F FILOSOFIE
FILOSOFIE
Nick Vercauteren met medewerking van Teacher Design Team
©VANIN
Dit leermiddel is onderdeel van de lesmethode Agora van Uitgeverij VAN IN. Het is ontwikkeld met de intentie dat iedere leerling zich herkent en thuis voelt in beeld en tekst. Heb je op- of aanmerkingen, dan kun je contact opnemen met Uitgeverij VAN IN.
Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld.
De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken.
In België beschermt de auteurswet de rechten van deze mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be.
Ook voor het digitale lesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. Meer informatie over de gebruiksvoorwaarden leest u op www.ididdit.be.
© Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2025
De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.
Beeldcredits
p. 11 Amish © Shutterstock/George Sheldon, p. 12 Ulwaluko © Belga Image/AFP PHOTO/CARL DE SOUZA, p. 18 Boeddha © Belga Image/Henk Braam/ Hollandse Hoogte, p. 27 exoplaneet © ESA/Hubble, M. Kornmesser - Creative Commons Attribution 4.0 International license p. 62 videospel Minecraft © Shutterstock/omihay, p. 89 batman © Shutterstock/Krikkiat, p. 98 Wall-E © Shutterstock/Yudin Dmitry, p. 108 Simone De Beauvoir ©Belga Image/ TOPFOTO, p. 112 Jeff Hoeyberghs ©Photo News/Joel Hoylaerts, Judith Butler© Alamy/Imageselect/IanDagnall Computing, p. 137 UNICEF © Travel Stock/ Shutterstock, p. 139 Mercury ships ©Shutterstock/Edwin Muller Photography, p. 143 worstelaars © Shutterstock/Timothy R. Nichols, p. 152 Confucius ©Shutterstock/cowardlion, p. 165 Amazon © Shutterstock/askarim
Videocredits p. 13 zwartepietendebat © VRT, p. 17 wedergeboorte © VRT, p. 19 meditatie © VRT, p. 33 muziek en wiskunde © VRT, p. 50 maanlanding© De Telegraaf, p. 105 stereotypen © Wetenschap Uitgedokterd - een project van SciMingo vzw, p. 158 Geld en geluk © VRT
Documenten p. 10 Apen geloven in God © Rossel & Cie, metrotime.be, Annemie - 08/06/2016, Dit artikel is gereproduceerd met toestemming van de uitgever,alle rechten voorbehouden. Elk volgend gebruik moet specifiek worden goedgekeurd door de beheermaatschappij Copiepresse: info@copiepresse.be, p. 12 besnijdenisritueel ulwaluko © VRT, p. 14 begraafplaats neanderthalers ©scientias.nl – 21-04-2011, p. 15 begrafenisritueel neanderthalers © eoswetenschap.eu, p. 25 Hades© www.historiek.net - 03/11/2021, p. 27 sporen van water © VRT, p. 30 oorsprong heelal © www.quantumuniverse. nl – 25-01-1018, p. 57 sociale media © VRT, p. 112 Jeff Hoeyberghs © demorgen.be - 09/12/2019 - dit artikel werd gereproduceerd met toestemming van de uitgever, alle rechten voorbehouden. Elk hergebruik dient het voorwerp uit te maken van een specifieke toestemming van de beheersvennootschapLicense2Publish: info@license2publish.be, p. 119 Rachida Boukhriss© RTL Nieuws
Eerste druk 2025
Ontwerp cover en binnenwerk: Shtick ISBN 978-94-647-0776-2 Opmaak: Banananas.net D/2025/0078/83 Tekeningen: Vincent Albert Art. 608520/01 NUR 130
NHOUDSOPGAVE
1 De eerste vragen
Wie filosofeerde eerst?
2 De opkomst van filosofie in het Oosten
Word je herboren als een pinguïn?
3 De opkomst van filosofie in het Westen
Heeft de filosofie de goden gedood? 4 Filosoferen over de wereld
Wordt de wereld, of is de wereld?
1 Plato en kennis
Mag je rebelleren tegen kennis?
2 Leren redeneren
Is het mogelijk om fout te denken?
3 Kennis
4 Echt
Is de waarheid altijd waar?
5 Logica Is filosofie logisch?
1 Identiteit 88 Wat maakt iets tot iets?
2 Bewustzijn
Ben jij jezelf wel?
3 De definitie van een persoon
Is een zombie een persoon?
4 Identiteitsrollen
Bepaalt je geslacht je leven? HOOFDSTUK
1 De relatie tussen je familie
Ben je je ouders iets verschuldigd?
2 Morele verplichtingen 137 Wanneer laat je iemand sterven?
3 Leven in de natuurstaat 142 Schaf je het best alle regels af?
4 Sociale constructies 153 Mag je profiteren van anderen?
ELKOM OP DE AGORA! W
Agora, zo werd in het oude Griekenland de markt genoemd. Je ontmoette er mensen van alle rang en stand. Het was de ontmoetingsplaats bij uitstek om ideeën uit te wisselen en informatie en kennis te delen. Daarom hebben we voor dit boek de titel Agora bedacht. Voor filosofen in spe een ideale plek om het denken te voeden. We garanderen je een boeiende kennismaking.
1→ OP STAP MET AGORA
DE OORSPRONG VAN HET FILOSOFISCH DENKEN
In totaal telt dit boek vier hoofdstukken. Elk hoofdstuk start met een duidelijke titelpagina.
Op een inleidende, groene pagina kom je te weten waarover het hoofdstuk gaat.
HOOFDSTUK 1
OORSPRONG VAN HET FILOSOFISCH DENKEN
WAAROVER GAAT DIT HOOFDSTUK?
In dit hoofdstuk verken je de oorsprong van het filosofisch denken en verdiep je je in de menselijke zoektocht naar betekenis. Je zult leren religie en filosofie van elkaar te onderscheiden, terwijl je ook stilstaat bij hun gelijkenissen. Maar wanneer werden de eerste filosofische vragen eigenlijk gesteld? Op die vraag is geen eenvoudig antwoord te geven, omdat schriftelijke overleveringen niet zo ver teruggaan in de tijd. De homo sapiens bestaat ongeveer 350 000 jaar, maar het schrift werd pas zo'n 5 000 jaar geleden uitgevonden. Veel vroege gedachten en ideeën zijn verloren gegaan. Toch wijzen archeologische vondsten, zoals sporen van oude rituelen, erop dat levensbeschouwelijke vragen al vroeg werden gesteld. Nieuwsgierigheid, verwondering en de behoefte aan verklaringen lijken diep in de menselijke natuur verankerd te zijn. Filosofische vragen zijn waarschijnlijk zo oud als de mensheid zelf.
Het kader biedt je een duidelijk overzicht van de inhouden en lesdoelen. Aan de hand van de aanvinkvakjes kun je in de loop van het hoofdstuk makkelijk bijhouden welke doelen je al hebt bereikt. Bovendien kunnen de inhouden in het kader een leidraad vormen bij de voorbereiding op een evaluatiemoment.
De eerste vormen van filosofie waren nauw verbonden met religie. Religie en filosofie ontstonden beide vanuit eenzelfde oorsprong: de zoektocht naar antwoorden en betekenis. In Azië ontwikkelde de filosofie zich in nauwe samenhang met het boeddhisme, waar ze vooral gericht was op ethische vragen. De eerste Griekse filosofen in het Westen zochten naar natuurlijke verklaringen voor de wereld los van de mythologische heldenverhalen. Er ontstond een duidelijk onderscheid tussen mythologie en filosofie. De vroege Griekse filosofie kun je zien als een voorloper van de theoretische natuurkunde. Zo toont de geschiedenis van het filosofisch denken de diversiteit van menselijke vragen, en hoe diep die vragen geworteld zijn in ons verlangen om de wereld en onszelf te begrijpen.
Vink aan wat je in de loop van dit hoofdstuk hebt geleerd.
Ik reflecteer over wanneer de eerste filosofische vragen werden gesteld.
Ik begrijp hoe rituelen inzicht kunnen geven in het denken van vroege mensen. Ik leg de werking en het verschil uit tussen dharma karma Ik leg de gelijkenissen en verschillen uit tussen het mythologisch denken en het filosofisch denken. Ik leg
Een goede kennis van sleutelbegrippen is heel belangrijk. Bij de start van het hoofdstuk geven we alvast een begrippenkader mee. Zo zul je tijdens de lessen zeker extra aandacht besteden aan die belangrijke termen.
BREINBREKER
In dit hoofdstuk zoek je een antwoord op deze breinbreker: “Wanneer werden de eerste filosofische vragen gesteld?”
FORUM
1 DE EERSTE VRAGEN Wie filosofeerde eerst?
2 DE OPKOMST VAN FILOSOFIE IN HET OOSTEN Word je herboren als een pinguïn?
3 DE OPKOMST VAN FILOSOFIE IN HET WESTEN Heeft filosofie de goden gedood?
4 FILOSOFEREN OVER DE WERELD Wordt de wereld of is de wereld?
Daarna volgt de breinbreker. Dankzij deze interessante en uitdagende vraag wordt je nieuwsgierigheid geprikkeld. Bij de breinbreker hoort ook een online forum. Dat is een opdracht die je kunt maken op iDiddit. In het forum peilen we naar je eerste mening, een spontaan antwoord op de breinbreker. Misschien kom je tot de vaststelling dat deze vraag niet zomaar op te lossen valt. Daarvoor heb je specifieke informatie nodig. Die informatie verwerf je doorheen het hoofdstuk. Met behulp van verschillende bronnen, opdrachten en kenniskaders bekom je stap voor stap het inzicht, de kennis en de (onderzoeks)vaardigheden die nodig zijn om een gefundeerd antwoord op de breinbreker te geven.
Eureka! Als je het hoofdstuk helemaal hebt afgewerkt kom je aan bij de EXIT. Je bent nu voldoende gewapend om opnieuw over de breinbreker na te denken. In het forum zul je merken dat de hele klas nu met veel meer kennis van zaken spreekt dan aan het begin van dit hoofdstuk. Je vindt als laatste uitdaging nog enkele
Test jezelf oefeningen in de EXIT. Om die te kunnen maken ga je naar iDiddit. Met de cliffhanger tenslotte, maken we je alvast warm voor het volgende hoofdstuk.
SYNTHESE
Verwondering en geloof
De ontdekkingen en de theorieën van de moderne natuurwetenschappen betekenden een grote vooruitgang in het begrijpen van het universum. De nieuwsgierigheid van de mens, de drang om antwoorden te vinden op grote vragen was daarbij een belangrijke drijfveer. Ook vóór de opkomst van de moderne wetenschappen werden dat soort vragen al gesteld. Ondanks de verschillen tussen toen en nu hebben alle methodes dezelfde oorsprong: verwondering en nieuwsgierigheid
Het doorgeven van informatie van generatie op generatie is eigen aan de mens. Door meer informatie te vergaren dan dat er verloren gaat doorheen de tijd, ontstaat er een accumulatie van informatie Maar wanneer begonnen mensen zich voor het eerst vragen te stellen over het bestaan? Een gangbaar idee is om te kijken naar rituelen die wijzen op een geloof. Geloof was namelijk een vroeg antwoord op die vragen. Door te kijken naar sporen van rituelen, is het mogelijk om na te gaan vanaf wanneer mensen zich die grote vragen over het bestaan stelden. Een ritueel is een manier van handelen die verschilt van gewone handelingen. Er schuilt namelijk een betekenis achter, waardoor het een krachtige manier van handelen is. Een ritueel is een geheel van symbolen of bijbehorende handelingen waarachter een betekenis schuilt en die meestal volgens een vast patroon verloopt.
Als we de primaten buiten beschouwing laten, weten we zeker dat de neanderthalers, als jager-verzamelaars, al rituelen en een soort geloof hadden. In een studie van drieëndertig neanderthalstammen vond men bij allen een vorm van animisme terug. Dat is een religieus concept waarbij, buiten mensen en dieren, ook planten en alle natuurlijke fenomenen over een geest beschikken. Animisme is de basis van religie, omdat het toelaat dat mensen kunnen denken in termen van supernatuurlijke entiteiten of geesten
Bij bijna alle onderzochte stammen zag men dan ook sporen van een geloof in het naleven en een vorm van sjamanisme. In het sjamanisme is het mogelijk dat een sjamaan de bovennatuurlijke machten manipuleert door in contact te komen met de geesten. Het sjamanisme ontstaat uit het geloof in een hiernamaals, waarbij sommige geesten goed en andere slecht gestemd zijn.
Boeddhisme
De kennis over het boeddhisme berust op verzamelingen van heilige geschriften. Pas eeuwen na het leven van Boeddha werden ze in een boek verzameld. In het boeddhisme is er geen sprake van een god, maar het lijden als fundamenteel deel van de mens staat centraal. Bij sommige latere stromingen van het boeddhisme wordt Boeddha wel vereerd als een god.
Lijden is deel van het menselijke leven en wordt veroorzaakt door begeerte. Door iets te willen, creëer je de opportuniteit om te lijden door het niet te hebben. Meditatie speelt een belangrijke rol in het boeddhisme. Het dient om rust te vinden en de begeerte los te laten. Alles wat bestaat bevat dharma volgens het boeddhisme. Dat is geen ziel, maar een levenloos iets. Dharma is niet iets eeuwigs, maar het ontstaat en vergaat. Omdat werkelijk alles bestaat uit dharma’s, is alles ook vergankelijk. Er is enkel een eeuwige stroming van ononderbroken ontstaan en vergaan. Volgens het boeddhisme is er geen blijvende ‘ik’. De ziel en het bewustzijn vergaan en ontstaan elk ogenblik opnieuw. Tijd is geen doorlopende, constante, samenhangende stroom, maar een opvolging
“Wanneer werden de eerste filosofische vragen gesteld?”
Forum Elke groep krijgt een filosoof toegewezen die je in dit hoofdstuk besprak. Maak een presentatie waarin je over de jou toegewezen filosoof vertelt, zowel over zijn leven als zijn filosofie. —Boeddha Thales Anaximander —Pythagoras Heraclitus —Parmenides Democritus Hulpvragen bij de voorbereiding van de presentatie:
1 Waar en wanneer leefde de filosoof?
2 Wat weet je over het leven van de filosoof?
3 Wat was de filosofie van de filosoof?
4 Op welke manier brengt de filosoof iets nieuws ten opzichte van de voorgangers?
Test jezelf
Ga naar om de vragen te beantwoorden.
1 Waarom is het niet eenvoudig om na te gaan wie echt voor het eerst filosofeerde?
2 Hoe kunnen rituelen ons iets vertellen over het denken van mensen?
3 Wat hebben religie en filosofie met elkaar gemeen en waarover verschillen ze?
4 Waarom is het boeddhisme niet enkel een religie, maar ook een ethische filosofie?
5 Wat zijn dharma en karma en hoe zijn ze verwerkt in de boeddhistische filosofie?
6 Wat zijn de drie grote verschillen tussen mythologie en natuurfilosofie?
7 Wat is het verschil tussen de theorieën van Thales en Anaximander tegenover Pythagoras?
8 Op welke manier is de theorie van Heraclitus een synthese van zijn voorgangers?
9 Waarom wordt Parmenides beschouwd als de eerste rationalist?
10 Wat is de stelling waaruit Parmenides zijn zes andere stellingen afleidt?
11 Wat is een paradox?
Cliffhanger De natuurfilosofie lijkt achterhaald te zijn met de komst van de moderne wetenschappen. Betekent dat dat filosofie niets meer te zeggen heeft over kennis?
Alle kennis en inzichten die je tijdens het parcours hebt opgedaan, worden voor jou gebundeld in een synthese Die tekst geeft weer wat je exact moet onthouden. De nummers naast de verschillende paragrafen verwijzen naar de kenniskaders waarin de leerinhouden werden aangebracht. Zo kun je tijdens het studeren makkelijk extra informatie opzoeken in de kaders die je tegenkwam in de loop van het hoofdstuk.
Krijg je graag nog wat extra toelichting bij de lesinhouden? Scan dan de pagina om een heldere kennisclip bij de synthesetekst te bekijken.
Studeer je graag op een schematische manier? Het bordschema geeft een overzicht van de belangrijkste termen en verbanden die in het hoofdstuk aan bod kwamen.
2→ HANDIG VOOR ONDERWEG
In de loop van het hoofdstuk word je ondersteund door een aantal hulpmiddelen.
Wanneer begonnen mensen zich voor het eerst vragen te stellen over het bestaan? Een manier om dit te onderzoeken, is door te kijken naar sporen van rituelen die wijzen op een geloof. Geloof is namelijk een van de vroegste antwoorden op de grote vragen van het bestaan. Rituelen bieden inzicht in de denkwereld van vroege mensen en hun zoektocht naar betekenis.
Wat is een ritueel? Een ritueel verschilt van een gewone handeling doordat er een diepere betekenis achter schuilgaat. Het is een reeks symbolische of specifieke handelingen die vaak volgens een vast patroon worden uitgevoerd. Die symboliek maakt een ritueel tot een krachtig middel om betekenis te geven aan het leven, de natuur of het bovennatuurlijke.
Wanneer begonnen mensen zich voor het eerst vragen te stellen over het bestaan? Een manier om dit te onderzoeken, is door te kijken naar sporen van rituelen die wijzen op een geloof. Geloof is namelijk een van de vroegste antwoorden op de grote vragen van het bestaan. Rituelen bieden inzicht in de denkwereld van vroege mensen en hun zoektocht naar betekenis.
Wat is een ritueel?
Rituelen als inzicht in het denken van vroeger Rituelen en filosofie lijken op het eerste gezicht op twee aparte werelden, maar ze zijn op interessante wijze met elkaar verbonden. Rituelen zijn herhalende, symbolische handelingen die een diepgewortelde betekenis hebben en vaak een verbindende rol spelen in culturen en religies.
Een ritueel verschilt van een gewone handeling doordat er een diepere betekenis achter schuilgaat. Het is een reeks symbolische of specifieke handelingen die vaak volgens een vast patroon worden uitgevoerd. Die symboliek maakt een ritueel tot een krachtig middel om betekenis te geven aan het leven, de natuur of het bovennatuurlijke.
Het ontstaan van rituelen wijst op een diepgaande behoefte aan betekenisgeving, een typisch menselijk vermogen dat voortkomt uit verwondering en nieuwsgierigheid. Het is in die symbolische handelingen dat je de vroege wortels van filosofisch denken herkent. Door rituelen te begrijpen, leer je niet alleen meer over onze verre voorouders maar ook over hoe de menselijke zoektocht naar betekenis zich door de tijd heen heeft ontwikkeld.

Rituelen als inzicht in het denken van vroeger Rituelen en filosofie lijken op het eerste gezicht op twee aparte werelden, maar ze zijn op interessante wijze met elkaar verbonden. Rituelen zijn herhalende, symbolische handelingen die een diepgewortelde betekenis hebben en vaak een verbindende rol spelen in culturen en religies.
Good to know
Rumspringa
Het ontstaan van rituelen wijst op een diepgaande behoefte aan betekenisgeving, een typisch menselijk vermogen dat voortkomt uit verwondering en nieuwsgierigheid. Het is in die symbolische handelingen dat je de vroege wortels van filosofisch denken herkent. Door rituelen te begrijpen, leer je niet alleen meer over onze verre voorouders maar ook over hoe de menselijke zoektocht naar betekenis zich door de tijd heen heeft ontwikkeld.
Een voorbeeld van een ritueel is de rumspringa van de Amish. De Amish leven in een gesloten gemeenschap en hebben weinig contact met de buitenwereld. Ze wonen voornamelijk in NoordAmerika.
Good to know
Rumspringa
KADERS ICOONTJES
Wanneer iemand uit de gemeenschap 16 jaar wordt, krijgt hij of zij de mogelijkheid om een weekend buiten de gemeenschap door te brengen en de buitenwereld te leren kennen. Daarna kiest de jongere zelf of hij terugkeert naar de Amish. Als hij ervoor kiest om terug te keren, wordt hij als volwassen beschouwd. De meerderheid kiest ervoor om terug te keren.
Een voorbeeld van een ritueel is de rumspringa van de Amish. De Amish leven in een gesloten gemeenschap en hebben weinig contact met de buitenwereld. Ze wonen voornamelijk in NoordAmerika.
4 Rituelen vind je terug in alle culturen en religies.






Doorheen het hoofdstuk zetten we de belangrijkste zaken op een rijtje in deze rode kenniskaders. De sleutelbegrippen die je in de inleiding leerde kennen, hebben we met een stippellijn onderlijnd.
In de blauwe Good to knows vind je handige en leuke weetjes terug die verband houden met de leerstof.

Welke voorbeelden van rituelen ken jij?
Wanneer iemand uit de gemeenschap 16 jaar wordt, krijgt hij of zij de mogelijkheid om een weekend buiten de gemeenschap door te brengen en de buitenwereld te leren kennen. Daarna kiest de jongere zelf of hij terugkeert naar de Amish. Als hij ervoor kiest om terug te keren, wordt hij als volwassen beschouwd. De meerderheid kiest ervoor om terug te keren.



Een ritueel en een gewoonte worden vaak door elkaar gehaald. Wat is het verschil?



4 Rituelen vind je terug in alle culturen en religies.
1→ Welke voorbeelden van rituelen ken jij?
2→ Een ritueel en een gewoonte worden vaak door elkaar gehaald. Wat is het verschil?
VIP Gautama Boeddha (ca. 450-370 v.C.) leefde in India en Nepal. Hij was de spirituele leider van de leer waarop het boeddhisme is gebaseerd. Over de levensloop van Boeddha zijn er, net zoals bij Jezus, geen rechtstreekse getuigenissen van tijdgenoten. De informatie over Boeddha komt voornamelijk uit legenden. Boeddha werd geboren als een prins. Na zijn geboorte kwam een waarzegger, naar traditie, een voorspelling maken over de toekomst van de prins. Hij zou óf een heel rijke koning worden, óf een spirituele leider met weinig bezittingen. Zijn vader, de koning, wilde natuurlijk dat de eerste voorspelling zou uitkomen en verwende Boeddha zoveel mogelijk. Hij moest nooit het kasteel uit, alles werd voor hem gedaan en tot bij hem gebracht. Toen Boeddha vele jaren later toch het kasteel uit sloop, zag hij voor het eerst hoe de mensen echt leefden. Hij was daardoor zo geschokt dat hij al zijn bezittingen wegschonk en besloot om monnik te worden. Na een lange meditatietijd bereikte Boeddha zijn verlichting. Hij zag in hoe mensen met elkaar moesten leven. Zo startte het boeddhisme. ‘Een goede leraar moet zowel inspireren als irriteren.’ - Boeddha
Dit is een mondelinge opdracht.


Wat we weten en hoe we denken is niet zomaar tot ons gekomen. Onze kennis komt voort uit het denkwerk van briljante geesten, filosofen, kunstenaars en wetenschappers. We brengen ze in VIPkaders onder de aandacht.
Bij deze opdracht hoort een videofragment.
De kennis over het boeddhisme is gebaseerd op verzamelingen van geschriften die pas eeuwen na het leven van Boeddha werden vastgelegd. Boeddha, oorspronkelijk bekend als Siddhartha Gautama, leefde in de 6e tot 5e eeuw v.Chr. in Noord-India. Zijn leer is gericht op het begrijpen en overwinnen van het menselijk lijden, een centraal thema in het boeddhisme. In het boeddhisme word je ook opnieuw geboren na de dood en zo kom je steeds weer terecht in een cyclus van lijden. Die cyclus kan enkel doorbroken worden door verlichting te bereiken.
Voor deze opdracht mag of moet je online opzoekingswerk verrichten.
Geen god Het boeddhisme onderscheidt zich van veel andere religies doordat het geen almachtige god centraal stelt. In plaats daarvan ligt de nadruk op het lijden (dukkha) als een fundamenteel onderdeel van het menselijke bestaan. Volgens Boeddha wordt lijden veroorzaakt door begeerte (het verlangen naar dingen, mensen of situaties). Begeerte schept de mogelijkheid om te lijden wanneer je niet krijgt wat je wilt. Dat idee kun je vergelijken met de filosofie van Epicurus, die je vorig jaar leerde kennen, waarin eveneens wordt gewezen op de problemen van ongebreideld verlangen.
In deze opdracht werk je aan je onderzoeksvaardigheden. Doe eventueel wat opzoekwerk.
Bij deze oefening of dit kenniskader vind je een extra opdracht op iDiddit.
Hoewel het oorspronkelijke boeddhisme Boeddha niet beschouwt als een god, wordt hij in sommige latere stromingen, zoals het Mahayana-boeddhisme, wel vereerd als een goddelijk figuur.


VAN IN Plus
Soms is het handig dat je extra lesinformatie of een video- of audiofragment zelf kunt bekijken of beluisteren op je smartphone. Als je dit icoon ziet, open dan de VAN IN Plus-app en scan de pagina.
Het onlineleerplatform bij Agora
Mijn lesmateriaal
Hier vind je alle inhouden uit het boek, maar ook meer, zoals filmpjes, audiofragmenten, extra oefeningen ...
Extra materiaal
Bij bepaalde stukken theorie of oefeningen kun je extra materiaal openen. Dat kan een bijkomend audio- of videofragment zijn, een woorden- of begrippenlijst, extra bronnen of een leestekst. Kortom, dit is materiaal dat je helpt om de leerstof onder de knie te krijgen.
Opdrachten
Hier vind je de opdrachten die de leerkracht voor jou heeft klaargezet.
Evalueren
Hier kan de leerkracht toetsen voor jou klaarzetten.
Resultaten
Wil je weten hoever je al staat met oefenen, opdrachten en toetsen?
Hier vind je een helder overzicht van al je resultaten.
Notities
Heb je aantekeningen gemaakt bij een bepaalde inhoud? Via je notities kun je ze makkelijk terug oproepen.
Meer weten?
Ga naar www.ididdit.be
HOOFDSTUK
DE OORSPRONG VAN
HET FILOSOFISCH DENKEN
E OORSPRONG VAN HET FILOSOFISCH DENKEN D
WAAROVER GAAT DIT HOOFDSTUK?
In dit hoofdstuk verken je de oorsprong van het filosofisch denken en verdiep je je in de menselijke zoektocht naar betekenis. Je zult leren religie en filosofie van elkaar te onderscheiden, terwijl je ook stilstaat bij hun gelijkenissen.
Maar wanneer werden de eerste filosofische vragen eigenlijk gesteld? Op die vraag is geen eenvoudig antwoord te geven, omdat schriftelijke overleveringen niet zo ver teruggaan in de tijd. De homo sapiens bestaat ongeveer 350 000 jaar, maar het schrift werd pas zo'n 5 000 jaar geleden uitgevonden. Veel vroege gedachten en ideeën zijn verloren gegaan. Toch wijzen archeologische vondsten, zoals sporen van oude rituelen, erop dat levensbeschouwelijke vragen al vroeg werden gesteld. Nieuwsgierigheid, verwondering en de behoefte aan verklaringen lijken diep in de menselijke natuur verankerd te zijn. Filosofische vragen zijn waarschijnlijk zo oud als de mensheid zelf.
De eerste vormen van filosofie waren nauw verbonden met religie. Religie en filosofie ontstonden beide vanuit eenzelfde oorsprong: de zoektocht naar antwoorden en betekenis. In Azië ontwikkelde de filosofie zich in nauwe samenhang met het boeddhisme, waar ze vooral gericht was op ethische vragen. De eerste Griekse filosofen in het Westen zochten naar natuurlijke verklaringen voor de wereld los van de mythologische heldenverhalen. Er ontstond een duidelijk onderscheid tussen mythologie en filosofie. De vroege Griekse filosofie kun je zien als een voorloper van de theoretische natuurkunde.
Zo toont de geschiedenis van het filosofisch denken de diversiteit van menselijke vragen, en hoe diep die vragen geworteld zijn in ons verlangen om de wereld en onszelf te begrijpen.
WAT LEER IK IN DIT HOOFDSTUK?
Vink aan wat je in de loop van dit hoofdstuk hebt geleerd.
Ik reflecteer over wanneer de eerste filosofische vragen werden gesteld.
Ik begrijp hoe rituelen inzicht kunnen geven in het denken van vroege mensen.
Ik leg de werking en het verschil uit tussen dharma en karma
Ik leg de gelijkenissen en verschillen uit tussen het mythologisch denken en het filosofisch denken.
Ik leg uit hoe de archè van de natuurfilosofen verschilt van elkaar.
Ik beschrijf in eigen woorden de filosofie van Heraclitus, Parmenides en Democritus.
Ik begrijp wat een paradox vormt.
Ik neem actief deel aan een filosofisch gesprek en discussie.
BEGRIPPEN
geloof – rituelen – boeddhisme – dharma – karma – mythologische verklaring – natuurfilosofische verklaring – archè – apeiron – zijnde – paradox – synthese – atomen
BREINBREKER
In dit hoofdstuk zoek je een antwoord op deze breinbreker:
“Wanneer werden de eerste filosofische vragen gesteld?”
FORUM
2 DE OPKOMST VAN
1 DE EERSTE VRAGEN
Wie filosofeerde eerst?
FILOSOFIE IN HET OOSTEN
Word je herboren als een pinguïn?
3 DE OPKOMST VAN
FILOSOFIE IN HET WESTEN Heeft filosofie de goden gedood?
4 FILOSOFEREN OVER DE WERELD
Wordt de wereld of is de wereld?
1 DE EERSTE VRAGEN
Wie filosofeerde eerst?
De sterrenhemel die ons tot verwondering brengt is er altijd al geweest, wat vermoedelijk betekent dat de mens zich al geruime tijd vragen stelt. Als je op zoek gaat naar de eerste tekenen van een naar betekenis zoekend wezen, kun je erg ver teruggaan in de tijd. Hoever juist is een vraag waarop geen sluitend antwoord bestaat. Wat een naar betekenis zoekend wezen precies is, staat immers open voor interpretatie.
1 De opkomst van een denkend wezen.
a Zoek op waar op de tijdlijn je de volgende dingen kunt plaatsen.
1→ het ontstaan van de zon
2→ het ontstaan van de aarde
3→ het ontstaan van de homo sapiens
big bang nu
13 700 000 000 jaar geleden
b Wat valt je op?
c Heb jij je al eens afgevraagd wat er vóór de big bang was?
Verwondering en nieuwsgierigheid
De ontdekkingen en theorieën van de moderne natuurwetenschappen hebben ons begrip van het universum enorm vooruitgeholpen. Ze zijn een direct resultaat van de menselijke nieuwsgierigheid en de drang om antwoorden te vinden op grote vragen. Een van de meest fundamentele wetenschappelijke theorieën stelt dat het universum is ontstaan door de oerknal. Die gebeurtenis markeert het begin van tijd en ruimte. Voor de oerknal waren er geen dimensies, er was geen plaats voor dingen om te bestaan of te verdwijnen. Het is een grens tot waar we in het verleden kunnen terugkijken.

Wat er vóór de oerknal was, of waarom die plaatsvond, blijft echter een mysterie. Zelfs gerenommeerde wetenschappers zoals Stephen Hawking speculeerden over mogelijke oorzaken. Kort voor zijn dood in 2018 opperde hij de theorie dat kwantumvelden verantwoordelijk zouden kunnen zijn voor het ontstaan van de oerknal. Maar ook dat roept nieuwe vragen op: waar kwamen die kwantumvelden vandaan?
Nieuwsgierigheid als drijfveer
Het stellen van dit soort fundamentele vragen is niet nieuw. Al vóór de opkomst van de moderne wetenschappen vroegen mensen zich af hoe de wereld en het universum in elkaar zitten. Hoewel de methodes en inzichten sterk verschillen, hebben oude en moderne manieren van denken één ding gemeen: ze vinden hun oorsprong in verwondering en nieuwsgierigheid.
Wetenschap als evolutie van kennis
De ontdekkingen van de moderne wetenschap kwamen niet uit het niets. Ze bouwen voort op eerdere inzichten en ideeën. Je kunt het vergelijken met de evolutie van spelconsoles: de PlayStation 5 is een geavanceerde opvolger van de PlayStation 4, die op zijn beurt voortbouwde op eerdere versies. Wetenschap groeit door kennis van vorige generaties over te nemen en verder uit te breiden, net zoals technologie doorheen de tijd evolueert.
Het doorgeven van kennis van generatie op generatie is een typisch menselijk kenmerk.
Door telkens meer informatie te verzamelen dan er verloren gaat, ontstaat een accumulatie van kennis. Zo is de moderne wetenschap een logisch vervolg op oudere manieren om de wereld te verklaren.
Maar hoe gaven mensen verklaringen voordat er sprake was van moderne wetenschap? Wat waren hun antwoorden op de grote vragen van het leven en het universum?
2 Mensen bestaan al veel langer dan de moderne wetenschappen.
a Hoe denk jij dat mensen verklaringen over de wereld maakten voorafgaand aan de moderne wetenschappen?
b Zouden mensen zich vragen kunnen stellen vooraleer taal werd uitgevonden?
c Wat was eerst volgens jou? Geloof of filosofie? En waarom?
3
Als het mogelijk is om te denken zonder taal, dan is het ook mogelijk dat dieren zichzelf vragen stellen. Leest de tekst en beantwoord de vragen.
‘APEN
GELOVEN IN GOD’

Wetenschappers hebben ontdekt dat sommige chimpansees heel bizar gedrag vertonen: ze gooien stenen tegen bomen en stapelen ze vervolgens op elkaar. De wetenschappers vermoeden dat de dieren de rituelen uitvoeren omdat ze in een god geloven.
De onderzoekers konden het gedrag van de apen bestuderen met behulp van camera's. Ze ontdekten dat de dieren stenen naar bomen dragen en daar een soort van altaar bouwen. De gedenkplaatsen zijn eigenlijk niet meer dan een opeenstapeling van stenen.
Wetenschappers zagen meteen de gelijkenis met de zogeheten steenmannetjes, de stenenformaties die de weg wijzen of die begraafplaatsen aanduiden. De rituelen die de apen uitvoeren wijzen op religieus gedrag. De onderzoekers concludeerden in een artikel op Nature dat de bestudeerde apen geloven in een god.
Vandaag zijn er nog volkeren uit West-Afrika die deze handelingen uitvoeren om hun nabestaanden te herdenken. De rituelen zouden voortkomen uit het instinct. Laura Kehoe, een van de betrokken wetenschappers, kreeg naar eigen zeggen kippenvel toen ze de beelden bekeek. ‘Deze ontdekking kan inzicht geven in de manier waarop menselijke rituelen zijn ontstaan,’ schrijft ze. Bron: www.nl.metrotime.be
a Hoe ontdekten de onderzoekers rituelen bij apen?
b Kunnen dieren zichzelf vragen stellen? Waarom wel/niet?
c Kunnen dieren religieus zijn? Waarom wel/niet?
Wanneer begonnen mensen zich voor het eerst vragen te stellen over het bestaan? Een manier om dit te onderzoeken, is door te kijken naar sporen van rituelen die wijzen op een geloof. Geloof is namelijk een van de vroegste antwoorden op de grote vragen van het bestaan. Rituelen bieden inzicht in de denkwereld van vroege mensen en hun zoektocht naar betekenis.
Wat is een ritueel?
Een ritueel verschilt van een gewone handeling doordat er een diepere betekenis achter schuilgaat. Het is een reeks symbolische of specifieke handelingen die vaak volgens een vast patroon worden uitgevoerd. Die symboliek maakt een ritueel tot een krachtig middel om betekenis te geven aan het leven, de natuur of het bovennatuurlijke.
Rituelen als inzicht in het denken van vroeger

Rituelen en filosofie lijken op het eerste gezicht op twee aparte werelden, maar ze zijn op interessante wijze met elkaar verbonden. Rituelen zijn herhalende, symbolische handelingen die een diepgewortelde betekenis hebben en vaak een verbindende rol spelen in culturen en religies.
Het ontstaan van rituelen wijst op een diepgaande behoefte aan betekenisgeving, een typisch menselijk vermogen dat voortkomt uit verwondering en nieuwsgierigheid. Het is in die symbolische handelingen dat je de vroege wortels van filosofisch denken herkent. Door rituelen te begrijpen, leer je niet alleen meer over onze verre voorouders maar ook over hoe de menselijke zoektocht naar betekenis zich door de tijd heen heeft ontwikkeld.
Good to know
Rumspringa
Een voorbeeld van een ritueel is de rumspringa van de Amish. De Amish leven in een gesloten gemeenschap en hebben weinig contact met de buitenwereld. Ze wonen voornamelijk in NoordAmerika.
Wanneer iemand uit de gemeenschap 16 jaar wordt, krijgt hij of zij de mogelijkheid om een weekend buiten de gemeenschap door te brengen en de buitenwereld te leren kennen. Daarna kiest de jongere zelf of hij terugkeert naar de Amish. Als hij ervoor kiest om terug te keren, wordt hij als volwassen beschouwd. De meerderheid kiest ervoor om terug te keren.

