENID ORM
Benidorm is een populaire vakantiebestemming, beroemd om zijn zon, zee, stranden en levendige feesten. Wat ooit een klein vissersdorpje was, is uitgegroeid tot een bloeiende toeristische badplaats.
In de 17e eeuw waren olijven, sinaasappels en citroenen de belangrijkste bronnen van inkomsten voor de regio. Naast de landbouw kreeg de visserij ook steeds meer betekenis, vooral door de vangst van tonijnen. Dankzij de scheepsbouw en kustvaart werd Benidorm steeds belangrijker voor Spanje. In 1952 besloot de toenmalige burgemeester echter om de tonijnvisserij te verbieden, zodat de bevolking zich kon richten op toerisme.
Dat verborgen pareltje begon de aandacht te trekken van nieuwsgierige bezoekers, die werden aangetrokken door de prachtige gouden stranden en het aangename klimaat. De bouw van imposante hotels, wolkenkrabbers en moderne infrastructuur transformeerde Benidorm in een paradijs voor zon- en strandliefhebbers. Met een bruisende sfeer, levendig nachtleven en een divers cultureel aanbod trok de stad toeristen van over de hele wereld aan en werd het een onmiskenbare speler in de toeristische industrie.
Naar: 2019-03-05, Shuttledirect
a Wat was Benidorm oorspronkelijk?
¨ een industriestad
¨ een klein vissersdorpje
¨ een militaire basis
¨ een landbouwgebied
b Welke producten zorgden in de 17e eeuw voor hogere inkomsten in de regio?
¨ olijven, sinaasappels en citroenen
¨ aardappelen en tomaten
¨ vis en schelpdieren
¨ wijn en kaas
c Wat werd in 1952 door de burgemeester van Benidorm verboden?
¨ de bouw van hotels
¨ de tonijnvisserij
¨ de teelt van citrusvruchten
¨ het gebruik van boten
d Hoe heeft de bouw van hotels en wolkenkrabbers Benidorm beïnvloed?
¨ Het heeft de visserij gestimuleerd.
¨ Het heeft de stad veranderd in een toeristisch paradijs.
¨ Het heeft de lokale bevolking doen afnemen.
¨ Het heeft de landbouw verbeterd.
e Geef twee positieve en twee negatieve gevolgen van massatoerisme.
Positieve gevolgen Negatieve gevolgen
OPDRACHT 7: Evalueer jezelf R
1 Wat vond je van dit hoofdstuk? Omcirkel de emoji(‘s) die je gevoel het best omschrijft.
Ik koos deze emoji(’s) omdat:
2 Duid aan of je de volgende vaardigheden goed beheerst of dat het nog beter kan.
Checklist
Ik kan het. Hier kan ik nog groeien.
Ik kan het begrip landschap en landschapselement uitleggen. ¨¨
Ik kan een voorbeeld geven van een natuurlijk landschapselement en een menselijk landschapselement. ¨¨
Ik kan het verschil tussen een natuurlandschap en een cultuurlandschap uitleggen. ¨¨
Ik kan het begrip ruimte uitleggen. ¨¨
Ik kan voorbeelden geven van welke invloed de natuur heeft op het landschap. ¨¨
Ik kan voorbeelden geven van welke invloed de mens heeft op het landschap. ¨¨
Ik kan een voorbeeld geven van hoe Nederland rekening houdt met de zeespiegelstijging. ¨¨
Ik kan een positief gevolg geven van de menselijke invloed op een landschap. ¨¨
Ik kan een negatief gevolg geven van de menselijke invloed op een landschap. ¨¨
Ik kan een voorbeeld geven van een eenvoudige ruimtelijke relatie in een landschap. ¨¨
Ik kan mijn mening respectvol uiten. ¨¨
Ik kan zelfstandig opdrachten uitvoeren. ¨¨
Ik kan vlot samenwerken met anderen. ¨¨
Inleiding
Het hoofdstuk begint met de aankoop van een nieuwe smartphone. Daarna leer je meer over betalen met je smartphone. Tot slot onderzoek je andere betaalmiddelen. In de loop van dit hoofdstuk ontdek je de antwoorden op de volgende vragen:
- Welke factoren beïnvloeden de aankoop van een smartphone?
- Wat zijn de voor- en nadelen van betalen met een smartphone?
- Wat zijn de voor- en nadelen van andere betaalmiddelen?
- Welke zijn de gevaren en risico’s van elk betaalmiddel?
- Voor welke vormen van fraude moet je opletten wanneer je een aankoop betaalt?
OPDRACHT 1: Waar let je op bij de aankoop van een smartphone?
De aankoop van een nieuwe smartphone
a Wat zijn voor jou de drie belangrijkste zaken wanneer je een nieuwe smartphone kiest? Geef ze een cijfer van 1 (belangrijkste) tot en met 3. de prijs het merk de schermgrootte de snelheid de mening van mijn vrienden de batterijduur de camera de geluidskwaliteit de grootte van het geheugen reviews op sites de kleur het besturingssysteem (Android/iOS)
b Bespreek de resultaten klassikaal.
OPDRACHT 2: Waarom koop je een nieuwe smartphone? v
Inleiding
Een nieuwe smartphone koop je niet zomaar. Als je oude smartphone stukgaat, is de reden waarom je een nieuwe koopt duidelijk. Maar dat is misschien niet altijd het geval. En beslis je dat eigenlijk zelf, die aankoop? Of word je ongemerkt in die richting geduwd? We zoeken het uit.
1 Waarom koop je een nieuwe smartphone?
Bij een aankoop spelen verschillende factoren een rol. Duid aan in de mindmap waarom je een nieuwe smartphone koopt. Je mag meerdere antwoorden aanduiden.
¨ 1 Omdat mijn smartphone stuk is.
¨ 7 Andere reden, namelijk:
¨ 6 Hij werkt echt traag.
¨ 2 Omdat mijn batterij te vaak opgeladen moet worden.
¨ 5 Hij werkt nog, maar ik ben erop uitgekeken. Ik wil gewoon graag een andere.
¨ 3 Omdat ik hem niet meer leuk vind.
¨ 4 Omdat mijn vrienden allemaal een nieuwe hebben dus wil ik ook een nieuwe.
2 Reële of gecreëerde behoefte?
Reële behoeften = je hebt het echt nodig. Je smartphone is stuk of werkt niet meer goed en dat is niet leuk. Logisch dat je dan een nieuwe koopt. Het kan ook zijn dat je nog geen smartphone had en dit de eerste keer is dat je er (zelf) eentje koopt.
Gecreëerde behoeften = je hebt het niet echt nodig en/of de invloed van anderen speelt een rol in je beslissing. Je wilt graag een nieuwe smartphone, maar het is eigenlijk niet echt nodig. De oude werkt nog prima. Alleen hebben al je vrienden een nieuwe en zo wordt bij jou de behoefte gecreëerd om ook een nieuwe te willen. Ook reclame probeert een behoefte bij jou te creëren: je bent pas echt cool als je dit of dat hebt, wanneer er een nieuw model uitkomt bijvoorbeeld.
a Welke redenen uit de mindmap behoren tot de reële behoeften? Noteer de cijfers.
b En welke behoren tot de gecreëerde behoeften? Noteer de cijfers.
c Indien je zelf nog een andere reden toegevoegd hebt, tot welke behoeften behoort die dan?
d Lees eerst de onderstaande situaties. Duid in de tabel aan om welk soort behoefte het gaat. Noteer daarna in de laatste kolom bij de gecreëerde behoeften de factor die de behoefte veroorzaakt heeft. Kies uit:
reclame – sociale media – groepsdruk – solden en speciale aanbiedingen – cookies – status
Situatie
1 Je sportuitrusting voor de lessen LO is wat te klein geworden. Je koopt een nieuwe set aan.
2 Je volgt al een tijdje een influencer op TikTok. Die toont vaak de sportschoenen van een bepaald merk dat hij krijgt. Wanneer je een tijdje later nieuwe sportschoenen koopt, kies je sportschoenen van datzelfde merk.
3 Een aflevering van je favoriete serie wordt gevolgd door een reclameblok met een speciale aanbieding. Enkel vandaag kun je dezelfde trui kopen die het hoofdpersonage draagt in de serie. Je hebt geen nieuwe trui nodig, maar je vindt die trui echt wel mooi en koopt ze. Want het kan enkel vandaag, toch?
4 Al je vrienden hebben een iPhone. Je koopt ook een iPhone, ook al werkt je eigen smartphone nog prima.
5 Je hebt een nieuw paar schoenen nodig. Het zijn net solden. Dus dat komt goed uit. Je koopt je nieuwe paar schoenen aan een voordelige prijs.
Reële behoefte
Gecreëerde behoefte
Beïnvloedende factor
6 Het zijn solden. Je hebt eigenlijk helemaal geen nieuw paar schoenen nodig, maar dat ene paar in de etalage is echt wel cool en bovendien aan halve prijs. Je koopt ze.
Situatie Reële behoefte Gecreëerde behoefte Beïnvloedende factor
7 Tijdens de les MAVO vergeleek je de prijs van twee koptelefoons op het internet tijdens een opzoekopdracht. Sindsdien word je elke dag op sociale media overspoeld door reclame voor koptelefoons. Je hebt eigenlijk nog nooit de aankoop van een koptelefoon overwogen, maar nu twijfel je toch.
8 Je hebt een nieuwe smartphone nodig. Je twijfelt tussen een Samsung en een iPhone. Voor de aankoop van de iPhone heb je je hele budget nodig. Terwijl de Samsung veel goedkoper is en prima werkt. Maar met die dure iPhone maak je meer indruk natuurlijk. Niet iedereen kan zich dat veroorloven, toch? Je koopt daarom toch de iPhone.
e Geef zelf een voorbeeld van beide behoeften:
• reële behoefte:
• gecreëerde behoefte:
Weetje
Wat zijn cookies?
Een cookie is een klein tekstbestandje dat een website op je computer opslaat, als je dat accepteert. Cookies zullen ervoor zorgen dat je makkelijker kunt inloggen op websites die je eerder bezocht hebt. Ze onthouden ook wat je leuk vindt en wat er bijvoorbeeld in je winkelmandje ligt. Er bestaan verschillende soorten cookies. Je hoeft ze niet allemaal te aanvaarden wanneer een website je daarom vraagt. Enkel essentiële cookies zijn noodzakelijk:
- Strikt noodzakelijke of essentiële cookies: deze kun je niet uitzetten. Ze zijn nodig om de website goed te laten werken, bv. om te onthouden wat er in je winkelmandje ligt.
- Functionele cookies: die zorgen voor een persoonlijkere ervaring op een website. Ze onthouden bijvoorbeeld in welke taal jij de website het liefst bezoekt.
- Analytische of statistische cookies: die gebruiken de websitemakers voor hun statistieken. Zo kunnen ze bijvoorbeeld nagaan hoeveel bezoekers ze op een bepaald moment kregen.
- Marketing-, targeting- of advertentiecookies: die worden gebruikt om gepersonaliseerde advertenties te tonen. Ze houden je interesses en voorkeuren bij om zo advertenties te laten zien die je waarschijnlijk interessant vindt.
- Socialemediacookies: denk maar aan de Facebook-knop die je vaak onder of boven een nieuwsartikel vindt. Als je daarop drukt, wordt er een cookie op je computer opgeslagen, die laat weten aan Facebook dat je het nieuwsartikel op het platform wilt delen. Maar het gaat ook om cookies die kunnen volgen naar welke websites jij allemaal surft en zo gerichte reclame laten zien op hun socialemediaplatform.
Naar: https://beego.be/
Inleiding
Bij koppelverkoop geeft de verkoper extra korting als je twee of meer producten koopt in de winkel. De verkoper ‘koppelt’ de verkoop van het ene voorwerp aan de verkoop van een ander voorwerp, een voordeel of een dienst. Dat kan bijvoorbeeld een smartphone zijn in combinatie met een abonnement. Of korting op een paar oortjes bij aankoop van die bepaalde smartphone. Je komt koppelverkoop ook tegen in kledingwinkels waar men je bijvoorbeeld 50 % korting geeft op het tweede T-shirt als je er twee in een keer koopt.
Je spreekt van koppelverkoop wanneer je een bepaald product enkel samen met een ander product of dienst kunt kopen, of een voordeel krijgt op een product als je het koopt in combinatie met een ander product.
1 Een goede deal?
Lees de strip met Anouar en Julan en geef je eigen mening. Er is een speciale actie. Bij aankoop van een PlayStation kun je de nieuwste versie van het voetbalspel FIFA voor de helft van de prijs kopen.
Hoeveel kost de PlayStation?
550 euro, met twee controllers.
Da’s meer dan in die andere winkel. Daar was het 520 euro …
Krijgen, krijgen …. je moet het spel nog wel kopen hé.
Ja, maar kijk. Als je deze koopt, dan krijg je er de nieuwste versie van FIFA bij aan de helft van de prijs!
Ik weet het niet.
Wat zouden jullie doen?
Ja, maar aan de helft van de prijs. En de nieuwste versie!
Da’s toch een goede deal?
Op welk aanbod zou jij ingaan?
2 Koppelverkoop
Bekijk het aanbod.
a Welk product of dienst moet je aankopen in combinatie met een smartphone om van de aanbieding gebruik te kunnen maken?
b Dit lijkt een goede deal, toch? In plaats van 1 199,99 euro betaal je slechts 99 euro voor die smartphone. Reken uit hoeveel geld je dan bespaart.
c Analyseer de voorwaarden van het aanbod. Je kiest voor de optie ‘met abonnement’ en komt op de volgende webpagina terecht.
Bron: https://www.proximus.be/nl/personal/?
d Kost de smartphone echt maar 99 euro? Of toch niet? Leg uit.
e Als je het eerste aanbod kiest, hoeveel bespaar je dan op de aankoop van de smartphone?
Zonder abonnement betaal je 1 199,99 euro voor de smartphone.
totale aankoop = 1 199,99 – = je bespaart euro op de aankoopprijs
Je bent verplicht er een abonnement bij te nemen om van het aanbod gebruik te kunnen maken. Het goedkoopste abonnement kost je 16,99 euro per maand.
1 Reken uit hoeveel dat abonnement je kost: 16,99 x 24 = euro
Dat abonnement moet je minstens 24 maanden lang houden. Die kost komt er dus nog bovenop.
2 Hoeveel betaal je dan in totaal: aankoop en abonnement samen?
949,99 + 407,76 = euro
f Stel dat je voor het tweede aanbod kiest. Dan betaal je nu slechts 99 euro. Als je op ‘meer info’ klikt, ontdek je de voorwaarden van het aanbod:
Uit: https://www.proximus.be/nl/personal/?
Je betaalt 99 euro en ook nog 24 maanden lang 35 euro extra voor de DataPhone-optie. In totaal betaal je 939 euro. Maar daar moet je nog een abonnement bijnemen. Neem opnieuw het goedkoopste abonnement van 16,99 euro per maand, 24 maanden lang. Kijk bij oefening b hoeveel je dat kost en reken de totale kostprijs van dit aanbod uit. aankoopprijs en DataPhone-optie = 939 euro + 24 maanden abonnement = euro
= in totaal betaal je euro
g Stel dat je de smartphone zonder abonnement koopt. Dan betaal je 1 199,99 euro. En je neemt er hetzelfde abonnement bij van 16,99 per maand. Hoeveel betaal je dan in totaal?
aankoopprijs = 1 199,99 euro
+ abonnement van euro
= in totaal betaal je euro
h Welk aanbod is dan uiteindelijk het goedkoopste voor jou als klant? Kruis aan.
¨ smartphone zonder abonnement
¨ smartphone met abonnement
¨ smartphone met DataPhone-optie en abonnement
3 Het addertje onder het gras
Een topklasse smartphone voor 99 euro klinkt mooi, maar er zijn ook wel nadelen aan zo’n koppelverkoop. Lees de tekst en markeer de nadelen.
Met een koppelaanbieding word je vaak gedwongen om een zwaar abonnement te nemen dat niet noodzakelijk overeenkomt met je persoonlijk gebruikersprofiel. Bovendien zijn de contracten die worden voorgesteld vaak twee jaar lang, en dat is lang voor een gsm-abonnement. Tarieven en de formules (bv. meer datavolume, meer belminuten enz.) kunnen razendsnel veranderen. Door je vast te pinnen aan een dergelijk lang contract, kun je niet profiteren van andere voordelige aanbiedingen en blijf je 24 maanden lang (te) veel betalen.
Een aantal operatoren bieden nu al zulke koppelverkopen aan in combinatie met een contract van slechts 12 maanden. Dat kan in sommige gevallen wel voordelig zijn.
Wanneer je het abonnement bovendien met koppelverkoop verbreekt vóór de afgesproken termijn, zal je moeten opdraaien voor een opzeggingsvergoeding: de zogenaamd resterende waarde van het toestel.
Ook als je smartphone gestolen wordt of stuk gaat, moet je toch een opzeggingsvergoeding betalen. Dan moet je dus heel veel geld betalen voor een smartphone die je niet langer hebt. Wat meteen de reden is dat veel smartphone-operatoren je een verzekering voor je toestel proberen aan te smeren.
Naar: https://www.test-aankoop.be/
In ons voorbeeld gaat dat als volgt. Je hebt de smartphone aan 99 euro in plaats van aan 1 199,99 euro gekocht. Je bespaart daarmee zomaar eventjes 1 100,99 euro. Na 6 maanden wil je van dat abonnement af. Dan moet je voor de overige 18 maanden een opzeggingsvergoeding betalen die wordt berekend op de totale prijs van de smartphone. In dit geval komt dat neer op 825,74 euro ofwel 1 100,99 euro (besparing) gedeeld door 24 maanden (initiële contractduur) = 45,87 euro vermenigvuldigd met 18 maanden (resterende tijd van het contract).
