Via www.ididdit.be heb je toegang tot het onlineleerplatform bij Lift
Heb je nog geen account?
Ga naar myvanin.be en registreer je. Registreer je via een Smartschool-account? Koppel dan je e-mailadres aan je account.
Via www.ididdit.be heb je toegang tot het onlineleerplatform bij Lift
Heb je nog geen account?
Ga naar myvanin.be en registreer je. Registreer je via een Smartschool-account? Koppel dan je e-mailadres aan je account.
Heb je je account aangemaakt?
Meld je aan op myvanin.be Activeer onderstaande code. Klik op het geactiveerde leermiddel om ermee aan de slag te gaan op iDiddit. Lukt het niet om de code te activeren? Neem dan contact op met onze klantendienst.
DEZE CODE IS UNIEK, EENMALIG TE ACTIVEREN EN GELDIG VOOR EEN PERIODE VAN 12 MAANDEN NA ACTIVATIE
‘Dit leermiddel is onderdeel van de lesmethode Lift van Uitgeverij VAN IN. Het is ontwikkeld met de intentie dat iedere leerling zich herkent en thuis voelt in beeld en tekst. Heb je op- of aanmerkingen, dan kun je contact opnemen met Uitgeverij VAN IN.’
Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken.
In België beschermt de auteurswet de rechten van deze mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be.
Ook voor het digitale lesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden.
Meer informatie over de gebruiksvoorwaarden leest u op www.ididdit.be.
© Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2025
De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.
Eerste druk 2025
ISBN 978-94-647-0806-6
Vormgeving en ontwerp cover: Shtick
Zetwerk: Crius Group D/2025/0078/136
Tekeningen: Theo Smit Art. 608554/01 NUR 160
Welkom bij Lift. We leggen graag even uit hoe je met dit leerpakket aan de slag gaat.
Het leerwerkboek bestaat uit vijf thema’s en online ICT-fiches. Elk thema is op dezelfde manier opgebouwd.
Je doorloopt per thema verschillende Levels, waarbij je telkens een centrale onderzoeksvraag beantwoordt. Je verkent de onderzoeksvraag aan de hand van verschillende opdrachten, onder de noemer Explore
Bij verschillende opdrachten kun je kiezen uit twee of meerdere Opties. De opties geven je de keuze of je graag een uitdaging wilt aangaan of liever meer ondersteuning wenst. Het kan ook zijn dat je kunt kiezen volgens je interesse.
In totaal zul je vijf thema’s doorlopen: De productmarkt, De arbeidsmarkt, Internationale handel, De bedrijven en De boekhouding. Elk thema begint met een titelblad en inhoudsopgave.
De verworven leerstof is gebundeld in To the point Daarin staat wat je moet onthouden uit het Level.
Nu is het tijd om je opgedane kennis in te oefenen aan de hand van verschillende Actions
Aan het einde van een Level sta je stil bij de actualiteit omtrent de inhoud van dat Level in de rubriek Breaking News. Op iDiddit vind je de bijbehorende artikels of filmpjes en de bijbehorende opdracht.
Elk Level eindigt met een Checklist. Het is een hulpmiddel om te beoordelen of je de doelen van dat Level onder de knie hebt.
De ICT-fiches vind je op iDiddit. Ze helpen je om zelfstandig met een tekstverwerker, een rekenblad of een presentatiepakket aan de slag te gaan; infographics te creëren, foto’s en video’s te monteren en online samen te werken.
DIFFERENTIATIESTRATEGIE
In elk thema vind je dezelfde hulpmiddelen.
In een differentiatiestrategie kiest een onderneming een aantal aspecten die klanten belangrijk vinden. Op die punten probeert de onderneming uniek te zijn door differentiatie. De onderneming zal dus het product of de dienst aanpassen om zich te kunnen onderscheiden van de concurrentie. De onderneming positioneert zich op een unieke manier om aan die behoeften te voldoen. Door die unieke eigenschappen kan ze dan een hogere prijs of premiumprijs vragen. Differentiëren kan op basis van: productprestatie (zoals snelheid bij een laptop of batterijduur bij een smartphone), kwaliteit, duurzaamheid, design, merkimago, innovatie, ondersteuning voor klanten.
Doorheen het thema vind je de belangrijkste zaken op een rijtje in de rode kenniskaders.
b Welke ondernemingen hanteren differentiatie als concurrentiestrategie?
KOSTENFOCUSSTRATEGIE
Explore 1— Welke combinatie van goederen geniet de voorkeur?
Open economie
Voorkeur en tevredenheid
België heeft een open economie: het drijft relatief veel handel met het buitenland omdat er weinig tot geen belemmeringen bestaan in de handel van goederen en diensten en in het kapitaalverkeer.
Een consument koopt niet één goed maar een heleboel producten en diensten. Daarbij kan hij een voorkeur of preferentie hebben voor bepaalde combinaties van goederen. Een consument heeft een budget en moet kiezen welk product hij wil aanschaffen. De consument zal daarbij proberen om zijn nut of tevredenheid te maximaliseren of zo groot mogelijk te maken.
1 Wat is het verschil is tussen internationalisering en globalisering? Gebruik het internet.
In de kostenfocusstrategie wil de onderneming haar producten en / of diensten in een specifiek marktsegement tegen een lagere prijs aanbieden dan haar concurrenten.
c Welke ondernemingen hanteren de kostenfocusstrategie?
Moeilijke woorden worden uitgelegd in een begrippenkader. Die woorden vallen extra op door de stippellijn
Rachid, die soms wel meerdere keren per maand naar de film gaat, eet ook graag popcorn. Aangezien zijn budget niet oneindig is, zal hij dus een keuze maken tussen een bepaalde hoeveelheid popcorn en een bepaalde hoeveelheid film. Bestudeer grafiek 1.
Hoe komt het aanbod tot stand?
2 Vanaf welk uurloon ben jij bereid om te gaan werken?
a De startsituatie is punt p. Punt p is een combinatie van films en popcorn waarmee Rachid tevreden is. Voor hoeveel films en zakjes popcorn kiest hij daar?
Bepaal welk uurloon jij minimaal wilt ontvangen om de job van Inez en Andreas uit te oefenen. Kleur
Begrippenlijst Thema 5
Bereken het brutoweekloon. Ga daarbij uit van een standaard 38 urenweek.
Hoeveel verdien je dan bruto op een maand die vier weken telt?
In de differentiatiefocusstrategie biedt de onderneming unieke, betere producten en / of diensten aan. Die producten worden ontwikkeld om aan de unieke vereisten van een kleinere niche van klanten te voldoen en ze creëren zo de perceptie van exclusiviteit en toegevoegde waarde.
Uurloon voor laboassistent bij een farmaceutisch bedrijf zoals Inez
Uurloon voor animator in een vakantiepark zoals Andreas
b Bekijk de combinaties op de paarse lijn. Hoe is die situatie?
2 Lees de tekst en beantwoord de vragen.
a Welke factoren bepalen de plaats in de globaliseringsindex?
c Bestudeer de combinaties op de blauwe lijn. Hoe is die situatie?
De consument heeft een voorkeur voor meerdere stuks van een product dan voor minder stuks van dat product. Logisch, toch? Als jij kunt kiezen tussen twee of tien paar schoenen, dan is de keuze snel gemaakt.
Good to know d Bekijk de combinaties van aantal films en aantal zakjes popcorn in het groene vak. Zal Rachid daar meer of minder tevreden mee zijn?
In de Good to know-kaders staan handige tips of weetjes bij de uitvoering van de opdrachten.
Hoeveel leerlingen zouden voor elk uurloon bij de onderneming aan de slag gaan? Schrijf het aantal leerlingen onder het desbetreffende uurloon. Surf via iDiddit naar een onlinetool die je daarbij kunt gebruiken.
Forum
Zijn er veel leerlingen die de job voor een lager uurloon zouden uitoefenen dan jij?
En voor een hoger uurloon? Wat is telkens hun motivatie?
In een Forum voer je in groepjes of met de hele klas een gesprek over een bepaalde stelling. Het is de bedoeling dat je luistert naar elkaars mening en leert hoe anderen denken, maar ook dat je je eigen mening leert onderbouwen met argumenten.
De volgende iconen helpen je ook nog een eind op weg:
Je vindt op iDiddit extra (ondersteunend) materiaal.
Het beeldfragment dat hierbij hoort, vind je op iDiddit.
Je moet iets bewaren in je portfolio.
Je oefent je ICT-vaardigheden.
Mijn lesmateriaal
Hier vind je alle inhouden uit het boek, maar ook meer, zoals filmpjes, audiofragmenten, extra oefeningen ...
Extra materiaal
Bij bepaalde stukken theorie of oefeningen kun je extra materiaal openen. Dat kan een bijkomend audio- of videofragment zijn, een woorden- of begrippenlijst, een extra bron of een leestekst. Kortom, dit is materiaal dat je helpt om de leerstof onder de knie te krijgen.
Opdrachten
Hier vind je de opdrachten die de leerkracht voor jou heeft klaargezet.
Evalueren
Hier kan de leerkracht toetsen voor jou klaarzetten.
Resultaten
Wil je weten hoever je al staat met oefenen, opdrachten en toetsen? Hier vind je een helder overzicht van al je resultaten.
Notities
Heb je aantekeningen gemaakt bij een bepaalde inhoud? Via je notities kun je ze makkelijk terug oproepen.
Meer weten?
Ga naar www.ididdit.be
Welke gevolgen heeft de globalisering op de arbeidsmarkt?
Wat zijn de gevolgen van handelsbelemmeringen?
125
1
Wat zijn de motieven voor internationale handel? p. 118
Hoe komt een marktevenwicht op de arbeidsmarkt tot stand?
Hoe komt de prijs op de markt tot stand?
Hoe leid je de aanbodcurve af? p. 60
Hoe bepaalt de producent de optimale productiegrootte op korte termijn?
Welke combinatie van goederen kiest de consument op basis van tevredenheid en budget?
3
2
1
Wat houdt dubbelboekhouden in? p. 247
Hoe zien de balans en resultatenrekening eruit? p. 229
Hoe werkt het btw-systeem? p. 218
Wat zijn marketing en marketingstrategie? p. 190
Wat is het belang van een goede bedrijfsstrategie? p. 167
Welke ondernemingsvormen zijn er? p. 152
LEVEL
4
Hoe komt de prijs op de markt tot stand?
p. 68
LEVEL
3 Hoe leid je de aanbodcurve af? p. 60
LEVEL 2 Hoe bepaalt de producent de optimale productiegrootte op korte termijn?
p. 29
LEVEL
1 Welke combinatie van goederen kiest de consument op basis van tevredenheid en budget?
p. 10
1 Lees het verhaal van Jolien.
a Zoek op internet de prijs van een paar Nike Air Force 1 (dames).
b Jolien gaat ook graag naar McDonald’s. Om toch nog een beetje gezond te eten, kiest ze daar voor het McMenu Filet-O-Fish. Hoeveel kost dat menu? Gebruik het internet.
Jolien heeft eenschoenenverslaving. Ze koopt dan ook regelmatig nieuwe schoenen: soms in de solden, soms uit de nieuwe collectie. Ze koopt ook wel eens de schoenen waarvoor celebs reclame maken. Maar was Jolien altijd even tevreden met haar aankoop?
2 Wanneer Jolien hongerig is, zal ze zeer tevreden zijn met haar McMenu Filet-O-Fish. Zal ze even tevreden zijn wanneer ze een tweede McMenu consumeert? En zal ze even tevreden zijn met het derde McMenu als bij de twee vorige? Bespreek klassikaal.
Good to know
Joliens tevredenheid met een product hangt af van het aantal stuks dat ze al had. Het eerste menu levert een grotere tevredenheid of groter nut op dan het tweede. Het tweede menu levert dan weer een grotere tevredenheid op dan het derde menu. Maar natuurlijk kan Jolien niet eindeloos menu’s verorberen. Het aantal burgers en haar budget zijn niet onuitputtelijk.
3 In dit Level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag:
Welke combinatie van goederen kiest de consument op basis van voorkeur en budget?
Een consument koopt niet één goed maar een heleboel producten en diensten. Daarbij kan hij een voorkeur of preferentie hebben voor bepaalde combinaties van goederen. Een consument heeft een budget en moet kiezen welk product hij wil aanschaffen. De consument zal daarbij proberen om zijn nut of tevredenheid te maximaliseren of zo groot mogelijk te maken.
Rachid, die soms wel meerdere keren per maand naar de film gaat, eet ook graag popcorn. Aangezien zijn budget niet oneindig is, zal hij dus een keuze maken tussen een bepaalde hoeveelheid popcorn en een bepaalde hoeveelheid film. Bestudeer grafiek 1.
a De startsituatie is punt p. Punt p is een combinatie van films en popcorn waarmee Rachid tevreden is. Voor hoeveel films en zakjes popcorn kiest hij daar?
b Bekijk de combinaties op de paarse lijn. Hoe is die situatie?
c Bestudeer de combinaties op de blauwe lijn. Hoe is die situatie?
Good to know
De consument heeft een voorkeur voor meerdere stuks van een product dan voor minder stuks van dat product. Logisch, toch? Als jij kunt kiezen tussen twee of tien paar schoenen, dan is de keuze snel gemaakt.
d Bekijk de combinaties van aantal films en aantal zakjes popcorn in het groene vak. Zal Rachid daar meer of minder tevreden mee zijn?
e Wat kun je zeggen over de combinaties van films en popcorn in het rode vlak? Is Rachid daar meer of minder tevreden mee?
Popcorn (aantal zakjes per maand)
Grafiek 1: Keuze tussen films en popcorn 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 p 0123456789 10
Films (aantal per maand)
Het is ook mogelijk dat je meer van één product hebt en minder van het andere. Je onderzoekt welke combinaties nog hetzelfde nut opleveren.
a Jolien koopt jaarlijks schoenen en kleding. Bestudeer de volgende grafiek met combinaties die haar allemaal hetzelfde nut opleveren.
Grafiek 2: Indifferentiecurve kleding en schoenen
Schoenen (aantal paar per jaar)
10, 20 20, 10
7, 30 8, 25 14, 15 26, 7 30, 6 46, 4
0 5 10 15 20 25 30 35 05101520253035404550
Kleding (aantal stuks per jaar)
Om de voorkeur van een consument voor twee producten te achterhalen, gebruik je een indifferentiecurve. Indifferent betekent ‘onverschillig’.
Een indifferentiecurve bevat alle goederenbundels (combinaties van goederen) die voor een consument eenzelfde nutsniveau (tevredenheid) opleveren. Het is hem onverschillig (indifferent) hoe de combinatie is. Er zijn dus meerdere combinaties van twee geconsumeerde goederen die eenzelfde nut opleveren voor de consument.
b Het is voor Jolien om het even of onverschillig of ze twintig paar schoenen heeft en tien kledingstukken of tien paar schoenen en twintig kledingstukken. Omcirkel die twee punten op de curve van grafiek 2.
c Vul de tabel op basis van de grafiek aan.
d Bepaal de goederenbundel voor de groene stip op grafiek 2.
e Bekijk de groene stip op grafiek 2. Heeft Jolien een grotere of kleinere voorkeur voor die combinatie? Waarom?
f Bekijk de rode stip op grafiek 2. Heeft Jolien een grotere of een kleinere voorkeur voor die combinatie? Waarom?
Aangezien elk punt (elke combinatie van kleding en schoenen) op de curve voor de consument gelijkwaardig is qua nut, genieten alle punten boven de curve de voorkeur tegenover de punten op de curve. Punten op de curve hebben een hogere voorkeur dan punten onder de curve.
Bestudeer de volgende grafiek.
a Volg de pijl vanuit de oorsprong.
b Markeer het juiste antwoord. Hoe verder je van de oorsprong bent, hoe hoger / lager het nut.
Grafiek 3: Indifferentiemap
Schoenen (aantal paar per jaar)
Kleding (aantal stuks per jaar)
Er zijn meerdere combinaties mogelijk die elk ook een bepaald nut of een bepaalde tevredenheid geven aan de consument. Daarom kun je meerdere indifferentiecurven tekenen. Die vormen samen de indifferentiemap.
Een curve verder van de oorsprong noem je een ‘hogere curve’.
Wanneer economisten zeggen dat de voorkeur van de consument gekend is, dan bedoelen ze dat de hele indifferentiemap gekend is en niet slechts één indifferentiecurve.
Je weet niet hoe groot het verschil is tussen twee indifferentiecurven en kunt dus niet zeggen dat I2 twee keer meer voldoening geeft dan I1. Je weet alleen dat I2 meer voldoening geeft dan I1, want er worden meer items gekozen dan bij I1
Consumenten willen hun totale nut of tevredenheid maximaliseren, wat betekent dat ze de hoogste indifferentiecurve willen bereiken.
Good to know
Eigenschappen van indifferentiecurven
Wanneer de consument beide goederen graag heeft, heeft de indifferentiecurve altijd een negatieve helling.
Indifferentiecurven kunnen elkaar nooit snijden.
Een goederenbundel behoort slechts tot een indifferentiecurve.
Indifferentiecurven zijn niet ‘dik’. Ze kunnen dicht bij elkaar liggen. Je moet nauwkeurig werken zodat de curven elkaar niet raken.
Indifferentiecurven geven een hoger nutsniveau weer naarmate ze verder van de oorsprong liggen.
Explore 4— Welk punt is geschikt rekening houdend met het budget en de tevredenheid?
Om na te gaan waar de tevredenheid van de consument het grootst is rekening houdend met het budget, leg je de indifferentiemap en de budgetlijn samen. Doe dat nu voor Joliens voorkeur en met haar budget. Bestudeer grafiek 4.
a Jolien kan punt m, n of e aanschaffen, want die liggen alle drie op de budgetlijn. Voor welk punt zal ze kiezen en waarom?
b Duid de goederencombinatie van het punt waarvoor Jolien uiteindelijk kiest, aan met een stippellijn.
c Over hoeveel stuks kleding en hoeveel paar schoenen gaat het hier?
Grafiek 4: Indifferentiemap en budgetlijn
Schoenen (aantal paar per jaar)
Kleding (aantal stuks per jaar)
Een budgetlijn toont alle mogelijke combinaties van goederen die bereikbaar zijn rekening houdend met de prijs van die goederen en het budget.
Optimale goederencombinatie
Consumenten willen hun tevredenheid maximaliseren en de hoogst mogelijke indifferentiecurve bereiken. Die tevredenheid is maximaal waar een indifferentiecurve een budgetlijn raakt. Jolien kan de prijzen niet veranderen, die zijn gegeven. Zolang er niets verandert, zal Jolien voor die combinatie gaan. Dat punt is het consumentenevenwicht of de optimale goederencombinatie.
1 Op basis van de vorige analyse ga je nu de individuele vraagcurve naar kleding voor Jolien afleiden. Daarbij blijft de prijs van schoenen constant maar de prijs van kleding zal variëren. Als vertreksituatie neem je de prijs van 100,00 euro voor beide producten. Voor de aankoop van beide producten beschikt Jolien nog steeds over een budget van 2 500,00 euro.
a Bestudeer grafiek 5.
b Wanneer de prijs van kleding verandert van 100,00 euro naar 50,00 euro en van 100,00 euro naar 250,00 euro, dan ontstaan er twee nieuwe budgetlijnen.
Markeer de budgetlijn waar de prijs van kleding 50,00 euro bedraagt, geel.
Markeer de budgetlijn waar de prijs van kleding 250,00 euro bedraagt, blauw.
Trek een stippellijn vanuit elk evenwicht naar de x-as, de as van de kleding.
c Er staan nu drie evenwichten op de grafiek. Noteer in de volgende tabel hoeveel kledingstukken er gevraagd worden bij die verschillende prijzen.
Grafiek 5: Indifferentiemap en budgetlijnen
2 Wanneer je die punten uitzet op een grafiek met op de x-as het aantal stuks en op de y-as de prijzen, krijg je de individuele vraagcurve. Teken die grafiek.
Grafiek 6: Individuele vraagcurve naar kleding van Jolien
Kleding (prijs per stuk in euro)
0 246810121416182022242628303234 36
Kleding (aantal stuks per jaar)
Vraagcurve
Een vraagcurve geeft het verloop van de gevraagde hoeveelheid bij verschillende prijzen weer. Een vraagcurve verloopt dalend omdat een consument meer wil kopen voor een lagere prijs en minder wil kopen voor een hogere prijs.
Een consument koopt regelmatig producten en diensten. Daarbij heeft hij een voorkeur of preferentie voor bepaalde combinaties van goederen. Die voorkeur van de consument wordt in de indifferentiecurve weergegeven.
Indifferentiecurve kleding en schoenen
Verschillende combinaties van de twee geconsumeerde goederen kunnen eenzelfde nut opleveren. Een verzameling van zulke combinaties wordt een indifferentiecurve genoemd. Een indifferentiecurve is dus een curve die alle goederenbundels (combinaties van goederen) bevat die voor een consument eenzelfde nutsniveau opleveren. De goederencombinaties zijn voor de consument indifferent (onverschillig).
Je kunt er bij indifferentiecurven van uitgaan dat de consument een voorkeur heeft voor meer van een product dan voor minder van een product. Aangezien elk punt op de curve gelijkwaardig is qua nut voor de consument, betekent dat dat de consument liever alle punten boven de curve heeft dan de punten onder de curve. Hoe verder je van de oorsprong bent, hoe hoger het nut of de tevredenheid (voldoening). Er zijn meerdere indifferentiecurven mogelijk met verschillende combinaties. De combinatie van die indifferentiecurven op een grafiek heet de indifferentiemap.
Een curve verder van de oorsprong heet een hogere curve. Wanneer economisten zeggen dat de voorkeur van de consument gekend is, dan bedoelen ze dat de hele indifferentiemap gegeven of gekend is en niet slechts een indifferentiecurve. Er zijn dus een heleboel indifferentiecurven die elkaar opvolgen. Consumenten willen hun totale nut of tevredenheid maximaliseren, en dus de hoogste indifferentiecurve bereiken.
Indifferentiemap kleding en schoenen
(aantal stuks per jaar)
Een budgetlijn toont alle mogelijke combinaties van goederen die gekocht kunnen worden rekening houdend met de prijs van die goederen en het budget. Voldoening is gemaximaliseerd waar de indifferentiecurve aan de budgetlijn raakt.
Wanneer je op de indifferentiemap meerdere budgetlijnen tekent waarbij de prijs van slechts een product verandert, zijn er meerdere optimale goederencombinaties, ook wel consumentenevenwicht genoemd.
Op basis van die optimale goederencombinaties kun je de vraagcurve afleiden door de hoeveelheden bij de verschillende prijzen op een nieuwe grafiek uit te zetten.
Een vraagcurve geeft het verloop van de gevraagde hoeveelheid bij verschillende prijzen weer. Ze verloopt dalend omdat een consument meer wil kopen bij een lagere prijs en minder wil kopen voor een hogere prijs.
Indifferentiemap en budgetlijn
1 Bekijk aandachtig grafiek 7. Punt a is de optimale goederencombinatie voor Rachid. Plots daalt de prijs van popcorn.
a Welk nieuw punt is een mogelijke optimale goederencombinatie?
b Waarom?
Grafiek 7: Budgetlijn Rachid films en popcorn
2 Teken op grafiek 8 een mogelijke indifferentiecurve waardoor de consument het consumentenevenwicht ook kan bereiken. Duid dat punt aan.
Grafiek 8: Consumentenevenwicht
3 Zijn de stellingen juist of fout? Kruis aan en verbeter de foute stellingen.
a Elk punt op de indifferentiecurve levert voor de consument een verschillend nut op.
b Door een stijging van het budget wordt de budgetlijn steiler.
c Indifferentiecurven kunnen elkaar snijden.
d De helling van de budgetlijn wordt minder steil, wanneer de prijs van het product op de x-as gedaald is.
Liesl heeft een budget van 100,00 euro per maand. Ze koopt daar LEGO-bloemen en haarelastieken mee. Analyseer de grafieken.
a Welke conclusies kun je trekken over het budget, de prijzen van de producten en het aantal stuks van de producten?
b Vergelijk de andere grafieken telkens met de startsituatie in grafiek 9. GRAFIEK
Grafiek 9: Budgetlijn – beginsituatie
LEGO-bloemen
0 5 10 15 20 25
0102030405060708090
Haarelastieken (aantal stuks per maand)
Grafiek 10: Budgetlijn – situatie 1 0 5 10 15 20 25
LEGO-bloemen
0102030405060708090
Haarelastieken (aantal stuks per maand)
Grafiek 11: Budgetlijn – situatie 2
LEGO-bloemen
020406080100120140160180
Haarelastieken (aantal stuks per maand)
GRAFIEK
Grafiek 12: Budgetlijn – situatie 3
CONCLUSIE
Haarelastieken (aantal stuks per maand)
Analyseer de volgende indifferentiemap van Cédric die enerzijds graag boeken leest, en anderzijds ook heel graag zure matten lust.
a Vul de tabel aan.
BOEKENZURE MATTEN
b Welke conclusies kun je trekken wat betreft de tevredenheid van Cédric over combinaties A, B, C en D?
Grafiek 13: Indifferentiemap Cédric
(aantal stuks)
Een consument moet kiezen tussen product 1 en product 2. Bekijk de punten van drie verschillende indifferentiecurven alsook drie verschillende budgetlijnen bij verschillende prijzen.
a Leid de vraagcurve af voor product 1.
b Teken die op grafiek 14. Het budget van de consument bedraagt 60,00 euro. c Heb je extra hulp nodig, vul dan eerst de tabel in.
HOEVEELHEIDPRIJS
Grafiek 14: Indifferentiemap en budgetlijnen voor product 1 en 2
Product 2 (aantal stuks) Product 1 (aantal stuks)
Grafiek 15: Vraagcurve naar product 1
Kies, afhankelijk van je interesse, de oefening met de Nike-sneakers of met de pizza. Vink de gekozen optie aan.
Optie 1 Nike-sneakers
Jolien houdt van schoenen. Haar voorkeur ligt bij Nike-sneakers, maar zij gebruikt haar budget natuurlijk ook voor andere producten. Hieronder vind je haar indifferentiemap. Haar budget bedraagt 800,00 euro per jaar.
Wanneer zij geen schoenen koopt, kan zij met haar budget 30 stuks van de andere producten kopen. De prijs van Nike-sneakers bedraagt oorspronkelijk 100,00 euro.
a Teken de budgetlijn in het blauw.
b Teken in het geel de budgetlijn wanneer de prijs van Nike-sneakers daalt naar 40,00 euro.
c Teken in het groen de budgetlijn wanneer de prijs van Nike-sneakers stijgt naar 160,00 euro.
Grafiek 16.1: Indifferentiemap Jolien en Nike-sneakers
producten (aantal stuks)
01234567891011121314151617181920
Nike-sneakers (aantal paar) 2122232425
d Leid de vraagcurve van Jolien naar Nike-sneakers af.
Grafiek 17.1: Vraagcurve van Jolien naar Nike-sneakers
Prijs per paar (in euro)
0,00 20,00 40,00 60,00 80,00
012345678910
Nike-sneakers (aantal paar)
Yasmine eet graag pizza maar ze moet haar budget natuurlijk ook voor andere producten gebruiken. Hieronder vind je haar indifferentiemap. Yasmines budget bedraagt 90,00 euro per maand. De prijs van de andere producten bedraagt gemiddeld 3,00 euro. De prijs van pizza bedraagt oorspronkelijk 15,00 euro.
a Teken de budgetlijn in het blauw.
b Teken in het geel de budgetlijn wanneer de prijs van pizza daalt naar 5,00 euro.
c Teken in het groen de budgetlijn wanneer de prijs van pizza stijgt naar 30,00 euro.
Grafiek 16.2: Indifferentiemap Yasmine en pizza 0 5 10
Andere producten (aantal stuks)
Pizza (aantal stuks)
d Leid de vraagcurve van Yasmine naar pizza’s af.
Grafiek 17.2: Vraagcurve van Yasmine naar pizza’s
Prijs per pizza (in euro)
Pizza's (aantal)
1 Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2 Los de vragen op.
3 Bewaar het resultaat in je portfolio. Maak een map voor elk thema en een submap voor elk Level. Geef die submap de naam ‘Thema_1_Level_1’. Geef het bestand een duidelijke naam zoals ‘Breaking_News’.
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
1 Ik kan een indifferentiecurve visualiseren.
2 Ik kan een budgetlijn visualiseren.
3 Ik kan de optimale goederencombinatie uit een grafiek afleiden.
4 Ik kan de optimale goederencombinatie uit een grafiek visualiseren.
5 Ik kan vanuit de optimale goederencombinatie de vraagcurve afleiden.
1 Lees de case van de onderneming Colourful Denim.
Colourful Denim produceert 3 000 spijkerbroeken en maakt daarvoor in het totaal 27 500,00 euro kosten. De variabele kosten verlopen evenredig en bedragen 7,50 euro per eenheid. Het break-evenpunt situeert zich bij een productie van 2 000 eenheden.
2 Bereken de winst die de onderneming maakt als zij 2 500 eenheden produceert.
3 In dit Level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag: Hoe bepaalt de producent de optimale productiegrootte op korte termijn?
Ga naar iDiddit. Bekijk het filmpje.
a Welke productiemiddelen komen er in het filmpje voor?
Productiemiddelen kun je onderverdelen in vier productiefactoren: natuur, arbeid, kapitaal en ondernemerschap. De term ‘kapitaal’ verwijst dan niet naar een bepaalde hoeveelheid geld, maar naar economisch kapitaal: gebouwen en machines (het vaste kapitaal of de constante productiefactor) en voorraden en grondstoffen (vlottend kapitaal). Je spreekt bij voorkeur over kapitaalgoederen
b Klasseer de bovenstaande productiemiddelen onder de juiste productiefactor.
Explore 2— Hoe verloopt de productie naarmate een onderneming meer personeel inzet?
Good to know
Wanneer je het producentengedrag analyseert, dan zie je dat winstmaximalisatie het uitgangspunt is: de ondernemer wil maximale winst behalen. Hij moet dus onderzoeken bij welke productieomvang zijn winst maximaal is. In de realiteit kan een onderneming echter ook andere doelstellingen nastreven zoals het marktaandeel vergroten, de concurrentiepositie versterken of werkgelegenheid creëren.
1 Lees de case over de samenwerking tussen A.S.Adventure.edu en Solid.
In 2009 hebben A.S.Adventure.edu en Solid samen Ayacucho opgericht. A.S.Adventure.edu wilde graag bijdragen aan duurzame ontwikkeling en raakte gecharmeerd door het gemeenschapswerk van Solid, een Belgische ontwikkelingsorganisatie. Solid is onder meer werkzaam in Ayacucho, een arm en moeilijk bereikbaar gebied in de Andes in Peru. Solid wil er de kansarme bevolking een nieuwe start geven door onder andere opleidingen voor boeren te organiseren en een opvangcentrum voor tienermoeders open te houden. Solid zet ook projecten op poten in India, Kenia, Tanzania, en voor kansarme adolescenten in eigen land. In Ayacucho ligt een werkatelier van A.S.Adventure.edu waar de Ayacuchoslaapzak Ignition geproduceerd wordt. De plaatselijke manager neemt de productie onder de loep. Hij beschouwt de kapitaalgoederen van het werkatelier als vast: het gebouw en de machines blijven op korte termijn – maximaal één jaar –constant. Het is voor een onderneming immers niet mogelijk om op minder dan een jaar een gebouw neer te zetten of dure machines aan te kopen. Op korte termijn kan het aantal arbeiders wel variëren. Het is makkelijker om snel arbeiders aan te werven.
2 Bekijk tabel 1. Die toont de variatie in de totale productie in functie van het aantal arbeiders.
a Noteer de formule om de gemiddelde productie (GP) te berekenen.
b Noteer de gemiddelde productie in de tabel.
Marginale productie
De marginale productie (MP) is de bijkomende productie als de onderneming één werknemer meer in dienst neemt.
c Noteer de formule om de marginale productie (MP) te berekenen.
d Noteer de marginale productie in de tabel.
Tabel 1: Verloop van de totale, gemiddelde en marginale productie VARIABELE PRODUCTIEFACTOR (EENHEDEN ARBEIDERS)
VARIABELE PRODUCTIEFACTOR (EENHEDEN ARBEIDERS)
3 Stel tabel 1 grafisch voor.
a Teken op grafiek 1 de curve van de totale productie (TP).
b Teken op grafiek 2 de curven van de gemiddelde productie (GP) en de marginale productie (MP).
c Beschrijf het verloop van de totale productie. Formuleer een verklaring.
d Welk verband stel je vast tussen de totale productie en de marginale productie?
Grafiek 1: De totale productie
Grafiek 2: De gemiddelde en marginale productie
0123456789101112131415
Aantal arbeiders
Stel dat het atelier van A.S.Adventure.edu in Ayacucho een aantal machines heeft. Telkens als er werknemers bijkomen, kan het atelier die machines beter inzetten. Er ontstaat ook een arbeidsverdeling en een arbeidsspecialisatie waardoor de productie en ook de arbeidsproductiviteit sneller toenemen. Zo kan een tweede werknemer een andere taak uitvoeren dan de eerste waardoor beiden sneller kunnen werken. Wanneer er dan nog werknemers bijkomen, kunnen die ook weer de andere machines gebruiken en de taken verdelen.
Na verloop van tijd lopen meer en meer werknemers elkaar echter in de weg, of moeten ze op elkaar wachten waardoor de snelheid van de totale productie afneemt. Op korte termijn zullen na een tijd de machines allemaal bezet zijn en zal een bijkomende werknemer minder bijdragen aan de productie en er zelfs voor zorgen dat de productie begint te dalen.
Wet van de toe- en afnemende fysieke meeropbrengst
Als aan de constante productiefactor (grond of kapitaal) eenheden van een variabele productiefactor (arbeid) worden toegevoegd, zal de fysieke meeropbrengst eerst toenemen, vervolgens afnemen en ten slotte negatief worden. Dat verband heet de wet van de toenemende en afnemende fysieke meeropbrengst
4 Welk verband stel je vast tussen de gemiddelde productie en de marginale productie?
Wanneer een bijkomende werknemer de gemiddelde productie van alle werknemers verhoogt, dan moet de productie die de werknemer toevoegt, groter zijn dan de gemiddelde productie van alle reeds aanwezige werknemers. Of om het in sporttermen uit te leggen: een baseballspeler zal zijn slaggemiddelde verhogen, wanneer zijn volgende score hoger is dan zijn gemiddelde. Hij zal zijn gemiddelde verlagen als zijn volgende score lager is dan zijn gemiddelde. Kijk maar naar je rapport. Als je op vier vakken die evenveel meetellen, een gemiddelde hebt van 70 % en op het volgende vak (marginale vak) behaal je 80 %, dan stijgt je gemiddelde. Behaal je 60 % op dat bijkomende (marginale) vak, dan daalt je gemiddelde.
Soorten kosten
Een onderneming gebruikt verschillende productiemiddelen om het gewenste eindproduct te produceren. Voor elke werknemer, elke machine en elke kilogram grondstof betaalt een ondernemer een bepaalde prijs. Je weet al dat sommige productiekosten van de productieomvang afhangen, andere kosten dan weer niet.
Een deel van de totale productiekosten (TK) blijft constant binnen een gegeven productiecapaciteit (= korte termijn) en verandert niet met de omvang van de productie. Dat zijn de constante of vaste kosten (TCK). Zo kan een ondernemer op minder dan een jaar tijd geen grote machines of gebouwen neerzetten. Daarom is de factor ‘kapitaal’ vast.
Naast de constante kosten zijn er de variabele kosten. De totale variabele kosten (TVK) zoals de grondstofkosten, zijn wel afhankelijk van de productie. Bepaalde personeelskosten zijn variabel maar de vergoeding voor leidinggevend personeel die niet verandert naargelang de productie, vormt dan weer vaste kosten.
1 Bekijk tabel 2. Daarin staan de kosten van het werkatelier van A.S.Adventure.edu in Ayacucho. Stel de totale constante kosten (TCK), de totale variabele kosten (TVK) en de totale kosten (TK) grafisch voor op grafiek 3.
Tabel 2: Productiekosten (in euro)
Grafiek 3: De totale variabele kosten, totale constante kosten en totale kosten
2 Beschrijf het verloop van de TVK.
3 Waarom kennen de TVK en de TK een gelijkaardig verloop?
Aantal eenheden (slaapzakken)
4 Waarom vertrekken de TCK niet vanuit het nulpunt? Waarom lopen de TCK evenwijdig met de x-as?
5 Bekijk tabel 3.
a Bereken de GCK en de GVK. Noteer de formule in de tabel.
b Op welke twee manieren kun je de GTK berekenen?
c Vul de GTK in de tabel in. Noteer een van de formules in de tabel.
