Hoofdstuk 1 Internationale handel
Praktijkvoorbeeld: Apple TV 4K
De Belgische verdeler van Apple, Super Apple, gevestigd in de Romestraat 15 in Oostende, koopt in Taiwan toestellen Apple TV’s bij de onderneming Apple Taiwan, River Road 44 in New Taipei. Ze kopen 10 000 toestellen per zending en die zijn individueel verpakt: er zitten 20 toestellen in 1 doos. Het totale brutogewicht van deze toestellen is 15 000 kg. Ze worden vervoerd met een 20 voet reefer container zodat dezelfde vochtigheid en dezelfde temperatuur altijd verzekerd kan worden gedurende de hele reis. De goederen worden bij Apple Taiwan gestuft in de container. Een vrachtwagen haalt de container op en levert hem af bij TK Logistics International in Keelung Port (Taiwan). De rederij CMA CGM vervoert de goederen vanaf Keelung Port naar hun bestemming Zeebrugge (transittijd van 26 dagen).
De prijs van de goederen bedraagt 100 USD per Apple TV 4K, zodat de zending een totale waarde heeft van 1 000 000 USD. De verkoopsvoorwaarde is CIF Zeebrugge. De betaling gebeurt via documentair krediet, via ING Bank in Oostende voor de koper en via de Bank of Taiwan voor de verkoper. Na aankomst in Zeebrugge vervoert een vrachtwagen van de transportfirma Eurotrans nv de goederen van Zeebrugge naar Oostende.
We verklaren alvast enkele begrippen:
– 20 voet reefer container: men drukt de lengte van een container altijd in ‘voet’ uit: één voet bedraagt 30,48 cm; 20 voet is dus ongeveer 6,1 m. De container die men hier gebruikt (reefer) is een container waarvan men de temperatuur en de vochtigheid kan controleren. In theorie kan de temperatuur variëren van -60°C tot +40°C. Naargelang de goederen die vervoerd worden kan er een passende temperatuur ingesteld worden. Daarvoor bevat de container een ingebouwde eenheid voor de controle van de temperatuur, die men aansluit op een energiebron in de vrachtwagen, het schip of op de kade.
– Stuffen: de goederen op een oordeelkundige wijze in de container plaatsen.
– Rederij: een onderneming die schepen, al dan niet met bemanning, ter beschikking stelt van een andere partij die dan de economische exploitatie voor haar rekening neemt.
– Transittijd: dit is tijd die nodig is om van de haven van vertrek (in het voorbeeld Keelung Port) naar de haven van bestemming (Zeebrugge) te varen.
– Verkoopsvoorwaarde CIF Zeebrugge: bepaalt dat de verkoper het vervoer regelt en betaalt en dat hij ook een verzekering afsluit en de premie betaalt tot op het ogenblik dat de goederen in de haven van Zeebrugge zijn aangekomen. De koper draagt wel het risico tijdens het zeevervoer (zie het hoofdstuk over internationale verkoop voor meer uitleg).
– Documentair krediet : een betalingswijze specifiek voor de internationale handel (zie het hoofdstuk over betalingstechnieken in de internationale handel).
Illustratie 1 stelt het verloop van de hele importtransactie van de aankoop van de Apple TV 4K in Taiwan schematisch voor.
1
Hoofdstuk 1 Internationale handel 15
Illustratie 1 Verloop van internationale handel op basis van de Apple TV 4K KOPER VERKOPER
1. Digitale aanvraag offerte door Super Apple – Oostende
3. Digitale bestelling en vastleggen leverings- & betalingsvoorwaarden door Super Apple – Oostende
5. Aanvraag documentair krediet door Super Apple – Oostende bij ING Bank Oostende
Bank koper, ING Bank Oostende
6. Toekenning Documentair krediet door ING Bank – Oostende
7. Boeking vervoer door Apple Taiwan – New Taipei
8. Afsluiten goederenverzekering door Apple Taiwan – New Taipei
2. Digitale offerte, leverings- en betalingsvoorwaarden bij Apple Taiwan – New Taipei
4. Digitale orderbevestiging Pro-formafactuur door Apple Taiwan – New Taipei
12. Aankomst en lossen in de haven van Zeebrugge door CMA-CGM
13. Douaneaangifte invoer
Betalen rechten door Super Apple – Oostende
14. Afleveren goederen door Eurotrans NV aan Super Apple – Oostende
15. Betaling via ING Bank – Oostende aan de Bank of Taiwan, die dan de verkoper betaalt
11. Vervoer door CMA-CGM
9. Douane-aangifte uitvoer door Apple Taiwan – New Taipei
10. Inladen en verzenden door Apple Taiwan – New Taipei
Hoofdstuk 1 Internationale handel 16
Wat we verstaan onder internationale handel
Als we spreken over handel, denken we vooral aan kopen en verkopen. Handel is echter veel meer dan dat. Kopen en verkopen kan alleen worden gerealiseerd dankzij een aantal ondersteunende functies. Dat wordt al snel duidelijk wanneer we nadenken over het uiteindelijke doel van handel drijven, namelijk: goederen een meerwaarde geven door ze van de plaats waar de goederen zijn voortgebracht naar de plaats van ge- of verbruik te brengen, en winst maken met deze activiteit.
Of, met andere woorden: zorgen voor de distributie van de goederen naar die plaatsen waar ze worden gevraagd en daarvan een winstgevende activiteit maken.