4 Rituelen vind je terug in alle culturen en religies.
1→ Welke voorbeelden van rituelen ken jij?
2→ Een ritueel en een gewoonte worden vaak door elkaar gehaald. Wat is het verschil?
5
Soms roepen handelingen in bepaalde rituelen tegenstemmen op. Lees de tekst over het besnijdenisritueel en beantwoord de vragen.
DERTIG JONGENS STERVEN BIJ BESNIJDENISRITUEEL ULWALUKO IN ZUIDAFRIKA, TACHTIG ANDEREN GEWOND: ‘SOMS MOET PENIS WORDEN AFGEZET’
In de Zuid-Afrikaanse provincie Oost-Kaap zijn minstens dertig jongens om het leven gekomen bij het besnijdingsritueel ulwaluko. Tachtig anderen raakten gewond en werden naar het ziekenhuis overgebracht. Het tweede besnijdenisseizoen, waarbij jongeren man worden, is er volop aan de gang en eindigt op 12 januari. Heel wat ZuidAfrikanen vrezen dat het aantal dodelijke slachtoffers alleen maar zal toenemen en manen aan tot actie.
De besnijdenis waaraan de jongens deelnamen, maakt deel uit van een groter inwijdingsritueel waarmee jongeren hun overgang naar volwassenheid markeren.
Zeker dertig deelnemers overleefden ulwaluko niet, zo'n tachtig anderen werden gewond naar het ziekenhuis gebracht.
Volgens Elles van Gelder, correspondente in Zuid-Afrika, sterven de jongens vooral aan uitdroging en ontstoken wonden die optreden wanneer de jongeren na de besnijdenis een poos afgezonderd moeten doorbrengen in de wildernis. Dat vertelde ze vandaag in De wereld vandaag op Radio 1.

‘De jongens verblijven tijdens het ritueel wekenlang in hutten in de heuvels of op het platteland. Ze krijgen er weinig te drinken en dat is nefast voor het genezingsproces van de opgelopen verwondingen en ontstekingen. In sommige gevallen kan dat er zelfs toe leiden dat mannen hun penis geamputeerd moet worden.’
Volgens Van Gelder gaat het over zorgwekkende toestanden. Heel wat Zuid-Afrikanen zijn het daarmee eens, maar het is allesbehalve eenvoudig om de traditie aan banden te leggen. En dat komt niet alleen door de afgelegen locaties waar de praktijken zich voltrekken, legt Van Gelder uit.
‘De traditie is erg groot. Elk jaar nemen tienduizenden jongens deel aan ulwaluko en telkens opnieuw vallen er doden en gewonden te betreuren. Het grote probleem zijn de kwakzalvers die jongens wijsmaken dat ze weten hoe ze de rituelen correct moeten uitvoeren, terwijl ze eigenlijk geen idee hebben. Zij hebben immers nooit medische training gekregen. Er wordt dan ook gevreesd dat het dodenaantal zal oplopen. Het eerste seizoen in de periode tussen juni en juli viel door het coronavirus in het water. Daarom wordt er gevreesd voor zo’n 70 000 deelnemers.’
Zuid-Afrikanen manen aan tot actie
Nu het nieuws zich ook in Zuid-Afrika verspreidt, rijzen er vragen over het voortbestaan van het omstreden ritueel. Mensen vragen zich luidop af hoe de daden van de kwakzalvers aan banden gelegd kunnen worden. Er zijn namelijk ook personen die wel over de nodige kennis beschikken om ervoor te zorgen dat jongeren ulwaluko tot een goed einde kunnen brengen.
Maar hoewel de rol van de kwakzalvers duidelijk niet gering is, kijkt de regering op dit moment vooral in de richting van de ouders. ‘Zij moeten schriftelijke toestemming geven dat de jongens, vaak maar 15, 16 of 17 jaar oud, mogen deelnemen. Volgens politici hebben ouders de plicht om te controleren waar ze hun kinderen naartoe sturen. Maar vaak trekken jongeren zonder toestemming van hun ouders naar de kwakzalvers. In dat geval wordt het voor ouders helemaal een onmogelijke opdracht. Het wekenlange besnijdenisritueel gaat immers met heel wat geheimhouding gepaard. Eigenlijk lever je je kinderen gewoon over en kunnen ouders het niet in de gaten houden. Moeders mogen bijvoorbeeld niet eens in de buurt komen bij zo’n ritueel, want dat zou een slecht voorteken zijn. Wat er zich in die hutjes afspeelt, is voor veel mensen een groot vraagteken,’ aldus van Gelder. Ondertussen zijn steeds meer Zuid-Afrikanen te vinden voor de roep dat politie harder moet optreden en initiatiescholen, waar de rituelen plaatsvinden, moet sluiten. In het publieke debat rijst bovendien de vraag of er een moordzaak geopend kan worden tegen de kwakzalvers in het geval er jongeren sterven.
Bron: VRT
a Over welke ritueel gaat het in het artikel en waarom roept het protest op?
b Wat denk jij van dit ritueel en waarom?
c Zijn er rituelen die jij kent waarover mensen verdeelde meningen hebben?
6 Sinterklaas gaat ook gepaard met vele rituelen zoals het zetten van de schoen, cadeaus krijgen en de aankomst van Sinterklaas met de stoet. Maar één van de rituelen is de laatste jaren erg in opspraak gekomen. Bekijk het filmpje over het zwartepietendebat en beantwoord daarna de vragen.
a Wordt er een grens overschreden door het zwart verven van het gezicht? Waarom wel/niet?

b Zijn rituelen onschendbaar net omdat ze rituelen zijn? Waarom wel/niet?
c Is de achterliggende betekenis belangrijker dan de eigenlijke handeling en heeft het ritueel daardoor een soort carte blanche? Of is de handeling van een ritueel onschendbaar omdat het een ritueel is?
7
Rituelen kunnen dus inzicht geven in het denken van de vroege mensen omdat er een betekenis achter zit. Lees de teksten en beantwoord daarna de vragen.
WETENSCHAPPERS HEBBEN EEN 50 000 JAAR OUDE BEGRAAFPLAATS
VAN NEANDERTHALERS GEVONDEN. DE VONDST LEVERT INTERESSANTE INZICHTEN OP.
Het graf bevindt zich in Spanje. De drie neanderthalers liggen in een bijzondere positie begraven: hun armen zijn zo gebogen dat de handen zich dicht bij het hoofd bevinden. Restanten van andere neanderthalers zijn ook al wel eens in zo’n houding aangetroffen. Dat wijst erop dat het geen incidentele vondst is.
Rituelen
De onderzoekers concluderen dat alles erop wijst dat neanderthalers rituelen hadden als het gaat om het begraven van de overledenen. De houding had waarschijnlijk een symbolische waarde. Dat betekent dat de neanderthalers al met symbolen en mogelijk zelfs een hiernamaals bezig waren toen de moderne mens dat nog niet eens kon.
Alles wijst erop dat de begraafplaats heel belangrijk was voor de nabestaanden. ‘We hebben in dit gebied ook restanten van gereedschappen en voedsel en meerdere kampvuren gevonden,’ legt onderzoeker Michael Walker uit. ‘Dat wijst erop dat ze het gebied vaker bezochten.’
Poten
In het graf bevinden zich zeker drie lichamen: dat van een jongvolwassen vrouw, een kind en een volwassene (waarschijnlijk een man). Het is onduidelijk of de drie familie van elkaar waren. Nabij het graf waren enkele botten van een panter begraven. De wetenschappers vermoeden dat dat ook geen toeval is. De rest van het lijf van de panter ontbreekt. Wellicht hadden de poten een rituele waarde.

DE NEANDERTHALERS WAREN EEN STUK VERFIJNDER EN BESCHAAFDER DAN EEUWENLANG
WERD AANGENOMEN, BLIJKT EENS TE MEER UIT EEN NIEUW ONDERZOEK.
De wetenschap verwijst het cliché van de neanderthaler als een menselijke ondersoort in alle betekenissen van dat woord almaar nadrukkelijker naar de prullenmand. Aan de hand van een gelijkenis met een wel erg menselijk aanvoelend ritueel stelt nieuw onderzoek het beeld van een primitief wezen, dat alleen maar met een steen in de hand gruizige keelklanken zou brommen, nog wat meer bij.
Bloemen en kransen
Voor het eerst in twintig jaar werd in het eldorado van de neanderthalexperts, de Shanidargrot in de Koerdische Autonome Regio in Irak, weer een geleed skelet opgegraven: een geraamte waarvan botten, beenderen en andere lichaamsdelen nog grotendeels met elkaar verbonden waren. En dat opent nieuwe onderzoeksperspectieven rond een hypothese die specialist Ralph Solecki in de jaren 50 van de vorige eeuw formuleerde. Uit de aanwezigheid van pollen in begraafplaatsen leidde deze Amerikaanse archeoloog toen af dat neanderthalers, net zoals de mens, met bloemen afscheid namen van een overledene.
Culturele complexiteit
‘Inscripties in grotten, decoratieve schelpen en klauwen van roofvogels … De voorbije jaren zijn er steeds meer aanwijzingen en bewijzen gekomen dat neanderthalers een stuk gesofisticeerder waren dan werd gedacht,’ stelt onderzoekleidster Emma Pomeroy. ‘Wat hun dodenrituelen betreft waren we tot nog toe aangewezen op decenniaoude resten en onderzoeken met intussen verouderde technieken. Maar als nu blijkt dat zij de Shanidargrot inderdaad gebruikten als een kerkhof, met bijbehorende rituelen bovendien, dan wijst dat op een culturele complexiteit van een nog net iets hogere orde en een grotere gelijkenis met de mens dan verondersteld.’
Bron: EOS
a Welke rituelen gebruikten neanderthalers?
b Bedenk een reden waarom neanderthalers die rituelen uitvoerden.
c In hoeverre zie je hier een verband met de zoektocht naar antwoorden?
De uitvinding van het schrift betekende een belangrijke sprong in het vastleggen en begrijpen van het vroege filosofische denken. Terwijl rituelen waardevolle inzichten boden in de overtuigingen en ervaringen van vroegere samenlevingen, waren ze vaak symbolisch en veranderlijk van aard. Rituelen werden mondeling overgeleverd en waren afhankelijk van de context en de interpretatie van de uitvoerders. Daardoor was het moeilijk om te achterhalen welk gedachtegoed of welke ideeën er precies schuilgingen achter die handelingen.
De uitvinding van het schrift
Een van de meest revolutionaire ontwikkelingen vond plaats rond 3 300 v.Chr. toen de Sumeriërs het schrift uitvonden in Mesopotamië. Schrijven maakte het mogelijk om ideeën nauwkeurig en consistent vast te leggen, zodat ze over lange afstanden en door generaties heen konden worden bewaard.
Religie of filosofie?
De komst van het schrift zorgde ervoor dat rituelen niet meer de enige manier waren om het denken van vroegere mensen op te sporen. Hierdoor was het eenvoudiger om een onderscheid te maken tussen filosofie en religie.
Filosofie en religie benaderen de grote vragen van het leven namelijk op heel verschillende manieren. Filosofie richt zich op het zoeken naar waarheid door middel van kritisch denken en logische argumentatie, waarbij iedere bewering openstaat voor discussie en herziening. Religie daarentegen biedt antwoorden vanuit een traditie van heilige teksten en spirituele ervaringen waarbij geloof en vertrouwen in het bovennatuurlijke centraal staan.
8 Het bestuderen van rituelen kan laten zien wat mensen vroeger dachten, maar met de komst van het schrift werd het mogelijk om meer zekerheid te krijgen over het vroegere denken.
a Stel dat het schrift nooit was uitgevonden. Hoe zou de wereld er uitzien volgens jou?
b In welke mate is de geschiedenis voorafgaand aan de uitvinding van het schrift betrouwbaar volgens jou?
9 Het huidige jaartal doet wat onrecht aan de rijke geschiedenis van de mens die al veel langer dan 2 000 jaren bezig is. Maar ons jaartal is niet het enige jaartal dat gebruikt wordt.
a Ga op zoek naar het jaartal in Thailand. Waarom is dat anders?
b Welke andere jaartellingen vind je nog terug?
c Als je het jaartal zou kunnen veranderen, waarop zou het jaartal dan best gebaseerd zijn en waarom? Bespreek in groep en deel daarna de bevindingen met de klas.
2 DE OPKOMST VAN FILOSOFIE IN HET OOSTEN
Word je herboren als een pinguïn?
De opkomst van georganiseerde religie was ook het startschot van de geschiedenis van de filosofie. De geschiedenis van de filosofie situeert zich op verschillende plekken in de wereld en kent verschillende vormen. In het Oosten verschijnt filosofie in de vorm van ethiek en daar bestaat geen groot onderscheid tussen filosofie en religie. Een vroege filosofie uit het Oosten is het boeddhisme, dat ook vandaag nog sterk aanwezig is in de wereld.
1 Lijden, lijden en nog eens lijden
a Bekijk het fragment uit Iedereen beroemd
1→ Zou jij opnieuw geboren willen worden? Waarom wel/niet?
2→ Als wat zou jij opnieuw geboren willen worden?

b Wedergeboorte is een belangrijk element in het boeddhisme. Lees het fundament van het boeddhisme en beantwoord de vragen.
Alle leven is lijden;
Alle lijden vindt zijn oorzaak in de begeerte, in de ‘dorst’; Opheffing van deze begeerte voert tot opheffing van het lijden, tot verbreking van de keten der wedergeboorten;
De weg tot bevrijding is het heilige, achtvoudige pad: het rechte geloof, het rechte denken, het rechte spreken, het rechte handelen, het rechte leven, het rechte streven, de rechte ‘aandacht’, de rechte concentratie.
1→ Wat is de oorzaak van alle lijden?









2→ Aan welke filosoof die je vorig jaar gezien hebt doet dat je denken?


3→ Welke keten wordt onderbroken door het opheffen van de begeerte?
































c Welke voorbeelden van lijden met als oorzaak begeerte kun je bedenken?

Gautama Boeddha (ca. 450-370 v.C.) leefde in India en Nepal. Hij was de spirituele leider van de leer waarop het boeddhisme is gebaseerd. Over de levensloop van Boeddha zijn er, net zoals bij Jezus, geen rechtstreekse getuigenissen van tijdgenoten. De informatie over Boeddha komt voornamelijk uit legenden.
Boeddha werd geboren als een prins. Na zijn geboorte kwam een waarzegger, naar traditie, een voorspelling maken over de toekomst van de prins. Hij zou óf een heel rijke koning worden, óf een spirituele leider met weinig bezittingen.
Zijn vader, de koning, wilde natuurlijk dat de eerste voorspelling zou uitkomen en verwende Boeddha zoveel mogelijk. Hij moest nooit het kasteel uit, alles werd voor hem gedaan en tot bij hem gebracht.
Toen Boeddha vele jaren later toch het kasteel uit sloop, zag hij voor het eerst hoe de mensen echt leefden. Hij was daardoor zo geschokt dat hij al zijn bezittingen wegschonk en besloot om monnik te worden. Na een lange meditatietijd bereikte Boeddha zijn verlichting. Hij zag in hoe mensen met elkaar moesten leven. Zo startte het boeddhisme.
‘Een goede leraar moet zowel inspireren als irriteren.’ - Boeddha
©VANIN
De kennis over het boeddhisme is gebaseerd op verzamelingen van geschriften die pas eeuwen na het leven van Boeddha werden vastgelegd. Boeddha, oorspronkelijk bekend als Siddhartha Gautama, leefde in de 6e tot 5e eeuw v.Chr. in Noord-India. Zijn leer is gericht op het begrijpen en overwinnen van het menselijk lijden, een centraal thema in het boeddhisme. In het boeddhisme word je ook opnieuw geboren na de dood en zo kom je steeds weer terecht in een cyclus van lijden. Die cyclus kan enkel doorbroken worden door verlichting te bereiken.
Geen god
Het boeddhisme onderscheidt zich van veel andere religies doordat het geen almachtige god centraal stelt. In plaats daarvan ligt de nadruk op het lijden (dukkha) als een fundamenteel onderdeel van het menselijke bestaan. Volgens Boeddha wordt lijden veroorzaakt door begeerte (het verlangen naar dingen, mensen of situaties). Begeerte schept de mogelijkheid om te lijden wanneer je niet krijgt wat je wilt. Dat idee kun je vergelijken met de filosofie van Epicurus, die je vorig jaar leerde kennen, waarin eveneens wordt gewezen op de problemen van ongebreideld verlangen.
Hoewel het oorspronkelijke boeddhisme
Boeddha niet beschouwt als een god, wordt hij in sommige latere stromingen, zoals het Mahayana-boeddhisme, wel vereerd als een goddelijk figuur.
Lijden is een fundamenteel deel van de mens en wordt veroorzaakt door begeerte.

d Het lijden is volgens het boeddhisme terug te leiden tot drie grote oorzaken.
1→ Welke uitspraken kloppen voor jou persoonlijk?
Je verlangt dat de dingen anders zijn dan ze zijn. ja nee
Je ervaart jezelf als een ‘ik’. ja nee
Je meent dat sommige dingen in de wereld onveranderlijk lijken. ja nee
2→ Welke voorbeelden van lijden die terug te leiden zijn tot één van de drie oorzaken kun je bedenken?
2 Mediteren
a Meditatie speelt een belangrijke rol in het boeddhisme. Het dient om rust te vinden en de begeerte los te laten. Bekijk het filmpje over het nut van meditatie en beantwoord de vragen.

1→ Wat gebeurt er in het brein als je mediteert onder de scanner?
2→ Wat doet mediteren met je volgens monnik Giel?
3→ Bij welke problemen zou meditatie kunnen helpen volgens Steven Laureys?
b Heb jij al eens gemediteerd?
c Er zijn heel veel meditatietechnieken. Aandacht voor de ademhaling speelt in vele technieken een grote rol. Hieronder staat een oefening die je zelf kunt proberen. Ze helpt bij het afzetten van negatieve gevoelens of frustraties en vermindert stress.
1→ Ga met een rechte rug neerzitten, zonder met je rug tegen de stoel te leunen.
2→ Sluit je ogen en neem de tijd om tot rust te komen.
3→ Richt nu al je aandacht op je ademhaling. Voel de beweging van de ademhaling en merk de subtiele sensaties op, zoals je buik die omhoog en omlaag gaat. Je voelt de lucht door je lichaam gaan.
4→ Je wordt andere sensaties, zoals geluiden, gevoelens, emoties gewaar. Merk ze gewoon even op wanneer ze het bewustzijn binnenkomen en keer daarna weer naar de sensatie van het ademen.
5→ Behoud je concentratie tot alle andere sensaties niet meer dan achtergrondruis zijn.
d Een filosofische meditatie is ook mogelijk. Daarbij vind je rust door het ontwarren van gedachten. Veel onrust in je hoofd kan voortkomen uit gedachten die nog niet ontward zijn. Deze oefening helpt je bij het ontwarren en brengt op die manier rust in je gedachten.
1→ Schrijf minstens twee dingen op waarover je je zorgen maakt. Hoe klein of groot ze zijn maakt niet uit. Dat mag werkelijk over alles gaan, zoals bijvoorbeeld: school, ouders, vrienden, liefde, gezondheid, geld, dingen die nog gedaan moeten worden, enzovoort.
2→ Welke uitdagingen zijn er gekoppeld aan die zorgen? Wat is de volgende stap die je moet nemen? Wat moet er gebeuren? Wanneer? Denk hierover op een rustige manier na.
3→ Ga samenzitten met een klasgenoot en vertel aan elkaar waarover je je zorgen maakt. Vertel er ook bij welke acties nog moeten gebeuren. Wees niet bang om elkaar vragen te stellen.
In het boeddhisme bevat alles wat bestaat dharma. Dat is geen ziel of levend iets, maar eerder een basiselement van bestaan. Dharma is niet eeuwig, het ontstaat en vergaat voortdurend. Omdat alles bestaat uit dharma’s is alles ook vergankelijk. Er is geen blijvend wezen of object in de wereld, slechts een eeuwige stroom van ontstaan en vergaan.
Geen blijvende ‘ik’
Het boeddhisme leert dat er geen blijvende ‘ik’ of eeuwige ziel is. De ziel en het bewustzijn vergaan en ontstaan voortdurend, elk moment opnieuw. Tijd wordt in het boeddhisme niet gezien als een doorlopende, samenhangende stroom, zoals in de Europese traditie, maar als een reeks losstaande momenten. Daardoor hecht het boeddhisme geen waarde aan geschiedenis in de traditionele westerse zin van het woord. In het boeddhisme is er dan ook geen god, geen blijvende zelf, geen eeuwige ziel en geen schepper van de wereld.
Karma
Dharma’s ontstaan en vergaan niet willekeurig in totale chaos. Er is een causaliteit, een oorzakelijkheid in werking die men karma of schuld noemt. Dat is de enige relatie tussen de persoon voor de wedergeboorte en na de wedergeboorte. De persoon na de wedergeboorte heeft een andere ziel en is zich niet bewust van het voorgaande leven. Maar het karma bepaalt wel aspecten van het nieuwe leven. Door goed te zijn in het leven, krijg je gunstige karma en door slecht te zijn, krijg je ongunstige karma. Karma heeft zo ofwel een positief of een negatief effect op het nieuwe leven.
Nirvana
De cyclus van wedergeboorte brengt onvermijdelijk lijden. Het doel van het boeddhisme is die cyclus te doorbreken door begeerte en gehechtheid los te laten. Dat leidt tot verlichting (nirvana), een staat van ultieme bevrijding en vrede, het hoogste doel van de boeddhistische levensweg.
3 Dharma en karma
©VANIN
Alles bestaat uit dharma's die steeds ontstaan en vergaan.

a Twee belangrijke begrippen in het boeddhisme zijn dharma en karma.
1→ Wat is dharma?
2→ Wat is karma?
b Op welke manier is deze foto een voorbeeld van karma?

c Schuld vind je ook terug in het christendom. In welke vorm is er daar sprake van karma?
d Karma wordt in het dagelijks leven op een andere manier gebruikt. In een niet-boeddhistische opvatting telt karma enkel in het huidige leven en betaal je er ook voor in het huidige leven. Wat vind jij van karma in de boeddhistische vorm en in het dagelijks gebruik?
Deze geboden vormen de basis van een rechte levenswandel in het boeddhisme. Wat het boeddhisme uniek maakt, is dat de regels niet opgelegd worden vanuit blind geloof. Boeddhistische filosofen benadrukken juist dat je de ethische richtlijnen door kritisch nadenken en eigen inzicht moet begrijpen en aanvaarden. In dat opzicht verschilt het boeddhisme sterk van religies zoals het christendom, waar regels vaak gekoppeld zijn aan een goddelijke autoriteit. Het boeddhisme nodigt net uit tot zelfreflectie en moreel handelen op basis van rationeel inzicht. Dat maakt dat het boeddhisme niet alleen religie is, maar ook al ethiek. De vijf geboden van het boeddhisme 1.6
Het boeddhisme bevat ook concrete richtlijnen om een moreel goed leven te leiden. Die richtlijnen helpen om goed karma op te bouwen en zo de weg naar verlichting te vergemakkelijken. De kern hiervan wordt gevormd door de vijf geboden:
1 Dood geen levend wezen.
2 Neem niet wat je niet gegeven wordt.
3 Spreek geen onwaarheid.
4 Drink geen bedwelmende dranken.
5 Wees niet onkuis.
Ethiek
©VANIN
Gebruik je verstand en je komt tot de vijf geboden.


3 DE OPKOMST VAN FILOSOFIE IN HET WESTEN
Heeft de filosofie de goden gedood?
In het Westen, en meer bepaald in het Oude Griekenland, wordt de wereld voor de opkomst van de filosofie verklaard via het mythologische denken. Alle gebeurtenissen worden toegeschreven aan mythologische figuren die de oorzaak zijn van alles. Goden, titanen, halfgoden en helden spelen de hoofdrol in de verklaringen waarachter grote verhalen schuilen.
1 Van mystiek naar natuur
a Verdeel de klas in twee groepen. De ene groep maakt oefening 1 en de anderen maken oefening 2.
1→ Noteer een korte, creatieve verklaring voor het ontstaan van de wereld en gebruik daarbij de teksten en de beelden hieronder ter informatie. Je hoeft ze niet allemaal te gebruiken.
Gaea is een figuur uit de Griekse mythologie. Zij is de oermoeder, de aarde, die is ontstaan uit de chaos aan het begin van de dingen. Ze is de godin van de natuur en ze wordt vaak afgebeeld als een mollige vrouw die oprijst uit de aarde, een beeld dat haar verbondenheid met de aarde symboliseert.














Uranus is een figuur uit de Griekse mythologie. Hij is de personificatie van de hemel. De hemelkoepel hangt zo hoog boven de aarde dat een bronzen aambeeld tien dagen nodig zou hebben om vanaf Uranus naar het aardoppervlak te vallen. Uranus wordt zelden afgebeeld als een persoon.
In de mythologie zijn er twaalf Titanen. Zij zijn (samen met de cyclopen en de honderdarmige reuzen) zonen en dochters van Uranus (de hemel) en Gaea (de aarde), hoewel er ook mythen zijn die vertellen dat Gaea de Titanen uit zichzelf heeft voortgebracht. De Titanen zijn reuzen, ware hemelbestormers.



Zeus is de oppergod, die heerst vanaf de berg Olympus. Zijn belangrijkste functie is die van hemelgod. De natuur en al haar verschijnselen zijn aan hem onderworpen. Hij slingert de bliksems, verzamelt de wolken en drijft ze uiteen; hij veroorzaakt regen en sneeuwval. Vandaar dat de hoogste bergen zijn verblijfplaats zijn.
2→ Noteer een korte, creatieve verklaring voor het ontstaan van de wereld en gebruik daarbij één of meerdere van de vier elementen.
b Bespreek klassikaal de verklaringen. Wat zijn de essentiële verschillen tussen de twee soorten verklaringen?
Een mythologische verklaring was vroeger de manier waarop de mensen de wereld probeerden te begrijpen. Een mythe verklaart met een verhaal over mythologische personen, meestal goden, allerlei natuurfenomenen en menselijke gedragingen. De verhalen ontstaan uit de verwondering van mensen en hun nood aan een verklaring
De mythe is een verhaal. De verklaring wordt toegeschreven aan de intenties van de personages. Het denken en doen van die personages is de oorsprong van wat er gebeurt. Het geeft wat er gebeurt een grote onvoorspelbaarheid. Het is namelijk niet mogelijk om voorspellingen te maken op basis van intenties van de personen in het verhaal, ze zouden evengoed anders kunnen handelen. Aan een mythe was ook altijd een rituele context verbonden. De rituelen dienden bijvoorbeeld om offers te maken aan de goden.
Het mythische denken is in zekere zin een voorloper van het natuurfilosofische denken. Ze starten allebei uit de verwondering van mensen en hun nood aan een verklaring. Alleen de manier van verklaren verschilt grondig tussen beide. De natuurfilosofische verklaring berust niet op personages maar op abstracte oorzaken zoals vuur, water, aarde of lucht. De abstracte oorzaken werken op een noodzakelijke manier. Het hangt niet van de intenties van personages af, maar van de werking van de natuur. De natuur wordt dus een voorspelbaarheid toegekend. Het zit in de natuur van de dingen. Door geen personages meer te gebruiken, wordt de verklaring ook volledig losgekoppeld van de rituele context. Het is een afstandelijk schouwen van de natuur.
c Zet de onderstaande woorden in de juiste kolom.
verhaal (intenties) – afstandelijk schouwen – onvoorspelbaarheid – rituele context –noodzakelijkheid (natuur) – voorspelbaarheid
Mythologie
Natuurfilosofie
d Lees de tekst over Hades, god van de onderwereld, en beantwoord daarna de vragen.
Hades is in de Griekse mythologie de god van de dood en de onderwereld. Zijn naam wordt ook vaak gebruikt om de onderwereld aan te duiden, ook wel het schimmenrijk genoemd. Hij is ook de god van rijkdom en kostbare metalen, omdat die diep onder de aarde verborgen liggen. Het Romeinse equivalent van Hades is Pluto.
Hades is de zoon van Cronus en Rhea en dus een broer van de oppergod Zeus. Nadat Zeus en zijn broers en zussen de macht van hun vader hebben overgenomen, wordt die macht verdeeld. Hades mag heersen over het dodenrijk, Poseidon over de zee en Zeus over de hemel. Hades is in de Griekse mythologie dus een van de drie wereldheersers.
De god van de onderwereld heeft altijd een sleutel bij zich, die aangeeft dat hij waakt over zijn onderdanen en niet zomaar iemand uit het dodenrijk laat ontsnappen. De Oude Grieken waren erg bang voor hem en baden geregeld dat ze zijn gezicht nooit zouden hoeven te zien. Er zijn vrij weinig standbeelden van hem gemaakt. Mensenoffers werden in het Oude Griekenland vrijwel nooit gebracht. Alleen aan Hades werden zo nu en dan mensen geofferd.
De Oude Grieken geloofden dat Hades alleen doden accepteerde die door hun nabestaanden zorgvuldig waren afgelegd en ter aarde besteld. Was niet aan die voorwaarden voldaan, dan kreeg de overledene geen toegang tot de onderwereld en was zijn ziel (psyche) gedoemd om eeuwig rusteloos rond te dolen tussen leven en dood. De Grieken hechtten om die reden veel waarde aan rituelen na het overlijden.
Op beelden wordt Hades vaak vergezeld door de hellehond Cerberus die drie koppen heeft en waakt over de toegang tot de onderwereld. Een andere ‘medewerker’ van de god van de onderwereld is de veerman Charon. Met zijn boot zet hij de zielen van overledenen de rivier de Styx over. Gratis doet hij dat niet. De overledenen moeten een obool betalen, een geldstuk dat de nabestaanden in de mond van de overledenen legden.
Hades is verliefd op de godin Persephone, de dochter van Zeus en Demeter, de godin van de landbouw en het graan. Hoewel haar moeder vrijwel continu over haar dochter waakt, slaagt Hades erin Persephone te ontvoeren. Demeter is verscheurd door verdriet na het verlies van haar dochter en vraagt aan de zonnegod Helios of hij weet waar haar dochter gebleven is. Als die antwoordt dat Persephone in het dodenrijk is, stort Demeter in. Als gevolg daarvan ontstaat er een erg barre winter waarin veel mensen honger lijden. Zeus besluit op een dag te hulp te komen. Hij gebiedt zijn broer Hades om Persephone aan haar moeder terug te geven, zodat er weer een goede oogst komt. Hades stemt toe, maar voordat Persephone vertrekt, laat hij haar van een granaatappel eten. Persephone eet in totaal zes granaatappelpitjes. Voor elke pit moet ze voortaan een maand naar Hades terugkeren. Zo gebeurt het dat ze elk jaar in de lente en een deel van de zomer, het groei- en bloeiseizoen, bij haar moeder is om daarna weer terug te keren naar Hades en de onderwereld. De mythe van Demeter, Hades en Persephone wordt gezien als een Griekse verklaring voor het ontstaan en voortduren van de seizoenen. Bron: www.historiek.net
1→ Hoe worden de seizoenen verklaard in verhaalvorm in de Griekse mythologie?
2→ Mythologische verklaringen zijn onvoorspelbaar omdat alles afhangt van de wil van helden en goden. Welke goden kwamen aan bod in het verhaal?
• zee:
• dodenrijk:
• hemel:
• landbouw en het graan:
3→ Is er een rituele context aan het verhaal verbonden?
4→ Ken je nog andere mythologische figuren of verhalen?
Het filosofische denken volgde het mythologische denken op als een nieuwe manier om de wereld te verklaren. Hoewel het voortkomt uit het mythologische denken, onderscheidt het zich door een meer rationele en systematische benadering
Het westerse filosofische denken vindt zijn oorsprong in Milete, een welvarende Griekse handelsstad aan de kust van Klein-Azië. De welvaart van Milete bood de inwoners meer vrije tijd, waardoor ze zich konden richten op de studie van de wereld om hen heen. Die ruimte om te observeren, te denken en te discussiëren vormde de basis voor het ontstaan van de eerste natuurfilosofische denkers. Zij probeerden de natuur te begrijpen zonder terug te grijpen op mythen, maar door te zoeken naar rationele verklaringen voor natuurlijke fenomenen.

