LESMAP
Karel op de boerderij

Auteur: Els Van Esbroeck
Dit is een vrolijk verhaal voor kleuters vanaf 24 maanden, met de wereld rondom het kind als thema. Vandaag is Karel op de boerderij van oom Daan en tante Klaar. Samen met Olivia gaat hij naar de dieren kijken en helpt hij waar hij kan. Zo ontdekt hij wat er allemaal gebeurt op een boerderij. Hij mag zelfs een keer op de tractor. Spannend!

ONTWIKKELINGSDOELEN
OD NED 1.5 De kleuters kunnen een beluisterd verhaal, bestemd voor hun leeftijdsgroep, begrijpen.

OD NED 2.7 De kleuters kunnen in een gesprek met een eenvoudige maar relevante vraag of met commentaar reageren.
OD NED 1.3 De kleuters kunnen een mondelinge, voor hen bestemde boodschap, ondersteund door beeld en/of geluid, begrijpen.
Overzicht lesmap
p.
p. 8
ACTIVITEIT 1
PUZZEL- EN RAADSELSPEL:
VAN WIE IS DIE STAART?
Karel kijkt zijn ogen uit op de boerderij. Zo veel dieren! Hij ziet kippen, koeien, een haan, konijnen, eenden, een poes, schapen en een muis. Puzzel jij al spelend de dieren weer in elkaar?

KRINGACTIVITEIT
LEES- EN INLEEFMOMENT
Samen met de kleuters bouw je het verhaal opnieuw op aan de hand van de prenten. Stel zo veel mogelijk open vragen en ga samen op zoek naar de antwoorden. Dat helpt de kleuters om hun woordenschat op een spontane manier verder op te bouwen.
ACTIVITEIT 2
BLOTEVOETENPAD / SENSORISCH
PARCOURS
Het verhaal besteedt veel aandacht aan de verschillende texturen en materialen die je op de boerderij tegenkomt. Op de prenten staan materialen als stro, gras, wol, zand … levensecht afgebeeld. Met die materialen maak je een sensorisch parcours, zodat je kunt voelen met je voeten.
p. 16
ACTIVITEIT 3
KUIKEN PIKT MAIS
Karel en Olivia gaan naar de kippen. Er zijn kuikens op de boerderij. De kippen en de kuikens pikken granen. Weet je wat kuikens het liefst eten? Mais. Ze pikken de maiskorrels dan ook als eerste uit de zadenmengeling. Zorg jij ervoor dat de kuikens hun buik vol kunnen eten?
p. 18
ACTIVITEIT 4
VOELSPEL: WELK DIER VOEL JE?
Karel en Olivia zien veel dieren op de boerderij. Kun jij voelen welk dier in de zak zit?

p. 20
ACTIVITEIT 5
EIEREN ZOEKEN BIJ DE KIPPEN
Karel en Olivia rapen samen eieren bij de kippen. In de klas maak je een kippenhok en raap je ook eieren. Tel jij hoeveel je er moet rapen?

p. 24
ACTIVITEIT 6 EXPERIMENTEREN MET MATERIALEN EN DRUKTECHNIEKEN
Het thema van de boerderij nodigt uit om de kleuters op allerlei manieren te laten experimenteren met materialen als verf, zand, scheerschuim, wc-rollen, kledij, stro, sponzen, veren … Laat je fantasie de vrije loop.
KRINGACTIVITEIT
Lees- en inleefmoment
Doel: Samen met de kleuters bouw je het verhaal opnieuw op aan de hand van de prenten. Stel zo veel mogelijk open vragen en ga samen op zoek naar de antwoorden. Dat helpt de kleuters om hun woordenschat op een spontane manier verder op te bouwen.
OD NED 1.5 De kleuters kunnen een beluisterd verhaal, bestemd voor hun leeftijdsgroep, begrijpen.
OD NED 1.2 De kleuters kunnen voor hen bestemde vragen in concrete situaties begrijpen.
OD NED 2.6 De kleuters kunnen antwoorden op gerichte vragen in verband met betekenis, inhoud, bedoeling, mening in concrete situaties.
BENODIGDHEDEN
- boek: Karel op de boerderij
VOOR HET LEZEN
Bekijk de cover van het boek aandachtig met de kleuters. Lees de titel.
De volgende vragen kunnen als leidraad dienen om een gesprek aan te knopen.
- Wat zie je?
Waar zou het boek over gaan?
- Waar is Karel?
Welke dieren zie je?
- Weet je hoe de kinderen van die dieren heten?


