Agora 3 Sociologie en psychologie/Gedrags- en maatschappijwetenschappen (editie 2024) - leerwerkboek

Page 1

A A G O R

JAAR 3

Proefversie©VANIN

NHOUDSOPGAVE (*)

(*) onder voorbehoud van wijzigingen

INLEIDING PSYCHOLOGIE EN SOCIOLOGIE

Proefversie©VANIN

THEMA 1 ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE

HOOFDSTUK 1 IK ONTWIKKEL DOORHEEN MIJN

LEVENSLOOP

1.1 Ontwikkelingspsychologie

• Een vakgebied binnen de psychologie

1.2 Ontwikkelen: rijpen, groeien, leren

1.3 Ontwikkelingsfasen

1.4 Ontwikkelingsdomeinen

• Fysieke ontwikkeling

• Cogni�eve ontwikkeling

• Socio-emo�onele ontwikkeling

HOOFDSTUK 2 DE BABY

2.1 De fysieke ontwikkeling

2.1.1 De lichamelijke ontwikkeling

2.1.2 De motorische ontwikkeling

2.1.3 De sensorische ontwikkeling

2.2 De cogni�eve ontwikkeling

2.2.1 De denkontwikkeling

2.2.2 De taalontwikkeling

2.3 Socio-economische ontwikkeling

2.3.1 De sociale ontwikkeling

2.3.2 De emo�onele ontwikkeling

HOOFDSTUK 3 DE PEUTER

3.1 De fysieke ontwikkeling

3.1.1 De lichamelijke ontwikkeling

3.1.2 De motorische ontwikkeling

3.1.3 De sensorische ontwikkeling

1

HOOFDSTUK

Proefversie©VANIN

HOOFDSTUK 5 HET LAGERESCHOOLKIND

5.1 De fysieke ontwikkeling

5.1.1 De lichamelijke ontwikkeling

5.1.2 De motorische ontwikkeling

5.1.3 De sensorische ontwikkeling

5.2 De cogni�eve ontwikkeling

5.2.1 De denkontwikkeling

5.2.2 De taalontwikkeling

5.3 Socio-economische ontwikkeling

5.3.1 De sociale ontwikkeling

5.3.2 De emo�onele ontwikkeling

THEMA 2 PERSOONLIJKHEID, JEZELF KENNEN

HOOFDSTUK 6 WAT IS PERSOONLIJKHEID?

6.1 Begripsomschrijving

6.2 Lagen in de persoonlijkheid 6.2.1 Karakter 6.2.2 Temperament 6.2.3 Cons�tu�e

2
3.2.1
denkontwikkeling 3.2.2
Socio-economische ontwikkeling 3.3.1 De sociale ontwikkeling 3.3.2 De emo�onele ontwikkeling
3.2 De cogni�eve ontwikkeling
De
De taalontwikkeling 3.3
3.3.3 Persoonlijkheid
lichamelijke ontwikkeling 4.1.2
De
cogni�eve ontwikkeling
denkontwikkeling
4 DE KLEUTER 4.1 De fysieke ontwikkeling 4.1.1 De
De motorische ontwikkeling 4.1.3
sensorische ontwikkeling 4.2 De
4.2.1 De
4.2.2 De taalontwikkeling 4.3 Socio-economische ontwikkeling 4.3.1 De sociale ontwikkeling 4.3.2 De emo�onele ontwikkeling

6.3 Iden�teit en persoonlijkheid

6.4 Persoonlijkheid ‘meten’

• De trekkentheorie

HOOFDSTUK 7 EMOTIES

7.1 Wat zijn emo�es?

7.2 De componenten van een emo�e

7.2.1 Van een impressie tot een expressie

7.2.2 De fysiologische component

7.3 De func�es van emo�es

THEMA 3 IK SAMEN MET DE ANDEREN: SOCIAAL GEDRAG 1

HOOFDSTUK 8 SOCIAAL GEDRAG

8.1 Gedrag

8.2 Sociaal gedrag: een wisselwerking

HOOFDSTUK 9 SOCIALE COGNITIE

9.1 Gedrag van anderen lezen

9.2 De voordelen van sociale cogni�e

9.3 De valkuilen in sociale cogni�e

9.3.1 Vooroordelen en stereotypering

9.3.2 Verwach�ngen

9.3.3 Sociale beïnvloeding

9.4 Groepsprocessen

9.4.1 Groepsvorming

9.4.2 Groepsdruk

Proefversie©VANIN

1 Thema 3 behandelt een keuzedoel uit het leerplan. Hiermee bieden wij een sugges�e aan voor de invulling van de 30% vrije ruimte in een vak. Het staat jou als leerkracht natuurlijk vrij om dit te volgen of niet.

3

Proefversie©VANIN

4
HOOFDSTUK 10 MIJN PLAATS IN DE SAMENLEVING 10.1 De sociologie als studie van de samenleving 10.2 Sociale structuur en sociale posi�e 10.3 Sociale rollen 10.4 Rolgedrag, rolgrens, rolconflict 10.5 Sociale status en sociaal aanzien (iDiddit) HOOFDSTUK 11 MIJN CULTURELE INDENTITEIT 11.1 Het begrip ‘cultuur’ 11.2 Cultuurcomponenten 11.2.1 waarden 11.2.2 normen 11.2.3 symbolen 11.2.4 rituelen en tradi�es 11.3 Diversiteit 11.3.1 dominante cultuur 11.3.2 subculturen 11.3.3 tegenculturen HOOFDSTUK 12 HET SOCIALISATIEPROCES 12.1 Socialisa�e 12.2 Primaire, secundaire en ter�aire socialisa�e 12.3 Socialisa�e en cultuuroverdracht: encultura�e en accultura�e
THEMA 4 SOCIALE WETENSCHAPPEN

4 THEMA

Proefversie©VANIN

IK SAMEN MET ANDEREN: SOCIAAL GEDRAG

IK SAMEN MET ANDEREN: SOCIAAL GEDRAG

WAAROVER GAAT DIT THEMA?