2
Water is een belangrijk element van de natuur en het was ook het element dat als eerste werd gebruikt in een poging om de wereld te verklaren.
a Welke voordelen zie je in een verklaring die gebaseerd is op de natuur in plaats van op mythes?
b Zou jij de wereld kunnen verklaren door alles te herleiden naar één element, zoals water?
c Lees het artikel en beantwoord vervolgens de vragen onder de tekst.
VOOR HET EERST SPOREN VAN WATER ONTDEKT OP EXOPLANEET: ‘BEST MOGELIJKE KANDIDAAT VOOR BUITENAARDS LEVEN TOT NOG TOE.’
Astronomen hebben voor het eerst water gevonden in de atmosfeer van een planeet buiten ons zonnestelsel, die mogelijk bewoonbaar kan zijn. De planeet staat op de perfecte afstand van haar ster om ook op het oppervlak vloeibaar water te kunnen bevatten, en dus misschien leven. ‘Dit is een enorme stap vooruit in de zoektocht naar leven,’ zegt professor sterrenkunde Maarten Baes (UGent).
Groot nieuws onder astronomen: voor het eerst is er water(damp) gevonden in de atmosfeer van een exoplaneet waar de temperaturen vergelijkbaar zijn met die op aarde. Die ontdekking hebben Britse wetenschappers van University College London vandaag bekendgemaakt in het vakblad Nature Astronomy
De planeet, met de naam K2-18b, bevindt zich in de ‘leefbare zone’: niet te dicht of te ver van zijn ster, waardoor de temperatuur ideaal is voor vloeibaar water. En dus leven. ‘Deze planeet is de best mogelijke kandidaat voor buitenaards leven tot nog toe,’ zegt professor sterrenkunde Maarten Baes (UGent). ‘Al het leven dat wij hier op aarde kennen, is gelinkt aan vloeibaar water. Als er ergens in het universum een kans is op leven, moeten we gaan kijken naar vloeibaar water.’

Eerder was al wel waterdamp waargenomen in de atmosferen van ‘onleefbaar’ hete en koude exoplaneten.
Maar water in de atmosfeer betekent nog niet dat er sowieso ook (vloeibaar) water op het oppervlak van de planeet zal te vinden zijn. ‘Dat is absoluut nog niet zeker. Ook de exacte hoeveelheid water die in de atmosfeer gevonden is, moet nog verder berekend worden,’ zegt professor Baes.
‘Het zal wachten zijn op de volgende generatie ruimtetelescopen die de komende jaren gelanceerd worden. Dan pas zullen we een meer gedetailleerd beeld krijgen van de atmosfeer van exoplaneten.’
Bron: www.vrt.be
1→ Welke belangrijke voorwaarde moet een planeet hebben om leven te kunnen bevatten volgens wetenschappers?
2→ Zou er, behalve op de aarde, ander leven in het universum mogelijk zijn?

VIP
Thales van Milete (624-545 v.C.) wordt beschouwd als de eerste natuurfilosoof. Oorspronkelijk werkte hij als een ervaren koopman die geregeld rondreisde voor zijn beroep. Tijdens zijn reizen kwam hij in contact met verschillende culturen en leerde zo veel over astronomie in het Oosten. Thales verbaasde zijn tijdgenoten door met behulp van die kennis een zonsverduistering te voorspellen. Hij hield zich ook bezig met magnetisme en berekende de hoogte van de Egyptische piramides aan de hand van de schaduw op een bepaald moment van de dag. De Grieken beschouwen hem als een van de zeven wijzen van de oude wereld.

VIP
Anaximander van Milete (610-564 v.C.) woonde net zoals zijn leermeester, Thales, in Milete. Hij is gekend als de eerste filosoof die zijn eigen werk neerschreef. Van Thales zelf zijn er geen geschriften bewaard gebleven. De informatie over hem is afkomstig van Anaximander. Het is daarom niet duidelijk welke filosofische gedachten werkelijk van Thales zijn en welke van zijn leerling. Jammer genoeg is er in de loop van de tijd nog maar één fragment overgebleven. Anaximander nam een onderzoekende houding aan ten opzichte van de natuur. Net zoals Thales wilde hij de wereld verklaren aan de hand van de natuur waarin een vorm van voorspelbaarheid zit.
3 Nuttige filosofie
a De Oud- Griekse filosoof Thales gebruikte zijn kennis om voorspelbaarheid te zien in de wereld. Door de natuur te bestuderen, zou hij voorspellingen hebben gedaan over de oogstseizoenen van olijven. Op welke manier zou je dat soort kennis kunnen gebruiken in je eigen voordeel?
b Stel dat je over eender wat voorspellingen zou kunnen maken. Wat zou je willen weten?

Thales vulde zijn tijd met nadenken over de natuur. Hij vond de mythologische verklaringen niet goed genoeg. Ze hingen volgens hem te veel af van het handelen van de goden, waardoor ze totaal niet voorspelbaar waren. Volgens Thales moest je de rede, of het logos zoals dat toen genoemd werd, gebruiken om door naar de natuur te kijken de wereld te verklaren. Vandaar dat zijn leer natuurfilosofie wordt genoemd.
Hoewel natuurfilosofen zoals Thales geen gedetailleerde en nauwkeurige observaties van de natuur maakten, kunnen ze worden beschouwd als de voorlopers van de moderne theoretische natuurkunde. Hun werk markeert de overgang van een mythologische verklaring naar een rationele verklaring van de wereld.
De oerstof
De Miletische natuurfilosofie is voornamelijk gefascineerd door de vraag: wat zijn dingen?
Ze probeert alles terug te brengen tot één enkel beginsel waaruit de hele wereld ontstaan is.
Dat beginsel is de oerstof, ofwel de archè. Vanuit die oorsprong verklaarden de Miletische natuurfilosofen de natuur. Hier speelt zich de overgang van de mythologische verklaring naar de natuurfilosofische verklaring af.
Water
Volgens Thales was water de archè van alles. Hij stelde dat alles in de wereld uit water is voortgekomen. Voor Thales was water niet alleen de bron van leven - zoals we dat vandaag nog steeds begrijpen - maar ook de oorsprong van warmte en beweging. Hij beschouwde alles wat bestaat als op de een of andere manier verbonden met dat ene element. Hoewel moderne wetenschappers water als essentieel voor leven zien, weten we nu dat water niet de verklaring is voor alle materie. Thales' idee toont echter een eerste poging om natuurlijke verschijnselen te verklaren zonder terug te grijpen op mythologie.
Apeiron
De leerling van Thales, Anaximander, was het niet eens met de gedachte dat water de oerstof van alles is. Volgens hem was de archè niet een specifiek element zoals water, maar iets dat onbepaald en oneindig is: het apeiron. Dat onbepaalde beginsel was de bron waarin alle elementen - water, vuur, aarde en lucht - oorspronkelijk één waren. Door de tegenstrijdige eigenschappen van de elementen, zoals de strijd tussen vuur en water, splitste het apeiron zich op en ontstonden de vier elementen waaruit de wereld is opgebouwd. De discussie tussen Thales en Anaximander laat zien hoe de zoektocht naar een fundamenteel beginsel van de wereld leidde tot nieuwe inzichten en verdere ontwikkeling van het filosofische denken.


4
Lees het artikel en beantwoord de bijbehorende vragen.
OORSPRONG VAN HET HEELAL
Bouwstenen van het leven en alles om ons heen
Kort na zijn geboorte bestond het heelal uit een hete soep van losse deeltjes: protonen, neutronen, elektronen, neutrino’s en lichtdeeltjes, oftewel fotonen. Je zou het heelal kunnen vergelijken met een grote bak lego. De verschillende kleuren blokjes staan voor verschillende deeltjes, bijvoorbeeld blauw voor het proton en rood voor het neutron. Het jonge heelal bestond uit alleen maar losse blokjes. Alle elementen die wij nu terugvinden op aarde bestaan echter uit een atoomkern van protonen en neutronen met daaromheen een wolkje elektronen. In de lego-analogie komt de atoomkern overeen met legobouwsels bestaande uit rode en blauwe blokjes. Hoe zijn de elementen waaruit alles op aarde bestaat, eigenlijk ontstaan uit die hete soep? Oftewel: hoe hebben de losse legoblokjes elkaar gevonden en grotere bouwsels gevormd?
Zoals gezegd bestond het vroege heelal, ongeveer één seconde na de oerknal, uit een hete soep van ongeveer 10 miljard °C met daarin losse protonen en neutronen. Oftewel: alleen losse blokjes in de bak lego. Er waren dus oorspronkelijk geen andere elementen dan waterstof. Doordat het echter zo heet was, bevatten de protonen en neutronen in het jonge heelal veel energie, en tijdens een botsing konden ze daarom fuseren tot zwaardere elementen. Zo werd eerst deuterium (1 rood en 1 blauw blokje) en vervolgens helium gevormd (2 blauwe en 1 rood blokje). Aan de hand van modellen van het vroege heelal en kennis van deeltjesfysica kun je berekenen dat ongeveer drie minuten na de oerknal het heelal voor 76 % uit waterstof en voor 24 % uit helium bestond.

Van de andere elementen was er slechts een minuscuul beetje aanwezig, en alleen van de allerlichtste, dus bijvoorbeeld geen goud (79 protonen). Het hier beschreven proces, en de theorie die het beschrijft, noem je ‘oerknal-nucleosynthese’.
Het evenwicht tussen de hoeveelheid helium en waterstof was heel precair. Als de parameters in de natuur iéts anders zouden zijn geweest, dan was de verhouding volgens de theorie heel anders. Er was dan, bijvoorbeeld, helemaal geen helium gevormd in het vroege heelal. Metingen hebben bevestigd dat het vroege heelal inderdaad uit 76 % waterstof en 24 % helium bestond, dus onze modellen van het vroege heelal lijken heel accuraat. Bron: www.quantumuniverse.nl
a Wat was er vlak na de geboorte van het heelal?
b Wat was het eerste element dat gevormd werd na de geboorte van het heelal?
c Op welke manier sluit de bevinding van de moderne wetenschappen over het ontstaan van het heelal aan bij de theorie van Thales?
d Op welke manier sluit de bevinding van de moderne wetenschappen over het ontstaan van het heelal aan bij de theorie van Anaximander?
5 De overgang naar het natuurfilosofische verklaren: vul de woorden aan op de juiste plaats in de tekst.
Anaximander – water – lucht – arché – Thales – mythologische –natuurfilosofische – element – rede – apeiron – splitsing
De overgang naar de verklaring begint bij . Bij zijn poging de wereld te verklaren stapte hij af van het gebruik van figuren en wendde de aan.
Hij stelde dat alles wat bestaat, leeft en dat het ontstaan is uit één , namelijk . had een andere theorie dan zijn leermeester.
De , of oerstof is het . Daarin zitten de elementen vuur, water, aarde en . De tegenstrijdigheden van de elementen zorgde voor een in de aparte elementen.


Pythagoras (570-497 v.C.) was de op Samos geboren wiskundige, astronoom en filosoof die nu voornamelijk bekend is in de meetkunde voor de stelling van Pythagoras. Zijn stelling om de zijde van een rechthoekige driehoek te berekenen was overigens enkel nieuw in het Westen. In Egypte werd ze al eerder toegepast.
Pythagoras reisde in zijn vroege leven regelmatig rond. Zo bezocht hij Egypte en hij trok ook door het Oosten. Later verhuisde hij naar Zuid-Italië om een levensgemeenschap op te richten. De mensen die zich aansloten bij de gemeenschap waren verplicht geheim te houden wat er zich binnen de groep afspeelde.
©VANIN
6 Getallen horen
a ‘E = mc²’. Wat betekent deze bekende formule uit de fysica?
b Zou je heel de wereld kunnen verklaren met behulp van wiskunde? Wat wel en wat niet?
De formele theorie van Pythagoras 1.10
De gedachte dat materie de oorsprong van alles is, zoals Thales en Anaximander stelden, markeerde een belangrijke stap in het rationele verklaren van de wereld. Maar de materiële theorieën hadden ook beperkingen: ze verklaarden niet hoe materie functioneert.
De achterliggende werking van de natuur bleef onbeantwoord.
Pythagoras bouwde voort op de ideeën van zijn voorgangers, maar nam een fundamenteel andere richting. Hij stelde dat alles in de wereld herleidbaar is tot wiskundige verhoudingen.
Daarmee legde hij een verband met de moderne fysica, waarin natuurverschijnselen worden beschreven met getallen en formules. Voor Pythagoras waren getallen echter meer dan een abstract hulpmiddel om te meten. Hij zag getallen als de essentie van het bestaan. Daarmee verschoof de focus van de materie zelf naar de formele werking ervan.
Alles bestaat uit mathematische verhoudingen.

c Bekijk het fragment uit Terzake over muziek en beantwoord de vragen.
1→ Wat deed Einstein als hij in de knoop zat met zijn wiskunde?
2→ Wat is de gulden snede?
3→ Welke wiskundige doet mee aan de Koningin Elisabethwedstrijd?
4→ Door welk cijfer was Bach bezeten?
d Vind jij dat muziek en wiskunde samen passen?

Good to know
Wiskundige muziek
Volgens Pythagoras maakt muziek duidelijk hoe wiskunde aan het werk is in alles. Muziek bestond volledig uit getallen die men hoorbaar maakte aan de hand van instrumenten. Denk aan de opmaak van maten en de verschillende noten die allemaal een wiskundig patroon volgen. Muziekleer bestaat uit het begrijpen van die wiskundige patronen en ze gebruiken om muziek te maken. Pythagoras’ liefde voor wiskundige verhoudingen zorgde er zelfs voor dat muziek 2 000 jaar lang een bepaalde klank had die verschilde van moderne muziek. Dat komt omdat de verhoudingen tussen de noten een mooie verhouding moesten hebben volgens Pythagoras, zoals ¹⁄₂ en ⁵⁄₇. Maar een octaaf laat zich niet mooi verdelen en dat zorgt ervoor dat het niet juist uitkomt. Met de komst van de piano kwam ook de nieuwe manier om instrumenten te stemmen waarbij er niet meer met gehele getallen wordt gewerkt maar met kommagetallen en een gelijke verdeling tussen de noten. Die verandering in stemming van instrumenten zorgt ervoor dat muziek in moderne tijden totaal anders klinkt dan de muziek van vroeger.
e Wat is muziek? Ook over muziek bestaan er vele filosofische vragen en ideeën. Kies een vraag en voer een klasgesprek.
Wie bepaalt of muziek mooi is?
Waar komen melodieën vandaan voordat je ze bedenkt?
Is een instrument bespelen hetzelfde als muziek maken?
Waarom maken we muziek en luisteren we ernaar?
Wat kun je met muziek zeggen dat je met woorden niet kunt zeggen?
Wanneer is iets muziek?
Mag je keiharde rockmuziek draaien op een begrafenis?
Hoe kan het dat een lied zowel mooi als niet mooi kan zijn?
Is muziek belangrijk?
Waardoor krijgt muziek betekenis?
Betekent muziek altijd iets?
Is muziek belangrijker dan taal of rekenen?
Zijn fluitende vogels ook muziek? Moet muziek altijd mooi zijn?

4 FILOSOFEREN OVER DE WERELD
Wordt de wereld of is de wereld?
De natuurfilosofie van Thales en Anaximander draait rond materie. De natuurfilosofie van Pythagoras is dan weer een formele theorie waarbij achter alles een wiskundige werking schuilt. Heraclitus voegt de twee samen om zowel tot een formele als materiële theorie te komen.

VIP
Heraclitus (540-470 v.C.) woonde in Efese, dat nu in Turkije ligt. Hij kreeg de bijnaam ‘de duistere’ omdat hij zijn filosofie opzettelijk moeilijk maakte. Dat zorgde ervoor dat zijn filosofie niet toegankelijk was voor de meeste mensen. Hij leek ook een afkeer te hebben van zijn medeburgers en hield zich daarom voornamelijk bezig met filosofie. Heraclitus werd ook regelmatig als een melancholische of depressieve man beschreven. Dat had hij te danken aan zijn kritische kijk op alles, waardoor mensen zijn kritiek als negativiteit beschouwden.
De wetmatigheden van Heraclitus 1.11
De filosoof Heraclitus combineert in zijn denken zowel het materiële (de oerstof) als het formele (de werking). Voor Heraclitus is de archè, de oerstof waaruit alles voortkomt, vuur Maar hij ziet vuur niet alleen als materie, zoals zijn voorgangers dat met water of het apeiron deden. Voor Heraclitus is vuur meer dan dat.
Volgens Heraclitus is vuur de drager van de wetmatigheid in de wereld. Het vuur bepaalt hoe de natuur werkt (zoals in de formele theorie van Pythagoras) en is daarom ook in alles aanwezig als materie (zoals in de materiële theorieën van Thales en Anaximander). In zijn visie verbindt vuur de materie met de natuurlijke orde en processen. Je kunt zijn idee van vuur vergelijken met een combinatie van materie en natuurwetten: het is de essentie die de werking van de wereld verklaart.
De archè van alles is vuur en dat is ook de drager van de wetmatigheid.

1 Natuurfilosofen op een rij
a Plaats de juiste begrippen bij de juiste filosofen. Schrijf daarna in de laatste kolom materieel en/of formeel.
getal – vuur – water – apeiron
Filosoof
Anaximander
Pythagoras
Heraclitus
Thales
Oerstof
Formeel en/of materieel
Volgens Heraclitus is de realiteit samengesteld uit een synthese van tegengestelden. Een synthese is een samenkomst van twee of meer elementen waardoor er iets nieuws ontstaat. Die tegengestelden zijn voortdurend met elkaar in strijd. Daarom stelt Heraclitus dat oorlog de vader van alles is.
Alles in de werkelijkheid bestaat uit een evenwicht tussen tegengestelde krachten. Daardoor is alles voortdurend in beweging. De wereld is dus voortdurend in wording volgens Heraclitus.
Die oorlog is het vuur, dat alles in beweging zet.
Alles bestaat uit een synthese van tegengestelden die voortdurend in strijd zijn met elkaar.

b Volgens Heraclitus bestaat alles uit de eeuwige strijd tussen tegengestelden in het vuur.
1→ Elke groep krijgt een woord toegewezen. Leg dat woord zo duidelijk mogelijk uit zonder te verwijzen naar het tegengestelde. Je mag ook het woord zelf niet gebruiken in je uitleg.
warm hoog droog mooi gezond
2→ Wat zegt deze oefening over de tegengestelden, denk je?
c De theorie van tegengestelden is ook terug te vinden in het karakter van een persoon.
1→ Wat is een eigenschap van je karakter?
©VANIN
2→ Wat is het tegengestelde van de eigenschap?
3→ Kan er iemand bestaan die de gekozen karaktereigenschap nog meer belichaamt dan jij? Plaats de karaktereigenschap op een schaal van 0 tot 100. Bij 0 zou je niets van de karaktereigenschap hebben en bij 100 zou het onmogelijk zijn dat die karaktereigenschap nog sterker aanwezig kan zijn bij iemand anders dan bij jou.
0 %
100 %
4→ Als de karaktereigenschap niet 100 % aanwezig is, betekent dat dat er nog een restpercentage is dat bestaat uit het tegengestelde van de eigenschap. Vertel de klas over de tegengestelden die aanwezig zijn in je karakter.
d Wat zou Heraclitus bedoelen met deze uitspraak?
Je kunt niet twee keer door dezelfde rivier wandelen.
e Op welke manier is alles steeds in verandering volgens jou?
f Een stoel is ook voortdurend in verandering volgens Heraclitus. Op welke manier zou een stoel voortdurend in verandering kunnen zijn?


VIP
Parmenides (515 v.C-?) was een Griekse filosoof uit Elea. Zijn overlijdensdatum is onbekend. Volgens verhalen stierf hij in een kerker nadat hij tijdens een ondervraging het oor van zijn beul afbeet. Het bekendste werk van Parmenides is een gedicht over het zijnde waarvan nog maar enkele fragmenten bewaard zijn gebleven. Hij was een rationalist die de rede zag als de enige manier om tot waarheden te komen.
g Kijk naar de stoel die de leerkracht vooraan in de klas zette. Die stoel is een zijnde. Waarom denk je dat het een zijnde is? Wat denk je dat een zijnde betekent?
Parmenides stelde dat de rede de enige betrouwbare bron van kennis is. Thales stelde dat je eerst moet waarnemen en daarna de rede moet gebruiken om erover na te denken. Parmenides was het daar niet mee eens en hij verwierp het idee van Thales dat waarneming en rede samen nodig zijn, omdat je zintuigen je kunnen bedriegen. Door volledig op de rede te vertrouwen, wordt Parmenides beschouwd als de eerste rationalist. Rationalisten zijn denkers die niet op de zintuigen vertrouwen, maar op de rede.
Parmenides maakte een belangrijke stap in de filosofie door de eerste ontologie te ontwikkelen. Een ontologie is een zijnsleer. In het dagelijks leven versta je onder een zijnde alles wat bestaat: een stoel, een mens, een dier. Parmenides gebruikte het begrip zijnde echter anders. Voor hem omvat het zijnde alles wat is. Zijn centrale stelling luidt: het zijnde is en het niet-zijnde is niet. Hoewel die uitspraak eenvoudig lijkt, zag Parmenides erin een onbetwistbare waarheid als basis voor zijn filosofie.
Uit zijn centrale stelling leidde Parmenides zes kenmerken van het
1 Het zijnde kan niet ontstaan.
2 Het zijnde is eeuwig en onvergankelijk.
3 Het zijnde is ondeelbaar.
4 Het zijnde is onbeweeglijk en begrensd.
5 Het zijnde is volmaakt.
6 Het zijnde heeft de vorm van een bol.
Het zijnde is, en het niet-zijnde is niet.
Met die uitspraken brak Parmenides met eerdere filosofen. Hij zag de werkelijkheid niet als voortdurend veranderlijk, zoals Heraclitus, maar als onveranderlijk en eeuwig.
2 De illusie van beweging

a Elke groep krijgt een uitspraak van Parmenides. Vind een verklaring voor hoe je tot de uitspraak van jouw groep kunt komen aan de hand van de voorgaande uitspraken. Dat betekent dat als aan jouw groep nummer vijf wordt toegewezen, de vorige vier uitspraken voorafgaand zijn. Bespreek daarna klassikaal de bevindingen.
b Bekijk het filmpje over akinetopsie.
1→ Wat is akinetopsie?
2→ Welke uitspraak lijkt toepasselijk bij het filmpje over akinetopsie?
3→ Betekent dit dat alle beweging een illusie van het brein is?
Heraclitus tegenover Parmenides
De filosofieën van Heraclitus en Parmenides staan lijnrecht tegenover elkaar. Heraclitus stelt dat alles voortdurend in beweging is en verandert, aangedreven door het vuur als oerstof. Hij ziet de wereld als een voortdurende wording
Parmenides daarentegen stelt dat alles wat is, altijd al was en altijd zal zijn. Voor hem is de werkelijkheid onveranderlijk en eeuwig, een zijnde dat nooit verandert. Die tegenstelling kun je zien als een strijd tussen een wereld van worden (Heraclitus) en een wereld van zijn (Parmenides).


Zeno leidt de jeugd naar deuren van waarheid en leugen.
©VANIN
VIP
Zeno (495-430 v.C.) was een Griekse filosoof en leerling van Parmenides. Hij was een sterke verdediger van de filosofie van zijn leermeester. Zijn werk staat dan ook voornamelijk in dienst van Parmenides’ filosofie over het zijnde. Zeno staat het meest bekend voor de paradoxen die hij bedacht om het gelijk van Parmenides aan te tonen.
Paradoxen
Zeno, de leerling van Parmenides, verdedigde de stellingen van zijn leermeester door het voorleggen van paradoxen die ontstaan uit de ontkenning van de stellingen. De bekendste is de paradox van Achilles en de schildpad.
a Lees de paradox.
Achilles (een figuur uit de Griekse mythologie) gaat een loopwedstrijd aan met een schildpad. De schildpad krijgt één voordeel: hij krijgt een voorsprong op Achilles. De voorsprong bedraagt tien meter. Zeno stelt dat het nu onmogelijk is voor Achilles om de schildpad ooit in te halen. Als Achilles op punt A start en de schildpad op punt B, dan heeft Achilles een bepaalde tijd nodig om van punt A naar B te gaan. In die tijd heeft de schildpad ook een afstand afgelegd en hij staat nu op punt C, iets verder dan punt B. Als Achilles van punt B naar C gaat, beweegt de schildpad ook weer en komt aan op punt D. Hoe klein de afstand ook is die de schildpad aflegt, het is niet nul. Dus telkens opnieuw moet Achilles een afstand afleggen om de schildpad in te halen. Achilles zou wel steeds dichter komen bij de schildpad, maar zou altijd achterlopen.

b Heeft Zeno gelijk? Is het eigenlijk onmogelijk voor Achilles om de schildpad in te halen?
c Gooi een pen door de klas. Film het gebeuren. Je zou stellen dat de pen door de klas gevlogen is. Maar is die pen werkelijk op enig moment in beweging?
1→ Een video is een opeenvolging van stilstaande beelden. Als je pauzeert tijdens de video en de beelden een voor een na elkaar bekijkt, zul je nooit beweging zien. Bekijk het filmpje van de pen. Is er op enig moment beweging in het filmpje? Of is het gewoon een opeenvolging van stilstaande beelden van een pen?
2→ Beeld je nu in dat je dit probeert in het echte leven. Je hebt de pen door de klas zien vliegen. Maar stel: je deelt je ervaring daarvan op in ogenblikken die elkaar opvolgen. Hangt de pen dan niet gewoon stil op elk ogenblik? Waar komt beweging in een filmpje dan vandaan als het niet uit de aparte beelden komt?
De voorgaande oefeningen waren voorbeelden van de paradoxen van Zeno. Een paradox ontstaat wanneer er tegenstrijdige uitkomsten zijn die beide het gevolg zijn van een goede redenering.
Stel dat een leerling het volgende zegt: ‘Alle leerlingen liegen altijd.’ Dat is een voorbeeld van een bekende paradox. Als leerlingen altijd liegen dan is ook die uitspraak een leugen, maar als leerlingen altijd liegen is die uitspraak waar. De uitspraak is in dit geval dus waar en niet waar tegelijkertijd.
d Pinokkio is een houten pop die tot leven is gekomen. Telkens wanneer hij een leugen vertelt, groeit zijn neus. Maar stel nu dat Pinokkio plots uit het niets het volgende zegt: ‘Mijn neus zal dadelijk groeien.’ Daarna is hij niet van plan nog iets te zeggen. Groeit zijn neus dan wel of niet?
1→ In dit soort situaties is het belangrijk om alles duidelijk te noteren. Vul de tabel aan.

Waarheid Leugen
Algemene conditie voor neusgroei
Conditie voor de waarheid van de uitspraak: ‘Mijn neus zal dadelijk groeien.’
2→ Beantwoord de vraag of de neus wel of niet groeit.
De paradox hier is dat de uitspraak
4 Het beste speelgoed
a Lego wordt wel eens het meest ingenieuze speelgoed genoemd. Waarom is dat, denk je? Denk samen in groep en schrijf enkele redenen op.
b Deel je redenen met de klas.

Democritus (460-370 v.C.) was een Griekse filosoof en een zeer geleerde man. Hij schreef onder meer over kosmologie, astronomie, epistemologie, geografie, fysiologie, geneeskunde, mathematica en ethiek. Het meeste van zijn werk is verloren gegaan buiten enkele fragmenten.
Zijn leer over atomen was voor zijn tijd revolutionair.
©VANIN
Net zoals Heraclitus een synthese maakte van eerdere filosofen, probeerde Democritus de ideeën van Heraclitus en Parmenides samen te brengen. Hij wilde het onveranderlijke zijnde van Parmenides combineren met de altijd veranderende wereld van Heraclitus.
Volgens Democritus kun je alles verdelen in steeds kleinere delen tot je bij ondeelbare, onzichtbare deeltjes komt.
Die noemde hij atomen. Volgens Democritus bestaat alles uit atomen. Tussen de atomen bevindt zich een lege ruimte, het vacuüm
Atomen zijn de bouwstenen waaruit alles bestaat.
De atomen zijn vergelijkbaar met het zijnde van Parmenides, omdat ze niet ontstaan of vergaan. Toch is beweging mogelijk, dankzij het vacuüm. Die lege ruimte maakt het mogelijk dat atomen vrij kunnen bewegen, botsen en zich samenvoegen tot alles wat je in de wereld waarneemt. Daarmee bracht Democritus een nieuwe, mechanische visie op de natuur.

c Legoconstructies zijn een mooie analogie voor de theorie van Democritus. Op welke manier kun je Lego verbinden met het atomisme van Democritus?
d Welke gelijkenissen zie je tussen de theorie van Democritus en die van de moderne wetenschappen?
5 Religieus en mythologisch denken worden gezien als de voorloper van filosofisch denken. Heeft filosofie volgens jou de goden gedood? Waarom wel/niet? Schrijf op een apart blad een opstel en beargumenteer vanuit je eigen mening. Zorg voor goed geformuleerde zinnen.
EUREKA!
©VANIN
“Wanneer werden de eerste filosofische vragen gesteld?”
Forum
Elke groep krijgt een filosoof toegewezen die je in dit hoofdstuk besprak. Maak een presentatie waarin je over de jou toegewezen filosoof vertelt, zowel over zijn leven als zijn filosofie.
—Boeddha Thales
Anaximander
—P ythagoras
Heraclitus
—Parmenides
Democritus
Hulpvragen bij de voorbereiding van de presentatie:
1 Waar en wanneer leefde de filosoof?
2 Wat weet je over het leven van de filosoof?
3 Wat was de filosofie van de filosoof?
4 Op welke manier brengt de filosoof iets nieuws ten opzichte van de voorgangers?
Test jezelf
Ga naar om de vragen te beantwoorden.
1 Waarom is het niet eenvoudig om na te gaan wie echt voor het eerst filosofeerde?
2 Hoe kunnen rituelen ons iets vertellen over het denken van mensen?
3 Wat hebben religie en filosofie met elkaar gemeen en waarover verschillen ze?
4 Waarom is het boeddhisme niet enkel een religie, maar ook een ethische filosofie?
5 Wat zijn dharma en karma en hoe zijn ze verwerkt in de boeddhistische filosofie?
6 Wat zijn de drie grote verschillen tussen mythologie en natuurfilosofie?
7 Wat is het verschil tussen de theorieën van Thales en Anaximander tegenover Pythagoras?
8 Op welke manier is de theorie van Heraclitus een synthese van zijn voorgangers?
9 Waarom wordt Parmenides beschouwd als de eerste rationalist?
10 Wat is de stelling waaruit Parmenides zijn zes andere stellingen afleidt?
11 Wat is een paradox?
Cliffhanger
De natuurfilosofie lijkt achterhaald te zijn met de komst van de moderne wetenschappen. Betekent dat dat filosofie niets meer te zeggen heeft over kennis?
SYNTHESE
Verwondering
en nieuwsgierigheid
De filosofie begint bij verwondering: het besef dat de werkelijkheid vragen oproept. Zowel vroegere denkers als moderne wetenschappers stellen fundamentele vragen over het ontstaan en de aard van het universum. De oerknaltheorie is een voorbeeld van een moderne wetenschappelijke verklaring, maar roept tegelijk nieuwe vragen op. Die vragen tonen aan dat nieuwsgierigheid een blijvende drijfveer is in het menselijke denken.
Moderne wetenschap is het resultaat van een geleidelijke evolutie van kennis. Ze bouwt voort op inzichten uit het verleden, net zoals technologie dat doet. Dat proces van kennisoverdracht en -opbouw is typisch menselijk en vormt de basis van zowel wetenschap als filosofie.
Rituelen als vroege betekenisgeving
Geloof is een van de vroegste antwoorden op de grote vragen van het bestaan. Nog voor het schrift gebruikten mensen rituelen om hun wereld te begrijpen. Rituelen zijn symbolische handelingen met een diepere betekenis en worden vaak herhaald volgens een vast patroon. Ze tonen aan dat mensen ook in vroegere tijden op zoek waren naar zin en betekenis. Rituelen en filosofie lijken verschillend, maar beide zijn manieren om met de grote levensvragen om te gaan.
Neergeschreven ideeën en het begin van filosofie
De uitvinding van het schrift (rond 3300 v.Chr. in Mesopotamië) liet toe om ideeën vast te leggen en over generaties heen te bewaren. Dat maakte het mogelijk om duidelijk onderscheid te maken tussen religie en filosofie. Religie baseert zich op openbaring, heilige teksten en geloof; filosofie op kritisch denken, argumentatie en het zoeken naar waarheid.
Boeddhisme: lijden, ethiek en verlichting
In India ontstond het boeddhisme uit de leer van Siddhartha Gautama (Boeddha). Hij zag lijden als kernprobleem van het leven. Volgens het boeddhisme ontstaat lijden door begeerte en kun je pas verlost worden door het loslaten daarvan. Zo kun je de cyclus van wedergeboorte doorbreken en verlichting (nirvana) bereiken.
Het boeddhisme kent geen eeuwige ziel of scheppergod. Alles bestaat uit dharma’s die voortdurend ontstaan en vergaan. Karma is het causale verband tussen daden en wedergeboorte. Wie goed handelt, bouwt positief karma op.
De vijf geboden (niet doden, niet stelen, geen leugens, geen bedwelmende middelen, seksuele zelfbeheersing) vormen de ethische basis. Ze worden niet opgelegd, maar moeten begrepen en aanvaard worden via eigen inzicht en reflectie. In die zin is het boeddhisme zowel religie als filosofie.
Van mythe naar rede
Voor de filosofie gebruikten mensen mythologische verklaringen om de wereld te begrijpen. Mythen zijn verhalen met goden of helden en verklaren natuurfenomenen via de wil van die figuren. Ze zijn vaak verbonden aan rituelen.
De eerste filosofen, de natuurfilosofen, lieten die verklaringen los en zochten rationele, abstracte, natuurfilosofische verklaringen. Zo ontstond het filosofische denken in het westen, met als bakermat Milete, een welvarende Griekse stad. Dankzij vrije tijd en handelscontacten ontwikkelde zich daar een nieuwe manier van denken: op basis van rede en observatie
De zoektocht naar een oerstof
Thales, een van de eerste natuurfilosofen, stelde dat alles voortkomt uit één archè (oerstof), namelijk water. Zijn leerling Anaximander vond dat water te beperkt was en sprak van het apeiron, het onbepaalde, waaruit alles ontstaat.
Deze denkers zochten naar een universeel principe dat de oorsprong van alles verklaart. Ze schakelden de grilligheid van de goden uit en zochten noodzakelijke, natuurlijke verklaringen.
Pythagoras:
wiskunde als verklaring
Pythagoras ging verder dan materiële verklaringen en stelde dat alles herleidbaar is tot wiskundige verhoudingen. Getallen waren voor hem de essentie van de werkelijkheid, niet zomaar een hulpmiddel. Hij legde zo de basis voor de formele benadering van de werkelijkheid.
Heraclitus: vuur en verandering
Heraclitus stelde dat vuur de oerstof is, maar koppelde daar ook een wetmatigheid aan. Vuur staat voor voortdurende verandering. Alles bestaat uit een synthese van tegenstellingen die met elkaar in strijd zijn. Die strijd is volgens hem de motor van verandering: oorlog is de vader van alles. De werkelijkheid is een voortdurend wordingsproces.
Parmenides: rede en onveranderlijkheid
Parmenides ging in tegen Heraclitus en stelde dat het zijnde (alles wat is) eeuwig, onveranderlijk en volmaakt is. Verandering is een illusie. Alleen de rede geeft betrouwbare kennis, want zintuigen kunnen bedriegen. Parmenides wordt zo de eerste echte rationalist.
Heraclitus en Parmenides staan lijnrecht tegenover elkaar: de ene ziet een wereld van verandering, de andere een wereld van onveranderlijk zijn.
Zeno en de paradoxen
Zeno, leerling van Parmenides, probeerde met paradoxen (schijnbare tegenstellingen) te bewijzen dat beweging en verandering onmogelijk zijn. Zijn redeneringen tonen aan dat iets logisch lijkt, maar tegelijk onmogelijk is, zoals de bekende paradox van Achilles en de schildpad.
Democritus en de atomen
Democritus probeerde de ideeën van Heraclitus en Parmenides te verzoenen. Alles bestaat uit ondeelbare atomen die zich in het lege bewegen. Atomen zijn onveranderlijk (zoals het zijnde van Parmenides), maar hun beweging verklaart verandering (zoals bij Heraclitus). Daarmee introduceerde Democritus een mechanische visie op de natuur.
Bordschema
Verklaringen verwondering nieuwsgierigheid
Religie een manier om de wereld te verklaren bovennatuurlijk
Boeddhisme
Mythologie
Natuurfilosofie
Oerstof
Zijnde
combinatie van religie en filosofie
Wijsheid die via de rede te vinden is.
verwondering verklaring verhaal onvoorspelbaar ritueel
verwondering verklaring noodzakelijkheid voorspelbaar afstandelijk schouwen
Thales: water / materieel
Anaximander: apeiron / materieel
P ythagoras: getal / formeel
Heraclitus: vuur / materieel en formeel
Parmenides: het zijnde is en het niet zijnde is niet.
Democritus: alles bestaat uit atomen.
HOOFDSTUK
EEN ZOEKTOCHT
NAAR WAARHEID
EN ZOEKTOCHT NAAR WAARHEID
WAAROVER GAAT DIT HOOFDSTUK?
Wat is waarheid en hoe kun je die vinden? In dit hoofdstuk onderzoek je de aard van waarheid en hoe je denken, waarnemen en redeneren je dichter bij (of verder van) de waarheid kunnen brengen. De zoektocht naar waarheid is een centrale uitdaging in de filosofie en elke stap daagt je uit om kritischer na te denken over wat je gelooft en waarom.
Je begint met het verkennen van hoe je denken beïnvloed wordt. Waarom sluit je je soms af voor andere standpunten? Vervolgens neem je een kijkje bij Plato's schaduwwereld en zijn beroemde allegorie van de grot.
Een belangrijk hulpmiddel in je zoektocht is het vermogen om goed te redeneren. Je leert hoe een deductieve redenering wordt opgebouwd en wat het verschil is tussen een redenering die enkel geldig is en een die zowel geldig als waar is. Je bekijkt ook hoe ongeldig redeneren je op een dwaalspoor kan brengen.
Daarna duik je in de ideeën van belangrijke denkers zoals John Locke, die onderscheid maakt tussen primaire en secundaire eigenschappen van de werkelijkheid, en George Berkeley, die alles wat we ervaren reduceert tot de waarneming van de geest. Maar kunnen we op onze waarnemingen vertrouwen? Hierover had David Hume scherpe inzichten, vooral over het voorspellen van kennis en de grenzen van ons denken.
Tot slot behandel je belangrijke begrippen zoals beweringen, proposities en wat het betekent om iets als gerechtvaardigd waar geloof te beschouwen.
In dit hoofdstuk ontdek je niet alleen de filosofische theorieën over waarheid, maar leer je ook hoe je eigen denkprocessen kunt onderzoeken. De zoektocht naar waarheid begint immers met een kritische blik op jezelf.
WAT LEER IK IN DIT HOOFDSTUK?
Vink aan wat je in de loop van dit hoofdstuk hebt geleerd.
Ik begrijp de allegorie van de grot
Ik pas deductie toe om tot een conclusie te komen.
Ik leg het verschil uit tussen rationalisme en empirisme
Ik leg John Lockes filosofie over kennis uit.
Ik begrijp het verschil tussen de filosofie van Locke en Berkeley
Ik pas inductie toe om tot een conclusie te komen.
Ik verklaar hoe je tot een gerechtvaardigd waar geloof komt.
BEGRIPPEN
redenering – premisse – conclusie – deductie – gezonde redenering – rationalisme – empirisme –tabula rasa – inductie – bewering – propositie – gerechtvaardigd waar geloof
BREINBREKER
In dit hoofdstuk zoek je een antwoord op deze breinbreker:
“Wanneer spreek je de waarheid?”
FORUM
1 PLATO EN KENNIS
Mag je r ebelleren tegen kennis?
2 LEREN REDENEREN
Is het mogelijk om fout te denken?
3 KENNIS
Wat is de oorsprong van kennis?
4
ECHT WETEN
Is de waarheid altijd waar?
5 LOGICA