Welk geluid maken de dieren? Laat eens horen.
- Hoeveel dieren tel je? Tellen we eens samen?
- Wat is het grootste dier? En wat is het kleinste dier?
Waar wonen de dieren?
TIJDENS HET LEZEN
Lees het boek een eerste keer. Na het lezen kun je de kleuters bevragen naar hun ervaringen met boerderijdieren of een bezoek aan de boerderij. Afhankelijk van de leefomgeving kan dat sterk verschillen. In de stad zullen de ervaringen van kleuters heel anders zijn dan op het platteland.
PAGINA 1-2
- Het is een speciale dag voor Karel. Waar gaat hij naartoe?
- Wie mag er mee?
- Wat doet Karel aan?
- Heeft Olivia ook laarzen aan?
- Waarom hebben ze laarzen aan?
- Heb jij laarzen?
- Wie woont er op de boerderij?
- Zie je al dieren? Wie komt er piepen?
- Ben jij al eens op bezoek geweest op de boerderij?
PAGINA 3-4
- Welk dier zien we hier?
- Wat doet hij? (kraaien)
- Kun jij dat ook? Laat eens horen.
- Heeft er iemand thuis een haan?
- Is een haan een papa of een mama?
- Hoe heet het ding op zijn kop? (kam)
- Welke kleuren heeft de haan?
Wat doet de haan als hij wakker wordt? (kraaien)
- Waar staat de haan op? (berg stro)
- Kan een haan eieren leggen, volgens jou?
- Ik zie nog een dier. Zie jij het ook? Welk dier is het?
- Welk geluid maakt dat kleine dier?
PAGINA 5-6
- Wat krijgen Karel en Olivia van tante Klaar? (mand)
- Wat doen ze? (eieren rapen)
- Hoeveel eieren liggen er? Zullen we eens tellen?
- Wie heeft de eieren gelegd?
- Zie je de haan nog?
- Wat is dat kleine pluizige dier? (kuiken)
- Weet je van wie het kuiken het kind is?
- Heb jij thuis kippen?
- Vind jij eieren lekker? Wat kun je allemaal maken van eieren?
- Eieren zijn breekbaar. Je moet er voorzichtig mee zijn. Zijn Karel en Olivia voorzichtig, volgens jou?
PAGINA 7-8
- Naar welke dieren gaan Karel en Olivia nu kijken?
- Weet jij hoe het kind van een koe heet? (kalf)
- Wat doen de kalfjes? (likken aan de vingers van Karel)
- Vindt Karel dat spannend? Wat zegt Karel? (het kriebelt)
- Zou jij het leuk vinden om naar kalfjes te gaan kijken? En als ze zouden likken? Zou je dat spannend vinden?
- Olivia denkt dat het kalf zin heeft in melk. Waar kan het kalf melk vinden?
PAGINA 9-10
- Boer Daan komt. Hij vraagt Karel om te helpen. Weet jij nog wat Karel mag doen? (hooi naar de koeien brengen)
- Voor wie is het hooi? (voor de koeien)
- Olivia en Karel willen het hooi naar de koeien brengen. Hoe doen ze dat? Waar leggen ze het hooi in? (kruiwagen)