Die ondersteunende functies, op zichzelf ook winstgevende activiteiten, zijn onder andere:
vervoer (inclusief laden en lossen),
– verzekeren tegen schade tijdens het vervoer,
– opslag,
– douane en overheidsreglementering,
– betalingsvormen (snelheid, soepelheid, zekerheid).
Binnen deze functies zijn vele handige technieken ontwikkeld die de taak van de handelaar vereenvoudigen en hem helpen om gemakkelijker zijn doel te bereiken. Ze omvatten onder meer: – internationaal uniforme vervoerreglementering (Europa, wereld),
– Incoterms (uniforme leveringsvoorwaarden – zie het hoofdstuk over internationale verkoop),
– tussenpersonen,
– betalingstechnieken (overschrijving, documentair krediet ...),
– bijzondere douanereglementeringen (tijdelijke invoer, douane-entrepot),
– vormen van bescherming tegen wisselkoersrisico, vervoerschade, wanbetaling ...
Omdat internationale handel voor steeds meer landen in de wereld steeds belangrijker wordt, schenken we in dit boek vooral aandacht aan de technieken in de internationale handel. De meeste handelstechnieken zijn trouwens net zo bruikbaar in de nationale als in de internationale handel. Sommige technieken hebben uiteraard alleen te maken met internationale handel, bijvoorbeeld:
– internationaal uniforme vervoerreglementering (Europa, wereld),
– Incoterms (uniforme leveringsvoorwaarden), – bijzondere betalingstechnieken (documentair krediet, documentair incasso),
– bijzondere douanereglementeringen (tijdelijke invoer, vrijstelling rechten),
– vormen van bescherming tegen wisselkoersrisico.
3 De redenen voor internationale handel
In 2021 bedroeg de totale waarde van de wereldhandel (= de som van de export van alle landen van de wereld) 22 328 miljard USD. Dat is een stijging van ongeveer 27 % in vergelijking met 2020. Een deel van de toename is te verklaren door de gestegen prijzen van heel wat goederen. Maar uitgedrukt in volume kende de wereldhandel toch ook een groei van bijna 9 %.
Door de invloed van de coronacrisis kende de wereldhandel in 2020 een serieuze terugval (-7 % in waarde en ongeveer -5 % in volume) (zie Illustratie 2). Voor het jaar 2022 rekent men op een exportgroei van ongeveer 3,5 % in volume, hoewel voorspellen momenteel zeer moeilijk is gezien de gespannen situatie op het internationale toneel.
2
–
Hoofdstuk 1 Internationale handel 17
In het verleden kende de internationale handel van jaar tot jaar een groei, en ze groeide meestal sneller dan de jaarlijkse productie van goederen en diensten in de wereld (zie Illustratie 2, waar de jaarlijkse groei van de wereldexport in volume wordt vergeleken met de groei van het mondiale BBP). Maar even goed kan in een economisch moeilijke periode de wereldhandel ook snel terugvallen, zoals in 2009 het geval was. Die trend van bijna ononderbroken groei van de internationale handel werd ook in 2020 doorbroken, door de mondiale economische terugval als gevolg van de coronacrisis.
Illustratie 2 Groei van het volume van de wereldgoederenhandel en bbp, 1950-2023 (jaarlijkse groeipercentages)
Bron: WTO (World Trade Organization)
Hoe komt het dat er zo veel handel is en dat iedereen steeds meer handel wil drijven?
Daarvoor zijn enkele eenvoudige verklaringen:
1 Goederen zijn niet overal beschikbaar. Denk aan: – aardolie, – koffie, – bananen.
Dat niet alle goederen overal beschikbaar zijn, is te verklaren door natuurlijke factoren als: – ondergrond, – klimaat (temperatuur, neerslag), – reliëf.
2 Sommige goederen kunnen op andere plaatsen goedkoper worden aangekocht. Bijvoorbeeld: – garens, – confectiekleding, – elektronica, – schoenen.
Dit kan vooral in Oost-Europese, Aziatische en Zuid-Amerikaanse landen.
-15,0 -10,0 -5,0 0,0 5,0 10,0 15,0 1950-601960-701970-801980-901990-002000-102010-21 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 20212022raming2023raming Export BBP
Hoofdstuk 1 Internationale handel 18
Die verschillen tussen landen zijn te verklaren door allerlei landgebonden, socio-economische factoren als:
– lagere lonen, lagere sociale lasten, – lagere economische ontwikkeling, – lagere belastingen, – hogere productiviteit (waardoor het toch nog interessant kan zijn om te produceren in landen met hogere lonen), – betere scholing, – aanbod arbeidskrachten.
3 De vervoertechnieken ontwikkelen zich steeds verder. Wat vroeger niet, moeilijk, of niet op een economisch verantwoorde wijze vervoerd kon worden, kan nu wel vervoerd worden dankzij: – koelschepen, – tankschepen, – containervervoer, – luchtvervoer, – pijpleiding.
4 Globalisering van de economie – Door intensievere contacten tussen de verschillende delen van de wereld leren we andere producten kennen. Producten die we ook op regelmatige basis willen consumeren, bijvoorbeeld de kiwi of de avocado, of nieuwe behoeften als gevolg van de technologische evolutie, zoals diverse zeldzame metalen.
Een goed wordt vaak niet meer op één plaats geproduceerd (zie Illustratie 3).