Is filosofie logisch?
1 PLATO EN KENNIS
Mag je rebelleren tegen kennis?
Het lijkt misschien wat vreemd om te stellen dat je kunt rebelleren tegen kennis. Toch gebeurt dat geregeld, zowel binnen de filosofie als daarbuiten. In het alledaagse leven komen complottheorieën steeds meer op door de snelle verspreiding via sociale media en de bubbels die er gevormd worden. Kun je je verzetten tegen de waarheid?
1 De leugen van de maanlanding
a Bekijk het filmpje over de maanlanding waarin twee complotdenkers aan het woord komen.
1→ Wanneer wandelde de mens voor het eerst op de maan?
2→ Wat is er volgens complotdenker Henk gebeurd?
3→ Wie zou de valse maanlanding gefilmd hebben?

4→ Waarom zou de maanlanding niet gebeurd kunnen zijn volgens complotdenkers?
5→ Waar zou deze complottheorie zijn oorsprong gevonden hebben?
b Bekijk het filmpje over complottheorieën.
1→ Wat is een complottheorie?
2→ Waarom geloven veel mensen complottheorieën?
3→ Hoe worden complottheorieën verspreid?
4→ Is het mogelijk iemand te overtuigen dat een complottheorie vals is?
c Waarom denk je dat het zo moeilijk is om de gedachten van mensen met een valse overtuiging te veranderen?

In ons huidige informatietijdperk lijkt het alsof we toegang hebben tot een onuitputtelijke bron van kennis. Met een paar klikken kun je informatie vinden over vrijwel elk onderwerp. Maar niet alle bronnen zijn even waarheidsgetrouw en dat maakt het kritisch omgaan met informatie belangrijker dan ooit. Wat gebeurt er als je je alleen laat omringen door informatie die niet klopt, maar die wel als waarheid wordt gepresenteerd? Sociale media spelen hierin een grote rol. De algoritmes van platforms zoals Instagram, TikTok en YouTube zijn ontworpen om jou zo lang mogelijk op hun site of app te houden. Dat doen ze door je een stroom van informatie te laten zien die perfect aansluit bij jouw interesses en overtuigingen. Hoewel dat handig lijkt, heeft het een belangrijk nadeel: het creëert bubbels. Je krijgt vooral informatie die jouw eigen mening bevestigt en wordt nauwelijks blootgesteld aan andere perspectieven.
Stel je een complotdenker voor: zijn feed staat vol met video's, berichten en artikelen die het complot ondersteunen. In plaats van geconfronteerd te worden met kritische bronnen die zijn overtuigingen uitdagen, blijft hij hangen in een stroom van bevestiging. Hierdoor wordt zijn overtuiging alleen maar sterker. Maar wat gebeurt er als die persoon tóch wordt geconfronteerd met een andere visie of met bewijzen die zijn overtuiging tegenspreken? Dan kan er sprake zijn van cognitieve dissonantie. Dat is de onaangename spanning die ontstaat wanneer iemand geconfronteerd wordt met tegenstrijdige ideeën of wanneer zijn gedrag niet overeenkomt met zijn overtuigingen. Die spanning is ongemakkelijk en mensen proberen er vaak aan te ontsnappen door tegenstrijdige informatie te negeren of weg te wuiven. Dat maakt het moeilijk om mensen met sterke overtuigingen op andere gedachten te brengen. De uitdaging van onze tijd is om de bubbels te doorbreken en te leren omgaan met cognitieve dissonantie. Het vereist een open houding en de bereidheid om kritisch naar je eigen overtuigingen te kijken.


Plato (428-348 v.C.) wordt beschouwd als een belangrijke figuur in de wereld van de filosofie. Hij was de leerling van Socrates en veel van wat men weet over Socrates komt uit de geschriften van Plato. Hij was ook de eerste Griekse filosoof die schreef over politieke filosofie. Plato stelde dat de wereld die wij ervaren slechts een schaduwwereld is, een afspiegeling van de echte realiteit die wij niet kunnen ervaren.

Lagen van realiteit
a Lees de dialoog tussen Socrates en Glauco uit Plato’s boek De republiek en beantwoord de bijbehorende vragen.
©VANIN
DE ALLEGORIE VAN DE GROT
Socrates Je moet je namelijk eens mensen voorstellen in een soort van onderaardse behuizing die op een grot lijkt. Die behuizing heeft een lange ingang, open naar het licht en langs de volle breedte van de grot. De mensen zitten daar van jongs af aan vastgebonden aan hun benen en hun hals, zodat ze niet weg kunnen, alleen maar recht vooruit kunnen kijken en vanwege de boeien niet in staat zijn hun hoofd in welke richting ook te bewegen. Licht hebben ze wel, de weerschijn van een vuur dat achter hen, hoog en ver weg, brandt. En daarboven tussen het vuur en de vastgebonden mensen, is een weg. Nu moet jij je eens voorstellen dat langs die weg een binnenmuurtje is opgetrokken, zo iets als de schermen die door de poppenkastspelers voor het publiek worden geplaatst en waarachter zij de spektakels opvoeren die boven de schermen te zien zijn.
Glauco Ik probeer het me voor te stellen.
Socrates Stel je nu ook voor dat langs dat muurtje zich mensen bewegen met allerlei voorwerpen bij zich die boven het muurtje uitsteken, ook afbeeldingen van mensen en andere levende wezens, van steen, van hout en van allerlei materiaal vervaardigd. En uiteraard zijn er onder hen die passeren, mensen die praten en mensen die niet praten.

Glauco Een vreemd tafereel schilder je daar, en een vreemd soort van gevangenen.
Socrates Toch lijken ze op ons. Want denk je dat dergelijke mensen aanvankelijk van zichzelf en van elkaar iets anders voor ogen hebben dan de schaduwen die door het vuur worden geworpen op een rotswand tegenover hen?
Glauco Hoe kan het anders, als ze immers gedwongen zijn om levenslang hun hoofd onbeweeglijk stil te houden?
Socrates En geldt niet precies datzelfde voor de voorwerpen die voorbij worden gedragen?
Glauco Vanzelfsprekend.
Socrates Stel nu, dat zij met elkaar konden praten. Denk je niet dat ze dan wat ze zien, voor de werkelijkheid zouden aanzien?
Glauco Dat kan niet anders.
Socrates En stel nu eens dat de plaats waar zij geboeid zitten, vanuit de wand tegenover hen, ook nog het geluid weerkaatste. Wanneer dan iemand van de voorbijgangers zou praten, denk je dat zij in dat geval iets anders voor het pratende wezen zouden aanzien dan de passerende schaduw?
Glauco Dat lijkt mij godsonmogelijk.
Socrates Dus dergelijke mensen zouden helemaal niets anders voor de ware werkelijkheid houden dan de schaduwen van de voorwerpen?
Glauco Dat kan onmogelijk anders.
Socrates Richt nu eens je aandacht op de mogelijkheid dat zij losgemaakt werden van de boeien en genezen van hun gebrek aan inzicht. Wat het zou betekenen als er met hen op een manier die overeenkomt met hun natuur het volgende zou gebeuren?
Telkens als iemand werd losgemaakt en gedwongen plotseling op te staan, zijn hoofd in alle richtingen te draaien, rond te lopen en naar het licht te kijken, en als hij bij al die handelingen pijn zou hebben en vanwege de felle schittering niet in staat zou zijn rechtstreeks te kijken naar de dingen waarvan hij nog zojuist de schaduwen zag. Wat denk je dan dat hij zou zeggen, als iemand hem zou komen vertellen dat wat hij zojuist zat te bekijken, niets te betekenen had? Maar dat hij nu, meer nabij de werkelijkheid gekomen en bij wat meer werkelijkheid is, een betere kijk op de dingen had. En wanneer iemand dan, wijzend naar elk van de voorwerpen die voorbij trokken, hem zou vragen wat dat was en hem zou dwingen te antwoorden?
Denk je niet dat hij zich daarmee geen raad zou weten en zou menen dat wat hij zojuist zag, eerder de ware werkelijkheid was dan wat hem nu wordt aangewezen?
Glauco In hoge mate.
Socrates En als iemand hem nu zou dwingen naar het vuur zelf te kijken, zou hij dan geen pijn aan zijn ogen krijgen, zijn blik afwenden, terugvallen op de dingen waar hij wel rechtstreeks naar kan kijken, en ervan overtuigd zijn dat die in werkelijkheid helderder zijn dan wat ze hem nu aanwijzen?
Glauco Zo zou dat gaan.
Socrates Maar als nu iemand hem daar met geweld zal wegsleuren, langs de ruwe en steile weg naar boven en niet zal loslaten voordat hij hem helemaal naar buiten heeft gesleept, naar het licht van de zon, zal hij dan niet jammeren en ertegen protesteren dat er aan hem wordt getrokken? En als hij dan in het volle daglicht komt, zullen zijn ogen dan niet verblind zijn door de stralen, zodat hij geen enkel detail kan onderscheiden van wat nu de ware werkelijkheid wordt genoemd?
Glauco Zeker niet zomaar ineens.

Socrates Ja, ik denk ook dat hij de gelegenheid moet krijgen om te wennen, wil hij wat daarboven is, kunnen onderscheiden. En in het eerste stadium zal hij het gemakkelijkst naar de schaduwen kijken, daarna naar de spiegelbeelden van de mensen en van de rest in het water, en later naar die wezens zelf. Bij wijze van volgende stap kan hij zich met enig gemak wagen aan de beschouwing van de hemelverschijnselen en de hemel zelf bij nacht en kijken naar het licht van de sterren en de maan; dat zal gemakkelijker gaan dan overdag kijken naar de zon en het licht van de zon.
Glauco Zo is dat.
Socrates Pas in het laatste stadium, denk ik, is hij in staat te kijken naar de zon. Niet zoals die wordt weerspiegeld in het wateroppervlak, niet naar een beeld daarvan op een plaats waar ze niet thuis is, maar naar haar zelf, op zichzelf en op haar eigen plaats, en is hij in staat waar te nemen hoe ze is.
Glauco Zo moet het wel gaan.
Socrates En pas na dat alles kan hij in verband met haar een samenhang ontdekken en begrijpen, dat zij het is die de seizoenen en de jaren veroorzaakt, en die staat boven alles wat in de zichtbare wereld plaatsvindt, en die ook zelf op een andere manier de bron is van alles waarnaar zij daar zaten te kijken.
Glauco Het is duidelijk dat hij van het een tot het ander zou concluderen.
Socrates En verder: als hij nu terugdenkt aan zijn vroegere behuizing, aan de wijsheid die daar gold en aan degenen die toen met hem waren vastgebonden, denk je niet dat hij dan zichzelf gelukkig zal prijzen met de verandering, en medelijden zal hebben met de anderen?
Glauco Dat denk ik zeker
Socrates Als er nu eens bij die mensen in die situatie bepaalde eerbewijzen bestonden, complimenten onderling en prijzen voor degene die het scherpst de voorbijtrekkende voorwerpen kan onderscheiden, zich het best alles kon herinneren wat daarvan eerder of later of tegelijk met iets anders passeerde, en die op grond daarvan het best in staat was te voorspellen wat er zou komen, denk je dat die man daar ambitie voor zou hebben en jaloers zou zijn op hen die bij die mensen aanzien en invloed zou hebben?
Of zou hem gebeuren wat Homerus vertelt en zou hij niet veel liever een ‘op aarde levende dagloner willen zijn bij een ander, een man zonder rijkdom’ en liever meemaken dat er wat dan ook met hem gebeurde, dan er dat soort van opinies op na te houden en dat soort van leven te leiden?
Glauco Ik denk dat hij elk lot in dit leven liever zou accepteren dan op die manier te moeten leven.
Bron: Plato, De republiek
©VANIN

1→ Hoe ziet de grot eruit? Schrijf de juiste teksten bij de locaties A tot en met E. Kies uit:
De weg waar mensen voorbij wandelen. – De muur waar schaduwen op verschijnen. –het vuur – De muur waaraan de gevangenen geketend zijn. – de gevangenen
2→ Waarom kunnen de gevangenen hun hoofd niet draaien?
3→ Hoe zien de gevangenen de wereld?
4→ Waarom lijken de schaduwen te praten?
5→ Op welke manier herken je cognitieve dissonantie in de allegorie van de grot?
b Op welke manier kun je de allegorie van de grot betrekken op alle kennis?
Met zijn beroemde allegorie van de grot wilde Plato duidelijk maken dat mensen misschien nooit de echte werkelijkheid zien, maar slechts een afspiegeling daarvan. Volgens Plato is alles wat je in deze wereld waarneemt niet de echte realiteit, maar slechts een schaduw van een diepere, ware werkelijkheid. Wat je ziet en ervaart, is volgens hem slechts een afspiegeling van de ideeënwereld.
De ideeënwereld is voor Plato de wereld van de perfecte, abstracte vormen of ideeën die aan de basis liggen van alles wat bestaat. Voor Plato zijn de dingen die je in onze wereld zietzoals bomen, stoelen of mensen - slechts onvolmaakte kopieën van de perfecte ideeën in de ideeënwereld.
Neem bijvoorbeeld een stoel. In onze wereld zijn er ontelbare soorten stoelen, allemaal met verschillende vormen, kleuren en materialen. Maar al die stoelen zijn kopieën van het idee van de stoel, dat in de ideeënwereld bestaat. Dat idee is perfect, onveranderlijk en universeel, terwijl de stoelen in onze wereld onvolmaakt, tijdelijk en verschillend zijn.
Met zijn allegorie van de grot laat Plato zien hoe makkelijk het is om vergissingen te maken over wat je denkt te weten. Misschien lijkt iets voor jou absoluut waar, maar blijkt het bij nader inzien slechts een schaduw van de echte waarheid te zijn. Door de geschiedenis heen zijn er talloze voorbeelden van theorieën die eerst onbetwist leken, maar later volledig werden weerlegd.
Plato waarschuwt ook dat het confronterend kan zijn om de waarheid te zien. Zoals het pijn doet om je ogen te openen in fel zonlicht, kan het moeilijk en ongemakkelijk zijn om vastgeroeste overtuigingen los te laten en een bredere, diepere waarheid te accepteren. Filosofie leert je om kritisch te kijken naar wat je als waar aanneemt en om nieuwsgierig te blijven naar wat er voorbij de schaduwen te ontdekken valt.
Je ziet slechts een afspiegeling van de realiteit.

3 Werk een eigen versie uit van Plato’s grot. Vertaal daarvoor de elementen uit de grot naar hedendaagse representaties en maak daarover een filmpje.
a De allegorie van de grot is ook van toepassing op complotdenkers en sociale media. Hoe kun je ze met elkaar verbinden? Lees het artikel en het tekstfragment. Beantwoord vervolgens de vragen.
HOE DE SOCIALE MEDIA JE MENING (VER)VORMEN
Enthousiaste gebruikers van sociale media verliezen wel eens uit het oog hoe de machinerie erachter echt werkt. Weinigen beseffen dat die media geconstrueerd zijn om te behagen en dat ze dus de eigen mening van de gebruiker presenteren als de waarheid.
Informatiebubbels

Laat me eerst even verduidelijken wat we verstaan onder ‘informatiebubbels’ en hoe die tot stand komen. Sociale media zijn gebaseerd op algoritmes die je informatie tonen waarvan zij denken dat jij ze interessant vindt. Dat doen ze aan de hand van jouw vorige acties op sociale media en de welgekende cookies. Iedereen kent het wel: je googelt bijvoorbeeld een bepaalde vakantiebestemming en de dag erna gaat alle reclame die je ziet over vliegtuigtickets en hotels op die bestemming. Op zich allemaal geen drama, maar jammer genoeg werken die algoritmes niet enkel bij simpele zaken als reclame voor een vakantiebestemming. Ze hebben dezelfde werking als het aankomt op politieke meningen, complottheorieën, fake news, enzovoort.
“De algoritmes gaan ervoor zorgen dat je enkel informatie krijgt voorgeschoteld die je eigen denken bevestigt.”
Ik gebruik even een hypothetisch voorbeeld. Stel: je wilt opzoeken hoe COVID ontstaat. Je gaat op zoek naar een YouTube-video hierover en na enkele malen doorklikken ben je op een of andere pseudowetenschapper gestoten die verkondigt dat COVID ontstaat door 5G, de nieuwe snelle internetverbinding. De dag erna gaan al je aanbevolen video’s over conspiracies die dat ‘bevestigen’. Hierna krijg je op Facebook het voorstel bij een groep aan te sluiten die deze onzin predikt. Je zoekt op Twitter over de hashtag 5G en leest enkel nog meer over die zever. Zo gaat het maar door, elk groot sociaal platform waarop je je begeeft, zal informatie aanbieden die dit denkbeeld enkel bevestigt. Je begint er steeds meer in te geloven en elke andere mening is die van ‘een door de MSM (mainstream media) gebrainwasht persoon’ (dat beweren zij toch).
Sociale media wekken de schijn dat we ons denken op een gemakkelijke manier kunnen verbreden, terwijl ze in realiteit bij velen het denken vernauwen. Je komt heel makkelijk, zonder het goed en wel te beseffen, in een echokamer terecht waarin je eigen ideeën enkel maar bevestigd worden.
Bron: VRT NWS
FRAGMENT UIT MELANCHOLIE VAN DE ONRUST VAN JOKE HERMSEN
WAAR ZE PLATO’S ALLEGORIE VAN DE GROT VERBINDT MET SOCIALE MEDIA

Tegenwoordig is voor vierenveertig procent van de nieuwsconsumenten Facebook de belangrijkste informatiebron. Natuurlijk komen we via dit portaal ook terecht bij kranten en meer betrouwbare bronnen, maar de grens tussen het commentaar van je buurman en het werk van journalisten dat op waarheidsvinding en hoor en wederhoor gebaseerd is, lijkt meer en meer te vervagen. Mensen die sceptisch staan tegenover de betrouwbaarheid van de traditionele media blijken vatbaarder te zijn voor zogeheten nepnieuws, dat ook bij recente democratische gebeurtenissen als de verkiezingen in de VS of de brexit een belangrijke rol speelde. Ook werkt Facebook met bepaalde algoritmes die op frequentie en voorkeuren zijn ingesteld, zodat we vooral te zien krijgen wat aansluit bij wat wij en onze vrienden toch al meenden en we in reeds bestaande denkbeelden worden bevestigd, ongeacht de mogelijke waarheidswaarde ervan.
De vergelijking met Plato’s allegorie van de grot is dan snel gemaakt. Plato’s grotbewoners zijn met boeien aan hoofd en handen vastgeketend en kijken zwijgend naar de grotwand voor hen. Achter hen brandt een vuur en steken onzichtbare wezens voorwerpen omhoog. De gevangenen houden de schaduwen die de voorwerpen op de wand werpen voor de werkelijkheid, net zoals de Facebookbezoekers de op hun tijdlijn geplaatste schijnberichten voor de waarheid houden. De eenduidige perceptie van de werkelijkheid heeft de verschillen tussen de grotbewoners uitgewist en dat is de oorzaak van hun zwijgzaamheid. Plato noemt hen ‘bevroren wezens’ die niet in staat zijn om op kritische wijze na te denken of waarheidsgetrouw te spreken.
Bron: Melancholie van de onrust, Joke J. Hermsen
1→ Wie zijn de gevangenen in de allegorie van de grot volgens dit artikel?
2→ Wat zijn de schaduwen?
3→ Waarom kunnen de gevangenen hun hoofd niet draaien naar de werkelijkheid?
b Bespreek in groep: is de werking van sociale media met informatie op maat ethisch verantwoord?
2 LEREN REDENEREN
Is het mogelijk om fout te denken?
Volgens rationalisten zoals Plato is het denken de belangrijkste manier om tot kennis te komen. Kennis is de reeks conclusies die je verkrijgt puur door gebruik van de rede, het denken. Door correct te denken, kun je tot ware kennis komen. Maar hoe denk je correct?
1
Vind jij dat leerlingen niet langer verplicht moeten worden om naar school te gaan? Schrijf een overtuigend argument neer om je standpunt te verdedigen.
a Ja / nee, omdat
b Bespreek klassikaal de vraag en de antwoorden. Zijn er argumenten die je van mening doen veranderen?
c Is er gebruiktgemaakt van een ‘als dan’-argument? Geef een voorbeeld.
De opbouw van een redenering
Een redenering is een reeks zinnen die eindigt met een conclusie. De zinnen die niet de conclusie zijn, noem je de premissen. Zij geven de grond om de conclusie te aanvaarden. Als alle premissen waar zijn, kom je tot een conclusie die waar is omdat ze gebaseerd is op ware premissen. Dat soort redenering noemt men een deductie.
Bijvoorbeeld:
Premisse 1 - Alle mensen zijn sterfelijk.
Premisse 2 - De leraar is een mens.
Conclusie - De leraar is sterfelijk.
De conclusie kan niet vals zijn als de premissen waar zijn en daarom zorgt dit voor een stevig argument. Stel dat je toch tot een conclusie komt die niet waar kan zijn, dan betekent dit dat er een onware premisse is gebruikt.
2.3
a Gebruik deductie om tot een conclusie te komen gebaseerd op de gegeven premissen.
1→ Premisse 1 - Alle vogels leggen eieren.
Premisse 2 - Een pinguïn is een vogel.
Conclusie -
2→ Premisse 1 - Alle computers werken met een binair getallensysteem.
Premisse 2 - Je smartphone is een computer.
Conclusie -
3→ Premisse 1 - De langste rivier is 6 853 kilometer.
Premisse 2 - De lengte van de Nijl is 6 853 kilometer.
Conclusie -
4→ Premisse 1 - Alle dolfijnen zijn zoogdieren.
Premisse 2 - Alle zoogdieren hebben nieren.
Conclusie -
5→ Premisse 1 - Het is gevaarlijk om te fietsen op spekgladde wegen.
Premisse 2 - Vanavond zijn de wegen spekglad.
Conclusie -
6→ Premisse 1 - Alle leerlingen gaan naar school.
Premisse 2 - Ik ben een leerling.
Conclusie -

Een deductieve geldigheid hangt niet af van de feitelijke waarheid. Bij een deductie ga je ervan uit dat de premissen gelden, ongeacht of ze waar zijn of niet. Je werkt in een hypothetisch scenario tijdens een deductie. Dat betekent dat je doet alsof de premissen waar zijn.
Bijvoorbeeld:
Premisse 1 - Alle Vlamingen zijn Walen.
Premisse 2 - Alle Walen zijn vrouwen.
Premisse 3 - Gert Verhulst is een Vlaming.
Conclusie - Gert Verhulst is een vrouw.
De deductie in het voorbeeld is deductief geldig, maar sluit niet aan bij de feitelijke waarheid.
b Voeg een premisse toe om tot een deductief geldige redenering te komen. Indien er meerdere mogelijkheden zijn, kies je voor het antwoord dat gebruikmaakt van alle gegeven premissen.
1→ Premisse 1 - Alle robots missen vrije wil.
Premisse 2 -
Conclusie - Alle leerlingen missen vrije wil.

2→ Premisse 1 - Alle broodjes zijn gemaakt van gerecycleerd papier.
Premisse 2 -
Conclusie - Alle salades zijn gemaakt van gerecycleerd papier.
3→ Premisse 1 - Alle vrouwen zijn onsterfelijk.
Premisse 2 - Alle onsterfelijken zijn groot.
Premisse 3 -
Conclusie - James Cook is groot.
4→ Premisse 1 - Enkel voetballers houden van hamburgers.
Premisse 2 - Alle voetballers zijn tennisspelers.
Premisse 3 -
Conclusie - Kobe Bryant is een tennisspeler.
Geldig en waar
Bij een geldige deductie hoeven de premissen niet waar te zijn, maar moet de conclusie enkel volgen uit de premissen. Zo kan de conclusie volgen uit premissen die niet overeenkomen met de realiteit.
Als de premissen wél waar zijn en niet louter hypothetisch, en de conclusie volgt uit de premissen, dan is het ook een gezonde redenering. Dat is dus een geldige deductie met ware premissen.
c Zijn de onderstaande deducties geldig en zijn het gezonde redeneringen?
1→ Premisse 1 - Alle Antwerpenaren zijn Vlamingen.
Premisse 2 - Radja Nainggolan is een Antwerpenaar.
Conclusie - Radja Nainggolan is een Vlaming.
Deductief geldig? ja nee
Gezonde redenering? ja nee
2→ Premisse 1 - Alle kinderen zijn minderjarig.
Premisse 2 - Alle minderjarigen mogen gokken.
Conclusie - Alle kinderen zijn gokverslaafden.
Deductief geldig? ja nee
Gezonde redenering? ja nee
3→ Premisse 1 - Minecraft is een videospel.
Premisse 2 - Alle videospellen zijn populair.
Conclusie - Minecraft is populair.
Deductief geldig? ja nee
Gezonde redenering? ja nee

d Waarom zijn de onderstaande redeneringen geen geldige deducties? Wat zou er moeten veranderen aan de premissen om tot die conclusie te komen via een geldige deductie?
1→ Premisse 1 - Alle zwanen zijn wit.
Premisse 2 - Anke is wit.
Conclusie - Anke is een zwaan.
Stelling 1 -
2→ Stelling 1 - Alle leerlingen houden van pizza.
Stelling 2 - Amber houdt van spaghetti.
Conclusie - Amber is geen leerling.
Stelling 1 -
Stelling 2 -
3→ Stelling 1 - Alle leerkrachten zijn streng.
Stelling 2 - Sofie is streng.
Conclusie - Sofie is een leerkracht.
Stelling 1 -
4→ Stelling 1 - Alle katten zijn zoogdieren.
Stelling 2 - Ik ben een zoogdier.
Conclusie - Ik ben een kat.
Stelling 1 -
e Een conclusie is niet geldig als er een premisse is die fout blijkt te zijn. Bij welke redeneringen in oefening b zit er na de verbetering een onware stelling en is bijgevolg de conclusie ervan niet geldig?
f Er liggen vier kaarten op tafel, waarover iemand het volgende beweert: ‘Als er op de ene kant van de kaart een klinker staat, dan staat op de andere kant van de kaart een even getal.’
Welk(e) kaart(en) moet je noodzakelijk omdraaien om te weten of die stelling klopt?



A D 4 7

Kaart(en):
Wanneer twee premissen elkaar tegenspreken, is er sprake van een contradictie. Stel dat iemand zegt: 'Het regent hier buiten en het regent hier niet buiten.' Het is niet mogelijk dat beide zinnen waar zijn op hetzelfde moment. Als er dus twee premissen zijn die elkaar tegenspreken, dan is het geen geldige deductie. De regel bij een deductie is dat als de premissen waar zijn, de conclusie die eruit volgt ook waar is. Maar bij een contradictie kan het niet dat beide premissen waar zijn. Daaruit volgt dat er geen sprake kan zijn van een geldige deductie.
Zeker uitspraken die ‘alle’ of ‘enkel’ bevatten zijn gevoelig voor contradictie. Als de uitspraak ‘alle huizen zijn wit’ waar is, dan kan geen enkele andere uitspraak waar zijn die stelt dat huizen een andere kleur hebben dan wit. Als de uitspraak ‘enkel schilders hebben verf nodig’ waar is, kan geen enkele andere uitspraak waar zijn die stelt dat iets of iemand anders ook verf nodig heeft. Als dat toch gebeurt, zit er een contradictie in.
g Vul de premisse aan om tot een contradictie te komen.
1→ Premisse 1 - Alle leerlingen zijn groot.
Premisse 2 - Alle leerlingen zijn .
2→ Premisse 1 - Alle auto’s zijn zwart.
Premisse 2 - Alle auto’s zijn .
3→ Premisse 1 - Enkel boeken zijn gemaakt van papier.
Premisse 2 - Enkel zijn gemaakt van papier.

3 KENNIS
Wat is de oorsprong van kennis?
Het nadeel aan een deductie is dat er vooraf al kennis moet zijn. Met die kennis is het dan mogelijk om door gebruik van rede tot conclusies te komen. Maar wat als er geen kennis voorhanden is? Hoe kun je dan tot premissen komen? Veel van je dagelijkse beslissingen berusten op kennis, maar vanwaar komt die kennis dan?
Tabula rasa
a Je herinnert je vast niets meer van je tijd als baby. Maar denk je dat je met enige kennis op de wereld bent gekomen? Wat denk je dat je al wist toen je net geboren was? Vul in op het bord.
b Zoek op wat tabula rasa betekent.

Filosofen hebben lang nagedacht over de vraag: hoe komen we aan kennis? Twee belangrijke stromingen in de filosofie geven hier verschillende antwoorden op: rationalisme en empirisme
Rationalisme
Het rationalisme stelt dat ware kennis voortkomt uit het verstand. Volgens rationalisten, zoals René Descartes, kun je door logisch na te denken en te redeneren tot zekere kennis komen, zonder dat je de zintuigen nodig hebt. Rationalisten geloven dat sommige ideeën aangeboren zijn en dat wiskunde en logica de zuiverste vormen van kennis zijn.
Empirisme
Het empirisme stelt dat alle kennis voortkomt uit ervaring en waarneming. Volgens empiristen wordt de geest bij de geboorte vergeleken met een leeg blad. Kennis wordt opgebouwd door wat je ziet, hoort, voelt, ruikt en proeft. Empiristen vertrouwen op experimenten en observaties en geloven dat kennis nooit volledig zeker is, omdat onze waarnemingen misleid kunnen worden.
c Lees de onderstaande uitspraken en duid aan of ze passen bij een rationalistische of empiristische denkwijze.
RationalismeEmpirisme
‘Kennis begint met ervaring. Zonder ervaring zouden we niets weten.’
‘Wiskunde is een zekere vorm van kennis, omdat het puur gebaseerd is op logische redenering.’
‘Een pasgeboren baby weet nog niets. Alles wat we weten, leren we door ervaring.’
‘Ik kan me vergissen in wat ik zie, maar logisch nadenken leidt tot absolute zekerheid.’
‘We weten instinctief dat 1 + 1 gelijk is aan 2 zonder dat we dat ooit hebben moeten leren.’
‘Wetenschappelijke kennis moet gebaseerd zijn op experimenten en observaties.’
‘Zelfs als mijn zintuigen me bedriegen, kan ik er zeker van zijn dat ik denk en dus besta.’
‘We kunnen geen kennis hebben over iets wat we niet eerst ervaren hebben.’