- Weet je nog waarom ze het heel stil doen? Wie willen ze niet wakker maken? (poes)
PAGINA 11-12
- De koeien smullen van het hooi. Ze krijgen nog iets. Weet je nog wat? (korrels)
- Olivia aait de koe. Het is haar lievelingsdier. Wat is jouw lievelingsdier?
- Durf jij een koe te aaien? Heb je al eens een koe geaaid?
- Zag je al eens een koe? Waar?
PAGINA 13-14
- Wat doet boer Daan nu? (Hij hangt de melkmachine aan de tepels van de koe. Aan de uier.)
- Wat zou er uit de uier komen volgens jou? (melk)
- Wie vindt melk lekker?
- Wie drinkt nog melk uit de uier? (kalfjes)
PAGINA 15-16
- Waar zijn Karel en Olivia nu?
- Welke dieren zie je?
- Het zijn de konijnen van Olivia. Ken jij de namen nog? (Witje, Lotje en Pluis)
- Karel mag iets geven aan Pluis. Wat geeft Karel? (wortel)
- Vind jij wortels lekker?
- Wie is er nog in de wei? Wie zie je in de verte? (koeien)
PAGINA 17-18
- Wie waggelt daar voorbij? (mama eend)
- Wie loopt er achter mama eend? (haar kinderen)
- Zullen we ze eens tellen? (drie)
- Olivia en Karel brengen een emmer water. Weet jij nog voor wie die is? (schapen)
PAGINA 19-20
- De schapen drinken fris water. Wat geeft Karel aan de schapen? (gras)
- Olivia aait de vacht van het schaap. Weet jij wat ze maken van de vacht? (wol)
PAGINA 21-22
- Wie komt daar aan? (boer Daan)
- Waarmee rijdt boer Daan? (tractor)
- Karen en Olivia vinden het spannend. Zou jij het spannend vinden om hoog op de tractor te zitten?
- Ze rijden over het veld. Wat zal er later groeien op het veld? Weet jij het nog? (bloemkool)
PAGINA 23-24
- Waar zijn Karel en Olivia nu? (boomgaard)
- Wat krijgen ze van tante Klaar? (appel)
- Vinden ze de appel lekker?
- Er is een appelboom, maar er staat ook een andere soort boom. Weet jij nog welke? Kijk eens, welke vruchten hangen in die boom? (perenboom, peer)
- Kan tante Klaar ze gemakkelijk uit de boom plukken? Wat heeft ze nodig? (ladder)
NA HET LEZEN
Het boek blijft in de boekenhoek/kring beschikbaar voor de kleuters. Ze kunnen het doornemen wanneer ze willen.
In kleine groep nodigt het boek uit om dieper in te gaan op de dieren van de boerderij. De mooie pagina’s geven je de kans om samen een kijkje te nemen in de wereld van de boer. Zet het boek zo aantrekkelijk mogelijk in je kring. Geef het een prominente plek zodat de kleuters er snel naar kunnen grijpen.