Illustratie 3 Vergelijking internationale handel vroeger en nu
Vroeger
Land Y
Land X Verwerking tot eindproduct Grondsto en Handel
Nu
Verkoop
Land A Land B Land C Land D aan klanten Grondsto en 1e bewerking 2e bewerking afwerking in diverse handel handel handel handel landen
Dit wordt ook geïllustreerd door de samenstelling van de wereldexport: circa 70 % van die export omvat door de industrie verwerkte goederen, landbouwproducten maken 10 % uit en 15 % betreft minerale producten (olie en mijnbouwproducten).
–
Hoofdstuk 1 Internationale handel 19
4
De Europese Unie in een notendop
Als we spreken over internationale handel, dan worden we onvermijdelijk geconfronteerd met heel wat spelregels van de Europese Unie. Om die allemaal goed te begrijpen, is enige basiskennis over de Europese Unie onontbeerlijk.
4.1 Beknopte geschiedenis
1958 Start van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) met zes landen: België, Luxemburg, Nederland, Italië, Frankrijk en Duitsland, na ondertekening van het Verdrag van Rome (basisakte).
1979 Start van het Europees Monetair Systeem (EMS), waarbij een aantal lidstaten onderling overeenkomen dat de wisselkoersen tussen hun munten slechts beperkt mogen schommelen (± 2,25 %). Dat is een eerste stap naar de vorming van een monetaire unie. Niet alle lidstaten nemen deel aan het EMS.
1991 Verdrag van Maastricht: daarin wordt vastgelegd dat het einddoel van de EG de vorming is van een Economische en Monetaire Unie met een gemeenschappelijke munt: de euro. Sinds dit verdrag in werking is spreken we van de Europese Unie (EU) in plaats van de Europese Gemeenschap (EG).
1993 Afschaffen van de douaneformaliteiten aan de interne grenzen; de EU wordt ‘één markt, zonder binnengrenzen’ en zonder controles op de interne handel (= handel tussen lidstaten).
1999 De euro wordt in gebruik genomen. Op 1 januari worden de koersen vastgelegd tussen de euro en de munten van de landen die de eurozone willen vormen (zie Illustratie 4). De nieuwe munt wordt voorlopig alleen gebruikt voor girale transacties.
2002 Op 1 januari worden voor circa 300 miljoen inwoners van de EU de fysieke nationale munten vervangen door de euromunten en -biljetten. De euro wordt het dagelijkse betaalmiddel in twaalf landen (zie IIlustratie 4).
2004 1 mei: uitbreiding van de EU met tien nieuwe lidstaten (zie Illustratie 4).
2007 Met de toetreding van Bulgarije en Roemenië groeit de EU uit tot een markt van bijna 500 miljoen inwoners.
2009 Het belangrijke Verdrag van Lissabon voert een aantal hervormingen door om de Europese Unie democratischer en beter bestuurbaar te maken en omvat een aantal wijzigingen op de vroegere basisverdragen van Rome en Maastricht. Dat verdrag voorziet ook twee nieuwe functies: een permanente voorzitter van de Europese Raad van staatshoofden en regeringsleiders, een functie die sinds november 2020 vervuld wordt door de Belgische politicus Charles Michel, en de functie van hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken, die toegekend werd aan de Spaanse Josep Borell.
2013 Op 1 juli wordt Kroatië de 28ste lidstaat.
2016 Referendum in het VK waarbij met een nipte meerderheid gekozen wordt voor uittrede uit EU (Brexit).
2020 Op 31.01.2020, ruim drie jaar na het referendum, wordt de fel bediscussieerde Brexit een feit (na 47 jaar lidmaatschap van het VK). Na jarenlange, zeer moeizame onderhandelingen over een handelsakkoord tussen de EU en het VK bereikt men op de valreep (eind december 2020) een akkoord over de nieuwe (complexe) handelsregels (zie Hoofdstuk ‘Douaneformaliteiten’).
2023 Met de toetreding van Kroatië tot de eurozone (na meerdere nieuwe eurolanden tussen 2002 en 2023) telt de EU nu twintig eurolanden.
Zie Illustratie 4 voor de details over de toetreding tot de EU en de eurozone.
Hoofdstuk 1 Internationale handel 20
4.2 EU vandaag
Illustratie 4 Landen van de Europese Unie en hun kenmerken
Land –landencode
België – BE
Duitsland – DE
Frankrijk – FR
Italië – IT
Luxemburg – LU
Nederland – NL
Denemarken – DK
Ierland – IE
Griekenland – GR
Spanje – ES
Portugal – PT
Finland – FI
Oostenrijk – AT
Zweden – SE
Cyprus – CY
Estland – EE
Hongarije – HU
Letland – LV
Litouwen – LT
Malta – MT
Polen – PL
Slowakije – SK
Slovenië – SI
Tsjechië – CZ
Bulgarije – BG
Roemenië – RO
Kroatië – HR
01.01.1958
01.01.1958
01.01.1958
01.01.1958
01.01.1958
01.01.1958
01.01.1973
01.01.1973
01.01.1981
01.01.1986
01.01.1986
01.01.1995
01.01.1995
01.01.1995
01.05.2004
01.05.2004
01.05.2004
01.05.2004
01.05.2004
01.05.2004
01.05.2004
01.05.2004
01.05.2004
01.05.2004
01.01.2007
01.01.2007
01.07.2013
HUF (Forint)
PLN (Zloty) EUR
CZK (Kroon)
BGN (Lev)
ROL (Leu) EUR
Eurozone (01.01.1999)
Eurozone (01.01.1999)
Eurozone (01.01.1999)
Eurozone (01.01.1999)
Eurozone (01.01.1999)
Eurozone (01.01.1999)
EMS-2 (01.01.1999)
Eurozone (01.01.1999)
Eurozone (01.01.2001)
Eurozone (01.01.1999)
Eurozone (01.01.1999)
Eurozone (01.01.1999)
Eurozone (01.01.1999)
Eurozone (01.01.2008)
Eurozone (01.01.2011)
Eurozone (01.01.2014)
Eurozone (01.01.2015)
Eurozone (01.01.2008)
Eurozone (01.01.2009)
Eurozone (01.01.2007)
Eurozone (01.01.2023)
2024 (1) 2020 (2) 2022 (1)
2028 (1)
2029 (1)
2029 (2) 2025 (2) 2026 (2)
2027 (2)
2023 (2) 2021 (1)
2019 (2)
(2) 2023 (1) 2026 (1)
(2)
(2)
(2) 2027 (1) 2030 (2)
(1) 2030 (1) 2021 (2) 2022 (2)
2018 (1)
2019 (1)
2020 (1) + Zwitserland (1) jan.-juni Noorwegen (2) juli-dec. IJsland Liechtenstein
4.3
Economische samenwerking in de EU
In het Verdrag van Rome werd bepaald dat de samenwerking tussen de lidstaten via de vorming van een douane-unie en een gemeenschappelijke markt uiteindelijk moet leiden tot een economische unie.