Zou jij op dit koppelverkoopaanbod ingaan?
Waarom wel of waarom niet?
4 Vergeet je aankoopbewijs niet!
Wanneer je een nieuwe smartphone koopt, heb je net zoals op alle andere elektronische apparatuur recht op twee jaar garantie. Daarom is het belangrijk dat je het aankoopbewijs goed bewaart op een veilige plek. Je zult het moeten tonen om te bewijzen dat je garantieperiode van twee jaar nog niet verlopen is als je smartphone hersteld moet worden. Koop je die smartphone in een winkel, dan is het vaak een papieren kasticket. In sommige winkels wordt je garantie ook bewaard op je identiteitskaart.
a Wie heeft het papieren of digitaal aankoopbewijs van jouw smartphone?
b Geef een voorbeeld van een veilige plek waar je een papieren aankoopbewijs kunt bewaren.
c Stel dat je een smartphone koopt op een webshop. Hoe krijg je dan een aankoopbewijs?
OPDRACHT 4: Is jouw smartphone duurzaam? v
Inleiding
Wat betekent ‘duurzaamheid’? En is jouw smartphone duurzaam? Je gaat op zoek naar het antwoord.
1 Duurzaamheid van een voorwerp
EEN vO ORWERP IS DUURZAAM ALS …
… de prijs in verhouding staat tot de levensduur van het voorwerp.
… de impact van het voorwerp op het milieu beperkt is.
a Klinkt dat nog moeilijk? Probeer het in je eigen woorden te zeggen.
EEN vO ORWERP IS DUURZAAM ALS …
b Schrap wat niet past. Als je die twee voorwaarden bekijkt, is een smartphone dan een duurzaam apparaat?
JA NEE
c Leg uit waarom (niet). Geef twee redenen.
• •
2 Duurzaamheid stopt niet bij je voordeur.
Wie weet doe jij wel langer dan twee jaar met je smartphone en brengt jouw gezin oude smartphones wel naar het recyclagepark. Helaas wordt je smartphone niet in België gemaakt. Meestal gebeurt dat in een lagelonenland in Azië waar mensen voor een laag loon jouw smartphone in elkaar zetten met onderdelen die zo’n beetje van overal komen.
a De grondstoffen, nodig om jouw smartphone te fabriceren, komen uit deze plekken.
Grondstof Vindplaats
kobalt Canada, Congo tantalium Brazilië, Rwanda, Rusland platinum Zuid-Afrika, Rusland grafiet Inda, China
b Bekijk de wereldkaart op de volgende pagina en trek een pijl van de grondstof naar het passende land.
Je merkt het: om jouw smartphone en die van miljoenen anderen te maken moeten er héél wat grondstoffen verplaatst worden per boot of per vliegtuig en dat zorgt voor veel vervuiling.
Wanneer je het over duurzaamheid wereldwijd hebt, dan duiken de drie P’s op. Het komt er in het kort op neer dat in een duurzame wereld mens (people), milieu (planet) en economie (profit) met elkaar in evenwicht zijn, zodat we de aarde niet uitputten.
De productie (het maken) van ons voorwerp is niet belastend voor het milieu. We vervuilen zo weinig mogelijk wanneer we het product maken. Dat kan bijvoorbeeld door de verplaatsingen te beperken en te recycleren.
PLANET = MILIEU
We buiten geen mensen uit om een voorwerp te maken. Arbeiders krijgen een eerlijk loon en er wordt geen kinderarbeid ingezet.
PROFIT = ECONOMIE
De winst wordt eerlijk verdeeld en we vragen een eerlijke prijs voor ons product.
Stap 1: Verdeel de klas in drie groepen.
Stap 2: Elke groep krijgt één P.
Stap 3: Bekijk het schema. Hoe kun je ervoor zorgen dat voor de productie van smartphones de P van jouw groep duurzamer wordt? Noteer in de tabel.
Stap 4: Wissel je antwoorden uit met de twee andere groepen.
PEOPLE = MENS
PLANET = MILIEU
PROFIT = ECONOMIE
OPDRACHT 5: verkoopkanalen en betaalmiddelen v Inleiding
Een smartphone kun je op verschillende plaatsen kopen. Online, in een multimediazaak, op een tweedehandssite … Dat geldt niet enkel voor smartphones, maar eigenlijk voor elk product dat je wenst aan te kopen: vaak bieden bedrijven hun product op meer dan een plek aan. De verschillende plaatsen waar je een product of dienst kunt kopen worden verkoopkanalen genoemd.
1 Fiets gezocht!
Marieke wil een fiets kopen. Op welke verschillende plaatsen kan ze dat doen?
Of beter: via welke verkoopkanalen kun je een fiets kopen?
2 Verschillende verkoopkanalen
a Welke verkoopkanalen herken je op deze foto’s?
Weetje
De meeste bedrijven bieden hun producten via meerdere verkoopkanalen aan. Ze bereiken niet alleen meer klanten, maar besparen ook kosten. Hoe?
Een kledingwinkel die ook online kleding verkoopt bespaart kosten. Een fysieke winkel in een gebouw heeft verwarming nodig, verlichting en personeel. Online verkoop kun je doen zonder winkel, rechtstreeks vanuit hetzelfde magazijn. Bestelde kledij kun je gratis afhalen in de winkel. En wie weet koopt diezelfde klant misschien nog iets extra bij het afhalen van de bestelde producten …
3 Met of zonder kosten
a Sommige verkoopkanalen brengen extra kosten met zich mee. Elena wil online een cadeautje kopen voor haar nichtje. Bestudeer haar winkelwagentje op de webshop en beantwoord de vragen.
1 Hoeveel kost het product dat ze wil kopen?
2 Welke extra kost komt er nog bij? Hoeveel bedraagt die?
3 De webshop geeft Elena twee tips om die extra kost te vermijden. Omcirkel beide tips.
b De mama van Mila moet nog boodschappen gaan doen, maar deze week is het erg druk op haar werk. Zij heeft eigenlijk geen tijd om zelf naar de winkel te gaan. Een collega raadt haar aan om Collect&Go van supermarkt Colruyt te gebruiken.
Bij Collect&Go worden je boodschappen voor jou gedaan en hoef jij ze enkel nog op te halen aan de winkel. Of je kunt ze zelfs aan huis laten leveren.
1 Bestudeer de startpagina van Collect&Go.
2 Welke kost komt er minstens bij als de mama van Mila haar boodschappen zelf gaat afhalen in de winkel? Omcirkel.
3 Welke kost moet de mama van Mila betalen om de boodschappen thuis te laten leveren? Omcirkel.
OPDRACHT 6: Betaalmiddelen v
Er zijn verschillende manieren om een aankoop te betalen. De middelen waarmee je een aankoop kunt betalen noem je betaalmiddelen. Denk bijvoorbeeld aan cashgeld, contactloos of een bankkaart.
1 Verschillende betaalmiddelen
a Bekijk de kennisclip en ontdek de verschillende betaalmiddelen. Duid aan welke stellingen waar en welke niet waar zijn. Noteer het correcte antwoord indien een stelling niet waar is.
Stelling
Cashgeld bestaat uit munten en bankbiljetten.
Bij betaling met een debetkaart gaat het geld meteen van je rekening.
Bij betaling met een kredietkaart gaat het geld pas een tijdje later van je rekening.
Bij betaling met een kredietkaart schiet de bank je het bedrag eigenlijk voor. Die service is gratis.
Bij beveiligd betalen met een bankkaart moet je een geheime code intoetsen voor de betaling door kan gaan.
Bij contactloos betalen met een bankkaart hoef je geen code in te tikken, maar is de betaling beperkt tot een bedrag van 10 euro.
Stelling WAAR NIET WAAR
Je kunt de functie om contactloos te betalen met je bankkaart niet uitschakelen.
Contactloos betalen kan ook met een smartphone, maar niet met een smartwatch.
Bij contactloos betalen met een smartphone kun je via de betaalapp zelf instellen of je dat zonder of met een geheime code wilt doen.
Je kunt ook een betaling uitvoeren door met je smartphone een QRcode te scannen.
Voor grotere bedragen zal betalen via de app niet altijd mogelijk zijn. Met een online overschrijving met de laptop kan dat wel.
Bij online overschrijvingen met de laptop heb je soms ook een smartphone of een kaartlezer nodig om de betaling te bevestigen, als extra controle.
Via de app itsyou kun je worden gevraagd om je identiteit te bevestigen voor je een online betaling doet, om de betalingen veilig te houden.
Betalen met een bankkaart is gratis.
b Bekijk het filmpje. Op welke manier betaal jij? Bespreek dit met een klasgenoot aan de hand van de volgende richtvragen:
• Heb je een eigen bankkaart?
• Betaal je meestal cash of net niet?
• Heb je al eens met een smartphone betaald?
• Betaal je meestal contactloos of eerder beveiligd met een code?
Banken bieden ook prepaidkaarten aan. Je kunt dan een bepaald bedrag op de kaart opladen en niet meer uitgeven dan dat bepaalde bedrag, bv. 25 euro. Handig voor je zakgeld in plaats van cash geld bijvoorbeeld. Een bankkaart is trouwens altijd gekoppeld aan een speciaal soort bankrekening: een zichtrekening. Die rekening gebruik je om je dagelijkse betalingen mee te doen.
Een spaarrekening is dan weer een bankrekening waarop je geld plaatst dat je spaart. Je zet het opzij. Met een spaarrekening kun je geen betalingen doen.
2 Nadelen, en risico’s van betaalmiddelen
Elk soort betaalmiddel heeft voor- en nadelen en er zijn risico’s aan verbonden.
a Luister naar je leerkracht en voer de opdracht uit. Noteer in de tweede kolom bij elk betaalmiddel de cijfers van twee nadelen en risico’s. Je vindt een overzicht op het onlineleerplatform.
b Probeer voor elk betaalmiddel ook een voordeel te geven. Noteer dat in de laatste kolom.
Soort betaalmiddel Nadelen en risico’s Voordelen cashgeld debetkaart
kredietkaart
contactloos betalen met een bankkaart
onlineoverschrijving met je smartphone of laptop
sms prepaidkaarten
betalen met een smartphone of smartwatch
Stap 1: Scan de QR-code en open de website van Card Stop.
Stap 2: Ga naar de rubriek ‘Veelgestelde vragen’.
Stap 3: De klas wordt in twee groepen verdeeld:
Noteer de antwoorden op de vragen in je eigen woorden op kladpapier.
Groep 1
1 Hoe blokkeer ik een betaalmethode via Card Stop?
2 Ik heb mijn betaalkaart geblokkeerd omdat ik die kwijt was, maar ik heb mijn kaart net teruggevonden. Kan ik de kaart deblokkeren en opnieuw gebruiken?
3 Mijn kaart werd door een geldautomaat ingeslikt. Kan ik de kaart recupereren?
Groep 2
4 Ik heb een betaalkaart gevonden. Wat moet ik doen?
5 Worden er kosten aangerekend voor de blokkering van mijn betaalkaart?
6 K an iemand anders mijn betaalmethoden blokkeren?
Stap 4: Sluit de website af. Je mag voor stap 5 enkel het kladpapier gebruiken met je notities.
Stap 5: - Maak een duo met een leerling uit de andere groep. (leerling uit groep 1 + leerling uit groep 2)
- De leerling uit groep 2 leest vragen 1, 2 en 3 voor.
- De leerling uit groep 1 beantwoordt de vragen met behulp van de notities.
- Draai daarna de rollen om: de leerling uit groep 1 leest vragen 4, 5 en 6 voor.
- De leerling uit groep 2 beantwoordt de vragen met behulp van de notities.
OPDRACHT 7: Opletten voor fraude v
Inleiding
Criminelen gebruiken verschillende onlinetechnieken om geld te stelen. Op welke verschillende manieren je daarmee te maken kunt krijgen, ontdek je hier. Maar ook wat je ertegen kunt doen uiteraard!
1 Anouar heeft een probleem
a Beantwoord de vragen.
1 Hoeveel geld is Anouar al kwijt?
2 Met welk aanbod hebben de oplichters hem gelokt?
3 Hoe heet deze manier van oplichting? Adila weet het.
4 Hoe proberen ze te voorkomen dat er nog meer geld van zijn rekening gaat?
b Bekijk het filmpje. Bij phishing word je via een link naar een vervalste website gelokt. Die is vaak erg goed nagemaakt en lijkt sterk op een bestaande website. Beantwoord de vragen.
1 Hoe kun je zien dat het om een vervalste website of mail gaat?
v IDEO: PHISHING
2 Hoe kun je controleren dat de mail of het bericht echt van die persoon of dat bedrijf is?
3 Wat moet je doen als je slachtoffer bent van phishing?
2 Verschillende soorten fraude
Phishing ken je al. Maar er zijn nog meer manieren waarop online fraude kan worden gepleegd.
Stap 1: Vorm vijf verschillende groepen.
Stap 2: Elk groep krijgt een fraudetechniek toegewezen door de leerkracht.
Stap 3: Elke groep bekijkt of leest de informatie over de fraudetechniek.
SmishingQuishing SpoofingVishingStemcloning
Noteer in het infokader hoe de fraude gebeurt en wat je ertegen kunt doen.
Hoe werkt het?
Wat kun je eraan doen?
Stap 4: Maak nieuwe groepen van vijf met telkens één leerling uit elke groep. Vertel om de beurt aan de andere leerlingen hoe de fraudetechniek die jij bestudeerd hebt, werkt en wat je ertegen kunt doen. De leerkracht bezorgt jullie een markeerblad. Markeer per fraudetechniek wat van toepassing is.
OPDRACHT 8: Is het echt een goede deal?
Inleiding
Het is niet altijd makkelijk om uit te maken of een aanbod een goede deal is of niet. Zeker niet als het om koppelverkoop gaat. Het is de moeite waard om even na te gaan of zo’n aanbod echt wel een voordeel oplevert voor jou.
1 Julan zoekt een nieuwe smartphone.
Julan heeft een nieuwe smartphone nodig: zijn huidige toestel laadt niet meer op. Via een webshop komt hij op een aanbod terecht waarbij hij bij aankoop van een smartphone een gratis tablet krijgt. Da’s wel leuk maar hij heeft niet echt een tablet nodig. Bij een andere webshop kan hij de smartphone apart kopen. En de tablet is ook apart te koop. Help Julan op weg.
a Bekijk beide aanbiedingen op p. 81. Welk aanbod is het goedkoopste? Waarom? Leg uit.
b Is de tablet voor Julan een reële of een gecreëerde behoefte? Leg uit waarom.
c Is de smartphone voor Julan een reële of een gecreëerde behoefte? Leg uit waarom.
Aanbieding 1
bol.com
Bron: https://www.mediamarkt.be/
Aanbieding 2
Bron: https://www.coolblue.be/nl
2 Met of zonder abonnement?
Elena heeft een nieuwe smartphone nodig. De vorige is gisterenavond stukgegaan. Ze weet welke ze wil, maar twijfelt tussen enkel de aankoop van de smartphone of een koppelverkoopaanbod met een abonnement. Help haar een handje.
a Welke aanbieding is volgens jou het voordeligste? Waarom? Reken uit.
Aanbieding 1
De prijs voor de smartphone zonder abonnement komt op 269 euro. Elena heeft momenteel een abonnement van 15 euro per maand en komt daar vlot mee toe.
Aanbieding 2
• aankoop smartphone = euro
• abonnement voor 24 maanden
= 24 x 15 = euro
• totale kostprijs = + = euro
Met een abonnement kost de smartphone 129 euro. Het goedkoopste abonnement dat Elena erbij kan nemen komt op 20 euro per maand. Meer dan ze nu betaalt, maar ze krijgt er ook meer data voor. Het abonnement moet ze 24 maanden lang houden.
• aankoop smartphone = euro
• abonnement voor 24 maanden
= 24 x 20 = euro
• totale kostprijs = + = euro
¨ Deze aanbieding is het goedkoopste. ¨ Deze aanbieding is het goedkoopste.
b Elena maakt zich wel wat zorgen over het koppelverkoopaanbod door de opzeggingsvergoeding. Als de smartphone gestolen wordt, dan moet ze een opzeggingsvergoeding betalen. Die vergoeding is gelijk aan de korting die ze krijgt verspreid over de 24 maanden van haar abonnement. Reken uit hoeveel de korting op de smartphone bedraagt.
269 euro – 129 euro = euro
Dat bedrag moet ze betalen indien de smartphone op de eerste dag na aankoop zou worden gestolen. Per maand gaat er steeds 1/24e van af.
Deel het bedrag door 24. Op hoeveel kom je uit (tot 2 cijfers na de komma)? euro.
Als ze na 6 maanden van abonnement wil veranderen, moet ze nog dat bedrag x 18 betalen als opzeggingsvergoeding omdat het contract nog 18 maanden loopt.
Hoeveel moet Elena dan nog betalen?
x 18 = euro
Hoeveel moet Elena nog betalen als ze het contract na 1 jaar opzegt?
x 12 = euro
3 Addertjes onder het gras
Welke nadelen zijn er aan het kopen van een smartphone met een abonnement in koppelverkoop?
4 Factoren die een aankoop beïnvloeden
a Geef een voorbeeld van hoe groepsdruk je kan beïnvloeden bij een aankoop.
b Geef een voorbeeld van hoe sociale media je kunnen beïnvloeden bij een aankoop.
c Geef een voorbeeld van hoe cookies die je surfgedrag volgen je kunnen beïnvloeden bij een aankoop.
d Bekijk de afbeelding. Omcirkel hoe je onder druk wordt gezet om de aankoop te doen.