ACTIVITEIT 1
Puzzel- en raadselspel: Van wie is die staart?
Doel: Karel kijkt zijn ogen uit op de boerderij. Zo veel dieren! Hij ziet kippen, koeien, een haan, konijnen, eenden, een poes, schapen en een muis. Puzzel jij al spelend de dieren weer in elkaar?

OD LO 1.29 De kleuters kunnen klein-motorische vaardigheden in verschillende situaties voldoende nauwkeurigheid gedoseerd en ontspannen uitvoeren.
OD WIS 2.1 De kleuters kunnen handelend en verwoordend twee dingen op hun kwalitatieve eigenschap vergelijken.
OD NED 4.3 De kleuters kunnen onvolledige eenvoudige beelden aanvullen.
BENODIGDHEDEN:
- werkkaart 1
- werkkaart 2
- werkkaart 3
- draairad (IKEA)
- velcro
- (optioneel) zak
WERKWIJZE
Print en lamineer werkkaart 1 één keer. Dat is het sjabloon voor het rad.
Print en lamineer werkkaart 2 vier keer. Plak stukken velcro op de niet-ingekleurde delen van de werkkaart
Print werkkaart 3 twee keer. Knip de kaarten uit en lamineer ze. Plak achteraan telkens een stuk velcro.
- Je kunt dit spel met vier spelers spelen. Geef elke speler werkkaart 2.
- Bekijk samen met de kleuters de verschillende dieren op hun kaart. Waar is hun achterwerk of staart?
- Leg werkkaart 1 op het draairad. Bekijk samen de afbeeldingen. Wat hoort samen?
- Leg de afbeeldingen van werkkaart 3 in het midden van de tafel.
- De kleuters mogen om de beurt aan het draairad draaien. Op welk achterwerk komen ze?
- Neem de afbeelding van het achterwerk en leg die op de juiste plek op de kaart. Zo maak je het dier af. De velcro zorgt ervoor dat de afbeeldingen netjes op hun plaats blijven liggen. Ofwel laat je de kleuters om de beurt een afbeelding nemen, ofwel speelt iedereen bij elke beurt mee en neemt iedere speler een afbeelding.
- Wie heeft als eerste zijn puzzel af?
TIP: Heb je geen draairad? Speel het spel dan als lottospel met enkel werkkaart 2 en werkkaart 3. De kleuters trekken om de beurt een afbeelding uit de zak en puzzelen tot hun kaart weer volledig is.
Variatie: raadsels
Doel: Activiteit 1 kun je ook spelen als raadselspel.
OD NED 1.2 De kleuters kunnen voor hen bestemde vragen in concrete situaties begrijpen.
OD NED 1.3 De kleuters kunnen een mondelinge, voor hen bestemde boodschap, ondersteund door beeld en/of geluid, begrijpen.
WERKWIJZE
- Geef werkkaart 2 aan alle kleuters die meespelen. - Leg de afbeeldingen van werkkaart 3 op tafel.
- Gebruik raadsels om de puzzels te vervolledigen. Taalsterke kleuters die vertrouwd zijn met het spel, kunnen zelf raadsels voor elkaar verzinnen.
- De kleuter die aan de beurt is, neemt aan de hand van het raadsel het juiste achterwerk van het dier.
RAADSELS
Ik kakel. (Maak het geluid.)
Ik leg eieren.
Ik heb een kam op mijn hoofd.
Mijn kind is een kuiken.

IK BEN … een kip.
Ik kraai. (Maak het geluid.)
Ik leg geen eieren.
Ik heb heel mooie veren.
IK BEN … een haan.
Ik loei. (Maak het geluid.)
Ik heb een uier.
Uit die uier komt melk.
Ik eet graag gras.
Ik heb vlekken.
Mijn kind is een kalf.
IK BEN … een koe.
Ik blaat. (Maak het geluid.)
Ik heb een zachte vacht van wol.
Mijn kind is een lam.
IK BEN … een schaap.
Ik miauw. (Maak het geluid.)
Ik heb een zachte vacht.
Ik vang graag muizen.
IK BEN … een poes.
Ik piep. (Maak het geluid.)
Ik ben een heel klein dier.
Ik heb kleine, zwarte kraalogen.
IK BEN … een muis.
Ik kwaak. (Maak het geluid.)
Ik kan zwemmen.
Ik heb zwemvliezen tussen mijn tenen.
Ik heb een verenkleed.
Mijn kind is een piel.
IK BEN … een eend.
Ik heb twee lange oren.
Ik heb een pluimstaart.
Ik eet heel graag wortels.
Mijn kind is een lamprei.
IK BEN … een konijn.


