In de jaren zeventig werd duidelijk dat ook monetaire samenwerking tussen de lidstaten noodzakelijk was. In het Verdrag van Maastricht werd vastgelegd dat de Europese samenwerking moet leiden tot de vorming van een Economische en Monetaire Unie (EMU) en het gebruik van een gemeenschappelijke munt: de euro. Wat houdt dit concreet in?
Toetreding Munt Monetair systeem Schengengebied Voorzitter EU
EUR EUR EUR EUR EUR EUR DKK EUR EUR EUR EUR EUR EUR SEK EUR EUR
EUR EUR EUR
EUR
X X X X X X X X X X X X X overgang X X X X X X X X X overgang overgang X
2017
2018
2024
2028
2025
Bron: EU
Hoofdstuk 1 Internationale handel 21
Douane-unie:
Vrij verkeer van goederen (geen invoerrechten en geen kwantitatieve beperkingen op de wederzijdse handel tussen de leden). Dankzij het handelsverdrag blijft het VK vrij verkeer op de meeste goederen genieten vanaf 01.01.2021.
–
Gemeenschappelijk buitentarief (GBT): voor goederen ingevoerd uit derde landen passen alle leden dezelfde invoerrechten toe (let wel: dit is niet van toepassing op accijnzen en btw).
– Gemeenschappelijke handelspolitiek: alle handelsafspraken met derde landen worden door de douane-unie gemaakt.
Gemeenschappelijke markt:
– Dezelfde kenmerken als de douane-unie, plus:
– Naast vrij verkeer van goederen ook vrij verkeer van diensten en productiefactoren (arbeid en kapitaal).
Economische unie:
Dezelfde kenmerken als de gemeenschappelijke markt, plus:
– Geharmoniseerd economisch beleid. Bijvoorbeeld: fiscaal beleid, vervoerbeleid, prijsbeleid, energiebeleid, landbouwpolitiek, enzovoort.
Monetaire unie:
Dezelfde kenmerken als de economische unie, plus:
– Geharmoniseerd monetair beleid (afspraken bijvoorbeeld op het vlak van rente en krediet) en vaste wisselkoersen tussen de munten van de leden. Een gemeenschappelijke munt is niet noodzakelijk, maar is de kroon op het werk van de samenwerking.
4.4
Vrij verkeer van personen – Schengenakkoord
‘Vrij verkeer van personen’ betekent dat er geen controles meer zijn op het personenverkeer aan de binnengrenzen in de EU. Dit wordt geregeld door het Schengenakkoord, dat ondertekend werd door 23 lidstaten plus Noorwegen, Zwitserland, IJsland en Liechtenstein (dus 27 landen). Ierland maakt geen deel uit van het Schengengebied. Bulgarije, Cyprus en Roemenië zitten in een overgangsregeling (zie Illustratie 4).
Als er sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid hebben de Schengenlanden recht op tijdelijke ontheffing van het verdrag en mogen ze opnieuw grenscontroles invoeren (gedurende dertig dagen of zo lang de bedreiging duurt). Van dat recht werd gebruik gemaakt door Duitsland tijdens het wereldkampioenschap voetbal 2006 om voetbalhooligans aan de grens te kunnen weren, door Frankrijk in 2011 om de stroom van Tunesische vluchtelingen vanuit Italië te beperken. Naar aanleiding van de Europese migrantencrisis voerden verschillende landen vanaf 2015 opnieuw grenscontroles in om de immense toestroom van vluchtelingen onder controle te houden. Ook in het kader van de COVID-19-pandemie werden in 2020 en 2021 door landen beperkingen opgelegd op het personenverkeer.
–
–
–
Hoofdstuk 1 Internationale handel 22
4.5 Lid worden van de EU
Landen kunnen lid worden van de EU als ze voldoen aan de vier criteria van Kopenhagen.
Deze zijn:
– Het land heeft stabiele instellingen die een waarborg vormen voor de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en het respect voor minderheden.
– Het land heeft een goed functionerende markteconomie.
– Het land onderschrijft de diverse politieke, economische en monetaire doelstellingen van de EU.