VIP
John Locke (1632-1704) was een Britse filosoof. Hij volgde eerst een medische opleiding en werd arts in Oxford. Daarna schreef hij het invloedrijke werk: An Essay Concerning Human Understanding. Het werk is een grote verdediging van het moderne empirisme en het bepalen van de grenzen van het menselijk begrip.
Later nam Locke een politieke functie op en schakelde hij ook over naar politieke filosofie. Lockes Two Treatises on Government uit 1690 bood een theorie die het legitimeerde om een koning af te zetten wanneer die gevaarlijk werd voor de burgers in zijn staatsgebied.
John Locke is een van de belangrijkste filosofen van het empirisme. Volgens Locke wordt iedereen geboren met een tabula rasa, een schone lei. Die lei is leeg bij de geboorte en doorheen je leven vul je die met kennis die je opdoet via je zintuiglijke waarneming. Zonder waarneming blijft de lei leeg, want volgens Locke is er zonder waarneming geen kennisvergaring mogelijk.
Met die visie stond Locke lijnrecht tegenover rationalisten zoals Descartes en Plato. Rationalisme gaat ervan uit dat de rede de enige betrouwbare bron van kennis is en beschouwt de zintuigen als onbetrouwbaar. Locke erkende dat de zintuigen niet perfect zijn en dat zintuiglijke kennis niet altijd honderd procent zeker is. Waarneming gebeurt immers altijd door een persoon en is daarom beïnvloed door interpretatie en oordeel.
Toch benadrukt Locke dat zintuiglijke waarneming onmisbaar is. Het is volgens hem de belangrijkste vorm van kennis, zowel voor het dagelijkse leven als voor de vooruitgang van de wetenschappen.
Zonder wat je ziet, hoort, ruikt, proeft of voelt, zou er geen basis zijn om over de wereld na te denken en kennis op te bouwen.
Iedereen start met een tabula rasa.

d Ben jij het eens met de stelling dat iedereen met een tabula rasa geboren wordt?
e Is het mogelijk volgens jou om kennis te verkrijgen zonder enige vorm van waarneming?
2 Wat is een object?
a Locke stelt dat zintuiglijke kennis de belangrijkste vorm van kennis is, maar dat er ook altijd een oordeel mee gepaard gaat. Beschrijf hieronder een pannenkoek zo ruim mogelijk. Denk ook aan geur, smaak, textuur enzovoort.

b Vergelijk je antwoorden met die van je buurman. Welke dingen komen overeen en welke niet?
c Kies in groep een van de onderstaande objecten. Zoek in vijf minuten zoveel mogelijk kwaliteiten van het object op. Dat zijn eigenschappen die het object beschrijven.
appel – stoel – baksteen – papier – deur – bank
d Bespreek klassikaal de kwaliteiten die jullie noteerden bij het gekozen object. Ben je het eens met de kwaliteiten die de andere leerlingen toeschrijven aan hun object?
Primaire en secundaire eigenschappen 2.9
John Locke maakte een belangrijk onderscheid tussen primaire en secundaire kwaliteiten van objecten. Dat onderscheid helpt te begrijpen waarom mensen soms verschillend waarnemen en interpreteren wat ze zien, horen of voelen.
Primaire kwaliteiten
Primaire kwaliteiten zijn eigenschappen die volgens Locke echt bestaan ongeacht wie ernaar kijkt. Ze zijn objectief en maken deel uit van het object zelf. Voorbeelden van primaire kwaliteiten zijn:
—stevigheid —dichtheid —gewicht —massa —hoogte —breedte diepte —vorm
Omdat die kwaliteiten inherent zijn aan het object, kunnen mensen er volgens Locke niet over van mening verschillen.
Secundaire kwaliteiten
Secundaire kwaliteiten daarentegen bestaan niet in het object zelf, maar worden in je hersenen gevormd op basis van de interactie tussen het object en je zintuigen. Voorbeelden van secundaire kwaliteiten zijn: —kleur —smaak textuur —geur —geluid
Die kwaliteiten zijn subjectief, omdat ze afhankelijk zijn van de waarnemer en hoe diens zintuigen werken. Dat betekent dat verschillende mensen dezelfde secundaire kwaliteit anders kunnen waarnemen. Bijvoorbeeld: wat voor de ene persoon heel zoet smaakt, kan voor een ander minder zoet smaken.
Locke gebruikte dat onderscheid om te verklaren waarom er soms onenigheid is over wat we waarnemen. Onenigheid ontstaat vaak bij secundaire kwaliteiten, omdat die door onze zintuigen worden gecreëerd en niet direct in de objectieve werkelijkheid bestaan. Over primaire kwaliteiten zou er daarentegen geen discussie moeten zijn, omdat die eigenschappen onafhankelijk zijn van onze waarneming en altijd hetzelfde blijven.
Primaire kwaliteiten zijn ‘echt’. Secundaire kwaliteiten niet.


e Kijk terug naar het object dat je koos in oefening c.
1→ Welk object was dat?
2→ Sorteer in de tabel de kwaliteiten die je vond. Wat zijn primaire en secundaire kwaliteiten? Vul eventueel aan als je er nog meer vindt.
Primaire kwaliteiten
Secundaire kwaliteiten
f Heeft Locke volgens jou gelijk? Kan er geen onenigheid zijn over primaire kwaliteiten?
g Beeld je een citroen in. Neem nu alle secundaire kwaliteiten weg: geen kleur, smaak, textuur of geur. Zo hou je enkel de primaire kwaliteiten over. Kun je je zo een citroen inbeelden zonder secundaire kwaliteiten? Hoe ziet die eruit?

VIP
George Berkeley (1734-1753), was een Ierse filosoof. Hij werd ook wel Bisschop Berkeley genoemd. Zijn filosofische bekendheid heeft hij voornamelijk te danken aan zijn theorie van het immaterialisme, het tegenovergestelde van het materialisme. Berkeley was ook een religieus persoon en gaf God een belangrijke plaats in zijn filosofie.

De rol van God in de filosofie van Berkeley Berkeley voegde een spirituele dimensie toe aan zijn filosofie. Hij stelde dat de wereld blijft bestaan dankzij God, die alles voortdurend waarneemt. Zonder een oneindige waarnemer zou de werkelijkheid ophouden te bestaan zodra er niemand is om haar waar te nemen. Berkeley vergelijkt de wereld met een film waarin wij meespelen, terwijl Gods geest dient als de projector. Dankzij God blijft de wereld buiten onze eigen waarneming bestaan. Het
George Berkeley bouwde voort op de ideeën van John Locke over primaire en secundaire kwaliteiten, maar ging een stap verder en nam een totaal andere wending. Volgens Locke bestaan primaire kwaliteiten onafhankelijk van de waarnemer, maar Berkeley betwistte dat.
Berkeley stelde dat primaire en secundaire kwaliteiten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Als je bijvoorbeeld naar een appel kijkt, zie je niet alleen de vorm, maar ook de kleur en textuur. Het is onmogelijk om de primaire kwaliteiten, zoals vorm of grootte, waar te nemen zonder tegelijk de secundaire kwaliteiten, zoals kleur of textuur, te ervaren. Je kunt je geen appel voorstellen die kleurloos is of geen textuur heeft.
Hieruit concludeerde Berkeley dat als secundaire kwaliteiten niet 'echt' bestaan, dat ook voor de primaire kwaliteiten geldt. Omdat ze zo nauw verbonden zijn, kunnen ook primaire kwaliteiten niet los van waarneming bestaan. Berkeley trok daaruit de radicale conclusie dat materie niet echt bestaat. Wat wij als de werkelijkheid ervaren, bestaat uitsluitend in onze waarnemingen. Zijn visie wordt in de filosofie subjectief idealisme genoemd: de werkelijkheid bestaat uit de waarnemingen in onze geest en niet uit een objectieve, materiële wereld. Volgens Berkeley geldt: zijn is waarnemen of waargenomen worden.

Primaire kwaliteiten bestaan ook niet ‘echt’.

h Vul de tabel aan met echt en niet echt.
John Locke
George Berkeley
Primaire kwaliteiten
Secundaire kwaliteiten
i ‘Zijn’ is waarnemen of waargenomen worden. Maar besta je nog als je slaapt? Wat zou Berkeley antwoorden?
j Wat vind jij van de filosofie van Berkeley? Bestaat de wereld enkel in je geest?
3 De toekomst voorspellen
a Wat zou jij antwoorden op de onderstaande vragen?
1→ Je hoort dat er morgen een nieuwe Marvel-film uitkomt. Wil jij die zien? ja nee
2→ Je krijgt hoofdpijn. Neem je iets zodat de hoofdpijn weggaat? ja nee
3→ Je beste vriend(in) is jarig. Weet je welk cadeau je kunt geven? ja nee

4→ Je hoort dat er vandaag geen school is. Weet je een leuke manier om je dag in te vullen? ja nee
b Waarom heb je die antwoorden gekozen? Waarop baseer je je?
Het verleden wordt gebruikt als een indicator voor wat er in de toekomst zal gebeuren. Je verwacht dat de situatie in de toekomst dezelfde is als in het verleden. Hoe vaker je iets in het verleden meemaakte, des te zekerder je ervan zult zijn dat het in de toekomst weer gebeurt. Kennis voorspellen 2.11
Inductie is een vorm van redeneren die iedereen in het dagelijks leven gebruikt. Het stuurt veel beslissingen die je neemt. Bij inductie maak je gebruik van waarnemingen uit het verleden en heden om voorspellingen te maken over de toekomst.
Bijvoorbeeld:
Verleden - De vorige keer toen iemand te laat was, werd de leraar boos. Heden - Ik ben te laat.
Conclusie over de toekomst - De leraar zal boos op me zijn.

c Welke conclusies kun je trekken uit de onderstaande stellingen via inductie?
1→ Stelling: vorige zomer zaten er weeral eenden in onze vijver.
Inductie:
2→ Stelling: telkens als de laatste bel op school ging, mochten de leerlingen naar huis.
Inductie:
3→ Stelling: toen ik vroeger hoofdpijn had, hielp medicatie.
Inductie:
4→ Stelling: het eerste seizoen van de Netflixserie Casa de Papel was enorm spannend.
Inductie:
5→ Stelling: vorig jaar studeerde ik hard en had ik goede punten op school.
Inductie:
6→ Stelling: als ik bepaalde snaren op mijn gitaar indruk, vorm ik een akkoord.
Inductie:

VIP
David Hume (1646-1716) was een Schotse filosoof. Hij schreef al op jonge leeftijd zijn omvangrijke werk Traktaat over de menselijke natuur. Dat is vooral te danken aan zijn studies. Hume begon al aan een universitaire opleiding toen hij nog maar 10 jaar oud was. Ook voor zijn tijd was dat uitzonderlijk. Hume beargumenteerde dat het de passies van de mens zijn die het gedrag sturen en niet zozeer de rede. Daarmee ging hij tegen het rationalisme in. Ook religie stond in het vizier van Hume, waardoor hij in zijn tijd als controversieel werd beschouwd.
David Hume stelde dat er geen rechtvaardiging is voor inductie. De rede noch de zintuigen zijn in staat om zekere kennis te geven over de toekomst. Het is op basis van waarneming nooit mogelijk om uit te sluiten dat de toekomst geen compleet ander resultaat geeft dan het verleden. Je kunt onmogelijk zeker weten dat je straks niet door de grond zakt, ook al is dat in het verleden nooit gebeurd. Het is niet uit te sluiten volgens Hume. Inductie biedt geen zekerheid. De mogelijkheid is er altijd dat de toekomst anders uitdraait dan verwacht. Het is dus eigen aan inductie dat het gaat over waarschijnlijkheden en geen zekerheden.
De reden dat je toch overtuigd bent dat je straks niet door de grond zakt is omdat je een natuurlijk geloof hebt (natural belief). Het is geen kennis omdat het niet gefundeerd is, maar het is een geloof gebaseerd op een voorspelling die een hoge waarschijnlijkheid heeft. Dankzij natuurlijke geloven is het mogelijk om nog steeds je leven te leiden zonder de constante vrees om door de grond te zakken.
Het kan altijd zijn dat je straks door de grond zakt.

d Hoeveel keer zou je een pen in de lucht moeten gooien om er honderd procent zeker van te zijn dat de pen altijd weer neervalt?
e Hoe verklaart Hume dat je overtuigd bent dat je straks op weg naar huis niet ineens begint te vliegen?
f Geef twee voorbeelden waar je handelt op basis van een natuurlijke geloof.
©VANIN
g Welke voorbeelden kun je bedenken waarbij eerdere ervaringen geen goede indicator zijn voor de toekomst?
Good to know
David Hume
David Hume zei dat het altijd mogelijk is dat een resultaat in de toekomst anders uitdraait dan verwacht. Die regel wordt door wetenschappers sterk ter harte genomen. Een wetenschapper zal om die reden nooit over honderd procent zekerheid spreken. Door een experiment telkens te herhalen zal de zekerheid steeds dichter bij de honderd procent aansluiten, maar die nooit bereiken.

4 ECHT WETEN
Is de waarheid altijd waar?
Als je de waarheid spreekt, dan lieg je niet. Liegen is immers opzettelijk iets zeggen dat niet waar is. Maar is het ook mogelijk dat je per ongeluk de waarheid spreekt? Of dat je per ongeluk liegt? Kennis en waarheid worden altijd met elkaar verbonden en volgens sommige filosofen kan er geen waarheid zijn zonder kennis. Is dat zo?
1 De waarheid is niet correct.
a Je hebt al veel kennis opgedaan tijdens je leven. Geef een voorbeeld van wat jij weet omdat je er kennis van hebt.
b Is wat je weet ook correct als je er kennis van hebt?
c Kun je per ongeluk de waarheid spreken?
Beweringen 2.13
Filosofen verschillen vaak van mening. Maar om goede discussies te voeren, is het belangrijk dat ze elkaar begrijpen. De epistemologie, of kennisleer, helpt daarbij door enkele kernbegrippen duidelijk te definiëren. Toch blijven filosofen zelfs over die definities discussiëren.
Een van die kernbegrippen is een bewering. Een bewering is een uitspraak die een waarheidsgehalte heeft. Dat betekent dat de uitspraak waar, vals of onbepaald kan zijn.
Waarheidsgehalte van beweringen
Alle verklarende zinnen hebben een waarheidsgehalte. Uitspraken over het verleden of het heden zijn óf waar óf vals. Bijvoorbeeld: 'Het regende gisteren' kan gecontroleerd worden en is ofwel waar ofwel onwaar.
Uitspraken over de toekomst hebben een onbepaald waarheidsgehalte. Je kunt immers nog niet weten of ze waar of vals zullen blijken. Een uitspraak als 'Het zal morgen regenen' is pas controleerbaar als de toekomst werkelijkheid wordt.
Vragen en waarheidsgehalte
Niet alle zinnen hebben een waarheidsgehalte. Vragen zijn bijvoorbeeld geen beweringen, omdat ze niets verklaren. Een vraag als 'Regent het morgen?' kan niet als waar of vals worden beoordeeld. Hetzelfde geldt voor bevelen of uitroepen: ze verklaren niets en hebben daarom geen waarheidsgehalte.

d Noteer over de onderstaande thema’s een bewering met een waarheidsgehalte waar, vals of onbepaald. Je mag een thema meerdere keren gebruiken.
geluk – vriendschap – liefde – geld – wetenschap – school – dieren – televisie
Proposities
Het is belangrijk om te weten of iemand weet waarover hij praat of dat hij slechts gelooft dat hij de waarheid spreekt. Een propositie is de inhoud van een bewering, dat is de onderliggende betekenis van wat je zegt. Zo kun je iets in verschillende talen verklaren, waarbij de vorm dus verandert, maar de inhoud of propositie hetzelfde blijft.
Een propositie is waar als wat je zegt overeenkomt met de realiteit. De uitspraak ‘Dat is een handboek filosofie’ is een ware propositie als dat inderdaad een handboek filosofie is.

De attitude van een propositie is ook belangrijk, dat noemt men een propositionele attitude. Het is de manier waarop je iets vertelt. Er zijn situaties waarin je niet de waarheid vertelt, maar opzettelijk iets onwaars zegt.
Denk bijvoorbeeld aan sarcasme. Door de manier waarop je iets zegt, is duidelijk dat wat je zegt niet de waarheid is. Dat noemt men de propositionele attitude van ongeloof. Je zegt iets waarvan je weet dat het niet de waarheid is.
Als je wel gelooft dat wat je zegt de waarheid is, dan is het een propositionele attitude van geloof
e Kruis bij de onderstaande propositionele attitudes de juiste kolom aan: ongeloof of geloof?
Attitude van ongeloof Attitude van geloof sarcasme liegen weten misleiden bewijzen
kennis overdragen
2.14

Als je de propositionele attitude van geloof aanneemt, dan betekent dat dat je gelooft dat wat je zegt ook effectief waar is. Ook al komt wat je zegt niet overeen met de realiteit en ben je stiekem een robot, dan nog kan het zijn dat jij gelooft dat jij een mens bent en dat wat je zegt de waarheid is. Dat is de definitie van geloven in een epistemologische betekenis.
Het betekent dat je valse geloven kunt hebben. Dan geloof je iets waarvan jij overtuigd bent dat het waar is, ook al is het niet waar in de realiteit. Dat komt vaak voor bij mensen en zoals je gezien hebt, kan het soms moeilijk zijn om van een vals geloof af te stappen.
f Had jij wel eens een vals geloof tijdens je leven? Welk? Hoe ontdekte je dat het een vals geloof was?
g Zoek een complottheorie op waarbij mensen overtuigd zijn van valse geloven.
Het onderdeel gerechtvaardigd vraagt om bewijs of ondersteuning die aantoont dat je geloof overeenkomt met de realiteit. In een deductieve redenering wordt bijvoorbeeld de conclusie ondersteund door de premissen. Die premissen zorgen ervoor dat de conclusie gerechtvaardigd is. Zonder bewijs of logische ondersteuning kun je iets misschien geloven, maar is het geen echte kennis. Gerechtvaardigd waar geloof

In de filosofie betekent iets echt weten meer dan alleen iets geloven. Filosofen spreken van een gerechtvaardigd waar geloof. Dat concept bestaat uit drie onderdelen:
1 Geloof: je moet geloven in wat je zegt.
2 Waar: wat je gelooft, moet overeenkomen met de realiteit.
3 Gerechtvaardigd: er moet bewijs of ondersteuning zijn voor je geloof.
Als aan al die voorwaarden wordt voldaan, noemen filosofen het echte kennis: een gerechtvaardigd waar geloof.
Een voorbeeld van gerechtvaardigd waar geloof:
Stel je de uitspraak voor: 'Ik ben een mens.' Die uitspraak is een gerechtvaardigd waar geloof als:
1 Geloof: jij gelooft dat je een mens bent.
2 Waar: jij bent in de realiteit ook daadwerkelijk een mens.
3 Gerechtvaardigd: jij hebt bewijs of ondersteuning dat je een mens bent.
Wat maakt iets gerechtvaardigd?
h
Bedenk een gerechtvaardigd waar geloof en gebruik de onderstaande checklist.
Geloof jij het?
Komt het overeen met de werkelijkheid? Is er bewijs of ondersteuning voor?
Gerechtvaardigd waar geloof:
i Verbind wat samen hoort.
Een waarheidsgehalte is ...
de inhoud van een bewering, de onderliggende betekenis van wat je zegt.
Bij een vals geloof ... noem je de propositionele attitude van ongeloof.
Een bewering is ... de manier waarop je iets vertelt.
Een propositie is waar ... een staat van waar, vals of onbepaald.
Als je iets zegt waarvan je weet dat iets niet waar is ...
Als je wel gelooft dat wat je zegt de waarheid is ...
dan is het een propositionele attitude van geloof.
ben je overtuigd dat iets waar is, ook al is het niet waar in de realiteit.
Een propositionele attitude is ... als die overeenstemt met de realiteit.
Een propositie is ... een uitspraak die een waarheidsgehalte heeft.
Een getuigenis
Een getuigenis betekent dat je het woord van een ander vertrouwt. Het is veruit de meest gebruikte manier om kennis te rechtvaardigen. Denk aan de lessen op school. Daar vertrouw je erop dat wat de leerkracht je vertelt waar is. Of denk aan het nieuws, waar je ervan uitgaat dat wat er gezegd wordt overeenkomt met de realiteit. Ook al is het de meest gebruikte manier om kennis over te dragen, toch biedt een getuigenis geen zekerheid. De context is daarom erg belangrijk bij een getuigenis.
j Welke getuigenis vind jij betrouwbaar?
1 Wat de leerkracht tijdens de les zegt.
2 Wat je leest op een gereputeerde nieuwssite.
BetrouwbaarOnbetrouwbaar
BetrouwbaarOnbetrouwbaar
3 Wat iemand zonder enige achtergrond in het vakgebied vertelt op sociale media.
4 Wat er op Wikipedia staat.
5 Wat er in je schoolboeken staat.
6 Wat een wetenschappelijke expert zegt over iets wat tot zijn vakgebied behoort.
7 Wat een politicus zegt over de samenleving.
8 Wat een website zegt zonder enige bronvermelding.
9 Wat je vrienden je vertellen.
10 Wat je leest in roddelmagazines.
Good to know
Edmund Gettier
Edmund Gettier is het er niet mee eens dat een gerechtvaardigd waar geloof ook effectief echte kennis is. Je kunt een vals geloof hebben, maar je kunt geen valse kennis hebben. Als achteraf blijkt dat de kennis die je had onwaar was, dan had je eigenlijk geen kennis, je geloofde enkel dat je kennis had. Het kan ook zijn dat je gelooft dat iets waar is, wat ook effectief waar is zonder dat je er bewijs voor hebt. Je hebt dan per ongeluk gelijk. Ook dat is geen kennis volgens Gettier. Hij bedacht de Gettier-casussen. Dat zijn situaties waarin iemand een gerechtvaardigd waar geloof heeft, maar toch geen kennis.
2 Gettier-casussen
a Lees de originele Gettier-casus en beantwoord de vragen.
Smith en Jones hebben gesolliciteerd voor dezelfde job. De baas van het bedrijf heeft gezegd tegen Smith dat Jones de baan krijgt. Dat geldt als bewijs, want de baas lijkt een betrouwbare getuigenis te geven. Ondertussen telt Smith hoeveel munten Jones op zak heeft. Dat zijn er tien. Smith vormt zo het geloof dat de persoon die de job krijgt, tien munten op zak heeft. Nu blijkt dat de getuigenis van de baas incorrect was en het is Smith, niet Jones die de baan krijgt. Zonder dat hij het wist, blijkt ook Smith zelf tien munten op zak te hebben. Het geloof van Smith dat de persoon die tien munten op zak heeft de job krijgt, is gerechtvaardigd doordat die persoon inderdaad tien munten op zak heeft en het blijkt ook waar te zijn. Maar geen enkel van die dingen wijzen erop dat Smith, en niet Jones het juiste antwoord was. De getuigenis van de baas was verkeerd en Smith had toevallig ook tien munten op zak.
1→ Heeft Smith hier per ongeluk een gerechtvaardigd waar geloof?
2→ Komt een gerechtvaardigd waar geloof dan niet noodzakelijk overeen met iets weten?
b Bedenk in groep een Gettier-casus: een situatie waarin iemand wel een gerechtvaardigd waar geloof heeft, maar toch geen kennis.
©VANIN

5 LOGICA
Is filosofie logisch?
De filosofie beschikt niet alleen over een uitgebreid vakjargon, ze heeft zelfs een volledig eigen taal ontwikkeld: logica. Met logica vorm je redeneringen volgens strikte regels om tot geldige conclusies te komen. Logica stelt je in staat om premissen en conclusies in formulevorm weer te geven. Daarom is het een handige tool om na te denken over de geldigheid van argumenten.
Wil je hier graag meer over te weten komen? Op iDiddit vind je 5 Logica: Is filosofie logisch? dat je als uitbreiding kunt maken.
EUREKA!
“Wanneer spreek je de waarheid?”
Forum
Lees het artikel op iDiddit. Bereid argumenten voor op een discussie over dit artikel.
Discussievragen
1 Hebben influencers een voorbeeldrol en moeten ze daarom aan bepaalde standaarden worden gehouden?
2 Mogen influencers hun sociale media gebruiken om dingen proberen te verkopen aan jongeren?
3 Zorgen influencers ervoor dat jongeren een vertekend wereldbeeld hebben?
4 Doen minderjarige influencers eigenlijk aan kinderarbeid en zou het daarom onder strengere regels moeten vallen?
Argumenten
Maak gebruik van sterke argumenten en gebruik geen drogredenen. Maak ook gebruik van deductie/ inductie in je argumenten. Tijdens de discussie wordt er weer gewerkt met een buitenkring en binnenkring waarbij de buitenkring erop let of er drogredenen gebruikt worden.
Test jezelf
Ga naar om de vragen te beantwoorden.
1 Hoe kun je de grot van Plato toepassen op sociale media?
2 Hoe is een redenering opgebouwd en welke soorten zijn er?
3 Wat betekent deductieve geldigheid?
4 Wanneer spreek je van een gezonde redenering?
5 Waarom behoort John Locke tot het empirisme en niet tot het rationalisme?
6 Hoe verklaart John Locke dat de zintuigen zich toch wel eens kunnen vergissen?
7 Wat is subjectief idealisme?
8 Kom je met inductie tot zekerheid volgens David Hume? Waarom wel/niet?
9 Waarom twijfelen we toch niet of we dadelijk door de grond zouden zakken volgens Hume?
10 Wat is een bewering?
11 Wat betekent het als iets een gerechtvaardigd waar geloof is?
Cliffhanger
Wat het betekent om iets te weten is nu wat duidelijker, maar is dit ook toepasbaar op mensen? Weet jij wat een persoon is?
SYNTHESE
Bubbels en cognitieve dissonantie
In het informatietijdperk is kennis makkelijk toegankelijk, maar niet altijd betrouwbaar. Sociale media werken met algoritmes die informatie tonen die je overtuigingen bevestigt. Zo ontstaan informatiebubbels: je krijgt enkel ideeën te zien die overeenkomen met je eigen mening.
Wanneer mensen dan toch geconfronteerd worden met tegenstrijdige informatie, ontstaat cognitieve dissonantie: een ongemakkelijk gevoel door het botsen van ideeën. Veel mensen proberen dat te vermijden door nieuwe informatie te negeren. Filosofie daagt je uit om die spanning te verdragen en kritisch te blijven denken, ook over je eigen overtuigingen.
Plato en de schaduwwereld
Plato gebruikte de allegorie van de grot om duidelijk te maken dat de zaken die je waarneemt slechts schaduwen zijn van een diepere, ware werkelijkheid: de ideeënwereld. Alle zaken die je ziet (zoals stoelen of bomen) zijn onvolmaakte kopieën van perfecte, onveranderlijke ideeën. Die ideeën bestaan in een andere, abstracte wereld. Plato wil met zijn allegorie duidelijk maken dat mensen misschien nooit de echte werkelijkheid zien, maar slechts een afspiegeling daarvan.
Hij waarschuwt ook dat het pijnlijk is om die echte waarheid onder ogen te zien, zoals het pijn doet om uit het donker in fel licht te kijken. Het kan moeilijk en ongemakkelijk zijn om vastgeroeste overtuigingen los te laten en een bredere, diepere waarheid te accepteren. Maar pas als je uit je grot (je onwetendheid) stapt, kun je echte kennis verwerven. Filosofie is die reis naar buiten, naar het licht van de waarheid.
Met zijn allegorie van de grot laat Plato zien hoe makkelijk het is om vergissingen te maken over wat je denkt te weten. Misschien lijkt iets voor jou absoluut waar, maar blijkt het bij nader inzien slechts een schaduw van de echte waarheid te zijn. Door de geschiedenis heen zijn er talloze voorbeelden van theorieën die eerst onbetwist leken, maar later volledig werden weerlegd.
Redeneren en deductie
Een redenering bestaat uit premissen (vooronderstellingen) en een conclusie. Als de conclusie logisch volgt uit de premissen, spreek je van een deductie of deductieve redenering. Als de premissen waar zijn, moet de conclusie dat ook zijn. Stel dat je toch tot een conclusie komt die niet waar kan zijn, dan betekent dit dat er een onware premisse is gebruikt.
Een deductieve geldigheid hangt niet af van de feitelijke waarheid. Een deductie is geldig als de conclusie logisch volgt uit de premissen, zelfs als die premissen in werkelijkheid onwaar zijn. Als een deductie geldig is én de premissen zijn waar, dan is het ook een gezonde redenering.
Contradicties
Een contradictie ontstaat wanneer twee uitspraken elkaar tegenspreken, bijvoorbeeld: 'Het regent' én 'Het regent niet'. In een geldige redenering mogen de premissen elkaar niet tegenspreken. Zeker uitspraken met 'alle' of 'enkel' zijn gevoelig voor contradicties en moeten zorgvuldig worden geformuleerd. Als de uitspraak 'Alle huizen zijn wit' waar is, dan kan geen enkele andere uitspraak waar zijn die stelt dat huizen een andere kleur hebben dan wit. Als dat toch gebeurt, zit er een contradictie in de uitspraak.
Rationalisme en empirisme
De filosofie kent twee grote stromingen over hoe we aan kennis komen:
Rationalisme: stelt dat ware kennis voortkomt uit de rede. Denken, logica en wiskunde zijn de betrouwbaarste vormen van kennis (bv. Descartes).
Empirisme: stelt dat kennis voortkomt uit de zintuiglijke ervaring. We worden geboren als een tabula rasa (onbeschreven blad), en bouwen kennis op via waarneming (bv. Locke).
John Locke: waarneming en tabula rasa
John Locke is een centrale figuur binnen het empirisme. Volgens Locke wordt iedereen geboren met een tabula rasa, een schone lei. Die lei is leeg bij de geboorte en doorheen je leven vul je die met kennis die je opdoet via je zintuiglijke waarneming. Zonder waarneming blijft de lei leeg, want volgens Locke is er zonder waarneming geen kennisvergaring mogelijk.
Locke erkende dat zintuigen soms misleidend zijn, maar zonder waarneming zou kennis onmogelijk zijn. Het is volgens hem de belangrijkste vorm van kennis, zowel voor het dagelijkse leven als voor de vooruitgang van de wetenschappen. Onze zintuiglijke ervaring vormt de basis van ons denken.
Primaire en secundaire kwaliteiten (Locke)
Locke maakte een onderscheid tussen:
Primaire kwaliteiten: objectieve eigenschappen zoals vorm, gewicht en grootte. Ze bestaan onafhankelijk van de waarnemer.
Secundaire kwaliteiten: subjectieve eigenschappen zoals kleur, smaak en geluid. Ze bestaan niet in het object zelf, maar ontstaan in de waarneming van de persoon.
Dat onderscheid verklaart waarom mensen dingen verschillend kunnen waarnemen.
Subjectief idealisme van Berkeley
Berkeley ging een stap verder dan Locke. Hij stelde dat ook primaire kwaliteiten afhankelijk zijn van waarneming. Je kunt je bijvoorbeeld geen appel voorstellen zonder kleur of textuur. Daarom concludeerde hij: alles wat bestaat, bestaat enkel in de waarneming. Materie bestaat niet objectief, alleen als iets wordt waargenomen.
Berkeley voegde een spirituele dimensie toe aan zijn filosofie. Volgens Berkeley blijft de wereld bestaan omdat God alles voortdurend waarneemt. 'Zijn is waargenomen worden' is zijn centrale idee. Zonder waarneming - van mensen of God - zou de wereld ophouden te bestaan.
Inductie: voorspellen op basis van ervaring
Bij inductie gebruik je observaties uit het verleden en heden om iets over de toekomst te voorspellen. Bijvoorbeeld: 'De vorige keer dat ik te laat was, werd de leraar boos, dus nu zal hij weer boos zijn.' Inductie is gebaseerd op herhaling en verwachting, niet op zekerheid. Hoe vaker je iets in het verleden meemaakte, des te zekerder je ervan zult zijn dat het in de toekomst weer gebeurt.
David Hume: kritiek op inductie
Hume stelde dat inductie geen zekere kennis oplevert. Je kunt niet logisch bewijzen dat de toekomst zal lijken op het verleden. Je gelooft dat enkel omdat je eraan gewend bent. De mogelijkheid is er altijd dat de toekomst anders uitdraait dan verwacht. Het is dus eigen aan inductie dat het gaat over waarschijnlijkheden en geen zekerheden.
Toch leven mensen op basis van natuurlijke geloven (natural belief): spontane overtuigingen die het leven mogelijk maken, ook al zijn ze niet zeker. Dankzij natuurlijke geloven is het mogelijk om nog steeds je leven te leiden zonder de constante vrees om bijvoorbeeld door de grond te zakken.
Beweringen en waarheidsgehalte
Een bewering is een uitspraak die waar of onwaar kan zijn. Alleen verklarende zinnen hebben een waarheidsgehalte. Vragen, bevelen of uitroepen zijn geen beweringen, want ze verklaren niets.
Uitspraken over het verleden of heden zijn ofwel waar of onwaar.
Uitspraken over de toekomst hebben een onbepaald waarheidsgehalte, want je kunt hun waarheid nog niet controleren.
Proposities en propositionele attitudes
De propositie is de betekenis van een bewering, los van hoe ze geformuleerd is. Zo blijft de inhoud dezelfde, ongeacht de taal waarin ze gezegd wordt.
De propositionele attitude is de houding waarmee je een bewering uitspreekt:
Geloof: je denkt dat wat je zegt waar is.
Ongeloof: je weet dat het niet waar is (zoals bij sarcasme).
Geloven in waarheid
Je kunt iets geloven dat niet waar is. In de epistemologische betekenis betekent 'geloven' dat je denkt dat iets waar is, ongeacht of dat zo is. Mensen kunnen dus valse geloven hebben, waarbij ze overtuigd zijn van iets dat niet klopt met de werkelijkheid.
Gerechtvaardigd waar geloof
Volgens filosofen is kennis pas echt kennis als het een gerechtvaardigd waar geloof is. Dat betekent:
Geloof: je gelooft het.
Waar: het is waar in de realiteit.
Gerechtvaardigd: je hebt er bewijs of goede argumenten voor om het te rechtvaardigen.
Zonder rechtvaardiging kun je iets geloven, maar heb je nog geen kennis. Het onderdeel gerechtvaardigd vraagt om bewijs dat of ondersteuning die aantoont dat je geloof overeenkomt met de realiteit. In een deductieve redenering wordt bijvoorbeeld de conclusie ondersteund door de premissen. Die premissen zorgen ervoor dat de conclusie gerechtvaardigd is.
Getuigenis als bron van kennis
Bij een getuigenis neem je iets aan op basis van wat iemand anders zegt. Dat is een veelgebruikte manier om kennis te verkrijgen (zoals op school of via het nieuws). Toch geeft een getuigenis nooit volledige zekerheid - de context (wie zegt het, in welke situatie) is belangrijk om te bepalen hoe betrouwbaar het is.
Bordschema
Rebelleren tegen kennis
Deductie
Kennis opdoen
Inductie
Bewering
cognitieve dissonantie: ‘kennis’ niet aanvaarden
Plato’s grot sociale media en bubbels
redenering
Premissen leiden tot een conclusie. Als de premissen waar zijn, is de conclusie waar.
deductieve geldigheid
Hangt niet af van feitelijke waarheid. hypothetisch gezonde redenering
deductieve geldigheid + feitelijke waarheid contradictie
Twee premissen spreken elkaar tegen.
John Locke
Iedereen start met een tabula rasa (schone lei).
primaire kwaliteiten: echt secundaire kwaliteiten: niet echt
George Berkeley
primaire kwaliteiten: niet echt secundaire kwaliteiten: niet echt
Karl Popper pseudowetenschap verificatie
wetenschap falsificatie
redenering
gebruikmaken van het verleden om voorspellingen te maken over de toekomst
geen zekere kennis
David Hume
natuurlijk geloof: hoge waarschijnlijkheid
een uitspraak met een waarheidsgehalte
Propositie is de inhoud van een bewering.
Waar als propositie overeenkomt met de realiteit. propositionele attitude van geloof propositionele attitude van ongeloof vals geloof
Je gelooft dat wat je zegt waar is, ook al is het niet zo.
gerechtvaardigd waar geloof
geloven in wat je zegt overeenkomen met de realiteit ondersteund door bewijs getuigenis
vertrouwen wat iemand zegt
HOOFDSTUK
IDENTITEIT EN BEWUSTZIJN 3
DENTITEIT EN BEWUSTZIJN I
©VANIN
WAAROVER GAAT DIT HOOFDSTUK?
Wie ben jij? Als je antwoordt met je naam, zegt dat eigenlijk heel weinig over je. Je identiteitskaart onthult al iets meer, maar vertelt nog steeds niet wie jij echt bent. Iemand met dezelfde naam, leeftijd en geslacht als jij is immers niet dezelfde persoon. Maar wat maakt jou dan uniek? Is er een essentie die bepaalt dat jij 'jij' bent? Heeft het te maken met je geheugen, je bewustzijn, of iets anders dat jou onvervangbaar maakt?
In dit hoofdstuk duik je in de filosofie van identiteit en de vrijheid van identiteit. Je onderzoekt verschillende theorieën die proberen te verklaren wat identiteit is en hoe ze zich vormt. Aan de hand van vragen en voorbeelden ontdek je dat identiteit een complex en veelzijdig begrip is. Bijvoorbeeld: wanneer is een stoel een stoel? En zijn stoelen onderling inwisselbaar zonder dat hun identiteit verandert?
Naast persoonlijke identiteit bekijk je ook hoe vrijheid van identiteit functioneert in de samenleving. In een wereld waar talloze mensen met verschillende identiteiten samenleven, ontstaan er soms conflicten. Denk aan vooroordelen die niet altijd op waarheid berusten of aan situaties waarin mensen worden uitgesloten. Filosofische vragen zoals 'Is iedereen gelijk?' en 'Moet iedereen gelijk behandeld worden?' staan centraal in die discussies.
WAT LEER IK IN DIT HOOFDSTUK?
Vink aan wat je in de loop van dit hoofdstuk hebt geleerd.
Ik gebruik het schip van Theseus om na te denken over identiteit
Ik leg de filosofie van Leibniz uit over identiteit
Ik onderscheid essentiële eigenschappen en toevallige eigenschappen van elkaar.
Ik beschrijf de continuïteitstheorie, de theorie van vervangbaarheid, de lichaamstheorie, bewustzijnstheorie en geheugentheorie.
Ik leg uit wat een persoon is aan de hand van genetische eigenschappen, criteria van Warren, sociale criteria, criteria van Singer en persoonheid als recht.
Ik reflecteer over de problematiek rond genderidentiteit, seksuele identiteit, discriminatie en racisme.
BEGRIPPEN
identiteit – essentie – monaden – essentiële eigenschappen – toevallige eigenschappen –vervangbaarheid – vooroordeel – patriarchaat – sekse en gender – discriminatie en racisme
BREINBREKER
In dit hoofdstuk zoek je een antwoord op deze breinbreker:
“Wat betekent het om iemand te zijn en te mogen zijn?”
FORUM
2 BEWUSTZIJN
Ben jij jezelf wel?
1 IDENTITEIT
Wat maakt iets tot iets?
3 DE DEFINITIE VAN EEN PERSOON
Is een zombie een per soon?
4 IDENTITEITSROLLEN
Bepaalt je geslacht je leven?
1 IDENTITEIT
Wat maakt iets tot iets?
Wat is de reden dat iets iets blijft? Wanneer is iets, iets anders? Het lijken rare vragen, maar binnen de filosofie zijn ze erg belangrijk. De zoektocht naar wat iets ‘iets’ maakt is al millennia aan de gang. Het ziet er eenvoudig uit om gewoon de definities op te sommen om de identiteit van iets te weten te komen, maar al snel zal blijken dat het niet zo eenvoudig is.
Het zeilschip van de klas
a Beeld je in dat je met de klas een schip koopt. Verzin er samen een naam voor.
b Jullie vertrekken samen op wereldreis met het schip en houden onderweg algauw een eerste feestje. Door het enthousiasme van een paar leerlingen sneuvelen er enkele planken, een zeil en wat raampjes. Ze moeten vervangen worden. Het schip heeft nu een paar onderdelen die het niet had bij de start van de reis. Is het nog altijd jullie klasschip met de naam die jullie eraan gaven?
c Na verloop van tijd, en na veel feestjes, ongelukken en slijtage is elk onderdeel van het schip vervangen. Het heeft geen enkel origineel onderdeel meer. Is het nog altijd jullie klasschip met de naam die jullie eraan gaven? Waarom wel/niet? Schrijf enkele argumenten neer.
d Enkele leerlingen hebben buiten medeweten van de rest alle onderdelen die werden vervangen in een magazijn verzameld. Met die onderdelen, ook al zijn ze vaak kapot, gaan de leerlingen aan de slag en ze maken er weer een schip van. Nu zijn er twee schepen. Het klasschip dat de hele wereld heeft rondgevaren en het schip dat bestaat uit alle onderdelen van het originele schip. Welk schip is nu het klasschip? Zijn er nu twee klasschepen met dezelfde naam? Welk schip verdient de naam het meest?