Marginale kosten
De marginale kosten (MK) zijn de extra kosten die ontstaan als de productie met één eenheid uitbreidt (ΔTK / Δq of ΔTVK / Δq).
d Vul de MK in de tabel in.
Tabel 3: Verband tussen kostenbegrippen (in euro)
6
Verwerk de gegevens uit tabel 3 op grafiek 4.
a Stel de GCK, de GVK, de GTK en de MK grafisch voor.
b Waarom dalen de GCK voortdurend als de productieomvang stijgt?
Grafiek 4: De gemiddelde constante kosten, gemiddelde variabele kosten, gemiddelde kosten en marginale kosten
GVK, GTK en MK (in euro)
eenheden (slaapzakken)
c Wat is het verband tussen de wet van de toe- en de afnemende fysieke meeropbrengst en het verloop van de GVK-curve?
d Waarom komen de GTK-curve en de GVK-curve steeds dichter bij elkaar?
e Waarom nemen de marginale kosten toe vanaf een bepaald productieniveau?
Het bedrijf produceert het goedkoopst bij de productieomvang waarbij de GTK het laagst zijn. Dat heet het technisch optimale punt. Dat wil nog niet zeggen dat de ondernemer maximale winst realiseert, want je kent de opbrengsten nog niet.
7 Bij welke productieomvang bereikt de ondernemer het technisch optimale punt?
Verkoop- of marktprijs
Een producent streeft naar maximale winst. Om die winst te kennen moet hij niet alleen het verloop van de kosten kennen, maar ook het verloop van de opbrengsten. De productiekosten én de verkoop- of marktprijs van het product zijn dus van belang.
Volkomen concurrentie
Een perfecte competitie of volkomen mededinging kenmerkt zich door: veel aanbieders, een homogeen product, makkelijke toetreding tot en uittreding uit een markt, een transparante markt.
1 Omschrijf het begrip ‘marginale opbrengst’ in eigen woorden.
2 Bekijk tabel 4 en vul ze aan. De marktprijs bedraagt 15,00 euro.
Tabel 4: De opbrengsten (in euro) van A.S.Adventure.edu in Ayacucho
3 Stel tabel 4 grafisch voor.
a Teken op grafiek 5 de curve van de TO.
Grafiek 5: De totale opbrengsten
000,00
Aantal eenheden (slaapzakken)
b Teken op grafiek 6 de curven van de MO en de GO.
Grafiek 6: De marginale en gemiddelde opbrengsten Aantal eenheden (slaapzakken)
4 Waarom is p = MO = GO?
Good to know
De meeste ondernemingen willen zo veel mogelijk winst maken en streven dus winstmaximalisatie na. Als je enerzijds het kostenverloop en anderzijds het opbrengstenverloop kent, is het mogelijk het punt van winstmaximalisatie te bepalen. Om winstmaximalisatie te bereiken is het niet voldoende om zo hoog mogelijke opbrengsten te halen. De onderneming moet ook proberen de vooropgestelde productiehoeveelheid te realiseren met zo weinig mogelijk kosten.
1 Werk verder met de gegevens uit Explore 4 (tabel 4) en vul tabel 5 aan.
Tabel 5: Het resultaat (winst in euro) van A.S.Adventure.edu in Ayacucho
2 Stel op basis van tabel 5 grafiek 7, 8 en 9 op.
a Kleur op grafiek 7 en 8 de winst in het groen en het verlies in het rood.
b Duid op beide grafieken de hoeveelheid aan waarbij de onderneming break-even draait.
c Bij welk productieniveau is de winst maximaal? Leid af uit grafiek 7 en 8.
Grafiek 7: De totale opbrengsten en totale kosten van slaapzakken
27 000,00
21 000,00 24 000,00
30 000,00 TO en TK (in euro)
9 000,00 12 000,00 15 000,00 18 000,00
6 000,00
3 000,00
0200400600800100012001400160018002000 0,00
Aantaleenheden(slaapzakken)
Grafiek 8: De totale winst van slaapzakken
8 000,00 TW (in euro)
4 000,00 6 000,00
2 000,00
-8 000,00 -6 000,00 -4 000,00 -2 000,00 0,00
0
200400600800100012001400160018002000
Aantaleenheden(slaapzakken)
Grafiek 9: De marginale opbrengsten, marginale kosten, gemiddelde opbrengsten en gemiddelde totale kosten
MO, MK, GO en GTK (in euro)
Aantal eenheden (slaapzakken) 0 200 400 600 8001 0001 2001 4001 6001 8002 000
3 Markeer op basis van grafiek 8 en 9 het juiste antwoord.
a Van zodra de GTK onder de GO dalen, is er winst / verlies. Zodra de GTK echter opnieuw groter worden dan de GO is er opnieuw winst / verlies. Het is de marginale winst (= extra winst) die aanduidt of de totale winst maximaal is of niet.
b Zolang de marginale opbrengsten van een extra eenheid groter zijn dan de marginale kosten, is de winst stijgend / dalend. Zodra de marginale opbrengsten van een extra eenheid kleiner zijn dan de marginale kosten, is de winst stijgend / dalend. Een onderneming bereikt de optimale productiegrootte zodra de marginale opbrengsten gelijk zijn aan de marginale kosten.
Optimale productiegrootte
Een onderneming bereikt haar optimale productiegrootte op het ogenblik dat de marginale opbrengsten gelijk zijn aan de marginale kosten.
4 Waarom kan de winst niet maximaal zijn in het eerste snijpunt van de MO met de MK?
Hoeveel bedraagt de optimale productiegrootte?
Lees de case. Vul tabel 6 aan op basis van de gegevens.
1
Andrzej Lisowski is gespecialiseerd in de productie van fi etsrekken. Hij moet 120,00 euro betalen voor het gereedschap dat hij nodig heeft (vaste kosten). Zijn andere materiaalkosten worden weergegeven in tabel 6 (variabele kosten).
Per maand kan hij maximaal tien fi etsrekken bouwen.
De verkoopprijs per fi etsrek bedraagt 200,00 euro.
Tabel 6: Materiaalkosten, opbrengsten en resultaat (in euro) fi etsrekken
1 080,00
1 340,00
1 640,00
1 920,00
2 Teken op basis van de gegevens in tabel 6 de curven op grafiek 10.
a Bepaal grafisch de op timale productiegrootte voor Andrzej.
b Hoev eel bedraagt de optimale productiegrootte?
c Hoeveel euro bedraagt het resultaat?
d Arceer de rechthoek van de winst.
Grafiek 10: Gemiddelde variabele en gemiddelde totale kosten, marginale kosten en gemiddelde en marginale opbrengst fietsrekken
GVK, GTK, MK, GO en MO (in euro)
00,511,522,533,544,555,566,577,588,599,51010,5
Aantal eenheden (fietsrekken)
3 Stel dat de marktprijs naar 240,00 euro stijgt en dat de kostenstructuur niet verandert.
a Hoe groot wordt dan de optimale productiegrootte?
b Hoeveel bedraagt het resultaat?
4 Stel dat de marktprijs naar 150,00 euro daalt en dat de kostenstructuur niet verandert.
a Hoe groot wordt dan de optimale productiegrootte?
b Hoeveel bedraagt het resultaat?
c Zal er nog geproduceerd worden bij die prijs?
5 Stel dat de marktprijs naar 70,00 euro daalt en dat de kostenstructuur niet verandert.
a Hoe groot wordt dan de optimale productiegrootte?
b Hoeveel bedraagt het resultaat?
c Zal Andrzej voor die prijs nog produceren?
6 Onder welke prijs stopt Andrzej best met de productie van fietsrekken? Motiveer je antwoord.
Wet van de toe- en afnemende fysieke meeropbrengst Om het gewenste eindproduct te bekomen moet een ondernemer productiefactoren (natuur, arbeid, kapitaal en ondernemerschap) inzetten. Op korte termijn blijft het aantal eenheden dat hij met de beschikbare hoeveelheid kapitaalgoederen, de productiecapaciteit, in een gegeven periode kan voortbrengen, constant. Als aan die constante productiefactor (grond of kapitaal) eenheden van een variabele productiefactor (arbeid) worden toegevoegd, neemt de fysieke meeropbrengst eerst toe, vervolgens neemt die af en ten slotte wordt de meeropbrengst negatief (wet van de toe- en afnemende fysieke meeropbrengst).
De fysieke meeropbrengst is de extra productie die wordt verkregen door één eenheid van de variabele productiefactor (arbeid) meer te gebruiken.
Technisch optimaal punt
Een onderneming heeft twee soorten kosten: constante (vaste) en variabele kosten. De totale constante kosten veranderen niet met de productieomvang, de totale variabele kosten daarentegen wel. Gemiddelde kosten zijn de kosten per eenheid van een product. Die kunnen ook worden berekend door de gemiddelde constante kosten en gemiddelde variabele kosten op te tellen. Marginale kosten zijn de extra kosten voor de productie van één extra eenheid.
TCK = totale constante kosten
TVK = totale variabele kosten
TK = totale kosten
GCK = gemiddelde constante kosten
GVK = gemiddelde variabele kosten
GTK = gemiddelde totale kosten
MK = marginale kosten
TCK + TVK
TCK / q
TVK / q
TK / q of GCK + GVK
ΔTK / Δq of ΔTVK / Δq
Op basis van de wet van de toe- en afnemende fysieke meeropbrengst: stijgen de totale (variabele) kosten eerst minder dan evenredig (degressief) en daarna meer dan evenredig (progressief); dalen de marginale kosten (extra kosten van een extra eenheid) eerst waarna ze stijgen; is de marginale kostenlijn minimaal als de totale (variabele) kostenlijn het minst stijgt (in het buigpunt); gaat de marginale kostenlijn door het laagste punt van de gemiddelde (variabele) kostenlijn.
Als de marginale kosten kleiner zijn dan de gemiddelde variabele kosten, dan dalen de gemiddelde variabele kosten. Als de marginale kosten groter zijn dan de gemiddelde variabele kosten, stijgen de gemiddelde variabele kosten.
De onderneming bereikt het technisch optimale punt daar waar de GTK het laagst zijn. Op dat punt produceert het bedrijf het goedkoopst. Dat betekent niet dat de ondernemer daar maximale winst realiseert, want de opbrengsten zijn nog niet gekend.
Optimale productiegrootte
De meeste ondernemingen streven winstmaximalisatie na. Het komt er dus op aan om de productieomvang te bepalen waarbij de winst maximaal is. De totale winst wordt berekend door de totale opbrengsten te verminderen met de totale kosten.
TW = totale winst
TO = totale opbrengsten
TK = totale kosten
TO – TK
GO * q
TCK + TVK
GO = gemiddelde opbrengsten TO / q
MO = marginale opbrengsten ΔTO / Δq
De optimale productiegrootte kan grafisch afgeleid worden. De winst is maximaal daar waar de positieve afstand tussen de TO-curve en de TK-curve het grootst is.
Aantaleenheden(slaapzakken) 0200400600800100012001400160018002000
De totale winst kan ook grafisch bepaald worden:
Aantaleenheden(slaapzakken)
Een andere manier om de optimale productiegrootte te bepalen is door de marginale kosten en marginale opbrengsten met elkaar te vergelijken. Het is de marginale winst die aanduidt of de totale winst maximaal is. Zolang de marginale opbrengst groter is dan de marginale kosten, realiseert de ondernemer op die eenheid extra winst. Op het ogenblik dat de marginale kosten groter zijn dan de marginale opbrengst, levert de eenheid geen extra winst meer op, integendeel de extra eenheid kost meer dan ze opbrengt zodat de totale winst afneemt.
Gezien de ondernemer de marktprijs meestal weinig of niet kan beïnvloeden, is het ook belangrijk te weten of hij bij die prijs nog winst zal maken. Een onderneming maakt winst zolang de prijs hoger is dan de gemiddelde totale kosten (GTK = GVK + GCK). Ze draait break-even als de prijs gelijk is aan de gemiddelde kosten. Er is verlies als de verkoop- of marktprijs lager is dan de gemiddelde kosten. Op korte termijn zullen ondernemingen nog blijven produceren, ook al is er verlies. Op dat moment kunnen ze immers nog een gedeelte van de vaste kosten dekken. Op het ogenblik dat de prijs beneden de gemiddelde variabele kosten komt te liggen, stopt de ondernemer best met produceren.
1 Vul tabel 7 aan op basis van grafiek 11.
a Vanaf hoeveel arbeiders is het niet efficiënt om nog extra mensen aan te werven? Waarom?
b Vanaf hoeveel arbeiders is het niet verstandig om nog extra mensen in dienst te nemen? Waarom?
c Verklaar waarom op korte termijn constante kosten toch kunnen stijgen bij verschillende productieniveaus.
2 Teken de totale productiecurve aan de hand van de marginale en de gemiddelde productiecurve.
Grafiek 11: De gemiddelde en marginale productiecurve in een kaasmakerij
012345678910
arbeiders
Grafiek 12: De totale productiecurve in een kaasmakerij 012345678910
Ga naar iDiddit. Daar vind je een applicatie waarmee je kunt oefenen om de TP, GP en MP grafisch weer te geven.
Ga naar iDiddit. Daar vind je een applicatie waarmee je kunt bepalen of de aanwerving van personeel zinvol is.
Vul tabel 8 met de productiekosten van onderneming Volders aan.
Tabel 8: Productiekosten (in euro) van Volders
Zijn de stellingen juist of fout? Kruis aan en leg uit.
De brandverzekering van een fabrieksgebouw behoort tot de variabele kosten.
De TK-curve loopt evenwijdig met de TVK-curve.
Door telkens meer variabele productiefactoren toe te voegen neemt de productieomvang in het begin minder dan evenredig toe.
Zodra de meeropbrengst minder dan evenredig toeneemt, gaan de GVK weer stijgen.
De TCK vertrekken vanuit het nulpunt.
De GVK-curve en de GTK-curve lopen evenwijdig.
Ga naar iDiddit. Daar vind je een applicatie waarmee je het invullen van een kostentabel verder kunt oefenen. Je kunt zelf de moeilijkheidsgraad bepalen.
Duid het juiste antwoord aan.
a Hoe verlopen de totale variabele kosten als de gemiddelde variabele kosten constant zijn?
De TVK verlopen evenredig stijgend.
De TVK verlopen dalend.
De TVK verlopen degressief stijgend.
De TVK verlopen progressief stijgend.
b Wat is het technisch optimale punt?
De productieomvang waarbij de GVK minimaal zijn.
De productieomvang waarbij de GTK minimaal zijn.
De productieomvang waarbij de GCK minimaal zijn.
De productieomvang waarbij de MK minimaal zijn.
Ga naar iDiddit. Daar vind je een applicatie waarmee je het verloop van de totale, gemiddelde en marginale opbrengsten verder kunt oefenen.
Ga naar iDiddit. Daar vind je een applicatie waarmee je het grafisch bepalen van de winst kan oefenen.
1 Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2 Los de vragen op.
3 Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
1 Ik kan toelichten hoe de productie verloopt naarmate een onderneming meer personeel inzet.
2 Ik kan toelichten hoe de kosten op korte termijn verlopen.
3 Ik kan toelichten hoe de opbrengsten verlopen.
4 Ik kan bepalen hoeveel winst er gemaakt wordt bij een bepaald productieniveau.
5 Ik kan de winst grafisch bepalen.
1 Teken de volgende vraag- en aanbodcurve.
a Hoe verloopt de vraagcurve?
b Waarom?
c Hoe verloopt de aanbodcurve?
d Waarom?
Grafiek 1: Vraag en aanbod
Tabel 1: Vraag en aanbod
PRIJS (IN EURO) qv qa 2,0093 4,0085 6,0077 8,0069 10,00511
Hoeveelheid
2 Je weet al dat de vraagcurve afgeleid wordt uit de indifferentiecurven en de budgetlijn. In dit Level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag:
Hoe leid je de aanbodcurve af?
1 Wat geeft de individuele aanbodcurve weer?
2 Is de individuele aanbieder of producent een prijsnemer of een prijszetter op een markt met volkomen concurrentie of mededinging? Waarom?
3 Welk effect heeft een prijsverandering op de optimale productiegrootte?
4 Op grafiek 2 bedraagt de oorspronkelijke prijs van een slaapzak van Ayacucho 15,00 euro. De horizontale curve is getekend.
a Maakt de onderneming winst of verlies, of draait ze break-even? Motiveer je antwoord.
b Teken de MO / GO-curve (P2) wanneer de prijs 11,42 euro bedraagt. Dat is gelijk aan het laagste punt van de GTK-curve.
c Teken de MO / GO-curve (P3) wanneer de prijs 9,00 euro bedraagt.
d Teken de MO / GO-curve (P4) wanneer de prijs 3,00 euro bedraagt.
e Welke situatie doet er zich voor bij de prijs van 11,42 euro?
f Hoe verklaar je de afstand tussen de GTK-curve en de GVK-curve?
5 Vul aan en markeer het juiste antwoord.
a Bij een prijs van 9,00 euro maakt de onderneming verlies / winst. De onderneming kan wel nog de kosten dekken en een deel van de kosten.
b Bij een prijs van 3,00 euro maakt de onderneming verlies. Ze kan de kosten niet dekken en ook een deel van de kosten niet.
Grafiek 2: Marginale opbrengst / gemiddelde opbrengst, marginale kosten en gemiddelde totale kosten bij verschillende prijzen slaapzakken
0200400600800100012001400160018002000
Hoeveelheid(slaapzakken)
De snijpunten van de verschillende prijzen – de MO-curven – met de MK-curve, vormen telkens een andere optimale productiegrootte. Zolang het zinvol is om te blijven produceren, streeft de ondernemer steeds de optimale productiegrootte na. De prijzen die op de markt gelden, bepalen dus de hoeveelheid die de aanbieder produceert. De individuele aanbodcurve bestaat uit het opwaartse deel van de MK-curve vertrekkende vanaf het snijpunt van de MK-curve met de GVK-curve. Of met andere woorden, vanaf het punt waar de marktprijs groter is dan de GVK . Een onderneming maakt winst zolang de prijs hoger is dan de gemiddelde totale kosten (GTK = GVK + GCK). Ze draait break-even als de prijs gelijk is aan de gemiddelde kosten. Er is verlies als de verkoop- of marktprijs lager is dan de gemiddelde kosten. Op korte termijn zullen ondernemingen nog blijven produceren, ook al is er verlies. Op dat moment kunnen ze immers nog een gedeelte van de vaste kosten dekken. Op het ogenblik dat de prijs beneden de gemiddelde variabele kosten zakt, kan de onderneming beter stoppen met produceren.
6 Markeer op grafiek 2 de aanbodcurve.
1 Grafiek 3 toont onder andere de MO- en MK-curve van Ayacucho. Veronderstel dat de variabele kosten, zoals de loonkosten, stijgen. Schets een nieuwe MK-curve. Noem die curve MK2
a Welk effect heeft die stijging op de optimale goederencombinatie?
b Welk effect heeft die stijging op de aanbodcurve?
2 Veronderstel dat door nieuwe technologieën, de variabele kosten dalen. De werknemers kunnen immers meer produceren per uur door een stijging van de productiviteit. Schets een mogelijke nieuwe MK-curve. Noem die curve MK3
a Welk effect heeft die daling op de optimale goederencombinatie?
b Welk effect heeft die daling op de aanbodcurve?
3 Duid de drie verschillende aanbodcurven aan op de grafiek.
Grafiek 3: Gemiddelde variabele kosten, marginale opbrengst en marginale kosten van slaapzakken Hoeveelheid (slaapzakken)
Totale aanbod
In een markt met volkomen mededinging zijn de aanbieders prijsnemers. In de markt wordt het totale aanbod bepaald door de som van alle individuele aanbieders.
Op grafiek 4 zie je een markt met drie aanbieders. Je vindt er de aanbodcurven van de drie producenten die overeenkomen met hun MK-curve vertrekkende vanaf de GVK-curve uit Explore 1.
a Bepaal de aanbodcurve van de totale markt.
b Teken de aanbodcurve.
Grafiek 4: MK-curven van drie producenten op de markt
Hoeveelheid (slaapzakken)
De aanbodcurve
De aanbodcurve geeft het verband weer tussen de aangeboden hoeveelheid en de marktprijs. Het snijpunt van de marktprijs met de marginale kosten bepaalt de optimale productiegrootte voor de aanbieder. Wanneer de prijs verandert, verandert dus ook telkens de optimale productiegrootte. De aanbodcurve verloopt stijgend. Hoe hoger de prijs, hoe meer stuks de onderneming zal aanbieden.
Wanneer maakt de onderneming winst?
Wanneer de marktprijs boven de GTK ligt, maakt de onderneming winst en zal ze dus blijven produceren. Is de prijs gelijk aan de GTK, dan draait de onderneming break-even. Is de prijs kleiner dan GTK maar groter dan de GVK, dan boekt de onderneming verlies, maar kan ze nog de variabele kosten en een deel van de constante kosten dekken. Is de prijs kleiner dan de GVK, dan zal de onderneming ook die variabele kosten niet meer volledig kunnen dekken.
Verschuiving aanbodcurve
Wanneer de kosten van de onderneming stijgen, verschuift de MK-curve naar boven. De optimale goederencombinatie ligt lager omdat de kosten hoger zijn. De aanbodcurve verschuift naar links. Wanneer het, door bijvoorbeeld een technologische vernieuwing, goedkoper wordt om te produceren, zal de onderneming meer winst kunnen maken en dus zal de MK-curve lager liggen. De aanbodcurve verschuift naar rechts.
Collectieve aanbodcurve
De collectieve aanbodcurve is de som van alle individuele aanbodcurven of de som van alle individuele MK-curven van de verschillende ondernemingen.
Action 1— Kun je de aanbodcurve en de verschuiving van die curve afleiden?
1 Lees het artikel. Wat is het gevolg voor bouwondernemingen?
BOUWMATERIALEN TOT KWART DUURDER DAN DRIE MAANDEN GELEDEN: ‘VOORAL PRIJS VAN ISOLATIEMATERIAAL EN HOUT FORS GESTEGEN’
De prijs van bijna alle bouwmaterialen is de laatste drie maanden met 15 tot 25 procent gestegen. Dat blijkt uit een bevraging van de Confederatie Bouw. ‘Vooral isolatiemateriaal, hout en staal zijn fors duurder geworden’, aldus Niko Demeester, gedelegeerd bestuurder van de Confederatie Bouw.
Uit: vrt.be, 2022-02-07
2 Bekijk aandachtig tabel 2 en vul ze aan.
3 Open een nieuwe werkmap.
a Neem tabel 2 over in het werkblad.
b Teken vervolgens alle grafieken in het werkblad.
c Bereken de MK in het werkblad.
d Teken de MK-curve in het werkblad.
e Bereken nu een tweede MK-curve wanneer de TVK veranderen wegens een stijging van de grondstofprijzen met 20 %.
f De marktprijs van het product bedraagt 35,00 euro. Teken die marktprijs.
g Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio. Druk de grafiek af en duid de eerste aanbodcurve en de tweede aanbodcurve aan.
q* =productie (in eenheden)
1 Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2 Los de vragen op.
3 Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
1 Ik kan een aanbodcurve afleiden uit de kostencurven van een onderneming.
2 Ik kan de verschuiving van een aanbodcurve verklaren.
3 Ik kan de aanbodcurve van de totale markt bepalen.
1 Lees het verhaal van Jolien.
Je maakte al kennis met Jolien. Jolien houdt niet alleen van schoenen maar ook van gamen. Zij heeft tientallen games zoals Call of Duty, GTA en FIFA. Volgend jaar verhuist het gezin van Jolien. Haar moeder wil dat ze de helft van haar games verkoopt.
Het eerste weekend van mei vindt de jaarlijkse avondmarkt plaats waar Jolien haar games verkoopt. Per game vraagt ze 16,00 euro. De eerste klant wil meteen twee games kopen, maar wil slechts 10,00 euro per game betalen. Een tweede klant wil dan weer drie games kopen en is bereid om 9,00 euro per game te betalen.
De klanten vinden de gevraagde prijs te hoog. Jolien zal de prijs met de klanten moeten bespreken om tot een overeenkomst te komen.
2 In dit Level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag:
Hoe komt de prijs op de markt tot stand?
Je gaat verder met de optie die je in Action 5 van Level 1 gekozen hebt. Vink de gekozen optie aan.
Optie 1 Nike-sneakers
De vraag van Jolien naar Nike-sneakers (of een ander product) blijft niet altijd hetzelfde. Er zijn verschillende redenen waarom de vraag van Jolien stijgt of daalt bij gelijkblijvende prijzen.
1 In elk van de volgende situaties verandert er telkens een aspect. Ga na hoe die verandering de vraag van Jolien naar Nike-sneakers beïnvloedt. Markeer:
a de oorzaak in het groen, b het gevolg in het blauw.
Jolien krijgt voortaan van haar oma extra zondagsgeld. Voor de rest verandert er niets. Jolien zal dus minder / meer sneakers kunnen en willen kopen.
Puma heeft een nieuwe, flashy schoen ontworpen. Om die te promoten wordt Puma de nieuwe sponsor van Joliens favoriete volleybalteam. De voorkeur van Jolien verandert dus. Voor de rest verandert er niets. Jolien zal dan meer / minder Nike-sneakers kopen.
De prijs van de Nike-sneakers blijft dezelfde, maar Adidas (concurrent) verlaagt zijn prijzen. Joliens vraag naar Nike-sneakers zal dus meer / minder worden.
De overheid promoot het sporten waardoor meer mensen sporten. Er zullen dus meer / minder schoenen verkocht worden.
De vraag van Yasmine naar pizza (of een ander product) blijft niet altijd hetzelfde. Er zijn verschillende redenen waarom de vraag van Yasmine stijgt of daalt bij gelijkblijvende prijzen.
1 In elk van de volgende situaties verandert er telkens een aspect. Ga na hoe die verandering de vraag van Yasmine naar pizza beïnvloedt. Markeer:
a de oorzaak in het groen, b het gevolg in het blauw.
Yasmine werkt voortaan ook op zaterdagavond in de horeca. Ze heeft daardoor extra inkomen. Voor de rest verandert er niets. Yasmine zal dan minder / meer pizza kunnen en willen kopen.
Yasmine houdt niet alleen van pizza maar ook van durum. Stel dat ze de pizza even beu is en dat haar voorkeur verandert en uitgaat naar durum. Voor de rest verandert er niets. Yasmine zal dan meer / minder pizza kopen.
De prijs van de pizza’s blijft dezelfde, maar de lokale kebabzaak verlaagt de prijs van haar durum. Dan zullen er meer / minder pizza’s verkocht worden.
In de gemeente van Yasmine zijn recent veel jonge koppels komen wonen die carrière willen maken en weinig tijd hebben om te koken. Daardoor is er meer / minder vraag naar pizza.
Wanneer een bepaalde factor de vraag naar een product doet toenemen, zal de vraagcurve naar rechts verschuiven. Dat betekent dat er voor elke prijs meer gevraagde hoeveelheid is.
2 Teken de situatie waarbij de vraag toeneemt.
a Trek een pijl voor de richting van de verschuiving.
b Noem de eerste vraagcurve V1 en de tweede vraagcurve V2.
Grafiek 1.1: Vraag naar Nike-sneakers door Jolien
180,00
0,00 0214
Gevraagde hoeveelheid 367589
Verschuiving vraagcurve links
2 Teken de situatie waarbij de vraag toeneemt.
a Trek een pijl voor de richting van de verschuiving.
b Noem de eerste vraagcurve V1 en de tweede vraagcurve V2.
Grafiek 1.2: Vraag naar pizza door Yasmine
0428
Gevraagde hoeveelheid 6 16141218 10
Wanneer een bepaalde factor de vraag naar een product doet afnemen, zal de vraagcurve naar links verschuiven. Dat betekent dat er voor elke prijs minder gevraagde hoeveelheid is.
3 Teken de situatie waarbij de vraag afneemt.
a Trek een pijl voor de richting van de verschuiving.
b Noem de eerste vraagcurve V1 en de tweede vraagcurve V2
Grafiek 2.1: Vraag naar Nike-sneakers door Jolien
Prijs in euro
0,00 0214
Gevraagde hoeveelheid 367589
3 Teken de situatie waarbij de vraag afneemt.
a Trek een pijl voor de richting van de verschuiving.
b Noem de eerste vraagcurve V1 en de tweede vraagcurve V2
Grafiek 2.2: Vraag naar pizza door Yasmine
Gevraagde hoeveelheid 6 16141218 10
4
Markeer de tendens in de samenvattende tabel.
FACTOR DIE DE VRAAG
KAN BEÏNVLOEDEN
Inkomen van de consument
Voorkeur van de consument
Prijs van een substitutiegoed
Grootte van bevolking of bevolkingsgroep
5 Wat zijn substitutieproducten?
FACTOR NEEMT AF
Vraagcurve verschuift naar
links / rechts
Vraag neemt af / toe.
Vraagcurve verschuift naar
links / rechts.
Vraag neemt af / toe.
Vraagcurve verschuift naar
links / rechts.
Vraag neemt af / toe
Vraagcurve verschuift naar
links / rechts. Vraag neemt af / toe
FACTOR NEEMT TOE
Vraagcurve verschuift naar
links / rechts
Vraag neemt af / toe.
6 In de bovenstaande situaties heb je een voorbeeld gezien van substitutieproducten. Over welke twee producten gaat het?
Vraagcurve verschuift naar
links / rechts. Vraag neemt af / toe.
Vraagcurve verschuift naar
links / rechts. Vraag neemt af / toe
Vraagcurve verschuift naar links / rechts. Vraag neemt af / toe
7 Je hebt de verschuivingen van de grafiek op papier gemaakt. Maak nu de verschuivingen van de grafieken met een rekenblad. Zoek op internet hoe je dat moet doen of raadpleeg de ICT-fiches en het filmpje.
a Op iDiddit vind je een werkmap met de cijfergegevens.
b Zorg ervoor dat de prijzen op twee cijfers na de komma worden afgerond en dat er een euroteken staat.
c Ontwerp de grafieken.
d Denk aan de benaming van de assen en kies een titel voor de grafiek.
e Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Je gaat verder met de optie die je gekozen hebt. Vink de gekozen optie aan.
Optie 1 Nike-sneakers
1 In elk van de volgende situaties verandert er telkens een aspect. Wat gebeurt er? Markeer:
a de oorzaak in het groen, b het gevolg in het blauw.
1
2
Als er meer aanbieders van Nikesneakers komen, worden er meer / minder Nike-sneakers aangeboden of verkocht.
Als de prijzen van de grondstoffen van sneakers gaan dalen, worden er meer / minder Nike-sneakers aangeboden of verkocht.
© Shutterstock / 2p2play
Verschuiving aanbodcurve rechts
Optie 2 Pizza
1 In elk van de volgende situaties verandert er telkens een aspect. Wat gebeurt er? Markeer:
a de oorzaak in het groen, b het gevolg in het blauw.
Als er meer aanbieders van pizza komen, worden er meer / minder pizza’s aangeboden of verkocht.
Als de prijzen van de grondstoffen dalen, worden er meer / minder pizza’s aangeboden of verkocht.
Wanneer een bepaalde factor het aanbod aan een product doet toenemen, zal de aanbodcurve naar rechts verschuiven. Dat betekent dat er voor elke prijs meer aangeboden hoeveelheid is.
2
Teken de situatie waarbij het aanbod toeneemt.
a Trek een pijl voor de richting van de verschuiving.
b Noem de eerste aanbodcurve A1 en de tweede aanbodcurve A2
Grafiek 3.1: Aanbod van Nike-sneakers door één verkoper
Prijs in euro
180,00
160,00
140,00
120,00
100,00
80,00
2
Teken de situatie waarbij het aanbod toeneemt.
a Trek een pijl voor de richting van de verschuiving.
b Noem de eerste aanbodcurve A1 en de tweede aanbodcurve A2
40,00
60,00 20,00 0,00
89 4567 23 10 A
Aangeboden hoeveelheid
3 Het aanbod kan ook op een andere manier veranderen. Markeer:
a de oorzaak in het groen, b het gevolg in het blauw.
Als er veel aanbieders van Nikesneakers failliet gaan, dan worden er meer / minder Nike-sneakers aangeboden of verkocht.
Als de prijzen van grondstoffen van sneakers stijgen, dan worden er meer / minder Nike-sneakers aangeboden of verkocht.
Prijs in euro
Grafiek 3.2: Aanbod van pizza’s door Luigi 35,00 30,00 25,00 20,00 10,00 15,00 5,00 0,00
6812141618 10 24 0
Aangeboden hoeveelheid A
3 Het aanbod kan ook op een andere manier veranderen. Markeer:
a de oorzaak in het groen, b het gevolg in het blauw.
Als er veel aanbieders van pizza failliet gaan, dan worden er meer / minder pizza’s aangeboden of verkocht.
Als de prijzen van de grondstoffen stijgen, dan worden er meer / minder pizza’s aangeboden of verkocht.
Prijs in euro
Wanneer een bepaalde factor het aanbod aan een product doet afnemen, zal de aanbodcurve naar links verschuiven. Dat betekent dat er voor elke prijs minder aangeboden hoeveelheid is.
4 Teken de situatie waarbij het aanbod afneemt.
a Trek een pijl voor de richting van de verschuiving.
b Noem de eerste aanbodcurve A1 en de tweede aanbodcurve A2.
Grafiek 4.1: Aanbod van Nike-sneakers door één verkoper
4 Teken de situatie waarbij het aanbod afneemt.
a Trek een pijl voor de richting van de verschuiving.
b Noem de eerste aanbodcurve A1 en de tweede aanbodcurve A2.
Grafiek 4.2: Aanbod van pizza door Luigi
456 23 10
Aangeboden hoeveelheid
Prijs in euro
Aangeboden hoeveelheid A 68
5 Markeer de tendens in de samenvattende tabel. Geef aan wat er met het aanbod gebeurt wanneer die factor afneemt of toeneemt.
FACTOR DIE HET AANBOD
Aantal producenten Aanbod daalt / stijgt Aanbod daalt / stijgt
Kosten voor de productie / prijs grondstoffenAanbod daalt / stijgt Aanbod daalt / stijgt
6 Je hebt de verschuivingen van de grafiek op papier gemaakt. Maak nu de verschuivingen van de curven met een rekenblad. Zoek op internet op hoe je dat moet doen of raadpleeg de ICT-fiches en het filmpje op iDiddit.
a Op iDiddit vind je een werkmap met de cijfergegevens.
b Zorg ervoor dat de prijzen op twee cijfers na de komma worden afgerond en dat er een euroteken staat.
c Ontwerp de grafieken.
d Denk aan de benaming van de assen en kies een titel voor de grafiek.
e Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Kopers betalen liever minder, terwijl verkopers liever tegen een hogere prijs verkopen. Om toch tot een aankoop of verkoop over te gaan, komen kopers en verkopers, of vragers en aanbieders, samen op de markt. Daar spreken ze af welke hoeveelheid ze bereid zijn te verhandelen tegen een overeengekomen prijs. Je gaat verder met de optie die je gekozen hebt. Vink de gekozen optie aan.
Optie 1 Nike-sneakers
1 Je vindt de gevraagde en aangeboden hoeveelheid in tabel 1.1.
Tabel 1.1
2 Vervolledig de grafiek.
Surf via iDiddit naar een applicatie die je uitlegt hoe je de vraag- en aanbodcurve op papier kunt tekenen.
a Schrijf de juiste benaming bij de x-as en de y-as.
b Verbind de uitgezette punten. Controleer of je ze in de tabel vindt. Tip:
Grafiek 5.1: Vraag en aanbod van Nike-sneakers op de totale markt 170,00
Y-as:
0,00 03691215182124
X-as:
3 Waar de vraagcurve en de aanbodcurve snijden, is de markt in evenwicht. Vraag en aanbod zijn daar gelijk. In dat snijpunt is er enerzijds een evenwichtshoeveelheid voor twaalf paar Nike-sneakers en anderzijds een evenwichtsprijs van 70,00 euro.
a Trek een lijn vanuit het snijpunt naar de evenwichtshoeveelheid en de evenwichtsprijs.
b Noem dat snijpunt ‘e’. Dat staat voor marktevenwicht.
Net als in wiskunde, gebruikt het vak economie ook symbolen.