– Het land past de administratieve structuren aan om een geleidelijke en harmonieuze integratie in de EU mogelijk te maken.
4.6 De voordelen van uitbreiding voor de Europese Unie
– De uitbreiding garandeert stabiliteit in Europa door de landen van Midden- en Oost-Europa toekomstperspectieven te bieden.
– Met de uitbreiding kan de EU haar invloed op belangrijke vraagstukken op wereldvlak vergroten.
– De uitbreiding bevordert de economische groei.
Geleidelijk groeide de EU tot een markt van nu ruim 450 miljoen consumenten (voor de Brexit circa 500 miljoen). Ter vergelijking: in de VS leven 300 miljoen consumenten.
4.7 Toekomstige lidstaten van de EU
Onderhandelingen voor toetreding lopen met de kandidaat-lidstaten Servië, Turkije, Albanië, Noord-Macedonië, Oekraïne en Moldavië. De landen Bosnië-Herzegovina, Kosovo en Georgië zijn potentiële kandidaat-lidstaten. IJsland was een kandidaat-lidstaat, maar trok deze kandidatuur begin 2015 terug in.
De EU onderhoudt nauwe tot zeer nauwe contacten met heel wat andere landen via handelsakkoorden. Zeer belangrijk daarbij zijn de akkoorden met de EFTA (European Free Trade Association – of EVA (Europese Vrijhandelsassociatie) die bestaat uit Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein. Deze landen willen nauw samenwerken met de EU, maar willen nog niet snel lid worden. Ook met het VK, dat na de Brexit een gewoon derde land geworden is, werd na veel moeite een handelsakkoord afgesloten.
4.8
Beslissingsstructuur in de EU
De Raad van de Europese Unie (Ministerraad) neemt samen met het Europees Parlement de beslissingen. De Raad is samengesteld uit één minister per lidstaat. Normaal is dit de minister van Buitenlandse Zaken. Afhankelijk van het onderwerp dat wordt besproken, kan deze worden vervangen door bijvoorbeeld de minister van Landbouw, de minister van Tewerkstelling of de minister van Financiën.
Elk EU-land kan een aantal stemmen uitbrengen. De verdeling van deze stemmen is gebaseerd op de bevolkingsgrootte en het economisch belang van elk land. Belangrijke beslissingen worden unaniem (alle landen akkoord) genomen (bv. veiligheid, buitenlandse zaken, belastingen). Voor de meeste andere beslissingen is een gekwalificeerde meerderheid vereist (ongeveer 80 % van de beslissingen). Een voorstel wordt aangenomen als een meerderheid van
Hoofdstuk 1 Internationale handel 23
landen (minstens 55 %) vóór stemt terwijl die landen minstens 65 % van de EU-bevolking moeten vertegenwoordigen (principe van de dubbele meerderheid).
De Europese Commissie is de motor van de EU en is verantwoordelijk voor het voeren van het gemeenschappelijk beleid. Deze Commissie, met als voorzitter de Duitse Ursula von der Leyen, zorgt voor de uitvoering van de beslissingen die zijn genomen door de Raad. De Commissie telt 27 leden (één per lidstaat) en elke Commissaris is verantwoordelijk voor een beleidsdomein. De Commissieleden moeten onafhankelijk optreden, zowel tegenover de regering van hun land, als tegenover de Raad. De Belg Didier Reynders is de Europese Commissaris voor Justitie.
4.9 Beleidsinstrumenten van de EU
In een individueel land worden wetten gemaakt. De gemeenschappen in België (de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap) leggen hun spelregels vast in decreten.
Het Europees recht bestaat in de eerste plaats uit Verordeningen en Richtlijnen:
– Verordeningen hebben een algemene strekking en zijn rechtstreeks bindend in alle lidstaten (deze beslissingen hoeven niet meer goedgekeurd te worden via de nationale parlementen). Voorbeeld: gemeenschappelijke aanpak inzake roamingtarieven. – Met Richtlijnen wordt een bepaald resultaat beoogd. Elke lidstaat moet, waar nodig, zijn nationale wetgeving aanpassen om het gestelde doel te bereiken. Voorbeeld: kunststoffen voor eenmalig gebruik.
4.10 Supranationaal gezag
Dit houdt in dat voor bepaalde beleidsdomeinen de beslissingen genomen worden door de Europese instellingen en niet langer op het niveau van de lidstaat. Dan overstijgt het Europese beleid dat van de nationale instanties. Dit geldt onder andere voor het landbouwbeleid, het handelsbeleid, het visserijbeleid, het vervoersbeleid, het concurrentiebeleid, het ontwikkelingsbeleid en het asiel- en immigratiebeleid. Het VK had het altijd moeilijk om dit supranationaal gezag te aanvaarden. Ook Hongarije en Polen doen pogingen om op bepaalde domeinen de nationale wetgeving te laten primeren op de Europese.