Wat is identiteit? Wat maakt van jou ‘jou’? Wat maakt een stoel tot een stoel? Dat zijn fundamentele vragen binnen de filosofie die al eeuwenlang worden besproken en waar verschillende antwoorden op bestaan. De paradox van Plutarchus, ook wel bekend als het schip van Theseus, stelt de vraag of een object dat volledig wordt vervangen door nieuwe onderdelen nog steeds hetzelfde object is.
Die paradox roept vragen op zoals: wat maakt dat jij dezelfde persoon blijft in de loop van de tijd? Verandert je identiteit naarmate jij verandert? Of is er iets dat ervoor zorgt dat je ondanks alles altijd jezelf blijft?
Naarmate je ouder wordt, verandert er veel in je leven. Je interesses verschuiven, je smaak evolueert, je hobby’s veranderen en je vriendengroep wordt anders. Misschien vind je het spel waar je vroeger dol op was nu saai. De televisieseries die je acht jaar geleden geweldig vond, kijk je waarschijnlijk niet meer. Zelfs wat je eet of drinkt is veranderd. Toch zou je waarschijnlijk zeggen dat je nog steeds dezelfde persoon bent als vroeger. Maar ben je dat echt? Als zoveel aan jou verandert, wat blijft er dan over dat jou tot ‘jou’ maakt?
De essentie van identiteit
In de filosofie wordt vaak gesproken over een essentie. Een essentie is datgene wat een bepaald iets maakt tot wat het is. Volgens sommige filosofen is er een essentie die de identiteit van mensen en dingen bepaalt. Die essentie zou verklaren waarom jij altijd jezelf bent, zelfs als alles om je heen verandert.
Maar wat is die essentie? Is het je karakter, je bewustzijn of iets anders? En als er geen essentie is, wat betekent dat dan voor jouw identiteit?
Wie is batman?

a Is Bruce Wayne identiek aan Batman?
b Behoort Bruce Wayne tot de essentie van Batman? Zou Batman er zijn zonder Bruce Wayne? Wat denk jij en waarom?
c In de stripverhalen neemt na een tijd iemand anders de rol op van Batman. Niet Bruce Wayne, maar James Gordon. Is Batman dan nog altijd Batman? Wat betekent het voor de essentie van Batman?

Gottfried Wilhelm Leibniz (1646-1716) was een Duitse wiskundige, wetenschapper en filosoof. Hij bouwde de mechanische rekenmachine en bedacht mee het binaire getallensysteem waarmee al onze moderne elektronica werken. In de wereld van de filosofie staat hij voornamelijk bekend om zijn uitspraak dat we leven in de best mogelijke wereld. Samen met Descartes en Spinoza was hij een van de grote vroegmoderne rationalisten.
De Duitse filosoof Gottfried Wilhelm Leibniz stelde dat twee dingen alleen identiek zijn als al hun eigenschappen hetzelfde zijn. Als er ook maar één eigenschap verschilt, dan zijn ze niet langer identiek. Volgens Leibniz wordt iets dus een ander object zodra het een nieuwe eigenschap krijgt.
Leibniz bedacht ook een systeem waarin alles dat bestaat opgebouwd is uit ontelbare eenheden die hij monaden noemde. Die monaden zorgen ervoor dat iets is wat het is. Net zoals een stoel bestaat uit bepaalde monaden, bestaat ook al de rest uit bepaalde monaden. Je ziet hier al gelijkenissen met de natuurkunde en moleculen die later ontdekt worden.
Toepasbaarheid op objecten en levende wezens Leibniz’ theorie lijkt beter toepasbaar op objecten dan op levende wezens. Bij mensen en dieren veranderen namelijk regelmatig eigenschappen, zoals wanneer je je haar laat knippen of een nieuwe bril draagt. Volgens Leibniz zou dat betekenen dat je een nieuwe identiteit hebt, omdat je uiterlijk veranderd is.
Twee dingen zijn identiek aan elkaar als ze volledig bestaan uit dezelfde monaden.

a Denk terug aan het klasschip uit opdracht 1 (p. 88). Wanneer is dat schip volgens Leibniz niet langer het klasschip?
b Is Bruce Wayne identiek aan Batman volgens Leibniz?
c Is Batman volgens Leibniz nog Batman zodra James Gordon de rol op zich neemt? VIP
4 Een beeldhouwer koopt een blok klei om er een standbeeld mee te boetseren. Ze noemt het blok klei Blokkie. Na wat zwoegen en kneden en zonder dat er klei verloren is gegaan, heeft de beeldhouwer het blok omgevormd tot een beeld van je leerkracht. Ze noemt het beeld Meester
a Zijn Blokkie en Meester identiek? Waarom wel/niet?
b Is de identiteit Blokkie vernietigd door de creatie van Meester?
c Wat als iemand Meester terug omvormt tot de originele Blokkie? Is Meester dan vernietigd en Blokkie gecreëerd? Of was Blokkie altijd al aanwezig in Meester?

De essentie van iets is datgene wat het maakt tot wat het is. Essentiële eigenschappen vormen de kern van de identiteit van een ding of persoon. Zonder die eigenschappen zou het iets anders zijn. Daarom spreken filosofen van de essentie van dingen. Maar het bepalen van wat die essentiële eigenschappen precies zijn, is vaak moeilijker dan het lijkt.
Naast essentiële eigenschappen bestaan er ook toevallige eigenschappen. Dat zijn eigenschappen die kunnen veranderen zonder dat de identiteit van iets verandert. Een hond zonder staart is nog steeds een hond. Jij met een ander kapsel blijft nog steeds dezelfde persoon. Toevallige eigenschappen kunnen weggenomen of aangepast worden zonder de essentie van het ding of de persoon aan te tasten.
Hoewel het vaak eenvoudiger lijkt om toevallige eigenschappen te benoemen, zoals kleur of vorm, blijft het een uitdaging om vast te stellen wat de werkelijke essentie is die iets maakt tot wat het is.
5 Stoppen met iets te zijn
a Wanneer is een hond niet langer een hond? Welke toevallige eigenschappen kun je wegnemen van een hond zodat het toch nog een hond blijft? Wanneer is het dan geen hond meer?
b Deze pagina is gemaakt van papier. Maar vroeger was het een boom. Is er een punt waarop een boom stopt met een boom te zijn en papier wordt? Wanneer verliest de boom zijn boomheid?
c Wat zijn jouw toevallige eigenschappen? Wat zou je kunnen wegnemen terwijl jij nog altijd jij blijft?
d Denk na over je eigen essentiële eigenschappen. Wat kun je niet wegnemen van jezelf om jezelf te blijven? Wat blijft er over nadat je alle toevallige eigenschappen hebt weggenomen?
Niet alle filosofen geloven in het bestaan van essentiële eigenschappen. Een andere theorie stelt dat identiteit niet wordt bepaald door vaste eigenschappen, maar door het voortdurend bestaan van iets of iemand. Volgens die visie behoudt iets of iemand dezelfde identiteit zelfs als alles eraan verandert, zolang het maar blijft voortbestaan. Dat is de continuïteitstheorie.
Verandering is namelijk een constante in het leven. Je persoonlijkheid, smaak, interesses en vriendenkring veranderen voortdurend. Zelfs de cellen in je lichaam worden in de loop van je leven volledig vernieuwd. Toch blijf je jezelf ondanks al die veranderingen.
In de continuïteitstheorie is identiteit niet gebonden aan onveranderlijke kenmerken, maar aan het feit dat iets of iemand blijft voortbestaan door de tijd heen, ondanks alle veranderingen. Dat roept vragen op over wat het precies betekent om 'dezelfde' te blijven in een wereld waarin niets hetzelfde blijft.
e Als de stoel waarop je zit stuk gaat en vervangen wordt door een identiek exemplaar zonder dat je het weet, is het voor jou dan nog altijd dezelfde stoel?
f Wat zou je vanuit de continuïteitstheorie antwoorden?
g Wat zou Leibniz zeggen over de identiteit van de stoelen?
h Denk terug aan het klasschip waarvan elk onderdeel vervangen is. Is het volgens de continuïteitstheorie nog altijd hetzelfde klasschip?
6 Vervangbare identiteit
a Stel, je gaat naar de winkel en koopt wat spullen met een briefje van tien euro uit je portemonnee. Later ga je naar de bank: je haalt een nieuw briefje van tien euro af en stopt dat in je portemonnee. Is je portemonnee voor en na het winkelen hetzelfde of verschillend? En maakt het uit?

b Terwijl je logeert bij je vriend neem je een kop uit zijn kast waarin je melk wilt drinken. Je laat de kop vallen en ze breekt. Je vriend heeft het niet gehoord. Snel vervang je de kop door een identieke kop. Even later drinkt je vriend melk uit de nieuwe kop. Hij vertelt dat de kop voor hem enorm veel waarde heeft, omdat ze van zijn overleden vader was. Is er enig verschil tussen de twee koppen? En maakt het uit?
c Je gaat op reis en een vriend past op je hond Max. Terwijl je op reis bent, raakt je vriend Max kwijt. Hij vindt in het asiel een hond die exact gelijkt op Max. Zonder jou iets te vertellen vervangt hij Max door de hond uit het asiel. Is je hond voor en na je reis hetzelfde of verschillend? En maakt het hier uit?
Sommige objecten kun je vervangen zonder dat het uitmaakt voor hun functie of waarde. Neem bijvoorbeeld de vervangbaarheid van een briefje van twintig euro. Het maakt niet uit welk specifiek briefje je hebt, want geld is vervangbaar. De waarde ervan ligt niet in het object zelf, maar in wat het voorstelt of doet. De identiteit van dat soort objecten is dus volledig vervangbaar door een ander exemplaar.
Bij vervangbare dingen speelt identiteit dus weinig rol. Maar er zijn ook objecten en situaties waar identiteit juist van groot belang is. Sommige voorwerpen hebben een sentimentele waarde die gebonden is aan dat specifieke object. Een identieke kopie kan die waarde niet overnemen, omdat het niet hetzelfde is als het origineel. Mensen of dieren kun je ook niet zomaar vervangen. Zo zou je het wel merken als iemand je hond vervangt door een andere hond die er exact hetzelfde uitziet.
d Denk terug aan het klasschip waarvan elk onderdeel vervangen is. Is dat nog altijd hetzelfde klasschip volgens de theorie van vervangbaarheid?
7 Identiteitscrisis
Wat zou je antwoorden vanuit de geziene theorieën?
a Je hebt een nieuw spel gekocht, maar onderweg naar huis verlies je het. Je gaat terug naar de winkel en koopt hetzelfde spel opnieuw. Is de identiteit van het eerste en het tweede spel dezelfde?
1→ theorie van Leibniz ja nee
2→ theorie van essentiële kenmerken ja nee
3→ continuïteitstheorie ja nee
4→ theorie van vervangbaarheid ja nee
b Je kat is vermist, maar gelukkig heb je een machine die een exacte kloon van je kat kan maken. Heeft de kloon, die een exacte kopie is van de weggelopen kat, dezelfde identiteit?
1→ theorie van Leibniz ja nee
2→ theorie van essentiële kenmerken ja nee
3→ continuïteitstheorie ja nee
4→ theorie van vervangbaarheid ja nee


©VANIN
c Iemand beslist om drastische plastische chirurgie toe te passen om sterk op zijn idool te lijken. Ook zijn gedrag spiegelt hij volledig aan dat van zijn idool. Is de identiteit van die persoon nog dezelfde als voor de operatie?
1→ theorie van Leibniz ja nee
2→ theorie van essentiële kenmerken ja nee
3→ continuïteitstheorie ja nee
4→ theorie van vervangbaarheid ja nee
d Een meisje erft van haar moeder een uurwerk. Jaren later koestert ze het nog altijd, maar per ongeluk verliest ze het. Een uurwerkmaker hoort ervan en weet dat hij een bijna exacte kopie kan maken, op enkele niet-zichtbare interne verschillen na. Hij maakt de kopie en geeft ze aan de vrouw. Is de identiteit van het nieuwe uurwerk dezelfde als die van het geërfde uurwerk?
1→ theorie van Leibniz ja nee
2→ theorie van essentiële kenmerken ja nee
3→ continuïteitstheorie ja nee
4→ theorie van vervangbaarheid ja nee
2 BEWUSTZIJN
Ben jij jezelf wel?
Wie ben jij? Wat is je identiteit? Sommigen zullen spontaan hun identiteitskaart bovenhalen als antwoord, maar ken je iemand echt door gewoon de informatie op een identiteitskaart te lezen? En stel dat je enkele gegevens, zoals je naam, verandert op een identiteitskaart, ben je dan iemand anders?
1 Ben jij je verleden?
a Toen je nog klein was, droeg je luiers en kreeg je misschien borstvoeding. Je huilde voortdurend en maakte je ouders wakker. Ben jij die peuter nog?
b Voor je geboorte was je een foetus in het lichaam van je moeder. Je zintuigen begonnen te ontwikkelen, maar dat kun je je niet herinneren.
Ben jij die foetus nog?
c Voordat je een foetus was in het lichaam van je moeder, was je een zaadcel.
Ben jij die zaadcel nog?

Volgens de lichaamstheorie blijft je persoonlijke identiteit behouden, omdat je gedurende je hele leven in hetzelfde lichaam woont. Je bent dezelfde persoon van je geboorte tot je dood, omdat je steeds verbonden blijft met dat specifieke fysieke lichaam. Je lichaam is volgens die theorie het constante element dat je identiteit bepaalt.
Maar hoe constant is je lichaam echt? Je lichaam verandert voortdurend. Je groeit, ontwikkelt en veroudert. Elke cel in je lichaam wordt meerdere keren vernieuwd in de loop van je leven. Je haar kan van kleur veranderen, je spieren kunnen groeien of afnemen en littekens of andere fysieke kenmerken kunnen erbij komen. Wanneer is je lichaam dan niet meer hetzelfde lichaam? En als je lichaam sterk verandert, blijf jij dan nog steeds dezelfde persoon?
2
Een gekke wetenschapper ontvoert jou en de leerling naast je. De wetenschapper vertelt dat hij morgen alles wat je gelooft, al je herinneringen en je hele persoonlijkheid zal overdragen naar het lichaam van je medeleerling en omgekeerd.
a Na de overdracht zijn jullie lichamen nog steeds dezelfde als ervoor. Enkel de informatie in je hersenen is veranderd. Wie is wie na de overdracht?
b Zegt dit iets over de lichaamstheorie?
c De gekke wetenschapper vertelt nog voor de procedure dat je een keuze moet maken. Na de overdracht zal hij aan één iemand een miljoen euro geven, maar de andere zal hij een tijd martelen. Aan welk lichaam zou je het geld geven en aan welk lichaam zou je de marteling geven? Waarom?
Een andere belangrijke theorie over persoonlijke identiteit is de bewustzijnstheorie. Volgens die theorie blijf jij dezelfde persoon gedurende je leven omdat je bewustzijn altijd continu aanwezig is in alle momenten die je meemaakt. Je identiteit wordt niet bepaald door je fysieke lichaam, maar door je bewustzijn dat al je ervaringen en gedachten met elkaar verbindt.
Het is jouw bewustzijn dat de ervaringen van je peutertijd, je kindertijd en je tienerjaren heeft meegemaakt. In de toekomst zal datzelfde bewustzijn ook je ervaringen als volwassene en oudere persoon beleven. Die continuïteit van bewustzijn vormt de kern van je identiteit.
Wat jou tot ‘jij’ maakt, is dus niet je lichaam, dat voortdurend verandert, maar je zelfbewuste geest die al je ervaringen samenbrengt. Door die continuïteit kun je jezelf zien als dezelfde persoon, ondanks fysieke of andere veranderingen.
3 Een ketting van herinneringen
a ’s Nachts ga je in je bed liggen en ga je slapen. De volgende ochtend sta je weer op en begint aan een nieuwe dag. Maar waarom zou je aannemen dat het bewustzijn dat de vorige dag gaan slapen is ook het bewustzijn is dat ’s ochtends opstaat?
b Een groep wetenschappers is erin geslaagd een volwassen mens te creëren. Zijn hersenen hebben ze met herinneringen gevuld. Voor de volwassen creatie zal het dus aanvoelen alsof hij al heel zijn leven lang bestaat en van alles heeft meegemaakt. Zou het kunnen dat ook jij elke ochtend wakker wordt met een nieuw bewustzijn dat de herinneringen heeft van het bewustzijn van de dag ervoor?
Volgens de geheugentheorie blijft je persoonlijke identiteit behouden door je herinneringen. Je bent dezelfde persoon omdat je je herinneringen aan eerdere momenten in je leven kunt oproepen. Die herinneringen vormen een ononderbroken keten die je verbindt met je verleden. Elk moment dat je je herinnert, staat in verband met een voorgaand moment en samen creëren ze de continuïteit van jouw identiteit.
Denk bijvoorbeeld aan hoe je je de eerste schooldag herinnert, een vakantie of een belangrijke gebeurtenis in je leven. Die herinneringen vertellen het verhaal van jouw leven en zorgen ervoor dat je een gevoel van eenheid hebt, ondanks dat je in de loop der jaren veranderd bent.
Je herinneringen dienen dus als de schakel tussen de verschillende periodes in je leven.
Je kunt je bijvoorbeeld een moment uit je kindertijd herinneren en dat verbinden met je tienerjaren en de persoon die je nu bent. Die opeenvolging van herinneringen maakt je identiteit consistent door de tijd heen.
Er is ook kritiek op het idee dat identiteit uitsluitend gebaseerd is op bewuste herinneringen. Veel van wat jou tot jezelf maakt, kan onbewust zijn of buiten je herinnering liggen, zoals je karakter, gedragingen of relaties met anderen.
4 Een groep vrienden maakt het op een avond erg bont. Ze kijken veel te diep in het glas en wanneer ze die avond twee clowns tegenkomen, komt het tot een gevecht. De vrienden slaan de clowns stevig in elkaar. Later overlijdt één van de clowns aan zijn verwondingen. De vrienden waren zo dronken dat ze het zich niet meer herinneren.
a Behoort het vermoorden van de clown tot de persoonlijke identiteit van de vrienden?

b De tweede clown heeft hersenschade opgelopen en herinnert zich niets meer van zijn leven. Heeft die clown nu een nieuwe identiteit en is hij niet meer de clown die hij voor het gevecht was?
5 Om de bevolking van Mars versneld te doen toenemen, is er beslist om klonen te maken van enkele inwoners. Die klonen zijn exacte kopieën, zowel uiterlijk als innerlijk. Een koppel wordt voor de procedure uitgekozen. De dag voor het klonen bedriegt de man zijn vrouw. De vrouw komt erachter net voor de procedure begint.
a Na de procedure reageert de vrouw erg boos op haar man. Maar ook de gekloonde vrouw reageert boos op de gekloonde man. Houdt het steek dat de gekloonde vrouw boos is op de gekloonde man of niet?
b Hoe zou je de situatie beoordelen vanuit de lichaamstheorie?

c Hoe zou je de situatie beoordelen vanuit de bewustzijnstheorie?
d Hoe zou je de situatie beoordelen vanuit de geheugentheorie?

3 DE DEFINITIE VAN EEN PERSOON
Is een zombie een persoon?
Er zijn verschillende visies op identiteit en wat iemand net die persoon maakt. Maar wat is een persoon precies? Het woord wordt zo vaak gebruikt en toch is het niet eenvoudig om uit te leggen wat een persoon is. Wanneer is iemand een persoon en wanneer niet? Zijn alle mensen ook personen? Wat met aliens? Of dieren?
1 Op een verre planeet leven aliens. Ze lijken sterk op mensen van planeet aarde. Er is geen verschil qua uiterlijk, maar toch beschikken de aliens over krachten die de mensen niet hebben. Door een bedreiging op de planeet van de aliens, beslist een koppel aliens om hun zoon de ruimte in te sturen in een poging hem te redden. De alienzoon komt uiteindelijk terecht op de aarde en groeit op onder de mensen. Omdat hij er exact hetzelfde uitziet als zij hebben de mensen niets door. Die alien wordt uiteindelijk Superman.

a Als iemand je vraagt om een persoon aan te duiden, zul je al snel enkele voorbeelden kunnen aanwijzen. Maar stel dat Superman in de buurt staat. Zou je ook hem aanduiden als persoon? Zo nee, wat maakt dat Superman geen persoon is? Zo ja, wat maakt dat Superman een persoon is?
Superman is geen/een persoon omdat
b Waaraan denk je als je denkt aan een persoon?
c Vergelijk de antwoorden met die van je klasgenoten. Welke dingen komen vaak terug?
d Bekijk de trailer van WALL-E. Zou je je kunnen stellen dat WALL-E een persoon is? Waarom wel/niet? Voer een discussie hierover.

Wanneer is iemand een persoon? Kunnen dieren of robots ook personen zijn? Als je aan een persoon denkt, denk je waarschijnlijk eerst aan mensen. Het lijkt logisch dat mensen personen zijn omdat ze bewustzijn, taal en emoties hebben. Maar de vraag ‘Wat maakt een mens tot een persoon?’ raakt de kern van de discussie.
De gedachte dat alle mensen automatisch personen zijn, lijkt misschien logisch, maar dat is niet altijd vanzelfsprekend. Stel je een pasgeboren baby voor. De baby heeft nog geen zelfbewustzijn of taal, maar wordt toch vaak als een persoon gezien vanwege zijn potentieel om die eigenschappen te ontwikkelen. Aan de andere kant kun je je afvragen of iemand die door ziekte of een ongeluk zijn zelfbewustzijn heeft verloren nog steeds een persoon is in filosofische zin.
2 De grenzen van persoonheid. Lees het artikel op p. 99. Beantwoord vervolgens de vragen.
a Over welke wet gaat het in het artikel?
b Waarom protesteren vrouwen tegen deze wet?
c Welk argument zou er achter deze wet kunnen zitten?
d Vanaf wanneer beschouw jij iemand als persoon?
e Is een patiënt die hersendood is zonder kans op genezing een persoon? Waarom wel/niet?
f Een krankzinnige moordenaar wordt opgepakt en ter dood veroordeeld. Zijn daden waren gruwelijk van aard en hij toonde geen enkele vorm van spijt. Is hij nog een persoon of heeft hij dat recht verloren?
STRENGE ABORTUSWET IN TEXAS TOCH WEER VAN KRACHT, BESLIST RECHTER IN BEROEP

Quasi totaalverbod
De abortusregels in de Amerikaanse staat Texas worden toch weer strenger. Dat heeft een rechtbank in beroep beslist. De wet in Texas bepaalt dat abortus maar in de eerste zes weken van de zwangerschap mag, zonder uitzondering voor verkrachting of incest.
De strenge abortuswet is in de praktijk een quasi totaalverbod op abortus in de staat Texas. De wet – de zogenoemde ‘heartbeat act’ – verbiedt abortussen later dan zes weken zwangerschap. Veel vrouwen weten op dat moment zelfs nog niet dat ze zwanger zijn. Er wordt ook geen uitzondering gemaakt voor zwangerschappen die het gevolg zijn van verkrachting of incest.
Mensen worden bovendien aangemoedigd om dokters en vrouwen die regels rond abortus niet respecteren aan te geven. Als er een rechtszaak van komt en ze winnen die, dan krijgen ze een beloning van zeker 10 000 dollar.
Verzet en protest
De wet leidde tot grote protesten. ‘Patiënten worden teruggeworpen in een staat van chaos en angst’, reageert Nancy Northup, directeur van het Centrum voor Reproductieve Rechten, dat verschillende ziekenhuizen in Texas vertegenwoordigt. Ze roept het Amerikaanse Hooggerechtshof op om ‘op te treden en deze waanzin te stoppen.’
Bron: VRT NWS
De vraag wat iemand tot een persoon maakt, is niet alleen een filosofisch vraagstuk, maar heeft ook een grote maatschappelijke relevantie. In sommige situaties worden bepaalde mensen om verschillende redenen niet als personen beschouwd. Denk bijvoorbeeld aan ethische kwesties rond pasgeborenen, mensen in coma, of zelfs bepaalde groepen in de geschiedenis die systematisch ontmenselijkt werden. Dat toont aan hoe belangrijk het is om zorgvuldig na te denken over wat iemand tot een persoon maakt.
Filosofen hebben door de eeuwen heen verschillende antwoorden gegeven op de vraag. Een van de eenvoudigste benaderingen is gebaseerd op genetische eigenschappen.
Volgens sommige filosofen wordt iemand een persoon door zijn genetische compositie. In die visie is een persoon iemand die menselijk DNA heeft. Als je menselijk DNA bezit, ben je een persoon. Als je dat niet hebt, ben je geen persoon. De definitie lijkt op het eerste gezicht logisch en eenvoudig, wat meteen een van de voordelen van de theorie is. Ze biedt een duidelijke grens tussen wie wel en niet als persoon wordt beschouwd.
a Tijdens een wandeling vind je een menselijke voet in het bos. Enkel de voet ligt er, van de rest van het lichaam is geen spoor. Is de voet volgens jou een persoon?
b Is de voet volgens de theorie van genetische eigenschappen een persoon?
c Een virus verspreidt zich onder de bevolking. Het maakt mensen tot hersenloze zombies die heel agressief zijn. Steeds meer mensen raken geïnfecteerd, waaronder enkele leerlingen die jij kent. Zijn de zombies volgens jou nog altijd personen?
d Zijn de zombies volgens de theorie van genetische eigenschappen nog altijd personen?

e Is Superman een persoon volgens de theorie van genetische eigenschappen?
f Is een spermacel een persoon volgens de theorie van genetische eigenschappen?
g Denk in groep na over wat precies iemand of iets tot een persoon maakt. Schrijf de criteria neer waaraan iemand of iets moet voldoen volgens jullie om als persoon beschouwd te worden.