ACTIVITEIT 2
Blotevoetenpad / sensorisch parcours
Doel: Het verhaal besteedt veel aandacht aan de verschillende texturen en materialen die je op de boerderij tegenkomt. De prenten beelden materialen als stro, gras, wol, zand … levensecht af. Met die materialen maak je een sensorisch parcours voor je voeten.
OD LO 1.39 De kleuters kunnen gerichte aandacht opbrengen voor verschillende sensorische prikkels en deze rustig laten inwerken.
OD MUVO 1.2 De kleuters kunnen materiaalgevoeligheid ontwikkelen door exploreren en experimenteren.
BENODIGDHEDEN
- lage bakken of schoendozen - materialen zoals zand, stro, water, wol, gras, stenen, takken
- handdoeken of vodden om de voeten weer schoon te maken
Let op! Vermijd scherpe materialen waar de kleuters zich aan kunnen bezeren.
Het is enorm belangrijk dat je al bij jonge kleuters inzet op sensopatisch spel. ‘Senso’ staat voor ‘zintuigen’ en ‘patisch’ voor ‘beleven’. Je laat de kleuters dus spelen en ervaren met hun zintuigen. Ze leren verschillende structuren kennen met al hun zintuigen. Sommige kleuters vinden het enorm spannend om over de verschillende texturen te stappen terwijl andere kleuters het heerlijk vinden om met hun voeten op ontdekking te gaan. Probeer voor elke kleuter te bekijken wat haalbaar is.
WERKWIJZE
STAP 1: Bekijk de materialen die in het boek aan bod komen.
Stel gericht vragen:
- Wat zie je?
- Wat doen de dieren ermee?
- Waar kun je dat vinden?
Ga samen op zoek naar materialen die in je schoolomgeving voorkomen.

STAP 2: De kleuters zetten de bakken achter elkaar. Afhankelijk van het weer kan dat binnen of buiten. Stem de materialen af op de plaats die je kiest.
Vul de bakken samen met de kleuters met de verschillende materialen.
Terwijl je de bakken vult, zorg je dat de kleuters met alle zintuigen waarnemen.
Stel de volgende vragen:
- Hoe ruikt dit? (lekker, minder lekker, het ruikt naar …)
- Hoe voelt dit? (hard, zacht, ruw, kriebelig …)
- Wat hoor je?
- Hoe ziet het eruit? Welke kleur heeft het?
- Heb je het thuis? Waar? Waar zag je het nog?
STAP 3: De kleuters doen hun schoenen uit.
Je kunt ervoor kiezen om ze per twee het parcours te laten afleggen. De ene kleuter begeleidt de andere. Ze geven elkaar een hand. Voet voor voet gaan ze op verkenning.
Begeleid kleuters die bang zijn. Dwing ze in geen geval.
Bied de kleuters tijdens het verkennen taal door gericht vragen te stellen:
- Vind je het spannend?
- Hoe voelt het?
- Vind je dit fijner dan de bak waar je net in stapte?
- Welke bak vind je de fijnste?
- Welk dier houdt van stro? Vind jij het fijn om op het stro te stappen?
- Welk dier vindt gras lekker? Vind jij het fijn om op het gras te stappen?
Geef de kleuters de tijd om het parcours in hun eigen tempo af te leggen. Als ze ervoor kiezen om maar één materiaal te verkennen, dan is dat ook oké.
STAP 4: Neem de tijd om de voeten van de kleuters samen schoon te maken. Terwijl je dat doet, kun je ervaringen delen.
Laat het parcours een tijd staan als dat mogelijk is. Kleuters kunnen dan elke keer een stap verder gaan en in eigen tempo het parcours verkennen.
ACTIVITEIT 3
Spel: Kuiken pikt mais
Doel: Karel en Olivia gaan naar de kippen. Er zijn kuikens op de boerderij. De kippen en de kuikens pikken granen. Weet je wat kuikens het liefst eten? Mais. Ze pikken de maiskorrels als eerste uit de zadenmengeling. Zorg jij ervoor dat de kuikens hun buik vol kunnen eten?
OD WIS 1.2 De kleuters kunnen met aanwijzing vijf dingen correct (simultaan) tellen en daarna zeggen hoeveel dingen er geteld zijn (resultatief).
OD LO 1.29 De kleuters kunnen klein-motorische vaardigheden in verschillende situaties voldoende nauwkeurigheid gedoseerd en ontspannen uitvoeren.
OD LO 1.30 De kleuters kunnen de functionele grepen gebruiken voor het hanteren van voorwerpen.
BENODIGDHEDEN
- werkkaart 4
- maiskorrels - pincet