OPDRACHT 9: Wat te doen bij …
Inleiding
Op verschillende manieren proberen criminelen je op te lichten. Maar daar weten jullie alles van na dit hoofdstuk. Laat zien wat je geleerd hebt.
Oplichting
a Geef twee tips over hoe je je kunt beschermen tegen fraude met stemcloning.
b Leg in je eigen woorden uit hoe vishing werkt.
c Je bankkaart is gestolen of je bent ze kwijt. Naar welke dienst moet je bellen om je kaart te laten blokkeren?
d Hoe werkt het? Vul in je eigen woorden aan.
• Smishing is een fraudetechniek die werkt via .
• Quishing is een fraudetechniek die gebruikmaakt van
OPDRACHT 10: Evalueer jezelf R
1 Wat vond je van dit hoofdstuk? Omcirkel de emoji(‘s) die je gevoel het best omschrijft.
Ik koos deze emoji(’s) omdat:
2 Duid aan of je de volgende vaardigheden goed beheerst of dat het nog beter kan.
Checklist
Ik kan het. Hier kan ik nog groeien.
Ik kan uitleggen wat koppelverkoop is. ¨¨
Ik kan het onderscheid maken tussen reële en gecreëerde behoeften. ¨¨
Ik besef dat ik beïnvloed word wanneer ik een aankoop wil doen.
Ik kan factoren benoemen die mijn aankoopgedrag beïnvloeden.
Ik kan uitleggen waarom ik een aankoopbewijs moet bewaren.
Ik kan betaalmiddelen beoordelen op het vlak van kosten, risico’s, veiligheid en fraudegevoeligheid.
Ik kan voorbeelden geven van verkoopkanalen.
Ik kan voorbeelden geven van betaalmiddelen.
Ik kan uitleggen wat ik moet doen als mijn bankkaart gestolen of verloren is. ¨¨
Ik ken verschillende soorten fraudetechnieken. ¨¨
Ik kan uitleggen hoe een fraudetechniek werkt. ¨¨
Ik kan tips geven om de meest voorkomende fraudetechnieken tegen te gaan. ¨¨
Ik kan samenwerken in groep. ¨¨
Ik kan een mondelinge uitleg geven aan de hand van mijn notities. ¨¨
Ik kan uitleggen waarom een smartphone (g)een duurzaam voorwerp is. ¨¨
Ik kan vlot informatie opzoeken. ¨¨
In dit hoofdstuk ontdek je dat ons beeld van het verleden vaak gekleurd is. We kijken er anders naar dan de mensen van toen. Net zoals het achteraf makkelijk praten is over wat je in een bepaalde situatie anders en beter had kunnen doen, is dat ook voor de geschiedenis zo.
In dit hoofdstuk zoek je een antwoord op de volgende vragen:
- Hoe situeer je historische bronnen in de correcte historische periode?
- Hoe word je je ervan bewust dat je met een eigen blik naar historische bronnen kijkt en dat die gekleurd wordt door je eigen verleden en ervaringen?
- Wat leer je uit het vergelijken van bronnen uit dezelfde periode met verschillende standpunten?
- Ben je je ervan bewust dat je vandaag anders kijkt naar gebeurtenissen uit het verleden dan dat men toen deed?
OPDRACHT 1: Men zegge het voort … O
Misschien heb je dit doorvertelspel al eens gespeeld: je leest een verhaal en vertelt het door aan iemand anders. Die persoon vertelt vervolgens jouw verhaal weer door en dat herhaalt zich een paar keer. De laatste uit de groep vertelt het volledige verhaal hardop voor iedereen.
Speel het spel. Wat viel op?
Dat is ook zo met verhalen uit de geschiedenis. Verhalen raken in de loop der tijden vervormd.
OPDRACHT 2: Twee bronnen anders bekeken
Inleiding
Elk verhaal heeft meer dan één kant. Het hangt ervan af van welke kant je het bekijkt.
1 Het feest van Mila
a Luister naar het audiofragment. Beantwoord de vragen.
• Hoe heeft Mila het feest beleefd? Noteer twee kernwoorden.
AUDIO: v ERJAARDAGSFEEST
• Hoe heeft Louis het feest beleefd? Noteer twee kernwoorden.
Ik geef een verjaardagsfeest!
Tante Fien hoorde dus twee ervaringen over dezelfde gebeurtenis die wel erg veel van elkaar verschillen. Het gaat nochtans om dezelfde gebeurtenis. Dat noem je een perspectief: de manier waarop iemand ergens tegenaan kijkt of over iets denkt. Ook bij historische gebeurtenissen kan dat een rol spelen. Elke persoon beleeft een gebeurtenis op een andere manier.
2 Bronnen vergelijken
Je bekijkt een gebeurtenis achteraf op een andere manier dan hoe die op het moment zelf ervaren werd. Het is belangrijk je daarvan bewust te zijn wanneer je een historische bron bestudeert. Bovendien gebeurt hier ook wat er op het feest van Mila gebeurt: niet iedereen beleeft een gebeurtenis op dezelfde manier.
Dat merk je ook in bronnen over de Tweede Wereldoorlog.
a Lees de uitleg bij elke bron.
• Bron 1: Dit is een stuk uit het dagboek van Anne Frank, een joods meisje dat twee jaar lang ondergedoken leefde in Amsterdam tijdens de Tweede Wereldoorlog. De Duitse bezetter was op zoek naar Joden, pakte ze op en zond volledige families naar concentratiekampen. Om die reden verstopten Anne Frank en haar familie zich op een zolder in Amsterdam. Anne komt er op 13-jarige leeftijd terecht en blijft er tot ze 15 jaar oud is samen met een andere familie. Heel die tijd lang houdt ze een dagboek bij.
• Bron 2: Dit is een stuk uit een brief van een Duitse soldaat, Hans Simon (1920-1944). Hans Simon uit Rostock werd met het 27ste infanterieregiment begin september 1940 vanuit Frankrijk naar Nederland overgeplaatst. Soldaten aan het oorlogsfront mochten niet zomaar om het even wat schrijven: hun brieven werden nagelezen en soms ook aangepast voordat ze werden verzonden. Het is dus niet zeker of alles wat je hier leest enkel door Hans zelf geschreven werd.
b Lees de twee bronnen over de Tweede Wereldoorlog. Volg het stappenplan.
Stap 1: Lees de volledige tekst. Onderstreep begrippen die je niet begrijpt met potlood.
Stap 2: K ijk terug naar de begrippen die je onderstreepte.
• Z ijn er begrippen die je na het lezen van de volledige tekst wel begrijpt?
• Zoek eventueel de betekenis op van de andere begrippen.
Stap 3: Bespreek met je buur de begrippen die je aanduidde. Leg uit wat volgens jou de betekenis is.
Stap 4: Bespreek de tekst met de klas.
• Bron 1: het dagboek van Anne Frank
Lieve Kitty,
Vrijdag, 9 oktober 1942
Niets dan nare en neerdrukkende berichten heb ik vandaag te vertellen. Onze vele Joodse kennissen worden bij groepjes weggehaald. De Gestapo gaat met deze mensen allerminst zachtzinnig om, ze worden gewoon in veewagens naar Westerbork, het grote Jodenkamp in Drente, gebracht. Westerbork moet vreselijk zijn; voor honderden mensen 1 wasruimte en er zijn veel te weinig wc’s. De slaapplaatsen zijn alle door elkaar gegooid. Mannen, vrouwen en kinderen slapen samen. Men hoort daardoor van verregaande zedeloosheid, vele vrouwen en meisjes, die er wat langer verblijf houden, zijn in verwachting.
Vluchten is onmogelijk; de meeste mensen uit het kamp zijn gebrandmerkt door hun kaalgeschoren hoofden en velen ook door hun Joodse uiterlijk.
Als het in Holland al zo erg is, hoe zullen ze dan in de verre en barbaarse streken leven, waar ze heengezonden worden? We nemen aan dat de meesten vermoord worden. De Engelse radio spreekt van vergassing. Misschien is dat wel de vlugste sterfmethode. Ik ben helemaal van streek. Miep vertelt al deze gruwelverhalen zo aangrijpend en zelf is ze eveneens opgewonden. Pas geleden bijvoorbeeld zat er een oude, lamme Joodse vrouw voor haar deur; ze moest op de Gestapo wachten, die een auto was gaan halen om haar te vervoeren. Het arme oudje was zo bang voor het harde schieten op de Engelse vliegers die overvlogen en ook voor de schel flitsende schijnwerpers. Toch durfde Miep haar niet naar binnen halen, dat zou niemand gewaagd hebben. De Duitsers zijn niet zuinig met hun straffen.
Ook Elli is stil; haar jongen moet naar Duitsland. Ze is bang dat de vliegers die over onze huizen vliegen, hun bommenlast van vaak wel een miljoen kilo op Dirks hoofd laten vallen. Grapjes van ‘een miljoen zal hij wel niet krijgen’ en ‘één bom is al genoeg’ vind ik hier niet erg op zijn plaats. Dirk is heus niet de enige die moet gaan; elke dag rijden er volle treinen met jongens weg. Onderweg, als ze op een klein stationnetje stoppen, stappen ze wel eens stiekem uit en proberen onder te duiken; dat lukt misschien een klein percentage.
Ik ben nog niet klaar met mijn treurzang. Heb je wel eens van gijzelaars gehoord? Dat voeren ze nu als nieuwste strafsnufje voor saboteurs in. Het is het meest vreselijke wat je je kunt voorstellen. Onschuldige vooraanstaande burgers worden gevangengezet, om op hun veroordeling te wachten. Als iemand gesaboteerd heeft en de dader wordt niet gevonden, zet de Gestapo doodgewoon een stuk of 5 gijzelaars tegen de muur. Vaak staan er doodsberichten van deze mannen in de krant. Als een ‘noodlottig ongeval’ wordt deze misdaad daar betiteld. Fraai volk, de Duitsers. En daar behoorde ik ook eens toe! Maar nee, Hitler heeft ons al lang statenloos gemaakt. En trouwens, er bestaat geen groter vijandschap op de wereld dan tussen Duitsers en Joden.
Je Anne
• Bron 2: een brief van Hans Simon op 15 september 1940
Vandaag was ik een avond met Hollanders samen. Zo heel rooskleurig als het op het eerste ogenblik scheen, zijn ze toch niet Duitsvriendelijk. Integendeel, de boeren op het platteland, die geen ontberingen kennen, zijn voor Engeland‚ die moeten een beetje opgeschud worden, die Hollanders. Ze kennen slechts een goed leventje, komen prima rond en zijn vaak gierig (met uitzonderingen)!
Een meisje, dat zich met Duitse soldaten afgeeft, wordt scheef aangekeken. Men wijst haar met de vinger na [...] De mensen geloven helaas niet dat wij de oorlog winnen. Dat we naar Engeland willen oversteken kunnen ze niet bevatten. Volgens hen hebben de Hollanders de oorlog zo snel verloren omdat er verraad werd gepleegd. [...] Het land is zo plat als een plank. Elke 10 meter een gracht (kanaal). Boter, kaas en fruit heb je hier in overvloed. Opgeschud worden moet dat volk. Een keer nood en ontberingen lijden, zodat het innerlijk aansterkt.
Ik lag in privékwartier bij mensen die op zichzelf genomen Duitsvijandig waren. Ze hadden het bombardement in Rotterdam meegemaakt. [...] En dan kon je uit de gezichten van de inwoners de haat op de Duitsers lezen. Waarom? Ik weet het niet en heb het in de korte tijd ook niet kunnen doorgronden.
Naar: Duitse veldpostbrieven uit ‘Holland’ Hypothesen en bronnen over de ervaringen van Wehrmachtsoldaten Krijn Thijs, uittreksel uit Simon aan zijn moeder, 6 september 1940, in: MPKB, 3.2002.1288
c Beide bronnen dateren uit dezelfde historische periode. Omcirkel die op de tijdlijn.
d Anne Frank en Hans Simon kijken op een andere manier naar de oorlog.
Vanuit welk standpunt kijkt ieder naar de oorlog? Markeer de trefwoorden.
• groen voor het standpunt van Anne
• oranje voor het standpunt van Hans
Duitsers – Joden slachtoffers – bezetters positief – negatief
e Wat kun je besluiten na het lezen van beide bronnen? Kruis de correcte antwoorden aan.
Met één bron over een gebeurtenis krijg je al een goed beeld van de situatie.
Je mag nooit één bron als de (volledige) waarheid zien.
Je zoekt het best bronnen die allemaal hetzelfde verhaal vertellen.
Elk verhaal heeft meerdere versies.
Een verhaal vertelt jouw versie van de gebeurtenissen, niet hoe iedereen dat beleefd heeft.
Wie een verhaal vertelt, probeert dat steeds te doen zonder zijn eigen mening te geven.
OPDRACHT 3: Kritisch omgaan met bronnen
Inleiding
Dankzij de verhalen en foto’s van grootouders, de boeken of films uit en over het verleden, werken en bronnen in musea … kun je veel over het verleden te weten komen. Je komt zo te weten hoe mensen vroeger hebben geleefd of wat er allemaal gebeurd is.
Dankzij zulke historische bronnen krijg je een kijk op het verleden. Die bronnen zijn eigenlijk de enige zaken die je iets over het verleden kunnen leren. Maar ….
1 Bronnen zijn nooit neutraal, volledig en objectief.
Neutraal = geen standpunt innemen. Je vertelt het verhaal en zegt niet hoe jij het beleeft of wat je van de anderen vindt.
a Is het dagboek van Anne Frank neutraal?
JA NEE
Volledig = met één bron heb je nooit een volledig beeld van hoe de situatie echt is of was. Pas wanneer je meerdere bronnen combineert, begin je een beter en vollediger beeld van de situatie te krijgen, vanuit verschillende standpunten.
b Geeft de brief van de Duitse soldaat een volledig beeld van de situatie?
JA NEE
Objectief = het verhaal geeft enkel feiten weer en geen meningen.
c Geeft het verhaal van Anne Frank alleen feiten weer?
JA NEE
Dat is eigenlijk zoals de opmerkingen van onze leerkrachten op ons rapport.
Ja ... Die zijn ook nooit neutraal, volledig en objectief.
2 Historische bronnen lezen en interpreteren is niet eenvoudig.
Je moet kritisch omgaan met bronnen. Dat betekent dat je moet controleren of je bron wel betrouwbaar is. Je gaat na of de feiten in de tekst kloppen en correct zijn. Soms moet je daarvoor extra informatie opzoeken op het internet of in andere teksten.
a Bekijk opnieuw de tekst van Anne Frank bij opdracht 2 (p. 88). Vul daarna het schema in.
Naam van de bron
Soort bron foto – brief – dagboek – krantenartikel – verslag –propagandamateriaal – officieel document
Wie heeft de bron gemaakt/ geschreven?
Wanneer werd de bron gemaakt/ geschreven?
Is de maker van de bron een ooggetuige of heeft hij de informatie van iemand anders gekregen?
Is de maker objectief?
Is er reden om aan de bron te twijfelen?
■ Geeft deze bron je een volledig, neutraal en objectief beeld van de situatie?
JA NEE
■ Hoe kun je dit oplossen?
De informatie die door de meeste bronnen bevestigd wordt, is vermoedelijk het meest correct.
b Lees het tweede dagboekfragment.
Anne Frank beschrijft in dit stuk haar familieleven voor en tijdens de oorlog.
Zaterdag, 20 juni 1942
Lieve Kitty,
Daar niemand iets van mijn verhalen aan Kitty zou snappen, als ik zo met de deur in huis kom vallen, moet ik in het kort mijn levensgeschiedenis weergeven, hoewel niet graag.
Mijn vader trouwde pas op zijn 36ste jaar met mijn moeder, die toen 25 was. Mijn zuster Margot werd in 1926 geboren in Frankfurt a/M., op 12 juni 1929 volgde ik en we emigreerden in 1933 naar Nederland, waar mijn vader aangesteld werd als directeur van de Travies N.V.
Ons leven verliep met de nodige opwindingen, daar de overgebleven familie niet door Hitlers Jodenwetten gespaard bleef. In 1938 vluchtten mijn twee ooms, broers van mijn moeder, en belandden veilig in U.S.A. Mijn oude grootmoeder kwam bij ons, ze was toen 73 jaar. Na mei 1940 ging het bergaf met de goede tijden: eerst de oorlog, de capitulatie, intocht der Duitsers, waarna de ellende voor ons Joden begon. Jodenwet volgde op Jodenwet. Joden moeten een Jodenster dragen. Joden moeten hun fietsen afgeven. Joden mogen niet in de tram, Joden mogen niet meer in auto’s rijden. Joden mogen alleen van 3-5 uur boodschappen doen en alleen in Joodse winkels, waar ‘Joods lokaal’ opstaat. Joden mogen vanaf 8 uur ’s avonds niet op straat zijn en ook niet in hun tuin zitten, noch bij kennissen. Joden mogen zich niet in schouwburgen, bioscopen of andere voor vermaak dienende plaatsen ophouden, Joden mogen in het openbaar generlei sport beoefenen, ze mogen geen zwembad, tennisbaan, hockeyveld of andere sportplaats betreden. Joden mogen ook niet bij Christenen aan huis komen. Joden moeten op Joodse scholen gaan en nog veel meer van dergelijke beperkingen.
Zo ging ons leventje door en we mochten dit niet en dat niet. Jopie zei altijd tegen me: ‘Ik durf niets meer te doen, want ik ben bang dat het niet mag.’ Onze vrijheid werd dus zeer beknot, maar het is nog uit te houden.