Hoofdstuk 1 Internationale handel 24
De wereldhandel in cijfers
Illustratie 5 Spreiding van de wereldhandel (2021) (*)
Bron: WTO (*) Op basis van de classificatie van de belangrijkste exporteurs (**) FOB-waarde = waarde aan de uitvoergrens (zonder transport- en verzekeringskosten) CIF-waarde = waarde aan de grens van het invoerland (inclusief transport- en verzekeringskosten) (***) Met inbegrip van een groot deel wederuitvoer (uitvoer inlandse producten 20 miljard voor Hongkong en 208 miljard voor Singapore)
5
Export FOB (**) Import CIF (**) Miljard USD Aandeel in % Miljard USD Aandeel in % 1 China 3 364 15,1 2 689 11,9 2 VS 1 754 7,9 2 935 13,0 3 Duitsland 1 632 7,3 1 420 6,3 4 Nederland 837 3,7 758 3,4 5 Japan 756 3,4 769 3,4 6 Hong Kong, China (***) 670 3,0 712 3,2 7 Zuid-Korea 644 2,9 615 2,7 8 Italië 610 2,7 558 2,5 9 Frankrijk 585 2,6 714 3,2 10 België 545 2,4 510 2,3 11 Canada 508 2,3 504 2,2 12 Mexico 495 2,2 522 2,3 13 Russische Federatie 494 2,2 304 1,3 14 Verenigd Koninkrijk 468 2,1 694 3,1 15 Singapore (***) 457 2,0 406 1,8 16 China Taipei 448 2,0 382 1,7 17 Ver. Arabische Emiraten 425 1,9 348 1,5 18 India 395 1,8 573 2,5 19 Spanje 383 1,7 418 1,9 20 Zwitserland 380 1,7 324 1,4 21 Australië 345 1,5 261 1,2 22 Polen 338 1,5 338 1,5 23 Vietnam 336 1,5 332 1,5 24 Maleisië 299 1,3 238 1,1 25 Brazilië 281 1,3 235 1,0 26 Saudi-Arabië 276 1,2 153 0,7 27 Thailand 272 1,2 267 1,2 28 Indonesië 230 1,0 196 0,9 29 Tsjechië 226 1,0 212 0,9 30 Turkije 225 1,0 271 1,2 Rest wereld 3 650 16,3 3 929 17,4 Totaal wereld 22 328 100,0 22 587 100,0
Hoofdstuk 1 Internationale handel 25
Illustratie 6 Wereldhandel per regio (aandeel in %)
(FOB)
Bron: WTO (*) Gemenebest van Onafhankelijke Staten (= Russische Federatie + 11 andere ex-USSR-staten) – 1973 cijfers USSR (**) VS, Canada en Mexico
Illustratie 7 Spreiding wereldhandel zonder interne EU-handel (2021)
Bron: WTO (*) Enkel externe handel 27 landen EU (zonder handel tussen EU-lidstaten onderling)
Export
2021 1993 1973 Europa (zonder GOS) 36,9 45,3 50,9 GOS (*) 3,0 1,7 3,7 Azië 36,3 26,0 14,9 Noord-Amerika (**) 12,7 17,9 17,3 Zuid- en Centraal Amerika 3,3 3,0 4,3 Midden-Oosten 5,3 3,5 4,1 Afrika 2,6 2,5 4,8 100 100 100
Export (FOB) Import (CIF) in miljard USD aandeel in % in miljard USD aandeel in % 1 China 3 364 18,4 2 689 14,4 2 Europese Unie (27)(*) 2 578 14,1 2 500 13,4 3 VS 1 754 9,6 2 935 15,8 4 Japan 756 4,1 769 4,1 5 Hongkong 670 3,7 712 3,8 6 Zuid-Korea 644 3,5 615 3,3 7 Canada 508 2,8 504 2,7 8 Mexico 495 2,7 522 2,8 9 Russische Federatie 494 2,7 304 1,6 10 Verenigd Koninkrijk 468 2,6 694 3,7 Subtotaal bovenstaande 11 731 64,2 12 244 65,8 Wereld min intra-EU 18 276 100,0 18 618 100,0
Hoofdstuk 1 Internationale handel 26
6 Internationale handel van België
Illustratie 8 Buitenlandse handel van België (in miljoen euro)
Bron: NBB.Stat (cijfers volgens communautair concept = alle goederenbewegingen die de landsgrenzen overschrijden)
Illustratie 9 Regionale verdeling van de Belgische handel (2021)
Bron: NBB.Stat
Statistieken opgemaakt volgens het nationale concept, vandaar de verschillen met Illustratie 8 (= statistieken volgens communautair concept maar zonder handel tussen niet-ingezetenen).