Proefversie©VANIN

Je maakt tijdens je leven deel uit van verschillende vormen van samenleven met anderen: je gezinsvorm, je klas, je vriendenkring, de samenleving … Om te begrijpen hoe een samenleving functioneert en hoe mensen en groepen communiceren met elkaar, is kennis nodig over ons menselijk gedrag, meer bepaald over ons sociaal gedrag.

Met die kennis kun je op een juiste manier over iemands sociaal gedrag spreken (ook dat van jou), kritisch staan tegenover onheuse beïnvloeding die men op jou wil uitoefenen, anderen ondersteunen wanneer ze het moeilijk hebben in hun sociale contacten en je plaats bepalen in de groepen waarvan je deel uitmaakt.

WAT LEER IK IN DIT THEMA?

Vink aan wat je in de loop van dit hoofdstuk hebt geleerd.

Ik illustreer hoe het gedrag het gevolg is van interactie en betekenisverlening

Ik beoordeel sociaal gedrag in concrete situaties.

Ik beoordeel waargenomen gedrag als prosociaal of antisociaal gedrag

Ik toets sociale cognitie in herkenbare situaties.

Ik herken in mijn eigen ervaringen de voordelen van sociale cognitie in sociaal gedrag

Ik kan aan de hand van informatie vormen van sociale beïnvloeding herkennen.

Ik reflecteer over eigen ervaringen bij groepsprocessen, groepsdruk en groepsvorming.

BEGRIPPEN

sociaal gedrag: prosociaal gedrag, antisociaal gedrag – sociale cognitie – vooroordeel – stereotype –zelfvervullende voorspelling – sociale beïnvloeding – groepsvorming – groepsdruk – gedrag (G) –persoonskenmerken (P) – situatiekenmerken (S) – observeren – interpreteren

THEMA 4
4 THEMA 4

BREINBREKER

In dit thema zoek je een antwoord op deze breinbreker:

“Zijn jouw individuele beslissingen en meningen wel individueel of worden ze door anderen, door de groep bepaald?”

FORUM

Proefversie©VANIN

HOOFDSTUK 1 – SOCIAAL GEDRAG

1.1 Gedrag

1.2 Sociaal gedrag: een wisselwerking

HOOFDSTUK 2 - SOCIALE COGNITIE

2.1 Gedrag van anderen lezen

2.2 De voordelen van sociale cognitie

2.3 Valkuilen in sociale cognitie

2.4 Groepsprocessen

EXIT 5 THEMA 4

De samenstellende lagen van een emotie analyseren

Samenleven met anderen wil altijd zeggen dat je gedrag invloed heeft op anderen. Maar ook de ander beïnvloedt je met zijn of haar gedrag. Elk gedrag bevat een boodschap, die je wel of niet correct kunt begrijpen.

1 Lees de situaties.

a Beschrijf het gedrag vanuit de persoonskenmerken en de situatiekenmerken. Doe daarbij een beroep op je mensenkennis en niet – zoals psychologen – op wetenschappelijk onderzoek om gedrag te verklaren.

SITUATIE 1

Tijdens de presentatie van Louis praatte Ivano met zijn buur. Hij kon het ook niet laten om voortdurend klikgeluiden met zijn balpen te maken. In de middagpauze, wanneer er geen leerkrachten in de buurt zijn, uit Louis zijn frustraties over het gedrag van Ivano tijdens zijn presentatie. Hij was nogal fel in zijn uitlatingen. De beste vriend van Ivano, Bart, hoort Louis en geeft hem een duw in de rug. Die reactie was niet nodig, vonden de klasgenoten. De zus van Ivano, Kjell, hoorde Louis ook, maar luisterde naar zijn relaas en vertelt hem rustig dat ze het niet fijn vindt dat hij zo fel over Ivano praat.

Persoonskenmerken Bart:

Proefversie©VANIN

Persoonskenmerken Kjell:

Situatiekenmerken:

1.1
HOOFDSTUK
SOCIAAL GEDRAG 1
6 THEMA 4 HOOFDSTUK 1

SITUATIE 2

Tijdens de weekends is het bijzonder gevaarlijk op de weg. Vooral jongeren dreigen het slachtoffer te worden van andere jongeren die zich geen raad weten met de combinatie van verkeer, alcohol en stoerdoenerij.

Proefversie©VANIN

Persoonskenmerken: Situatiekenmerken:

b Bij het analyseren van deze situaties kun je een onderscheid maken tussen wat je observeert en wat je interpreteert. Bij het observeren verzamel je objectieve gegevens door middel van zintuigelijke waarneming. Bij het interpreteren geef je betekenis aan de waargenomen zaken. Je probeert de waargenomen zaken (jouw observaties) te begrijpen en verklaren op basis van je eigen kennis, ervaringen en overtuigingen.

Noteer twee observaties bij de afbeelding van situatie 2.

Noteer twee interpretaties bij de afbeelding van situatie 2.

Gedrag: een wisselwerking 1.1

1 Gedrag

Gedrag (G) van mensen komt tot stand via interactie tussen persoonskenmerken (P) en situatiekenmerken (S). Psychologen geven dat weer in een formule: G = f(P x S)

Die kun je vertalen als: je gedrag is enerzijds het resultaat van de beïnvloeding van de situatie waarin je zit, anderzijds van je kenmerken, wie je bent.

2 Observeren

Observeren is het bewuste proces waarbij je als waarnemer objectieve gegevens verzamelt door middel van zintuigelijke waarnemingen. De waarnemer blijft bij de feiten.

3 Interpreteren

Bij het interpreteren wordt een betekenis gekoppeld aan de waargenomen zaken. Wat waargenomen wordt, tracht je te begrijpen en te verklaren op basis van je eigen kennis, ervaringen en overtuigingen.

7 THEMA 4 HOOFDSTUK 1

1.2 Sociaal gedrag: een wisselwerking

1 Gedrag is het gevolg van een prikkel die je ontvangt. In je organisme verwerken je hersenen die prikkel. Op basis van die verwerking reageer je. In de psychologie noemt men gedrag een P-O-R.

a Lees aandachtig het schema.