- dobbelsteen: Gebruik een dobbelsteen met een getalbeeld dat is aangepast aan het niveau van je klasgroep.

WERKWIJZE
Print en lamineer werkkaart 4 vier keer zodat je voor elke speler een kaart hebt. Teken stippen op de werkkaart. Tijdens het spel leggen de kleuters maiskorrels op de stippen in een één-één-relatie, dus één maiskorrel per stip. Pas het aantal stippen aan je klasgroep aan. Kunnen de kleuters al langer een spel spelen? Of kunnen ze al spelen met een dobbelsteen met een getalbeeld tot zes? Teken dan meer stippen.
- Geef elke kleuter een kaart met kuikens (werkkaart 4).
- De kleuter die aan de beurt is, rolt met de dobbelsteen. - De kleuter gebruikt een pincet om het aantal maiskorrels te nemen dat hij rolt. Hij legt één korrel op elke stip op zijn werkkaart. De kuikens kunnen nu smullen.
- Wie heeft zijn kaart het eerst vol?

Voelspel: Welk dier voel je?
Doel: Karel en Olivia zagen veel dieren op de boerderij. Kun jij voelen welk dier in de zak zit?
OD LO 1.29 De kleuters kunnen klein-motorische vaardigheden in verschillende situaties voldoende nauwkeurigheid gedoseerd en ontspannen uitvoeren.
OD NED 2.6 De kleuters kunnen antwoorden op gerichte vragen in verband met betekenis, inhoud, bedoeling, mening in concrete situaties.
OD NED 2.7 De kleuters kunnen in een gesprek met een eenvoudige maar relevante vraag of met commentaar reageren.
OD NED 2.5 De kleuters kunnen iemand of iets beschrijven volgens kleur, vorm, grootte of een specifieke eigenschap.
BENODIGDHEDEN
- speelgoeddieren van de boerderij: kip, konijn, poes, eend, muis, schaap, koe
- zak
- (optioneel) whiteboardstift
WERKWIJZE
Maak met het kopieertoestel een kopie van de boerderijdieren. Lamineer die kopie eventueel.
STAP 1: - Ga met een kleine groep rond de tafel zitten.

- Bekijk de speelgoeddieren stuk voor stuk.
- De kleuters nemen de dieren vast en voelen eraan.
Stel gericht vragen:
- Wat voel je?
- Voel je oren? Zijn het lange of korte oren?
- Voel je de staart? Is het een lange staart? Is het een pomponstaart?
- Voel je een uier? Welk dier heeft een uier?
- Voel je een kam? Welk dier heeft een kam?
- Is het een groot dier? Of een klein dier?
Welk dier is het? Benoem.
-
Leg de kopie van de dieren op tafel. Kijk samen met de kleuters.
- Kun je het dier aanwijzen?
- Is het hetzelfde dier?
STAP 2: HET SPEL - Een kleuter steekt een dier in de zak. De andere kleuter mag niet kijken. - De andere kleuter mag nu voelen.