Gevraagde hoeveelheid: qv (q komt van quantity)
Aangeboden hoeveelheid: qa
Prijs: p
Evenwichtshoeveelheid: qe
Evenwichtsprijs: pe
Marktevenwicht: e
Gebruik voortaan die symbolen.
1 Je vindt de gevraagde en aangeboden hoeveelheid in de tabel.
Tabel 1.2
2 Noteer de gegevens uit de tabel in de grafiek en teken de curven.
Surf via iDiddit naar een applicatie die je uitlegt hoe je de vraag- en aanbodcurve op papier kunt tekenen.
a Verdeel de assen zodat je de punten kunt uitzetten.
b Schrijf de juiste benaming bij de x-as en de y-as.
c Zet de punten uit.
d Verbind de uitgezette punten.
Grafiek 5.2: Vraag en aanbod van pizza op de totale markt
3 Waar de vraagcurve en de aanbodcurve snijden, is de markt in evenwicht. Vraag en aanbod zijn daar gelijk. In dat snijpunt is er enerzijds een evenwichtshoeveelheid van 23 pizza’s en anderzijds een evenwichtsprijs van 15,00 euro.
a Trek een lijn vanuit het snijpunt naar de evenwichtshoeveelheid en de evenwichtsprijs.
b Noem dat snijpunt ‘e’. Dat staat voor marktevenwicht.
Net als in wiskunde, gebruikt het vak economie ook symbolen.
Gevraagde hoeveelheid: qv (q komt van quantity)
Aangeboden hoeveelheid: qa
Prijs: p
Evenwichtshoeveelheid: qe
Evenwichtsprijs: pe
Marktevenwicht: e
Gebruik voortaan die symbolen.
4 Inmiddels merk je al hoe de prijs van een product of dienst tot stand komt. Hoe wordt de prijs van een product bepaald?
5 Je hebt de grafieken op papier gemaakt. Maak nu de grafiek met een rekenblad. Zoek op internet op hoe je dat moet doen of raadpleeg de ICT-fiches en het filmpje op iDiddit.
a Neem de tabel van jouw gekozen optie over in een werkblad.
b Zorg ervoor dat de prijzen op twee cijfers na de komma worden afgerond en dat er een euroteken staat.
c Ontwerp nu de grafiek.
d Denk aan de benaming van de assen en kies een titel voor de grafiek.
e Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
6 Maak nu Action 1.
1 Hoeveel bedraagt de evenwichtsprijs op de volgende grafiek?
2 Soms beslist de overheid om een minimumprijs op te leggen voor een product omdat ze vindt dat de prijs op dat moment te laag is. Waarom is een te lage prijs in de economie een probleem?
Good to know
Vroeger werd er soms een minimumprijs opgelegd voor varkensvlees, melk of tomaten, om de landbouwsector in eigen land te steunen, maar dat gebeurt steeds minder vaak.
3 Stel dat de overheid een minimumprijs oplegt van 2,60 euro. Hoeveel bedraagt dan:
a de aangeboden hoeveelheid?
b de gevraagde hoeveelheid?
4 Markeer het juiste antwoord. Als de aangeboden hoeveelheid groter / kleiner is dan de gevraagde hoeveelheid, dan is er een aanbodoverschot
5 Duid het aanbodoverschot aan op de grafiek.
Grafiek 6: Vraag en aanbod van brood
Prijs in euro
De bedrijven blijven met voorraden zitten. De overheid moet die onverkochte voorraden opkopen of vernietigen. Soms worden de overschotten met behulp van exportsubsidies naar het buitenland verscheept. Maar voor beide oplossingen draait uiteindelijk de belastingbetaler op. Wanneer de overheid de minimumprijs garandeert of de overschotten opkoopt, zullen de producenten wellicht nog meer produceren. Het is dus een straatje zonder einde.
Eerder in dit Level onderzocht je hoe je het gevolg van een vraag- of aanbodschok op het marktevenwicht kunt bepalen. Vaak is het echter onvoldoende om te weten in welke richting het marktevenwicht evolueert. Het wordt pas echt interessant als je weet hoe sterk de reactie op een prijswijziging zal zijn. Zo willen producenten of de overheid graag het effect kennen van een prijs- of accijnsverhoging op het verbruik van goederen.
Vergelijk de vraag naar koffie in twee koffieproducerende landen. In beide landen is het aanbod even groot.
Door een aanbodschok – door bijvoorbeeld een goede oogst – daalt de evenwichtsprijs en neemt de evenwichtshoeveelheid toe. Onderzoek of de prijs sterker daalt dan dat de aangeboden hoeveelheid toeneemt. Stel het effect van de aanbodschok grafisch voor.
a Duid met een grijze stippellijn het marktevenwicht aan.
b Aangezien het aanbod toeneemt, verschuift het aanbod naar rechts. Teken de nieuwe aanbodcurve met als vergelijking p = 0,025q.
c Duid met een grijze stippellijn de nieuwe evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid aan op beide grafieken.
d Duid met een dubbele pijl de grootte van de verandering in prijs en hoeveelheid aan op beide grafieken.
Grafiek 7: Aanbodschok koffiebonen land A
Grafiek 8: Aanbodschok koffiebonen land B
Hoeveelheid
Bij een vlakkere curve is de verandering van de hoeveelheid groter dan de prijsverandering.
Bij een steilere curve is de prijsverandering groter dan de verandering van de hoeveelheid. De gevoeligheid voor bepaalde wijzigingen wordt uitgedrukt door de elasticiteit te berekenen.
De prijselasticiteit van de vraag naar een bepaald product geeft weer hoe sterk de gevraagde hoeveelheid wijzigt ten gevolge van een wijziging in de prijs van het product.
De vraag is inelastisch als de prijswijziging in verhouding groter is dan de hoeveelheidswijziging.
De vraag is elastisch als de prijswijziging in verhouding kleiner is dan de hoeveelheidswijziging.
De prijselasticiteit van het aanbod voor een bepaald product geeft weer hoe sterk de aangeboden hoeveelheid wijzigt ten gevolge van een wijziging in de prijs van het product.
De vraag of het aanbod is inelastisch als de prijswijziging in verhouding groter is dan de hoeveelheidswijziging.
De vraag of het aanbod is elastisch als de prijswijziging in verhouding kleiner is dan de hoeveelheidswijziging.
Explore 6 — Wat als … de overheid een maximumprijs oplegt?
1 Hoeveel bedraagt de evenwichtsprijs op grafiek 9?
Maximumprijs
Soms beslist de overheid om een maximumprijs op te leggen voor een product omdat ze vindt dat de prijs te hoog is voor de consument. De overheid wil zo de consument beschermen. De overheid hanteert vaak maximumprijzen op medicijnen en sociale huurwoningen.
2 Stel dat de overheid een maximumprijs oplegt van 1,40 euro. Hoeveel bedraagt dan:
a de aangeboden hoeveelheid?
b de gevraagde hoeveelheid?
3 Markeer het juiste antwoord. Als de gevraagde hoeveelheid groter / kleiner is dan de aangeboden hoeveelheid, dan is er een vraagoverschot.
4 Duid dat aan op de grafiek.
Grafiek 9: Vraag en aanbod van brood
Prijs in euro
3,20 3,00 2,80 2,60 2,40 2,20 2,00 1,80 1,60 1,40 1,20 1,00 0,80 0,60 0,40 0,20 0,00
Hoeveelheid
Maximumprijs versus marktevenwicht
Door het tekort proberen mensen toch het product aan te schaffen door meer te bieden. Het gevaar is dan echter dat er een zwarte markt ontstaat waar die producten tegen hogere prijzen toch verkocht worden.
5 Maak nu de overige Actions.
Op de markt komt de evenwichtsprijs of marktprijs (pe) tot stand. Bij die evenwichtsprijs hoort ook de evenwichtshoeveelheid (qe). Het is bij de evenwichtsprijs dat qa en qv gelijk zijn.
Er zijn bepaalde externe factoren die de vraag kunnen beïnvloeden en een verschuiving van de vraagcurve tot gevolg hebben. Die oorzaken zijn bijvoorbeeld: – wijziging van het inkomen, – wijziging in de voorkeur (voor een product of dienst) van de consument, – wijziging in het aantal consumenten.
Als er een toename is bij een van die factoren, zal de vraagcurve naar rechts verschuiven. Als er een afname is, zal de curve naar links verschuiven.
Er zijn ook factoren die het aanbod beïnvloeden en dus de aanbodcurve doen verschuiven. Zo kan: – het aantal producenten wijzigen, – er een technologische vernieuwing (in de productiemethode bijvoorbeeld) zijn, – de kostprijs voor de productie (en de verkoop) veranderen.
Bij de eerste twee factoren doet een toename de aanbodcurve naar rechts verschuiven. Het aanbod neemt dus toe. Als de kostprijs echter toeneemt, wordt het duurder om te produceren en zal de producent minder aanbieden. Omgekeerd geldt dat bij een afname van de eerste twee factoren de aanbodcurve naar links verschuift en het aanbod afneemt. Wanneer de kostprijs daalt en het produceren goedkoper wordt, zal het aanbod toenemen en de curve naar rechts verschuiven. In het vraag- en aanbodschema zal door die verschuivingen ook de prijs veranderen. In welke mate de prijs verandert, is niet altijd correct te bepalen. Er zijn immers verschillende factoren die tegelijk op de vraag en het aanbod kunnen inspelen.
De prijselasticiteit geeft weer hoe sterk de gevraagde of aangeboden hoeveelheid verandert ten gevolge van een prijswijziging.
Om de producenten te beschermen of gebruik te ontmoedigen, kan de overheid een minimumprijs instellen wanneer ze de evenwichtsprijs op de markt te laag vindt. Bij een minimumprijs is de aangeboden hoeveelheid groter dan de gevraagde hoeveelheid waardoor er een aanbodoverschot is. Om de consumenten te beschermen kan de overheid een maximumprijs instellen wanneer ze de evenwichtsprijs op de markt te hoog vindt. Bij een maximumprijs is de gevraagde hoeveelheid groter dan de aangeboden hoeveelheid waardoor er een vraagoverschot is.
1 Het elektronicabedrijf Sony heeft in Japan onderzocht hoeveel consoles het van de PlayStation 5 in Tokio zou verkopen bij verschillende prijzen.
a Bekijk de tabel.
b Teken de vraag- en aanbodcurven met een rekenblad.
c Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Tabel 2
2 Een festivalorganisator heeft na onderzoek de volgende gegevens beschikbaar over de gevraagde en aangeboden hoeveelheid bij verschillende prijzen.
a Bekijk de tabel.
b Teken de vraag- en aanbodcurven hieronder op papier of met een rekenblad. Raadpleeg de ICT-fiches op iDiddit.
c Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Tabel 3
EVALUATIEFICHE
VRAAG- EN AANBODCURVE MET EEN REKENBLAD
Max. Score Opmerkingen
Juiste keuze grafiektype
Juiste selectie van gegevens
Benoeming van de assen
Grafiektitel
Benoeming van de reeksen
TOTAAL
Zijn de stellingen juist of fout? Kruis aan en verbeter de foute stellingen.
a Wanneer je de vraagcurve wilt tekenen, plaats je de aangeboden hoeveelheid op de y-as en de prijs op de x-as.
b De evenwichtsprijs is de prijs waar de vraagcurve de y-as snijdt.
c De aanbodcurve verloopt stijgend omdat de producent meer wil aanbieden bij een lagere prijs.
d Wanneer de prijs hoger is dan de evenwichtsprijs, dan is er een vraagtekort.
e Wanneer de prijs lager is dan de evenwichtsprijs, dan is er een aanbodoverschot.
f Als de prijs stijgt, dan stijgt het aanbod en daalt de vraag.
g Als het inkomen van de consumenten stijgt, zal de aanbodcurve naar rechts verschuiven.
h Als de prijzen van de grondstoffen stijgen, zal de aanbodcurve naar rechts verschuiven.
i Als de voorkeur van de consumenten voor een bepaald product afneemt, zal de vraagcurve naar links verschuiven.
j Wanneer producenten hun oude machineparken door nieuwe en betere machines vervangen, stijgt op de markt van dat product de prijs omdat de aanbodcurve naar rechts verschuift.
k Wanneer het aantal consumenten toeneemt, zal door de verschuiving van de vraagcurve de prijs op de markt afnemen.
1 In Vlaanderen staan zo’n 300 000 melkkoeien op stal. Elke koe levert dagelijks gemiddeld 25 liter melk. Die wordt elke dag door de plaatselijke zuivelproducenten opgehaald. De boeren krijgen daarvoor 0,35 euro per liter. Stel dat de internationale melkprijs plots daalt tot 0,25 euro per liter. Hoeveel bedraagt de afzet en de omzet van de boeren dan?
2 Wat gebeurt er met de afzet en omzet, als de prijs een week later stijgt naar 0,55 euro per liter?
3 Stel de aanbodcurve van melk grafisch voor.
Grafiek 10: Dagelijks aanbod aan melk in Vlaanderen
Prijs (in euro)
Hoeveelheid (in miljoen liter) 012345678 0,00
4 Stel dat de Boerenbond voorspelt dat de hoge prijs van 0,55 euro per liter waarschijnlijk voor meerdere jaren zal standhouden. Wat is een mogelijke reactie van de boeren?
5 Stel dat de voorspelde prijs voor de volgende jaren op 0,10 euro per liter komt te liggen. Wat zouden de landbouwers dan doen?
Zoek op internet naar gereguleerde prijzen van de overheid. Voor welke producten legt de overheid maximumprijzen op?
Lees de volgende krantenknipsels.
a Duid op de grafiek de oorspronkelijke evenwichtsprijs en de evenwichtshoeveelheid aan met een blauwe stippellijn. Benoem die met pe1 en qe1.
b Teken de verschuiving.
c Duid op de grafiek de nieuwe evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid aan met een groene stippellijn. Benoem die met pe2 en qe2.
d Geef aan wat er gebeurt met de evenwichtsprijs en de evenwichtshoeveelheid (stijgen, dalen of gelijk blijven).
Aan het begin van het griepseizoen wordt er meer alcoholgel verkocht.
Een deel van de producten die Coolblue verkoopt, komt uit China en is niet meer leverbaar. Door de problemen met de bevoorrading zijn sommige prijzen enorm gestegen.
Door de hitte in juli en augustus zal de oogst van aardappelen dit jaar naar schatting 6 procent kleiner zijn dan vorig jaar.
Door de ontwikkeling van nieuwe technologieën voor accu’s worden elektrische wagens almaar betaalbaarder voor iedereen
SITUATIE
Door de lockdown (ten tijde van corona) waren de horecazaken lange tijd gesloten en werden er ook geen evenementen meer georganiseerd. Daardoor was er minder vraag naar industriële (diepvries)frieten.
1 Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2 Los de vragen op in een tekstverwerker.
3 Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
1 Ik kan onderzoeken waardoor de vraagcurve kan verschuiven.
2 Ik kan onderzoeken waardoor de aanbodcurve kan verschuiven.
3 Ik kan de totstandkoming van de prijs op de markt analyseren en beschrijven.
4 Ik kan de werking van het marktmechanisme analyseren.
5 Ik kan factoren die vraag en aanbod beïnvloeden onderscheiden en de prijsevolutie bepalen.
6 Ik kan het begrip ‘prijselasticiteit’ toelichten.
7 Ik kan de rol van de overheid bij de prijsvorming toelichten.
1budget Budget verwijst hier naar het inkomen dat de consument beschikbaar heeft om goederen of diensten te kopen.
1budgetlijnEen budgetlijn toont alle mogelijke combinaties van goederen die bereikbaar zijn rekening houdend met de prijs van die goederen en met het inkomen.
1consumentenevenwicht of optimale goederencombinatie
1indifferentiecurve
Dat is de combinatie van goederen waar het nut of de tevredenheid van de consument het hoogst is en die ook nog binnen zijn budget liggen.
Dat is een curve die alle goederenbundels (combinaties van goederen) bevat die voor een consument eenzelfde nutsniveau opleveren, of met andere woorden het is voor de consument onverschillig (indifferent) hoe de combinatie is.
1indifferentiemap
1nut of tevredenheid
Dat is een grafische voorstelling van twee of meer indifferentiecurven die meerdere combinaties van verschillende hoeveelheden producten tonen die de consument consumeert, rekening houdend met zijn budget en de prijzen van de goederen.
Het nut van een goed of een goederencombinatie geeft weer hoe tevreden een consument is met de hoeveelheid van die producten die hij zal consumeren.
1voorkeur of preferentie
Preferentie verwijst naar de voorkeur van de consument voor een bepaalde combinatie van goederen.
1vraagcurveEen vraagcurve geeft het verband weer tussen de gevraagde hoeveelheid bij verschillende prijzen.
2constante kosten of vaste kosten
Dat zijn kosten die niet mee variëren met de omvang van de productie.
LEVELBEGRIP VERKLARING
2constante productiefactor
2gemiddelde kosten
2 kapitaalgoed
Die productiefactor wijzigt niet op korte termijn.
bv. gebouwen, machines
Dat zijn de kosten per eenheid product.
2marginale kosten
2optimale productiegrootte
2productiecapaciteit
Dat is een goed waarmee andere goederen worden geproduceerd. Enerzijds zijn er vaste kapitaalgoederen, die meer dan één productieproces meegaan zoals machines, gebouwen of transportmiddelen. Anderzijds zijn er vlottende kapitaalgoederen die in één productieproces worden verbruikt zoals grondstoffen en voorraden.
Dat zijn de extra kosten voor de productie van een extra eenheid.
Bij die productiegrootte is de winst maximaal.
Dat is de maximale hoeveelheid goederen en diensten die een onderneming in een periode kan voortbrengen als alle productiefactoren volledig zijn ingeschakeld.
2 productiefactor Om het gewenste eindproduct te bekomen moet een ondernemer productiefactoren (natuur, arbeid, kapitaal en ondernemerschap) inzetten.
2technisch optimaal punt
2variabele kosten
2variabele productiefactor
2wet van de toe- en afnemende fysieke meeropbrengst
De onderneming bereikt het technisch optimale punt daar waar de GTK het laagst zijn. Op dat punt produceert het bedrijf het goedkoopst.
Dat zijn kosten die evenredig of verhoudingsgewijs variëren met het productievolume.
Dat is een productiefactor die op korte termijn wel kan wijzigen. bv. arbeid
Als aan de constante productiefactor (grond of kapitaal) eenheden van een variabele productiefactor (arbeid) worden toegevoegd, zal de fysieke meeropbrengst eerst toenemen, vervolgens afnemen en ten slotte negatief worden.
4aanbod
4aanbodoverschot
4evenwichtshoeveelheid
4evenwichtsprijs of marktprijs
Dat is wat de producent aanbiedt op een bepaalde markt van producten of diensten.
Aanbodoverschot ontstaat wanneer de prijs hoger ligt dan de evenwichtsprijs en de aangeboden hoeveelheid dus groter is dan de gevraagde hoeveelheid.
Dat is de hoeveelheid die verhandeld wordt bij de evenwichtsprijs.
Dat is de prijs waarbij vragers en aanbieders op de markt overeenkomen een bepaald product te verhandelen.
4maximumprijsDat is een prijs die lager ligt dan de evenwichtsprijs op de markt.
4minimumprijsDat is een prijs die hoger ligt dan de evenwichtsprijs op de markt.
4prijselasticiteitDat geeft weer hoe sterk de gevraagde of aangeboden hoeveelheid verandert ten gevolge van een prijswijziging.
4vraag
4 vraagoverschot
Dat is wat de consument vraagt op een bepaalde markt van producten of diensten.
Dat ontstaat wanneer de prijs lager ligt dan de evenwichtsprijs en de gevraagde hoeveelheid groter is dan de aangeboden hoeveelheid.
LEVEL
1 Hoe komt een marktevenwicht op de arbeidsmarkt tot stand?
1 Lees de verhalen van Inez en Andreas.
a Ook al vindt zij het werk saai, toch wil Inez de job doen. Waarom, denk jij?
b Waarom zou Andreas een job willen doen die niet zo goed betaalt?
Inez: ‘Ik ben dit academiejaar aan mijn masteropleiding Chemie begonnen en wil deze zomervakantie weer een studentenjob doen. Ik doe dat al jaren maar dit jaar wil ik in Puurs-Sint-Amands aan de slag gaan, in het labo van het farmaceutische bedrijf waar mijn vader werkt. Het is wel spijtig dat een jobstudent nog geen echt onderzoekswerk mag doen. Ik zie er wat tegen op om saaie routineopdrachten uit te voeren.’
Andreas: ‘Volgende maand word ik vijftien jaar. Ik zou tijdens de zomervakantie graag een studentenjob doen. Deze zomer kan dat voor het eerst. Na een gesprek met mijn ouders hebben we beslist dat ik een leuke job mag zoeken. Ik werk graag met kinderen, dat doe ik al als voetbaltrainer. Daarom hoop ik om als kinderanimator bij een vakantiepark in Peer aan de slag te gaan, ook al hoorde ik van vrienden dat het loon voor jobstudenten daar niet zo hoog is.’
3 Hoeveel verdient zo een vakantiejob, denk je?
4 In dit Level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag: Hoe komt een marktevenwicht op de arbeidsmarkt tot stand?
5 In dit Level verschuift je focus binnen de economische kringloop van de goederen- en dienstenmarkt naar de arbeidsmarkt. Je leert hoe het marktevenwicht tot stand komt en gezinnen en bedrijven er arbeidsovereenkomsten sluiten.
Gezinnen
Markt van consumptiegoederen en -diensten
Overheid
Bedrijven
Geldstroom Goederen- en dienstenstroom
Buitenland
Arbeidsmarkt
1 Lees het artikel over seizoenarbeiders en beantwoord de vragen.
a Wie zoekt er werknemers?
b In het artikel zoekt men specifiek seizoenarbeiders. Wat zijn dat?
c Ken je nog een andere sector met seizoenarbeid?
d Waarom trekt de fruit- en groenteteelt vooral werknemers uit het buitenland aan en zijn Belgische werknemers minder enthousiast om bij de oogst te helpen?
e Waarom is een versoepeling van de regels voor seizoenarbeid een goede zaak?
f Op welke manieren zouden de fruit- en groentetelers meer potentiële Belgische werknemers kunnen aantrekken?
g Zou jij als fruit- of groenteteler evenveel mensen aannemen als je aanzienlijk meer moest betalen?
In België bestaat er een bijzondere regeling voor de tewerkstelling van seizoen- of gelegenheidspersoneel. Werknemers kunnen op een exibele manier tewerkgesteld worden in alle productiesectoren van de tuinbouw: de bloemisterij, de boomkwekerij en de bosboomkwekerij, de fruitteelt, groenteteelt (zowel teelt onder glas als in de openlucht), de witloofteelt en de champignonteelt.
Werkgevers uit de tuinbouwsector kunnen zo aan zeer interessante voorwaarden personeel inschakelen als er extra werk is (bijvoorbeeld in de oogstperiode) en als de omstandigheden (zoals het weer) het toelaten. De bedoeling is seizoensgebonden piekperioden op te vangen. Het gaat over tijdelijke tewerkstelling met dagcontracten.
Eenvoudigere administratie
Jaarlijks komen er ongeveer 50 000 seizoenarbeiders naar ons land om de piekmomenten in de land- en tuinbouw op te vangen. Het grootste deel van hen komt uit Oost-Europese landen als Polen en Roemenië. Europese seizoenarbeiders moeten daarvoor een tijdelijk verblijfsdocument aanvragen bij de gemeente en mogen zo maximaal drie maanden in België verblijven. Sinds dit jaar mogen seizoenarbeiders echter tot honderd dagen in de tuinbouw werken, waardoor ze die periode van drie maanden overschrijden. ‘Daardoor moesten ze na die periode een nieuw verblijfsdocument aanvragen bij de gemeente’, vertelt Lode Ceyssens, voorzitter van de Boerenbond. ‘Als ze dat niet deden, waren ze na die drie maanden onwettig aan het werk en dat was zowel voor hen als voor de landbouwers nefast.’
Staatssecretaris voor Asiel en Migratie Nicole de Moor (CD&V) vereenvoudigt nu die procedure. Voortaan krijgen seizoenarbeiders een verblijfsdocument dat meteen gelijkloopt met de duur van hun plukkaart. ‘Zo worden de gemeentes, seizoenarbeiders en landbouwers van een hele hoop administratie gespaard’, verduidelijkt staatssecretaris de Moor. ‘Landbouwers krijgen zo ook duidelijkheid en hebben meer rechtszekerheid wanneer ze seizoenarbeiders aannemen.’
Naar: Boerenbond en Het Nieuwsblad, 2023-07
2 Wat past er in de tekst? Markeer.
In de economische kringloop zie je dat de bedrijven / gezinnen arbeid vragen. Ze hebben die nodig om te produceren / consumeren. Arbeid is voor bedrijven een vorm van inkomsten / kosten. Hoe hoger de inkomsten / kosten van arbeid, hoe minder interessant / interessanter het is om werknemers aan te werven. Bij lage lonen wordt er daarentegen veel / weinig arbeid gevraagd.
1 Herlees de situatie uit de Intro.
2 Vanaf welk uurloon ben jij bereid om te gaan werken?
a Bepaal welk uurloon jij minimaal wilt ontvangen om de job van Inez en Andreas uit te oefenen. Kleur dat vakje in in tabel 1 en 2.
b Bereken het brutoweekloon. Ga daarbij uit van een standaard 38 urenweek.
c Hoeveel verdien je dan bruto op een maand die vier weken telt?
Tabel 1: Uurloon voor laboassistent bij een farmaceutisch bedrijf zoals Inez
Tabel 2: Uurloon voor animator in een vakantiepark zoals Andreas
3 Hoeveel leerlingen zouden voor elk uurloon bij de onderneming aan de slag gaan? Schrijf het aantal leerlingen onder het desbetreffende uurloon. Surf via iDiddit naar een onlinetool die je daarbij kunt gebruiken.
Forum
Zijn er veel leerlingen die de job voor een lager uurloon zouden uitoefenen dan jij?
En voor een hoger uurloon? Wat is telkens hun motivatie?
4 Ga naar iDiddit. Je vindt er het document Correct gebruik van arbeidsmarktcijfers van VDAB.
a Vanaf welke leeftijd is iemand volgens jou arbeidsbekwaam? En tot welke leeftijd kan iemand volgens jou werken?
b Hoe oud is de bevolking op arbeidsleeftijd volgens de (internationale) definitie die VDAB gebruikt?
c Hoe definieert VDAB de beroepsbevolking van een land?
d Wie zijn de niet-werkende werkzoekenden?
e Behoort de rentenier tot de beroepsbevolking? Waarom (niet)?
f Zijn er nog andere personen op arbeidsleeftijd die niet werken maar die ook geen job zoeken?
g Hoe kunnen de rentenier of de huisman er misschien toch toe gebracht worden om een job te zoeken?
5 Wat past er in de tekst? Markeer.
Als je naar de economische kringloop kijkt, dan zie je dat de bedrijven / gezinnen hun arbeid aanbieden. Arbeid vormt voor veel gezinnen de belangrijkste bron van inkomsten / kosten. Ondernemingen hebben de gezinnen nodig om te kunnen produceren / consumeren. Hoe hoger het loon, hoe minder interessant / interessanter het is om werk te zoeken. Bij lage lonen bieden ze daarentegen veel / weinig arbeid aan.
Explore 3— Hoe komt het marktevenwicht tot stand op een volledig vrije arbeidsmarkt?
Good to know
Hoewel gezegd wordt dat iemand werk zoekt, is het in theorie correcter om te zeggen dat de gezinnen een inkomen zoeken. Het zijn de bedrijven die werk(krachten) zoeken.
1 De prijsvorming op een vrije arbeidsmarkt gebeurt op een gelijkaardige manier als op de productmarkt. Je zult snel de parallellen zien.
a Hoe heet de prijs op de arbeidsmarkt?
b In dit geval is ‘q’ natuurlijk niet het aantal ‘stuks’. Wat is q dan wel?
c Welke elementen zijn er nodig om van een markt te spreken?
d Geef een definitie van de arbeidsmarkt.
2 In de regio rond Peer zijn er meerdere vakantieparken. Bekijk hoe de vraag naar kinderanimatoren eruitziet.
a Schrijf in het vakje op de q-as het aantal leerlingen uit je klas. Deel de as verder in.
Tip:
Je kunt de assen eenvoudiger indelen door met een veelvoud van zes te werken. bv. Als er 21 leerlingen in de klas zijn, dan schrijf je 24 in het vakje.
Grafiek 1: Vraag naar kinderanimatoren
5,00 10,00 15,00 20,00 25,00 30,00 p (brutoloon in euro) q (in WN)
b Vul de tabel aan. Gebruik de curve van de grafiek.
UURLOON IN EUROAANTAL WERKNEMERS
c In de tabel zie je dat het aantal werknemers toeneemt als het loon daalt. Gaat het om de vraag- of aanbodcurve van arbeid? Verklaar.
d Stel dat het uurloon van 4,00 euro naar 9,00 euro stijgt. Hoeveel minder werknemers zullen de vakantieparken rond Peer dan vragen?
e In tabel 2 van Explore 2 noteerde je hoeveel klasgenoten bij elk uurloon bereid waren te werken. Hoeveel klasgenoten waren bereid om voor 5,00 euro per uur als animator te werken?
f Willen de klasgenoten die bereid zijn om voor 5,00 euro te werken, ook voor 10,00 euro per uur werken? En klasgenoten die voor 6,00 of 7,00 euro wilden werken, zijn die ook daartoe bereid?
g Noteer de cumulatieve cijfers om het totale aanbod van arbeid bij elk uurloon te bepalen. Je moet dus telkens de aantallen van het uurloon en alle lagere uurlonen samentellen.
Tabel 3: Uurloon voor animator in een vakantiepark zoals Andreas
UURLOON
AANTAL KLASGENOTEN
CUMULATIEF CIJFER
h Hoeveel klasgenoten zijn in totaal bereid om voor een uurloon van 15,00 euro hun arbeid aan te bieden? En wat bij 19,00 euro?
i Zet de punten uit tabel 3 uit op grafiek 1 en verbind ze met een vloeiende lijn. Schrijf er een A (van aanbod) bij.
j Waar V en A elkaar snijden, bevindt zich het marktevenwicht. Wat betekent dat marktevenwicht?
k Stel dat de bedrijven in de omgeving bij dat uurloon geen rendabele kinderanimatie kunnen organiseren en dus twee euro per uur minder betalen. Hoeveel kinderanimatoren zullen de vakantieparken dan vragen?
l Hoeveel klasgenoten willen voor die prijs hun arbeid als kinderanimator aanbieden?
m Wat is er groter: de gevraagde of de aangeboden hoeveelheid?
n Duid dat aan op de grafiek.
o Wat moeten de vakantieparken die geen kinderanimator vinden voor het gewenste uurloon doen om toch nog iemand te vinden?
Good to know
In de vorige Explore zag je dat het spel van vraag en aanbod de prijs van arbeid (of beter: het loon) op de arbeidsmarkt bepaalt. Maar in tegenstelling tot de goederen- en dienstenmarkt wordt op de arbeidsmarkt de werkkracht van mensen zoals elk van jullie verhandeld. Een onevenwicht op de arbeidsmarkt kan leiden tot werkloosheid of knelpuntberoepen.
1 Ga naar de site van VDAB. Wat is een knelpuntberoep?
2 Welke knelpuntberoepen zijn er volgens jou in België? Gebruik het internet om je antwoord te controleren.
Forum
Kun je de belangrijkste inkomstenbron van de meeste gezinnen zomaar aan het spel van vraag en aanbod overlaten?
3 Stel dat er op een vrije arbeidsmarkt veel mensen arbeid aanbieden maar slechts enkele bedrijven of industriëlen arbeid vragen. Welk risico houdt dat in?
4 Waarom worden er minimumlonen vastgelegd?
Vakbonden en werkgeversorganisaties
Doorheen de tweede helft van de 19e eeuw groeit bij werknemers het inzicht dat ze zich moeten verenigen om hun belangen te kunnen verdedigen. Ze richten vakbonden (syndicaten) op.
Aan het begin van de 20e eeuw organiseren ook de werkgevers zich in werkgeversorganisaties. De verhouding tussen de werkgevers en de werknemers wordt bepaald in het sociaal overleg. Vakbonden en werkgeversorganisaties overleggen samen over minimumloon, vakanties, werkbaar werk en die afspraken worden vastgelegd in een cao of collectieve arbeidsovereenkomst.
5 Bekijk aandachtig de cartoon. Welke werkgeversversorganisaties en welke vakbonden zitten er samen?
WERKGEVERSORGANISATIE
VAKBONDEN
De arbeidsmarkt is de plaats waar de vraag naar en het aanbod van arbeid elkaar ontmoeten en waar, na het uitwisselen van informatie en onderhandeling, wordt overeengekomen om voor een loon arbeid te leveren. Dat wordt vastgelegd in een arbeidsovereenkomst
Gezinnen bieden hun arbeid aan op de arbeidsmarkt. Internationaal worden burgers van 15 tot en met 64 jaar tot de bevolking op arbeidsleeftijd gerekend. De beroepsbevolking vormt een deel van die groep en is samengesteld uit alle personen die hun arbeid aanbieden, ongeacht of ze al dan niet een job hebben gevonden. De beroepsbevolking omvat dus zowel de werkenden als de niet-werkende werkzoekenden. Door hun arbeid aan te bieden op de arbeidsmarkt verwerven de gezinnen een inkomen om hun uitgaven te financieren.
Op een vrije arbeidsmarkt komt het loon tot stand, daar waar de aangeboden en gevraagde hoeveelheid aan elkaar gelijk zijn. Een loon boven dat evenwichtsniveau leidt tot een aanbodoverschot. Een lager loon leidt tot een vraagoverschot. Het marktmechanisme duwt het loon automatisch terug richting het evenwicht. Dat mechanisme verloopt gelijkaardig met dat op de productmarkt. Naast het loon zijn er nog andere factoren die bepalen of een werkgever voor die bepaalde werknemer kiest. Dat geldt ook in de andere richting. Ook voor de werknemer is niet enkel het loon bepalend voor de keuze van een job.
Een vrije arbeidsmarkt levert te veel ongewenste effecten op. Het verhandelde goed op de arbeidsmarkt is immers de werkkracht van mensen en raakt aan de kern van hun leven. Daarom is de arbeidsmarkt sterk gereglementeerd. Het kader waarbinnen de arbeidsmarkt werkt, wordt bepaald in onderhandeling tussen de vertegenwoordigers van de werknemers (vakbonden) en werkgevers (werkgeversorganisaties) en wordt vastgelegd in een cao of collectieve arbeidsovereenkomst.
Door de afspraken die in het sociaal overleg gemaakt worden, is de arbeidsmarkt sterk gereguleerd. Zo zijn er in de verschillende sectoren minimumlonen afgesproken.
Schepen laden en lossen vraagt heel wat menskracht. Jarenlang trokken de dokwerkers in de Antwerpse haven elke dag naar ‘t Kot alvorens de werkdag te beginnen. Ga naar iDiddit en bekijk er de reportage van de allerlaatste dag in ‘t Kot.
a Wat gebeurde er in ‘t Kot?
b Hoe zal het dokwerk in de toekomst geregeld worden?
c Vinden de betrokkenen in de reportage dat een goede zaak? Waarom (niet)?
1 Bekijk grafiek 2 met vraag en aanbod op de markt van luchtverkeersleiding.
a Benoem de vraag- en de aanbodcurve op de grafiek.
b Welk marktevenwicht komt op de markt van de luchtverkeersleiding tot stand?
c Ga naar iDiddit en bekijk er het filmpje. Waarom denk je dat luchtverkeersleiders zoveel verdienen?
Grafiek 2: Arbeidsmarkt luchtverkeersleiders
020406080100120
2 Lees de situatie op de arbeidsmarkt van postbodes.
Op de markt van postbodes worden bij een brutomaandloon van 1 700,00 euro maar 600 kandidaten gevonden. Als dat loon met 1 000,00 euro stijgt, dan vindt bpost 3 000 extra kandidaten boven op de bestaande 600. Bij een brutoloon van 2 100,00 euro wil bpost 2 800 postbodes tewerkstellen.
Bij een hoger loon moet bpost de rondes per postbode iets langer maken om de winstgevendheid te garanderen. Zo zullen er bij een brutoloon van 2 400,00 euro nog maar 2 200 postbodes nodig zijn volgens de plannen van bpost.