Jaar Uitvoer Invoer Saldo 1995 128 354 116 559 11 795 2000 203 953 192 195 11 758 2005 269 817 256 137 13 680 2006 292 088 280 054 12 034 2007 314 986 301 123 13 863 2008 319 764 316 333 3 431 2009 266 235 254 368 11 867 2010 306 988 295 078 11 910 2011 341 949 335 449 6 500 2012 347 326 341 788 5 538 2013 352 353 340 317 12 036 2014 355 288 341 427 13 861 2015 357 772 338 570 19 202 2016 359 833 342 803 17 030 2017 381 389 362 326 19 063 2018 396 274 385 365 10 909 2019 399 155 383 017 16 138 2020 369 250 348 399 20 851 2021 464 684 446 514 18 170 2022 604 352 592 463 11 889
UITVOER INVOER Miljoen euro % aandeel Miljoen euro % aandeel Vlaams Gewest 259 920 80 276 735 83 Waals Gewest 58 806 18 40 683 12 Brussels Gewest 7 982 2 15 620 5 Totaal België 326 708 100 333 038 100
Hoofdstuk 1 Internationale handel 27
Illustratie 10 Geografische verdeling van de Belgische handel (2021)
Bron: NBB.Stat
UITVOER INVOER Miljoen euro % totaal Miljoen euro % totaal Duitsland 86.835 18,7 63.599 14,2 Frankrijk 66.822 14,4 41.122 9,2 Nederland 57.011 12,3 82.622 18,5 Italië 22.333 4,8 17.314 3,9 Spanje 13.717 3,0 14.827 3,3 Polen 11.935 2,6 6.726 1,5 Zweden 7.941 1,7 7.079 1,6 GH Luxemburg 6.977 1,5 1.935 0,4 Oostenrijk 4.762 1,0 3.247 0,7 Tsjechië 4.408 0,9 4.034 0,9 Denemarken 3.903 0,8 1.769 0,4 Ierland 3.648 0,8 22.892 5,1 Hongarije 3.296 0,7 2.588 0,6 Portugal 2.754 0,6 1.558 0,3 Roemenië 2.607 0,6 1.487 0,3 Finland 2.471 0,5 2.174 0,5 Griekenland 2.192 0,5 411 0,1 Slowakije 1.329 0,3 1.307 0,3 Litouwen 1.064 0,2 668 0,1 Bulgarije 993 0,2 1.183 0,3 Slovenië 823 0,2 357 0,1 Kroatië 686 0,1 174 0,0 Letland 467 0,1 195 0,0 Estland 453 0,1 244 0,1 Cyprus 390 0,1 36 0,0 Malta 208 0,0 52 0,0 TOTAAL EU (27) 310.025 66,7 279.600 62,6 Zwitserland 5.402 1,2 8.530 1,9 Noorwegen 2.389 0,5 7.231 1,6 IJsland 135 0,0 101 0,0 Liechtenstein 6 0,0 2 0,0 TOTAAL EVA 7.932 1,7 15.864 3,6 V.K. 26.225 5,6 15.523 3,5 Turkije 6.101 1,3 5.461 1,2 Russ. Federatie 4.120 0,9 7.796 1,7 Rest Europa 2.355 0,5 1.212 0,3 VS 27.603 5,9 27.834 6,2 Canada 4.233 0,9 3.628 0,8 Brazilië 3.722 0,8 2.350 0,5 Mexico 1.617 0,3 4.267 1,0 Rest Amerika 3.328 0,7 3.493 0,8 China 7.991 1,7 24.806 5,6 Japan 7.544 1,6 9.289 2,1 India 6.144 1,3 6.082 1,4 Ver. Arab. Emiraten 3.666 0,8 1.927 0,4 Israel 2.643 0,6 1.317 0,3 Rest Azië 17.949 3,9 23.797 5,3 Afrika 16.060 3,5 10.380 2,3 Oceanië 2.961 0,6 1.287 0,3 Niet gedefinieerd 9.121 2,0 601 0,1 TOTAAL 464.684 100 446.514 100
Hoofdstuk 1 Internationale handel 28
Uitvoer België 2021
Invoer België 2021
Illustratie 11 Belgische buitenlandse handel naar goederengroepen (2021) (*)
1. Levende dieren en producten van het dierenrijk
2. Producten van het plantenrijk
3. Vetten en oliën
4. Voedselindustrie, dranken, tabak
5. Minerale producten
6. Chemische en farmaceutische
7. Kunststoffen en rubber
8. Huiden, leder en lederwaren
9. Hout, kurk en vlechtwerk
10. Houtpulp, papier en papierwaren
11. Textiel en textielwaren
12. Schoeisel - hoofddeksels - paraplu’s - kunstbloemen …
13. Steen, cement, glas en keramiek
14. Parels, edele metalen en edelstenen
15. Onedele metalen en werken hiervan
16. Machines en electrotechnisch materieel
17. Vervoermaterieel
18. Optische- & precisie-instrumenten
19. Wapens en munitie
20 Diverse goederen (meubelen, speelgoed e a.)
21. Kunstvoorwerpen
Bron: NBB.Stat
(*) De verdeling in de productgroepen is gebaseerd op de 21 afdelingen van het Tarief van invoerrechten (zie het hoofdstuk Douaneformaliteiten)
77 % 10 % 9 % 3 % 1 %
Europa Azië Amerika Afrika Andere 73 % 15 % 9 % 2 % 1 %
Europa Azië Amerika Afrika Andere
UITVOER INVOER Miljoen euro % van totaal Miljoen euro % van totaal
8 919 1,9 7 870 1,8
9 339 2,0 12 337 2,8
2 289 0,5 2 880 0,6
25 229 5,4 16 667 3,7
45 686 9,8 63 770 14,3
136 347 29,3 116 587 26,1
producten
37 469 8,1 24 317 5,4
1 213 0,3 1 061 0,2
3 946 0,8 3 539 0,8
5 464 1,2 5 838 1,3
13 283 2,9 11 337 2,5
6 267 1,3 4 089 0,9
4 231 0,9 3 914 0,9
18 777 4,0 17 033 3,8
36 624 7,9 33 041 7,4
45 228 9,7 55 231 12,4
45 009 9,7 46 263 10,4
12 340 2,7 12 266 2,7
355 0,1 196 0,0
6 129 1,3 7 797 1,7
539 0,1 481 0,1 TOTAAL 464 683 100,0 446 514 100,0
Hoofdstuk 1 Internationale handel 29
Illustratie 12 Wist je dat België in 2021 … (tussen haakjes het aandeel in de wereldexport)
De 1e wereldexporteur was van:
Weefgetouwen (33 %)
Bevroren groenten (18 %)
Zink en zinkproducten (9 %)
(staven of profielen van zink 26 %)
De 2e wereldexporteur was van:
Vlas, ruw of bewerkt (35 %)
Tapijten van vilt (18 %)
Biodiesel & mengsels (14 %)
Wandbekleding van textielstoffen (14 %)
Chocolade e.a. bereidingen die cacao bevatten (11 %)
Vloerbedekking van kunststof (7 %)
De 3e wereldexporteur was van:
Bier van mout (12 %)
Getufte tapijten (12 %)
Fotografische films op rollen (11 %)
Farmaceutische producten (10 %)
Gewalste platte producten van roestvrij staal (10 %)
Consumptie-ijs (9 %)
Margarine (9 %)
Geneesmiddelen (8 %)
De 4e wereldexporteur van
Anorganische of minerale kleur- en verfstoffen (10 %)
Geweven tapijten (8 %)
Machines voor oogsten landbouwproducten (7 %)
Draad van koper (7 %)
Brood, gebak, biscuit e.a. bakkerswaren (7 %)
Bron: Agentschap van de Buitenlandse handel en UN – International Trade Statistics ITC (op basis van SITC Nomenclatuur) –www.intracen.org
Hoofdstuk 1 Internationale handel 30
Oefentraject
Opdracht 1
Als bij een stemming over een voorstel in de EU Duitsland, Frankrijk, Italië, België, Spanje, Nederland, Oostenrijk, Zweden, Malta, Denemarken, Luxemburg, Finland, Ierland en Polen (14 landen van de 27) akkoord gaan, wordt het voorstel dan goedgekeurd? Waarom wel of waarom niet?