Het definiëren van een persoon op basis van alleen genetische eigenschappen, leidt soms tot situaties die niet overeenkomen met de algemene opvattingen over wat een persoon is. Daarom stellen sommige filosofen dat er meerdere criteria nodig zijn om te bepalen wat een persoon maakt.
De Amerikaanse filosofe Mary Anne Warren stelde vijf criteria op waaraan een wezen volgens haar moet voldoen om als persoon te worden beschouwd:
1 Bewustzijn: een persoon moet in staat zijn om de wereld om zich heen waar te nemen en erop te reageren. Zonder bewustzijn is er geen interactie met de realiteit.
2 Redeneringsvermogen: het vermogen om logisch na te denken en problemen op te lossen, is essentieel voor een persoon. Dat onderscheidt mensen van de meeste andere levende wezens.
3 Vrije wil: een persoon moet eigen keuzes kunnen maken en niet volledig gestuurd worden door instinct of externe factoren.
4 Communicatief vermogen: een persoon moet op een of andere manier in staat zijn om gedachten, gevoelens en informatie met anderen te delen.
5 Zelfbewustzijn: een persoon moet een gevoel van 'zelf' hebben en zich bewust zijn van zijn of haar eigen bestaan.
Volgens Warren is een wezen pas een persoon als het voldoet aan alle vijf criteria. Als iemand bijvoorbeeld bewust is, maar geen vrije wil heeft, zoals bij een volledig geautomatiseerde robot, dan zou die niet als een persoon worden beschouwd.
4 Persoon of geen persoon?
a Sorteer de onderstaande voorbeelden in de juiste kolom volgens de criteria van Warren.
een medeleerling – een spermacel – een menselijke voet – Superman –een hersendode patiënt – de leerkracht – een krankzinnige moordenaar – een zombie –een bewusteloze bokser – een hond – een dolfijn

Persoon Geen persoon
b Bij welke voorbeelden uit oefening a is er twijfel?
c Wat vind jij van de criteria van Warren?
Een andere theorie over wat iemand tot een persoon maakt is gebaseerd op sociale criteria. In tegenstelling tot de criteria van Warren zijn er niet vijf maar twee criteria waaraan iemand moet voldoen om als persoon beschouwd te worden. Het is ook voldoende om aan één van de twee criteria te voldoen.
Het eerste criterium is dat iemand een persoon is als de samenleving herkent dat hij of zij een persoon is. Dat betekent dat de beslissing berust bij een gezamenlijk oordeel van de hele samenleving en niet bij een individuele beoordeling.
Het tweede criterium is dat iemand een persoon is als er iemand anders om hem of haar geeft. Zelfs al herkent de samenleving iemand niet als persoon, als er één iemand is die toch om hem of haar geeft, dan is dat voldoende om als persoon beschouwd te worden.
Samengevat is iemand een persoon volgens de sociale criteria als hij of zij een waarde heeft voor de samenleving of voor iemand anders
5 Sociale kritiek
a Welke voorbeelden kun je bedenken die voldoen aan deze sociale criteria?
b Welke voorbeelden kun je bedenken die niet voldoen aan deze sociale criteria?
c Welke kritiek op de sociale criteria kun je geven met een voorbeeld?
De Australische filosoof Peter Singer ontwikkelde een andere visie op wat een persoon maakt. Volgens hem is iemand of iets een persoon als er waarnemingsvermogen is en het vermogen om plezier en pijn te voelen. Dat criterium beperkt zich niet tot mensen, maar omvat alle wezens die de gevoelens kunnen ervaren.
Voor Singer is het vermogen om plezier en pijn te ervaren cruciaal. Een wezen dat kan voelen, kan ook lijden. Dat maakt het volgens hem moreel fout om niet-noodzakelijk leed te veroorzaken bij wezens die pijn kunnen voelen. Singer ziet lijden als een belangrijk ethisch criterium om te bepalen hoe je met andere wezens moet omgaan. Als een wezen niets kan voelen, zoals een steen, dan veroorzaakt het geen leed als je het beschadigt. Dergelijke wezens vallen buiten de groep van wezens die volgens Singer morele bescherming verdienen.
Bekijk het filmpje over dierenrechten en beantwoord de vragen.
a Waarvoor pleit Michel Vandenbosch in het fragment?
b Wat houdt het in?
c Denk je dat Peter Singer achter dierenrechten zou staan?

d Vind jij dat dieren als personen beschouwd kunnen worden? Waarom wel/niet?
e Bekijk het fragment van Doordenkers. Welke dieren mag je eten, waar ligt de grens volgens hen?
f Waar ligt de grens volgens jou?
In sommige filosofische visies wordt persoon-zijn beschouwd als een recht. Het is een soort ticket dat je toegang geeft tot de samenleving en de privileges en verantwoordelijkheden die daarbij horen. Volgens die opvatting kun je dat recht op persoon-zijn verliezen als je de morele regels van de samenleving ernstig overtreedt.
Wanneer iemand bijvoorbeeld een zware misdaad begaat, zou die persoon een deel van zijn of haar persoon-zijn kunnen opgeven. Dat wordt zichtbaar in de manier waarop we met straf omgaan. Mensen die in de gevangenis worden geplaatst, verliezen bepaalde rechten en privileges die normaal bij persoon-zijn horen, zoals volledige bewegingsvrijheid of de mogelijkheid om deel te nemen aan de samenleving.
Volgens de theorie is de mate van verantwoordelijkheid die iemand heeft voor zijn of haar persoon-zijn ook relatief. Zo wordt een baby bijvoorbeeld als een persoon beschouwd, maar in een veel beperktere zin dan een volwassene. Een baby heeft nog geen bewuste controle over zijn of haar daden en draagt daarom weinig of geen verantwoordelijkheid binnen de samenleving. Een tiener, die al meer zelfbewustzijn en begrip van regels heeft, zal meer verantwoordelijkheid dragen en dus meer als een persoon worden gezien.
7 Persoonheid
a Bespreek in groep: kun je persoon-zijn echt kwantificeren? Wijs de onderstaande voorbeelden een cijfer van één tot tien toe, waarbij één het meeste persoon-zijn betekent en tien het minste persoonzijn. Vul telkens aan. Noteer ook een reden voor de rankschikking. Als het niet lukt, schrijf er dan bij waarom.
een voortvluchtige terrorist – de kat van de buur – de eerste minister – een gevangene die meerdere moorden pleegde – een leerling van het vierde middelbaar – een peuter – een militair –een bejaarde – een hooligan die wekelijks relschopt – de leerkracht

b Vonden jullie het moeilijk? Waarom wel/niet?
c Vind jij dat persoon-zijn een recht is dat van je af kan worden genomen?
d Zoek in groep een voorbeeld op waarbij het persoonzijn afnemen gerechtvaardigd is. Vertel daarna iets over jullie voorbeeld aan de klas.
8 Maak in groep één dia waarin je een toegewezen theorie over wat een persoon is uitlegt.
4 IDENTITEITSROLLEN
Bepaalt je geslacht je leven?
Mag je volledig zijn wie je wilt zijn? Of bestaan er restricties die bepaalde zaken verbieden? De vrijheid van identiteit is de laatste jaren een veelbesproken punt. Het lijkt eenvoudig om te stellen dat iedereen gewoon mag zijn wie ze willen zijn.
Maar bestaan er geen wenselijke restricties? En wanneer zou identiteit geen reden voor uitsluiting mogen zijn?
Rollen en vooroordelen
a Ben je het eens of oneens met de onderstaande uitspraken? Ga aan de linkerkant van de klas staan als je het ermee eens bent en aan de rechterkant als je het er niet mee eens bent.
1→ Mannen zijn beter in leidinggevende jobs dan vrouwen.
2→ Mannen zijn betere wetenschappers.
3→ Meisjes spelen graag met poppen.
4→ Een man die weent is beschamend.
5→ Vrouwen zouden beter thuisblijven en huistaken verrichten in plaats van een carrière op te bouwen.
6→ Jongens spelen graag met actiefiguren.
7→ Vrouwen kunnen niet goed autorijden.
8→ Roze is voor meisjes, blauw voor jongens.
9→ Meisjes zijn slechter in sport.
10→ Jongens mogen geen rokken dragen.
11→ Meisjes zijn beter in lezen.
12→ Jongens moeten stoer zijn.
13→ Vrouwen moeten kinderen krijgen.
14→ Meisjes zijn beter in creatieve dingen.
15→ Mannen mogen geen make-up dragen.
b Bekijk het filmpje en beantwoord de vragen.
1→ Zijn jongens beter in wiskunde dan meisjes?

2→ Spreken we op andere tonen tegen meisjes en jongens?

3→ Zijn de aangeboren verschillen tussen jongens en meisjes groot of klein?
4→ Welke negatieve gevolgen kunnen vooroordelen over jongens en meisjes hebben?
Als je je een mening vormt waarvan je niet weet of ze klopt, dan creëer je een vooroordeel. Het is een oordeel dat je vormt op basis van een veronderstelling en niet op basis van kennis. Veelal worden negatieve vooroordelen gevormd over eigenschappen van een groep mensen.
Niet alle vooroordelen zijn slecht. Ze zijn ook een belangrijk voordeel voor de mens. Als je een paal boven een muur ziet uitsteken, krijg je het vooroordeel dat er een paal achter de muur staat. Uit de geobserveerde kennis kun je enkel afleiden dat er een stukje paal boven de muur uitsteekt. Je vormt je mening op basis van de veronderstelling dat er een volledige paal staat achter de muur.
Vooroordelen worden vooral problematisch wanneer ze betrokken worden op mensen. Doordat mensen allemaal individuen zijn met eigen gedragingen en gedachten is het niet logisch om groepen mensen te beoordelen op basis van beperkte kennis.
c Ben jij al met vooroordelen geconfronteerd op basis van je geslacht?
d Bekijk de advertenties uit de jaren 60. Wat zeggen deze posters over vrouwen?
1 2





e Welke rollen krijgen vrouwen toegewezen in de advertenties?
f Wat zou je ervan vinden als die advertenties ook vandaag nog gebruikt zouden worden?
g Noteer zoveel mogelijk woorden die in je opkomen als je denkt aan man/jongen en vrouw/meisje.
Man/jongen
Vrouw/meisje
h Vergelijk je antwoorden met die van je klasgenoten. Welke zaken vallen je op?
i Zijn er dingen die je kwetsend of ronduit fout vindt? Waarom?
2 De vrouw
a Lees de VIP op p. 108. Wat denk je dat Simone De Beauvoir bedoelt met deze uitspraak?
‘Je wordt niet als vrouw geboren, je wordt tot vrouw gemaakt.’

VIP
Simone De Beauvoir (1908-1986) was een Franse schrijver en filosoof. Ze woonde en werkte in Parijs. De Beauvoir is voornamelijk bekend voor haar werk rond vrouwenrechten. Ze kwam op voor gelijkheid voor vrouwen en wilde gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen. Haar bekendste werk is De tweede sekse waarin ze het door de samenleving opgedrongen beeld aanklaagt van wat een vrouw moet zijn.
©VANIN
b Lees de eerste tekst van Simone De Beauvoir uit De tweede sekse (1949). Beantwoord vervolgens de vragen onder de tekst.
Nu is de vrouw altijd, zo al niet de slaaf, dan toch op zijn minst de vazal van de man geweest. De beide seksen hebben de wereld nooit op voet van gelijkheid gedeeld. En ook tegenwoordig nog is de vrouw, ook al verandert haar positie dan langzaamaan, zwaar gehandicapt. In vrijwel geen enkele staat is haar wettelijke positie volkomen gelijk aan die van de man en heel vaak wordt zij in belangrijke mate achtergesteld. Zelfs daar waar haar rechten volledig worden erkend verhinderen jarenlang gegroeide gewoontes en tradities dat die in de gangbare zeden concreet vorm krijgen.
Economisch gesproken vormen mannen en vrouwen bijna twee kasten: in alle opzichten gelijk, zijn het toch de mannen die de betere baantjes hebben, de hoogste salarissen genieten en die betere kansen hebben om te slagen dan hun jongste concurrenten.
Er werken niet alleen meer mannen dan vrouwen in de politiek, ze bezetten ook de belangrijkste sleutelposities. Naast de concrete macht die ze bezitten worden ze dan nog met een traditioneel prestige uitgerust en de opvoeding van de kinderen is erop gericht dat prestige traditiegetrouw te handhaven: het heden heeft zich ontwikkeld uit het verleden en in het verleden is de hele geschiedenis gemaakt en bepaald door mannen.
Op het ogenblik waarop de vrouwen beginnen deel te nemen aan het werk in de wereld, is die wereld nog altijd het domein van de mannen; de mannen zelf twijfelen daar helemaal niet aan, vrouwen nauwelijks.
Bron: De tweede sekse, Simone De Beauvoir, 1949
1→ Wat klaagt De Beauvoir aan in het begin van de tekst?
2→ Waardoor wordt het heden bepaald?
3→ Wie bepaalde en maakte de geschiedenis?
4→ De Beauvoir leefde in een andere tijdsgeest, maar herken je dit ook vandaag nog?

In haar invloedrijke boek De tweede sekse gebruikt Simone De Beauvoir de term Ander om te beschrijven hoe vrouwen in haar tijd werden gezien. Volgens De Beauvoir wordt de vrouw niet erkend als een autonoom individu, maar altijd in relatie tot de man. De man wordt beschouwd als het subject, het actieve en bepalende middelpunt, terwijl de vrouw wordt neergezet als het object, het afgeleide van de man. Het leven van de vrouw staat in die visie in dienst van de man. Haar bestaan wordt gedefinieerd door hoe zij hem ondersteunt, erkent en bevestigt. Ze wordt verwacht haar ambities en identiteit ondergeschikt te maken aan de behoeften van haar man en gezin.
De Beauvoir kaartte met haar boek die ongelijkheid aan en bekritiseerde het maatschappelijke beeld van de vrouw. Ze liet zien hoe diep de opvattingen geworteld waren in de samenleving van haar tijd en hoe ze vrouwen beletten om zichzelf als zelfstandige individuen te ontwikkelen.
De mythe van de vrouw
Naast de rol van de vrouw als Ander beschrijft De Beauvoir ook wat zij noemt de mythe van de vrouw. Ze onderzoekt de geschiedenis om te begrijpen waar het stereotiepe beeld van ‘de vrouw’ vandaan komt. Ze stelt dat het beeld niet vaststaat, maar door de tijd heen verandert. Volgens haar is 'de vrouw' geen vastomlijnd gegeven, maar een mythe.
Met ‘mythe’ bedoelt De Beauvoir niet dat vrouwen of het vrouwelijke geslacht een verzinsel zijn. Ze erkent dat er biologische kenmerken zijn die mensen categoriseren als man of vrouw. Maar de mythe van ‘de vrouw’ is het culturele en sociale beeld van wat een vrouw zou moeten zijn. Dat beeld, stelt zij, is geen natuurlijk gevolg van biologie, maar een product van maatschappelijke constructies en verwachtingen. Het legt vrouwen een specifieke rol op en beperkt hen in hun vrijheid om zichzelf te definiëren.
©VANIN
‘De vrouw’ is een mythe.

c Lees de tweede tekst van Simone De Beauvoir uit De tweede sekse (1949). Beantwoord vervolgens de vragen onder de tekst.
Voor ieder die lijdt aan een minderwaardigheidscomplex is er een wondermiddel: er is niemand arroganter, agressiever of minachtender tegenover vrouwen dan de man die zich ongerust maakt over zijn viriliteit. Zij die zich niet laten intimideren door hun gelijken zijn ook veel meer geneigd in de vrouw een gelijke te erkennen, maar toch is ook die mannen de mythe van de Vrouw, de Ander, zeer dierbaar. Men kan het hen eigenlijk niet kwalijk nemen, dat zij niet met een vrolijk gemoed alle zegeningen en voordelen opofferen, die zij uit die mythe puren. Zij weten heel goed wat ze verliezen als ze afstand doen van de vrouw zoals zij die zich dromen en ze weten niet wat zij kunnen winnen aan de vrouw van morgen. Het vergt heel wat zelfverloochening om na te laten zich te poneren als enig en absoluut subject.
De overgrote meerderheid van de mannen stelt dit alles echter niet zo nadrukkelijk. Zij postuleren niet dat de vrouw inferieur is; tegenwoordig zijn zij te diep van het democratisch ideaal doordrongen om niet de gelijkheid van alle wezens te erkennen. In de boezem van het gezin is voor het kind en de opgroeiende jonge mens de vrouw met dezelfde sociale waardigheid bekleed als de volwassen man.
Later ontdekt hij in het verlangen en de liefde van de vrouw die hij begeert en liefheeft het verzet en de onafhankelijkheid; eenmaal getrouwd respecteert hij in de vrouw de echtgenote en moeder en in de concrete ervaring van het huwelijksleven doet de vrouw zich aan hem als een vrij wezen voor. Dus kan hij zichzelf voorhouden dat er tussen de geslachten niet langer meer sprake is van een sociale hiërarchie en dat, ondanks bepaalde verschillen, over het geheel genomen de vrouw zijn gelijke is. Als hij dan toch nog bepaalde inferieure eigenschappen in haar ontdekt - en de belangrijkste daarvan is wel haar ongeschiktheid voor het uitoefenen van een beroep - schrijft hij die op de rekening van de natuur.
Wanneer hij welwillend staat tegenover de vrouw en bereid is met haar samen te werken huldigt hij het principe van de abstracte gelijkheid, en de concrete ongelijkheid die hij constateert aanvaardt hij niet. Maar zodra hij met haar in conflict komt wordt de situatie omgekeerd; dan aanvaardt hij die concrete ongelijkheid en acht zich zelfs bevoegd die abstracte gelijkheid te ontkennen. Dat is de reden waarom veel mannen, quasi te goeder trouw, kunnen beweren dat vrouwen gelijk zijn aan mannen en dat zij dus niets te eisen hebben en tegelijkertijd beweren zij dan dat vrouwen nooit de gelijken van de mannen kunnen zijn en dat hun eisen dus nergens toe dienen.
[...]
In de vrouw een menselijk wezen erkennen betekent geen verarming voor de ervaring van de man, die zou niets van zijn bonte verscheidenheid, zijn rijkdom en intensiteit verliezen wanneer men die aanvaardt in de wisselwerking van twee subjecten. Afzien van de mythe betekent evenmin het ontkennen van de waarheden die aan de man door die vrouwelijkheid worden geopenbaard, het betekent niet de onderdrukking van poëzie, liefde, avontuur, geluk en droom; het betekent alleen maar de eis dat gedragingen, gevoelens en passies gegrond worden op waarheid. Bron: De tweede sekse, Simone De Beauvoir, 1949
1→ Wat bedoelt De Beauvoir met een man die zich poneert als enig en absoluut subject?
2→ Waarom stelt de overgrote meerderheid van mannen dat er gelijkheid is tussen man en vrouw?
3→ Waaraan schrijven mannen inferieure eigenschappen van vrouwen toe?
4→ Hoe rechtvaardigt de ‘welwillende’ man volgens De Beauvoir de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen?
5→ Wat betekent het volgens De Beauvoir om in de vrouw een menselijk wezen te erkennen?
©VANIN
Vrouwen werden lange tijd als minderwaardig beschouwd in de samenleving. Daarvoor moet je zelfs niet zo ver terug in de tijd gaan. In sommige landen is het ook vandaag nog altijd zo dat vrouwen er minder rechten hebben dan mannen. Een patriarchaat is een samenleving waarin mannen het dominante geslacht zijn en waarin mannelijke normen en waarden centraal staan.
De Beauvoir stelt dat de ongelijkwaardige verhouding tussen man en vrouw niet gebaseerd is op biologische of psychologische verschillen. ‘De vrouw’ is iets dat ontworpen is door de man. Ze wordt tot vrouw gemaakt als het ware. Volgens de Beauvoir is ‘de vrouw’ en alle vooroordelen die erbij horen iets kunstmatigs. Vrouwen moeten de vrijheid hebben om net als mannen te zijn wie ze willen zijn en zich los te maken van het opgelegde beeld.
In de tijd van De Beauvoir was er al een ruimte ontstaan om als vrouw te werken en zo enige zelfstandigheid te verwerven. Maar de samenleving reageerde daar vaak negatief op. Toch kan de vrouw loskomen van haar positie als de Ander en zich bevrijden van opgelegde ideeën over vrouwelijkheid.
Je wordt niet als vrouw geboren, je wordt tot vrouw gemaakt.

d Bekijk het filmpje van Plan Nederland en beantwoord de vragen.
1→ Welke negatieve dingen worden van het meisje verwacht omdat ze een meisje is? Wat behoort tot de mythe van ‘de vrouw’?

2→ Herken je in het fragment de vrouw als Ander?
3
e Kies op planinternational.nl/meisjesverhalen een verhaal uit. Wat behoort in het verhaal tot de ‘mythe van de vrouw’ zoals Simone De Beauvoir omschrijft? Schrijf dit neer in een kort verslag en deel dit met je klasgenoten.
Bekijk het filmpje over Jeff Hoeyberghs en lees het bijbehorende artikel.
©VANIN
Op uitnodiging van de conservatieve studentenvereniging Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV) gaf plastisch chirurg Jeff Hoeyberghs vorige week een voordracht aan de UGent die bol stond van de seksistische uitspraken. Daarvan is inmiddels een video opgedoken. Studenten en vakbond eisen de uitsluiting van KVHV.
‘Vrouwen willen de privileges van de mannelijke bescherming en het mannelijke geld, maar ze willen hun benen niet meer opendoen.’ Mannen die hulp zoeken bij ‘een wijf’ noemde hij ‘jeanetten’.
De UGent, waar de lezing plaatsvond, liet al eerder weten zich te distantiëren van de seksistische uitspraken. Enkele studenten zijn ook verontwaardigd. Zij verspreiden nu de video online en verzetten zich tegen Hoeyberghs.

Vrouwenrechtenorganisatie Campagne Rosa en twee studentenverenigingen vragen de UGent om de erkenning van organisator KVHV in te trekken. ‘Of op zijn minst de studentenclub te schorsen’, zegt activiste Hanne Van Damme aan Het Nieuwsblad. Ze krijgen steun van de vakbond ACOD.
Bron: De Morgen
a Wat vind jij van de uitspraken van Hoeyberghs?
b Ondertussen is Hoeyberghs gestraft voor deze voordracht aan de UGent. Vind jij dat hij een straf verdient voor zijn uitspraken? Of heeft hij recht op zijn mening? Discussieer in groep en deel daarna jullie bevindingen.

VIP
Judith Butler (1956) is een Amerikaanse filosofe. Ze is voornamelijk bezig met ethiek en politieke filosofie. Haar bekendheid heeft ze vooral te danken aan haar ideeën over identiteit, en meer specifiek genderidentiteit. In het boek Gender Trouble kaart ze enkele problemen met de conventionele kijk op genderrollen aan.
Judith Butler benadrukt het belang van een duidelijk onderscheid tussen sekse en gender. Volgens haar wordt sekse bepaald door de biologische opmaak van een persoon, zoals chromosomen, hormonen en anatomie. Gender daarentegen is niet direct verbonden aan die biologische verschillen, maar wordt gevormd door culturele en maatschappelijke normen.
Butler sluit daarmee aan bij de ideeën van Simone de Beauvoir, die stelde dat het beeld van wat een vrouw is, niet voortkomt uit biologie, maar uit maatschappelijke constructies. Gender is volgens Butler een sociaal construct, wat betekent dat het afhankelijk is van de overtuigingen en verwachtingen binnen een bepaalde cultuur.
Sekse en Gender
Het onderscheid tussen sekse en gender helpt om duidelijk te maken wat voortkomt uit biologische verschillen en wat voortkomt uit de maatschappelijke en culturele opvattingen over hoe iemand zich moet gedragen.
1→ Sekse: biologische verschillen
2→ Gender: culturele ideeën

4 Lees het artikel op p. 114 over het onderzoek van de KU Leuven en beantwoord de vragen.
a Wat doen jongens om stoer of cool over te komen op school zodat ze binnen dat imago passen?
b Welke gevolgen heeft dat voor jongens?
c Is het beeld van ‘de jongen’ te herleiden naar sekse of gender? Waarom?
d Heb jij al ondervonden dat je je op een bepaalde manier moet gedragen omdat je een jongen of meisje bent?
e Via welke kanalen wordt er een druk uitgeoefend op genderrollen?
‘LEERLINGEN PRESTEREN SLECHTER OP SCHOOL DOOR STEREOTYPES’
Leerlingen voelen zich minder goed in hun vel op een school die traditioneel denkt over mannen en vrouwen. Dat blijkt uit een grootschalige studie van de KU Leuven, de Universiteit Gent en de Vrije Universiteit Brussel. Zowel jongens als meisjes, hetero's en holebi's hebben dan het gevoel dat ze dan minder zichzelf kunnen zijn, en daardoor presteren ze ook minder goed op school.
De KU Leuven, de Universiteit Gent en de Vrije Universiteit Brussel volgden gedurende vier jaar ruim 6 000 leerlingen en 1 000 leerkrachten op uit de eerste graad van het secundair onderwijs in meer dan vijftig Vlaamse scholen. Het effect van traditioneel denken over mannen en vrouwen blijkt het grootst bij jongens.
‘Vanaf het eerste jaar van het middelbaar onderwijs zien we de druk op jongens toenemen om te beantwoorden aan het stereotiepe macho-beeld’, vertelt onderzoekster Wendelien Vantieghem. Jongens die zich inzetten voor school worden vaak uitgescholden voor mietje, want studeren hoort niet bij het imago ‘stoer’ en ‘cool’. Daardoor zitten ze vaak gewrongen, want om populair te blijven bij hun medeleerlingen voelen ze zich gedwongen om bijvoorbeeld de clown uit te hangen.
Maar daardoor komen ze in conflict met hun leerkrachten die net inzet, stiptheid en volgzaamheid verwachten. Het probleem wordt nog versterkt omdat jongens vaker in groep optrekken en in zo'n jongensvriendengroep staat het niet goed om ijverig te studeren. Met als gevolg dat jongens minder goede studieresultaten halen, meer moeten zittenblijven en ook vaker de school verlaten zonder diploma.
Maar ook meisjes voelen zich niet goed in hun vel als ze gedwongen worden om zich heel meisjesachtig te gedragen. Ook zij hebben dan het gevoel dat ze onvoldoende zichzelf kunnen zijn. Vooral meisjes die bijvoorbeeld graag voetballen of een echte tomboy zijn krijgen negatieve reacties. Toch worden ze minder zwaar afgestraft dan een jongen die bijvoorbeeld ballet wil gaan doen.
Daarom is het belangrijk dat scholen inzetten op een genderbeleid, want dat wordt nu nog altijd wat stiefmoederlijk behandeld, zeggen de onderzoekers. Zo kun je ‘typisch mannelijk’ en ‘typisch vrouwelijk’ gedrag bespreekbaar maken en een antipestbeleid voeren. In dat beleid kun je duidelijk schrijven dat je bijvoorbeeld niet aanvaardt dat een jongen wordt gepest omdat hij lang haar draagt of zijn nagels lakt. En ook de leerkrachten ervan bewust maken dat ze moeten optreden als ze dergelijke opmerkingen of gedrag zien, is een goeie zaak, luidt het.
Bron: VRT NWS
Good to know
Roze en blauw
Roze was nog niet zo lang geleden een mannelijke kleur, en lichtblauw een vrouwelijke kleur. Na verloop van tijd is dat omgedraaid en nu wordt roze met babymeisjes en blauw met babyjongens geassocieerd. Dat toont aan hoe sterk een beeld gevormd wordt door de samenleving zonder dat er een biologische reden voor is.

5 Seksuele vrijheid
a Wat is seks volgens jou? Wat is de functie ervan?
b Wat is romantische liefde?
c Zijn sommige seksuele handeling goed en andere slecht? Waarom?
6
Bekijk het filmpje over homohaat bij jongeren en beantwoord de vragen.
a Wat betekent homofobie?
b Wat betekent homohaat?
c Wat zit er achter homohaat/fobie?
Seksuele identiteit
Het onderscheid tussen sekse en gender maakt het mogelijk om duidelijker te spreken over seksuele identiteit en de seksuele voorkeur van een persoon. Als gender een sociaal construct is, dan zijn ook de stigma's rond seksualiteit gevormd door maatschappelijke normen en verwachtingen, en niet door biologische feiten.
Het biologisch argument
Sommigen gebruiken een biologisch argument om traditionele gender- en seksuele rollen te verdedigen. Ze stellen dat de mannelijke en vrouwelijke sekse biologisch bij elkaar horen vanwege de voortplanting. Hoewel dat waar is voor het voortbestaan van de soort, geldt dat argument slechts voor een specifiek aspect van menselijke relaties: voortplanting.
In de praktijk staan seks en liefde vaak los van voortplanting. Seks is meestal niet gericht op het verwekken van kinderen en liefde is een emotioneel en sociaal fenomeen dat verder gaat dan biologische drijfveren. Dat maakt het biologisch argument zwak als rechtvaardiging voor traditionele rolpatronen.
Vrijheid van identiteit
De vrijheid van identiteit omvat ook de mogelijkheid om los te breken van traditionele genderrollen. Het idee dat een man en vrouw noodzakelijkerwijs een relatie moeten aangaan of dat het de norm zou zijn, is een sociaal construct dat voortkomt uit genderverwachtingen. Seks en liefde kunnen echter perfect bestaan zonder het biologische aspect van voortplanting. Dat toont aan dat traditionele opvattingen over relaties, seks en genderrollen niet vaststaan, maar door de samenleving zijn gecreëerd.
3.19
Good to know
Troebel
Wil je meer filosoferen en leren over identiteit? Maïté de Haan en Julia Alegre Mouslim werken samen aan hun filosofisch platform Troebel. Troebel gaat filosofisch aan de slag met hedendaagse thema's zoals identiteit, klimaat en digitalisering.
Op een inclusieve en toegankelijke manier organiseert Troebel activiteiten zoals workshops, panelgesprekken en festivals. Je kunt hen vinden op www.troebel.be en op Instagram @troebeltroebel!
Benadeling

a Leerlingen met blauwe ogen mogen een aantal minuten pauzeren. Leerlingen met een andere oogkleur krijgen een verrassingstoets. Is dat eerlijk? Waarom wel/niet?
b Zijn er momenten waarop het oké is om te discrimineren? Of zelfs noodzakelijk?

Discriminatie
Discriminatie betekent dat een persoon of een groep mensen anders wordt behandeld op basis van een verschil dat niet moreel relevant is. Een moreel relevant verschil is een verschil dat een ongelijke behandeling rechtvaardigt. Bijvoorbeeld: een gevangene heeft minder rechten dan een vrije burger, omdat zijn straf is gebaseerd op een moreel relevante reden zoals het overtreden van de wet. Dat is geen discriminatie, omdat de ongelijke behandeling gerechtvaardigd is.
Racisme is een specifieke vorm van discriminatie en houdt in dat iemand anders wordt behandeld vanwege zijn of haar huidskleur. Soms wordt hierbij het woord ras gebruikt, maar biologisch gezien bestaan er bij mensen geen rassen. Alle mensen behoren tot dezelfde soort en hebben een gemeenschappelijke oorsprong.
Biologen hebben vastgesteld dat alle mensen die nu leven afstammen van een kleine populatie van ongeveer duizend individuen die ongeveer 70 000 jaar geleden in Afrika een ramp overleefden. Die groep vormde de basis van de huidige menselijke populatie. Daardoor zijn verschillen in huidskleur en andere uiterlijke kenmerken geen aanwijzing voor biologische rassen, maar het resultaat van aanpassing aan verschillende omgevingsfactoren door de eeuwen heen.
8
Wanneer is iets discriminatie of racisme? Die grens is niet altijd meteen duidelijk. Bespreek de voorbeelden.
a Een restaurantuitbater wil enkel werknemers aannemen met een witte huidskleur. Haar vast cliënteel is voornamelijk racistisch. Zij heeft schrik dat haar klanten niet meer naar haar restaurant zouden komen als zij iemand aanneemt met een andere huidskleur. Zelf heeft zij geen problemen om samen te werken met iemand die een andere huidskleur heeft. Is de uitbater racistisch of niet?
©VANIN
b Een bedrijf is op zoek naar een nieuwe werknemer. Twee kandidaten bieden zich aan en ze zijn allebei even geschikt voor de job. Eén van de werknemers is een vrouw. Het bedrijf neemt de vrouw aan omdat het de diversiteit op de werkvloer verbetert. Wordt de man gediscrimineerd?
c Een bakker krijgt het verzoek van een groep mensen die Hitler vereren om een taart te maken met een nazithema. De bakker weigert. Wordt die groep klanten door de bakker gediscrimineerd?
d Dezelfde bakker krijgt het verzoek van twee mannen om een huwelijkstaart te maken voor hen. De bakker weigert omdat hij tegen homohuwelijken is. Worden die mannen door de bakker gediscrimineerd?
e Een vrouw is op zoek naar een nieuwe gynaecoloog. Maar ze wil geen mannelijke gynaecoloog. De reden is dat ze zich niet op haar gemak voelt bij een mannelijke gynaecoloog. Is dat discriminatie?

Good to know Keuzevrijheid
Moet het mogelijk zijn dat alle werkgevers de vrijheid krijgen om aan te nemen wie ze willen? Misschien zorgt een mooie vrouw op de werkvloer net voor een verhoogde productiviteit.
Het probleem is dat als bedrijfsleiders daarin de volledige vrijheid krijgen, het mensen in machtsposities helpt. Hoe meer vrijheid de mensen in machtsposities krijgen, hoe minder vrijheid er is voor de mensen die gediscrimineerd worden. VIP
f Vind jij dat bedrijfsleiders wel de vrijheid moeten krijgen om volledig vrij te zijn in wie ze aannemen?