Proefversie©VANIN

Je ontvangt een prikkel.

Prikkel

Je verwerkt de informatie.

Organisme

b Bekijk de foto van Amélie en haar moeder. Is dit zomaar een gesprek? Er is een duidelijke wisselwerking tussen de twee. Dat noem je interactie. Omdat het om gedrag gaat tussen mensen en naar mensen toe, spreek je van sociaal gedrag.

Pas het schema van opdracht a toe op de beide personen.

Je reageert op die informatie. Reactie

Prikkel Organisme Reactie

Amélie

Moeder

8 THEMA 4 HOOFDSTUK 1

2 Bekijk aandachtig de afbeeldingen.

a Sorteer de afbeeldingen in twee groepen door de nummers in de juiste kolom te plaatsen.

titel

afbeeldingen per groep

Proefversie©VANIN

kernwoorden

b Noteer in elke kolom de kernwoorden die volgens jou bij de afbeeldingen horen.

c Welke titel zou je aan elke groep geven?

1 2 3 4 5 6 9 THEMA 4 HOOFDSTUK 1

3 In de sociale psychologie noemt men gedrag dat erop gericht is anderen te helpen, prosociaal gedrag. Het omgekeerde gedrag is antisociaal gedrag, zoals agressie en pesten.

a Een experiment. Beantwoord de vragen en maak voor elke vraag de top 3 van de klas.

1→ Stel dat op hetzelfde ogenblik drie mensen je vragen een boodschap voor hen te doen, maar je hebt maar de tijd om één persoon uit de nood te helpen. Voor wie ga jij de boodschap doen?

een neef je zus een kennis

Proefversie©VANIN

Top 3 van de klas: 1

2→ Stel dat drie mensen nog slapen in verschillende kamers van een brandend huis en je hebt maar de tijd om één van hen te redden. Wie red jij?

een neef je opa een kennis

Top 3 van de klas: 1

b Vergelijk het klasgemiddelde met de resultaten van dit onderzoek. In het onderzoek wilde men nagaan in welke mate de band die mensen hebben met een hulpbehoevende hun hulpgedrag beïnvloedt. Een zoektocht naar prosociaal gedrag. Hoe lees jij de grafieken?

Resultaten Burnstein et al. (1994) geneigdheid om te helpen

Voor alledaagse hulp hebben mensen de neiging familieleden meer te helpen dan niet-familieleden.

GEMIDDELD grootouders

LAAG eerstegraads neef/nicht

mate van gerelateerdheid

GEEN kennissen

3
2
3
2
1,0 HOOG
1,5 2,0 2,5 3,0
ouders, broer/zus, kinderen
10 THEMA 4 HOOFDSTUK 1

geneigdheid om te helpen

Resultaten Burnstein et al. (1994)

alledaagse hulp

situaties van leven of dood

Het verschil werd zelfs groter in situaties van leven of dood.

Proefversie©VANIN

VIP

De Duits-joodse psycholoog Kurt Lewin (1890-1947) had een grote invloed op de hedendaagse sociale psychologie. Een aantal van zijn bevindingen zijn nog

altijd herkenbaar in hoe wij nu denken over het menselijk handelen:

—Je gedrag is sterk afhankelijk van hoe je de wereld rondom jou waarneemt en interpreteert.

Gedrag is afhankelijk van de interactie tussen de persoon en de omgeving. —Sociaalpsychologische theorieën kunnen worden toegepast voor de oplossing van belangrijke praktische problemen.

1,0
1,5 2,0 2,5 3,0
HOOG ouders, broer/zus, kinderen GEMIDDELD grootouders mate van gerelateerdheid LAAG eerstegraads neef/nicht GEEN kennissen
11 THEMA 4 HOOFDSTUK 1

1 Interactie

Als je het hebt over een aaneenschakeling van acties tussen mensen, duid je dat aan met het begrip interactie. Het woord komt van het Latijnse inter (= tussen) en agere (handelen, zich gedragen).

Proefversie©VANIN

2 Sociaal gedrag

Met sociaal gedrag worden alle vormen van menselijk gedrag bedoeld die onder invloed staan van het gedrag van anderen of die je toont aan anderen als ze aanwezig zijn. Ook als de anderen niet aanwezig zijn, kun je sociaal gedrag vertonen, bijvoorbeeld in de manier waarop je over hen praat.

Er zijn twee vormen van sociaal gedrag:

Prosociaal gedrag

Gedrag dat erop gericht is anderen te helpen, noem je prosociaal gedrag.

Antisociaal gedrag

Het tegengestelde van prosociaal gedrag is antisociaal gedrag, zoals agressie tegen anderen en pesten.

Het belangrijkste verschil tussen prosociaal en antisociaal gedrag ligt in de intentie en de gevolgen voor anderen. Prosociaal gedrag is gericht op het bevorderen van het welzijn van anderen en heeft positieve effecten, terwijl antisociaal gedrag schadelijk is voor anderen en negatieve gevolgen heeft.

Dat verschil begrijpen is van cruciaal belang, omdat prosociaal gedrag kan bijdragen aan het opbouwen van positieve relaties en het creëren van een ondersteunende en empathische samenleving. Aan de andere kant is het belangrijk om antisociaal gedrag te herkennen en aan te pakken, omdat het schadelijk is voor individuen en de samenhang in de samenleving kan verstoren.

Sociaal gedrag 1.2 12 THEMA 4 HOOFDSTUK 1

EUREKA!

Wat denk je ondertussen over de Breinbreker die we aan het begin van dit thema formuleerden?

“ Zijn jouw individuele beslissingen en meningen wel individueel of worden ze door anderen, door de groep bepaald?”

Forum

Wat denk je hierover na de bespreking van dit hoofdstuk? Duid aan waarmee je het (on)eens bent. Geef daarna aan in welke mate het gedrag in de stelling bepaald wordt door de persoon zelf of door de groep, door de nummers van de stellingen te noteren op de as. Gebruik argumenten uit dit hoofdstuk om je keuze te verdedigen en bespreek ze in de klas.