© Shutterstock / Farantsa
a Ga naar iDiddit. Je vindt er een werkmap. Vul dat aan en maak een grafische voorstelling van de situatie op de arbeidsmarkt van de postbodes.
b Gebruik het stappenplan en de ICT-fiches van rekenblad.
STAPPENPLAN
Stap 1: Vul de cellen B4 tot B7 en C4 tot C7 aan met de gegevens uit de situatieschets. Let op, je kunt niet elke cel invullen.
Stap 2: Noteer de getallen volgens de NBN-normen: gebruik een spatie als scheidingsteken na de duizendtallen, noteer het euroteken voor het getal en schrijf twee decimalen (ICT-fiche_R_06).
Stap 3: Maak een spreidingsgrafiek van de vraag- en aanbodcurve op (ICT-fiche_R_29).
Stap 4: Zorg dat de lege cellen bij de aanbodcurve geen gaten in je grafiek veroorzaken (ICT-fiche_R_35).
Stap 5: Maak je spreidingsgrafiek op door je assen van pijlpunten te voorzien, extra rasterlijnen toe te voegen, je asbereik aan te passen, de gegevenspunten van je curven te halen (ICT-fiche_R_36).
c Welk marktevenwicht komt op de arbeidsmarkt van postbodes tot stand?
d Niet elke postbode die bij bpost werkt, zal dat brutoloon ontvangen. Waarom niet?
1 Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2 Los de vragen op.
3 Bewaar het resultaat in je portfolio. Maak een map voor elk thema en een submap voor elk Level. Geef die submap de naam ‘Thema_2_Level_1’. Geef het bestand een duidelijke naam zoals ‘Breaking_News’.
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
1 Ik kan de vraagzijde op de arbeidsmarkt inhoudelijk en grafisch analyseren.
2 Ik kan de aanbodzijde op de arbeidsmarkt inhoudelijk en grafisch analyseren.
3 Ik kan het verschil tussen de bevolking van een land, de bevolking op arbeidsleeftijd en de beroepsbevolking toelichten.
4 Ik kan de werking van het spel van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt analyseren.
5 Ik kan toelichten dat de lonen en arbeidsvoorwaarden op de arbeidsmarkt niet vrij tot stand komen, maar onderhevig zijn aan de afspraken van het sociaal overleg.
6 Ik kan aangeven hoe het marktmechanisme op de arbeidsmarkt wordt beïnvloed door cao’s.
7 Ik kan aangeven hoe het marktmechanisme op de arbeidsmarkt wordt beïnvloed door minimumlonen.
1arbeidsmarktDat is een virtuele plaats waar bedrijven (vraag) en gezinnen (aanbod) elkaar ontmoeten, en waar ze na het uitwisselen van informatie en onderhandeling overeenkomen om voor een loon (prijs) arbeid te leveren.
1arbeidsovereenkomst
1beroepsbevolking
1bevolking op arbeidsleeftijd
1cao of collectieve arbeidsovereenkomst
Dat is een contract tussen werkgever en werknemer waarbij die laatste zich verbindt om onder het gezag van de werkgever arbeid te verrichten in ruil voor een loon.
Die bestaat uit diegenen die aan het werk zijn (werkenden) en zij die beschikbaar zijn voor een job en actief op zoek naar werk (niet-werkende werkzoekenden / NWWZ).
Dat is de bevolking van 15 tot en met 64 jaar.
Dat is een overeenkomst tussen de vertegenwoordigers van de werknemers en een of meer werkgevers die voor een hele groep personeelsleden gezamenlijke arbeids- of loonsvoorwaarden afspreken.
1minimumloonHet laagste loon dat een werkgever volgens de afspraken van de sector mag uitbetalen aan een werknemer. Het minimumloon is afhankelijk van de leeftijd, ervaring, anciënniteit …
1niet-werkende werkzoekende
Dat is iemand die beschikbaar is voor de arbeidsmarkt maar nog geen werk gevonden heeft.
1vakbondDat zijn de vertegenwoordigers van de werknemers.
1werkgeversorganisatie
Die organisatie behartigt tijdens het sociaal overleg of bij de overheid de belangen van (een specifieke groep van) de werkgevers en geeft hun advies.
LEVEL 3
Welke gevolgen heeft de globalisering op de arbeidsmarkt?
LEVEL 2 Wat zijn de gevolgen van handelsbelemmeringen?
LEVEL
1 Wat zijn de motieven voor internationale handel?
1 Heb je vanochtend voldoende tijd gehad om te ontbijten? Welke producten stonden er op de ontbijttafel?
Je vindt de herkomst van producten door de Europese ArtikelNummering of EAN-code. Die code dient wereldwijd als artikelcodering in winkels om de kassaafhandeling en de voorraadadministratie te vereenvoudigen. De eerste twee of drie cijfers staan voor het land van herkomst. Zo verwijst 87 naar Nederland. Good to know
2 Surf via iDiddit naar een website met de codes voor andere landen. Uit welke landen komen de ontbijtproducten? En de grondstoffen om die producten te maken? Noteer ze bij elk product van vraag 1.
3 In dit Level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag:
Wat zijn de motieven voor internationale handel?
Internationale handel
Internationale handel of wereldhandel is de handel tussen verschillende landen. In de volksmond worden de termen ‘invoer’ of ‘import’ gebruikt voor aankopen in het buitenland en de termen ‘uitvoer’ of ‘export’ voor verkopen aan het buitenland. De btw-wetgeving en de douanereglementering maken daarbij nog een onderscheid tussen intracommunautaire handel en extracommunautaire handel.
1 Ga naar iDiddit, bestudeer de ontdekplaat in verband met internationale handel en beantwoord de onderstaande vragen.
a Omschrijf de volgende begrippen in je eigen woorden.
intracommunautaire handel
intracommunautaire verwerving
intracommunautaire levering
extracommunautaire handel
import of invoer
export of uitvoer
b Kleur de landen van de Europese Unie op de kaart in.
2 Om welke vorm van internationale handel gaat het voor de onderstreepte onderneming?
B
A verkoopt
Een Franse onderneming verkoopt wijn aan een Zwitserse groothandel.
Een groothandelOostenrijkse in kazen verkoopt goederen aan een restaurantketen.Hongaarse
Een Spaanse supermarktketen koopt sardientjes in blik aan bij een Portugese groothandel. C
Een Belgische vishandel koopt kabeljauw bij een Britse visserij. D
Lees de redenen waarom internationale handel noodzakelijk is voor België. Markeer:
a de redenen om uit te voeren in het groen,
b de redenen om in te voeren in het rood.
Een grotere afzetmarkt maakt het mogelijk om meer winst te bereiken.
In eigen land is de productie van goederen te duur door bijvoorbeeld hoge loonkosten of gebrek aan scholing.
Productie op grotere schaal biedt schaalvoordelen waardoor eigen producten goedkoper geproduceerd worden.
De binnenlandse markt produceert de ingevoerde goederen zelf niet.
Voor de productie van bepaalde goederen heeft ons land onvoldoende technische kennis.
De ingevoerde goederen hebben een betere kwaliteit.
België heeft de benodigde grondstoffen niet (in voldoende mate).
Good to know
Het Agentschap voor Buitenlandse Handel is een Belgisch agentschap dat opgericht is ter bevordering van de Belgische handel met het buitenland. Zo maakt het agentschap overzichtsstudies over het verloop van de buitenlandse handel van België. Het publiceert cijfers die aangeven wie de belangrijkste handelspartners van België zijn en welke producten België hoofdzakelijk in- en uitvoert.
Surf via iDiddit naar de website van het Agentschap voor Buitenlandse Handel. Je vindt er alle informatie om de opdracht uit te voeren.
a Werk in groepen.
b Zoek een antwoord op de vragen en geef het antwoord weer in een infographic.
Wie zijn de belangrijkste handelspartners per continent?
Wat zijn de belangrijkste export- en importsectoren?
c Voorzie de infographic van de nodige cijfergegevens aan de hand van tabellen en grafieken. Raadpleeg indien nodig de ICT-fiches.
d Bewaar het resultaat in je portfolio. Maak een map voor elk thema en een submap voor elk Level.
Geef die submap de naam ‘Thema_3_Level_1’. Geef het bestand een duidelijke naam zoals ‘Explore_3_infographic_buitenlandse_handel’.
Internationale handel of wereldhandel is de handel tussen verschillende landen.
Daarbij is er een onderscheid tussen intracommunautaire handel (intracommunautaire verwerving en intracommunautaire levering), extracommunautaire handel (import of invoer en export of uitvoer) en doorvoer of transit.
Er zijn heel wat redenen om in het buitenland aan te kopen:
– De productie van goederen in eigen land is te duur, bijvoorbeeld door hoge loonkosten of gebrek aan scholing.
– De ingevoerde goederen hebben een betere kwaliteit.
– De ingevoerde goederen ontbreken op de binnenlandse markt.
– Een land bezit onvoldoende technische kennis om bepaalde goederen te produceren.
– Een land heeft te weinig grondstoffen.
Dit zijn enkele redenen om aan het buitenland te verkopen:
– Het land kan een grotere afzetmarkt bereiken en dus meer winst behalen.
– Door productie op grotere schaal zijn er schaalvoordelen waardoor eigen producten goedkoper geproduceerd worden en dus aantrekkelijk zijn om uit te voeren.
België neemt in de internationale handel een belangrijke plaats in en staat in de top 20 van de grootste uitvoerlanden en invoerlanden. De belangrijkste handelspartners van België zijn de buurlanden.
Chemische producten, transportmateriaal, machines en toestellen zijn de belangrijkste goederen die België invoert, maar ook uitvoert. De ingevoerde goederen worden in België vaak enkel bewerkt of verwerkt en vervolgens weer uitgevoerd.
Noteer in de onderstaande tabel over welke vorm van internationale handel het gaat vanuit het standpunt van België. VAN EEN ONDERNEMING IN …
China
Bulgarije
België
België
België Litouwen
België Noord-Ierland
1 Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2 Los de vragen op.
3 Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
1 Ik kan het begrip ‘internationale handel’ omschrijven.
2 Ik kan de begrippen ‘invoer’, ‘uitvoer’, ‘import’ en ‘export’ toelichten aan de hand van een voorbeeld.
3 Ik kan de begrippen ‘intracommunautaire verwerving’ en ‘intracommunautaire levering’ toelichten aan de hand van een voorbeeld.
4 Ik kan het belang van internationale handel voor België omschrijven.
5 Ik kan de belangrijkste handelspartners van België opzoeken.
6 Ik kan opzoeken welke producten België voornamelijk invoert of uitvoert.
KAN BETER EXTRA OEFENMATERIAAL
1 Werk per twee. Bestudeer de cartoon. Welke boodschap wil de cartoonist meegeven?
2 In dit Level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag:
Wat zijn de gevolgen van handelsbelemmeringen?
Een handelsbalans is een cijfermatig overzicht van de in- en uitvoer van een land. Als een land meer uitvoert dan invoert, is er sprake van een positieve handelsbalans. In het omgekeerde geval is er een negatieve handelsbalans.
1 Zoek op de website van de Nationale Bank de recentste handelsbalans van België.
a Download die cijfers en verwerk ze met een rekenblad in een overzichtelijke tabel.
b Is er sprake van een positieve of negatieve handelsbalans?
c Geef de evolutie van de cijfers weer in een grafiek.
d Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Good to know
De uitvoer bestaat voor ongeveer 60 procent uit intermediaire goederen zoals machines en materiaal, en uit chemische en aanverwante producten. België is een belangrijk autoassemblageland. Wereldwijd is het de op drie na grootste uitvoerder van wagens.
Bovendien is België de grootste uitvoerder van diamanten en tapijten ter wereld. Ons land staat op nummer twee voor plantaardige vezels, chocolade en margarine. Voor de export van glas staat het op de derde plaats.
2 Wat betekent het begrip ‘intermediaire goederen’? Gebruik het internet.
België heeft een open economie: het drijft relatief veel handel met het buitenland omdat er weinig tot geen belemmeringen bestaan in de handel van goederen en diensten en in het kapitaalverkeer.
1 Wat is het verschil is tussen internationalisering en globalisering? Gebruik het internet.
2 Lees de tekst en beantwoord de vragen.
a Welke factoren bepalen de plaats in de globaliseringsindex?
b Markeer:
de voordelen van een open economie in het groen, de nadelen van een open economie in het rood.
België is de tweede meest open economie ter wereld, zo bleek uit de jaarlijkse globaliseringsindex van 2023.
De globaliseringsindex geeft aan in welke mate landen meedoen aan globalisering. De globaliseringsindex wordt jaarlijks opgemaakt aan de hand van een aantal indicatoren zoals handelsstromen, kapitaalbewegingen, technologie, arbeidsmigratie en culturele integratie.
Een goede score in de globaliseringsindex is geen vereiste voor goede economische prestaties, maar hij kan er wel in belangrijke mate toe bijdragen. Zo scoort België bijvoorbeeld hoog in de categorie van kapitaal en financiën, wat zeer belangrijk is voor investeerders aangezien er in die categorie ook indicatoren zijn opgenomen die de ‘politieke vriendelijkheid’ en de openheid ten opzichte van buitenlandse investeerders meten. In een geglobaliseerde wereld is een hoge ranking in deze categorie dus goed om buitenlandse investeringen aan te trekken.
Grafiek: Top 14 van de landen in de globaliseringsindex
Voor een klein land als België is een open economie belangrijk. Een gesloten economie is op zichzelf – het binnenland – gericht. Voor een klein land is net de uitvoer naar het buitenland van groot belang. Uitstekende relaties met de handelspartners zijn dus essentieel. Bovendien hebben heel wat grote multinationals hier een vestiging, met jobcreatie tot gevolg.
Voor een klein land als België heeft een open economie ook één belangrijk nadeel. Wanneer het in het buitenland economisch minder goed gaat, voelt het dat meteen. Door een open economie is het land a ankelijker van internationale bewegingen. Aangezien België als klein land weinig kan doen om internationale tendensen fundamenteel te veranderen, moet het er alles aan doen om de uitvoer en buitenlandse investeringen in België te stimuleren en zijn bedrijven wendbaar te houden.
Een handelsbalans is een cijfermatig overzicht van de in- en uitvoer van een land. Als een land meer uitvoert dan invoert, is er sprake van een positieve handelsbalans. In het omgekeerde geval is er een negatieve handelsbalans.
België is een voorbeeld van een open economie. Een open economie betekent dat het land relatief veel handeldrijft met het buitenland omdat er weinig tot geen belemmeringen bestaan in de handel van goederen en diensten en in het kapitaalverkeer.
Bij internationalisering ontwikkelen bedrijven producten die aan de eisen van klanten uit verschillende landen voldoen. Sommige bedrijven gaan ook in verschillende landen filialen of dochterondernemingen openen om zo op een groter gebied in te spelen. Globalisering is een gevolg van de internationalisering en verwijst naar de wederzijdse afhankelijkheid van de landen over de hele wereld, mogelijk gemaakt door vrijhandel en het wegnemen van handelsbarrières.
Lees de volgende artikels en beantwoord de vragen.
a Heeft Vlaanderen sinds 2013 een positieve handelsbalans? Leg uit.
b Waardoor daalden in 2019 zowel de uitvoer als de invoer?
c Waardoor was de invoer van 2008 tot 2012 groter dan de uitvoer?
De goederenuitvoer in het Vlaamse Gewest kwam op 104,7 miljard euro in het 2e kwartaal van 2024. Dat is 2 % minder dan in het 2e kwartaal van 2023 (in lopende prijzen). De uitvoer was in het 1e kwartaal van 2023 nagenoeg gelijk met de uitvoer in het 1e kwartaal van 2022 (-0,1 %). In het 2e kwartaal van 2023 tot en met het 1e kwartaal van 2024 lag de uitvoer telkens duidelijk lager dan het jaar voordien (in lopende prijzen). De daling in het 2e kwartaal van 2024 was vooral een gevolg van een daling van de waarde van uitgevoerde voertuigen en kunststofproducten. Tegelijk was er ook een toename van de waarde van uitgevoerde aardolieproducten en farmaceutische producten. De goedereninvoer in het Vlaamse Gewest bedroeg 104,6 miljard euro in het 2e kwartaal van 2024. Dat is 6,5 % minder dan in het 2e kwartaal van 2023 (in lopende prijzen). De terugloop was vooral te wijten aan de lagere waarde van ingevoerde chemische producten, voertuigen en elektrische machines en apparaten. Tegelijk was er een toename van de waarde van ingevoerde cacao(bereidingen) en in mindere mate van farmaceutische en chemische producten. In het 1e kwartaal van 2023 was er nog een stijging van de invoer met 3 %. Vanaf het 2e kwartaal van 2023 lag de invoer lager dan een jaar eerder (in lopende prijzen).
De cijfers over de in- en uitvoer voor het 2e kwartaal van 2024 zijn voorlopig en kunnen in de komende maanden nog aangepast worden. Daarnaast werden omwille van verbeteringen in het registratiesysteem de cijfers vanaf 2022 herzien.
Grafiek: Uitvoer van goederen per kwartaal (Vlaams Gewest, 1e kwartaal 2022–2e kwartaal 2024, in miljard euro (lopende prijzen))
Gegevens: INR (toestand op 23 september 2024, voorlopige cijfers voor het 2e kwartaal van 2024), bewerking Statistiek Vlaanderen Bron tekst: vlaanderen.be
Vlaamse uitvoer
De uitvoer van goederen in het Vlaamse Gewest kwam in 2023 volgens voorlopige cijfers op 430 miljard euro. Dat is 11 % minder dan in 2022 (in lopende prijzen). De Vlaamse invoer van goederen bedroeg 426 miljard euro in 2023 (voorlopige cijfers), of 13 % minder dan in 2022. Daarmee komt een einde aan twee voorafgaande jaren van sterke klim (in lopende prijzen). De voornaamste reden voor de daling van de Vlaamse uitvoer is de terugloop in 2023 van het uitvoerbedrag van aardolie en aardgas en van farmaceutische producten (beide circa een kwart lager in lopende prijzen). De prijsdalingen van energieproducten speelt een belangrijke rol bij eerstgenoemde. Zonder de categorieën aardgas en aardolie en farmaceutische producten zou de Vlaamse uitvoer in 2023 4 % lager zijn dan in 2022. Bij de invoer zou dat dan 7 % lager zijn.
De Vlaamse in- en uitvoer namen sinds 2003 jaarlijks gestaag toe. Maar in het recessiejaar 2009 was er sprake van een krimp door de financieel-economische crisis. In 2010 en 2011 herstelde de buitenlandse handel zich. De invoer was tussen 2008 en 2012 een aantal jaar groter dan de uitvoer (uitgedrukt in euro) door prijsstijgingen van ingevoerde aardolie.
Sinds 2013 is de uitvoer steeds groter dan de invoer. In 2019 was er een daling van zowel de uitvoer als de invoer van goederen. Handelsconflicten en protectionistische maatregelen (handelsconflict met China) waren daar de oorzaak van. De COVID-19-crisis zorgde voor een nog grotere terugval van de in- en uitvoer in 2020. In 2022 was de waarde van de invoer opnieuw groter dan die van de uitvoer. Dat hangt samen met de toen duurdere ingevoerde aardolie en het aardgas. In 2023 is de waarde van de uitvoer opnieuw iets groter dan die van de invoer.
Grafiek: Totale uitvoer en invoer (Vlaams Gewest, 2002–2023, in miljard euro (lopende prijzen))
Gegevens: INR (toestand op 21 maart 2024), bewerking Statistiek Vlaanderen Bron tekst: vlaanderen.be
Vlaams Gewest goed voor 82 % van Belgische goederenuitvoer
De Vlaamse uitvoer was in 2023 goed voor 82 % van de Belgische uitvoer. Voor de invoer was dat 84 %.
België heeft zoals de drie buurlanden een grotere buitenlandse handel dan het Vlaamse Gewest (uitgedrukt in euro).
Het gaat dan ook over grotere economieën. De Duitse uitvoer kwam in 2023 op 1 562 miljard euro. België was in 2023 het 5e belangrijkste exportland in de EU, na Duitsland, Nederland, Italië en Frankrijk.
De uitvoer van Nederland en Duitsland daalde met 5,7 % en 2,0 % in 2023. In Frankrijk was er een toename met 1,7 % (in lopende prijzen).
Aan de invoerzijde is Duitsland ook de grootste importeur (1 353 miljard euro). België staat hier eveneens op de 5e plaats, na Duitsland, Nederland, Frankrijk en Italië.
Grafiek: Totale uitvoer en invoer (Belgische gewesten en EU-landen, 2023, in miljard euro)
Gegevens: Eurostat (toestand op 22 maart 2024), INR (toestand op 21 maart 2024), bewerking Statistiek Vlaanderen Bron tekst: vlaanderen.be
1 Zoek, voor je de tekst leest, de betekenis van deze woorden op. Gebruik het internet.
a outsourcing:
b offshoring:
2 Lees de tekst en maak de bijbehorende opdrachten.
a Vul het artikel aan. Kies uit:
culturele globalisering – economische globalisering – politieke globalisering
b Markeer:
de positieve gevolgen van globalisering in het groen,
de negatieve gevolgen van globalisering in het rood.
Wat zijn de gevolgen van globalisering?
Globalisering is het doorgaande proces van internationale uitwisseling van mensen, goederen, geld en informatie. Er zijn drie soorten globalisering:
vrij verkeer van arbeidskrachten en een verminderd belang van de fysieke afstand tussen de plaats van productie en de afzetmarkt
:
:
de afname van het belang van nationale overheden en minder soevereiniteit voor de staten, bijvoorbeeld de landen in de EU
:
bijvoorbeeld Starbucks of McDonald’s met filialen overal ter wereld, of gebedshuizen voor elk geloof in België (synagoge, moskee)
Globalisering zorgt ervoor dat je als consument voor een schijntje op AliExpress handige spullen kunt kopen die gratis vanuit China verscheept worden. Een consument kan dus uit een enorm aanbod kiezen. Er is altijd wel een aanbieder die in jouw behoefte kan voorzien tegen een prijs die jij kunt en wilt betalen. Onder dat aanbod vallen ook platforms als Instagram of TikTok, of vakantiebestemmingen.
Globalisering heeft helaas ook als gevolg dat de ongelijkheid wereldwijd groeit.
Gebieden die niet of nauwelijks meeprofiteren van de globalisering, bijvoorbeeld doordat zij geen verbeterde positie krijgen in de internationale arbeidsverdeling door outsourcing en offshoring, raken nog verder achterop. Die gebieden blijven arm, terwijl de rest van de wereld economisch profiteert van de internationale uitwisseling.
Een ander kritiekpunt op globalisering is dat ze culturen vervaagt. Zo heb je overal ter wereld McDonald’s of Burger King en dezelfde kledingketens. Die tendens leidt tot een verdringing van oorspronkelijke culturele uitingen in gebieden. Traditionele winkels en gebouwen moeten plaatsmaken voor dat soort bedrijven. Bedrijven als McDonald’s en Coca-Cola spelen daar overigens handig op in. Ze personaliseren hun producten en reclame naar de cultuur en gewoonten van de lokale bevolking. Zo heb je in Peru bijvoorbeeld ‘Inka Kola’, verwijzend naar de oude inheemse bewoners van het land, de Inca’s.
1 Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2 Los de vragen op.
3 Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
1 Ik kan het begrip ‘handelsbalans’ omschrijven.
2 Ik kan toelichten wanneer er sprake is van een positieve of een negatieve handelsbalans.
3 Ik kan toelichten waarom België een open economie heeft.
Met je smartphone heb je de halve wereld in je hand. Wist je dat er in je smartphone meer dan drie kwart van alle niet-radioactieve elementen uit de tabel van Mendelejev terug te vinden is? Die grondstoffen komen uit alle uithoeken van de wereld. Je smartphone is dus waarschijnlijk in meer landen geweest dan jij!
1 Bekijk de herkomst van de verschillende grondstoffen die nodig zijn om een smartphone te maken. Kleur de landen van herkomst in op de kaart, of gebruik de interactieve wereldkaart op iDiddit.
Tabel 1: Grondstoffen, herkomst en gebruik
ELEMENT PRODUCENTEN
aluminiumChina (50 %), Rusland (7 %), Canada (5 %) omhulsel, lcd-scherm
ijzerChina (44 %), Australië (20 %), Brazilië (12 %) luidspreker, microfoon, omhulsel
kobaltD.R. Congo (51 %), China (6 %), Canada (5 %) batterij, luidspreker
nikkelChina (44 %), Australië (20 %), Brazilië (12 %)
koperChili (30 %), China (9 %), Peru (9 %)
zilverMexico (15 %), Peru (12 %), China (6 %)
afscherming signalen, condensor, batterij, microfoon
elektrische verbindingen
elektrische verbindingen
PRODUCENTEN
indiumChina (49 %), Zuid-Korea (20 %), Japan (9 %) touchscreen, leds
tin China (34 %), Indonesië (17 %), Myanmar (10 %) camera, touchscreen
wolfraamChina (44 %), Australië (20 %), Brazilië (12 %) trillingsmotor, microfoon
goudChina (16 %), Australië (10 %), Rusland (8 %) elektrische verbindingen
2 Welk land beschikt over veel grondstoffen die gebruikt worden in een smartphone?
3 Beschikt Europa over veel grondstoffen die in een smartphone zitten?
4 Waarom heeft Europa alle belang bij een vlotte wereldhandel?
5 In dit Level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag:
Welk gevolgen van de globalisering ondervindt de arbeidsmarkt?
1 Werk per twee. Bekijk het filmpje en beantwoord de vragen.
a Over welke onderneming of organisatie handelt het filmpje? Waar bevindt zich die onderneming of organisatie?
b Welke job zal niet langer door de werknemers worden vervuld?
c Wie neemt deze taak over?
d Met welk doel wordt deze taak afgestoten?
2 Wat is het verschil tussen outsourcing en offshoring? Gebruik het internet.
3 Gaat het in het filmpje over outsourcing of offshoring? Waarom?
4 Wat is de ‘corebusiness’ of ‘kernactiviteit’ van een onderneming of organisatie?
5 Kun je de volgende bedrijfsprocessen outsourcen of offshoren? Kleur het vakje:
a rood als het niet mogelijk is;
b oranje als het beperkt mogelijk is;
c groen als het goed mogelijk is.
Productie
Boekhouding
Callcenter
Corebusiness
Poetsen en onderhoud
Catering voor het personeel
6 Waarom kun je een aantal van de voorgaande bedrijfsprocessen niet offshoren?
7 Bij sommige processen is offshoren beperkt mogelijk. Er moeten bepaalde hindernissen overwonnen worden. Welke?
1 Bestudeer grafiek 1.
Grafiek 1: Arbeidskosten in Europa per uur
Bron: Eurostat
2 Beantwoord de vragen over grafiek 1.
a Welke landen van de Europese Unie hebben hoge loonkosten?
b Welke landen van de Europese Unie hebben lage loonkosten?
c Wat kun je uit de infographic afleiden over de loonkosten in België?
3 Waarom zouden sommige ondernemingen ervoor kiezen om zich eerder in het buitenland dan in België te vestigen? Motiveer je antwoord.
Explore 3— Waarom staan arbeidsintensieve sectoren meer onder druk?
1 Bekijk de afbeeldingen.
a Gaat het om arbeidsintensieve of om kapitaalintensieve sectoren? Markeer.
b Welke van de arbeidsintensieve sectoren maken het meeste kans om naar het buitenland te verhuizen?
c Welke van de arbeidsintensieve sectoren maken minder kans om naar het buitenland te verhuizen? Waarom?
arbeidsintensief / kapitaalintensief
C
arbeidsintensief / kapitaalintensief
E
arbeidsintensief / kapitaalintensief G
arbeidsintensief / kapitaalintensief
B
arbeidsintensief / kapitaalintensief
D
arbeidsintensief / kapitaalintensief
F
arbeidsintensief / kapitaalintensief
arbeidsintensief / kapitaalintensief
2 Loonkosten zijn een element bij de keuze van een vestigingsplaats voor een onderneming, maar er zijn nog veel andere elementen. Waarom zou je als ondernemer, ondanks de hoge loonkosten, toch in België investeren?
Outsourcing en offshoring
Ondernemingen kiezen er vaak voor om bepaalde activiteiten die niet tot hun corebusiness of kernactiviteit behoren door een andere onderneming te laten uitvoeren. Dat heet outsourcen. In een geglobaliseerde wereld is het ook interessant om daarvoor naar het buitenland te trekken en te offshoren. Dat gaat niet voor alle activiteiten. Door delokalisatie van een onderneming gaan er arbeidsplaatsen in België verloren.
Arbeidsintensieve en kapitaalintensieve sectoren
Het effect van lage lonen speelt des te harder bij arbeidsintensieve sectoren. Doordat de loonkosten voor die ondernemingen een groot aandeel van de totale bedrijfskosten uitmaken, heeft offshoren in die sectoren vaak een groot effect op de winstgevendheid. Dat wordt vergemakkelijkt doordat de verhuiskosten voor de ondernemingen laag zijn. Dat heeft tot een vermindering van het aantal arbeidsplaatsen geleid in sommige sectoren zoals textiel en kleding. Voor kapitaalintensieve sectoren is offshoren veel minder interessant.
1 De kledingindustrie is een schoolvoorbeeld van globalisering. Kijk even naar het etiket in je kledingstukken.
a Waar komt jouw trui, hemd of broek vandaan?
b Welke landen komen het vaakst voor in de klas?
© Shutterstock / catastrophe_OL
2 Waarom is de kledingindustrie zo gevoelig voor offshoring? Geef meerdere factoren.
3 Om competitief te blijven zoeken kledingproducenten constant naar landen met lage lonen. Teken op de wereldkaart de weg die in het Good to know-kader wordt beschreven.
Good to know
Toen de productiekosten van Vlaamse kledingateliers voor het eerst onder druk kwamen te staan, verhuisde veel productie in eerste instantie naar Zuid-Europa en later naar de Maghreblanden, meer bepaald naar Tunesië. Toen ook die landen te duur werden, verhuisde een groot deel van de productie naar ateliers langs de Chinese kustlijn. De industrialisering in de kustgebieden deed de vraag naar arbeid en de daaraan verbonden lonen stijgen, waardoor de ondernemingen zich meer en meer naar het westen van China en zelfs naar Zuidoost-Azië verplaatsten, met Bangladesh en Laos als zwaartepunten.
De laatste tendens is dat er steeds meer textielateliers zich in Sub-Saharaans Afrika vestigen.
Op iDiddit vind je meer informatie over de stijgende lonen in China.
Kaart 2: Evolutie offshoring kledingproducenten
4 Surf via iDiddit naar de website van de Schone Kleren Campagne. Beantwoord de vragen.
a Waarom is het zo moeilijk om de grote kledingmerken aansprakelijk te stellen voor de wantoestanden in de textielateliers in de lagelonenlanden?
b Wat is de corebusiness van de grote kledingmerken?
c Is er sprake van een race to the top of een race to the bottom? Verklaar.
5 Ga naar iDiddit. Bekijk de reportage.
a Vul schema 1 aan.
b Controleer op het internet of het akkoord nog steeds van kracht is. Zo ja, welke bekende merken hebben het akkoord zoal ondertekend?
Schema 1: Het akkoord van Bangladesh
Aanleiding:
Gemaakte afspraak:
Duur akkoord:
Aantal slachtoffers Rana Plaza: Aantal kledingmerken:
Toepasbaar in:
Sanctie bij niet naleven: Controle door:
Organisatie die opvolgt:
Renovaties mede betaald door: Aantal geholpen werknemers: Niet opgenomen in akkoord:
Lees het artikel en beantwoord de vragen.
a Wat is het tegengestelde van offshoren?
b Hoe omzeilt Atkore Vergokan de hoge loonkosten in België?
c Welke redenen zijn er zoal om naar België terug te keren?
d Waarom houden ondernemingen het terugbrengen van een uitbestede activiteit liever stil?
‘Opnieuw in België produceren gee gewoon ook een goed gevoel’
De coronacrisis deed veel aanvoerlijnen stokken. Bedrijfsactiviteiten terughalen uit het buitenland dan maar? Van een vloedgolf aan ‘terugkeerders’ is nog geen sprake, toch zien de maatwerkbedrijven mooie kansen.
Tussen de lasrobots en vorkhe rucks in de productiehal van Atkore Vergokan, een producent van kabeldraagsystemen in Oudenaarde, staat een vij iental arbeiders in gele hesjes. Ze monteren losse onderdelen tot verzinkbare stekkerdozen en kabelladders, vijlen de laatste bramen weg en verpakken de afgewerkte producten, die vervolgens worden weggevoerd naar het magazijn.
Zo’n vijf jaar geleden trok Atkore Vergokan naar Roemenië om dat noodzakelijke, maar repetitieve en arbeidsintensieve werk uit te voeren. Dat leek logisch, gezien de lage loonkosten in het Oost-Europese land. ‘Maar het hele logistieke proces werd op den duur zo’n ingewikkelde puzzel, en de transportkosten lagen zo hoog, dat het uiteindelijk toch niet de beste oplossing bleek te zijn’, zegt directeur Gino Declercq. ‘Laat staan de goedkoopste.’
Gedetacheerde arbeiders van het maatwerkbedrijf Aarova voeren repetitieve en arbeidsintensieve taken uit bij Atkore Vergokan in Oudenaarde.
Dus worden de verzinkbare stekkerdozen weer in Oudenaarde gemonteerd. Dat specifieke werk doen gedetacheerde arbeiders van Aarova, een nabijgelegen maatwerkbedrijf, de vroegere ‘beschutte werkplaatsen’ voor personen die door een handicap geen toegang hebben tot de reguliere arbeidsmarkt. ‘Het werk dat zij voor ons doen, zou gezien de hoge loonkosten in België normaal te duur zijn om hier te laten doen’, zegt Declercq. ‘Door onze samenwerking met een maatwerkbedrijf kunnen wij hun een uurloon betalen waardoor we toch competitief zijn.’
Dat is volgens de ondernemer niet het enige voordeel. ‘Door opnieuw hier te produceren, zijn we veel flexibeler en is onze ecologische voetafdruk kleiner’, gaat Declercq verder. ‘En het gee gewoon ook een goed gevoel dat we werkgelegenheid hebben gecreëerd voor mensen die misschien niet overal terechtkunnen.’
Competitiviteit versterken
Tijdens de coronacrisis kwamen heel wat aanvoerketens piepend en krakend tot stilstand. Behalve computerchips werden bijvoorbeeld ook hout, kunststo en en staal schaars. Tot overmaat van ramp liep eind maart ook nog eens het vrachtschip Ever Given vast in het Suezkanaal, met een monsterfile op een van de drukste maritieme handelsroutes ter wereld tot gevolg.
Het leidde van pleidooien voor kortere aanvoerketens tot hier en daar zelfs de oproep om te ‘reshoren’, bedrijfsactiviteiten die ooit zijn vertrokken naar het buitenland terug te laten keren naar België. Denk aan de productie van mondmaskers, waarvan plots werd afgevraagd waarom we die niet meer zelf maakten.
In de hoge lonen ziet de sociale sector kansen. Dankzij subsidies kunnen maatwerkbedrijven toch betaalbare arbeid leveren. ‘Van een vloedgolf aan bedrijven die productie uit het buitenland aan het terughalen zijn, is inderdaad nog geen sprake’, zegt Francis Devisch, directeur van Groep Maatwerk, die met 54 maatwerkbedrijven ruim drie kwart van de tewerkstelling in de sociale sector vertegenwoordigt.
‘De jongste maanden zien we dat er wel degelijk een trend is tot reshoring, en dat die door corona de wind in de zeilen hee . Alleen merken we dat niet elk bedrijf aan de grote klok wil hangen dat het een deeltje van zijn productie naar België hee laten terugkeren. De perceptie lee dat ze daarmee vooral een foute keuze uit het verleden rechtzetten.’
Hoe structureel?
Devisch gee toe dat de vraag blij hoe structureel die roep naar meer lokale productie zal zijn eens de coronacrisis is bedwongen. Toch zullen er volgens hem altijd bedrijven zijn die tot de conclusie komen dat de verplaatsing van hun productie naar het buitenland niet tot de verhoopte resultaten hee geleid.
‘De lonen zullen er weliswaar lager liggen, maar producenten kijken naar zoveel meer factoren. Denk aan de tijd die verloren gaat en de hogere ecologische voetafdruk door het toegenomen transport, of de kwaliteit van het geleverde werk die in het buitenland soms lager kan liggen. Daar zien we net veel mogelijkheden liggen voor de lokale maatwerkbedrijven. Al blijven we realistisch. We zullen in ons eentje natuurlijk niet de lagelonenlanden uit de markt kunnen prijzen.’