Je Anne
Proefversie©VANIN
Naam van de bron
Soort bron foto – brief – dagboek – krantenartikel – verslag –propagandamateriaal – officieel document
Wie heeft de bron gemaakt/ geschreven?
Wanneer werd de bron gemaakt/ geschreven?
Is de maker van de bron een ooggetuige of heeft hij de informatie van iemand anders gekregen?
Is de maker objectief?
Is er reden om aan de bron te twijfelen?
Stel dat je zou willen weten hoe het leven van de Joden veranderde tijdens de Tweede Wereldoorlog, is dit dan een bruikbare bron? JA NEE
v Inleiding
OPDRACHT 4: Andere tijden, andere gewoonten
Andere tijden, andere gewoonten. Hoe het leven van een jongere eruitzag in de jaren 1950-1960, of zelfs in de middeleeuwen, zal verschillend geweest zijn van jouw leven nu. Maar er zijn waarschijnlijk ook gelijkenissen.
1 Jongens en meisjes
a Nog niet zo lang geleden was het in België normaal dat jongens en meisjes verschillend opgevoed en behandeld werden. Bekijk de filmpjes.
b Geef uit elk filmpje een voorbeeld van hoe jongens en meisjes anders behandeld werden in de jaren 1950 en 1960 in Vlaanderen.
v IDEO: FR AGMENT 1
v IDEO: FR AGMENT 2
v IDEO: FR AGMENT 3
c Is dat allemaal veranderd vandaag? Of toch nog niet helemaal? Geef je mening.
d Hoe denk je dat meisjes dit ervaarden in de jaren 1950 en 1960?
2 Het leven van een jongere in de middeleeuwen
Stap 1: Lees de stellingen. Duid in de eerste kolom aan welke antwoorden juist zijn volgens jou.
Stap 2: Bekijk daarna het filmpje op het onlineleerplatform en vul de laatste twee kolommen aan. Geef het correcte antwoord bij een foute stelling.
Stap 3: Vergelijk de antwoorden met je veronderstellingen uit de eerste kolom. Welke van je veronderstellingen was niet juist?
v IDEO: MIDDELEEUWEN
Veronderstelling Stelling Juist Fout
juist / fout In de middeleeuwen gingen jongeren niet naar school.
juist / fout Vanaf de leeftijd van 14 jaar ging je werken als leerjongen of leermeisje.
juist / fout Meisjes konden ook aan de slag als meid in een ander gezin.
juist / fout Je moest vroeg opstaan: zodra de zon opkwam.
juist / fout Je moest elke dag naar de mis.
juist / fout Het middageten was roggebrood met soep.
juist / fout Soms at men ’s middags ook spek, haring of konijn.
juist / fout Men dronk geen water maar bier. Ook de jongeren.
juist / fout Middeleeuwse jongeren hadden ook hobby’s zoals boogschieten of dansen.
Stap 4: Beantwoord de vragen.
a Welke gelijkenissen zie je tussen jouw leven en dat van een middeleeuwse jongere?
b Welke verschillen zie je tussen jouw leven en dat van een middeleeuwse jongere?
c Is er iets aan het leven van een middeleeuwse jongere dat wij nu vreemd zouden vinden?
d Als een middeleeuwse jongere in onze tijd terecht zou komen, wat zou die dan vreemd vinden aan jouw leven?
OPDRACHT 5: Kolonies v Inleiding
Ken je dat gevoel? Je kijkt terug op een gebeurtenis uit je verleden en weet nu perfect wat je toen had moeten doen. Achteraf is het makkelijk praten. Jij weet immers nu hoe het afliep, maar dat wist je niet toen het aan het gebeuren was.
Wanneer je naar het verleden kijkt, is dat ook het geval. Je begrijpt een beslissing van vroeger bijvoorbeeld niet zo goed, omdat je ondertussen weet wat de gevolgen ervan zijn. Of je vindt een situatie die voor hen normaal was, onbegrijpelijk omdat onze mening daarover ondertussen is veranderd. Het is belangrijk je daar bewust van te zijn en te beseffen dat jouw blik, uit de toekomst, misschien niet dezelfde is als de blik uit het verleden.
1 Kolonies: dit moet je vooraf weten
Een kolonie is een stuk grondgebied of land dat door een ander land als bezit wordt beschouwd.
Stel bijvoorbeeld dat Italië een kolonie zou zijn van België. Dan zou het hele land in bezit zijn van België. België zou de baas zijn in Italië en het land besturen. Belgische bedrijven zouden fabrieken bouwen in Italië en Italianen zouden erin moeten werken. Het geld dat daarmee verdiend zou worden, zou naar België gaan en daar uitgegeven worden. Italianen zouden niets te zeggen hebben over hun eigen land.
Dat is wat er met vele landen gebeurde doorheen de geschiedenis. Volg je even mee?
Sinds de jaren 1400 trokken Europese ontdekkingsreizigers eropuit en ontdekten ze zowat de hele wereld: Zuid-Amerika, Noord-Amerika, Afrika … Wanneer ze op een nieuw stuk land botsten dat ze ontdekten, vroegen ze niet aan de plaatselijke bevolking wie ze waren en hoe het met hen ging. Neen. Ze ontdekten een nieuw stukje aarde en veroverden het (vaak met bloedvergieten). Zo werden Australië en Nieuw-Zeeland Engels grondgebied, Zuid-Amerika werd verdeeld onder Spanje en Portugal …
In 1884, op de Koloniale Conferentie van Berlijn, legden 15 Europese landen de verdeling van Afrika onder elkaar vast. Geen enkel Afrikaans staatshoofd werd uitgenodigd. Ze verdeelden het hele continent onder elkaar. Afrika bestond vóór 1880 uit ongeveer 1 100 volkeren. Na de conferentie werden dat 40 landen waarvan er 36 een bestuur hadden onder leiding van een Europees land.
Zou dat vandaag nog kunnen volgens jou: een land dat baas kan spelen over een ander land aan de andere kant van de wereld?
En een conferentie waarop een paar landen het bezit van andere landen onder elkaar verdelen?
Wikipedia.org, Eric
Stap 1: De klas wordt in 7 groepen verdeeld.
Stap 2: Elke groep krijgt een koloniserend land op kaart A: België, Spanje, Portugal, Duitsland, Frankrijk, Italië of Groot-Brittannië
Stap 3: Noteer de namen van de kolonies van jullie land op kaart A. Gebruik daarvoor kaart B.
Let op:
• K aart A is de situatie in 1913. Niet elk land op deze kaart ziet er nog uit zoals de situatie van nu (op kaart B).
• Sommige landen waren een kolonie van meer dan een land (Marokko bijvoorbeeld).
Stap 4: Vraag aan de leerkracht de correctiesleutel en vul aan indien nodig.
a Vergelijk de grootte van de Europese landen met de grootte van hun kolonies met behulp van de wereldkaart achteraan in je leerwerkboek (p. 156). Wat valt je op?
b Hoe konden Europese landen de Afrikaanse landen dan de baas?
c Slechts drie Afrikaanse landen waren geen kolonie in 1913. Om welke landen gaat het?
OPDRACHT 6: Belgisch Congo v Inleiding
Ook België was aanwezig op de Koloniale Conferentie in Berlijn in 1884. Of beter gezegd: koning Leopold ll zat aan tafel. Het resultaat was: van 1884 tot en met 1960 was Congo Belgisch bezit. Eerst als persoonlijk bezit van de koning, later als bezit van België.
1 Mistoestanden in Congo
a Van 1884 tot en met 1960 was Congo een Belgische kolonie. Situeer dat op de tijdlijn. Omcirkel de correcte historische periode(s).
b Beantwoord de volgende vragen met behulp van het infokader.
Stap 1: Bekijk het filmpje op het onlineleerplatform.
Stap 2: Vul met kernwoorden het volgende infokader aan.
Wie beging de gruwelijke mistoestanden in Congo?
Wat deed men?
Waarom?
Stap 3: Beantwoord de vragen mondeling met behulp van de kernwoorden.
Stap 4: Lees de tekst op het onlineleerplatform.
Stap 5: Noteer (in het kader hieronder) voor elke vraag uit stap 2 extra informatie die je in de tekst vindt.
Wie beging de gruwelijke mistoestanden in Congo?
Extra informatie uit de tekst:
Wat deed men?
Extra informatie uit de tekst:
Waarom?
Extra informatie uit de tekst:
Stap 6: Vergelijk ten slotte de extra informatie die je vond met die van een klasgenoot.
2 Kinderen van de kolonisatie
De kolonisatie van Congo is een voorbeeld van hoe je geschiedenis anders kunt beleven en bekijken. Belgen kijken er met een andere blik naar dan Congolezen. In de fragmenten op het onlineleerplatform zie je getuigenissen van Congolezen of hun familieleden die de kolonisatie meegemaakt hebben. Je ziet ook getuigenissen van Belgen die tijdens de kolonisatie in Congo geleefd en gewerkt hebben.
Stap 1: De klas wordt verdeeld in twee groepen:
• Groep 1 bekijkt fragmenten 1 tot en met 4.
• Groep 2 bekijkt fragmenten 5 tot en met 8.
Stap 2: Leg kort uit hoe Belgen en Congolezen dit anders beleefden. Zorg dat beide visies aan bod komen. Werk met kernwoorden.
v IDEO: FR AGMENT 1
v IDEO: FR AGMENT 2
v IDEO: FR AGMENT 3
v IDEO: FR AGMENT 4
v IDEO: FR AGMENT 5
Opgelet: je hoort slechts één kant van het verhaal. Maar kijk vooral ook goed naar het fragment zelf. Wat zie je daar?
v IDEO: FR AGMENT 6
v IDEO: FR AGMENT 7
v IDEO: FR AGMENT 8
Stap 3: Vergelijk met een klasgenoot uit de andere groep. Je klasgenoot kiest een van jouw fragmenten.
Leg mondeling aan je klasgenoot uit waarover dat fragment ging. Wissel daarna van rol.
Stap 4: Herhaal stap 3 nog een keer.
3 Onze blik op Congo nu
Wat er in Congo gebeurd is, blijft tot vandaag doorleven. Zo is er steeds meer discussie over de standbeelden van Leopold ll die nog op vele straten, parken en pleinen staan. Of over standbeelden over de kolonisatie in het algemeen. Laten staan of weghalen?
a Bekijk het filmpje op het onlineleerplatform en beantwoord de vragen.
1 Had Leopold II veel fans na z’n dood? Motiveer je antwoord met een feit uit de reportage.
v IDEO: STANDBEELD
2 Hoe denkt Aline over het standbeeld?
3 Hoe denkt Stella over het standbeeld van de missionaris?
4 Wat wil ze nog?
b Laten staan maar op een andere manier?
1 Lees het eerste artikel.
Halle verandert beelden in het stadspark en vertelt het verhaal over het koloniale verleden
In de stad Halle worden oude standbeelden in het Albertpark op een nieuwe manier neergezet. Het beeld van koning Leopold II is nu naast zijn sokkel geplaatst, en er komt een scherm met informatie over het koloniale verleden.
Deze verandering werd voorgesteld tijdens een evenement met de naam “Congo Feest?”. Burgemeester Marc Snoeck legt uit: “We hebben samen met experts nagedacht over hoe we de standbeelden beter kunnen tonen. We vonden het belangrijk om ze niet weg te halen, maar om mensen erover te laten nadenken. Daarom hebben we het beeld van Leopold II van zijn sokkel gehaald en laten we een ander standbeeld langzaam begroeien met planten. Zo wordt het een deel van het park.”
De burgemeester zegt ook dat het belangrijk is om de geschiedenis niet te vergeten. “We willen niet doen alsof het verleden nooit is gebeurd. In Belgisch Congo zijn er erge dingen gebeurd, en dat mogen we niet verbergen. Door uitleg te geven bij de standbeelden, kunnen mensen en vooral jongeren leren over deze geschiedenis.”
Naar: VRT News, 2023-03-06
2 Welke argumenten geeft men in de tekst om het standbeeld op een andere manier te laten staan?
3 Lees het tweede artikel.
Het donkere verleden van het Museum van Schone Kunsten: Nieuwe stadswandeling over Congo en Antwerpen
Er is veel te doen over het koloniale verleden van België in Congo. Nadia Nsayi, die een Congolese grootmoeder en een Belgische grootvader heeft, organiseert samen met twee organisaties (Pax Christi en Broederlijk Delen) stadswandelingen. Deze wandelingen gaan over de vergeten banden tussen Antwerpen en Congo.
Tijdens de wandeling ‘Verhalen over Congo in Antwerpen’ neemt ze je mee langs 15 plekken in de stad. Deze plekken laten zien hoe sommige mensen veel geld verdienden met rubber en ivoor uit Congo tijdens de tijd van koning Leopold II.
Tot 10 miljoen doden
Congo was van 1884 tot 1908 het privébezit van koning Leopold II. Hij liet in België veel gebouwen bouwen met het geld dat hij daar verdiende aan rubber. In Antwerpen betaalde hij bijvoorbeeld voor het Centraal Station en het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten. Tijdens de wandeling kom je ook langs het oude kantoor van Abir, een bedrijf dat rubber haalde uit Congo. “Eerst kostte Congo Leopold II veel geld. Pas na 1894, toen de prijs van rubber steeg door de auto-industrie, verdiende hij veel geld. Maar de Congolezen leden erg: vrouwen werden mishandeld, dorpen werden verwoest en bij arbeiders die niet genoeg rubber haalden, werden hun handen afgehakt.” Er zijn tussen de drie en tien miljoen mensen gestorven in die tijd.
Granieten obelisk
Vanaf 1900 was er veel protest tegen wat er in Congo gebeurde. Van 1908 tot 1960 was Congo officieel een Belgische kolonie. Een stenen obelisk bij het stadspark herinnert aan die tijd en aan Leopold II. “We moeten deze symbolen niet weghalen, maar er zou meer uitleg moeten komen over het koloniale verleden van Antwerpen”, zegt Nadia. “Het zou goed zijn als de stad hier een bord met extra informatie plaatst.”
De gevolgen van de kolonisatie
De gevolgen van de kolonisatie zijn nog steeds te merken, vooral voor de families van de slachtoffers. Nadia is zelf een van hen. “Mijn moeder is Congolese en komt uit een streek waar veel leed is veroorzaakt tijdens de koloniale tijd. Mijn moeder verhuisde met mij naar België na de dood van mijn vader, een Belgische Congolees. Ik was toen vijf jaar. Later ben ik mijn familiegeschiedenis gaan onderzoeken en ontdekte ik dat mijn grootvader een Belgische koloniaal was. Nu voel ik me Belg, maar ik ben ook trots op mijn Congolese roots. Ik voel me een beetje tussen twee werelden.”
“Sorry zeggen”
Nadia vindt het belangrijk om over het verleden te praten. “De Belgische staat moet sorry zeggen voor wat er in Congo is gebeurd, maar dat is niet genoeg. We moeten samen naar het verleden kijken en ook iets doen aan de gevolgen van de kolonisatie, zoals de discriminatie die Belgische Congolezen nog steeds ervaren. Daarom vind ik deze wandelingen zo belangrijk.
Naar: Het Laatste Nieuws, 2019-02-15
4 Nadia Nsayi ontwierp mee koloniale wandelingen in Antwerpen. Van haar mogen de standbeelden en gebouwen blijven staan, maar op een voorwaarde. Markeer de voorwaarde in de tekst.
5 Wat moet de Belgische staat van haar nog doen? Waarom? Onderstreep in de tekst.
c Wat is jouw mening?
Moeten de standbeelden weg of niet? Waarom?
Zijn excuses van België aan Congo voldoende? Of is er meer nodig? Gebruik argumenten en leg uit.
d Houd een klasgesprek over deze twee vragen met de volgende regels:
Laat anderen uitpraten.
Leg je mening duidelijk uit. Wees beleefd.
Weetje
In 2020 vierde Congo 60 jaar onafhankelijkheid. Koning Filip heeft toen met een brief in naam van ons land zijn excuses aangeboden aan het Congolese volk. Hij deed dat met de volgende woorden:
“Om onze banden te versterken en de vriendschap tussen onze landen te verdiepen, moeten we in alle openheid en sereniteit met elkaar kunnen spreken over onze lange gezamenlijke geschiedenis.
Deze geschiedenis bestaat uit gemeenschappelijke verwezenlijkingen, maar ook uit pijnlijke episoden. Ten tijde van Congo-Vrijstaat werden geweld- en gruweldaden gepleegd die op ons collectieve geheugen blijven wegen. Gedurende de daaropvolgende koloniale periode werd eveneens leed veroorzaakt en zijn vernederingen toegebracht. Ik houd eraan mijn diepste spijt te betuigen voor die wonden uit het verleden.”
Uit: De Morgen, 2020-06-30
OPDRACHT 7: Ons beeld van het verleden is veranderd U
Inleiding
Een aflevering die bijna 20 jaar geleden gemaakt werd, kan vandaag anders worden bekeken dan toen. In deze opdracht toon je aan dat je goed hebt opgelet in de vorige opdrachten en je duidelijk uit kunt leggen waarom ons beeld van het verleden evolueert.
We kijken met een andere blik a Lees de tekst.
VRT schrapt aflevering FC De Kampioenen wegens racisme: “Past niet meer bij de tijdsgeest van vandaag”
Een 18 jaar oude aflevering van FC De Kampioenen wordt niet meer heruitgezonden, noch online aangeboden. De neerbuigende grappen over een zwart personage zijn ongepast, zegt de VRT.