Bepaald door persoon zelf

Stellingen

Proefversie©VANIN

Bepaald door de groep

EensOneens

1 Sommige mensen houden zich op de achtergrond als ze anderen racistische uitspraken horen doen.  

2 Sommige mensen zoeken steun bij anderen als ze zich zorgen maken over bedreigende maatschappelijke kwesties zoals klimaatopwarming.  

3 Sommige mensen gaan actief in gesprek met anderen die een contrasterende mening hebben over geloof en religie.  

Test jezelf

Ga naar om de vragen te beantwoorden.

1 Licht de formule van gedrag (G) toe aan de hand van een voorbeeld uit jouw dagelijks leven.

2 Lees op iDiddit de situatie. Stel voor de situatie een P-O-R-schema op.

3 Lees aandachtig de situatie op iDiddit.

a Duid twee observaties aan in het groen.

b Duid twee interpretaties aan in het geel.

c Leg het verschil tussen prosociaal en antisociaal gedrag uit aan de hand van voorbeelden uit de situatie.

EXIT
13 THEMA 4 HOOFDSTUK 1

SOCIALE COGNITIE 2

2.1 Gedrag van anderen lezen

Kun je leren om mensen beter te begrijpen in hun manier van omgaan met jou en met anderen? Ja, dat kan, maar daarvoor heb je kennis over gedrag nodig. Die kennis noem je sociale cognitie. Bij het opnemen van prikkels (P) en het verwerken ervan (O) kun je dankzij die kennis makkelijker en vlugger gedrag, emoties, gedachten en bedoelingen begrijpen. Het gevolg is ook dat het gedrag van anderen meer voorspelbaar wordt voor jou.

1 Hoe lees je het gedrag van deze vrouw? Ze heeft drie keer de hand op het hart, maar als je alle informatie verwerkt en interpreteert (zoals mimiek, woorden, intonatie), is er een wereld van verschil.

a Combineer de uitspraken met de foto’s.

‘Met de hand op het hart, je kunt me geloven. Ik ben eerlijk als ik zeg dat ik de taak morgen afgeef!’

‘Met de hand op het hart, oprechte excuses, ik was fout daarnet, sorry.’

Proefversie©VANIN

‘Met de hand op het hart kan ik je zeggen dat ik deze uitspraak van jou helemaal niet neem.’

b Bespreek de antwoorden klassikaal. Allicht ervaar je dat niet alle klasgenoten dezelfde antwoorden geven. Sociale kennis is immers erg subjectief. Je kunt met een aantal mensen één sociale gebeurtenis op erg verschillende manieren interpreteren. Maar wie meer sociale ervaring en kennis heeft, slaagt er beter in het sociale gedrag correct te lezen.

HOOFDSTUK
1 2 3
14 THEMA 4 HOOFDSTUK 1

2.2 De voordelen van sociale cognitie

1 Leg het begrip sociale cognitie uit bij de analyse van de volgende situaties. Interpreteren de jongeren wat ze aan informatie krijgen en oordelen ze ook op basis daarvan?

SITUATIE 1

‘Toffe kerel, die nieuwe buurjongen’, zei Merel tegen haar vrienden. ‘Hij lijkt sportief, zoals hij in zijn tuin staat te oefenen om driepunters te scoren. Bovendien valt zijn muzieksmaak heel goed mee!’

Proefversie©VANIN

SITUATIE 2

‘Ik vraag me af wat de vervanger van de leraar Nederlands te vertellen heeft’, zei Nordin tegen zijn vrienden. ‘Ik wacht nog wat af om me een mening over hem te vormen.’

15 THEMA 4 HOOFDSTUK 1

2 Welke voordelen heb je zelf al ondervonden als je het gedrag van anderen goed leest?

Geef bij elk voordeel van sociale cognitie een voorbeeld dat je zelf hebt ervaren.

a Je kunt het gedrag van anderen voorspellen.

Proefversie©VANIN

b Je kunt beter communiceren met de anderen, want je leest hun lichaamstaal goed.

c Als iemand iets gemeen bedoelt, zul je waarschijnlijk anders reageren dan wanneer iemand duidelijk goede bedoelingen heeft.

In de sociale psychologie gebruikt men het begrip sociale cognitie voor de mentale processen die een rol spelen wanneer je informatie over een ander (of over groepen mensen) in je opneemt, organiseert en interpreteert. Het is een vaardigheid die je kunt ontwikkelen.

Bij sociale cognitie nemen je hersenen informatie uit sociale situaties op en verwerken ze die. Zo begrijp je die situaties en de mensen die erbij betrokken zijn.

Enkele voordelen van sociale cognitie:

Deze kennis (= cognitie) helpt je om het gedrag van anderen te voorspellen en om er een juist oordeel over te vormen.

Je kunt op een goede manier ervaringen uitwisselen

Deze kennis helpt je om beter sociaal te functioneren. Zo kun je bijvoorbeeld uit het gedrag van de toehoorder aflezen of je de juiste woorden gebruikt, of je niet te snel praat, verkeerde of kwetsende dingen zegt …

Sociale cognitie 2.1 16 THEMA 4 HOOFDSTUK 1

2.3 Valkuilen in sociale cognitie

Sociale cognitie is de vaardigheid die we inzetten om het gedrag van anderen te begrijpen. Maar als je te veel vertrouwt op die vaardigheid, dan kun je kleine (en soms grote) fouten maken. Iets voorspellen is altijd moeilijk, zeker als het over menselijk sociaal gedrag gaat. Daarin durven we nogal eens menselijke fouten te maken.

Proefversie©VANIN

2.3.1 Vooroordelen en stereotypering

Soms hoor je iemand spreken over een ander en merk je dat hij of zij vooroordelen over die ander heeft. En als jij iets zegt over een ander?

1 Beschrijf wat je ziet op de cartoon. Hoe oordeel jij over de vraag van de kelner? Wat denk je over zijn sociale cognitie?