Bron: standaard.be, 2021-05-28
1 Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2 Los de vragen op.
3 Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
1 Ik kan het verschil tussen outsourcen en offshoren uitleggen.
2 Ik kan de loonkosten van België vergelijken met die van andere landen.
3 Ik kan verklaren waarom arbeidsintensieve sectoren makkelijker offshoren dan kapitaalintensieve sectoren.
KAN BETER EXTRA OEFENMATERIAAL
1export of uitvoer
1extracommunautaire handel
1import of invoer
1internationale handel
1intracommunautaire handel
1intracommunautaire levering
1intracommunautaire verwerving
1 schaalvoordeel
Dat is verkoop van goederen en diensten aan landen buiten de Europese Unie.
Dat is internationale handel met landen buiten de Europese Unie.
Dat is de aankoop van goederen en diensten bij landen buiten de Europese Unie.
De internationale handel of wereldhandel is de handel tussen verschillende landen.
Dat is internationale handel binnen de Europese Unie.
Dat vindt plaats wanneer een onderneming uit de EU goederen verkoopt aan een onderneming van een ander EU-land.
Dat vindt plaats wanneer een onderneming uit de EU goederen aankoopt bij een onderneming van een ander EU-land.
Schaalvoordeel is het economische voordeel dat gerealiseerd wordt door op grotere schaal te produceren. In het algemeen dalen de gemiddelde kosten per eenheid.
2globaliseringGlobalisering is een gevolg van de internationalisering en wijst op de samenhang en de verwevenheid tussen de nationale economieën. De verwevenheid is zowel te zien op het vlak van economie, technologie, cultuur, politiek ...
2handelsbalansEen handelsbalans is een cijfermatig overzicht van de in- en uitvoer van een land. Als een land meer uitvoert dan invoert, is de handelsbalans positief. In het omgekeerde geval is de handelsbalans negatief.
LEVELBEGRIP
2intermediaire goederen
2internationalisering
Dat zijn halfafgewerkte goederen die een of meerdere industriële transformaties hebben ondergaan maar die nog in afgewerkte goederen moeten worden omgezet.
Bij internationalisering ontwikkelen bedrijven producten die aan de eisen van klanten uit verschillende landen voldoen. Sommige bedrijven gaan ook in verschillende landen filialen of dochterondernemingen openen om zo op een groter gebied in te spelen.
2open economie
3arbeidsintensieve sector
Een land heeft een open economie als het relatief veel handeldrijft met het buitenland omdat er weinig tot geen belemmeringen bestaan in de handel van goederen en diensten en van kapitaalverkeer.
Dat is een sector waar de arbeids- of loonkosten het grootste deel van de totale bedrijfskosten uitmaken.
3delokalisatieDat is de verhuis van een onderneming naar het buitenland.
3kapitaalintensieve sector
Dat is een sector waar de kapitaalkosten (gebouwen, machines …) het grootste deel van de bedrijfskosten uitmaken.
3offshoringDat is de uitbesteding van een deel van de activiteiten naar een onderneming in het (verre) buitenland.
3outsourcingDat is de uitbesteding van een deel van de activiteiten naar een andere onderneming.
LEVEL 3 Wat zijn marketing en marketingstrategie?
LEVEL 2 Wat is het belang van een goede bedrijfsstrategie?
LEVEL 1 Welke ondernemingsvormen zijn er?
1 Mikaeli en Thijs waren in hun jeugd buurjongens. Ze hebben allebei een technische richting gestudeerd en beiden hebben later een eigen onderneming opgericht. Wanneer ze elkaar jaren later weerzien, praten ze over hun ondernemingen. Lees een stukje uit het gesprek.
Mikaeli: Hoi Thijs. Hoe gaat het?
Thijs: Goed. En met jou?
Mikaeli: Prima. Hoe gaat het met je zaak?
Thijs: Ik moest helaas met mijn bakkerij stoppen. Daardoor heb ik wat problemen gehad. Maar ik blijf niet bij de pakken zitten en ik ben een nieuwe onderneming aan het oprichten.
Mikaeli: Wat is er gebeurd?
Thijs: Ik had net geïnvesteerd in nieuw materiaal toen mijn twee grootste klanten hun openstaande schulden niet meer konden betalen. Daardoor kon ik op mijn beurt mijn leveranciers niet betalen. En aangezien ik een eenmanszaak had, was ik onbeperkt aansprakelijk.
Ze hebben dus mijn televisie, mijn privéwagen en het geld van mijn privéspaarrekening in beslag genomen.
Mikaeli: Dat is minder leuk. En hoe zul je het met je nieuwe onderneming aanpakken?
Thijs: Mijn nieuwe onderneming is een vennootschap. Zo is mijn privébezit ten minste beschermd.
Mikaeli: Dat is een goed idee. Dat biedt je meer bescherming en je hebt een voordeliger belastingtarief.
2 Wat was het probleem bij Thijs?
3 In dit Level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag: Welke ondernemingsvormen zijn er?
Explore 1— Wat is het verschil tussen een natuurlijk persoon en een rechtspersoon?
Zoals je weet, heb je als burger binnen onze maatschappij een hele hoop rechten en plichten. Zo mag de politie jou niet willekeurig opsluiten, heb je recht op onderwijs en moet je de wegcode respecteren. Wie rechten en plichten heeft, krijgt in de wetgeving de titel ‘persoon’.
1 Is de klasgenoot die naast je zit, een persoon? Leg uit.
2 Je mag een boom niet zomaar beschadigen of kappen. Is een boom dan ook een persoon volgens het recht? Waarom (niet)?
Niet alleen mensen van vlees en bloed hebben rechten en plichten, ook de school heeft rechten en plichten. Als de school een internetaansluiting en gsm-abonnement koopt, dan is de school verplicht daarvoor te betalen. Als jij een bank beschadigt, dan heeft de school het recht een schadevergoeding te eisen. Dat geldt ook voor bedrijven. Stel dat je gsm het na twee weken begeeft, dan is het bedrijf verplicht je een nieuwe te bezorgen. Het zijn niet de eigenaars van het bedrijf die daartoe verplicht zijn. Het bedrijf zélf heeft die verplichting. Met andere woorden, de school of het bedrijf zullen zo nodig voor de rechtbank moeten verschijnen.
Naast natuurlijke personen (dragers van rechten en plichten die van vlees en bloed zijn) zijn er dus ook fictieve dragers van rechten en plichten die door natuurlijke personen opgericht worden, rechtspersonen.
Bestudeer de volgende twee facturen.
a Aan wie of wat is de factuur gericht?
b Is de ontvanger een natuurlijk persoon of een rechtspersoon?
Julian Ade Dorpstraat 29 3665 AS
20xx-06-13
20xx-10-01
4
Stel dat de klant Base niet betaalt. Hoe kan een fictieve persoon als Base dan toch een zaak laten bepleiten voor de rechtbank?
van de rechtspersoon
Rechtspersonen lijken bijzonder hard op natuurlijke personen: ze worden geboren (opgericht), trouwen (fuseren), krijgen kinderen (dochterondernemingen) en sterven (ontbinden). Omdat ze zelf echter geen mond of oren hebben, moeten natuurlijke personen hen altijd vertegenwoordigen. Die mensen vormen de organen van het bedrijf zoals de zaakvoerder of de raad van bestuur. Als de school voor de rechtbank komt, zal de directeur het woord nemen en zeggen: ‘Mijn naam is meneer X, en ik spreek hier in naam van en voor rekening van school Y.’
Explore 2— Wat is het verschil tussen een eenmanszaak en een vennootschap?
Ondernemingsvormen
Bij de oprichting van een zaak moet je een ondernemingsvorm kiezen. Je kunt kiezen om als natuurlijk persoon een zaak te starten waarbij je in eigen naam en voor eigen rekening contracten met je leveranciers en klanten sluit. Dat is een eenmanszaak. Je kunt ook een vennootschap oprichten. Dan is het de rechtspersoon die contracten afsluit met klanten en leveranciers waarbij jij als zaakvoerder de vennootschap vertegenwoordigt. De bekendste vormen van vennootschappen zijn een bv en een nv.
Wat zijn de verschillen tussen een eenmanszaak en een vennootschap? Gebruik het internet. Voor deze opdracht heb je de keuze. Kies optie 1 als je een uitdaging wilt. Kies optie 2 als je liever wat ondersteuning wilt. Vink de gekozen optie aan.
Optie 1 Tabel invullen
Vul de voor- en nadelen van een eenmanszaak en vennootschap in.
EENMANSZAAK
VOORDELEN
NADELEN
VOORDELEN
VENNOOTSCHAP
NADELEN
Optie 2 Kenmerken combineren
Combineer de voor- en nadelen met de juiste ondernemingsvorm.
VOORDELEN
Eenmanszaak
Vennootschap
NADELEN
VOORDELEN
AJe hebt geen businesspartner nodig. Je kunt zelf snel beslissen.
BJe bent zelf meestal slechts beperkt aansprakelijk.
CJe boekhouding is relatief eenvoudig. Je voert een enkelvoudige boekhouding.
DJe financiële risico’s zijn beperkter.
E Er is geen verplicht minimumkapitaal.
FJe kunt rekenen op je businesspartner voor financiële middelen en voor advies.
G Je fiscale statuut is voordeliger. Je betaalt het voordelige tarief van de vennootschapsbelasting (20-25 %).
HJe kunt vrij eenvoudig en goedkoop starten.
NADELEN
I Er is meestal een voldoende aanvangsvermogen (bv, cv) of minimumkapitaal (nv) nodig bij de start.
JJe bent zelf voor alles aansprakelijk, m.a.w. je bent onbeperkt aansprakelijk.
KJe hebt meer boekhoudkundige verplichtingen en papierwerk; je moet o.a. een dubbele boekhouding voeren.
LJe draagt zelf alle financiële risico’s.
MVoor heel wat beslissingen zijn er vaste procedures. Je werkt dus minder flexibel.
NDe opstartprocedure is complexer en duurder. Je moet voor de oprichting van de meeste vennootschapsvormen naar de notaris.
OAlle inkomsten van je onderneming worden belast in jouw personenbelasting. Dat tarief is hoger dan de vennootschapsbelasting en kan tot 50 % gaan.
PWil je later je zaak overlaten, dan is dat niet zo eenvoudig als bij een vennootschap.
Oprichtingsakte
Om de meeste vennootschappen op te richten moet je langs bij de notaris. Die zal de oprichtingsakte opstellen. Het belangrijkste onderdeel van de oprichtingsakte zijn de statuten. In de statuten leg je de basisregels voor je vennootschap vast zoals het doel van de vennootschap, het aantal aandelen of wie de vennootschap mag vertegenwoordigen. In de oprichtingsakte bepaal je ook je vennootschapsvorm, waaronder de bv en nv de bekendste zijn.
Onderzoek het onderscheid tussen een bv en een nv.
a Je kunt kiezen uit twee opties. Kies optie 1 als je een uitdaging wilt. Kies optie 2 als je liever wat ondersteuning wilt. Vink de gekozen optie aan.
Optie 1 Internet
Gebruik het internet om de verschillen op te zoeken.
Optie 2 Presentatie
Ga naar iDiddit. Je vindt er een presentatie die je helpt om de verschillen op te zoeken.
b Vul de tabel aan en kruis aan wat van toepassing is.
Afkorting voluit
Minimumaantal oprichters
Minimum in te brengen startkapitaal
Toegestane vormen van inbreng
Aansprakelijkheid
dan 1
18 550,00
61 500,00
Voldoende aanvangsvermogen in functie van wat je nodig hebt.
Inbreng in kapitaal
Inbreng in natura
Inbreng van nijverheid / te leveren arbeid (als andere aandeelhouders dat toelaten)
Inbreng van knowhow
Onbeperkt
Beperkt
dan 1
18 550,00
61 500,00
Voldoende aanvangsvermogen in functie van wat je nodig hebt
Inbreng in kapitaal
Inbreng in natura
Inbreng van nijverheid / te leveren arbeid (als andere aandeelhouders dat toelaten)
Inbreng van knowhow
Onbeperkt Beperkt
Oprichting
Overdraagbaarheid aandelen
Bestuur
Onderhandse akte Authentieke akte
Aandelen kunnen altijd vrij overgedragen worden.
Aandelen kunnen vrij overgedragen worden als dat in de statuten staat.
Aandelen kunnen enkel overgedragen worden mits toestemming van voldoende andere aandeelhouders.
Standaard eenhoofdig bestuur
Uitzonderlijk enige bestuurder Individueel handelende bestuurders (beperkt overleg tussen de bestuurders) Collegiaal bestuursorgaan
Duaal bestuur met een directieraad die gecontroleerd wordt door een raad van toezicht.
Onderhandse akte Authentieke akte
Aandelen kunnen altijd vrij overgedragen worden.
Aandelen kunnen vrij overgedragen worden als dat in de statuten staat.
Aandelen kunnen enkel overgedragen worden mits toestemming van voldoende andere aandeelhouders.
Standaard eenhoofdig bestuur
Uitzonderlijk enige bestuurder Individueel handelende bestuurders (beperkt overleg tussen de bestuurders) Collegiaal bestuursorgaan
Duaal bestuur met een directieraad die gecontroleerd wordt door een raad van toezicht.
Velen onder jullie zijn lid van een sportclub of een jeugdbeweging. De meeste verenigingen zijn vzw’s. Zo een vereniging zonder winstoogmerk (vzw) bestaat uit een groep natuurlijke personen of rechtspersonen die een maatschappelijk of sociaal doel nastreven. Om een vzw op te richten heb je ten minste twee personen nodig.
De vzw is ook een rechtspersoon. Dat betekent dat de vzw zelf rechten en plichten heeft. De leden van de vzw beschikken over een beperkte aansprakelijkheid. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de nv vereist de oprichting van een vzw geen inbreng van startkapitaal.
Er zijn wel een aantal boekhoudkundige verplichtingen. Een vzw mag zeker winst maken, maar mag die winst niet uitkeren aan de leden. Ze moeten de winst in de vzw investeren.
1 In de Intro maakte je kennis met Thijs. Beantwoord de vragen.
a Welke ondernemingsvorm had Thijs gekozen voor zijn eerste zaak?
b Welk nadeel ondervond hij toen zijn zaak failliet ging?
2 Bekijk de cartoons.
a Welke cartoon hoort bij de situatie van Thijs?
b Gaat het om beperkte aansprakelijkheid of onbeperkte aansprakelijkheid? Waarom?
c Welke situatie wordt in cartoon 1 uitgebeeld?
d Wat is het grote voordeel daarvan?
e Welke ondernemingsvormen genieten van beperkte aansprakelijkheid?
Ook bij beperkte aansprakelijkheid moet je voorzichtig zijn om je privévermogen niet over de figuurlijke muur – die je tegen de schuldeisers van je onderneming beschermt – te werpen. Stel dat de zaak van Thijs opnieuw in de problemen komt en de bank geen nieuwe lening meer wil geven, dan zou hij het geld van zijn privébankrekening in de onderneming kunnen stoppen om een faillissement te voorkomen. Of hij zou de privéwoning als waarborg aan de bank kunnen geven voor de terugbetaling van de lening. De muur is dus maar zo sterk als je hem als ondernemer zelf maakt.
3
Veronderstel dat jij samen met een goede vriend een verkoopcontract voor een bedrag van 20 000,00 euro afsluit met een handelaar. In dat contract kan de verkoper vermelden dat er hoofdelijke aansprakelijkheid is. Wat betekent dat? Markeer het juiste antwoord. Gebruik indien nodig het internet.
Wanneer die 20 000,00 euro niet betaald wordt, kan de verkoper enkel van jou / van zowel jou als van je vriend de volledige 20 000,00 euro opeisen. Wanneer de verkoper die 20 000,00 euro aan jou vraagt, laat de wet niet / wel toe, dat jij nadien de helft van jouw vriend terugeist.
Wordt hoofdelijke aansprakelijkheid niet / wel overeengekomen in het contract, dan is de prestatie deelbaar / niet-deelbaar en moet de verkoper bij beide vrienden het geld opvragen. Dat laatste heet dan deelbaarheid.
Als startende ondernemer kies je als ondernemingsvorm wellicht tussen de eenmanszaak en de vennootschap. In het eerste geval start de natuurlijke persoon zelf een commerciële activiteit op. In het tweede geval wordt eerst een rechtspersoon opgericht die vervolgens de commerciële activiteiten in eigen naam voor z’n rekening neemt.
De voordelen van een eenmanszaak
Je kunt op een snelle en weinig formele manier beslissingen nemen.
Je beslist zelf of en hoeveel je van de winst na belasting in de zaak investeert.
Er zijn beperkte administratieve en boekhoudkundige verplichtingen.
De nadelen van een eenmanszaak
Je bent onbeperkt aansprakelijk en staat met je volledige persoonlijke vermogen in voor de verbintenissen van de onderneming.
Het voortbestaan van de onderneming hangt van jou af.
Alle inkomsten van de onderneming worden belast via jouw personenbelasting. Er is geen aparte fiscale aangifte of aanslag voor de eenmanszaak.
Het fiscale statuut is nadeliger, aangezien je via de personenbelasting wordt belast. Het hoogste percentage is 50 %.
De voordelen van een vennootschap
Voor bepaalde vennootschapsvormen geldt een beperkte aansprakelijkheid.
Het belastbaar resultaat wordt belast in het stelsel van de vennootschapsbelasting.
Alle afspraken tussen partners die samenwerken in de zaak, staan duidelijk op papier.
De vennootschap biedt een aantal interessante mogelijkheden om vóór het overlijden een goede opvolgingsregeling uit te dokteren.
De nadelen van een vennootschap
Voor heel wat beslissingen gelden vaste procedures. Dat werkt dus minder flexibel.
Er zijn meer juridische en administratieve verplichtingen, wat meer kosten met zich meebrengt.
De oprichting is voor de meeste vennootschapsvormen door diverse wettelijke verplichtingen duurder dan het starten met een eenmanszaak. Voor de oprichting van een vennootschap moet een notaris een authentieke akte opstellen.
Er zijn strengere boekhoudkundige verplichtingen.
Bij een vennootschap is er een minimumkapitaal of voldoende aanvangsvermogen nodig.
De meest populaire vennootschappen zijn de naamloze vennootschap (nv) en de besloten vennootschap (bv). Bij een nv bedraagt het minimumkapitaal 61 500,00 euro. Bij een bv volstaat het om in te brengen wat je nodig denkt te hebben. Dat heet dan ‘voldoende aanvangsvermogen’. Naast de inbreng van kapitaal, of geld, kun je bij een vennootschap ook een inbreng in natura doen, wat betekent dat je goederen zoals een laptop of auto kunt inbrengen. Daarnaast is er bij de bv ook de mogelijkheid om je kennis of je arbeid in te brengen in plaats van kapitaal, dat is inbreng van nijverheid of knowhow.
Wanneer je hoofdelijk aansprakelijk bent, kunnen de schuldeisers de gehele schuld bij een persoon opeisen, ook al bestaat de onderneming uit meerdere personen (schuldenaars). Indien je in het contract laat opnemen dat de prestatie (schuld) deelbaar is, dan moet de schuldeiser bij alle partijen het geld opvragen.
Zijn de stellingen juist of fout? Kruis aan en verbeter de foute stellingen.
a Een eenmanszaak heeft een voordeliger belastingtarief dan een bv.
b De formaliteiten voor de boekhouding en de administratie zijn strenger bij een eenmanszaak dan bij een vennootschap.
c In een eenmanszaak kan meer dan een persoon werken.
d Het faillissement bij een eenmanszaak kan ook zware financiële gevolgen voor de eigenaar hebben.
e Wanneer twee mensen samen een bv willen oprichten, moeten ze beiden geld inbrengen.
f Enkel bij de nv is er een minimumkapitaal vereist, bij de bv is dat niet het geval.
g Enkel de nv kan haar aandelen op de beurs verkopen.
Kun jij de beste vennootschapsvorm kiezen? Voor deze opdracht heb je de keuze. Kies optie 1 als je graag wat ondersteuning wilt. Kies optie 2 als je liever een uitdaging wilt. Vink de gekozen optie aan.
Optie 1
a Lees de volgende situaties.
b Kies telkens de juiste vennootschapsvorm.
eenmanszaak – naamloze vennootschap –besloten vennootschap
c Waarom kies je die vorm?
Situatie 1
Vorm:
Reden:
a Lees de volgende situaties.
b Kies telkens de juiste vennootschapsvorm. Zoek eerst op wat de ‘maatschap’ en de ‘coöperatieve venootschap’ inhouden.
eenmanszaak – naamloze vennootschap –besloten vennootschap – maatschap –coöperatieve vennootschap
c Waarom kies je die vorm?
Sergio H. en Jeroen M. willen samen een nieuw restaurant opstarten. Sergio heeft geld en wil 100 000,00 euro inbrengen. Jeroens hotdogverkoop was mislukt en hij heeft dus niet zoveel geld. Hij kan wel alledaagse dingen koken en wil dus zijn knowhow inbrengen.
Vorm:
Reden:
Situatie 2
Vorm:
Reden:
Marie heeft een chocolaterie in Mol. Ze heeft twee kinderen, 22 en 23 jaar oud. Ze wil nu acht van de tien aandelen op hun naam zetten, maar het nog steeds alleen voor het zeggen hebben. Ze wil de aandelen binnen de familie houden.
Vorm:
Reden:
Vorm:
Reden:
Een tiental eigenaars van maïsvelden willen een vereniging opstarten met een eerder gemeenschappelijk doel, namelijk de maïsoogst ophalen in Vlaanderen zodat de vennootschap die aan de fabrikanten kan verkopen.
1 Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2 Los de vragen op.
3 Bewaar het resultaat in je portfolio. Maak een map voor elk thema en submap voor elk Level en geef die submap de naam ‘Thema_4_Level_1’. Geef het bestand een duidelijke naam zoals ‘Breaking_News’.
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
1 Ik kan de begrippen ‘natuurlijk persoon’ en ‘rechtspersoon’ toelichten.
2 Ik kan het verschil tussen een eenmanszaak en vennootschap toelichten.
3 Ik kan het verschil tussen beperkte en onbeperkte aansprakelijkheid toelichten.
4 Ik kan kenmerken van een bv en nv toelichten.
5 Ik kan het verschil tussen hoofdelijke aansprakelijkheid en deelbaarheid toelichten.
1 Bekijk aandachtig de afbeelding. Wat zie je?
2 In dit Level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvragen:
– Wat is een ondernemingsplan?
– Wat is een strategisch plan?
– Wat zijn de onderdelen van een ondernemingsplan?
1 De leerlingen van de derde graad willen een minionderneming oprichten. Dat is een leervorm waarbij de leerlingen ervaringen opdoen dankzij hun eigen minibedrijf. Als bedrijfsactiviteit willen ze gepersonaliseerde hoesjes voor smartphones verkopen.
a Werk in groep. Met welke elementen moeten de ondernemers rekening houden bij de opstart van hun bedrijf? Noteer op een los blad.
b Maak een digitale mindmap van je notities.
c Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Als je een onderneming wilt oprichten of nieuwe producten op de markt wilt brengen, dan moet je over een businessplan of ondernemingsplan beschikken. In een ondernemingsplan geef je weer wat je wilt realiseren en op welke manier je dat wenst te doen: je verduidelijkt de strategie om je doelstellingen te bereiken. Een ondernemingsplan wordt zowel intern als extern gebruikt. Investeerders en financiële instellingen zullen het ondernemingsplan grondig bestuderen vooraleer ze gelden investeren of leningen toekennen.
Een ondernemingsplan heeft geen vaste vorm maar bestaat wel uit een aantal vaste bouwstenen.
Doelstellingen: informatie over het bedrijf, de missie, visie en de waarden van het bedrijf
Marktanalyse: onderzoek naar de markt, doelgroepen en concurrentie
Organisatie en management: personeelsstructuur van het bedrijf en het management
Goederen of diensten: gedetailleerde beschrijving van wat het bedrijf aanbiedt Marketing en verkoop: strategieën voor marketing, promotie en verkoop Financieel plan: onder andere de balans en resultatenrekening van de eerste twee jaren
Het ondernemingsplan wordt uitgewerkt in een strategisch plan zodat de onderneming haar gewenste doelen kan bereiken.
2 Overloop de inhoudsopgave van het ondernemingsplan op iDiddit. Vind je de verschillende onderdelen terug? Bespreek in groep.
3 Surf naar de website van je school. Noteer vijf doelen die jouw school zich heeft gesteld.
4 Is het ook voor jouw school belangrijk om een ondernemingsplan op te stellen? Waarom (niet)?
5 Is er een verschil tussen de doelen van jouw school en die van bijvoorbeeld een bedrijf zoals Colruyt of Kinepolis?
Profit- en non-profitondernemingen
Profitondernemingen of -organisaties streven naar winst voor eigenaars of aandeelhouders. Het zijn meestal privéondernemingen. Non-profitorganisaties richten zich op maatschappelijke doelen, zoals onderwijzen, en herinvesteren eventuele winst in hun werking. Ze maken allebei winst, maar hun doelstellingen verschillen.
6 Zijn de volgende ondernemingen profit- of non-profitorganisaties? Noteer en leg uit.
ONDERNEMING / ORGANISATIE
Delhaize Greenpeace
Plopsaland
Ziekenhuis AZ Gent
PROFIT / NON-PROFIT
VERKLARING
1 Lees de doelen die een onderneming zich in het jaar 20xx stelt. Wil een onderneming dat doel bereiken binnen het jaar, binnen 3 tot 5 jaar of binnen een periode van 10 tot 20 jaar? Kruis aan.
De bedrijfskosten moeten met 20 % verminderen tegen 20xx+2.
De klanttevredenheid moet aan het einde van het jaar meetbaar verhoogd zijn.
40 % van de omzet moet tegen 20xx+4 gerealiseerd worden via verkoop aan het buitenland.
De bedrijfswinst moet aan het einde van dit boekjaar met 3 % gestegen zijn.
Het marktaandeel moet met 10 % toenemen tegen 20xx+5.
Elk gezin in Europa moet een product van ons in huis hebben.
Het aantal teruggestuurde verpakkingen moet op zeer korte termijn met 50% afnemen. Daarom vragen we een vergoeding van 5,00 euro bij terugzending.
We vervangen personeelsleden die met pensioen gaan niet. Daardoor nemen de personeelskosten dit jaar met 3 % af.
Tegen 20xx+10 moet ons bedrijf klimaatneutraal produceren.
In een strategisch plan of bedrijfsstrategie leg je vast welke richting je met je onderneming wilt uitgaan (je doelen). Op basis van de termijn waarbinnen je die doelen wilt bereiken, kun je ze onderverdelen in drie categorieën:
Jaardoelen wil je als onderneming het komende jaar bereiken. Strategische doelen wil je binnen een periode van drie tot vijf jaar bereiken. De strategische doelen zijn altijd doelen op korte termijn die een onderneming helpen de BHAG’s te bereiken.
Big hairy audacious goals (BHAG’s) zijn langetermijndoelen die een onderneming in een periode van tien tot twintig jaar wil bereiken. De doelen zijn eenvoudig en beschrijven waarin de onderneming wil uitblinken. Dergelijke doelen kunnen alleen behaald worden als er op een andere manier gedacht en gewerkt wordt en als er grote inspanningen geleverd worden. Niet elke organisatie heeft BHAG’s, of heeft die nodig. Afhankelijk van de bedrijfsstrategie kan een visieverklaring voldoende zijn.
Een strategisch plan helpt om de acties en activiteiten die nodig zijn om die doelen te bereiken, te bepalen en dus om gerichte keuzes te maken. Dankzij een strategisch plan wijzen de neuzen van alle werknemers in dezelfde richting en is er focus en duidelijkheid. De werknemers voelen zich ook meer betrokken.
2 Lees het artikel over AI-trends van 2025. Beantwoord de vragen.
a Op welke manier kan AI de strategische doelen van een bedrijf veranderen?
b Wat is een mogelijk gevolg voor een groter bedrijf, zoals IKEA, wanneer de klantendienst geen rekening houdt met AI?
In een tijdperk waarin digitale communicatie de boventoon voert, zijn AI-e-mailgeneratoren onmisbare hulpmiddelen geworden voor bedrijven in verschillende sectoren. Die innovatieve platforms gebruiken kunstmatige intelligentie om boeiende, gepersonaliseerde en e ciënte e-mailinhoud te creëren. Daardoor verandert de manier waarop bedrijven met onder andere hun klanten en leveranciers communiceren volledig. AI inschakelen om e-mails te behandelen gaat verder dan louter automatisering. Het omvat onder meer ook een diep begrip van taalnuances zoals zakelijke of informele teksten, houdt rekening met klantenvoorkeuren en e ectieve communicatiestrategieën.
In een strategisch plan houden ondernemingen rekening met mogelijke veranderingen in de economie of de sector van de onderneming. Als met dergelijke innovaties geen rekening gehouden wordt in de strategische planning, kunnen ondernemingen uit de markt worden geconcurreerd.
Strategische doelen moeten meetbaar zijn zodat je kunt nagaan of je onderneming ze behaald heeft. Daarom stel je ze best op volgens de SMART-methode. ‘SMART’ staat voor ‘specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdsgebonden’. Een goed strategisch doel is bijvoorbeeld: ‘Om de onderneming op een gezonde manier te laten groeien zullen we de volgende drie jaar jaarlijks vijf nieuwe vestigingen openen.’ Een strategisch doel als ‘Om de groei van de onderneming te bevorderen zullen we de volgende jaren verschillende vestigingen openen.’ is niet SMART.
3 Markeer in vraag 1 welke doelen meetbaar zijn, met andere woorden van welke doelen de onderneming kan nagaan of ze exact bereikt zijn.
4 Herschrijf de doelen volgens de SMART-methode.
a Meer volgers op sociale media bereiken
b Personeelsverloop verminderen
c Andere ondernemingen overnemen
1 Lees de missie en strategie van Kinepolis.
Kinepolis wil film- en cultuurliefhebbers een unieke beleving bezorgen en biedt diverse doelgroepen een programma op maat aan. Voor haar klanten, medewerkers, aandeelhouders, partners en omgeving wil Kinepolis duurzame waarde creëren. De drie pijlers van haar strategisch model gaan daarbij hand in hand met duurzaam ondernemerschap.
Bron: Kinepolis
Kinepolis wil de beste marketeer zijn
Door een intensieve interactie met haar bezoekers en een aanbod op maat wil Kinepolis maximaal tegemoetkomen aan de behoeften en wensen van het publiek. Door in te spelen op het verwachtingspatroon van diverse doelgroepen wil Kinepolis zich profileren als beste marketeer.
Bron: Kinepolis
2 Beantwoord de vragen.
Kinepolis wil de beste cinemaoperator zijn
Kinepolis wil bezoekers laten genieten van unieke ontspanningsmogelijkheden en zakelijke ervaringen in de best mogelijke omstandigheden. Kinepolis streeft hierbij naar een technische en logistieke topkwaliteit die resulteert in een unieke bioscoopbeleving.
Kinepolis wil de beste vastgoedmanager zijn
Kinepolis wil haar unieke vastgoedportefeuille optimaal beheren, valoriseren en verder ontwikkelen.
a Verwijst de missie naar doelen op lange termijn of korte termijn? Verklaar.
b Zijn de missie en strategie van Kinepolis ‘SMART’? Waarom (niet)
c Kun je in deze missie en strategie ook vinden welke idealen en welk gedrag Kinepolis nastreeft om die doelen te bereiken? Verklaar.
De strategie is erop gericht om het doel van de missie, de visie en de waarden te verwezenlijken.
Missie: iedere onderneming heeft een bepaalde bestaansreden, een missie. Een missie geeft weer waar de onderneming voor staat, welke activiteiten ze heeft en welke waarden ze belangrijk vindt. Via de missie drukt de onderneming uit wat ze wil betekenen voor klanten en stakeholders en waarin zij zich onderscheidt van andere ondernemingen. De missie wordt vaak uitgedrukt via het missionstatement, enkele krachtige slagzinnen. Visie: in de visie wordt de blik op de toekomst beschreven. Waar wil de onderneming staan in de verre toekomst? Een visie moet mensen inspireren en geeft een langetermijnbeeld weer dat gedragen wordt door alle betrokkenen van de onderneming. Die visie kan of moet regelmatig bijgestuurd worden, terwijl de missie van de onderneming minder ter discussie staat eenmaal die is bepaald. Normen en waarden: dat zijn specifieke eigenschappen van de onderneming die uniek zijn en waarmee de onderneming zich van andere onderscheidt. Normen en waarden zijn superbelangrijk voor een bedrijf. Ze helpen om de visie, missie en strategische doelen van het bedrijf te bereiken en zorgen ervoor dat iedereen weet wat er van hem verwacht wordt.
Normen zijn de regels over hoe je je moet gedragen, zoals beschikbaar zijn voor collega’s.
Waarden zijn de zaken die een bedrijf echt belangrijk vindt, zoals respect of klantvriendelijkheid.
3 Surf via iDiddit naar de missie en waarden van Colruyt.
a Omschrijf de missie van Colruyt in je eigen woorden.
b Hoe dragen de waarden bij tot de verwezenlijking van de missie van Colruyt? Leg uit aan de hand van een van de negen waarden.
Bron: colruytgroup.com
Aan de hand van de verschillende taken die in een bedrijf uitgevoerd worden, kun je verschillende afdelingen onderscheiden. In een functionele organisatie is dat duidelijk aangezien die organisatievorm gebaseerd is op de indeling in afdelingen. De meest voorkomende afdelingen in een bedrijf zijn:
(Algemene) Directie
De algemeen directeur of CEO (Chief Executive Officer) leidt de verschillende afdelingen in het bedrijf. De CEO is samen met de overige managers verantwoordelijk voor het toezicht op de activiteiten en het beheer van een bedrijf. Ze werken de strategische doelen uit, eventueel samen met de eigenaars (aandeelhouders) van het bedrijf. Ze zijn ervoor verantwoordelijk dat verkoop- en omzetdoelen behaald worden. Daarvoor moeten ze op een efficiënte manier de afdelingshoofden of managers aansturen.
Aankoopafdeling
Die afdeling staat in voor de aankoop van grondstoffen of producten die nodig zijn voor het productieproces. In een handelsonderneming, zoals een winkel, zorgen ze voor de aankoop van de handelsgoederen en diensten en diverse goederen. De medewerkers van de aankoopafdeling zoeken naar de producten of goederen met de beste prijs-kwaliteitverhouding.
Verkoopafdeling
De werknemers van deze afdeling regelen de verkoop van de (half)afgewerkte producten of handelsgoederen. Ze hanteren daarvoor een bepaalde prijsstrategie, zoals discountprijzen.
Marketingafdeling
Die heeft een divers takenpakket. De meeste taken zijn gericht op het promoten van een dienst, goed, merk of complete organisatie. Daartoe voeren de werknemers van de afdeling de marketingactiviteiten uit die staan beschreven in het marketingplan. In dat plan staat wie de doelgroep is, welke behoefte de (potentiële) klanten hebben, hoe het bedrijf de doelgroep wil bereiken en hoe het aangeboden product of de aangeboden dienst aansluit op de behoeften van die doelgroep. Het marketingplan is een onderdeel van het ondernemingsplan.
Boekhoudafdeling
De medewerkers op de boekhouding zorgen voor de financiële afhandeling van onder meer de aankopen, verkopen of investeringen. Ze zetten daarvoor boekhoudsoftware in.
Personeelsafdeling
Tot enkele decennia geleden was de personeelsafdeling belast met de aanwerving en eventueel het ontslag van de werknemers, met sociale onderhandelingen met de vakbonden en met de loonadministratie als die niet door de boekhoudafdeling werd gedaan. Tegenwoordig zijn haar taken ruimer en gericht op het menselijke kapitaal – de werknemers. Dat heet het humanresourcesmanagement (hrm). Er is ook aandacht voor onder andere de juiste opleidingen, teambuildingactiviteiten, motivatie en evaluatie van het personeel.
Productieafdeling
Hier worden de producten gemaakt. Die afdeling komt enkel voor in bedrijven die geen diensten maar wel goederen verkopen. Naast de vervaardiging van de goederen, is de afdeling ook verantwoordelijk voor de kwaliteitscontrole en productontwikkeling.
