suspensie: heel fijne vaste deeltjes zweven in water (klei)
oplossing (kalk en zout)
saltatie: zand en silt verplaatsen zich met sprongetjes
rollen en glijden (grind en keien)
bedding van de rivier
Fig. 6.96 Transport van verschillende bodemdeeltjes
Fig. 6.97 Rio Tiputini (Ecuador): rivierwater, bruin gekleurd door kleideeltjes
2.3 Sedimentatie Afzetting of sedimentatie gebeurt bij een geringe stroming. Uit het Hjulströmdiagram (fig. 6.89) leer je dat grove deeltjes al bij een vrij hoge stroomsnelheid op de bedding blijven liggen. Naarmate de snelheid van de rivier stroomafwaarts afneemt, blijven er steeds fijnere korrels achter. Het vervoerde puin raakt zo gescheiden. Dat heet selectieve sedimentatie. In de benedenloop van de rivier treffen we rivierslib aan. Het afgezette slib bezinkt in het stilstaande zeewater. De afzettingen groeien aan en de delta vormt een bolle kustlijn (fig. 6.100). Sedimenten die door water zijn afgezet, noemen we alluviale afzettingen.
Fig. 6.98 Slib (klei) afgezet in het zoute water van het Verdronken Land van Saeftinghe
5
Fig. 6.99 Afzettingen langs de middenloop van een rivier in IJsland
Fig. 6.100 Nijldelta
Wat merk je i.v.m. de stroomsnelheid wanneer je de letters van fig. 6.97 en 6.98 in het Hjulströmdiagram (fig. 6.89) opzoekt? Zoek op in welk soort zeeën rivieren met een delta uitmonden.
THEMA 6 De geosfeer: ontstaan en evolutie van landschappen
67