2 Zoek een cartoon waarin vooroordelen en stereotyperingen aan de kaak worden gesteld. Bespreek jouw cartoon klassikaal.

17 THEMA 4 HOOFDSTUK 1

2.3.2. Verwachtingen

Hoe vaak hoor je leerlingen niet tegen elkaar zeggen dat een leraar andere leerlingen ‘voortrekt’? Misschien is dat enkel jouw interpretatie, maar misschien heb je ook gelijk en doet die leraar dat omdat hij meer verwacht van die ‘anderen’. Ontdek een experiment in een schoolcontext!

3 Bekijk de video over het experiment Pygmalion in classroom

a Wat hield het experiment precies in?

Proefversie©VANIN

b Wat waren de conclusies van het onderzoek?

c Hoe beïnvloeden de verwachtingen van de leraren de prestaties van de kinderen? Geef uitleg bij de vier factoren die daarin een rol spelen.

1 Sfeer:

2 Input:

3 Mogelijkheid om te antwoorden:

4 Feedback:

d Hoe beoordeel jij dit experiment?

e Wat kunnen leraren en opvoeders hieruit onthouden voor jou?

f De onderzoeker zegt dat dit ook buiten de school toegepast kan worden. Heb jij ervaringen?

18 THEMA 4 HOOFDSTUK 1

Good to know

Pygmalion in classroom

Het onderzoek (1968) naar de ‘zelfvervullende verwachting’ (self-fulfilling prophecy) kreeg bekendheid in het boek Pygmalion in classroom. Pygmalion was in de Griekse mythologie een prins uit Cyprus die zijn tijd doorbracht met beeldhouwen. Hij verkoos om vrijgezel te blijven omdat hij vreesde voor ontrouw in een relatie. Dagenlang werkte hij aan een vrouwenbeeld in ivoor. Hij vond het beeld zo perfect gemaakt … dat hij er verliefd op werd.

Op een dag sprak Pygmalion bij een altaar van Aphrodite (godin van de liefde, schoonheid en seksualiteit) de wens uit dat de goden hem een vrouw zouden geven ‘die zou lijken op zijn ivoren vrouw’. De godin Aphrodite aanhoorde zijn wens. Driemaal schoot een vlam hoog op, een teken dat de wens werd vervuld. (Zo gaat dat in de mythologie.) Toen hij thuiskwam, kuste Pygmalion het beeld en … het kwam tot leven! De sterke wens (verwachting) om het beeld te laten leven, had dus voor een mooi resultaat gezorgd.

Proefversie©VANIN

2.3.3

Sociale beïnvloeding

Hoe sterk je ook gewapend bent met sociale cognitie, je bent nooit helemaal veilig voor de beïnvloeding die de sociale omgeving op jou heeft. Dat gaat soms zover dat je dingen doet die anderen niet van jou verwachten. Of die je misschien niet eens van jezelf verwacht.

4 Bestudeer het omstandereffect.

a In een experiment rond sociale beïnvloeding zie je hoe prosociaal gedrag afhankelijk is van personen in je omgeving. Bekijk het filmpje. Hoe oordeel je over het ‘sociaal’ gedrag van de omstanders? Wat zou jij doen?

b Ook in ons land kan het omstandereffect slachtoffers eisen. Enkele jaren geleden overleed een man op de Grote Markt in Kortrijk, zonder dat iemand te hulp schoot. Bekijk de verklaring van een sociaal psychologe. Hoe wordt het omstandereffect verklaard?

c Geef een nieuwe, gelijkaardige situatie waarin het ‘omstandereffect’ speelt. Het kan gaan om een situatie die je hebt meegemaakt, waarover je hebt gehoord of die je zelf bedenkt.

19 THEMA 4 HOOFDSTUK 1

d Beoordeel je eigen gedrag en dat van de omstanders in deze nieuwe situatie.

Proefversie©VANIN

5 Je weet al dat je je een beeld van de ander vormt op basis van zijn of haar gedrag. Maar de eerste indruk die je opdoet, beïnvloedt soms sterk je interpretatie en je oordeel.

a Op 1 september wisselen leraren in de leraarskamer al vlug de eerste indrukken uit. Heb jij ooit ondervonden dat leraren daarmee rekening houden tijdens de volgende dagen en weken?

b Leerlingen zijn ook maar mensen! Ook jij en je vrienden zullen allicht wel snel een eerste oordeel uitspreken over een leraar op basis van de eerste indruk die hij of zij maakte. Heb jij al eens iemand ‘gemaakt of gekraakt’ omwille van de eerste indruk?

Good to know

Mensapen vs mensenkinderen

Michael Tomasello (°1950) is een Amerikaans ontwikkelingspsycholoog en directeur van het Max Planck Instituut voor evolutionaire antropologie in Leipzig. Hij deed een interessant vergelijkend onderzoek naar het gedrag van mensapen en van mensenkinderen (crosscultureel = over verschillende culturen heen).

Hij vergeleek 105 mensenkinderen van 2 jaar met 105 chimpansees en 35 orang-oetans. Concreet onderzocht hij hun vaardigheden voor het herkennen van de fysieke wereld (rekenen tot vijf, wat is minder en wat meer, wat komt voor en wat achter, wat is oorzaak en gevolg, tijd, plaats, snelheid, …) en sociale vaardigheden (het vermogen tot empathie, kunnen inschatten van de gedachten, gevoelens en intenties van de ander, helpgedrag, samenwerken …).

Resultaat?

—Op vlak van herkenning van de fysieke wereld waren de chimpansees iets beter dan de mensenkinderen.

—Op vlak van de sociale vaardigheden staken mensenkinderen met kop en schouders boven de mensapen uit.

Verklaring?