Stel gericht dezelfde vragen als bij stap 1. Terwijl je de vragen stelt, bekijk je samen de kopie met de boerderijdieren.
Je kunt samen dieren elimineren door vragen te stellen. Bijvoorbeeld:
Jij zegt dat het een dier is met korte oren. Kan het een konijn zijn? Kijk eens naar de oren van het konijn.
TIP: Als je de kopie lamineert, kun je met een whiteboardstift de boerderijdieren wegstrepen die het niet zijn.
TIP: Om het spel iets makkelijker te maken haal je een aantal dieren uit de zak en leg je die op de kopie. De kleuters hebben dan de keuze uit bijvoorbeeld twee dieren. Zo kun je het spel rustig opbouwen.
TIP: Het is enorm belangrijk dat kleuters op jonge leeftijd hun zintuigen ontwikkelen. Bij dit spel draait alles dan ook om de opbouw. Het is vooral belangrijk dat je over de dieren praat en ze bekijkt en bevoelt wanneer ze nog niet in de zak zitten. Als je dat goed doet en er voldoende tijd voor neemt, kunnen de kleuters de dieren herkennen zonder dat ze ze zien.
Eieren zoeken bij de kippen
Doel: Karel en Olivia rapen samen eieren bij de kippen. In de klas maak je een kippenhok en raap je ook eieren. Tel jij hoeveel je er moet rapen?
OD WIS 1.2 De kleuters kunnen met aanwijzing vijf dingen correct (simultaan) tellen en daarna zeggen hoeveel dingen er geteld zijn (resultatief).
OD WIS 1.4 De kleuters kunnen in concrete situaties rekenhandelingen uitvoeren met betrekking tot aantal en hoeveelheid. Zij kunnen deze handelingen verwoorden door de gepaste begrippen te hanteren (evenveel maken, bijdoen, wegdoen, samentellen, vermeerderen, verminderen, verdelen).
OD WIS 1.1 De kleuters kunnen handelend en verwoordend de ene concrete hoeveelheid dingen vergelijken met een andere hoeveelheid dingen. Bij het verwoorden gebruiken zij daarbij de passende hoeveelheidsbegrippen. (evenveel / niet evenveel dingen, veel/weinig dingen, te veel / te weinig dingen, dingen over / dingen te kort, meer/minder dingen, meest/minst dingen).
BENODIGDHEDEN
- werkkaart 5
werkkaart 6
- speelgoedeieren
- eierkartons voor 6 eieren
stro
- pluchen kippen of kippen die je knutselt met papieren borden
WERKWIJZE
Print werkkaart 5 en werkkaart 6. Verknip ze tot zes boodschappenkaarten en lamineer ze. Zorg dat die kaarten in de bovenkant van het eierkarton passen.
STAP 1: - Creëer een kippenhok in de klas. Voorzie kippen, stro en eieren. Als je verschillende soorten eieren hebt, kun je de kleuters stimuleren om ze te sorteren: groot, klein, bruin, wit

- Voorzie een plek voor de eierkartons.
- Geef de kleuters een boodschappenkaart.
STAP 2: - De kleuters gaan in het kippenhok op zoek naar eieren die ze in hun eierkarton kunnen zetten.
Hoeveel eieren hebben de kippen gelegd? Hoeveel heb je er nodig?
Klopt het aantal?
- Speel in eerste instantie mee met de kleuters. Ga samen op zoek naar de eieren in het kippenhok. Bestudeer samen de kaart en tel hoeveel eieren ze moet zoeken.
- Bouw het spel op. Ga op zoek naar de eieren en leg het accent op het tellen van de eieren.
Hoeveel eieren moet je zoeken?
- Tel samen met de kleuters het aantal eieren op de boodschappenkaart. Wijs de eieren aan terwijl je telt.
- Laat de kleuters het aantal eieren nemen. Tel samen. Leg de eieren eventueel op de boodschappenkaart in een één-één-relatie.
- Controleer tussendoor.
Hebben we genoeg eieren? Hoeveel hebben we er nog nodig? Zijn het er te veel? Te weinig?
- Tel na ter controle.
Klopt het aantal?