1 Bij welke afdelingen horen de onderstaande taken? Noteer. TAAK
Betalingen uitvoeren volgens de aankoopfacturen
Een marktonderzoek doen
Sociale media van het bedrijf bijhouden
Beleidsplannen opmaken
Prijsoffertes vergelijken
Contacten met klanten onderhouden
Sollicitatiegesprekken houden
AFDELING
2 Wanneer een bedrijf veel afdelingen heeft, kan dat tot een eilandjescultuur leiden waar de afdelingen langs elkaar heen werken. Uiteindelijk zijn de verschillende afdelingen binnen een organisatie van elkaar afhankelijk en hebben ze een gemeenschappelijk doel. Hoe zou je dat als directie van een bedrijf kunnen vermijden?
3 Wat is het verschil in organisatiestructuur tussen grote ondernemingen, zoals een bank, en kleine ondernemingen, zoals een buurtwinkel met twee vestigingen?
Sommige bedrijven hebben nog andere afdelingen of hebben afdelingen samengevoegd. Welke afdeling voor een bedrijf noodzakelijk is, is voornamelijk afhankelijk van de volgende factoren: de organisatiestructuur, het aantal werknemers, de producten en / of diensten van de organisatie, de methodes (bijvoorbeeld online) die het bedrijf gebruikt om de producten en / of diensten te verkopen.
Explore 5— Wat zijn een marketingstrategie, hr-strategie en verkoopstrategie?
Good to know
Marketing is de verzamelnaam voor alle activiteiten die ervoor moeten zorgen dat een bepaald goed of een bepaalde dienst bij zo veel mogelijk klanten, nieuwe en bestaande, bekend raken zodat zo veel mogelijk verkopen worden gerealiseerd.
1 Waaraan doet marketing je denken?
a Maak een digitale mindmap.
b Kies enkele gekende bedrijven en geef voorbeelden van hoe ze hun marketing aanpakken.
c Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
2 Op welke doelgroep richten deze bedrijven zich om hun producten te verkopen?
a McDonald’s:
b Een slager die alleen halalvlees verkoopt:
c DUPLO van LEGO:
d Ferrari:
Om de doelen op elk functioneel niveau van de organisatie te bereiken, moet de bedrijfsstrategie worden doorgetrokken naar en verfijnd in onder andere een marketingstrategie: dat is een uitgebreid plan dat de onderneming opstelt om haar marketingdoelen te bereiken. De strategie helpt om de beperkte middelen van een onderneming zo aan te wenden dat ze resulteren in een zo hoog mogelijke verkoop.
Een voorbeeld van een klantgerichte marketingstrategie is marktsegmentatie. Daarbij wordt de markt opgedeeld in verschillende klantengroepen die elk andere behoeften en kenmerken hebben. De onderneming past haar marketing aan aan die verschillende klantengroepen. Die indeling kan gebeuren op basis van: geografische gegevens, zoals een land, stad, provincie, gewest, demografische gegevens, zoals leeftijd, geslacht, inkomen, opleiding, beroep en etniciteit.
3 Lees het artikel.
a Wat is binnen de hr-afdeling de taak van Tineke?
b Lees de gemarkeerde zinnen. Wat is het verband tussen haar taak en de bedrijfsdoelen?
c Moet ze ook aandacht hebben voor de normen en waarden van het bedrijf bij de uitoefening van haar job? Leg uit.
Verleden zomer begon Tineke Vanden Meerschaut als Hr Business Partner bij Colruyt Group.
Als Hr Business Partner is Tineke verantwoordelijk voor de personeelszaken van een aantal afdelingen. ‘Ik sta in voor de personeelszaken van onze contactcenters en onze afdeling Corporate Marketing. Dat maakt dat ik nauw betrokken ben bij het functioneren van die afdelingen. Vanuit hr denken wij mee met de business, voor de realisatie van zowel de kortetermijn- als de langetermijndoelstellingen. Die strategische benadering spreekt me erg aan.’
Vanuit hr denken wij mee met de business, voor de realisatie van zowel de
Tineke geeft als voorbeeld dat ze als Hr Business Partner voor de contactcenters er niet alleen op toeziet dat de personeelsadministratie correct verloopt, maar ook met de leidinggevende nadenkt hoe de afdeling nog beter zou kunnen functioneren.
Tineke onderstreept hoe belangrijk het voor haar is om zich te kunnen herkennen in de waarden van het bedrijf waarvoor ze werkt. ‘Ik sta achter de waarden die Colruyt Group hoog in het vaandel draagt. Zoals respect hebben voor de mens. Die waarde passen we zowel op onze medewerkers als klanten toe.’
Bron: hrmagazine.be
De hr-strategie is een andere bedrijfsstrategie. Die strategie helpt niet alleen bij personeelszaken, maar is ook belangrijk voor het behalen van bedrijfsdoelen. Een goed hr-beleid zorgt ervoor dat organisaties klaar zijn voor toekomstige uitdagingen en voor een werkomgeving waarin de werknemers worden gemotiveerd. Een sterk hr-beleid is belangrijk voor het succes van de onderneming. Er is geen standaardoplossing die voor elke organisatie werkt. Het hr-beleid moet aangepast zijn aan de doelen van de onderneming. De hr-strategie is een langetermijnplan dat de hr-activiteiten binnen een onderneming definieert: van werving en selectie tot opleiding, beloningsstructuren, enzovoort. Dat betekent dus dat een hr-strategie, net als elke andere bedrijfsstrategie een rol speelt bij het helpen van ondernemingen om hun bestaansreden of missie te bereiken, terwijl ze ook toewerken naar een gewenst toekomstbeeld of visie. Daarvoor moeten alle neuzen van de organisatie in dezelfde richting staan en dat is een strategische taak van hr.
4 Ga naar iDiddit en bekijk het filmpje. Lees aansluitend de troeven van de school.
a Waarom maken scholen filmpjes?
b Past dat binnen de doelen en de strategie van een school?
We beschikken over een echt brede eerste graad en een uitgebreid aanbod studierichtingen doorstroom, een groeiend aanbod dubbele finaliteit en twee studierichtingen arbeidsmarktgericht afgestemd op het werkveld in onze regio. We hebben een stevig uitgebouwde leerlingenbegeleiding en leraars die dicht bij de leerlingen staan. We werken aan het zelfvertrouwen van al onze leerlingen. Het Maerlant-atheneum is een Open, Nabije school met Sterk onderwijs.
Bron: maerlantatheneum.be
5 Lees het artikel.
Frisdrankbedrijf Coca-Cola heeft deze week een nieuwe, opvallende smaak op de markt gebracht. ‘CocaCola Y3000 Zero Sugar’ werd gemaakt met artificiële intelligentie (AI). ‘Die nieuwe smaken laten we testen door virtuele consumenten om te voorspellen welke smaak de voorkeur heeft en gekocht zou worden.’
Bron: vrt.be, 2023-09-17
6 Kun je de strategie van de school ook toepassen op Coca-Cola?
7 Wat is het verschil met de school?
Ook de verkoopstrategie is essentieel om de bedrijfsdoelen te bereiken. Je moet de juiste doelgroep bereiken en daaruit voldoende inkomsten krijgen om het bedrijf te laten overleven.
De verkoopstrategie maakt deel uit van een groter geheel dat past binnen de bedrijfsstrategie. In de strategie bepaal je hoe en met welke acties je dat wilt bereiken. Een onderneming kan daarbij het Ansoff-model inzetten. Dat model bestaat uit vier onderdelen en toont welke richtingen de onderneming kan uitgaan met de verkoop.
NIEUW
marktpenetratie productontwikkeling
marktontwikkeling diversificatie
Met marktpenetratie probeer je als onderneming meer producten te verkopen aan je bestaande klanten.
bv. door reclame te maken, korting te geven of betere klantenservice te bieden
Met de strategie productontwikkeling maak je nieuwe producten voor je bestaande markt.
bv. als frisdrankproducent een nieuwe smaak introduceren
Je doet aan marktontwikkeling als je bestaande producten verkoopt op nieuwe markten.
bv. als kledingmerk naar een ander land uitbreiden
De strategie van de diversificatie is het meest risicovol. Je verkoopt nieuwe producten op nieuwe markten.
bv. als techbedrijf beslissen om voedsel te produceren
Door deze vier strategieën te gebruiken, kunnen bedrijven kiezen hoe ze willen groeien en hun kansen op succes vergroten.
8 De verkoopstrategie van Coca-Cola bestaat erin regelmatig nieuwe producten op de markt te brengen. Vul deze producten in op de juiste plaats in de Ansoff-matrix.
Royal Bliss – Coca-Cola – Coca-Cola Vanilla – Coca-Cola Zero Sugar –Coca-Cola OREO Zero Sugar Limited Edition – Coca-Cola Cherry – T-shirt Coca Cola
9 Lees de tekst over de hr-strategie van Patagonia.
a Hoe kan het hr-beleid van Patagonia ertoe bijdragen dat het bedrijf concurrentieel blijft?
b Bespreek enkele elementen van de marketingstrategie in functie van de missie van Patagonia. Inspireer je op de homepage van Patagonia.
c Beschrijf in je eigen woorden in maximaal drie zinnen hoe bij Patagonia de missie, strategische doelen en de hr-strategie verweven zijn met elkaar.
Patagonia is een Amerikaans bedrijf van kleding voor buitenactiviteiten. Het bedrijf is bij het grote publiek vooral bekend voor maatschappelijk verantwoord ondernemen en combineert de verkoopstrategie en hr-strategie met een actieve rol in milieu- en klimaatproblematiek. De missie van Patagonia is niet voor niets: Patagonia is in business to save our home planet. Bron: Wikipedia.org
Het hr-beleid van het bedrijf is zo ontworpen dat het de missie van milieuverantwoordelijkheid weerspiegelt en ondersteunt. Het moedigt duurzame levensstijlen onder zijn werknemers aan door voordelen te bieden zoals stimulansen voor het gebruik van milieuvriendelijk vervoer, waaronder fietsen naar het werk. Het bedrijf heeft ook een eigen biologische cafetaria en biedt werknemers de mogelijkheid om tijdens betaalde werkuren deel te nemen aan vrijwilligersprogramma’s voor het milieu. Daarnaast biedt Patagonia een milieustageprogramma aan, waarbij werknemers 60 betaalde dagen krijgen om aan milieuprojecten van hun keuze te werken. Dat zorgt ervoor dat de hr-praktijken van Patagonia nog meer in lijn worden gebracht met de toewijding aan duurzaamheid en de betrokkenheid van werknemers.
Door de integratie van haar milieuwaarden in haar hr-praktijken zorgt Patagonia ervoor dat haar werknemers gemotiveerd zijn en op één lijn zitten met haar strategische langetermijndoelstellingen, waardoor ze zowel zakelijk succes als een positieve sociale impact hebben. Bron: wikipedia.org en clickup.com
Ondernemingsplan
Om een onderneming op te richten heb je een businessplan of ondernemingsplan nodig. Dat plan maakt duidelijk of je ideeën realiseerbaar zijn. Een strategisch plan bouwt verder op het ondernemingsplan en moet ervoor zorgen dat de onderneming in de gewenste richting evolueert. Profitondernemingen of -organisaties streven naar winst voor eigenaars of aandeelhouders, non-profitorganisaties richten zich op maatschappelijke doelen, ze maken allebei winst, maar hun doelstellingen verschillen.
Missie, visie en waarden
Het strategisch plan of de bedrijfsstrategie steunt op de missie en de visie uit het ondernemingsplan. De missie of het missionstatement beschrijft de bestaansreden van een onderneming. De visie beschrijft een toekomstbeeld van de onderneming en wordt regelmatig bijgestuurd. Normen en waarden zijn essentieel om strategische doelen te bereiken en bepalen het gedrag en de prioriteiten binnen het bedrijf. Normen zijn gedragsregels, zoals beschikbaar zijn voor collega’s, terwijl waarden belangrijke principes zijn, zoals respect en klantvriendelijkheid.
Marketingstrategie, hr-strategie en verkoopstrategie
Om bedrijfsdoelen te bereiken, moet de bedrijfsstrategie worden verfijnd in specifieke strategieën: De marketingstrategie is het plan om marketingdoelen te bereiken door beperkte middelen optimaal te benutten. Een voorbeeld daarvan is marktsegmentatie waarbij de markt wordt opgedeeld in klantengroepen met verschillende behoeften. De hr-strategie houdt een langetermijnplan in voor hr-activiteiten zoals werving, opleiding en beloning van het personeel. Een goed hr-beleid motiveert werknemers en bereidt de organisatie voor op toekomstige uitdagingen. Het beleid moet afgestemd zijn op de bedrijfsdoelen en helpt de missie en visie van de onderneming te realiseren.
Een verkoopstrategie is essentieel om de bedrijfsdoelen te halen door de juiste doelgroep te bereiken en voldoende inkomsten te krijgen. Bijvoorbeeld, het Ansoff-model biedt vier groeistrategieën: marktpenetratie, productontwikkeling, marktontwikkeling en diversificatie. Die strategieën helpen bedrijven te groeien en hun succes te vergroten.
1 Combineer het begrip met de juiste omschrijving.
1Strategie
AWaar wil je als onderneming staan in de toekomst?
2Bouwstenen van de ondernemingBWat is de bestaansreden van je onderneming?
3Missie
4Visie
CHoe pak je het aan? Hoe ga je de doelstellingen bereiken?
DWie zijn de mensen in je onderneming? Welke acties zul je ondernemen? Welke middelen en welke structuur heeft je onderneming? 1 2 3 4
2 Vervolledig de piramide. Kies uit:
strategie – missie – visie – bouwstenen
1 Surf via iDiddit naar de missie en visie van Gamma.
2 Beantwoord de onderstaande vragen in een tekstbestand.
a Via welke kernzin verwoordt Gamma zijn missie? b Hoe wil Gamma die missie waarmaken.
3 Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Combineer de afdeling of de persoon met de activiteit.
Er zijn meer afdelingen opgenomen dan in Explore 4. Gebruik het internet indien nodig.
AFDELING
1Directeur
2Boekhouding
3Facturatie
4Hr
5Verkoopafdeling
6Logistiek
ACTIVITEIT
ADe medewerkers van deze afdeling werven personeel aan en / of houden zich bezig met alles over het personeel, zoals opleidingen.
BHij vervangt de directeur bij afwezigheid.
CHier stellen de medewerkers de verkoopfacturen op volgens wat de klant heeft gekocht.
DHij heeft de leiding over het bedrijf.
EDe medewerkers van deze afdeling voeren administratieve taken uit voor de leidinggevende(n).
FDe medewerkers van deze afdeling kopen handelsgoederen en andere goederen en diensten aan.
7Onthaal GHier wordt het product gemaakt dat de onderneming zal verkopen.
8Productie
9Secretariaat
10Magazijn
HDat is de plaats waar klanten, leveranciers, bezoekers … zich aanmelden. De medewerkers van deze afdeling nemen ook de inkomende telefoons aan.
IDe medewerkers van deze afdeling zorgen voor een vlotte verkoop van een product.
JDe medewerkers van deze afdeling zorgen ervoor dat de herstelling van defecte apparatuur gebeurt. Indien die het niet zelf kunnen, zorgen ze voor de juiste externe hersteldienst.
11Technische dienstKDit is de opslagruimte van de handelsgoederen.
12Adjunct-directeurLIn deze afdeling verwerken de werknemers alle financiële documenten, zoals facturen, bankafschriften en fiscale fiches.
13Aankoopafdeling
MDie afdeling bepaalt hoe een product van de ene naar de andere locatie gebracht wordt.
Bekijk de ondernemingen. Gebruik het internet.
a Op wie richten ze zich?
b Op basis van welke elementen segmenteren zij hun klanten?
Doelgroep:
Segmentatie: A © Shutterstock / BalkansCat
Doelgroep:
Doelgroep:
Segmentatie: C
Segmentatie: B
1 Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2 Los de vragen op.
3 Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
JA KAN BETER EXTRA OEFENMATERIAAL
1 Ik kan het belang van een bedrijfsstrategie beschrijven aan de hand van voorbeelden.
2 Ik kan de verkoopstrategie, hr-strategie en marketingstrategie illustreren.
1 Bekijk aandachtig de afbeeldingen.
a Welke afbeeldingen horen volgens jou samen?
b Waarom horen die afbeeldingen volgens jou samen?
2 In dit Level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag: Wat zijn marketing en
Marketing is het proces waarbij ondernemingen klanten werven, sterke klantrelaties opbouwen en klantwaarde creëren om op die manier van de klanten waarde terug te krijgen. Bij marketing gaat het over de bevrediging van de behoefte van klanten. Als je als onderneming de klant goed leert kennen en weet wat zijn behoeften zijn en je product of dienst daaraan aanpast, dan verkoopt het product zichzelf.
1 Waaraan doet ‘marketing’ jou denken?
a Maak een mindmap. Raadpleeg de ICT-fiches van mindmap.
b Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Marketing is zorgen voor klanttevredenheid op zo een manier dat die winstgevend is voor een onderneming. Het doel van marketing is enerzijds nieuwe klanten aantrekken door hen meerwaarde te bieden en anderzijds bestaande klanten niet te verliezen door ze tevreden te houden. Marketing omvat alle processen die bijdragen aan de klantwaarde die de klant ervaart.
Marketing wordt ook ingezet om de naamsbekendheid te vergroten en een goed imago te creëren. Ze wil klanten ook aanzetten tot actie, met andere woorden, tot een aankoop, en zo omzet voor de onderneming creëren.
De volgende zaken helpen meten of de marketinginspanningen succesvol zijn: totale opbrengsten: hoe meer mensen je dankzij je marketing kunt bereiken, hoe meer opbrengsten je genereert. Je marketingcampagne kan er ook voor zorgen dat je bestaande klanten meer kopen; groei van de verkoop: je kunt de evolutie van de groei in je verkoop meten; loyaliteit van de klant: de onderneming kan meten of de klant herhaalaankopen doet en zo controleren of de klanten behouden blijven en terugkeren; conversiegraad van onlinemarketing: dat percentage toont het aantal gebruikers dat op een advertentie klikt, een formulier invult en uiteindelijk een aankoop doet.
2 Op welke manier(en) kunnen deze ondernemingen hun marketinginspanningen het best meten?
a Meta / Facebook:
b Coolblue:
c Apple:
Een marketingstrategie omvat een uitgebreid plan dat een onderneming opstelt om haar marketingdoelstellingen te bereiken. Die strategie helpt om de schaarse middelen van de onderneming te concentreren op de best mogelijke kansen om de verkoop te verhogen. De marketingstrategie is de bouwsteen van een marketingplan en kan pas opgesteld worden na een gedetailleerd marktonderzoek.
Een bekende strategie is de concurrentiestrategie van Porter: een onderneming kan zich het best van de concurrent onderscheiden door haar aanbod te differentiëren of door op de kosten te besparen. Daarbij kan een onderneming zich richten op de hele markt of op een deel van de markt.
CONCURRENTIEEL VOORDEEL
LAGERE KOSTENDIFFERENTIATIE
OMVANG / GROOTTE
BREDE OF VOLLEDIGE MARKT kostenleiderschapdifferentiatie
KLEIN DEEL VAN DE MARKT OF ENKELE MARKTSEGMENTEN kostenfocus differentiatiefocus
1 Werk in groepen. Lees aandachtig de begrippenkaders.
2 Plaats de volgende merken bij de juiste strategie. Gebruik het internet.
– Apple – Coca-Cola Zero Sugar – Colruyt – IKEA – LEGO – Nespresso – Nike – Monster – Prada –Primark – Red Bull – Rolls-Royce – Starbucks
KOSTENLEIDERSCHAP
Bij kostenleiderschap streeft een onderneming ernaar om de laagste productiekosten in haar branche te hebben. De redenen van dat kostenvoordeel variëren van onderneming tot onderneming: schaalvoordelen, patenten op technologieën, toegang tot (schaarse) grondstoffen. Een lagekostenproducent moet die voordelen vinden en uitbuiten. Als de onderneming dan ook nog eens prijzen rond het sectorgemiddelde kan afdwingen, zal ze beter presteren dan veel van haar concurrenten.
a Welke ondernemingen hanteren kostenleiderschap als concurrentiestrategie?
In een differentiatiestrategie kiest een onderneming een aantal aspecten die klanten belangrijk vinden. Op die punten probeert de onderneming uniek te zijn door differentiatie. De onderneming zal dus het product of de dienst aanpassen om zich te kunnen onderscheiden van de concurrentie. De onderneming positioneert zich op een unieke manier om aan die behoeften te voldoen. Door die unieke eigenschappen kan ze dan een hogere prijs of premiumprijs vragen. Differentiëren kan op basis van: productprestatie (zoals snelheid bij een laptop of batterijduur bij een smartphone), kwaliteit, duurzaamheid, design, merkimago, innovatie, ondersteuning voor klanten.
b Welke ondernemingen hanteren differentiatie als concurrentiestrategie?
KOSTENFOCUSSTRATEGIE
In de kostenfocusstrategie wil de onderneming haar producten en / of diensten in een specifiek marktsegement tegen een lagere prijs aanbieden dan haar concurrenten.
c Welke ondernemingen hanteren de kostenfocusstrategie?
DIFFERENTIATIEFOCUSSTRATEGIE
In de differentiatiefocusstrategie biedt de onderneming unieke, betere producten en / of diensten aan. Die producten worden ontwikkeld om aan de unieke vereisten van een kleinere niche van klanten te voldoen en ze creëren zo de perceptie van exclusiviteit en toegevoegde waarde.
d Welke ondernemingen hanteren de differentiatiefocusstrategie?
Doelgroepmarketing
De marketingstrategie van een onderneming moet klantgericht zijn. Een onderneming moet zich namelijk richten op de klanten en waarde (value) aan de klant bieden. In het verleden deden ondernemingen aan massamarketing waardoor er veel geld verkwist werd. Nu doen ondernemingen meer en meer aan doelgroepmarketing: ze richten zich specifiek op die consumenten aan wie de onderneming waarde kan bieden.
Meer en meer is er een individuele klantenbenadering. Dankzij de databases en de informatie die ze via klantenkaarten en het onlinewinkelgedrag krijgen, kunnen ondernemingen het koopgedrag van de individuele klanten in kaart brengen.
Op basis van grootschalig marktonderzoek delen ondernemingen de markt op in meerdere segmenten. Marktsegmentatie deelt de markt dus op in verschillende klantengroepen die andere behoeften, kenmerken of gedragingen hebben en waaraan de onderneming haar product of dienst en ook haar marketing aanpast.
De markt kan op basis van meerdere criteria in marktsegmenten opgedeeld worden.
Geografische segmentatie gebeurt op basis van geografische eenheden zoals steden, landen of bevolkingsdichtheid.
Demografische segmentatie is volgens leeftijd, geslacht, gezinsgrootte, inkomen, opleiding, beroep of land van herkomst. Die vorm van segmentatie wordt het vaakst gebruikt omdat die klantengroepen vaak dezelfde behoeften en wensen hebben.
De gezinslevenscyclus vormt een derde criterium om de markt te segmenteren aangezien de behoeften mee evolueren met de levensfase waarin de consument zich bevindt (bijvoorbeeld single zijn of met kinderen die nog thuis wonen).
1 Welke segmentatiecriteria passen de ondernemingen toe?
a McDonald’s opent een restaurant in een omtrek van x aantal inwoners.
b Een Turkse slager biedt halalvlees aan.
c DUPLO van LEGO
d Land Rover
e Touroperator Tui
Een onderneming kan zich richten op andere bedrijven (business-to-business of b2b) en / of op consumenten (business-to-consumer of b2c).
Daarnaast kunnen consumenten zelf ook verkopen aan bedrijven (consumer-to-business of c2b) en / of aan andere consumenten (consumer-to-consumer of c2c).
2 Gebruik het internet. Geef de afkorting en een voorbeeld van elk.
a business-to-business
b business-to-consumer
c consumer-to-business
d consumer-to-consumer
Nadat de onderneming de markt gesegmenteerd heeft, bepaalt ze op welke doelgroep of doelmarkt ze zich wil richten. Een doelgroep is een groep klanten met dezelfde of gelijkaardige behoeften en kenmerken. Die keuze heet targeting. De onderneming gaat na welk segment of welke segmenten het aantrekkelijkst is of zijn. Dat is niet altijd het segment met de hoogste omzet, de snelste groei of de hoogste winstmarge. De onderneming moet ook kijken of de concurrentie in dat segment niet te sterk is en of het segment binnen haar langetermijndoelstellingen past. Dat laatste betekent dat de onderneming moet nagaan of het een bepaald segment over vijf à tien jaar nog steeds wil bedienen. Ook is het belangrijk om na te gaan of de onderneming wel de juiste en voldoende middelen heeft.
Als een onderneming voor elk segment verschillende marketingprogramma’s inzet, is er sprake van een gedifferentieerde marketingaanpak. Elke doelgroep wordt op een unieke manier benaderd.
Op wie richten de volgende ondernemingen zich?
Differentiatie
Wanneer de onderneming gekozen heeft op welke segmenten ze zich zal richten, moet ze haar product onderscheiden van dat van de concurrent. Zij moet zich in dat marktsegment differentiëren van de concurrentie. Zo toont ze aan klanten de meerwaarde van een product of dienst.
Differentiatie kan onder andere op basis van de eigenschappen, de prestatie of de stijl van het product, of op basis van de aangeboden diensten, zoals een snelle levering of installatie. Een onderneming kan ook differentiëren op basis van haar distributiekanalen (= de weg waarlangs de onderneming het product tot bij de klant brengt) of door haar personeel zo op te leiden dat het beter is dan dat van de concurrenten. Zo verkoopt Nike kleding via eigen winkels en andere winkels, maar ook online via hun website of andere webshops zoals Zalando.
POSITIONERING
De onderneming zet haar marketing zo in dat het product in het hoofd van de klant een bepaalde plaats inneemt ten opzichte van dat van de concurrent. Dat heet positionering. Zo een positionering wordt weergegeven in een positioneringsmatrix of -schema.
Schema: Positioneringsmatrix of -schema
1 Welk automerk hoort bij de onderstaande positionering? Kies uit:
BMW – Mercedes – Porsche – Tesla
Prestatie
Luxe
Elektrisch
2 Vervolledig de onderstaande positioneringsmatrix. Bespreek klassikaal. Kies uit:
Als meerdere bedrijven een gelijkaardige positie willen innemen, moet de onderneming een concurrentievoordeel (of zelfs meerdere) creëren dat waarde toevoegt voor het gekozen klantensegment. Daarom moet de onderneming goed begrijpen wat de klant wil en zoekt. Het is belangrijk om zowel functionele als emotionele elementen op te nemen, omdat ze samen een betere klantervaring creëren. Vervolgens moet de onderneming dat voordeel tonen, bezitten en uitdragen in haar marketingcampagnes.
Heeft de onderneming meerdere concurrentievoordelen, dan moet ze kiezen waarop ze haar positionering wil bouwen en dat ook in haar marketing uitdragen. Dat kan door voor een merk een unique selling point of unique selling proposition (USP) te hebben: een uniek voordeel van het product waarmee de onderneming zich van de concurrentie onderscheidt. Om een USP te maken voor je onderneming of merk moet je nagaan waarin jij uitblinkt, wat je klanten willen of welke behoefte van de klant niet vervuld is en wat je concurrenten doen.
Om de marketingstrategie op een concrete manier om te zetten zet de marketingafdeling allerlei instrumenten in die ze op de nagestreefde positionering afstemt.
Die marketinginstrumenten verwijzen naar de marketingmix, instrumenten waar de onderneming zelf directe controle over heeft. De marketingmix wordt vaak ingedeeld in vier groepen, meer bepaald de 4 P’s.
Product: de onderneming biedt goederen en / of diensten aan die klantbehoeften vervullen. Om een breder publiek te bereiken biedt ze vaak een breed assortiment aan.
Prijs: voor die producten rekent de onderneming een prijs aan. Ze kiest voor een hoge of een lage prijs in overeenstemming met de kwaliteit van het product en de waarde die de klant daaraan hecht.
Plaats: de onderneming legt vast waar ze haar product aanbiedt. Ze kan in enkele of in veel winkels verkopen, online of via verschillende kanalen.
Promotie: de onderneming moet promotie voeren voor het product.
Een duur merk is vaak beter dan een goedkoop merk.
1 Leg de samenhang van de 4 P’s van Aldi uit.
Good to know
De vier P’s moeten niet alleen onderling op elkaar afgestemd zijn, ze moeten ook aansluiten bij de positionering van het product, het merk of de onderneming. Wanneer de onderneming een uniek en hoogkwalitatief product aanbiedt, dan is de prijs bijgevolg ook hoger en zal ze het product slechts in een paar geselecteerde of exclusieve winkels aanbieden. Bovendien zal de promotie voor een duurder product ook niet via een eenvoudig reclameblaadje verlopen.
De 4 P’s worden vaak uitgebreid tot de 6 of zelfs de 8 P’s.
Vaak wordt aangehaald dat de 4 P’s te weinig vertrekken vanuit het perspectief van de klant. Daarom is er ook een overgang naar de 4 C’s die de klant centraal stellen.
Customer (value) gaat over het aanbod van een product dat de behoefte van de klant bevredigt. De klant koopt niet alleen het product, maar een totaalpakket van product en onder andere diensten en informatie.
bv. Coolblue verkoopt niet alleen de wasmachine, maar levert die ook aan huis, installeert ze en licht het gebruik ervan toe. Coolblue neemt de oude wasmachine mee terug. Het spreekt voor zich dat customer value overeenkomt met ‘Product’.
Bij de tweede C, cost, gaat het niet alleen over de aankoopprijs van het product, maar ook over eventuele bijkomende kosten zoals verbruik en onderhoud.
bv. De klant wil dat zijn wasmachine van Coolblue ook zuinig en duurzaam is.
Convenience verwijst naar de plaats waar het product te koop is. De klant wil het makkelijk kunnen kopen. Als de winkel ver is, zal de klant niet snel terugkeren. Daarom heeft onlineverkoop de laatste jaren ook zo een boost gekregen. Het was handig, convenient, voor de klant om vanuit de zetel te bestellen en te laten leveren.
In de 4 C’s gaat communication niet alleen meer uit van de verkoper, maar ook van de klant. Dankzij het internet en meer bepaald sociale media kunnen klanten al dan niet positieve promotie voeren over een goed of een dienst.
2 Werk per twee. Welke elementen spelen en rol bij de 4 P’s en bij de 4 C’s? Vul de tabel aan.
MARKETINGMIX 4 P’S
PRODUCT PRIJS PLAATS PROMOTIE
MARKETINGMIX 4 C’S CUSTOMER COST CONVENIENCECOMMUNICATION
Vroeger lag de focus van marketing vooral op producteigenschappen zoals kwaliteit, prijs en functie. Dat was productgedreven marketing. Met de opkomst van klantgerichte marketing begonnen ondernemingen zich meer te richten op de behoeften en voorkeuren van de klant, wat tot segmentatie en targeting van specifieke doelgroepen leidde.
Mensgerichte marketing gaat nog een stap verder en richt zich op de diepere, emotionele behoeften en waarden van consumenten. Klanten zijn veeleisender en meer bewust geworden. Ze kiezen met hoofd, hart en ziel.
Klanten zijn alsmaar meer bezorgd over de impact van hun aankopen op het milieu, de samenleving en de economie. Ze doen uitgebreid onderzoek naar de herkomst en duurzaamheid van producten.
Klanten voelen zich aangetrokken tot merken die waarden delen die belangrijk voor hen zijn, zoals sociale rechtvaardigheid, inclusiviteit en gemeenschapsbetrokkenheid.
Klanten verlangen naar authentieke ervaringen en producten die hun identiteit weerspiegelen. Ze zijn op zoek naar merken die een diepere betekenis hebben en aansluiten bij hun levensdoelen.
1 Over welke soort marketing gaat het?
a Een sportschoenenfabrikant biedt verschillende lijnen van sportschoenen aan voor verschillende sporten en leeftijdsgroepen.
b Bij marketing van auto’s wordt vooral de nadruk gelegd op snelheid, comfort en technische specificaties.
c Een campagne van Dove genaamd ‘Real beauty’ toont vrouwen van verschillende leeftijden, lichaamstypes en met verschillende etnische achtergronden.
2 Een klant kiest meer en meer met hoofd, hart en ziel. Waarvan is het volgende een voorbeeld?
a Een consument kiest voor een merk dat lokale, handgemaakte producten verkoopt omdat hij de authenticiteit van ambachtelijk werk waardeert en graag lokale gemeenschappen ondersteunt.
b Een consument kiest voor een kledingmerk dat zijn producten onder goede arbeidsomstandigheden produceert dat zich inzet om de impact op het milieu te verminderen.
c Een consument kiest voor biologische en fairtradekoffie omdat hij weet dat de boeren dan een eerlijke prijs ontvangen en milieuvriendelijke landbouwmethoden gebruiken.
Forum
Waar let jij op wanneer je een nieuwe smartphone koopt?
Waar let jij op wanneer je een nieuwe broek koopt?
Marketing
Marketing draait om de creatie van klanttevredenheid op een manier die winstgevend is voor een bedrijf. Dat wordt bereikt door enerzijds nieuwe klanten aan te trekken en anderzijds bestaande klanten te behouden. Bij marketing staan de behoeften van de klant centraal. Marketing kende een verschuiving van productgedreven naar klantgerichte tot mensgerichte marketing
Marktgerichte marketingstrategie
Een marketingstrategie is een uitgebreid plan dat een onderneming opstelt om haar marketingdoelstellingen te bereiken. De strategie helpt om de schaarse middelen van de onderneming te concentreren op de best mogelijke kansen om zo de verkoop te verhogen.
Een bekende strategie is de concurrentiestrategie van Porter: een onderneming kan zich het best van de concurrent onderscheiden door haar aanbod te differentiëren of door op de kosten te besparen. Daarbij kan een onderneming zich richten op de hele markt of op een deel van de markt.
CONCURRENTIEEL VOORDEEL
BREDE OF VOLLEDIGE MARKT kostenleiderschapdifferentiatie
KLEIN DEEL VAN DE MARKT OF ENKELE MARKTSEGMENTEN kostenfocus differentiatiefocus
Klantgerichte marketingstrategie
Marktsegmentatie
Marktsegmentatie betekent dat de onderneming de markt opdeelt in verschillende segmenten: klantengroepen die andere behoeften, kenmerken of gedragingen hebben en waaraan de onderneming haar product of dienst en ook haar marketing aanpast.
De markt kan op basis van meerdere criteria in marktsegmenten opgedeeld worden.
Geografische segmentatie
Etnische segmentatie
Segmentatie naar geslacht
Segmentatie naar inkomen
Leeftijd en gezinslevenscyclus
Die laatste drie segmentatiecriteria horen bij demografische segmentatie.
Targeting
Nadat de onderneming de markt gesegmenteerd heeft, bepaalt ze op welke doelgroep of target market (doelmarkt) ze zich wil richten. Dat heet targeting. De onderneming gaat na welk segment of welke segmenten het aantrekkelijkst is of zijn.
Differentiatie
Wanneer de onderneming gekozen heeft op welke segmenten ze zich zal richten, moet ze haar product onderscheiden van dat van de concurrent. Zij moet zich in dat marktsegment differentiëren van de concurrentie. Daardoor kan de onderneming aan de klant communiceren dat ze superieure waarde biedt.
Differentiëren kan:
op basis van kenmerken of eigenschappen, prestatie, stijl … van het product,
op basis van de aangeboden diensten zoals snelle levering, installatie …,
op basis van zijn distributiekanalen,
door het personeel zo op te leiden dat het beter is dan dat van de concurrenten.
Positionering
De onderneming moet haar marketing zo inzetten dat het product in het hoofd van de klant een bepaalde plaats inneemt ten opzichte van dat van de concurrent. Dat heet positionering. Zo een positionering wordt weergegeven in een positioneringsmatrix of -schema. Heeft de onderneming meerdere concurrentievoordelen, dan moet de onderneming kiezen op welk voordeel of op welke voordelen ze haar positionering wil bouwen. Dat kan door voor een merk een unique selling point of unique selling proposition (USP) te hebben: een uniek voordeel van het product waarmee de onderneming zich van de concurrentie onderscheidt.
Instrumenten van de marketingmix
De marketingmix wordt in de eerste plaats ingedeeld in vier elementen. Oorspronkelijk waren er de 4 P’s maar marketeers vonden dat die te vaak te veel vanuit het standpunt van de producent of verkoper vertrokken. Daarom zijn de 4 P’s geëvolueerd naar de 4 C’s die meer vanuit het standpunt van de consument vertrekken.
1 Werk in drie groepen. Analyseer de marketingstrategie van een onderneming. Iedere groep gaat aan de slag met een van de volgende ondernemingen: Apple, Nike of Coca-Cola.