De prosociale eigenschappen zijn door natuurlijke selectie ontstaan bij de homo sapiens. Onze soort is bij de geboorte het meest onvolwassen, kwetsbare, hulpeloze en afhankelijke dier. De prosociale eigenschappen zijn de oplossing die de natuur voor ons heeft geselecteerd om te kunnen overleven. Dit is een voorbeeld van natuurlijke selectie: wat succes heeft, zal overleven. Zo hebben we een sterke gehechtheid aan een moederfiguur als succesrijk ervaren. Om die reden zijn opvoeding en onderwijs belangrijk zodat de mens kan leren overleven. Het is ook de basis voor sociaal leren, het leren van en met elkaar.

20 THEMA 4 HOOFDSTUK 1

1 Vooroordelen

Een vooroordeel is een oordeel dat je over iemand hebt zonder dat je die persoon goed kent. Bij vooroordelen gaat het om een gevoel dat je gevormd hebt over een bepaalde groep.

Sociaalpsychologen noemen het een ‘affectief construct’. Het is een foutieve manier van denken die dikwijls uitgaat van één kenmerk dat veralgemeend wordt (bv. alle Duitsers zijn bierdrinkers). Een vooroordeel leidt ofwel tot eenzijdig positieve of eenzijdig negatieve oordelen over de persoon of de groep personen.

Proefversie©VANIN

2 Stereotype

Een stereotype is een overdreven, simpel beeld dat je hebt over een bepaalde groep. Het bevat een reeks van opvattingen over de eigenschappen van deze sociale groep. Sociaalpsychologen noemen het een constructie in ons denken (een ‘cognitief construct’) over wat je verwacht van een andere sociale groep dan die van jou. Het woord komt uit het Grieks: stereos (vast) en typos (vorm).

In de sociale psychologie maakt men een onderscheid tussen: de stereotype mening over de eigen groep: het auto-stereotype Die mening is vrijwel altijd positief. de stereotype mening over de andere groep: het hetero-stereotype. Die mening is meestal negatief.

Stereotypen hebben een reden. Dankzij stereotypen kun je in moeilijke situaties vlug handelen. Evolutiesociologen zeggen dat ze ons soms helpen om te overleven, omdat ons brein orde brengt in de veelheid aan informatie. Het is echter een foutieve manier van denken, omdat men geen rekening houdt met individuele verschillen.

3 Zelfvervullende voorspellingen

Het begrip zelfvervullende voorspelling is vertaald uit het Engels (self-fulfilling prophecy). Het wordt in de sociale psychologie gebruikt om aan te geven dat als iemand die iets voorspelt of verwacht, die voorspelling of verwachting ook uitkomt, simpelweg omdat de persoon gelooft dat dat zal gebeuren.

Eigenlijk gebruiken mensen de kennis die ze al hebben over iets of iemand om er gevolgen uit af te leiden. Die voorkennis gaat dan over: uiterlijk (hoe iets of iemand eruitziet); perceptie (hoe iets of iemand overkomt); geloof in een of andere richting.

4 Sociale beïnvloeding

Men spreekt in de sociale psychologie over sociale beïnvloeding als gekende of niet-gekende druk op mensen wordt uitgeoefend om hun handelen en denken aan te passen.

Valkuilen in sociale cognitie 2.2 21 THEMA 4 HOOFDSTUK 1

Groepsprocessen

Sociale beïnvloeding zorgt ervoor dat ons denken onbewust of bewust beïnvloed wordt. Er is echter geen sociale beïnvloeding mogelijk zonder anderen. Gewild of ongewild wordt er op elk van ons invloed uitgeoefend. De groep speelt dus een rol in ons gedrag.

2.4.1. Groepsvorming

1 In het begin van het schooljaar kwam je als individu terecht in het derde jaar, misschien tussen heel wat nieuwe individuen. En wees maar zeker: er zijn in die weken groepsprocessen aan het werk geweest. Een eerste is het ontstaan van de groep.

a Ontdek de verschillende fasen van groepsvorming en lees de toelichting bij elke fase. Je zult al vlug ontdekken dat je klasgroep niet die rechte lijn van de fases volgt.

b Beschrijf met een medeleerling in kernwoorden in welke mate je iets van die fases hebt gemerkt tijdens de groepsvorming van je klas. Hoe hebben jullie die fase ervaren?

c Hoe evalueer je de weg die je als groep hebt afgelegd? Noteer per fase enkele kernwoorden.

d Oordeel zelf: in welke fase zitten jullie nu?

FASEN IN HET GROEPSPROCES

Forming: het vormen/ontstaan van de groep

a De leden nemen een afwachtende houding aan. Er is nog geen groepsgevoel en de individuele posities en rollen zijn nog niet ingenomen.

b c

Proefversie©VANIN

Storming: de conflictfase

a In deze fase proberen de leden hun positie in de groep in te nemen. Dat leidt onvermijdelijk tot een strijd wanneer de teamleden met bepaalde ideeën met elkaar op gespannen voet staan.

b c

2.4
22 THEMA 4 HOOFDSTUK 1

Norming: de norm- of standaardenfase

a De regels en methodes van samenwerking worden bepaald. De gemeenschappelijke teamdoelen worden vastgelegd en gedeeld. De belangrijke en minder belangrijke rollen zijn gedefinieerd. Er kan een start worden gemaakt met samenwerking.

b c

Proefversie©VANIN

Performing: de prestatiefase

a De groep wordt een team. Teamleden vullen elkaar aan. Er wordt harmonieus gewerkt naar het gemeenschappelijke teamdoel toe.

b c

Reforming: het uit elkaar gaan/de afscheidsfase

a Het doel is behaald en het team valt uiteen.

b c

Deze stadia worden niet altijd lineair doorlopen. Met name fase 3 en 4 worden cyclisch doorlopen. In de beginfasen hebben sociaal-emotionele taken de overhand, in de laatste fasen de taakgerichte taken.