ACTIVITEIT 6
Experimenteren met materialen en druktechnieken
Doel: Het thema van de boerderij nodigt uit om de kleuters op allerlei manieren te laten experimenteren met materialen als verf, zand, scheerschuim, wc-rollen, kledij, stro, sponzen, veren … Laat je fantasie de vrije loop.
OD MUVO 6.2 De kleuters kunnen ervan genieten bezig te zijn met de dingen die hen omringen om hun expressiemogelijkheden te ontdekken.
OD MUVO 6.3 De kleuters kunnen vertrouwen op hun expressiemogelijkheden en durven hun eigen expressiestijl tonen.

OD MUVO 1.2 De kleuters kunnen materiaalgevoeligheid ontwikkelen door exploreren en experimenteren.
OD LO 1.28 De kleuters tonen een toenemende bedrevenheid in het functioneel aanwenden van klein-motorische vaardigheden.
BENODIGDHEDEN
- tekeningen of kleurplaten van boerderijdieren
knutselmaterialen: verf, zand, scheerschuim, sponzen, veren, wc-rollen, vorken
WERKWIJZE
Laat de kleuters experimenteren met allerlei materialen en druktechnieken, bijvoorbeeld:
- Gebruik een vork en gele verf. Laat de kleuters met de vork het hooi schilderen bij de dieren of in de aanhangwagen van een tractor.
- Meng verf en zand zodat de modderstructuur te voelen en te zien is. Laat de kleuters die verfbrij rond het varken schilderen. Of verstoppen ze heel het varken onder de modder?
Meng scheerschuim en roze verf. Smeer het varken vol met die smurrie. Doe dat niet met een penseel, maar met je handen.
- Gebruik wc-rollen en witte verf. Stempel en maak afdrukken voor de krullenvacht van het schaap.
- Gebruik sponzen en gele verf. Dop de sponzen in de gele verf en maak zo het zachte dons van de kuikens.
- Gebruik echte veren om de kippen te schilderen.
TIP: Laat de kleuters altijd met beide handen werken. Geef hen dus twee wc-rollen, twee vorken ... Telkens één in elke hand. Laat hen ook met beide handen door de verf wrijven. Ze zullen ervan genieten.
TIP: Op internet vind je afbeeldingen van boerderijdieren die je kunt printen.
NOG MEER INSPIRATIE
- Uiteraard kunnen kleuters zich pas écht inleven na een bezoek aan de (kinder)boerderij. Als je die uitstap plant bij de start van je thema, valt dat zeker in de smaak.
- Karel en Olivia smullen samen van de lekkere appels die ze geplukt hebben. Is er een boomgaard in de buurt? Ga samen appels plukken en maak appelmoes, appelcake … Of eet de appels gewoon zo op.
- Laat alle kleuters laarzen meebrengen wanneer je op uitstap gaat. Wie heeft de grootste laarzen? Wie de kleinste? Zet ze eens van groot naar klein en van klein naar groot.
Groepeer ze: Zet alle gestreepte laarzen bij elkaar. Zet alle effen laarzen bij elkaar. Zet ze van donker naar licht of omgekeerd.
- Voorzie in de klas zo veel mogelijk materiaal zodat de kleuters het verhaal en hun bezoek aan de boerderij kunnen naspelen:
- kruiwagens
- laarzen
- overalls


- knuffels van boerderijdieren
- dozen om stallen of een kippenhok te maken
een boerderij, tractors en dieren
- een handschoen (als uier)
- manden om eieren te rapen
- speelgoedeieren
- echt stro of repels krantenpapier
- sjaals of rode zakdoeken met stippen
- speelgoedtractor om mee rond te rijden
-
Knutselactiviteit: Dierenkronen maken: konijn, schaap en/of kip Print werkkaart 7, 8 of 9 en laat de kleuters de oren uitknippen of uitprikken.
Lijm of niet de oren vast op de kroon. Je kunt de dierenkronen gebruiken als verkleedattribuut.
Welk dier word jij?
Je kunt er ook voor kiezen om de dierenkronen te printen en lamineren zodat je ze opnieuw kunt gebruiken.