2 Bespreek de strategie van jouw onderneming. Beantwoord daarbij minstens deze vragen.
a Bij welke strategie van Porter sluit de strategie van de onderneming aan? Leg uit.
b Op welke marktsegmenten richt de onderneming zich? Geef een zo duidelijk mogelijke omschrijving van de doelgroep.
c Hoe is de onderneming gepositioneerd?
d Wat is volgens jou het USP van de onderneming?
3 Verwerk de vragen en de antwoorden in een tekstbestand of een presentatie. Voeg afbeeldingen toe.
4 Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Vervolledig de positioneringsmatrix. Gebruik het internet. Kies uit:
Delhaize – Colruyt – Albert Heijn – Aldi – Lidl – Jumbo
HOGE PRIJS
LAGE PRIJS
Wat zou het USP van deze ondernemingen zijn?
a Colruyt:
b Dovy keukens:
c Zalando:
d bol:
e Coolblue:
1 Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2 Los de vragen op.
3 Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
JA KAN BETER EXTRA OEFENMATERIAAL
1 Ik kan het begrip ‘marketing’ toelichten.
2 Ik kan het begrip ‘marketingstrategie’ toelichten.
3 Ik kan de concurrentiestrategie van Porter verklaren.
4 Ik kan verschillende segmentatiecriteria hanteren om de markt op te delen.
5 Ik kan het begrip ‘positionering’ en ‘targeting’ omschrijven.
6 Ik kan voorbeelden geven van unique selling proposition.
7 Ik kan de vier elementen van de marketingmix omschrijven.
8 Ik kan de verschuiving van marketing omschrijven.
1aanvangsvermogen
1authentieke akte
1beperkt aansprakelijk
1besloten vennootschap (bv)
De inbreng bij de oprichting van een bv moet voldoende zijn om te kunnen starten.
Dat document is opgemaakt door een notaris en dient als bewijs van de gemaakte afspraken.
Dat betekent dat de aandeelhouders in principe slechts aansprakelijk zijn tot het bedrag van hun inbreng in de vennootschap.
Dat is een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die kan opgericht worden door een of meer personen en waar er geen minimale kapitaalinbreng vereist is.
1deelbaarheidWanneer meerdere partijen zich verbinden tot eenzelfde prestatie, moeten de partijen enkel hun eigen deel van de schuld betalen.
1eenmanszaakDat is een ondernemingsvorm opgericht door een natuurlijk persoon. De oprichter en zijn onderneming worden als één geheel beschouwd.
1fiscaal statuutDat verwijst naar het feit of je onder de personenbelasting of de vennootschapsbelasting belast wordt.
1hoofdelijke aansprakelijkheid
1inbreng in kapitaal
1inbreng in natura
1inbreng van nijverheid
1minimumkapitaal
Wanneer meerdere partijen zich verbinden tot eenzelfde prestatie, kan de schuldeiser bij beide partijen de volledige schuld opeisen.
Dat is de inbreng van geld in de onderneming
Dat is de inbreng van goederen zoals een auto, huis, laptop in de onderneming.
Dat is de inbreng van iemands arbeid of kennis in de onderneming.
Minimumkapitaal is het kapitaal dat minimum moet ingebracht worden bij de oprichting van een nv.
1naamloze vennootschap (nv)
1natuurlijk persoon
1onbeperkte aansprakelijkheid
Dat is een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die kan opgericht worden door één of meer personen. De minimale kapitaalinbreng bedraagt 61 500,00 euro en de aandelen zijn vrij overdraagbaar.
1 ondernemingsvorm
Dat is een mens van vlees en bloed die rechten en plichten heeft en contracten kan afsluiten.
De oprichters zijn aansprakelijk tot het bedrag dat ze inbrengen in de onderneming, maar indien dat niet volstaat, staan ze ook met hun privébezit in voor het terugbetalen van de schulden.
Dat is de vorm die de onderneming kan aannemen.
bv. een eenmanszaak, een vennootschap, een vzw
1rechtspersoonDat is een juridische constructie, een ‘persoon’ beschreven in juridische documenten, zoals een onderneming of een vereniging zoals een vzw. Door die juridische constructie kan deze onderneming of vereniging optreden als een volwaardig persoon.
1vennootschapDat zijn eén of meerdere personen (natuurlijke personen of rechtspersonen) die een onderneming opstarten. Daardoor ontstaat een nieuwe persoon, een rechtspersoon, met eigen rechten en plichten.
2 businessplan of ondernemingsplan
In dat plan beschrijft de onderneming wat ze wil realiseren en op welke manier ze dat wenst te doen. Daarin wordt de strategie verduidelijkt om de ondernemingsdoelen te realiseren.
2hr-strategieDit is het langetermijnplan voor hr-activiteiten zoals werving, opleiding en beloning van het personeel.
2marketingstrategie
Dit is het plan om marketingdoelen te bereiken, zoals marktsegmentatie.
2missie of missionstatement
2non-profitorganisatie
2normen
2strategisch plan of bedrijfsstrategie
2strategische doelen
2verkoopstrategie
2visie
Die geeft weer waar de onderneming voor staat, welke activiteiten ze heeft en welke waarden ze belangrijk vindt. Het is de bestaansreden van een onderneming. Via de missie drukt de onderneming uit wat ze wil betekenen voor haar stakeholders. De missie wordt vaak uitgedrukt via enkele krachtige slagzinnen.
Dat is een organisatie die een maatschappelijk doel als belangrijkste doelstelling heeft en niet winst maken.
Dat zijn de regels over hoe een onderneming en zijn medewerkers zich moeten gedragen voor haar stakeholders, maar ook binnen de eigen onderneming. bv. beschikbaar zijn voor collega’s
Daarmee leg je de richting vast die je met je onderneming wilt uitgaan, met andere woorden je doelen.
Die doelen wil de onderneming binnen een periode van drie tot vijf jaar bereiken.
Dat is het onderdeel van het globale bedrijfsplan om de juiste doelgroep te bereiken en voldoende inkomsten te krijgen.
Die geeft weer waar de onderneming wil staan in de verre toekomst. Een visie moet mensen inspireren en geeft een langetermijnbeeld weer dat gedragen wordt door alle betrokkenen van de onderneming.
2waardenWaarden zijn de dingen die een onderneming echt belangrijk vindt in haar relatie met de stakeholders, zoals respect of klantvriendelijkheid.
3 4 C’s customer value, cost, convenience, communication
3 4 P’s product, prijs, plaats, promotie
3differentiatieEen onderneming onderscheidt zich van haar concurrenten op basis van kenmerken of eigenschappen, prestatie, stijl …
3differentiatiefocusstrategie
3differentiatiestrategie
3klantgerichte marketing
3kostenfocusstrategie
3kostenleiderschap
In die concurrentiestrategie biedt de onderneming unieke, betere producten en diensten.
In die concurrentiestrategie kiest een onderneming een aantal aspecten die klanten belangrijk vinden en ze probeert op die aspecten uniek te zijn door differentiatie.
Dat is marketing waarbij de bedrijven zich meer op de behoeften van klanten richten door segmentatie en targeting.
In die concurrentiestrategie kiest een onderneming een aantal aspecten klanten belangrijk vinden.
In die concurrentiestrategie streeft een onderneming ernaar om zo goedkoop mogelijk te produceren.
3marketingDat omvat alle processen die zorgen voor klantwaarde en klanttevredenheid op zo een manier dat het winstgevend is.
3marketingmixDat zijn de instrumenten waarop de onderneming zelf invloed heeft. Het gaat voornamelijk over product of customer value, prijs of cost, plaats of convenience, promotie of communication.
3marketingstrategie
3marktsegmentatie
3mensgerichte marketing
Dat is een uitgebreid plan dat een onderneming opstelt om haar marketingdoelstellingen te bereiken.
Dat betekent dat de onderneming de markt in verschillende klantengroepen, die verschillende behoeften, kenmerken of gedragingen hebben, opdeelt en waarvoor de onderneming haar product of dienst en ook haar marketing op moet aanpassen.
Dat is marketing die zich nog meer op diepere, emotionele behoeften en waarden van de consument richt.
LEVELBEGRIP
VERKLARING
3positioneringDat betekent dat de onderneming of het product een bepaalde plaats inneemt in het hoofd van de consument ten opzichte van de concurrent.
3productgedreven marketing
Dat is marketing die gericht is op de promotie van producteigenschappen.
3targetingDat is de keuze voor de doelgroep(en) waarop de onderneming zich zal richten.
3unique selling proposition
Dat is een uniek voordeel van het product waarmee de onderneming zich van de concurrentie onderscheidt.
LEVEL
3 Wat houdt dubbelboekhouden in? p. 247
LEVEL
2 Hoe zien de balans en resultatenrekening eruit? p. 229
LEVEL
1 Hoe werkt het btw-systeem? p. 218
1 Bestudeer het kasticket en beantwoord de volgende vragen.
a Hoeveel moet je aan A.S.Adventure.edu betalen?
b Hoe is dat bedrag samengesteld?
c Hoeveel procent btw is er van toepassing op jouw aankoop?
2 In dit Level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag: Hoe werkt het btw-systeem?
1 Beantwoord de vragen. Gebruik het internet.
a Waarvan is btw de afkorting?
b Wanneer wordt die belasting geheven?
2 In België bestaan er verschillende btw-tarieven. Gebruik het internet en zoek uit welk tarief er aangerekend wordt. Vink aan.
1 Bekijk aandachtig het onderstaande schema.
landbouwer
opkoper van aardappelen
chipsfabrikant
groothandel kleinhandel consument
transportfirma
2 Zoek op internet het verschil tussen een groothandel en een kleinhandel. Noteer het verschil in je eigen woorden.
3 Noteer een synoniem voor:
a een groothandel:
b een kleinhandel:
4 Noteer twee voorbeelden van groothandelaars en twee van kleinhandelaars van chips.
a groothandelaars:
b kleinhandelaars:
5 Lees de definitie van een bedrijfskolom. Omkader daarna in vraag 1 de onderdelen die deel uitmaken van de bedrijfskolom van chips.
Een bedrijfskolom is een schematisch overzicht van alle stappen die een goed of dienst doorloopt. Het schema start bij de producent van grondstoffen en eindigt zodra het eindproduct of de dienst aan de consument wordt aangeboden. Bij iedere stap wordt er waarde aan het goed of aan de dienst toegevoegd. De consument wordt ook weergegeven in de bedrijfskolom, maar maakt er geen onderdeel van uit omdat de consument zelf geen waarde meer toevoegt aan het product. Enkel de bedrijven die eigenaar worden van het product, maken deel uit van de bedrijfskolom. Logistieke bedrijven, zoals transportbedrijven, worden meestal geen eigenaar van het product maar verlenen enkel een dienst aan een andere onderneming.
Daardoor maken ook zij geen deel uit van de bedrijfskolom.
1 Bestudeer aandachtig de bedrijfskolom van jeans en ontdek hoe het btw-systeem werkt. Ga er in dit voorbeeld van uit dat de katoenplantage geen kosten maakte om de katoen te planten.
De katoenplantage verkoopt 200 kg katoen aan de katoenspinnerij voor 100,00 euro, exclusief btw.
De katoenspinnerij verwerkt de katoen tot geweven stof en verkoopt die voor 175,00 euro, exclusief btw.
In de fabriek maakt de producent op basis van het patroon jeansbroeken. Hij verkoopt die aan de groothandel door voor 300,00 euro, exclusief btw.
De groothandelaar verdeelt de broeken over de verschillende kleinhandelszaken, hij verkoopt de partij door voor 400,00 euro, exclusief btw.
De kleinhandel verkoopt de partij jeans door aan de consumenten. Zij betalen daarvoor 800,00 euro, exclusief btw.
2 Welk btw-tarief is er van toepassing op een jeansbroek?
Toegevoegde waarde
Elke schakel van het productieproces van een product voegt waarde aan het product toe. Dat kan de verwerking van grondstoffen tot een (half)afgewerkt product zijn, de verpakking van een product in een consumentenverpakking, de creatie van een reclamecampagne …
Elke schakel verhoogt dus de waarde van het product. Die toegevoegde waarde wordt uitgedrukt in een geldbedrag dat bestaat uit de gemaakte kosten om de toegevoegde waarde te creëren en een gedeelte winst.
de toegevoegde waarde = verkoopprijs – aankoopprijs (beide exclusief btw)
3 Vul de tabel aan met behulp van de vragen.
a Hoe kom je aan het bedrag 21,00 euro in de kolom btw op verkoop?
b Hoe bereken je het bedrag in de kolom toegevoegde waarde?
c Hoe kom je aan het bedrag 21,00 euro in de kolom btw?
d Hoe bereken je het btw-saldo?
e Vul de tabel verder aan.
Katoenplantage0,00100,000,0021,0021,00100,0021,00
Katoenspinnerij
Jeansfabriek
Groothandel
Kleinhandel
Consument
4 Bestudeer de tabel en beantwoord de vragen.
a Hoeveel btw heeft de jeansfabriek aan de katoenspinnerij betaald?
b Hoeveel btw heeft de jeansfabriek van de groothandel ontvangen?
c Hoeveel btw moet de jeansfabriek uiteindelijk betalen aan de overheid?
d Vormt de btw kosten voor de jeansfabriek?
5 Toon aan dat de btw inderdaad een belasting is over de toegevoegde waarde.
6 Waarom is de btw een verbruikersbelasting? Toon dat aan de hand van het voorbeeld aan.
7 Gaat het voor een ondernemer om aftrekbare btw of verschuldigde btw? Markeer.
a De btw op de aankoop van goederen en diensten is aftrekbare / verschuldigde btw.
b De btw op de verkoop van goederen en diensten is aftrekbare / verschuldigde btw.
Btw of belasting over de toegevoegde waarde is een belasting die de overheid heft op de verkoop van goederen en diensten. Die belasting wordt stapsgewijs geïnd. Dat wil zeggen: bij elke stap in het productie- en distributieproces.
Als een handelaar een product of dienst aankoopt, wil hij dat product of die dienst normaal gezien voor een hogere prijs verkopen. Hij heeft er immers een waarde aan toegevoegd. Door bijvoorbeeld grondstoffen te verwerken tot een (half)afgewerkt product of door een product te verpakken, verhoogt de handelaar de waarde van dat product of die dienst.
De toegevoegde waarde wordt berekend door het verschil te maken tussen de verkoop- en de aankoopprijs (exclusief btw). Over die toegevoegde waarde heft de overheid een bepaald btw-tarief.
In België bestaan er vier btw-tarieven:
0 %: voor onder meer dag- en weekbladen die tenminste 48 keer per jaar verschijnen; 6 %: voor onder meer levensnoodzakelijke goederen;
12 %: voor onder meer sociale huisvesting en margarine; 21 %: voor alle goederen en diensten die niet behoren tot de voorgaande btw-tarieven.
De btw is een verbruikersbelasting omdat de consument (de verbruiker) uiteindelijk de belasting moet betalen. De consument betaalt de btw niet rechtstreeks aan de overheid. De btw die de handelaar van de klant ontvangt bij de verkoop van goederen en diensten mag hij niet houden. Hij is ze verschuldigd aan de overheid. Daarom spreek je van verschuldigde btw.
De handelaar koopt zelf ook goederen en diensten aan die hij nodig heeft voor zijn onderneming. De btw die hij op die goederen en diensten betaalt, mag hij aftrekken van de btw die hij verschuldigd is aan de overheid. Daarom spreek je bij de aankoop van goederen en diensten van aftrekbare btw.
Noteer de volgende producten of diensten bij het juiste btw-tarief. Kies uit:
smartphone – medicatie – gerecycleerd printpapier – eieren – overnachting op hotel –herstelling schoenen – de gedrukte versie van Het Laatste Nieuws – graan voor de kippenkwekerij – treinrit –kappersbeurt – steenkool – bureaustoel – hondenbrokken
Kies, afhankelijk van je interesse, of je de bedrijfskolom van een tijdschrift (optie 1) of van sportschoenen (optie 2) bestudeert. Vink de gekozen optie aan.
Optie 1 Tijdschrift
a Zet de schakels in de productieweg van een tijdschrift in de juiste volgorde. De grondstof is hout
dagbladhandel – klant – papierfabriek –drukkerij – boomkweker –boekengroothandel – houtzagerij
b Omkader de bedrijfskolom.
Optie2 Sportschoenen
a Zet de schakels in de productieweg van sportschoenen in de juiste volgorde. De grondstof is rubber.
klant – schoenzolenfabrikant –Decathlon – rubberfabrikant –schoenenfabrikant – Nike
b Omkader de bedrijfskolom.
1 Lees de situatie van aardappelteler De Zoetewei.
Aardappelteler De Zoetewei verkoopt 100 kilo aardappelen aan groothandelaar Martens voor een bedrag van 35,00 euro. Martens verkoopt zijn aardappelen aan frituur De Bosrand voor 55,00 euro. De frituur verkoopt haar frietjes door aan de consument voor 225,00 euro.
2 Beantwoord de vragen.
a Welk btw-percentage is van toepassing op frieten van de frituur?
b Vul de tabel aan.
Aardappelteler
Groothandel
Frituur
Consument
c Leg aan de hand van de tabel uit dat de btw een verbruikersbelasting is.
d Toon aan de hand van de tabel aan dat btw een belasting is over de toegevoegde waarde.
1 Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2 Los de vragen op.
3 Bewaar het resultaat in je portfolio. Maak een map voor elk thema en een submap voor elk Level. Geef die submap de naam ‘Thema_5_Level_1’. Geef het bestand een duidelijke naam zoals ‘Breaking_News’.
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
1 Ik kan de afkorting btw voluit schrijven.
2 Ik kan het begrip ‘toegevoegde waarde’ omschrijven aan de hand van een voorbeeld.
3 Ik kan de werking van het btw-systeem omschrijven aan de hand van een voorbeeld.
4 Ik kan de btw-tarieven van goederen en diensten opzoeken.
5 Ik kan toelichten waarom btw een verbruikersbelasting is.
6 Ik kan toelichten waarom de btw op aankoop voor een onderneming een vordering op de fiscus is.
7 Ik kan toelichten waarom de btw op verkoop voor ondernemingen een schuld aan de fiscus is.
1 Lees het verhaal van Hans.
Hans opende een jaar geleden in de Limburgse fruitstreek een verhuuronderneming voor Vespa’s. Na het eerste werkjaar kijkt hij terug op een succesvol jaar. Aangezien Belgen toerisme in eigen land de laatste tijd meer waarderen, is de fruitstreek heel populair.
Bij de oprichting van de verhuuronderneming heeft Hans – in samenspraak met zijn echtgenoot Xavier –een deel van de bezittingen van het gezin in de zaak gestopt. Om een aantal zaken aan te schaffen, hebben zij ook schulden aangegaan.
2 Noteer de bezittingen en schulden op de juiste plaats in de onderstaande tabel.
a het pand van de onderneming b het geld op de bankrekening van de verhuuronderneming c de personenwagen van het gezin d de hypothecaire lening op het handelspand e de Vespa’s f het meubilair van het woonhuis g de schulden aan de leveranciers van de benzine voor de Vespa’s h het geld op de gezinsrekening i de lening voor de aanschaf van de personenwagen j het geld dat Hans in de zaak heeft gestopt
3 In dit Level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag: Hoe zien de balans en de resultatenrekening eruit?
Een balans bestaat uit een overzicht van de bezittingen, de vorderingen en de schulden op een bepaald moment. Op de passiefzijde staan de financieringsbronnen van de onderneming. De actiefzijde geeft aan wat er met dat geld gedaan is, de werkmiddelen van de onderneming. Omdat al het geld dat ergens ingebracht is (actief) ook een oorsprong heeft (passief), is de balans altijd in evenwicht.
1 Lees de gegevens die bakkerij Jorissen op 31 december ter beschikking stelt.
– de winkelinrichting
€ 12 500,00 geld in kas
€ 1 750,00 de bestelwagen om brood en gebak naar de klanten te brengen
€ 17 500,00 betaling van het meel aan de leverancier
€ 4 500,00 parkeerterrein naast de bakkerij
€ 15 000,00 saldo op de zichtrekening van de bakkerij
€ 3 750,00 het gebouw waarin de bakkerij gevestigd is
€ 75 000,00 vorderingen op de kmo’s die dagelijks broodjes bestellen
€ 1 250, 00 voorraad grondstoffen
€ 12 500,00 hypothecaire lening voor het gebouw
2 Verwerk al die gegevens in een balans.
€ 89 750,00
€ 45 000,00 geld dat door de eigenaars in de zaak is gestoken
20xx-12-31
ACTIEF
PASSIEF
TOTAAL ACTIEF
TOTAAL VERMOGEN
1 Lees het verhaal van Lien.
Hallo, ik ben Lien en ik heb een tijdje in een juwelierszaak gewerkt. Ondertussen volgde ik een opleiding tot goudsmid bij Syntra. Nu wil ik zelf een zaak opstarten. In een vaktijdschrift stond een advertentie van een over te nemen zaak die gespecialiseerd was in eigentijdse sieraden. Ik heb contact opgenomen met de eigenaar en hij heeft me zijn jaarrekening bezorgd. Maar ik begrijp er niet veel van omdat ik dit voor de eerste keer moet doen. Gelukkig heeft UNIZO een chatroom speciaal voor starters. Ik hoop dat ik daar wat hulp krijg.
2 Lees de onderstaande chat grondig door.
Beste
Ik heb vorige maand mijn opleiding tot goudsmid afgerond en wil graag een juwelierszaak overnemen. De eigenaar heeft mij de jaarrekening bezorgd. Als ik het goed voorheb, bestaat die uit een balans, een resultatenrekening, een toelichting en een sociale balans, maar ik begrijp er niet veel van. Kunt u mij helpen bij deze belangrijke stap? Wat is een balans eigenlijk?
Lien
Beste Lien,
Ik probeer je zo goed mogelijk op weg te helpen. Een balans is een overzicht van de bezittingen, de vorderingen en de schulden van een onderneming op een bepaald ogenblik. Het woord balans is heel goed gekozen want ze bestaat immers uit twee zijden die in evenwicht moeten zijn.
Aan de linkerzijde – de actiefzijde –, staan de bezittingen en de vorderingen van de onderneming. Daar vind je dus de werkmiddelen van de onderneming. Aan de rechterzijde – de passiefzijde –, vind je de financieringsbronnen. De eigenaar steekt natuurlijk zelf geld in de zaak, het kapitaal. Maar vaak is dat niet voldoende en moet hij ook een beroep doen op banken, leveranciers … Dat er een evenwicht moet zijn tussen beide zijden is logisch. Elk werkmiddel heeft een financieringsbron.
Oké, maar op de balans staan er een heel aantal begrippen die Chinees voor me zijn: rollend materieel, liquide middelen, vaste activa, vlottende activa, handelsdebiteuren …
De boekhouding heeft inderdaad een eigen jargon. Maar we komen er wel uit.
Vaste activa zijn bezittingen en vorderingen die voor een lange tijd in de onderneming blijven. Denk maar aan de toestellen die je nodig hebt om juwelen te ontwerpen, of het gebouw.
Dan heb je vlottende activa. Dat zijn bezittingen en vorderingen die regelmatig in geld worden omgezet, zoals de voorraad van de juwelen.
Vorderingen zullen in jouw geval minder voorkomen omdat de meeste klanten wellicht contant zullen betalen. Mocht je toch een vordering hebben op de klanten, dan vind je die onder de noemer handelsdebiteuren.
Een ander onderdeel van de vlottende activa zijn de liquide middelen. Dat zijn de tegoeden die je hebt op bankrekeningen en het geld dat je in kas hebt.
Op de passiefzijde vind je twee grote rubrieken terug, nl. het eigen vermogen en het vreemd vermogen. Het eigen vermogen is de inbreng van de eigenaar.
De schulden aan derden vind je bij de rubriek vreemd vermogen. Ik raad je aan om met de gegevens van de huidige eigenaar bij een boekhouder langs te gaan. Hij zal je goed advies geven.
3 Combineer de begrippen met de juiste omschrijving.
Graag gedaan en succes!
1 Handelsdebiteuren A Dat zijn de bezittingen en de vorderingen. Ze staan op de actiefzijde van de balans.
2 Rollend materieel
3 Werkmiddelen
B Dat is het tegoed op de financiële rekeningen en het geld in de kas.
C Dat is een schematisch overzicht van de bezittingen, de vorderingen en de schulden van een onderneming op een bepaald ogenblik.
4 Financieringsbronnen D Dat zijn de werkmiddelen die voorbestemd zijn om zeer lang in de onderneming te blijven, zoals gebouwen, winkeluitrusting of kantoormeubelen.
5 Liquide middelen E Dat zijn de werkmiddelen van de onderneming die regelmatig omgezet worden in geld.
6 Balans F Die staan op de passiefzijde van de balans en geven aan op welke manier de onderneming de werkmiddelen heeft gefinancierd.
7 Vaste activa G Dat is het geheel van de balans, de resultatenrekening, de toelichting en de sociale balans.
8 Vlottende activa
9 Jaarrekening
10 Kapitaal
OMSCHRIJVING
H Onder die noemer staat de waarde van de bestelwagens, heftrucks … op de balans.
I Dat is de inbreng van de eigenaar in de zaak.
J Dat is een andere naam voor vorderingen op klanten.
Balans met rubrieken
Een balans met rubrieken ziet er als volgt uit:
BALANS 20xx-12-31
ACTIEF PASSIEF
VASTE ACTIVA
VLOTTENDE ACTIVA
Voorraden
Vorderingen op ten hoogste één jaar
Liquide middelen
TOTAAL ACTIEF
EIGEN VERMOGEN
VREEMD VERMOGEN
Schulden op > 1 jaar
Schulden op ≤ 1 jaar
TOTAAL VERMOGEN
Ook de benamingen van alle boekhoudkundige termen zijn wettelijk vastgelegd. Zo spreek je van handelsdebiteuren om de vorderingen op klanten te omschrijven en van rollend materieel voor de transportmiddelen van de onderneming. De inbreng van de eigenaar wordt kapitaal genoemd.
Op de actiefzijde rangschik je volgens liquiditeit, dat wil zeggen de snelheid waarmee de onderneming in staat is om haar activa in geld om te zetten. Hoe sneller dat gaat, hoe verder naar onderen die bezitting of vordering op de actiefzijde staat.
Op de passiefzijde rangschik je volgens opvraagbaarheid. Hoe vlugger een onderneming een schuld moet terugbetalen, hoe verder naar onderen die schuld op de passiefzijde staat.
Neem er opnieuw de gegevens van bakkerij Jorissen van Explore 1 bij en stel de balans met rubrieken op.
20xx-12-31
ACTIEF
PASSIEF
TOTAAL ACTIEF
TOTAAL VERMOGEN
Naast bezittingen, vorderingen en schulden heeft een onderneming ook kosten en opbrengsten. Noteer de volgende elementen met betrekking tot slagerij Verboven in de juiste kolom. a het geld in de kassa
b de lening van de bestelwagen
c de aankoop van de vleeswaren
d de rekening van de elektriciteit
e de aankoop van een pc om de administratie te voeren
f de verkoop van de vleeswaren
g de huur van de winkel
h de toog die in de winkel staat
i het loon van de verkoopster
j de ontvangen interest op de rekening van de zaak
k de aankoop van printpapier
l de openstaande schuld aan de leverancier van de vleeswaren
Zoals de bezittingen, de vorderingen en de schulden worden samengebracht in de balans, worden de kosten en opbrengsten samengebracht in de resultatenrekening. Omdat kosten en opbrengsten zo uiteenlopend kunnen zijn, heeft de wetgeving een vaste indeling bepaald. Hieronder vind je een vereenvoudigd model.
bedrijfsopbrengsten
– bedrijfskosten
= bedrijfsresultaat (bedrijfswinst of bedrijfsverlies)
+ financiële opbrengsten
– financiële kosten
= winst (of verlies) van het boekjaar voor belastingen
Kosten die met het dagelijkse handeldrijven van de onderneming te maken hebben, zijn bedrijfskosten. Het verschil tussen de bedrijfsopbrengsten en de bedrijfskosten geeft het bedrijfsresultaat.
De financiële kosten ontstaan bij geldverhandelingen. Voorbeelden van financiële opbrengsten zijn interesten die je op een bankrekening krijgt of de financiële korting die je van een leverancier als onderneming krijgt bij een contante betaling.
Schrijf deze kosten van de doe-het-zelfzaak Multiklus nv in de juiste kolom.
a loonkosten voor magazijniers
b aankoop van de handelsgoederen
c betaalde interest op de hypothecaire lening
d betalingskorting toegestaan aan een klant
e telefoonkosten
f aankoop van briefomslagen
1 Noteer de kosten of opbrengsten van de doe-het-zelfzaak Multiklus nv op de resultatenrekening en bereken het resultaat.
a aankopen van handelsgoederen
b lonen
c huur magazijn
d betaalde interesten
e verkopen handelsgoederen
f water
g telefoon
h betalingskortingen van leveranciers
bedrijfsopbrengsten
– bedrijfskosten
= bedrijfsresultaat
+ financiële opbrengsten
– financiële kosten
= resultaat van het boekjaar vóór belastingen
€ 100 000,00
€ 30 000,00
€ 25 000,00
€ 1 000,00
€ 200 000,00
€ 2 500,00
€ 1 850,00
€ 1 950,00
2 Heeft doe-het-zelfzaak Multiklus nv winst of verlies gemaakt? Verklaar je antwoord.
Een jaarrekening bestaat uit een balans, een resultatenrekening, een toelichting en een sociale balans.
De balans
Een balans bestaat uit een overzicht van de bezittingen, de vorderingen en de schulden van een onderneming op een bepaald moment.
De wet voorziet een vaste indeling voor het opstellen van die balans:
Op de actiefzijde staan de bezittingen en de vorderingen van de onderneming (de werkmiddelen). Die worden gerangschikt volgens liquiditeit. Hoe vlugger een onderneming een bezit in geld (liquiditeiten) kan omzetten, hoe verder naar beneden die bezitting op de actiefzijde staat.
Op de passiefzijde staan de schulden van de onderneming (financieringsbronnen). Die staan volgens de opvraagbaarheid van de schuld. Hoe vlugger een onderneming een schuld moet terugbetalen, hoe verder naar beneden die schuld op de passiefzijde staat.
20xx-12-31
ACTIEF PASSIEF
VASTE ACTIVA
EIGEN VERMOGEN
Terreinen Kapitaal
Gebouwen
Rollend materieel
VLOTTENDE ACTIVA Voorraden
VREEMD VERMOGEN
Schulden op >1 jaar Schuld kredietinstellingen
Vorderingen Schulden op ≤ 1 jaar
Handelsdebiteuren Leveranciers
Liquide middelen Bank Kas
TOTAAL ACTIEF
TOTAAL PASSIEF
Het actief en het passief staan niet los van elkaar. Elk actief is immers gefinancierd door een element op de passiefzijde en elk passief werd aangewend op het actief. De balans moet in evenwicht zijn. Het totaal van de actiefzijde moet gelijk zijn aan het totaal van de passiefzijde.
De resultatenrekening
Om na te gaan of ze winst of verlies heeft gemaakt, stelt een onderneming op het einde van het boekjaar, meestal op 31 december, een resultatenrekening op.
De resultatenrekening toont zoals het woord zegt het ‘resultaat’ van een onderneming. Met andere woorden heeft het bedrijf vorig boekjaar winst of verlies gedraaid? Dat is het bedrijfsresultaat. Ook zie je welke kosten en opbrengsten het bedrijf het voorbije boekjaar heeft gehad.
De resultatenrekening is in tegenstelling tot de balans geen momentopname maar een overzicht van een heel boekjaar, meestal een periode van twaalf maanden.
bedrijfsopbrengsten
– bedrijfskosten
= bedrijfsresultaat (bedrijfswinst of bedrijfsverlies)
+ financiële opbrengsten
– financiële kosten
= winst (of verlies) van het boekjaar voor belastingen
Elk resultaat van een bedrijf begint met het maken van bedrijfsopbrengsten. Dat is de omzet van de onderneming. Maar er worden ook kosten gemaakt om de bedrijfsactiviteit te kunnen uitvoeren: de bedrijfskosten. De onderneming moet bijvoorbeeld grondstoffen aankopen, lonen uitbetalen aan het personeel of de elektriciteitsfactuur betalen. Wat overschiet, is de bedrijfswinst (bedrijfsopbrengsten min de bedrijfskosten). Als de kosten hoger zijn dan de opbrengsten heb je een probleem en maak je geen bedrijfswinst maar een bedrijfsverlies. Nadien tel je de financiële opbrengsten bij de bedrijfswinst. Financiële opbrengsten zijn bijvoorbeeld de rente op een spaarrekening van het bedrijf of de opbrengst uit een belegging. De financiële kosten daarentegen trek je van de bedrijfswinst af. Dat zijn bijvoorbeeld bankkosten of de interest op leningen van het bedrijf.
Zo kom je tot het resultaat van het boekjaar voor belastingen. Indien de opbrengsten groter zijn dan de kosten, dan maakt een onderneming winst. In het andere geval maakt de onderneming verlies.
Action 1— Privévermogen en vermogen van de onderneming onderscheiden
Ga naar iDiddit en maak daar deze Action.
Staan de volgende gegevens op de actiefzijde (A) of op de passiefzijde (P) van de balans? Waarom?
OMSCHRIJVING
Het bedrag dat de klanten nog moeten betalen
VERKLARING
Het ingebrachte kapitaal
Het kantoormeubilair
Het tegoed op de bankrekening van de ondernemer
Het bedrag dat de onderneming nog aan de leveranciers moet betalen
De voorraad handelsgoederen
Het geld in de kas
Het bedrag dat de onderneming nog aan de bank moet betalen voor een lening
Ga naar iDiddit en maak daar deze Action.
Onder welke rubriek van de balans horen de volgende gegevens? Kruis aan.
OMSCHRIJVING
Het geld op de zichtrekening van de onderneming
De auto’s in de showroom van een garage
Het kapitaal dat de ondernemer ter beschikking heeft gesteld voor de onderneming.
De lening die de wijnhandelaar heeft aangegaan om het nieuwe magazijn te financieren.
De bestelwagen om de goederen naar de klant te brengen
De vordering op klanten
Het bedrag dat de onderneming nog moet betalen aan belastingen.
1 Bestudeer de situatie van de broodjeszaak ‘t Smoske in Gent.
Het handelspand heeft een waarde van 115 000,00 euro.
De eigenaar ging daar voor een lening aan ter waarde van 85 383,00 euro.
De zaakvoerder investeerde 62 000,00 euro van zijn eigen geld in de zaak.
Er zijn nog onbetaalde aankoopfacturen voor een totaal van 1 750,00 euro.
Er is nog een voorraad drank, broodjes en beleg ter waarde van 443,00 euro.
De winkelr uimte werd uitgerust met:
een toonbank: 4 343,00 euro,
tafels en stoelen: 921,00 euro,
een kassa: 320,00 euro,
een oven: 2 436,00 euro.
Om de broodjes te leveren beschikt ’t Smoske over een kleine bestelwagen ter waarde van 15 000,00 euro.
Er zijn nog voor 120,00 euro onbetaalde verkoopfacturen.
Op de zichtrekening van de zaak staat een tegoed van 10 108,00 euro.
In de kassa ligt voor 442,00 euro aan wisselgeld.
2 Stel op basis van de bovenstaande gegevens de balans met rubrieken op.
20xx-12-31
ACTIEF
TOTAAL ACTIEF
TOTAAL VERMOGEN
PASSIEF
Ga naar iDiddit en maak daar deze Action.
1 Lees het verhaal van Eline.
Eline Truyen, marketingverantwoordelijke van A.S.Adventure.edu, steunt de Warmste Week. Daarvoor organiseert ze een familiedag voor het personeel. Door allerlei activiteiten te organiseren in het thema ‘circus’ hoopt ze een mooi bedrag te kunnen schenken aan het project.
Dit zijn de gegevens waarover Eline beschikt.
– factuur voor de huur van de circustent, circusmateriaal
– kasticket voor de aankoop ingrediënten pannenkoeken
– inkomsten verkoop pannenkoeken
– inkomsten randactiviteiten, zoals kindergrime
– opbrengst fotobooth
– inkomsten verkoop drank
– kasticket voor de aankoop van grimeermateriaal
– factuur voor de aankoop van frisdrank en bieren
2 Vul de tabel in zodat je het resultaat kunt berekenen.
€ 550,00
€ 145,00
€ 540,00
€ 680,00
€ 400,00
€ 940,00
€ 75,00
€ 480,00
3 Hoeveel kan Eline schenken aan het project?
1 A.S.Adventure.edu heeft onder meer de volgende kosten en opbrengsten. Deel de kosten en opbrengsten in door een kruisje in de juiste kolom te zetten.