23 THEMA 4 HOOFDSTUK 1

VIP

De Amerikaanse psychologische onderzoekers Bruce Tuckman (1938-2016) en Mary Ann Jensen (°1977) beschreven de vijf fasen. Het gaat om een van de meest bekende theorieën over groepsontwikkeling Naast het onderscheid in verschillende fasen maakte Tuckman onderscheid in taakgerichte aspecten en sociaal-emotionele aspecten. Groepen zouden namelijk altijd zoeken naar een balans tussen het tegemoetkomen aan de eisen van de uit te voeren taak en de behoeften van individuele groepsleden. Oorspronkelijk werd het model ontwikkeld voor psychotherapeutische groepen. Andere onderzoekers hebben bedenkingen bij het model. Ze oordelen dat er aanvankelijk weinig kwantitatief onderzoek voorhanden was en ook weinig onderzoek waarin rekening was gehouden met mogelijk beïnvloedende andere variabelen (zoals de groepssamenstelling en omgevingsfactoren). Verder vinden ze het achterhaald dat een groepsproces een lineair karakter heeft, net alsof elke groep die fasen steevast ná elkaar en niet dóór elkaar doorloopt.

Proefversie©VANIN

De groepsvorming maakt altijd een aantal fasen door. Tijdens die fasen bepalen de leden van de groep bewust en onbewust hoe de groep zich zal gaan gedragen, wie de leiders worden … Elke fase kent een bepaald verloop. Een leider kan ingrijpen en de situatie ombuigen om bijvoorbeeld een aangenaam groepsklimaat te creëren in het geval van spanningen.

2.4.2. Groepsdruk

Mensen vinden het fijn om met een groep vrienden samen te zijn, of samen beslissingen te nemen. We zijn nu eenmaal groepsdieren. Bekijk de foto’s.

1 Wat denk je van het gedrag van de mensen op de foto’s? Op welke manier worden ze beïnvloed door de groep?

1→

Groepsvorming 2.3
24 THEMA 4 HOOFDSTUK 1

Toegeven aan beïnvloeding

Proefversie©VANIN

Weerstand bieden tegen beïnvloeding

2 Er zijn een aantal mogelijke manieren om te reageren op de druk van de groep. Duid aan waar de groepsleden op de foto’s zich situeren. Noteer het nummer van de bijbehorende foto op de juiste plaats op de as. Hoe gaan deze personen om met de druk die van anderen uitgaat?

gehoorzaamheidinwilliging/ tolerantie

Toegeven aan beïnvloeding

gehoorzaamheidinwilliging/ tolerantie

conformiteit onafhankelijkheidassertiviteittrotseren

Weerstand bieden tegen beïnvloeding

conformiteit onafhankelijkheidassertiviteittrotseren

2→ 3→ 25 THEMA 4 HOOFDSTUK 1

3 Bekijk de ”Groepsdruk Bingokaart".

1

“Ik ging mee lunchen ook al had ik mijn eigen lunchpakket mee.”

4

“Ik hield niet echt van de muziek die afgespeeld werd door mijn vrienden, maar ik zei er niet veel van.”

7

“Terwijl mijn vrienden besloten om tijdens de les niet op te letten, koos ik ervoor om dat wel te doen, omdat ik echt interesse heb in dit vak.”

Groepsdruk Bingokaart

2

“Toen mijn vrienden me vroegen om iets te doen dat ik niet comfortabel vond, zei ik nee en legde ik rustig uit waarom.”

5

“Tijdens het groepswerk vond ik het fijn dat iemand zei wat ik moest doen.”

8

“Ik zei tegen mijn vriendinnen dat ik hun gedrag in de klas respectloos vond.”

3

“Ik kwam op voor mijn eigen mening.”

Proefversie©VANIN

6

“Bij het kiezen van mijn kleren vroeg ik mij af of mijn klasgenoten dit een leuke outfit zouden vinden.”

9

“Ik koos ervoor om mijn kledingstijl aan te passen, omdat ik zo minder opval.”

Toegeven aan beïnvloeding Weerstand bieden tegen beïnvloeding

a Evalueer jouw week aan de hand van de ”Groepsdruk Bingokaart". Is een uitspraak van toepassing voor jou afgelopen week? Schrap die dan.

b Noteer het nummer van de bijbehorende uitspraak op de juiste plaats van de as.

gehoorzaamheidinwilliging/ tolerantie conformiteit onafhankelijkheidassertiviteittrotseren

Toegeven aan beïnvloeding Weerstand bieden tegen beïnvloeding

gehoorzaamheidinwilliging/ tolerantie conformiteit onafhankelijkheidassertiviteittrotseren

Groepsdruk is de druk die groepsleden ondervinden waardoor ze hun gedrag afstemmen op het gedrag van de groep. Het is het gevolg van sociale beïnvloeding die van anderen uitgaat. Eigenlijk ervaart iedereen groepsdruk om zich te conformeren. Alleen ervaart niet iedereen die op dezelfde manier. Ook de meest individualistische persoon ervaart de druk, maar sommigen kunnen het voor een stuk negeren om hun eigen ding te doen.

Groepsdruk 2.4
26 THEMA 4 HOOFDSTUK 1

Wat denk je nu over de Breinbreker die we aan het begin van dit thema formuleerden?

Proefversie©VANIN

“Zijn jouw individuele beslissingen en meningen wel individueel of worden ze door anderen, door de groep bepaald?”

Forum

Schrijf een tekst waarin je jouw antwoord op de breinbreker formuleert. Motiveer met argumenten die je baseert op wat je geleerd hebt in dit thema.

Vraag het aan de wetenschap!

Klaar om de onderzoeker in je los te laten? Lees nog eens goed de instructies in de introductie van dit boek (p. 5).

1→ Noteer hier de klasvraag voor een wetenschapper:

2→ Noteer hier je persoonlijke onderzoeksvraag:

Vergeet niet om steeds rekening te houden met de criteria voor een goede onderzoeksvraag!

Test jezelf

Ga naar om de vragen te beantwoorden.