Het was de makers van de tv-gids van Humo opgevallen bij de heruitzendingen van FC De Kampioenen: op 23 juli wordt aflevering 1 van seizoen 13 uitgezonden en een dag later aflevering 3. Wat is er gebeurd met aflevering 2? “Die wordt niet meer uitgezonden en ook niet meer online gezet op VRT Max,” reageert VRT-woordvoerder Hans Van Goethem. “Ze past niet meer bij de tijdsgeest van vandaag. De grappen zijn ongepast.”
“Kamer te huur” is de titel van de aflevering uit 2002, met als centrale gast Dieudonné, een man uit Kameroen, in dienst bij worstenmaker Balthasar Boma. Hij huurt een kamer bij cafébazin Pascale. Doorheen de hele aflevering worden neerbuigende grappen gemaakt over zijn huidskleur.
Oudere programma’s worden nu gescreend, zegt Hans Van Goethem. Dat gebeurt door diversiteitsmedewerkers. "De aflevering blijft wel in het VRT-archief zitten. We gaan de geschiedenis niet uitwissen." Ook op het internet circuleren trouwens meerdere opnames van de bewuste aflevering van FC De Kampioenen. Mogelijk is “Kamer te huur” later wel weer beschikbaar op VRT MAX, maar dan met een waarschuwing.
Naar: VRT News, 2020-07-20
b Vul het infokader aan.
Wie schrapt iets?
Wat wordt er geschrapt?
Waarom wordt het geschrapt?
c Beantwoord de vragen.
1 Hoe controleert de VRT of een aflevering van een ouder programma nog oké is? Markeer in de tekst.
2 Verdwijnt de uitzending helemaal? Of kun je ze nog bekijken?
3 Mogelijk komt de aflevering uiteindelijk toch nog op VRT MAX. Dankzij welke oplossing? Onderstreep in de tekst.
d Geef jouw mening. Hoe zou jij hiermee omgaan? Waarom?
OPDRACHT 8: Evalueer jezelf
1 Wat vond je van dit hoofdstuk? Omcirkel de emoji(‘s) die je gevoel het best omschrijft. ������������ ������������ ������������ ������������
Ik koos deze emoji(’s) omdat:
2 Duid aan of je de volgende vaardigheden goed beheerst of dat het nog beter kan.
Checklist
Ik kan het. Hier kan ik nog groeien.
Ik kan bronnen beoordelen op hun betrouwbaarheid. ¨¨
Ik kan een voorbeeld geven van hoe we vandaag anders kijken naar een gebeurtenis in het verleden dan nu.
Ik kan verschillen en gelijkenissen opnoemen tussen vroeger en nu. ¨¨
Ik kan informatie uit verschillende bronnen vergelijken, vanuit het standpunt van de maker(s).
Ik kan historische feiten situeren op een tijdlijn. ¨¨
Ik kan mijn mening op een respectvolle manier verwoorden.
Ik kan informatie uit een bron halen. ¨¨
Ik kan informatie in een bron markeren. ¨¨
Ik kan mijn mening over een (historisch) feit geven en verduidelijken. ¨¨
Ik kan vlot informatie opzoeken. ¨¨
Inleiding
In dit hoofdstuk kom je meer te weten over deze onderwerpen:
– Hoe herken je een organisatie achter een product?
– Wat is het verschil tussen een organisatie en een bedrijf of onderneming?
– Wat is het verschil tussen een goed en een dienst?
– Welk verband is er tussen gezinnen, bedrijven en de overheid?
– Wat zijn de vier kernactiviteiten van een onderneming?
– Wat is het doel van de verschillende organisaties?
– Hoe dragen organisaties bij aan de samenleving en het milieu?
OPDRACHT 1: De wereld in je brooddoos O
Inleiding
Heb je je ooit afgevraagd waar je lunch vandaan komt? Tijd om te ontdekken vanwaar elk stukje eten uit je brooddoos afkomstig is en hoe je organisaties die dit voedsel produceren, kunt herkennen.
1 Waar komt het vandaan?
Stap 1: Bekijk de tekening van de spilfiguren. Wat zijn ze aan het eten?
Noteer de producten in de mindmap.
Stap 2: Vul eventueel aan met producten die jij ’s middags meestal eet.
Stap 3: Ga voor elk product in de mindmap na waar het vandaan komt of kan komen. Met andere woorden: welk merk of welke organisatie brengt het product op de markt?
Noteer het merk of de organisatie in een andere kleur in de mindmap.
Stap 4: K ies drie producten uit de mindmap en vul de tabel aan.
• Herkomst: waar komt het product vandaan? Zoek op, of vraag na bij je ouders, waar bijvoorbeeld het brood gebakken is, waar de kaas gemaakt wordt of waar het stuk fruit vandaan komt.
• Logo/kenmerk: hoe herken je de organisatie achter dit product?
Tip: zoek op de verpakking naar logo’s of namen van winkels/bedrijven of zoek de informatie op via internet.
Product Merk/organisatie Herkomst (land of streek) Logo/kenmerk
2 Ontwerp een (nieuw) logo voor je school!
a Van welke merken zijn deze logo’s?
b Wat is een logo? Leg uit in je eigen woorden.
Het past bij de organisatie waarvoor het is ontworpen.
Wat maakt een goed logo?
Het is eenvoudig en herkenbaar.
De kleuren en vormen vertellen iets over de organisatie.
Dit vind ik zo’n schattig logo, alsof ik het zelf ontworpen heb!
c Ontwerp een logo voor jouw school. Ga voor een nieuw logo of een aanpassing van het logo.
Stap 1: Verdeel de klas in groepen van drie à vier leerlingen.
Stap 2: Denk na over deze vragen:
• Welke kleuren gebruik je: de schoolkleuren, kleuren die een boodschap willen overbrengen of kleuren die jij mooi vindt?
• Welke vormen of symbolen passen bij je school: een boom of een boek of eerder iets abstracts zoals een cirkel of een vierkant?
• Verwerk je de naam van de school erin of werk je met een symbool zonder tekst?
• Welk lettertype past bij het ontwerp: stoer, modern …?
Stap 3: Schets een paar ideeën voor het logo op een kladpapier.
Stap 4: K ies het definitieve ontwerp en werk het uit. Doe dit met potlood en stift of digitaal (bijvoorbeeld met een tekenprogramma zoals Canva of Paint).
Stap 5: Presenteer het ontwerp aan de klas en leg jullie keuzes (kleur, vorm, idee) uit.
OPDRACHT 2: Goederen en diensten v
Inleiding
In deze opdracht leer je dat er een verschil is tussen een goed en een dienst.
1 Verschil tussen een goed en een dienst
a Lees het infokader. een goed een dienst
• Een goed is iets tastbaars: je kunt het zien, aanraken en meestal meenemen.
• voorbeelden: broodje, frisdrank, kleding, smartphone, fiets …
b Is het een goed of een dienst? Kruis aan.
• Een dienst is iets ontastbaars: je kunt het niet vasthouden. Een dienst is een prestatie die voor jou wordt gedaan.
• voorbeelden: knipbeurt bij de kapper, busrit, basketbaltraining, navigatieapp …
Tip: kun je het vasthouden of is het iets dat je gebruikt maar niet kunt vasthouden? gsm-abonnement
¨ goed ¨ dienst busrit
¨ goed ¨ dienst parfum
¨ goed ¨ dienst doktersbezoek
¨ goed ¨ dienst carwash op school
¨ goed ¨ dienst fiets
¨ goed ¨ dienst film in de bioscoop
¨ goed ¨ dienst T-shirt
¨ goed ¨ dienst ijsje in het ijssalon
¨ goed ¨ dienst
¨ goed ¨ dienst laptop
c Bedenk met een klasgenoot twee voorbeelden van een goed en twee voorbeelden van een dienst.
Goed
voorbeeld 1: voorbeeld 1:
voorbeeld 2: voorbeeld 2:
Dienst
2 Goederen en diensten samen
a Een goed en een dienst kunnen ook samen aangeboden worden. Een voorbeeld is een restaurantbezoek. Wat is het goed in deze situatie en wat is de dienst?
Restaurantbezoek
goed: dienst:
b Bedenk zelf een situatie waar je een goed én een dienst tegelijk krijgt.
c Lees de situaties en duid aan of het een goed, een dienst of beide is.
GoedDienstBeide
Je gaat naar de kapper en koopt er meteen een shampoo bij voor extra gezond haar.
Je downloadt online een spel.
Je koopt een nieuwe telefoon in de winkel en de medewerker stelt hem meteen voor je in.
Je past een nieuwe broek in de winkel, maar beslist om die toch nog niet te kopen.
Je gaat naar de bioscoop en koopt popcorn bij de film.
Je gaat iedere vrijdagmiddag naar de bijles wiskunde op school.
Inleiding
De economische kringloop toont hoe geld en goederen tussen gezinnen en bedrijven stromen. Daarnaast speelt ook de overheid een belangrijke rol.
1 Gezinnen en bedrijven
a Lees de volgende situatie.
• Pieter, de papa van Julan, werkt in een broodfabriek (dienst).
Met het loon dat hij verdient, koopt hij producten (zoals brood) in de supermarkt.
• De broodfabriek maakt brood en verkoopt dat aan de supermarkt.
Ze betalen Pieter een loon voor zijn werk.
• De supermarkt verkoopt het brood aan gezinnen, zoals het gezin van Pieter.
De supermarkt betaalt de broodfabriek voor de broodlevering.
b Teken de stromen in de kringloop tussen Pieter (gezin), de broodfabriek (bedrijf) en de supermarkt (bedrijf).
Stap 1: Gebruik pijlen om aan te geven wat er precies gebeurt.
Stap 2: Geef de pijlen voor de goederen- en dienstenstroom een andere kleur dan de pijlen voor de geldstroom.
Stap 3: Noteer bij elke pijl het passende cijfer.
Stap 4: Vul de gebruikte kleuren in de legende aan.
1 Pieter levert arbeid aan de broodfabriek.
2 De broodfabriek levert brood aan de supermarkt.
3 De supermarkt verkoopt dit brood als goederen aan Pieter en andere gezinnen.
4 Pieter betaalt de supermarkt voor de boodschappen (goederen).
5 De supermarkt betaalt de broodfabriek voor het brood dat ze verkopen.
6 De broodfabriek betaalt loon aan Pieter.
PIETER (GEZINNEN)
SUPERMARKT (BEDRIJVEN)
BROODFABRIEK (BEDRIJVEN)
¨ goederen- en dienstenstroom ¨ geldstroom
2 Gezinnen, bedrijven en overheid
Naast de gezinnen en de bedrijven is ook de overheid betrokken in deze kringloop.
a Lees de volgende situatie.
• Pieter betaalt een deel van zijn loon aan de overheid als inkomstenbelasting
• De broodfabriek (bedrijven) betaalt ook belastingen aan de overheid.
• De overheid ontvangt belastingen van zowel gezinnen als bedrijven.
• De overheid biedt diensten, zoals wegen die het transport van brood tussen fabriek en supermarkt mogelijk maken. Daarnaast gebruikt de overheid belastinggeld om bijvoorbeeld openbare diensten te financieren, zodat Julan naar school kan gaan of kan gaan voetballen.
b Teken een eenvoudige kringloop met de drie hoofdpartijen: gezinnen, bedrijven en overheid.
betaalt loon
werkt voor het bedrijf
betaaltbelastingen infrastructuurbetaaltbelastingen openbarediensten
¨ goederen- en dienstenstroom ¨ geldstroom
Beantwoord deze vragen mondeling:
• Hoe profiteert Pieter (en zijn gezin) van de overheid in deze kringloop?
• Waarom is het belangrijk dat bedrijven belastingen betalen?
• Wat zou er gebeuren in de kringloop als gezinnen minder brood kopen? Hoe beïnvloedt dat de overheid?
• Hoe kan de overheid de kringloop beïnvloeden?
c Situatie: stel je voor dat de overheid een nieuw park aanlegt in jouw stad. Denk na over hoe dat invloed heeft op gezinnen en bedrijven. Beantwoord mondeling deze vragen.
• Wie betaalt voor het park en hoe?
• Wie zorgt voor de aanleg van het park?
• Hoe profiteren gezinnen van het park? En bedrijven?
Een organisatie is heel algemeen en kan van alles zijn. Het is een groep mensen die samenwerken om een bepaald doel te bereiken. Een organisatie kan groot of klein zijn:
• klein: jouw schoolvoetbalteam
• groot: een internationale hulporganisatie zoals het Rode Kruis
Een bedrijf of onderneming is een soort organisatie die producten maakt en/of diensten levert. Een bedrijf kan zowel een profit als een non-profitorganisatie zijn. Profit als ze winst willen maken, nonprofit als ze geen winst willen maken. Sommige organisaties, zoals scholen of goede doelen, willen geen winst maken, maar mensen helpen.
Inleiding
Een bedrijf heeft vaak als doel geld verdienen. In iedere onderneming worden er verschillende activiteiten uitgevoerd die belangrijk zijn voor het goed functioneren van de organisatie.
1 De vier kernactiviteiten
a Combineer de kernactiviteit met de passende verklaring.
A aankoop de administratie regelen, zoals boekhouding, voorraadbeheer, en betalingen
B verkoop goederen maken of produceren, of diensten leveren
C productie grondstoffen, producten of materialen kopen die nodig zijn om te kunnen werken
D administratie producten of diensten verkopen aan klanten
b Lees de verschillende situaties. Duid bij ieder bedrijf aan wat de kernactiviteit is.
Situatie 1 Wat is de kernactiviteit van Zeno's bedrijf?
Zeno heeft een bedrijf dat meubels maakt. Hij koopt hout en andere materialen in om de meubels te kunnen maken en verkoopt die meubels daarna aan winkels.
aankoop verkoop productie administratie
Situatie 2 Wat is de kernactiviteit van Gina’s kledingwinkel?
In haar kledingwinkel verkoopt Gina kleding en accessoires. Ze heeft al haar producten ingekocht bij groothandels en verkoopt die door aan klanten.
aankoop verkoop productie administratie
Situatie 3 Wat is de kernactiviteit van de bakker waar Shana werkt?
Shana werkt in een bakkerij. Ze maakt de bestellingen klaar, ze zorgt dat de broden worden aangevuld en springt bij wanneer het druk is in de winkel.
aankoop verkoop productie administratie
Situatie 4 Wat is de kernactiviteit van het bedrijf waar Noon werkt?
Noon werkt in een bedrijf waar ze fietsen maken met aangekochte onderdelen zoals wielen en frames. Ze monteren alles tot volledige fietsen, die ze vervolgens verkopen aan klanten.
aankoop verkoop productie administratie
Situatie 5 Wat is de kernactiviteit van restaurant Ten Velde?
Restaurant ‘Ten velde’ koopt ingrediënten in, zoals groenten, vlees en kruiden, en bereidt die producten om maaltijden te serveren aan klanten.
aankoop verkoop productie administratie
Situatie 6 Wat is de kernactiviteit van de houthandel?
Een houthandel koopt houten planken in grote hoeveelheden in bij verschillende zaagmolens. Ze verkoopt ze vervolgens door aan timmerbedrijven, meubelmakers en klanten die hout nodig hebben voor hun eigen projecten.
aankoop verkoop productie administratie
c Welke kernactiviteit heb je nergens aangeduid? Bespreek met je klas hoe dat komt.
2 Soorten ondernemingen
Ga een stap verder en kijk naar het soort onderneming. Ondernemingen werken namelijk op verschillende manieren.
a Je kunt bedrijven of ondernemingen indelen in drie groepen. Combineer de begrippen met de passende definitie.
A een productieonderneming
B een dienstenonderneming
C een handelsonderneming
Deze bedrijven kopen producten in en verkopen ze door aan klanten. Ze doen dus eigenlijk de verkoop van bestaande producten.
Deze bedrijven maken zelf producten. Ze produceren iets, zoals kleding, auto's of eten, dat je daarna kunt kopen.
Dit zijn bedrijven die geen fysiek product verkopen, maar iets aanbieden wat je kunt gebruiken, zoals een app, een rit met een taxi, een streamingdienst voor muziek …
b Noteer bij deze ondernemingen om welk soort onderneming het gaat.
• Colruyt:
• Bpost:
• Nike:
c Is het een productieonderneming, een dienstenonderneming of een handelsonderneming? Zet een kruisje in de juiste kolom. Snapchat warme bakker bloemenwinkel school begrafenisondernemer
Carrefour
autofabriek krantenwinkel productieonderneming dienstenonderneming handelsonderneming
d K ies een onderneming uit de lijst en leg je antwoord uit. Bespreek je antwoord met een klasgenoot.
OPDRACHT 5: Het hoofddoel van bedrijven v Inleiding
Je hebt in de vorige opdracht geleerd dat je in een bedrijf vier kernactiviteiten kunt onderscheiden. In deze opdracht ga je een stapje verder: je kijkt niet alleen naar wat ze aanbieden, maar ook naar waarom ze dat doen. Wat is het hoofddoel?
1 Het doel van commerciële organisaties
a Lees de krantenartikelen.
Apple boekt meer omzet dankzij iPhone 16 en abonnementen
Apple zag de omzet uit iPhones in het afgelopen kwartaal stijgen tot 46 miljard dollar, een toename van 1,5 miljard dollar ten opzichte van vorig jaar. Het bedrijf meldt ook verdere groei in de verkoop van abonnementen, een gebied waar Apple sterk op inzet.
Naar: 2024-11, De Tijd
Colruyt Group boekt hogere omzet en winst
De Belgische supermarktketen Colruyt Group heeft het afgelopen jaar een omzet van 10,8 miljard euro behaald. Dat is bijna 12 % meer dan het jaar daarvoor. De omzetstijging komt deels door hogere prijzen, maar ook doordat Colruyt meer klanten heeft aangetrokken en twee andere bedrijven volledig in de groep zijn opgenomen.