Bestudeer aandachtig de voorgaande tabellen en beantwoord de volgende vragen.
Opdracht 2
Bekijk Illustratie 5. Zijn de 10 belangrijkste exportlanden ook de grootste importlanden?
Hoe belangrijk zijn de EU-landen voor de wereldexport?
Wat zijn je belangrijkste vaststellingen over de spreiding van de wereldhandel? Probeer vier conclusies te noteren.
Opdracht 3
Bestudeer Illustratie 6. Wat stel je vast over de positie van Europa in de wereldexport? En waarom is het aandeel van Afrika zo klein, denk je?
Opdracht 4
Bekijk Illustratie 7. Wat zijn je vaststellingen als we de EU als één handelsblok beschouwen, waarbij enkel de handel tussen lidstaten en niet-lidstaten in aanmerking genomen wordt – en we dus de wederzijdse handel tussen de lidstaten buiten beschouwing laten?
Vergelijk dit met je vaststellingen in Opdracht 2.
Opdracht 5
Wat kon je afleiden uit Illustratie 5 voor de positie van België tussen de exporterende landen?
Wat vind je van deze prestatie als je weet dat ons aandeel in de wereldbevolking circa 0,2 % bedraagt en ons land 0,02 % van het wereldoppervlak beslaat?
Wat stel je vast als je kijkt naar de ontwikkeling van de internationale handel van België sinds 1995 en het evenwicht tussen de uitvoer en de invoer in al die jaren (Illustratie 8)?
Opdracht 6
Bekijk de verdeling van de Belgische bevolking volgens gewest op de website van de Nationale Bank (www.nbb.be/nl/statistieken). Vergelijk deze verdeling met de resultaten inzake de buitenlandse handel van elk gewest (Illustratie 9). Bereken de waarde van de uitvoer per hoofd van de bevolking voor elke regio.
Opdracht 7
Wat zijn drie belangrijke vaststellingen na het bestuderen van de gegevens in Illustratie 10?
Opdracht 8
Stel dat je een presentatie moet geven over de samenstelling van de Belgische buitenlandse handel. Hoe zou je, zonder Illustratie 11 te tonen, de belangrijkste gegevens samenvatten in ongeveer tien regels tekst?
7
Hoofdstuk 1 Internationale handel 31
Zelfevaluatie
Verklaar:
– de begrippen ‘unaniem’ en ‘gekwalificeerde meerderheid’ bij de EU;
– het begrip ‘internationale handel’;
– waarom de internationale handel steeds toeneemt;
wat bedoeld wordt met een grote concentratie van de wereldhandel bij een beperkt aantal landen;
– de afkortingen: EU, EFTA (EVA), FOB-uitvoer, CIF-invoer;
– het begrip ‘supranationaal gezag’;
het begrip ‘Brexit’.
Zoek op:
waarom de internationale handel de voorbije vijftig jaar zo sterk gegroeid is;
– aan welke voorwaarden landen moeten voldoen om lid te worden van de EU;
wie de belangrijkste medespelers zijn in het wereldhandelsgebeuren en hoe groot hun aandeel in die wereldhandel ongeveer is;
– welke landen de belangrijkste handelspartners van België zijn, en wat hun aandeel in die handel is; – welke uitvoer- en invoerproducten van België de belangrijkste zijn;
– met welke landen de Belgische buitenlandse handel een groot onevenwicht vertoont;
– aan welke voorwaarden kandidaat-lidstaten moeten voldoen om te kunnen toetreden tot de EU.
Illustreer:
– dat ons land, hoe klein het ook is, toch behoort bij de groep van belangrijke wereldexporteurs en wereldimporteurs;
– waarom het belangrijk is voor een land dat export en import zo goed mogelijk in evenwicht zijn en leg uit hoe het op dat vlak gesteld is met de internationale handel in België;
– waarom de beslissingen van de EU, genomen op basis van een gekwalificeerde meerderheid, democratisch zijn; – de verschillen tussen een douane-unie en een economische unie.
8
–
–
–
–
Hoofdstuk 1 Internationale handel 32