1 Bespreek de voordelen van sociale cognitie en geef van elk voordeel een voorbeeld uit jouw eigen leefwereld.

2 Wat is het verschil tussen een cognitief en affectief construct in ons denken?

3 Leg aan de hand van een voorbeeld uit wat een vooroordeel is.

4 Leg aan de hand van een voorbeeld uit wat een stereotype is.

5 Welke valkuil van sociale cognitie wordt geïllustreerd in de voorbeelden op iDiddit?

6 Beschrijf hoe een groep tot stand komt door de vijf fasen van groepsvorming te bespreken.

EXIT
27 THEMA 4 HOOFDSTUK 1
EUREKA!

SYNTHESE

Gedrag en sociaal gedrag

Gedrag (G) komt tot stand via een wisselwerking tussen persoonskenmerken (P) en situatiekenmerken (S)

Dat wordt samengevat in de formule: G=f(PxS). Daarbij is er een onderscheid tussen wat je observeert en wat je interpreteert in het gedrag van anderen.

Proefversie©VANIN

Met sociaal gedrag worden alle vormen van menselijk gedrag bedoeld die onder invloed staan van het gedrag van anderen of die je toont aan anderen als ze aanwezig zijn. Ook als de anderen niet aanwezig zijn, kun je sociaal gedrag vertonen, bijvoorbeeld in de manier waarop je over hen praat.

Er zijn twee vormen van sociaal gedrag:

Prosociaal gedrag

Gedrag dat erop gericht is anderen te helpen, noem je prosociaal gedrag.

Antisociaal gedrag

Het tegengestelde van prosociaal gedrag is antisociaal gedrag, zoals agressie tegen anderen en pesten.

Sociale cognitie

Sociale cognitie gaat over de mentale processen die een rol spelen wanneer je informatie over een ander (of over groepen mensen) in je opneemt, organiseert en interpreert. Het is een vaardigheid die je kunt ontwikkelen. Bij sociale cognitie nemen je hersenen informatie uit sociale situaties op en verwerken ze die. Zo begrijp je die situaties en de mensen die erbij betrokken zijn.

Enkele voordelen van sociale cognitie:

Deze kennis (= cognitie) helpt je het gedrag van anderen te voorspellen en om er een juist oordeel over te vormen.

Je kunt op een goede manier ervaringen uitwisselen.

Deze kennis helpt je om beter sociaal te functioneren. Zo kun je bijvoorbeeld uit het gedrag van de toehoorder aflezen of je de juiste woorden gebruikt, of je niet te snel praat, verkeerde of kwetsende dingen zegt …

Enkele valkuilen van sociale cognitie:

Vooroordelen

Een vooroordeel is een oordeel dat je over iemand hebt zonder dat je die persoon goed kent. Bij vooroordelen gaat het om een gevoel dat je gevormd hebt over een bepaalde groep. Sociaalpsychologen noemen het een ‘affectief construct’.

Stereotype

Een stereotype is een overdreven, simpel beeld dat je hebt over een bepaalde groep. Het bevat een reeks van opvattingen over de eigenschappen van die sociale groep. Sociaalpsychologen noemen het een constructie in ons denken (een ‘cognitief construct’) over wat je verwacht van een andere sociale groep dan die van jou. Het woord komt uit het Grieks: stereos (vast) en typos (vorm).

In de sociale psychologie maakt men een onderscheid tussen: de stereotype mening over de eigen groep: het auto-stereotype

Die mening is vrijwel altijd positief.

de stereotype mening over de andere groep: het hetero-stereotype

Die mening is meestal negatief.

1.2 1.1 2.2 2.1 28 THEMA 4 HOOFDSTUK 1

Zelfvervullende voorspellingen

Het begrip zelfvervullende voorspelling (self-fulfilling prophecy) wordt in de sociale psychologie gebruikt om aan te geven dat als iemand iets voorspelt of verwacht, die voorspelling of verwachting ook uitkomt, simpelweg omdat de persoon gelooft dat dat zal gebeuren.

Eigenlijk gebruiken mensen de kennis die ze al hebben over iets of iemand om er gevolgen uit af te leiden. Die voorkennis gaat dan over: uiterlijk (hoe iets of iemand eruitziet); perceptie (hoe iets of iemand overkomt); geloof in een of andere richting.

Sociale beïnvloeding

Men spreekt in de sociale psychologie over sociale beïnvloeding als gekende of niet-gekende druk op mensen wordt uitgeoefend om hun handelen en denken aan te passen.

De rol van de groep

Groepsvorming

De groepsvorming maakt altijd een aantal fasen door. Tijdens die fasen bepalen de leden van de groep bewust en onbewust hoe de groep zich zal gaan gedragen, wie de leiders worden … Elke fase kent een bepaald verloop. Een leider kan ingrijpen en de situatie ombuigen om bijvoorbeeld een aangenaam groepsklimaat te creëren in het geval van spanningen.

Groepsdruk

Groepsdruk is de druk die groepsleden ondervinden waardoor ze hun gedrag afstemmen op het gedrag van de groep. Het is het gevolg van sociale beïnvloeding die van anderen uitgaat

Bordschema

Proefversie©VANIN

G = f(PXS)

Omgeving/de ander

interactie

sociaal gedrag

kennis over

sociale cognitie

prosociaal gedrag

antisociaal gedrag

vooroordelen

stereotypen

verwachtingen

sociale beïnvloeding

groepsvorming (5 fasen)

groepsdruk

2.4 2.3
29 THEMA 4 HOOFDSTUK 1

Proefversie©VANIN

Proefversie©VANIN

Hoe gaat VAN IN om met de minimumdoelen en leerplannen?

Proefversie©VANIN

Dit is een voorlopige versie van lesmateriaal van Uitgeverij VAN IN, bestemd voor promotionele doeleinden.

Nadat de koepels hun leerplannen publiceren, passen we onze methodes aan waar nodig. Als dat omwille van de krappe timing niet op papier kan voor de start van het schooljaar 2024-2025, vullen we aan op onze onlineleerplatformen. We zorgen ervoor dat je het schooljaar goed kunt starten! Via onze handleidingen maken we steeds duidelijk welke doelen w aa r behandeld worden.

Blijf op de hoogte van het laatste nieuws en materiaal via van in.be/secundair

))
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.