Naar: 2024-06, Colruyt Group
Volwassen fans zorgen voor verdubbelde omzet in tien jaar tijd
De Deense speelgoedfabrikant LEGO heeft in de eerste helft van 2024 indrukwekkende cijfers laten zien, met een omzet van 4 miljard euro en een nettowinst van 800 miljoen euro. Die goede cijfers dankt het voor een groot deel aan de grote groep volwassen fans van de kleine blokjes. Zij kopen namelijk massaal vaak heel dure bouwsets.
Naar: 2024-08-28, De Tijd
Tomorrowland boekte vorig jaar bijna
8,5 miljoen euro winst
WeAreOne.World, het bedrijf achter Tomorrowland, heeft vorig jaar een winst van meer dan 8,4 miljoen euro gemaakt. Dat blijkt uit de jaarrekeningen van het muziekfestival, die donderdag werden gepubliceerd in het Staatsblad.
Naar: 2024-08-01, Gazet van Antwerpen
b In de krantenartikelen staan een aantal moeilijke woorden onderstreept. Wat betekenen ze?
Plaats het passende woord bij de omschrijving.
periode van drie maanden (synoniem: trimester)
het totale bedrag aan inkomsten uit de verkoop van producten of diensten in een bepaalde periode (synoniem: opbrengsten)
het (positieve) verschil tussen de opbrengsten en de kosten
c Wat is het voornaamste doel van deze bedrijven?
¨ mensen helpen door gratis producten aan te bieden
¨ zorgen voor winst door producten en/of diensten te verkopen
¨ alleen speelgoed en technologie ontwikkelen voor kinderen
¨ de concurrentie uitschakelen door alle andere bedrijven over te nemen
Wist je dat ‘winst’ in het Engels ‘profit’ is?
Veel organisaties willen winst maken. Daarom noem je die organisaties profitorganisaties. Dat betekent dat hun doel is zoveel mogelijk winst (profit) te maken door producten en diensten te verkopen. Dus als je denkt aan profitorganisaties, kun je eenvoudig denken aan bedrijven die gericht zijn op winst. Ze willen producten of diensten aanbieden waar klanten voor betalen, zodat ze met de opbrengst hun bedrijf kunnen laten groeien en vernieuwen.
2 Het doel van non-profitorganisaties
Het hoofddoel van profitorganisaties bestaat uit winst maken. Maar er bestaan ook organisaties die niet voor de winst werken. Dat zijn non-profitorganisaties. Het woord non-profit betekent letterlijk ‘zonder winst’. Het belangrijkste doel van deze organisaties is om iets positiefs te betekenen voor de samenleving.
Bekijk de kennisclip.
Stap 1: Schrijf in de tweede kolom de naam van de organisatie.
Stap 2: Noteer in de derde kolom een doel van de organisatie.
3 Profit versus non-profit a Lees de voorbeelden. Omcirkel of de organisatie profit of non-profit is.
Na school stop ik bij een van mijn favoriete winkels Hema. Ze verkopen er kleurrijke schoolspullen zoals pennen, notitieblokken en rugzakken.
profitnon-profit
Onze buren werken bij Auxilia, een organisatie die na school kinderen helpt bij het maken van hun huiswerk. Op die manier krijgen ze dezelfde kansen op een goede opleiding.
De overbuurman kookt bijna nooit. Ik zie heel vaak iemand van TakeAway een afhaalmaaltijd leveren.
Met onze klas zamelen we geld in voor The Sea Cleaners. Deze organisatie helpt de oceanen schoon te maken en het zeeleven te beschermen tegen vervuiling. Ze krijgt geld uit donaties en werkt samen met vrijwilligers van over de hele wereld.
Mijn tante werkt bij een opvangcentrum, dat gewonde en dakloze dieren opvangt en verzorgt totdat ze klaar zijn om door een nieuw gezin geadopteerd te worden.
In het winkelcentrum opende afgelopen weekend een winkel van Verisure. Dit bedrijf maakt en verkoopt slimme apparaten voor thuis, zoals beveiligingscamera’s. Ze willen inzetten op vernieuwende technologieën.
b Gaat het om een profit- of een non-profitorganisatie? Markeer en leg uit.
een school profit non-profit
een ziekenhuis profit non-profit
een amateurvoetbalclub profit non-profit
Een amateurvoetbalclub versus een professionele voetbalclub
Er is een groot verschil tussen een amateurvoetbalclub en een professionele voetbalclub. Dat verschil zit niet alleen in het niveau van het spel, maar ook in de manier waarop de clubs zijn georganiseerd en wat hun doelen zijn.
- Veel amateurvoetbalclubs zijn non-profitorganisaties
Ze maken geen winst, maar ze gebruiken het geld om de club te onderhouden en te verbeteren. Het hoofddoel van zo'n club is om sport toegankelijk te maken voor iedereen in de gemeenschap en om plezier in het spel te bevorderen.
De inkomsten van de club, zoals lidgelden, sponsoring of opbrengsten uit de kantine, worden terug geïnvesteerd in de club. Dat geld kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor het kopen van sportmateriaal, het organiseren van trainingen voor spelers of het verbeteren van de infrastructuur (zoals velden en kleedkamers).
- Aan de andere kant werken professionele voetbalclubs, zoals Anderlecht of Club Brugge, vaak als profitorganisaties
Het hoofddoel van de club is om winst te maken. Ze krijgt inkomsten op verschillende manieren, zoals ticketverkoop, merchandising (het verkopen van shirts en andere clubproducten), sponsoring en de verkoop van spelers.
De winst die een professionele club maakt, gaat vaak naar aandeelhouders of eigenaren van de club. Zij investeren in de club om uiteindelijk meer winst te behalen. In tegenstelling tot amateurclubs, ligt de focus hier dus niet alleen op sportieve prestaties, maar ook op het behalen van financieel succes.
c Noteer twee organisaties in jouw buurt die behoren tot de non-profitsector.
OPDRACHT 6: Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Inleiding
Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) is het streven van bedrijven om niet alleen winst te maken, maar ook bij te dragen aan het welzijn van de samenleving en het milieu. Zowel profit- als non-profitorganisaties kunnen zich inzetten voor MVO, maar de manier waarop dat gebeurt is vaak verschillend.
a Lees de artikels.
Paradise City
Het Paradise City-festival in Perk (België) is uitgeroepen tot een van de meest milieuvriendelijke festivals ter wereld door de ngo* ‘A Greener Festival’. Paradise City heeft een sterke focus op ecologie en probeert een zo klein mogelijke ecologische voetafdruk achter te laten. Dit doen ze door bijvoorbeeld vegetarisch/veganistisch eten aan te bieden, gebruik van herbruikbare bekers, actieve afvalscheiding en recycling en 100 % groene stroom voor het festival. De nieuwste uitdaging is het verminderen van de CO2-uitstoot door bezoekersvervoer, waarvoor het festival werkt aan nachttreinen en gratis pendeldiensten om zijn ecologische impact nog verder te verkleinen.
* ngo = een internationale organisatie tussen verschillende landen
Naar: 2022-02-27, pickx.be
Wat gebeurt er met voedseloverschotten in onze Colruytwinkels?
We doen ons best om voedseloverschotten te vermijden, en we slagen daar goed in. Bijna al onze verse producten worden verkocht. Wat niet verkoopt, krijgt een tweede kans: we geven het zoveel mogelijk een nuttige bestemming via sociale organisaties, snelle verkoop of verwerking tot andere producten.
Sinds 1997 werken we samen met de Voedselbanken.
Vrijwilligers van deze organisatie helpen dagelijks om de producten te verdelen onder sociale restaurants, opvangtehuizen en andere sociale initiatieven, die op hun beurt de voeding verstrekken aan mensen die het hard nodig hebben.
Bron: 2024-07-31, colruyt.com
Belgisch initiatief goed voor 13 000 ton minder voedselverspilling Een gebroken wortel, een tomaat met een vlekje of een prei zonder perfecte haardos? Voortaan verdwijnen ‘lelijke’ groenten die anders nooit op ons bord belanden in verse soep. Lidl lanceert daarvoor een gloednieuw vers soepaanbod. De supermarktketen redt daarmee jaarlijks 13 000 ton voedsel of 500 volle vrachtwagens. S’oups is een Belgisch initiatief: Lidl werkt ervoor samen met het West-Vlaamse groentebedrijf Verduyn en het Antwerpse soepbedrijf PurAgro. Het nieuwe versaanbod kadert in de ambitie van de supermarktketen om tegen 2050 voedselverspilling volledig te bannen. Niet alleen in de winkels, maar in de hele toeleveringsketen.
Bron: 2024-11-08, lidl.prezly.com
Waarom Tony’s
Tony’s Chocolonely staat voor de bewustwording van kinderarbeid en gelijkheid in de cacao-industrie. Het merk zet zich in om de chocoladewereld 100 % slaafvrij te maken door de problematische arbeidsomstandigheden op de cacaoplantages aan te pakken.
Tony’s Chocolonely besloot vanaf de start van het bedrijf af te zien van de standaard chocoladebranding. Zij kozen voor brutaliteit en lef. Hun kenmerkende rode kleur staat voor de alarmerende situatie in de cacaoindustrie.
Heb je jezelf ooit afgevraagd waarom de stukken van de Tony-repen deze bijzondere vormgeving hebben? Ook dit heeft natuurlijk weer te maken met het merkverhaal. Tony’s Chocolonely heeft er bewust voor gekozen om de chocoladestukjes ongelijk te verdelen omdat de chocoladewereld ook niet gelijk verdeeld is.
Tony’s Chocolonely is een voorbeeld van hoe een bedrijf niet alleen winst nastreeft, maar ook sociale en ecologische impact wil maken.
Bron: creamyconcepts.com
b Beantwoord de vragen.
1 Waarom is het Paradise City-festival uitgeroepen tot een van de meest milieuvriendelijke festivals ter wereld?
A Omdat het festival gratis is.
B Omdat het festival veel muziekoptredens heeft.
C Omdat het festival wereldwijd het meeste publiek trekt.
D Omdat het festival een sterke focus heeft op ecologie en een kleine ecologische voetafdruk probeert achter te laten.
2 Hoe kan het festival de CO2-uitstoot verder verminderen? Markeer in de tekst.
3 Wat gebeurt er met onverkochte producten in de winkels van Colruyt?
A Ze worden weggegooid.
B Ze worden verkocht aan andere bedrijven.
C Ze worden gedoneerd aan sociale organisaties.
D Ze worden verwerkt tot nieuwe producten.
4 Met welke organisatie werkt Colruyt samen om voedseloverschotten te schenken?
5 Wat is de rol van deze organisatie? Markeer in de tekst.
6 Wat is het doel van Lidl met het nieuwe vers soepaanbod van ‘lelijke’ groenten?
A voedselverspilling verminderen en 13 000 ton voedsel per jaar redden
B de prijs van groenten verminderen
C smaak van soep verbeteren
D de verkoop van groenten verhogen
7 Waarom kiest Tony’s Chocolonely ervoor om de chocoladestukjes ongelijk te verdelen?
A Om de productie te versnellen.
B Om de prijs van de chocolade te verlagen.
C Omdat de chocoladewereld ook niet gelijk verdeeld is.
D Omdat het makkelijker is om de repen te breken.
8 Wat is het hoofddoel van Tony’s Chocolonely?
A de goedkoopste chocolade maken
B de gelijkheid in de cacao-industrie bevorderen en kinderarbeid elimineren
C de meeste chocolade ter wereld verkopen
D de prijs van chocolade wereldwijd verlagen
c Deze organisaties dragen bij aan duurzaamheid, maar ze doen dat op verschillende manieren.
Hoe doen ze dat?
City
Tony’s Chocolonely
OPDRACHT 7: verschillende org anisaties in kaart
Inleiding
In deze opdracht ontdek je meer over verschillende organisaties in Vlaanderen.
Wat doen deze organisaties?
Bekijk de verschillende visitekaartjes en beantwoord de vragen per organisatie.
STUDIO 100
Halfstraat 80
2627 Schelle
Gezinsbond | Arduinkaai 16
1000 Brussel | 02/507.88.88
Natuurpunt
Coxiestraat 11
2800 Mechelen
ALDI (hoofdzetel)
Keerstraat 4 9420 Erpe-Mere
In Flanders Fields Museum
Grote Markt 34
8900 Ieper
+32 (0)57 239 220
Studio 100 is een Belgisch entertainmentbedrijf dat televisieprogramma’s, muziek, films, musicals, strips en merchandise produceert. We beheren ook verschillende themaparken.
De Gezinsbond werkt aan een gezins- en kindvriendelijke samenleving waar iedereen zich thuis voelt en zijn stem kan laten horen, los van zijn achtergrond en familiale situatie. We zijn er voor jou! Met advies, voordelen en activiteiten.
Natuurpunt is een onafhankelijke vrijwilligersvereniging met 125 000 leden. We beschermen en herstellen de kwetsbare en bedreigde natuur in Vlaanderen.
Supermarktketen ALDI is, met 440 winkels, de leidende discounter in België!
Het In Flanders Fields Museum verzamelt, onderzoekt en presenteert het erfgoed en de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog in België. Het belicht de totale impact van de oorlog op de mens en zijn omgeving.
Stap 1: Beantwoord deze vragen.
• Wat doet de organisatie? Beschrijf kort de kernactiviteiten.
• Levert de organisatie een product, een dienst of allebei?
• Is het een profit- of non-profitorganisatie?
Organisatie
Studio 100 ¨ product ¨ dienst ¨ profit ¨ non-profit
Gezinsbond ¨ product ¨ dienst ¨ profit ¨ non-profit
Natuurpunt ¨ product ¨ dienst ¨ profit ¨ non-profit
Aldi ¨ product ¨ dienst ¨ profit ¨ non-profit
In Flanders Fields Museum ¨ product ¨ dienst ¨ profit ¨ non-profit
Stap 2: K ies een organisatie die dicht bij de school ligt.
• Beschrijf wat het bedrijf doet.
• Biedt het een product, dienst of allebei aan?
• Is het een profit- of een non-profitorganisatie?
OPDRACHT 8: De invloed van organisaties op mij
Inleiding
Sommige organisaties helpen mee om onze wereld beter te maken. Ze zorgen voor meer werk, brengen mensen samen en proberen maatschappelijke problemen op te lossen zoals dierenleed of armoede. Dankzij hun inzet en slimme ideeën werken ze aan een mooie toekomst voor iedereen.
De kracht van organisaties
1 2
Stap 1: Verdeel de klas vier groepen.
Stap 2: Elke groep krijgt een organisatie toegewezen. Noteer de naam van die organisatie in het kader.
Stap 3: Lees de tekst over jouw organisatie. Zoek moeilijke woorden op.
Stap 4: Noteer de activiteit van jouw organisatie.
Stap 5: Vermeld welke positieve gevolgen de activiteit heeft voor de maatschappij.
Stap 6: Bespreek klassikaal jouw organisatie.
De andere groepen vullen de informatie in de kaders aan.
Kringwinkel
Activiteit:
Positieve gevolgen:
Activiteit:
Positieve gevolgen:
Activiteit:
Positieve gevolgen:
Activiteit:
Positieve gevolgen:
OPDRACHT 9: Evalueer jezelf R
1 Wat vond je van dit hoofdstuk? Omcirkel de emoji(‘s) die je gevoel het best omschrijft.
Ik koos deze emoji(’s) omdat:
2 Duid aan of je de volgende vaardigheden goed beheerst of dat het nog beter kan.
Checklist
Ik kan het onderscheid toelichten tussen goederen en diensten.
Ik kan een eenvoudige economische kringloop uitleggen.
Ik kan het verschil uitleggen tussen profit en non-profit.
Ik kan de kernactiviteiten van een onderneming toelichten.
Ik begrijp dat de activiteiten van ondernemingen en organisaties gevolgen kunnen hebben voor onze maatschappij.
Ik kan mijn mening respectvol uiten.
Ik kan zelfstandig opdrachten uitvoeren.
Ik kan vlot samenwerken met anderen.
Ik kan het. Hier kan ik nog groeien.
Inleiding
In dit hoofdstuk ontdek je hoe je in je dagelijks leven democratische beslissingen neemt, of net niet. Daarbij zoek je een antwoord op de volgende vragen:
– Wat is inspraak eigenlijk?
– Wat zijn rechten? Wat zijn plichten?
– Wat betekent vrijheid van meningsuiting?
OPDRACHT 1: Wat vind jij ervan? O
Inleiding
Soms nemen anderen, met of zonder jouw toestemming, beslissingen die een direct gevolg hebben voor je eigen leven.
1 Een smartphoneverbod in het onderwijs
Lees het artikel en beantwoord de vragen.
Vlaamse regering verbiedt smartphones in middelbaar onderwijs
Er komt vanaf het schooljaar 2025-2026 een smartphoneverbod in het Vlaamse basisonderwijs en secundair onderwijs. Voor de eerste en tweede graad van het secundair onderwijs wordt de smartphone verboden tijdens de lessen, in de gangen en op de speelplaats. Voor de derde graad enkel tijdens de lesuren. Minister van Onderwijs Zuhal Demir (N-VA) zegt dat het verbod “de concentratie, de schoolresultaten en het welbevinden van de leerlingen zal verbeteren.”
Niet alleen smartphones maar ook andere zogenaamde ‘smart devices’, zoals smartwatches, worden verboden.
De scholen kunnen zelf de straffen vastleggen voor wanneer leerlingen het verbod niet respecteren. Ook tijdens een studie-uitstap of een sportdag kunnen scholen de apparaten verbieden.
Er zijn enkele uitzonderingen. Zo zijn smartphones nog toegelaten in de les mediawijsheid of voor het organiseren van quizzen in de klas. Ook voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften of om medische redenen kunnen uitzonderingen worden gemaakt.