Verkoop van slaapzakken
Aankoop van inpakmateriaal
Betalingskorting toegestaan aan de klant
Schilderwerken aan het gebouw
Herstelling van de bestelwagen
Ontvangen huur voor een gedeelte van de parking
Aankoop van tenten
Ontvangen rente op een termijnrekening
2 Ga naar iDiddit. Je kunt er oefenen om de kosten en opbrengsten juist in te delen.
1 Lees de situatie van Vadim.
Dit zijn alle kosten en opbrengsten van Vadims Vintage.
– aankoop kleding en accessoires
– verkoop kleding en accessoires
– loon winkelbedienden
€ 84 000,00
€ 131 250,00
€ 18 750,00
– elektriciteit
– verpakkingsmateriaal
€ 937,50
€ 3 375,00
– gas
– betaalde interesten lening
€ 487,50
€ 3 750,00
– ontvangen huur voor een deel van de parking
€ 3 600,00
2 Vul de resultatenrekening aan en bepaal het resultaat.
bedrijfsopbrengsten
– bedrijfskosten
= bedrijfsresultaat
+ financiële opbrengsten
– financiële kosten
= resultaat van het boekjaar vóór belastingen
3 Maakt Vadim winst of verlies?
Wat hoort niet in het rijtje thuis?
a Markeer.
b Leg uit waarom die niet past.
aankoop handelsgoederen – verkoop handelsgoederen – voorraad handelsgoederen
aankoop handelsgoederen – huur – telefoon – verkoop handelsgoederen
aankoop handelsgoederen – meubilair – kapitaal – lening
rollend materieel – voorraad handelsgoederen – handelsdebiteuren – leveranciers
1 Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2 Los de vragen op.
3 Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
1 Ik kan het begrip ‘balans’ omschrijven.
2 Ik kan de begrippen op een balans toelichten.
3 Ik kan het begrip ‘actief’ omschrijven.
4 Ik kan het begrip ‘passief’ omschrijven.
5 Ik kan bepalen wat actief of passief is.
6 Ik kan een balans met rubrieken opstellen.
7 Ik kan een rekenblad gebruiken om een balans op te stellen.
8 Ik kan het begrip ‘kosten’ omschrijven.
9 Ik kan het begrip ‘opbrengst’ omschrijven.
10 Ik kan kosten en opbrengsten in de juiste rubrieken indelen.
11 Ik kan het resultaat van een onderneming bepalen.
1 Luca heeft een kinderboetiek opgericht. Zij opent een bankrekening en investeert 140 000,00 euro in de zaak. De beginbalans ziet er zo uit.
a Bij de overname betaalt ze via de bank 80 000,00 euro voor de gebouwen en 10 000,00 euro voor de uitrusting aan de vorige eigenaar. Stel de nieuwe balans op.
b Luca koopt etalagemateriaal en rekken aan voor 20 000,00 euro. Ze financiert die via een banklening. Stel de nieuwe balans op.
c Luca haalt 5 000,00 euro van de bank om bepaalde aankopen contant te betalen. Stel de nieuwe balans op.
ACTIEF PASSIEF
TOTAAL
ACTIEF
TOTAAL
PASSIEF
TOTAAL
ACTIEF
TOTAAL
PASSIEF
TOTAAL
TOTAAL
2 Wat vind je van die manier van werken telkens er iets in de onderneming gebeurt?
3 In dit Level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag:
Wat houdt de techniek van dubbelboekhouden in?
Grootboekrekening
Het is in de praktijk niet doenbaar om na elke verrichting een nieuwe balans op te stellen. Daarom werk je tijdens het boekjaar met grootboekrekeningen. In de praktijk wordt voor elk element van de balans een grootboekrekening of T-rekening gemaakt. Die bestaat uit twee zijden met links een debetzijde en rechts een creditzijde. In het midden bovenaan staat op welk element de gegevens betrekking hebben.
D Bank C linkerzijde = debetzijde rechterzijde = creditzijde
Bij het begin van het boekjaar zet je de waarde van een rekening op de overeenkomstige grootboekrekening. Daarbij moet je rekening houden met een aantal boekingsregels.
Bij de grootboekrekeningen maak je een onderscheid tussen actiefrekeningen en passiefrekeningen.
ACTIEF Balans PASSIEF
D Actiefrekening CDPassiefrekening C
Voor een actiefrekening zet je het beginsaldo en de toename van de rekening op de debetzijde of linkerzijde van de grootboekrekening. Een vermindering zet je op de creditzijde of de rechterzijde van de grootboekrekening.
D Actiefrekening C
Beginsaldo (BS) Vermeerderingen
Verminderingen
Voor een passiefrekening zet je het beginsaldo en de toename van de rekening op de creditzijde van de grootboekrekening. Een vermindering plaats je op de debetzijde.
D Passiefrekening C
Verminderingen
Beginsaldo (BS) Vermeerderingen
1 Bestudeer de beginbalans van Saturnus nv, een speciaalzaak in multimedia. Breng het beginsaldo van elementen op de balans over op de onderstaande grootboekrekeningen. Schrijf tussen haakjes ‘BS’ om het beginsaldo aan te duiden.
2 Op 3 januari betaalt Saturnus nv 2 000,00 euro aan de leverancier van tablets via een bankoverschrijving. Saturnus nv ontvangt daarvan een dagafschrift.
a Vul aan en markeer het juiste antwoord.
Het saldo op de bankrekening stijgt / daalt met euro. De bank is een actiefrekening / passiefrekening die stijgt/daalt. Je debiteert / crediteert die rekening dus voor dat bedrag.
De schuld aan de leverancier stijgt / daalt met euro. Leveranciers is een actiefrekening / passiefrekening die stijgt / daalt. Je debiteert / crediteert die rekening dus voor dat bedrag.
b Vul het redeneringsschema aan waarbij de boekhoudkundige redenering wordt opgebouwd. c Maak het totaal van de kolom debetbedrag en creditbedrag. Die totalen moeten gelijk zijn.
Totaal
d Boek de verrichting ook op de rekeningen bij vraag 1. Zet het getal 1 tussen haakjes.
Good to know
In de ondernemingsbalans is het totaal op de actiefzijde steeds gelijk aan het totaal op de passiefzijde. Let er dus bij elke boeking op dat debet gelijk is aan credit, anders is je boeking sowieso fout. Is debet wel gelijk aan credit, dan is je boeking wellicht correct.
3 Op 4 januari betaalt een klant een openstaande factuur van 1 000,00 euro via een bankoverschrijving. Saturnus nv ontvangt daarvoor een dagafschrift.
a Vul aan en markeer het juiste antwoord.
Het saldo op de bankrekening stijgt / daalt met euro. De bank is een actiefrekening / passiefrekening die stijgt / daalt. Je debiteert / crediteert die rekening dus voor dat bedrag.
De vordering op de klanten stijgt/daalt met euro. Handelsdebiteuren is een actiefrekening / passiefrekening die stijgt / daalt. Je debiteert / crediteert die rekening dus voor dat bedrag.
b Vul het redeneringsschema in.
c Maak het totaal van de kolom debetbedrag en creditbedrag. Die totalen moeten gelijk zijn.
REDENERING
Totaal
d Boek de verrichting ook op de grootboekrekeningen bij vraag 1. Zet het getal 2 tussen haakjes.
Explore 2— Hoe boek je verrichtingen op kosten- en opbrengstenrekeningen?
1 In Explore 1 heb je met actief- en passiefrekeningen gewerkt, maar nog niet met de rekening Kapitaal. Kapitaal is wat de eigenaars inbrengen. Die rekening kan stijgen wanneer de onderneming winst maakt en de onderneming de winst (gedeeltelijk) in de onderneming laat. Anderzijds kan die rekening ook dalen wanneer de onderneming verlies maakt. Kapitaal is een passiefrekening.
a Op welke zijde van de rekening Kapitaal schrijf je een vermeerdering?
b Op welke zijde van de rekening Kapitaal schrijf je een vermindering?
c Noteer de termen ‘vermeerdering’ en ‘vermindering’ op de rekening Kapitaal.
2 Markeer het juiste antwoord.
a Kosten doen de rekening Kapitaal toenemen / afnemen.
b Opbrengsten doen de rekening Kapitaal toenemen / afnemen.
3 Leid de boekingsregels af voor kostenrekeningen en opbrengstenrekeningen. Vul het schema aan. Kies uit:
toename kosten – toename opbrengsten – afname kosten – afname opbrengsten
DEBET
Kapitaal CREDIT
D Kostenrekening CD Opbrengstenrekening C
4 Bekijk de volgende verrichtingen.
a Boek je ze op een kosten- of opbrengstenrekening? Kruis aan. b Wordt de rekening gedebiteerd (D) of gecrediteerd (C) bij een vermeerdering? Noteer. c Voeg twee voorbeelden toe.
VERRICHTING
Factuur waterverbruik
Verkoop handelsgoederen
Ontvangen interesten van de bank
Aankoop handelsgoederen
Verzekeringen
KOSTENOPBRENGST DEBET OF CREDIT BIJ EEN VERMEERDERING
5 Op 4 januari ontvangt Saturnus nv een dagafschrift van de bank in verband met de betaling van 500,00 euro voor de huur van het parkeerterrein.
a Vul het redeneringsschema aan.
b Maak het totaal van de kolom debetbedrag en creditbedrag. Die totalen moeten gelijk zijn.
REDENERING
Omdat er wel eens verwarring kan bestaan over de naam van een rekening, heeft elke rekening een nummer gekregen. Dat maakt het gemakkelijker om een boekhouding te lezen, te interpreteren en met een andere boekhouding te vergelijken.
Iedereen kent en gebruikt die nummers. Al die rekeningen met hun bijbehorende nummers staan in het Minimum Algemeen Rekeningstelsel (het MAR).
Het MAR is ingedeeld in klassen om de rekeningen makkelijker te vinden.
Rekeningen van de balans
Klasse 1: eigen vermogen, voorzieningen voor risico’s en kosten en schulden op meer dan één jaar
Klasse 2: oprichtingskosten, vaste activa en vorderingen op meer dan één jaar
Klasse 3: voorraden en bestellingen in uitvoering
Klasse 4: vorderingen en schulden op ten hoogste één jaar
Klasse 5: geldbeleggingen en liquide middelen
Rekeningen van de resultatenrekening
Klasse 6: kosten
Klasse 7: opbrengsten
1 Welke klassen horen bij de actiefrekeningen?
2 Welke klassen horen bij de passiefrekeningen?
Opbouw van een rekening
In het MAR staan niet alleen de verplichte namen van de rekeningen. Elke rekening krijgt ook een specifiek nummer. Elk rekeningnummer is volgens een bepaalde structuur opgebouwd. Elke klasse is onderverdeeld in groepen. Dat zijn de eerste twee cijfers van het rekeningnummer.
Zo krijgt de rekening gebouwen het nummer 221000.
221000 Gebouwen
Klasse 2
Groep 22 Rekeningnummer 221000
3 Bekijk het MAR achteraan dit thema of op iDiddit.
a Noteer de volgende omschrijvingen bij de juiste groep.
kredietinstellingen (banken) – andere bedrijfsopbrengsten – handelsgoederen, grond- en hulpstoffen – handelsschulden – meubilair en rollend materieel
b Zoek in het MAR het rekeningnummer van de onderstaande rekeningen op. Gaat het om actief (A), passief (P), kosten- (K) of opbrengstenrekening (O)? Kruis aan.
REKENING
Verkopen handelsgoederen
Kas
Machines
Aankopen van handelsgoederen
Leveranciers
Huuropbrengsten
Handelsdebiteuren
Geplaatst kapitaal
Good to know
Om verrichtingen te boeken wordt het redeneringsschema uitgebreid met een kolom voor het rekeningnummer.
REDENERINGREK.NR. REKENINGNAAM A/P K/O +/- D/C DEBETBEDRAG IN EURO CREDITBEDRAG IN EURO
Vul het redeneringsschema in voor de volgende situaties.
a Gifts heeft een factuur van 15 000,00 euro + 21 % btw ontvangen van de leverancier bij wie ze een partij relatiegeschenken heeft gekocht.
REDENERINGREK.NR. REKENINGNAAM A/P K/O +/- D/C
BEDRAG IN EURO
Totaal
b Gifts stuurt een verkoopfactuur naar een onderneming die voor 4 500,00 euro + 21 % btw relatiegeschenken kocht.
REDENERINGREK.NR.
Totaal
c Gifts koopt voor 200,00 euro postzegels aan om de papieren catalogus te versturen. Ze betaalt de postzegels met geld uit de kas.
REDENERINGREK.NR. REKENINGNAAM A/P K/O +/- D/C DEBETBEDRAG IN EURO CREDITBEDRAG IN EURO
Totaal
d Gifts ontvangt een dagafschrift van de bank in verband met de betaling van 1 900,00 euro door een klant.
REDENERINGREK.NR.
Totaal
BEDRAG IN EURO CREDITBEDRAG IN EURO
e Gifts stuurt een verkoopfactuur voor een bedrag van 850,00 euro + 21 % btw op naar basisschool De Brug voor de aankoop van een partij ballen om uit te delen aan het einde van het schooljaar.
REDENERINGREK.NR. REKENINGNAAM A/P K/O +/- D/C
DEBETBEDRAG IN EURO
BEDRAG IN EURO
Totaal
f Gifts ontvangt van de verzekeringsmaatschappij de betalingsaanvraag voor de betaling van de polis van de brandverzekering, 1 200,00 euro.
REDENERINGREK.NR. REKENINGNAAM A/P K/O +/- D/C DEBETBEDRAG IN EURO
BEDRAG IN EURO
Totaal
Voor elk element van de balans maak je een aparte grootboekrekening. Een grootboekrekening heeft, net als een balans, de vorm van een T. De linkerzijde is de debetzijde (D), de rechterzijde de creditzijde (C). Bovenaan staat op welk element de gegevens betrekking hebben. Dat is de naam van de rekening.
Actiefrekeningen open je door het balansbedrag in te schrijven langs de debetkant. Je spreekt van beginwaarde of beginsaldo (BS). Vermeerderingen noteer je op dezelfde zijde als het beginsaldo, dus op de debetkant. Verminderingen zet je op de tegenovergestelde zijde van het beginsaldo, dus op de creditkant.
Passiefrekeningen open je door het balansbedrag in te schrijven op de creditkant. Bij vermeerderingen wordt het bedrag genoteerd op de creditkant, bij verminderingen op de debetkant.
Boeken wil zeggen: een bedrag inschrijven op de rekening. Debiteren wil zeggen: een bedrag inschrijven op de debetkant van de rekening. Crediteren wil zeggen: een bedrag inschrijven op de creditkant van de rekening.
Schema 1: Boekingen actief- en passiefrekening
D Actiefrekening CD Passiefrekening C
(BS) Beginsaldo Beginsaldo (BS)
Vermeerderen
VerminderenVerminderen
Vermeerderen
Net zoals voor de actief- en passiefrekeningen zijn er ook boekingsregels voor de kosten- en opbrengstenrekeningen. Kosten worden geboekt op kostenrekeningen. Opbrengsten worden geboekt op opbrengstenrekeningen
De boekingsregels van de kosten- en opbrengstenrekeningen worden afgeleid van de rekening Kapitaal.
Schema 2: Boekingsregels kosten- en opbrengstenrekening
DEBET Kapitaal CREDIT
D Kostenrekening CDOpbrengstenrekeningC
Toename kosten Afname kostenAfname opbrengsten Toename opbrengsten
Als elke onderneming een naam voor de rekening zou kiezen, dan wordt het moeilijk om een boekhouding te lezen, te interpreteren en met een andere te vergelijken. Daarom zijn alle ondernemingen die een dubbele boekhouding moeten voeren door de wet verplicht het Minimum Algemeen Rekeningstelsel (MAR) te gebruiken. Zo ziet elke boekhouding er in grote lijnen hetzelfde uit. Een onderneming mag zelf nog wel kleine dingen aanpassen als dat handig is. Bijvoorbeeld de rekening Aankopen handelsgoederen opsplitsen in categorieën zoals Aankopen kampeermateriaal en Aankopen relatiegeschenken.
Rekeningen van de balans
Klasse 1: eigen vermogen, voorzieningen voor risico’s en kosten en schulden op meer dan één jaar
Klasse 2: oprichtingskosten, vaste activa en vordering op meer dan één jaar
Klasse 3: voorraden en bestellingen in uitvoering
Klasse 4: vorderingen en schulden op ten hoogste één jaar
Klasse 5: geldbeleggingen en liquide middelen
Rekeningen van de resultatenrekening
Klasse 6: kosten
Klasse 7: opbrengsten
In het MAR staan niet alleen de verplichte namen van de rekeningen. Elke rekening krijgt ook een specifiek nummer. Elk rekeningnummer is volgens een bepaalde structuur opgebouwd. Elke klasse is onderverdeeld in groepen. Dat zijn de eerste twee cijfers van het rekeningnummer.
Bij het boeken van alle verrichtingen moeten telkens dezelfde stappen gevolgd worden. Het onderstaande redeneringsschema kan daarbij helpen.
Action 1— Kun je de boekingsregels van actief- en passiefrekeningen toepassen?
Ga naar iDiddit. Je kunt er de boekingsregels van actief- en passiefrekeningen oefenen.
2— Kun je de verrichtingen op de juiste
Lees de verrichtingen van broodjeszaak ‘t Smoske. Kruis het juiste antwoord aan.
a Gaat het om een kosten- (K) of opbrengstenrekening (O) voor broodjeszaak ‘t Smoske?
b Wordt de rekening gedebiteerd (D) of gecrediteerd (C) bij een vermeerdering?
De verzekeringspremie voor de bestelwagen
De verkoop van broodjes aan een onderneming op het industrieterrein
De aankoop van groenten bij een plaatselijke boer
De factuur van de poetsfirma die dagelijks de broodjeszaak poetst
De verkoop van ontbijtmanden als geschenk voor Moederdag
De boeking van de loonkosten voor de weekendhulp
Action 3— Kun je de boekingsregels van kosten- en opbrengstenrekeningen toepassen?
Ga naar iDiddit. Je kunt er de boekingsregels van kosten- en opbrengstenrekeningen oefenen.
Action 4— Ken je de klassen en de groepen van het MAR?
Ga naar iDiddit. Je kunt er de klassen en de groepen van het MAR oefenen.
Action 5— Hoe zoek je snel rekeningnummers op?
Ga naar iDiddit. Je kunt er oefenen om snel rekeningnummers op te zoeken.
Vul het redeneringsschema in voor de volgende situaties.
a A.S.Adventure.edu heeft een dagafschrift van de bank ontvangen in verband met de schenking van 1 000,00 euro aan de Warmste Week.
Totaal
b A.S.Adventure.edu ontvangt een dagafschrift van de bank in verband met de betaling van het verschuldigde loon van 3 800,00 euro van de twee jobstudenten. REDENERINGREK.NR.
Totaal
c A.S.Adventure.edu verstuurt een factuur naar klant Chirojeugd Vlaanderen voor de verkoop van een partij tenten voor een bedrag van 8 795,50 euro + 21 % btw.
REDENERINGREK.NR.
Totaal
d Klant Synergie Wellness Point heeft zijn factuur betaald via de bankrekening: 3 450,00 euro. A.S.Adenture.edu heeft daarvoor een dagafschrift ontvangen.
REDENERINGREK.NR.
Totaal
e A.S.Adventure.edu betaalt via de bankrekening de factuur aan Proximus: 450,00 euro en ontvangt daarvoor een dagafschrift.
REDENERINGREK.NR. REKENINGNAAM A/P K/O +/- D/C
DEBETBEDRAG IN EURO CREDITBEDRAG IN EURO
Totaal
f AG Verzekering stuurt A.S.Adventure.edu een betalingsaanvraag voor de betaling van de polis van de autoverzekering, 1 350,00 euro.
REDENERINGREK.NR. REKENINGNAAM A/P K/O +/- D/C
DEBETBEDRAG IN EURO CREDITBEDRAG IN EURO
Totaal
Ga naar iDiddit. Je vindt er eenvoudige aankoopfacturen en verkoopfacturen. Boek die op de redeneringsschema’s die ook online staan.
1 Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2 Los de vragen op.
3 Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
JA KAN BETER EXTRA OEFENMATERIAAL
1 Ik kan de boekingsregels van actief- en passiefrekeningen toepassen.
2 Ik kan de boekingsregels van kosten- en opbrengstenrekeningen toepassen.
3 Ik kan een boeking registreren aan de hand van een redeneringsschema.
4 Ik kan rekeningen opzoeken in het MAR.
5 Ik kan rekeningen indelen in klassen en groepen.
6 Ik kan het rekeningnummer van rekeningen opzoeken.
1aftrekbare btwDat is btw die de ondernemer betaalt op de aankopen voor zijn bedrijf.
1bedrijfskolomDat zijn de opeenvolgende stappen die een product doormaakt, voordat het bij de klant, de consument, is. In een bedrijfskolom staan bovenin de grondstoffen en onderin staat de detailhandel. Het product komt uiteindelijk bij de consument terecht die geen deel uitmaakt van de bedrijfskolom.
1 btw
Belasting over de toegevoegde waarde of omzetbelasting is een indirecte verbruikersbelasting die de overheid heft op de verkoop van producten of diensten.
1toegevoegde waarde
1verbruikersbelasting
1verschuldigde btw
Elke schakel in de bedrijfskolom verhoogt de waarde van het product. De toegevoegde waarde = verkoopprijs – aankoopprijs (beide exclusief btw).
Dat is de belasting die de consument betaalt bij het verbruik van goederen of diensten.
Dat is de btw die de ondernemer ontvangt van de klanten bij een verkoop van goederen of diensten.
2actiefzijdeDe linkerzijde van de balans met de werkmiddelen (vorderingen en bezittingen).
2balans
Dat is een schematisch overzicht van de bezittingen, de vorderingen en de schulden van een onderneming op een bepaald ogenblik.
2bedrijfskostenDat zijn kosten die een onderneming dagelijks maakt om te kunnen werken. bv. de aankoop van handelsgoederen, de huur van een handelspand of de loonkosten van het personeel
2bedrijfsopbrengsten
2bedrijfsresultaat
Dat zijn de opbrengsten die een onderneming heeft bij de uitoefening van de bedrijfsactiviteit. De voornaamste bedrijfsopbrengst is de omzet.
Bedrijfsresultaat = bedrijfsopbrengsten – bedrijfskosten
VERKLARING
2boekjaarDat is de periode waarop de cijfers in de jaarrekening betrekking hebben. Het gaat meestal over een periode van twaalf maanden, die kunnen gelijklopen met het kalenderjaar.
2eigen vermogen
2financiële kosten
2financiële opbrengsten
Dat is de rubriek op de passiefzijde van de balans met de inbreng van de eigenaar(s).
Kosten die ontstaan wanneer geld wordt verhandeld.
bv. de betaling van interest op een lening, korting voor een klant bij contante betaling of bankkosten
Dat zijn opbrengsten die een onderneming heeft.
bv. een financiële korting bij een aankoop, interest op een termijnrekening
2financieringsbronnen
2handelsdebiteuren
Die staan op de passiefzijde van de balans en geven aan op welke manier de onderneming de werkmiddelen heeft gefinancierd.
Dat is een andere naam voor vorderingen op klanten.
2jaarrekeningDat is het geheel van de balans, de resultatenrekening, de toelichting en de sociale balans.
2kapitaal
2liquide middelen
Dat is de inbreng van de eigenaar in de zaak.
Dat is het tegoed op de financiële rekeningen en het geld in de kas.
2liquiditeitDat is de mate waarin een onderneming in staat is om haar activa in geld om te zetten.
2opvraagbaarheid
De snelheid waarmee de onderneming schulden moet aflossen.
2passiefzijdeDe rechterzijde van de balans met de financieringsbronnen.
2resultatenrekening
Dat is het resultaat van het bedrijf. Heeft het bedrijf winst of verlies gedraaid? De resultatenrekening geeft de kosten en opbrengsten van het bedrijf weer van het voorbije boekjaar.
LEVELBEGRIP VERKLARING
2rollend materieel
Onder die noemer staat de waarde van de bestelwagens, heftrucks … in de boekhouding.
2sociale balansDat is het onderdeel van de jaarrekening met specifieke informatie over het personeelsbestand en -verloop en de opleidingsactiviteiten van de werknemers.
2toelichtingDat is het onderdeel van de jaarrekening met bijkomende informatie over de rubrieken van de balans en resultatenrekening.
2vaste activaDat zijn de werkmiddelen die voorbestemd zijn om zeer lang in het bedrijf te blijven. bv. gebouwen, winkeluitrusting of kantoormeubelen
2verlies De situatie waarbij de totale opbrengsten kleiner zijn de totale kosten.
2vlottende activa
2vreemd vermogen
Dat zijn de werkmiddelen van de onderneming die regelmatig omgezet worden in geld.
De rubriek op de passiefzijde van de balans waar de schulden aan derden, zoals leveranciers, financiële instellingen … staan.
2werkmiddelenDat zijn de bezittingen en de vorderingen. Ze staan op de actiefzijde van de balans.
2winst De situatie waarbij de totale opbrengsten groter zijn dan de totale kosten.
3actiefrekeningDat is een grootboekrekening voor de elementen van de actiefzijde van de balans, zoals gebouwen, rollend materieel, voorraden …
3crediterenEen bedrag inschrijven langs de creditkant van de rekening.
3creditzijdeDat is de rechterzijde van een grootboekrekening.
3debetzijdeDat is de linkerzijde van een grootboekrekening.
3debiterenEen bedrag inschrijven langs de debetkant van de rekening.
LEVELBEGRIP VERKLARING
3grootboekrekening
3 kostenrekening
3Minimum Algemeen Rekeningenstelsel (MAR)
3opbrengstenrekening
Dat is een schema in de vorm van een T waarop verrichtingen boekhoudkundig geregistreerd worden.
Een grootboekrekening waarop de kosten die de onderneming heeft, worden geboekt. bv. aankoop handelsgoederen, huur, elektriciteit
Een wettelijk voorgeschreven lijst van rekeningen (rekeningnummers en rekeningnamen) voor het voeren van een boekhouding in een onderneming.
Een grootboekrekening waarop de opbrengsten die de onderneming heeft, worden geboekt. bv. verkoop handelsgoederen, ontvangen interesten
3passiefrekening
Dat is een grootboekrekening voor de elementen van de passiefzijde van de balans, zoals kapitaal, leveranciers …
KLASSE 1 EIGEN VERMOGEN, VOORZIENINGEN VOOR
RISICO’S EN KOSTEN EN SCHULDEN OP MEER DAN EEN
JAAR
10 Kapitaal
100000 Geplaatst kapitaal
101000 Niet-opgevraagd kapitaal
11 Inbreng
110000 Inbreng buiten kapitaal
13 Reserves
130000 Wettelijke reserve
132000 Belastingvrije reserves
133000 Beschikbare reserves
14 Overgedragen winst of overgedragen verlies
140000 Overgedragen winst 141000 Overgedragen verlies (-)
16 Voorzieningen en uitgestelde belastingen
160000 Voorzieningen voor pensioenen
162000 Voorzieningen voor grote herstellingen en groot onderhoud
164000 Voorzieningen voor overige risico’s en kosten
17 Schulden op meer dan één jaar
172000 Leasingschulden
173000 Schulden aan kredietinstellingen
174000 Overige leningen
KLASSE 2 OPRICHTINGSKOSTEN, VASTE ACTIVA EN VORDERINGEN OP MEER DAN ÉÉN JAAR
20 Oprichtingskosten
200000 Kosten oprichting en kapitaalverhoging
200009 Afschrijving op kosten oprichting en kapitaalverhoging (-)
21 Immateriële vaste activa
211000 Concessies, octrooien, licenties, knowhow, merken 211009 Afschrijvingen op concessies, octrooien, licenties, knowhow, merken (-)
215000 Software
215009 Afschrijvingen op software (-)
22 Terreinen en gebouwen
220000 Terreinen
221000 Gebouwen
221009 Afschrijvingen op gebouwen (-)
23 Installaties, machines en uitrusting
230000 Installaties
230009 Afschrijvingen op installaties (-)
231000 Machines
231009 Afschrijvingen op machines (-)
232000 Uitrusting
232009 Afschrijvingen op uitrusting (-)
24 Meubilair en rollend materieel
240000 Meubilair
240009 Afschrijvingen op meubilair (-)
240100 Kantoormachines
KLASSE 3 VOORRADEN EN BESTELLINGEN IN UITVOERING
240109 Afschrijvingen op kantoormachines (-)
240200 Computers
240209 Afschrijvingen op computers (-)
241000 Rollend materieel
241009 Afschrijvingen op rollend materieel (-)
25 Leasing
251000 Installatie, machines, uitrusting in leasing
251009 Afschrijving installaties, machines en uitrusting in leasing
252000 Meubilair en rollend materieel in leasing
252009 Afschrijving meubilair en rollend materieel in leasing
30 Grondstoffen
300000 Voorraad
34 Handelsgoederen 340000 Voorraad handelsgoederen
KLASSE 4 VORDERINGEN EN SCHULDEN OP TEN HOOGSTE EEN JAAR
40 Handelsvorderingen
400000 Handelsdebiteuren
401000 Te innen wissels
404000 Te innen opbrengsten 406000 Vooruitbetalingen
407000 Dubieuze debiteuren
409000 Geboekte waardeverminderingen op handelsvorderingen (-)
41 Overige vorderingen
411000 Terug te vorderen btw-saldo 411100 Aftrekbare btw 411200 Aftrekbare btw op uitgaande creditnota’s 412000 Terug te vorderen Belgische winstbelastingen
414000 Te innen opbrengsten
416000 Vorderingen op de eigenaar
416100 Voorschotten op bezoldigingen
418000 Terug te vorderen verpakking
42 Schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen
422000 Binnen het jaar vervallende leasingschulden
423000 Binnen het jaar vervallende schulden aan kredietinstellingen
424000 Binnen het jaar vervallende overige leningen
43 Financiële schulden
433000 Kredietinstellingen – schulden in rekening courant
439000 Diverse financiële schulden
44 Handelsschulden
440000 Leveranciers
441000 Te betalen wissels
444000 Te ontvangen facturen
45 Schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten
450000 Geraamd bedrag der Belgische winstbelastingen
451000 Te betalen btw-saldo
451100 Verschuldigde btw
451200 Verschuldigde btw op inkomende creditnota’s 451300 Verschuldigde btw op IC-verwervingen
451400 Btw op invoer met verlegging van heffing
451500 Verschuldigde btw werken in onroerende staat
451600 Regularisatie btw verkopen
452000 Te betalen Belgische winstbelastingen
453000 Ingehouden bedrijfsvoorheffing
454000 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ)
455200 Verschuldigde lonen
455300 Verschuldigde salarissen
456000 Vakantiegeld
47 Schulden uit de bestemming van het resultaat
471000 Dividenden over het boekjaar
472000 Tantièmes over het boekjaar
48 Diverse schulden
488000 Terug te betalen verpakking
489000 Schulden aan de eigenaar
49 Overlopende rekeningen
490000 Over te dragen kosten
491000 Verkregen opbrengsten
492000 Toe te rekenen kosten
493000 Over te dragen opbrengsten
KLASSE 5 GELDBELEGGINGEN EN LIQUIDE MIDDELEN
55 Kredietinstellingen
550000 KBC
551000 ING
552000 BNP Paribas Fortis
553000 Belfius
555000 Bank X
57 Kassen
570000 Kas
58 Interne overboekingen
580000 Interne overboekingen
59 Elektronische inning
590000 Elektronische inning
KLASSE 6 KOSTEN
60 Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen
604000 Aankopen handelsgoederen
604010 Retours op aankopen (-)
604020 Handelskorting op aankopen (-)
604030 Aankoopkosten
608000 Ontvangen kortingen, ristorno’s en rabatten (-)
609000 Voorraadwijziging grondstoffen
609400 Voorraadwijzigingen handelsgoederen
61 Diensten en diverse goederen
611000 Huur en huurlasten
611500 Onderhoud en herstellingen machines
611600 Onderhoud en herstellingen gebouwen
611700 Onderhoud informatica
611800 Onderhoud en herstellingen rollend materieel
612000 Kantoorbenodigdheden en drukwerk
612100 Boeken en documentatie
612200 Klein materiaal
612220 Beroepskledij
612500 Verbruik water
612600 Verbruik gas
612700 Verbruik elektriciteit
612800 Handelsverpakkingen
613200 Erelonen boekhouders
613300 Sociaal secretariaat
613500 Wettelijke bekendmaking
614000 Brandverzekering
614400 Verzekering rollend materieel
615000 Vervoerskosten op verkoop
616000 Postzegels, portkosten
616200 Telefoon, gsm
616300 Internetkosten
616500 Brandstof voertuigen
616520 Publiciteitskosten
617000 Uitzendkrachten
62 Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen
620200 Bezoldigingen bedienden
620300 Bezoldigingen arbeiders
621000 Werkgeversbijdrage RSZ
623000 Andere personeelskosten
625000 Voorziening vakantiegeld
636100 Voorzieningen voor grote herstellingen en groot onderhoud: terugname (-)
64 Andere bedrijfskosten
640000 Bedrijfsbelastingen
642000 Minderwaarden op de realisatie van handelsvorderingen
643000 Diverse bedrijfskosten
63 Afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico’s en kosten
630000 Afschrijvingen oprichtingskosten
630100 Afschrijvingen op immateriële vaste activa
630200 Afschrijvingen op materiële vaste activa
630300 Afschrijvingen op meubilair en rollend materieel
leasing
634000 Waardeverminderingen op handelsvorderingen op ten hoogste 1 jaar: toevoeging
634100 Waardeverminderingen op handelsvorderingen op ten hoogste 1 jaar: terugname (-)
636000 Voorzieningen voor grote herstellingen en groot onderhoud: toevoeging
65 Financiële kosten
650000 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden
650010 Kosten van leasingschulden
652000 Minderwaarden op realisatie van vlottende activa
654000 Wisselresultaten: verlies
657000 Betalingskortingen aan klanten
659000 Diverse financiële kosten
66 Niet-recurrente bedrijfs- en financiële kosten
662000 Voorzieningen voor niet-recurrente risico’s en kosten: toevoeging
662100 Voorzieningen voor niet-recurrente risico’s en kosten: terugname (-)
663000 Minderwaarden op de realisatie van vaste activa
664000 Andere niet-recurrente bedrijfskosten
668000 Andere niet-recurrente financiële kosten
67 Belastingen op het resultaat
670000 Verschuldigde of gestorte belastingen en voorheffingen
670100 Geactiveerde overschotten van betaalde belastingen en voorheffingen (-)
670200 Geraamde belastingen
671000 Belgische belastingen op het resultaat van het vorige boekjaar
69 Resultaatverwerking
690000 Overgedragen verlies van het vorige boekjaar
692000 Toevoeging aan de wettelijke reserves
692100 Toevoeging aan de overige reserves
693000 Over te dragen winst
694000 Vergoeding van het kapitaal
695000 Bestuurders of zaakvoerders
696000 Andere rechthebbenden
KLASSE 7 OPBRENGSTEN
70 Omzet
700000 Verkopen en diensten
704000 Verkopen handelsgoederen
704001 Verkopen handelsgoederen aan 6 % btw
704002 Verkopen handelsgoederen aan 21 % btw
704003 Verkopen handelsgoederen IC 704004 Verkopen handelsgoederen uitvoer
704010 Retours op verkopen (-)
704020 Handelskorting op verkopen (-)
74 Andere bedrijfsopbrengsten
742000 Meerwaarden op de realisatie van handelsvorderingen
744000 Huuropbrengsten
746000 Doorgerekende kosten
749000 Diverse bedrijfsopbrengsten
75 Financiële opbrengsten
751000 Opbrengsten uit vlottende activa
752000 Meerwaarden op de realisatie van vlottende activa
754000 Wisselresultaten: winst
757000 Betalingskortingen van leveranciers
759000 Diverse financiële opbrengsten
76 Niet-recurrente bedrijfs- of financiële opbrengsten
764000 Andere niet-recurrente bedrijfsopbrengsten
768000 Andere niet-recurrente financiële opbrengsten
79 Resultaatverwerking
790000 Overgedragen winst van het vorige boekjaar
793000 Over te dragen verlies