“We zien een stijgend aantal depressies, zelfmoorden, zelfbeschadiging en angsten bij kinderen onder invloed van sociale media”, zegt minister Demir. Het smartphoneverbod zal kunnen zorgen voor “een veiligere en rustigere schoolomgeving”.
Vooruit-voorzitter Conner Rousseau is tevreden. “Dit zal ervoor zorgen dat kinderen zich beter voelen en zich zo beter kunnen concentreren. De regel is voor iedereen gelijk, en kan zorgen voor minder online pesten.”
“Eindelijk”, reageert ook CD&V-voorzitter Sammy Mahdi op Instagram. Voor hem gaat het algemene verbod op school nog niet ver genoeg. “We moeten verder nadenken over de rol van onder andere TikTok op kinderen”.
Ook volgens parlementslid An Christiaens (CD&V) leidt de smartphone “te veel af van menselijk contact op school. Net dat echte contact tussen leerlingen is belangrijk. Met elkaar praten.”
Gwendolyn Rutten (Open Vld) vraagt zich af of zo’n verbod wel mag. “Ik twijfel of een gsm-verbod in alle scholen wel wettelijk is?”
Groen-parlementslid Kim Buyst noemt het verbod “geen slechte maatregel”, maar wil meer maatregelen rond mentaal welzijn. “Het is één brandblusser voor een grote brand”.
De scholierenkoepel (een groep leerlingen die alle Vlaamse leerlingen in het secundair onderwijs vertegenwoordigt) vroeg aan 11 439 leerlingen hun mening. 88 procent is tegen het verbod. 69 procent vindt wel dat de smartphone in de klas verboden moet worden, maar niet tijdens de pauze. “Wij vinden het jammer dat er geen overleg is geweest met ons”, zegt Gabriel Leka, voorzitter van de Scholierenkoepel. “De meeste scholieren willen wél strenge regels, maar geen verbod.” Een verbod houdt geen rekening met de wereld van de leerlingen: ze hebben hun smartphone vaak nodig om op Smartschool te geraken of om het lessenrooster op te volgen. De Scholierenkoepel vraagt ook inspraak: “Het gaat over ons. We willen mee beslissen.”
Naar: Het Laatste Nieuws, 2024-12-20
a Vat het artikel in twee zinnen samen. Wat is er beslist?
b Markeer argumenten in de tekst:
• groen voor het verbod
• geel tegen het verbod
c Omcirkel wie voor een smartphoneverbod is.
Doorstreep wie tegen het verbod is.
Onderstreep wie twijfels heeft.
MINISTER vAN ONDERWIJS
POLITIEKE PARTIJ GROEN
SCHOLIERENKOEPEL
POLITIEKE PARTIJ vO ORUIT
d Niet enkel smartphones worden verboden. Wat nog?
POLITIEKE PARTIJ CD&v
P OLITIEKE PARTIJ OPEN v LD
2 Jouw mening over het smartphoneverbod
De spilfiguren hebben allemaal een andere mening over een smartphoneverbod. Lees hun reacties. Met welke spilfiguur komt jouw mening het meeste overeen? Leg aan een klasgenoot uit waarom.
Als we tijdens de middagpauze onze smartphone wel mogen gebruiken, dan vind ik een smartphoneverbod wel oké. In de les heb je die nergens voor nodig.
Ik heb best wel veel vrienden in Brussel en daar is het al langer verboden, op Franstalige scholen. Dat vind ik het beste: verbied de smartphone gewoon op alle scholen. Dan is de situatie voor iedereen gelijk. Pfff. Ik vind dat moeilijk. Kunnen we geen regels afspreken per graad? Een smartphone is soms ook handig in de les, met sommige apps.
Ik ben tegen een smartphoneverbod. We moeten met onze smartphone leren omgaan. Dat kunnen we leren door samen af te spreken wanneer een smartphone kan en wanneer niet. Mijn nichtje werkt in een kledingzaak. Zij mag enkel haar smartphone gebruiken tijdens de pauzes, niet tijdens het werk. Logisch toch?
Inleiding
Een smartphoneverbod? Hallo? Ik denk het niet! Ik moet echt tussen elk lesuur kunnen gamen of ik raak mijn level kwijt. Weet je hoeveel uren het me gekost heeft om zover te geraken?
De scholierenkoepel vraagt inspraak in een smartphoneverbod. Maar wat bedoelt ze daar juist mee?
Inspraak wil zeggen dat je je mening mag geven over iets waarbij je betrokken bent. Er wordt naar jou geluisterd. Maar dat wil niet zeggen dat jouw mening ook gevolgd moet worden in de eindbeslissing.
1 Inspraak of niet?
Bekijk de kennisclip en duid aan.
Mijn ouders beslissen dat ik naar de muziekschool ga. Mijn mening wordt niet gevraagd.
Mijn ouders beslissen dat ik naar de muziekschool ga. Ze vinden dat belangrijk. Ik mag wel zelf kiezen welk instrument ik leer bespelen.
Mijn ouders vragen me welke hobby’s ik graag zou willen doen. Zij zouden graag hebben dat ik naar de muziekschool ga. Maar ik zeg dat ik liever wil voetballen of toneel spelen.
2 Inspraak in je dagelijks leven
In je dagelijks leven wordt er soms rekening gehouden met jouw mening.
a Geef een voorbeeld van hoe je thuis inspraak hebt in je dagelijks gezinsleven.
• voeding
• uiterlijk
b Geef een voorbeeld van hoe je op school inspraak hebt als klas of als leerling.
Inspraak Geen inspraak
OPDRACHT 3: Inspraak in België
Inleiding
België is een democratie. Dat betekent dat de burgers van ons land mee mogen beslissen hoe ons land wordt bestuurd. Soms kiest een regering ervoor om, ook in een democratie, geen inspraak te geven in een beslissing. In dat geval is daar meestal een goede reden voor. Een woordje uitleg.
1 Inspraak of geen inspraak?
a Lees elke situatie aandachtig.
b Noteer of je als burger inspraak (I) of geen inspraak (GI) hebt.
Ongeveer elke vijf jaar houdt ons land verkiezingen. Dan mogen de burgers zelf beslissen wie hen voor de volgende vijf jaar mag vertegenwoordigen in het parlement of op de gemeenteraad.
Een volksraadpleging of referendum wordt gebruikt om de mening van de inwoners van een land of een gemeente te kennen over een bepaald onderwerp, zoals bij grote bouwprojecten in de gemeente of bij het samengaan van gemeenten waardoor een nieuwe naam gekozen moet worden.
De regering legt regels op voor voedselveiligheid. We willen allemaal dat ons voedsel veilig is en dat we er niet ziek door worden.
Bij zware misdaden, waarbij ook slachtoffers zijn, verschijn je voor een speciale rechtbank: het hof van assisen. In die rechtbank beslissen niet de rechters of je schuldig of onschuldig bent, maar een jury van gewone mensen die samen een beslissing nemen.
In de omgeving van elke school in België heb je een zone 30, waar het verkeer niet sneller mag rijden dan 30 km/u. Op een autosnelweg mag je maximaal 120 km/u. Die snelheidslimieten liggen vast.
2 De voor- en nadelen van inspraak
Stel: je school wil vanaf volgend schooljaar een vierdagenweek invoeren. Geen les meer op woensdag, maar op maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag een extra lesuur.
Bekijk het voorstel eens vanuit verschillende perspectieven.
Stap 1: Verdeel de klas in vier groepen.
Stap 2: Elke groep bekijkt het voorstel vanuit een bepaald standpunt: leerlingen, ouders, leerkrachten of de busmaatschappij.
• Noteer alle voor- en nadelen vanuit dat standpunt.
• Bespreek nadien als groep of jullie voor of tegen zijn.
Stap 3: Houd een klasgesprek waarbij elke groep de voor- en nadelen opsomt.
Stap 4: Laat aan de andere groepen weten of jullie voor of tegen zijn.
Een lesweek van vier dagen Voordelen Nadelen de leerlingen de ouders de leerkrachten de busmaatschappij (bv. De Lijn)
OPDRACHT 4: vrijheid v an meningsuiting v Inleiding
Wat houdt vrijheid van meningsuiting eigenlijk in? Geldt die vrijheid altijd en overal?
Wat zegt de Belgische grondwet?
de grondwet = de belangrijkste wet in een land
Art. 19 uit de Belgische grondwet: het recht op vrijheid van meningsuiting
De vrijheid van eredienst, de vrije openbare uitoefening ervan, alsmede de vrijheid om op elk gebied zijn mening te uiten, zijn gewaarborgd, behoudens bestraffing van de misdrijven die ter gelegenheid van het gebruikmaken van die vrijheden worden gepleegd.
a Lees de tekst.
Wat betekent dat nu in mensentaal?
Je hebt in België het recht om vrij je geloof te kiezen en dat te laten zien, en je mening over allerlei onderwerpen te delen. Dat recht is beschermd, behalve wanneer je misbruik maakt van je vrijheid door een misdrijf te plegen.
In België kun je bijvoorbeeld je buurman ‘een vervelende man’ noemen, kritiek geven op de regering, of zelfs een eigen vlag verbranden. Je mag je mening verspreiden in het openbaar, zonder bang te zijn voor straf. Dat valt allemaal onder de vrijheid van meningsuiting: het recht om te zeggen en schrijven wat je denkt.
In andere landen is dit echter niet altijd toegestaan. In Turkije bijvoorbeeld, mag je de Turkse vlag niet verbranden of de president beledigen. In Spanje mag je de koning niet beledigen. In Rusland mocht je lange tijd het conflict in Oekraïne geen ‘oorlog’ noemen, omdat je kon worden gestraft met boetes en gevangenisstraffen.
In België geldt de vrijheid van meningsuiting voor allerlei meningen, of het nu gaat om politieke standpunten, reclame voor je winkel, of meningen in een kunstwerk of lied. Dat geldt ook voor alle vormen van media: toespraken, kranten, sociale media, radio, tv, internet ...
Volgens de Belgische wet is die vrijheid sterk beschermd, zelfs als iemand beledigende woorden gebruikt, zoals ‘domkop’ of ‘idioot.’ Toch zijn er enkele grenzen.
Zo mag je bijvoorbeeld niet in een volle zaal 'brand!' roepen als er geen brand is, omdat dat onnodige paniek kan veroorzaken. Soms kan een mening namelijk meer doen dan alleen een mening uiten; het kan leiden tot chaos, geweld of haat. In België is het daarom verboden om opzettelijk aan te zetten tot haat, discriminatie of geweld door bijvoorbeeld racistische taal te gebruiken.
Beperkingen op de vrijheid van meningsuiting mogen alleen achteraf worden opgelegd: pas nadat iemand iets heeft gezegd, kan er eventueel worden ingegrepen en gestraft. Het vooraf verbieden van bepaalde meningen wordt ‘censuur’ genoemd en dat is in België verboden.
De Belgische grondwet is opgesteld met het idee dat vrijheid van meningsuiting belangrijk is, zodat iedereen een stem kan hebben in de politiek en de overheid openstaat voor de ideeën van burgers. Door verschillende ideeën tegen elkaar af te wegen, kunnen de beste oplossingen worden gevonden.
Naar: belgischegrondwet.be
b Zoek de correcte term in de tekst.
• Bepaalde meningen vooraf verbieden wordt genoemd.
• De belangrijkste wet in een land wordt de genoemd.
c Markeer de betekenis van het recht op vrije meningsuiting in de tekst.
d Lees de stellingen. Omcirkel de stellingen die waar zijn.
A In België mag je vrij je mening uiten, behalve als je daarbij een misdrijf pleegt.
B In België is het verboden om kritiek te geven op de regering.
C In Turkije mag je de president beledigen zonder gestraft te worden.
D Vrijheid van meningsuiting in België geldt alleen voor politieke meningen, niet voor wat je over je buurman denkt of zegt.
E In Rusland mocht je het conflict in Oekraïne een tijdlang niet 'oorlog' noemen zonder risico op straf.
F De Belgische wet geeft je vrijheid van meningsuiting maar verbiedt aanzetten tot haat, discriminatie en geweld door middel van racistische taal.
e Tijd voor een quiz! Duid het juiste antwoord aan.
Stap 1: Lees de eerste stelling en de antwoordmogelijkheden.
Stap 2: Antwoord op de afgesproken manier zodra je leerkracht zegt dat het mag.
Stap 3: Herhaal totdat alle stellingen beantwoord zijn.
1 Wat valt in België onder de vrijheid van meningsuiting?
A alleen politieke meningen
B politieke meningen, maar ook reclame en kunst
C politieke meningen, maar ook reclame en kunst in alle mogelijke vormen en op om het even welke manier
2 Wat is in België verboden in verband met vrijheid van meningsuiting?
A kritiek geven op de regering
B opzettelijk aanzetten tot haat, discriminatie of geweld
C beledigende taal gebruiken tegen een persoon
3 Waarom werd vrijheid van meningsuiting opgenomen in de Belgische grondwet?
A om censuur in het land mogelijk te maken
B om iedereen een stem in de politiek te geven en om ervoor te zorgen dat de overheid open staat voor de ideeën van de burgers
C omdat andere landen dat ook deden
4 Wat gebeurt er in België met beperkingen op de vrijheid van meningsuiting?
A Beperkingen kunnen pas achteraf worden opgelegd, na het uiten van de mening.
B Beperkingen worden vooraf opgelegd via censuur.
C Er zijn geen beperkingen op de vrijheid van meningsuiting.
5 Wat mag niet op het gebied van de vrije meningsuiting in België?
A iemand beledigen
B onterecht ‘Brand!’ roepen in een volle zaal
C een vlag verbranden
Inleiding
In een democratie heb je rechten en plichten. Sommige dingen mag je doen, andere moet je doen.
• Een recht betekent dat je iets mag doen, hebben of verwachten van anderen. Rechten zijn vaak vastgelegd in wetten, verdragen of afspraken en reglementen. Ze bieden bescherming en vrijheid aan personen binnen een samenleving.
• Een plicht is een verantwoordelijkheid of verplichting die een persoon of een groep heeft om bepaald gedrag te vertonen of bepaalde acties te ondernemen. Ook plichten zijn vaak vastgelegd in wetten, regels of afspraken.
Rechten en plichten zijn in een maatschappij ongeveer in evenwicht: bij elk recht hoort een plicht en omgekeerd. Zo heb je het recht op vrijheid van meningsuiting, maar ook de plicht om ervoor te zorgen dat je op die manier niet aanzet tot haat of geweld, of personen opzettelijk kwetst.
1 Rechten en plichten in je gezin
a In dit gezin gelden de volgende regels of geboden.
Duid telkens aan of het volgens jou om een recht of een plicht gaat.
De acht geboden van een topgezin
1 Gij zult uw eigen ding mogen doen! Of het nu gaat om gamen, dansen of voetbal, ontdek wat jij cool vindt. recht plicht
2 Gij zult niet lui zijn, maar uw steentje bijdragen! Van tafel dekken tot de hond uitlaten – teamwork makes the dream work. recht plicht
3 Gij zult zeggen wat gij denkt! Iedereen mag een eigen mening hebben (maar geen ruzie om wie de afstandsbediening krijgt). recht plicht
4 Gij zult niet hongerig of in gatenkleren rondlopen! Ouders zorgen voor pizza én propere sokken. recht plicht
5 Gij zult vriendelijk en respectvol zijn! Geen scheldpartijen of deurknallen –tenzij in een videogame. recht plicht
6 Gij zult uzelf veilig voelen thuis! Niemand wordt hier uitgelachen om zijn rare dansmoves. recht plicht
7 Gij zult uw thuis zien als een veilige haven! Een plek waar je met je pyjama aan op de bank mag chillen. recht plicht
8 Gij zult als gelijken behandeld worden! Hier geldt: jong, oud, groot of klein –iedereen telt evenveel mee. recht plicht
b Verzin zelf een recht dat in jouw gezin zou moeten bestaan.
2 Rechten en plichten op school
Ook op school heb je rechten en plichten. De plicht om op tijd te komen bijvoorbeeld. Of het recht op een aantal pauzes in de loop van de dag. Die rechten en plichten staan in het schoolreglement.
• Richt je eigen school op.
• Verzin een naam voor je nieuwe school.
• Stel je eigen schoolreglement op met vier plichten en vier rechten die voor elke leerling gelden.
SCHOOLREGLEMENT VAN (naam school) rechten plichten
3 Rechten en plichten in het verkeer
Het verkeersreglement bestaat ook uit rechten en plichten, die vaak aangeduid worden met een verkeersbord of een wegmarkering.
Welk recht of plicht heb je hier?
Welke plicht heb je?
Welk recht heeft de fietser?
Welk recht heeft de fietser?
Welke plicht hebben autobestuurders?
Welke plicht heb je?
Welke plicht heb je?
4 Stemrecht en stemplicht
België is een democratie, met stemrecht en stemplicht.
In België hebben de inwoners stemplicht bij de verkiezingen. Dat wil zeggen dat elke Belg moet gaan stemmen: je bent ertoe verplicht. Wie niet gaat stemmen bij een verkiezing, kan daarvoor een boete krijgen. Net omdat het eigenlijk verplicht is.
Met de gemeenteraadsverkiezingen is dat anders. Dan hebben inwoners van Vlaanderen stemrecht in plaats van stemplicht. Je bent niet langer verplicht om te gaan stemmen: je mag gaan stemmen als je dat wenst. Wie niet gaat stemmen, kan er geen boete voor krijgen.
Vat in je eigen woorden het verschil tussen stemrecht en stemplicht samen.
Weetje
In België is stemplicht eigenlijk opkomstplicht. Je wordt immers niet verplicht om te stemmen, maar wel om naar het stemhokje te gaan. Daar wordt dan geregistreerd dat je aanwezig was. Er wordt niet gecontroleerd of je echt gestemd hebt.
OPDRACHT 6: Inspraak, rechten en plichten in de praktijk U
1 Wie bepaalt wat er gebeurt?
a Bekijk het filmpje op het onlineleerplatform en vul het informatierooster in.
v IDEO: SINTANDRE ASLYCEUM
Wie?
Wat?
Waar?
Waarom?
a Vinden de ouders en de leerlingen dat ze inspraak gehad hebben?
JA NEE
b Vindt de directie dat er inspraak geweest is? Leg uit.
c O ver welke plicht op school gaat het hier?
2 Weg met het schooluniform! Of toch niet?
Lees het artikel dat je van je leerkracht krijgt.
a Markeer in het artikel:
• groen: de rechten op vlak van kleding op school
• geel: de plichten op vlak van kleding op school
• blauw: de argumenten voor een schooluniform
• oranje: de argumenten tegen een schooluniform
b Zijn de volgende stellingen waar of niet waar? Noteer het correcte antwoord indien niet waar.
1 De directie van het Sint-Andreaslyceum wil het schooluniform volgend schooljaar al afschaffen.
¨ waar ¨ niet waar
2 Er is zo goed als geen protest tegen de afschaffing van het uniform. ¨ waar ¨ niet waar
3 De kledijvoorschriften aan het Sint-Andreaslyceum zijn even strikt als op een Engelse kostschool. ¨ waar ¨ niet waar
4 Directeur Joost Laeremans heeft de beslissing zonder enige vorm van overleg genomen.
¨ waar ¨ niet waar
5 Met het afschaffen van het uniform is vanaf volgend schooljaar om het even welk soort kledij op school toegestaan.
¨ waar ¨ niet waar
6 Het Sint-Andreaslyceum hoopt dat door het afschaffen van het uniform meer leerlingen en ouders zich welkom zullen voelen.
¨ waar ¨ niet waar
7 Er zijn momenteel nog maar tien scholen in Vlaanderen die het schooluniform verplichten.
¨ waar ¨ niet waar
c In opdracht 5.2 mocht je een eigen school stichten met eigen rechten en plichten. Beargumenteer waarom jouw school wel of niet een uniform moet invoeren. Gebruik argumenten uit het artikel over het Sint-Andreaslyceum.
OPDRACHT 7: Jij mag kiezen … of toch niet? U
Duid per situatie aan wat van toepassing is.
Gaat het in deze situatie om een recht, een plicht, inspraak of geen inspraak, of vrijheid van meningsuiting? Recht Plicht Inspraak of geen inspraak Vrijheid van meningsuiting
Mijn ouders vinden het belangrijk dat ik een muziekinstrument kan bespelen. Zij vinden muziek maken allebei leuk: papa speelt gitaar en mama piano. Maar ik heb er helemaal niets mee. Ze willen me volgend jaar toch naar de muziekschool sturen, ook al is dat met tegenzin.
Een school mag niet zomaar een hele dag lang lesgeven zonder pauzes. Elke leerling moet verplicht een lange pauze hebben tijdens de dag.
Ik vind wiskunde echt een stom vak. Ik heb het op mijn pennenzak geschreven: wiskunde = stom.
Ouders moeten zorgen voor kleding en eten voor hun kinderen.
De directie heeft zonder overleg een regel ingevoerd die alle frisdranken op school verbiedt. De mening van de leerlingen werd niet gevraagd.
Iedereen in een gezin zou zich veilig en gewaardeerd moeten voelen.
Wanneer je voetbal speelt, moet je je aan de spelregels houden.
Ik mag het schoolreglement stom vinden en dat ook op school aan anderen vertellen.
OPDRACHT 8: Evalueer jezelf R
1 Wat vond je van dit hoofdstuk? Omcirkel de emoji(‘s) die je gevoel het best omschrijft.
Ik koos deze emoji(’s) omdat:
2 Duid aan of je de volgende vaardigheden goed beheerst of dat het nog beter kan.
Checklist
Ik kan in mijn eigen woorden uitleggen wat inspraak is.
Ik kan een voorbeeld geven van een situatie waarin er inspraak is.
Ik kan het onderscheid maken tussen rechten en plichten.
Ik kan in mijn eigen woorden uitleggen wat vrijheid van meningsuiting is.
Ik kan uitleggen wat er mag en wat er niet mag bij vrijheid van meningsuiting.
Ik kan iets uitleggen aan de hand van mijn notities.
Ik kan vlot informatie opzoeken.
Ik kan het. Hier kan ik nog groeien.
Hoofdstuk 1
Woord
Verklaring
In je eigen woorden de behoefte naar iets verlangen, iets dat je nodig hebt de inkomsten het geld dat je ontvangt de uitgaven het geld dat je uitgeeft het persoonlijk budget het totaal van al je inkomsten en uitgaven het gezinsbudget inkomsten en uitgaven van een gezin de alimentatie een financiële bijdrage aan het levensonderhoud van de kinderen, en/of de partner na een echtscheiding het tijdskrediet een uitkering van de overheid bij een loopbaanonderbreking om het loonverlies te compenseren het leefloon een maandelijks bedrag dat je van het OCMW krijgt wanneer je inkomen te laag is om van te leven en je die situatie niet kunt veranderen de schooltoelage geld van de overheid om je te helpen je studiekosten te betalen
wedden en lonen het geld dat je verdient door te werken het groeipakket het geld dat je krijgt van de Vlaamse overheid per kind om je te helpen met de opvoedingskosten de interest / de rente - een vergoeding die de bank geeft wanneer je geld op je spaarrekening zet - de vergoeding die je moet betalen als je geld hebt geleend
de terugkerende inkomsten
inkomsten die regelmatig terugkomen, vaak maandelijks of jaarlijks (bv. loon) de toevallige inkomsten
inkomsten die onverwacht of onregelmatig voorkomen (bv. erfenis) de vaste uitgaven uitgaven die elke maand gelijk zijn (bv. huur) de variabele uitgaven uitgaven die elke maand verschillen, afhankelijk van je gebruik of situatie (bv. boodschappen) de uitzonderlijke uitgaven speciale uitgaven die niet vaak voorkomen (bv. reis)
de financiële buffer geld dat je apart zet om onverwachte, grotere en noodzakelijke kosten direct te kunnen betalen
Hoofdstuk 1
Woord
Verklaring
In je eigen woorden de lening geldbedrag dat door iemand aan jou wordt gegeven op voorwaarde dat je het later terugbetaalt de schuld het bedrag van je lening dat je nog moet terugbetalen de administratie het bijhouden van belangrijke gegevens (op papier of digitaal)
Hoofdstuk 2
Woord
Verklaring
het landschap de buitenomgeving die je om je heen kunt zien de natuurlijke landschapselementen
de menselijke landschapselementen
het natuurlandschap
het cultuurlandschap
landschapselementen die door de natuur gevormd zijn
landschapselementen die door de mens gemaakt zijn
landschap dat hoofdzakelijk door de natuur gevormd is
landschap dat hoofdzakelijk door de mens gevormd is
de dam een afsluiting in een waterloop zoals een rivier of een beek
de dijk een verhoging langs een rivier of de kust om water tegen te houden
de hoogbouw hoge gebouwen, gebouw dat bestaat uit meer dan vijf verdiepingen de laagbouw lage gebouwen, gebouw dat bestaat uit minder dan vijf verdiepingen de recreatie (recreatief)
ontspanning en plezier de duurzaamheid goed voor mens en milieu subsidiëren (gesubsidieerd)
financieel ondersteund door de overheid of door een andere organisatie de voorziening iets nuttigs waarvan je gebruik kunt maken, iets waar iedereen gebruik van kan maken, zoals een winkel, school of bibliotheek
permanent voor altijd, voor zeer lange tijd het monument beeld of gebouw dat uit het verleden stamt of dat je herinnert aan iets uit het verleden inheems van het eigen land de investering uitgaven die gedaan worden om toekomstige winst te bekomen
In je eigen woorden
Hoofdstuk 2
Woord Verklaring In je eigen woorden gedeputeerd, gedeputeerde wie door anderen gestuurd is om in hun plaats iets te doen de inflatie algemene stijging van de prijzen van goederen en diensten
fascinerend boeiend, betoverend
Hoofdstuk 3
Woord
Verklaring In je eigen woorden de reële behoefte iets wat je echt nodig hebt de gecreëerde behoeften iets wat je niet echt nodig hebt en/of de invloed van anderen speelt een rol in je beslissing/aankoop de koppelverkoop wanneer je een bepaald product enkel samen met een ander product of dienst kunt kopen of een voordeel krijgt op een product als je het koopt in combinatie met een ander product de opzeggingsvergoeding een bedrag dat je moet betalen omdat je een abonnement opzegt voor het einde van de looptijd van het abonnement initieel oorspronkelijk, aanvankelijk, eerst het verkoopkanaal de verschillende plaatsen waar je een product of dienst kunt kopen: zoals online, in een supermarkt, op de markt …
het betaalmiddel het middel waarmee je een aankoop betaalt: cashgeld, een waardebon, je bankkaart … de zichtrekening de bankrekening die je gebruikt om je dagelijkse betalingen mee te doen, gekoppeld aan je betaalkaart de spaarrekening de bankrekening waar je het geld op plaats dat je spaart en geen betalingen mee doet het risico de kans op schade of een probleem de fraude bedrog, bedriegen
Hoofdstuk 4
Woord
Verklaring
In je eigen woorden het perspectief de manier waarop iemand ergens tegenaan kijkt of over iets denkt de bezetter het land dat een ander land of gebied in bezit neemt, na of tijdens een oorlog het verleden alles wat voor vandaag gebeurd is de historische bron alles wat rechtstreeks informatie geeft over het verleden en zelf dus ook uit het verleden komt, zoals teksten, voorwerpen, afbeeldingen, kleding, fossielen ….
Hoofdstuk 4
Woord
Verklaring
In je eigen woorden neutraal een verhaal zonder een standpunt in te nemen, zonder je mening of eigen beleving te uiten volledig het geheel van verschillende bronnen om tot een compleet verhaal te komen
objectief enkel feiten en geen meningen kritisch grondig, onderzoekend, dat je niet zonder meer iets aanvaardt of gelooft de kolonie een stuk grondgebied of land dat door een ander land als bezit wordt beschouwd de conferentie een bijeenkomst, een vergadering mistoestanden overtredingen, misdaden getuigenis(sen) verslag
Woord
Verklaring
In je eigen woorden de organisatie een groep mensen die samenwerken om een bepaald doel te bereiken het goed iets tastbaars dat je kunt kopen de dienst een prestatie die voor jou wordt gedaan, het is iets ontastbaar de economische kringloop een eenvoudig schema van de belangrijkste geldstromen in de economie (gezinnen – bedrijven –overheid) de overheid de regering van een land de inkomstenbelasting een belasting op datgene wat je verdient
de belasting het geld dat inwoners en bedrijven van een land moeten betalen aan de overheid van dat land het bedrijf een speciaal soort organisatie die als doel heeft om geld te verdienen door iets te verkopen of een dienst aan te bieden de aankoop grondstoffen, producten of materialen kopen die nodig zijn om te kunnen werken de verkoop producten of diensten verkopen aan klanten de productie goederen maken of diensten leveren de administratie de boekhouding, voorraadbeheer en betalingen regelen het kwartaal periode van drie maanden (synoniem: trimester) de omzet het totale bedrag aan inkomsten uit de verkoop van producten of diensten in een bepaalde periode (synoniem: opbrengsten) de winst het (positieve) verschil tussen de opbrengsten en de kosten
Hoofdstuk 5
Woord
Verklaring
In je eigen woorden de profitorganisatie
een organisatie die als doel heeft om zoveel mogelijk winst te maken de nonprofitorganisatie een organisatie die als doel heeft om iets positiefs te betekenen voor de samenleving, niet om winst te maken de donatie schenking of gift, een bijdrage aan een organisatie om haar doel te bereiken elimineren verwijderen, uitschakelen het entertainment amusement, vermaak de discounter een winkel die producten voor een lagere prijs aanbiedt in vergelijking met de concurrentie het erfgoed verzamelnaam voor alles wat door vorige generaties is gemaakt en wat nu nog bestaat en een grote waarde heeft voor de gemeenschap
Hoofdstuk 6
Woord
Verklaring
In je eigen woorden de inspraak het recht om je mening te mogen geven over iets waarbij je betrokken bent de volksraadpleging / het referendum een manier om de mening te weten te komen van inwoners van een land of gemeente over een groot project vrijheid van meningsuiting het recht om een mening te hebben en die te kunnen laten horen waar en wanneer je wilt de grondwet de belangrijkste wet in een land de censuur bepaalde meningen (vooraf) verbieden een recht je mag iets doen, hebben of verwachten van anderen een plicht is een verantwoordelijkheid of verplichting
Woord
Verklaring
In je eigen woorden
Checklist groepswerk – Ov UR-schema
O riënteren
v oorbereiden
Iedereen denkt eerst voor zichzelf na over de groepsopdracht.
Je bespreekt samen wat de opdracht precies betekent.
Je analyseert de opdracht.
Je verdeelt de groepsopdracht in deeltaken.
Je verdeelt de deeltaken onder de leden van de groep.
Je stelt een tijdschema/planning op.
Iedereen weet wat zijn deeltaak precies inhoudt.
U itvoeren
R eflecteren
Iedereen voert zijn deeltaak uit.
Iedereen houdt rekening met het tijdschema/de planning.
Je controleert regelmatig of jullie niet van de opdracht afwijken.
Je bewaakt de planning.
Iedereen past zijn deeltaak aan zodat je samen tot een mooi resultaat kunt komen.
Je brengt de verschillende deeltaken samen tot één geheel.
Iedereen staat open voor de inbreng van de andere groepsleden.
Iedereen reflecteert over de eigen inbreng van de groepsopdracht.
Je reflecteert als groep over het resultaat van het groepswerk.
Je reflecteert als groep over de manier waarop je het groepswerk hebt aangepakt.
O riënteren
- Wat wordt er van mij verwacht?
- Wat moet ik doen?
- Hoe moet ik het doen?
- Wie zijn mijn partners?
- Wie is mijn publiek?
- Wat weet ik/weten wij al over dit onderwerp?
v oorbereiden
- gegevens verzamelen
- werkschema opstellen
- taakverdeling maken
- de verschillende stappen opgeven
- planning: wie doet wat tegen wanneer?
U itvoeren
- woordkeuze
- zinsbouw
- tekstopbouw
- gelijk aandeel voor alle groepsleden
- duidelijke presentatie
R eflecteren
Op het proces:
- Heb ik/hebben wij het goed gedaan?
- Hoe heb ik mijn opdracht uitgevoerd?
- Hoe ging het samenwerken in groep?
- Heb ik/hebben wij de opdracht goed voorbereid?
- Heb ik/hebben wij moeilijkheden ondervonden bij het uitvoeren?
- Wat kan beter?
Op het product:
- Heb ik mijn/hebben wij ons doel bereikt?
- Wat heb ik/hebben wij bijgeleerd?
- Heeft ons publiek alles begrepen?
Wat is een mindmap?
Een mindmap is een visuele voorstelling van allerlei woorden die bij een bepaald onderwerp horen. Met een mindmap probeer je informatie over een onderwerp op een mooie, overzichtelijke manier uit te beelden. Je gebruikt daarbij verschillende kleuren, lettertypes en tekeningen. Door bepaalde woorden in blokletters te schrijven vallen die woorden beter op.
Hoe maak je een mindmap?
Stap 1:
Neem een blanco blad en leg het horizontaal voor je neer. In het midden van het blad noteer je het onderwerp waarover je een mindmap wilt maken. Noteer het woord groot genoeg, zodat het opvalt. Bijvoorbeeld: SPORT.
Tip: je kunt in plaats van het centrale woord ook een tekening maken, waarin het woord duidelijk herkenbaar is. Tekeningen onthoud je soms gemakkelijker dan woorden! Bijvoorbeeld: BEKER.
Stap 2:
Trek vanuit het hoofdonderwerp verschillende lijntjes. Dat zijn de takken (subonderwerpen).
watersport
balsport vechtsport denksport racesport
Een mindmap lees je in wijzerzin. Begin dus bovenaan en ga zo verder volgens de wijzers van de klok.
Elke tak kan verder vertakken: dat zijn de subtakken. Die geven nog wat meer informatie bij de takken. Het is belangrijk dat je sleutelwoorden gebruikt, dus geen zinnen. Vervang sommige woorden, indien mogelijk, door symbooltjes of tekeningen.
voetbal
volleybal
balsport
basketbal tennis
watersport
judo karate boksen karate wielrennen motorcross
SPORT
vechtsport
racesport duiken surfen zeilen zwemmen
Formule 1 schaken
denksport
dammen puzzelen
Enkele tips:
- Gebruik verschillende kleuren.
- Gebruik kleine symbooltjes.
- Je kunt een mindmap ook online maken.
Administratieve kaart van België
LUXEMBURG HE RT OGDOM GROOT-
VLAAMS-BRABANT
OOST-VLAANDEREN WAALS-BRABANT
HENEGOUWEN
Brugge
WEST-VLAANDEREN
staatsgrens provinciegrens provinciehoofdplaats provincie
Hasselt
Kaart van België (provincies)
BOSNIË EN HERZEGOVINA
SERVIË
MONTENEGRO
KOSOVO
NOORDMACEDONIË
heden - daagse tijd
middeleeuwen
prehistorie