Judith Jarvis Thomson (1929-2020) was een Amerikaanse filosofe. Ze hield zich bezig met ethiek en metafysica en behandelde het filosofisch trolleyprobleem. Dat komt hierop neer: is het juist om een tram die op hol slaat en dreigt drie mensen te verpletteren nog snel af te leiden naar een ander spoor waar slechts één persoon getroffen zou worden? Het probleem is door Judith Jarvis Thomson benoemd en populair gemaakt, maar ze was niet de bedenker. Ze was een sterke verdediger van de vrijheid om abortus te plegen, een punt dat gevoelig ligt in Amerika.
Om iedereen gelijke kansen te geven, is het intomen van discriminatie in een samenleving belangrijk. Maar wanneer is iets discriminatie en wanneer niet? Bestaat er ook positieve discriminatie?
Judith Jarvis Thomson stelt dat discriminatie die historisch gezien kansarme groepen bevoordeelt meer acceptabel is dan discriminatie die historisch gezien bevoorrechte groepen bevoordeelt. Ze pleit daarom voor positieve discriminatie. Dat is discriminatie die iemand of een groep een voordeel geeft.
Omdat mannelijke kandidaten op de werkvloer lange tijd vaker werden aangenomen dan een gelijkwaardige vrouwelijke kandidaat, zijn vrouwen historisch gezien een kansarme groep op dat vlak. Om die reden is het acceptabel om een vrouw boven een man te kiezen, ook al is het een vorm van discriminatie. Kansarme groepen zijn een lange tijd benadeeld en verdienen daarom net een voordeel. Zolang een groep nog lijdt onder de benadeling uit het verleden, is dit acceptabel volgens Jarvis Thomson. Het is dus zeker een vorm van discriminatie, maar het wordt gebruikt om iets positiefs te doen.
Robert Nozick is het niet eens met Jarvis Thomson. Hij zegt dat het niet de schuld is van een persoon die tot een historisch gezien bevoorrechte groep behoort dát hij tot die groep behoort. Positieve discriminatie is oneerlijk, net zoals gewone discriminatie.
9 Lees het artikel over discriminatie op de arbeidsmarkt op p. 119 en beantwoord de vragen.
a Op welke manier wordt er hier gediscrimineerd?
b Zou positieve discriminatie kunnen helpen in deze gevallen?
c Het federaal parlement nam op 28 juli 2011 de zogenaamde quotawet aan die een minimale vertegenwoordiging van een derde van elk geslacht garandeert in de raad van bestuur van sommige economische overheidsbedrijven, beursgenoteerde vennootschappen en de Nationale Loterij.
1→ Ben jij het ermee eens dat positieve discriminatie goed is? Noteer enkele redenen waarom wel/ niet.
2→ Bekijk het filmpje. Wat is het antwoord van filosoof Ignaas Devisch op deze vraag?
3→ Bekijk het filmpje. Wat is het antwoord van muzikant John Watts op deze vraag?
EEN BAAN NIET KRIJGEN OMDAT JE EEN BUITENLANDSE ACHTERNAAM HEBT. RACHIDA BOUKHRISS (36) WEET HET ZEKER: DIT IS HAAR OVERKOMEN. ‘ECHT BIZAR.’
De oppositie eiste vandaag dat minister Asscher discriminatie op de arbeidsmarkt strenger aanpakt. Als je Mohamed of Ali heet is, het nog altijd moeilijker om een baan te vinden dan voor bijvoorbeeld Maarten of Arie.
Rachida (36) uit Blaricum merkte dat naar eigen zeggen ook. Lange tijd haalde ze haar schouders op als ze een afwijzing kreeg. Ach, ik zal wel te weinig ervaring hebben, dacht ze dan. Toen ze aan het solliciteren was, had ze immers nét haar hbo-diploma internationaal marketing management. ‘Maar toen ik vaker “nee” kreeg te horen, dacht ik: zou het aan mijn Marokkaanse naam liggen?’
Rachida, die in Nederland is geboren maar Marokkaanse ouders heeft, nam een paar jaar geleden de proef op de som. Ze reageerde op een vacature bij een mediabedrijf en solliciteerde twee keer; één keer onder de naam Chantal de Jong ('Hollandser kan niet') en één keer onder haar eigen Marokkaanse naam. De cv's die ze opstuurde, waren 'exact hetzelfde'. ‘Zelfs de interesses had ik niet veranderd. Ik had alleen bij Chantal de Jong niet vermeld dat ik ook Arabisch sprak.’
Chantal de Jong
Rachida werd niet uitgenodigd voor een gesprek. Chantal wél. ‘Ik was heel pissig. Maar ik ben niet naar het gesprek gegaan en heb het maar zo gelaten. Wat kon ik doen?’
Inmiddels heeft Rachida al een paar jaar een 'fijne baan' waar het niet uitmaakt wat haar afkomst is. Ze vindt het goed dat minister Asscher wordt opgeroepen meer te doen aan discriminatie op de arbeidsmarkt. ‘Iedereen moet een eerlijke kans krijgen.’
Dat vindt Youssef Aghmir (29) ook. Ook hij is, naar eigen zeggen, gediscrimineerd. ‘Ik solliciteerde op een vacature voor verkoper bij een telecombedrijf en stuurde een keurige brief, cv en pasfoto op’, vertelt hij.
'Niemand nodig'
De reactie van het bedrijf? Hij 'paste niet in het profiel'. Youssef besloot te solliciteren onder een andere naam. Dennis van Dijk. ‘Ik paste alleen de naam aan en voegde een foto van een blonde, Nederlands uitziende man toe in plaats van mijn eigen foto.’ En wat bleek? Youssef kreeg telefoon. Of Dennis wilde komen solliciteren. ‘Ik was in shock. En verdrietig. Ik ben niet uitgenodigd vanwege mijn afkomst. Dit kon toch niet? Ik heb nooit een vlieg kwaad gedaan!’
Hij diende een klacht in bij de Stichting Meldpunt Discriminatie Regio Amsterdam (MDRA). ‘Het bedrijf kwam met een goed verhaal’, zegt Joke Walstra, klachtenbehandelaar bij het meldpunt. ‘Er waren twee recruiters die de selectie deden. De ene recruiter heeft Youssef niet geselecteerd omdat hij niet aan alle eisen voldeed, de andere recruiter selecteerde 'Dennis' wél, maar gaf bij de manager aan dat het wel 'een twijfelgeval' was.’
Bron: RTL Nieuws
10 Stel dat de directeur op jullie school het vooroordeel heeft dat meisjes niet slim zijn. Daarom laat hij elk jaar veel meer jongens toe dan meisjes. Op een dag komt er een nieuwe directeur. Hij heeft geen vooroordeel over meisjes en wil de verhouding jongens-meisjes weer in balans brengen. Omdat de meeste nieuwe leerlingen in het eerste jaar starten, duurt het nog zes jaar voor het evenwicht hersteld is. Om dit te bespoedigen, beslist hij om de komende vier jaar meer meisjes dan jongens toe te laten. Discussieer in groep. Zijn jullie het eens met de aanpak van de nieuwe directeur? Waarom wel/niet?
EUREKA!
“Wat betekent het om iemand te zijn en te mogen zijn?”
Forum
Bereid in groep een les voor over één van de vier besproken onderwerpen uit dit hoofdstuk. De bedoeling is dat jullie de informatie uit het onderwerp overbrengen aan de andere leerlingen. Werk zelf een werkvorm uit (oefening, quiz, opdracht, presentatie …) die te maken heeft met het onderwerp.
Test jezelf
Ga naar om de vragen te beantwoorden.
1 Wat is de theorie van Leibniz over identiteit?
2 Welke soorten eigenschappen bestaan er?
3 Wat is de theorie van voortdurend bestaan met betrekking tot identiteit?
4 Wat is het verschil tussen de lichaam-, bewustzijn- en geheugentheorie?
5 Aan welke criteria moet iemand voldoen om een persoon te zijn volgens Mary Ann Warren?
6 Wat betekent het als iemand een persoon is volgens sociale criteria?
7 Wanneer is iemand een persoon volgens Peter Singer?
8 Wat is een vooroordeel?
9 Waarom spreekt De Beauvoir over de mythe van de vrouw?
10 Hoe maak je een onderscheid tussen sekse en gender?
Cliffhanger
Leren over individuele identiteit is één ding, maar je leeft niet alleen op deze planeet. Hoe zit het met mensen in een samenleving? Is goed zijn voor elkaar een deel van de identiteit?
SYNTHESE
Wat is identiteit?
Identiteit gaat over de vraag wat jou tot 'jou' maakt, en wat iets tot wat het is maakt. Je verandert voortdurend: interesses, uiterlijk, herinneringen. Toch voel je jezelf vaak nog steeds dezelfde persoon. Wat blijft er dan hetzelfde? Dat zoeken filosofen via het idee van essentie: de kern van iets, datgene wat het maakt tot wat het is.
De paradox van Plutarchus (schip van Theseus) stelt deze vraag scherp: als je alle onderdelen van een schip vervangt, blijft het dan hetzelfde schip?
Leibniz en de eigenschappen
De filosoof Leibniz stelde dat twee dingen alleen identiek zijn als ze precies dezelfde eigenschappen hebben. Volgens hem verander je dus van identiteit zodra er ook maar één eigenschap verandert.
Leibniz introduceerde ook het idee van monaden: ondeelbare bouwstenen waaruit alles is opgebouwd.
Zijn theorie lijkt beter te werken voor objecten dan voor mensen, die voortdurend veranderen zonder hun identiteit volledig te verliezen.
Essentiële en toevallige eigenschappen
Essentiële eigenschappen: bepalen de identiteit van iets. Zonder deze eigenschappen is het niet meer hetzelfde (bv. het feit dat een hond een dier is).
Toevallige eigenschappen: kunnen veranderen zonder dat het ding of de persoon verandert (bv. kapsel of kleding).
De uitdaging is bepalen wat écht essentieel is.
Continuïteitstheorie
Niet iedereen gelooft in essenties. De continuïteitstheorie stelt dat identiteit voortkomt uit het blijven voortbestaan door de tijd heen, ondanks veranderingen. Zelfs als alles verandert (lichamelijk, mentaal), blijf je dezelfde persoon zolang je levenslijn ononderbroken is.
Theorie van vervangbaarheid
Sommige dingen zijn volledig vervangbaar, zoals de vervangbaarheid van een briefje van 20 euro. Andere niet, zoals een knuffel van je jeugd. Bij mensen is identiteit nooit volledig vervangbaar, ook al lijken twee personen uiterlijk identiek.
Lichaamstheorie
Volgens de lichaamstheorie ben jij jezelf omdat je altijd in hetzelfde lichaam woont. Maar je lichaam verandert voortdurend (groei, veroudering, celvernieuwing), dus roept dat vragen op: wanneer is je lichaam nog 'hetzelfde'?
Bewustzijnstheorie
Volgens de bewustzijnstheorie ben jij jezelf omdat je bewustzijn continu is. Je 'ik' is datgene wat al je ervaringen met elkaar verbindt. Je bent niet je lichaam, maar je zelfbewustzijn
Geheugentheorie
De geheugentheorie stelt dat je identiteit gevormd wordt door je herinneringen. Wat je je herinnert, verbindt je met eerdere versies van jezelf. Kritiek op deze theorie is dat veel van wat jou 'jou' maakt onbewust is of niet herinnerd wordt.
Wat is een persoon?
Niet iedereen is automatisch een 'persoon' in filosofische zin. Genetische theorieën stellen dat je een persoon bent als je menselijk DNA hebt. Maar dat is te eenvoudig: een embryo of iemand in diepe coma heeft menselijk DNA, maar voldoet niet altijd aan het volle concept van persoon-zijn.
Criteria van Mary Anne
Warren
Warren stelt dat een wezen pas een persoon is als het voldoet aan vijf criteria:
1 bewustzijn
2 redeneringsvermogen
3 vrije wil
4 communicatievermogen
5 zelfbewustzijn
Niet-menselijke wezens kunnen volgens haar ook personen zijn als ze aan deze voorwaarden voldoen.
Sociale criteria
Volgens deze theorie is iemand een persoon als er voldaan wordt aan twee criteria. Het eerste criterium is dat iemand een persoon is als de samenleving herkent dat hij of zij een persoon is. Dat betekent dat de beslissing berust bij een gezamenlijk oordeel van de hele samenleving en niet bij een individuele beoordeling. Het tweede criterium is dat iemand een persoon is als er iemand anders om hem of haar geeft. Zelfs al herkent de samenleving iemand niet als persoon, als er één iemand is die toch om hem of haar geeft, dan is dat voldoende om als persoon beschouwd te worden.
Peter Singer
Volgens Singer is een wezen een persoon als het plezier en pijn kan ervaren. Niet alleen mensen, maar ook dieren kunnen dus personen zijn. Dat heeft ethische gevolgen: als een wezen kan lijden, mag je het niet onnodig schade toebrengen.
Persoon-zijn als recht
Sommige filosofen zien persoon-zijn als een recht dat je kunt verliezen, bijvoorbeeld bij ernstige misdaden. Anderen benadrukken dat je verantwoordelijkheden toenemen met je ontwikkeling (bv. een baby tegenover een volwassene).
Vooroordelen
Een vooroordeel is een mening zonder voldoende kennis. Vooroordelen zijn niet altijd negatief en kunnen ook nuttig zijn in het dagelijkse leven, maar ze worden problematisch als ze worden toegepast op groepen mensen.
Simone De Beauvoir
In De tweede sekse stelt De Beauvoir dat vrouwen historisch zijn neergezet als de Ander van de man. De vrouw werd gezien als afgeleid van de man, niet als zelfstandig individu.
Ze spreekt ook van de mythe van de vrouw: het idee dat er één vaststaand beeld is van wat een vrouw moet zijn. Dat beeld is volgens haar een maatschappelijke constructie, niet biologisch bepaald.
Vrouwen werden lange tijd als minderwaardig beschouwd in de samenleving. Daarvoor moet je zelfs niet zo ver terug in de tijd gaan. In sommige landen is het ook vandaag nog altijd zo dat vrouwen er minder rechten hebben dan mannen. Een patriarchaat is een samenleving waarin mannen het dominante geslacht zijn en waarin mannelijke normen en waarden centraal staan.
De Beauvoir stelt dat de ongelijkwaardige verhouding tussen man en vrouw niet gebaseerd is op biologische of psychologische verschillen. 'De vrouw' is iets dat ontworpen is door de man.
Judith Butler: sekse ≠ gender
Judith Butler maakt een onderscheid tussen:
Sekse: biologisch
Gender: sociaal en cultureel gevormd
Volgens haar is gender een sociaal construct: wat 'mannelijk' of 'vrouwelijk' is, wordt bepaald door cultuur en verwachtingen.
De opvattingen over relaties, seksualiteit en gender zijn ook maatschappelijke constructen. Het idee dat een man en vrouw 'natuurlijk' bij elkaar horen is gebaseerd op voortplanting, maar liefde en seks zijn meer dan dat.
Het onderscheid tussen sekse en gender helpt om duidelijk te maken wat voortkomt uit biologische verschillen en wat voortkomt uit de maatschappelijke en culturele opvattingen over hoe iemand zich moet gedragen.
Discriminatie
Discriminatie is ongelijke behandeling op basis van een niet-moreel relevant verschil. Racisme is een specifieke vorm van discriminatie en houdt in dat iemand anders wordt behandeld vanwege zijn of haar huidskleur. Soms wordt daarbij het woord ras gebruikt, maar biologisch gezien bestaan er bij mensen geen rassen: we stammen allemaal af van dezelfde kleine groep mensen in Afrika.
Volgens Judith Jarvis Thomson is het aanvaardbaar om positief te discrimineren om historische ongelijkheid te corrigeren.
Robert Nozick is het daar niet mee eens: volgens hem is elke vorm van discriminatie onrechtvaardig, ook als die bedoeld is om iets goed te maken.
Bordschema
Leibniz
Eigenschappen
theorie van Leibniz
Iets is identiek als alle eigenschappen hetzelfde zijn. Alles bestaat uit monaden.
Twee dingen bestaan uit dezelfde monaden → identiek.
essentiële eigenschappen
de essentie of kern van de identiteit Wat iets tot dat bepaald iets maakt. toevallige eigenschappen
Eigenschappen die men kan wegdenken zonder dat de identiteit verandert.
Bestaan voortdurend bestaan
Iets behoudt identiteit doordat het bestaat doorheen de tijd. vervangbaar
Identiteit heeft weinig waarde voor vervangbare dingen.
©VANIN
Identiteit
lichaamstheorie
Je lichaam zorgt ervoor dat identiteit blijft bestaan. bewustzijnstheorie
Je bewustzijn zorgt ervoor dat identiteit blijft bestaan. criteria van Warren bewust
redeneringsvermogen vrije wil
communicatief vermogen zelfbewustzijn sociale criteria (één is voldoende) erkenning als persoon door de samenleving
Wanneer iemand om hem of haar geeft. persoonheid een recht
meer of minder persoonheid kan worden afgenomen
Uitsluiting vooroordeel
een mening op basis van een veronderstelling discriminatie
anders behandelen op basis van verschil positieve discriminatie
Judith Jar vis Thomson historisch gezien kansarme groepen bevoordelen racisme
anders behandelen op basis van huidskleur patriarchaat
samenleving op maat van de man
Simone De Beauvoir Ander
De vrouw wordt gezien in de relatie tot de man.
De man is subject mythe van de vrouw
‘De vrouw’ bestaat niet.
Het beeld komt niet uit biologische kenmerken
Judith Butler sekse
biologisch geslacht gender
gevormd door de cultuur
NOTITIES ©VANIN
HOOFDSTUK
JIJ
IJ EN DE SAMENLEVING J
WAAROVER GAAT DIT HOOFDSTUK?
In dit hoofdstuk onderzoek je hoe mensen samenleven en wat we elkaar verschuldigd zijn. Leef jij samen met anderen? Of leef je ondanks anderen? Mensen zijn van nature sociale wezens. Al sinds de opkomst van de homo sapiens is de mens afhankelijk van samenwerking om te overleven. Maar mensen verschillen sterk van elkaar in karakter, wensen en doelen. Toch lukt het ons grotendeels om samen te leven in vrede. Hoe kan dat? En waar ligt de grens van onze verantwoordelijkheid tegenover anderen?
Je begint met de mensen die het dichtst bij je staan: je familie. Heb je een plicht om voor je ouders of familieleden te zorgen? Of is die verplichting helemaal niet vanzelfsprekend? Je ontdekt verschillende filosofische visies over de relatie met familie, zoals de onvoorwaardelijke en voorwaardelijke benadering en de rol van vriendschap binnen die relaties.
Daarna bekijk je je verantwoordelijkheden tegenover mensen die verder van je af staan. Heb je een morele plicht om anderen te helpen? En zo ja, hoe ver reikt die plicht? Filosofen zoals Peter Singer en Garret Hardin hebben daarover verschillende visies. Sommige denken dat je verantwoordelijkheid hebt om anderen te helpen, terwijl anderen geloven dat moreel gedrag optioneel is.
In het laatste deel van het hoofdstuk onderzoek je hoe regels ontstaan en welke rol ze spelen in onze relaties met anderen. Denk daarbij aan ideeën van Thomas Hobbes, die stelde dat regels nodig zijn om chaos te voorkomen en aan Karl Marx, die juist wees op de ongelijkheid die regels kunnen veroorzaken.
Dit hoofdstuk daagt je uit om kritisch te kijken naar de relaties die je hebt, zowel binnen je familie als met de samenleving als geheel. Het helpt je te reflecteren op wat je anderen verschuldigd bent, of juist niet, en welke rol regels spelen in hoe we samenleven. Uiteindelijk ontdek je dat samenleven niet vanzelfsprekend is maar het resultaat van keuzes, afspraken en verantwoordelijkheden.
WAT LEER IK IN DIT HOOFDSTUK?
Vink aan wat je in de loop van dit hoofdstuk hebt geleerd.
Ik onderscheid en begrijp expliciete contracten en impliciete contracten
Ik analyseer verschillende filosofische visies over de relatie tussen familieleden.
Ik leg de morele filosofie van Singer uit.
Ik leg de politieke filosofie van Hobbes uit.
Ik beschrijf het confucianisme.
Ik begrijp de voorwaarden waaraan geld volgens Aristoteles moet voldoen.
Ik kan in eigen woorden uitleggen waarom geld een sociale constructie is.
Ik beschrijf de visie van Marx over loonarbeid.
BEGRIPPEN
expliciete contracten – impliciete contracten – vriendschapsvisie – natuurstaat – wedijver –zelfbehoud – sociaal contract – sociale kost – sociale constructie – productiewijze – klassenstrijd –bourgeoisie – proletariaat
BREINBREKER
In dit hoofdstuk zoek je een antwoord op deze breinbreker:
“Op welke manier moet je rekening houden met anderen in een samenleving en waarom?”
FORUM
1 DE RELATIE TUSSEN JE FAMILIE
Ben je je ouder s iets verschuldigd?
2 MORELE VERPLICHTINGEN
Wanneer laat je iemand sterven?
3 LEVEN IN DE NATUURSTAAT
Schaf je best alle r egels af?
4 SOCIALE CONSTRUCTIES
Mag je pr ofiteren van anderen?
1 DE RELATIE TUSSEN JE FAMILIE
Ben je je ouders iets verschuldigd?
Je komt in de loop van je leven regelmatig in contact met andere mensen. Over het algemeen verloopt dat vlot en weet je hoe je moet handelen binnen een bepaalde context. De verschillende groepen waartoe je behoort hanteren allemaal besproken of onbesproken regels. Een contract waarin de regels duidelijk op voorhand gesteld worden zul je wel kennen. Maar ook met je vrienden en familie heb je een onbesproken contract afgesloten.
1 Contractueel verbonden
a Welke onbesproken regels gelden er in je omgeving? Vul aan.
1→ Een vriend zal nooit
2→ Een vriend zal altijd
3→ Familie zal nooit
4→ Familie zal altijd
5→ Ik zal nooit
6→ Ik zal altijd
b Leg je antwoorden uit.
c Tussen vrienden gelden er vaak onbesproken regels. Welke onbesproken regels gelden er in jouw vriendenkring?


Iedereen sluit in de loop van zijn leven contracten of overeenkomsten. Dat zijn afspraken tussen twee of meer partijen over hoe ze zich tegenover elkaar zullen gedragen of wat ze van elkaar mogen verwachten. Sommige contracten zijn duidelijk en officieel zoals bijvoorbeeld een schoolreglement. Wanneer je naar school gaat, stem je ermee in om je aan dat reglement te houden. Maar niet alle contracten zijn even zichtbaar. In de filosofie maakt men onderscheid tussen expliciete en impliciete contracten.
Expliciete contracten zijn afspraken waarbij de regels van tevoren duidelijk worden gemaakt. De betrokken partijen stemmen ermee in, meestal schriftelijk of mondeling. Dat type contract is formeel en vaak juridisch bindend.
Een voorbeeld hiervan is een internetabonnement. Je ondertekent een contract waarin staat dat je maandelijks een bedrag betaalt in ruil waarvoor de internetprovider je toegang tot het internet biedt. De voorwaarden zijn voor beide partijen duidelijk en vastgelegd.
Impliciete contracten zijn afspraken die nooit expliciet zijn vastgelegd. De betrokken partijen hebben niet schriftelijk of mondeling ingestemd, maar er ontstaat een onuitgesproken regel of verwachting. Dat type contract is minder formeel, maar speelt een grote rol in het dagelijks leven.
Een voorbeeld is de vriendschap tussen mensen. Hoewel je nooit officieel hebt afgesproken om goed voor elkaar te zijn, verwachten vrienden over het algemeen respect, steun en wederzijdse zorg. Die impliciete afspraken zorgen ervoor dat relaties soepel verlopen zonder dat ze schriftelijk vastgelegd hoeven te worden.
Het belang van contracten Contracten, zowel expliciet als impliciet, vormen de basis van hoe we met elkaar omgaan in de samenleving. Ze zorgen voor duidelijkheid en vertrouwen in relaties en afspraken. Het onderscheid tussen expliciete en impliciete contracten helpt je te begrijpen hoe formele en informele regels je gedrag en je interacties beïnvloeden.
d Vink aan of het hier over een expliciet of impliciet contract gaat.

Impliciet
Expliciet
1 een gsm-abonnement bij een telefoonmaatschappij nemen
2 je vrienden steunen als het nodig is
3 de Belgische wetgeving naleven
4 het schoolreglement naleven
5 een job uitoefenen tegen betaling
6 je lief niet bedriegen
7 iemand in nood helpen
8 een Netflix-abonnement nemen
2 Een schuldenberg bij je ouders
a Is er iemand voor wie jij zorgt? Op welke manier?
b Voor de meeste mensen geldt dat ze vanaf hun geboorte zijn opgevoed door hun ouders. De ouders verversten de luiers van hun kinderen en gaven hen te eten. Ze zorgden ervoor dat er onderdak was, een bed om in te slapen, speelgoed om mee te spelen en ze verzorgden hun kind als het ziek was.
Maar houdt dat in dat een kind daardoor een schuld heeft bij zijn ouders? Ben jij je opvoeders iets schuldig voor je opvoeding?
Mensen die opgevoed zijn door hun ouders staan er meestal niet bij stil hoeveel hun ouders voor hen doen. Meestal onthoud je de dingen die je niet kreeg in plaats van de dingen die je wel kreeg. Dat komt omdat kinderen vaak vinden dat het normaal is dat de ouders hen verwennen. Maar klopt dat wel?
Sommigen zouden zeggen dat je tijdens je jeugd een schuld opbouwt bij je ouders. De zorg die ze je geven, is niet zonder verplichtingen en je moet je schuld op een bepaalde manier afbetalen. Maar niet iedereen is het daarmee eens, zoals dat de gewoonte is in de filosofie. De eerste twee visies die besproken worden stellen dat je wél een soort schuld hebt tegenover je ouders.
De onvoorwaardelijke visie
Volgens de onvoorwaardelijke visie hebben ouders het recht om tot hun overlijden bepaalde dingen van je te vragen. Hoever dat recht gaat, staat niet vast. Het houdt minstens in dat je er bent voor hen en aandacht aan hen schenkt.
De voorwaardelijke visie
Ook volgens de voorwaardelijke visie hebben ouders het recht om bepaalde dingen van je te vragen. Wat ze precies mogen vragen, wordt bepaald op basis van de opvoeding die ze je gaven. Ouders die hun kinderen goed verzorgden, zouden meer mogen vragen dan ouders die hun kinderen slecht verzorgden.
c Bij welke visie sluit jij het meest aan: de onvoorwaardelijke of de voorwaardelijke?

d Vink aan bij welke visie de uitspraak het best past: de voorwaardelijke of onvoorwaardelijke?
Voorwaardelijk Onvoorwaardelijk
1 ‘Ik zal altijd voor mijn ouders zorgen, ongeacht de opvoeding die ze me gaven.’
2 ‘Mijn ouders steunden me financieel, dus nu ze het moeilijk hebben, steun ik hen financieel.’
3 ‘Mijn ouders kwamen nooit kijken als ik voetbalde, dus ik ga ook niet naar het concert van mijn vader.’
4 ‘Mijn vader gaf niet om mij, maar ik vind het toch mijn plicht om voor hem te zorgen nu hij ziek is.’
5 ‘Vroeger aten we thuis vooral brood met choco, maar nu kook ik vaak voor mijn ouders omdat zij het zelf niet kunnen.’
6 ‘ Telkens als ik droevig was, kon ik terecht bij mijn moeder. Nu mijn ouders gescheiden zijn, probeer ik er te zijn voor haar.’
e Een kind opvoeden tot de achttiende verjaardag zou 110 000 euro kosten. Dat bedrag verdubbelt als je ook verder studeren tot de vijfentwintigste verjaardag in rekening brengt. In hoeverre is het kind daarvoor verantwoordelijk volgens jou?
De Amerikaanse filosofe Jane English stelt dat kinderen die de volwassen leeftijd bereiken niets verschuldigd zijn aan hun ouders. Ze noemt dat de vriendschapsvisie. Het zijn net de ouders die iets verschuldigd zijn aan het kind. Het zijn de ouders die ervoor kozen om een kind op te voeden. Een kind zelf kiest er niet voor om geboren te worden. Dat betekent volgens English dat het kind geen enkele verplichting heeft tegenover de ouders.
Bij de geboorte heeft een kind niet het rationele vermogen om in te stemmen met een overeenkomst. Daarom is er geen impliciet contract tussen ouders en kind. Je ouders voeden je ook niet op in de verwachting later een schuld te kunnen innen. Goede ouders geven volgens English onconditionele liefde aan hun kinderen, ongeacht wat ze van hen terugkrijgen.
Een goede vergelijking is vriendschap. Je houdt bij je vrienden geen score bij over wie wat voor wie gedaan heeft. Je helpt je vrienden omdat het je vrienden zijn, niet zodat ze je iets verschuldigd zijn. Vriendschap is een soort liefde, je kiest aan wie je die liefde geeft. Als iemand een slechte vriend blijkt te zijn, kun je de vriendschap opgeven. Volgens English is dat hetzelfde bij familie.
f Ben jij het ermee eens dat een kind geen enkele verplichting heeft?

g Zou je kunnen stellen dat er een impliciet contract bestaat tussen ouders en kinderen? Dat je door de goede verzorging van je ouders te accepteren eigenlijk instemt met het contract waardoor je wel verplichtingen hebt tegenover hen?
h Denk na over het onderstaande argument tegen de vriendschapsvisie en bedenk hoe het weerlegd kan worden. Je hebt verplichtingen tegenover je familie omdat er een biologische relatie is.
i Ben jij het eens met Jane English? Kun je familie vergelijken met vrienden? Bedenk een argument voor en tegen.
Voor →
Tegen →
Good to know
Claudia Mills
Claudia Mills stelt dat de waarde van familie niet onderschat mag worden. Het zijn de enige mensen die permanent in je leven zijn zonder dat je hen koos. De wereld verandert steeds sneller. Alles om je heen is voortdurend in beweging. Je vrienden, je omgeving, je school, je studierichting, je klas, de cultuur, hypes, dat alles verandert voortdurend in de loop van je leven. Mills zegt dat daarom familie belangrijk is. Ze blijven bij je tijdens de veranderingen, ze verbinden die almaar veranderende wereld met je oorsprong. Ze houden je gegrond en herinneren je aan wie je bent ondanks de veranderingen.

j Wat is de waarde van familie? Discussieer in groep over die vraag. Deel daarna de bevindingen met de klas.
k Lees de onderstaande situatie en beantwoord de vragen.
VADER EN DOCHTER
Nadat hij zijn baan verloor, had Maarten een moeilijke periode. Als alleenstaande vader wilde hij zijn dochter Claartje het beste geven. Hij zocht meteen ander werk en na enkele maanden werd hij aangenomen als schoonmaker in een fabriek. Hij verdiende weinig en werkte lange dagen. Het was niet gemakkelijk om Claartje alles te geven wat ze wou.
Claartje zelf besefte niet hoeveel offers haar vader bracht en ze behandelde hem met minachting. De jaren gingen voorbij en de relatie tussen de twee werd steeds moeilijker. Maarten droeg vaak werkkledij en Claartje maakte hem verwijten over zijn uiterlijk. Ze zei dat ze zich voor hem schaamde en dat ze vanwege hem geen vriendinnen mee naar huis bracht.
Ondanks alles bleef Maarten van haar houden en hij bleef zich voor haar opofferen. Op een dag zei Claartje tegen haar vader dat ze besloten had naar een andere stad te verhuizen en een nieuw leven te beginnen. Maarten leed er erg onder, maar hij was ook blij voor haar. Jarenlang hoorde hij niets van haar. Hij probeerde om contact met haar op te nemen, maar ze was verhuisd en had een nieuw nummer.
1→ Doet Claartje volgens English iets verkeerd?

2→ Doet Claartje hier iets verkeerd volgens de onvoorwaardelijke visie?
3→ Doet Claartje hier iets verkeerd volgens de voorwaardelijke visie?
4→ Doet Claartje hier iets verkeerd?
3 Licence to parent
a In een samenleving heb je voor veel dingen een vergunning nodig of is er een leeftijdsrestrictie. Welke voorbeelden ken je?
b Is er iets waar momenteel geen vergunning voor nodig is en geen leeftijdsrestrictie voor bestaat, maar waarvan jij denkt dat die er wel zouden moeten zijn? Leg uit wat en waarom.
Wat:
Waarom:
Good to know
Hugh LaFollette
Voor je iets toevertrouwd krijgt dat schade kan aanrichten, moet je kunnen aantonen dat je er verantwoord mee om kunt gaan. Denk aan vergunningen zoals een rijbewijs of diploma’s. Iemand mag pas met een auto rijden nadat hij zijn rijbewijs haalde. Een auto kan namelijk schade aanrichten.
De Amerikaanse filosoof Hugh LaFollette vraagt zich af waarom dat ook niet geldt voor kinderen opvoeden. Moeten ook ouders een vergunning hebben om kinderen te krijgen? Voor je een kind mag krijgen, zou je dan een soort vergunning moeten aanvragen die je toestemming geeft om je voort te planten. De meeste activiteiten die een bepaalde vaardigheid vereisen en schade kunnen aanrichten als ze slecht worden uitgevoerd, zijn gereguleerd door de samenleving.
LaFollette stelt dat ouder zijn niet eenvoudig is en je kunt een kind veel schade toebrengen door het slecht op te voeden. Daarom moet er volgens hem worden nagedacht of het ouderschap ook gereguleerd moet worden door de samenleving.
c Welk argument geeft LaFollette om een vergunning in te voeren voor het ouderschap?
d Bedenk een argument dat het idee van LaFollette over ouderschap ondersteunt.
e Heeft iedereen het recht om een ouder te zijn of zijn er uitzonderingen?
f Zou de samenleving beter of slechter zijn als er een vergunning moet worden aangevraagd om kinderen op te voeden? Welke nadelen kan het hebben?

2 MORELE VERPLICHTINGEN
Wanneer laat je iemand sterven?
Geven om mensen die dicht bij jou staan lukt zonder al te veel moeite. Maar als het gaat om mensen die ver van je af staan, wordt het al moeilijker. Waar ligt de grens? Wanneer stop je met om iemand te geven?
1 Wereldarmoede
a Bekijk de campagne van Unicef.

Volgens Unicef sterven er elke minuut van de dag twaalf kinderen die in extreme armoede leven. Ze sterven omdat ze geen proper water hebben en onvoldoende voedsel. Of ze sterven door ziektes, zoals malaria. Nochtans is dat eenvoudig te voorkomen. Een muggennet kost drie euro en medicijnen om bepaalde ziektes te genezen of voorkomen kosten amper vijftig cent. Met het wisselgeld dat wij in onze zak hebben, kunnen die kinderen lange tijd uit de nood geholpen worden.
1→ Doneer jij soms geld aan een goed doel? Waarom wel/niet?
2→ Is wereldarmoede iets waar je om zou moeten geven?
Als je ervoor kiest om niet te helpen, hoef je je volgens die visie niet schuldig te voelen. Er zijn geen morele of contractuele redenen die je verplichten om actie te ondernemen. Het helpen van mensen in armoede wordt daarmee volledig neergezet als een persoonlijke keuze en niet als een maatschappelijke of ethische plicht. Helpen is optioneel
De vraag ‘Moet je mensen in armoede helpen?’ roept veel verschillende antwoorden op. Een van de antwoorden stelt dat je geen verplichting hebt om anderen te helpen die in armoede leven. Volgens die visie heb je geen morele schuld, omdat:
1 Het niet jouw verantwoordelijkheid is dat zij in armoede leven.
2 Je geen expliciete belofte hebt gedaan om hen te helpen.
In die redenering is het helpen van mensen in armoede optioneel, geen verplichting. Als je besluit te helpen, doe je dat omdat je mededogen voelt of je goede hart wilt laten spreken. Je kunt jezelf dan een schouderklopje geven voor je altruïsme. Maar dat je helpt is een keuze, geen vereiste.
4.4
b Je wandelt door het park op weg naar school. Je bedenkt hoe fantastisch je eruitziet met je nieuwe schoenen aan. Plots zie je dat er een kind verdrinkt in de parkvijver. Het verdwijnt onder water. Je weet dat je het nu nog kunt redden, maar dat er geen tijd meer is om je schoenen uit te doen. De vijver is modderig en vuil, dus je schoenen gaan geruïneerd zijn als je het kind redt. Wat doe je? Red je het kind of denk je aan je schoenen?
c Beeld je in dat er nog andere mensen in de buurt zijn die ook zien wat er gebeurt. Help jij het kind dan?
d Beeld je in dat je niet in de buurt bent van de vijver. Maar je hebt een magische doos die je vertelt dat er in de vijver verderop een kind aan het verdrinken is. De magische doos zegt ook dat als je je nieuwe schoenen in de doos stopt het kind gered wordt, maar dat tegelijk je schoenen op magische wijze zullen verdwijnen. Stop je je nieuwe schoenen in de doos?
e Deze keer is er een kind aan het verdrinken aan de andere kant van de wereld. De magische doos geeft je dezelfde voorwaarden. Geef je schoenen af aan de doos en het kind wordt gered. Stop je je nieuwe schoenen in de doos?
f Bedenk nu dat met de prijs van een nieuw paar schoenen meerdere mensenlevens gered kunnen worden. Dat is de realiteit. Door een goed doel te steunen, kun je het geld gebruiken om levens te redden. Maar een kind dat voor je neus in de vijver verdrinkt, voelt niet hetzelfde aan als een kind dat aan de andere kant van de wereld sterft door gebrek aan voeding. Hoe komt dat, denk je?
g Lees het onderstaande artikel. Beantwoord vervolgens de vragen onder de tekst.
ALTRUÏSME VAN PETER SINGER
‘Alle hartverwarmende initiatieven ten voordele van vluchtelingen ten spijt, doen we veel te weinig om het leed in de wereld te verminderen. En als we iets doen, laten we ons te veel leiden door emotie en te weinig door ons verstand’, zegt filosoof Peter Singer. Hij pleit voor ‘effectief altruïsme’.
Misschien hebt u ook geld gestort of spullen ingezameld om de vluchtelingen die in ons land aankomen te helpen. Misschien schenkt u sowieso jaarlijks een bedrag aan een goed doel. Dat is lovenswaardig, maar mag u zichzelf daarom een goed mens noemen?
De Australische filosoof Peter Singer vindt van niet. Een in moreel opzicht ‘goed’ leven leiden houdt in dat je zoveel mogelijk goed doet, legt Singer uit in zijn recentste boek
The most good you can do. En dat doet vrijwel niemand. ‘Op een ethische schaal van nul tot honderd zitten de meeste mensen rond het nulpunt’, liet Singer onlangs in het Duitse weekblad Der Spiegel optekenen. Om beter te scoren op die schaal zouden we volgens Singer een aanzienlijk deel van ons inkomen moeten wegschenken.
Beeld u het volgende in. Een man komt op weg naar zijn werk langs een vijver en ziet een kind in het water spartelen. Er is niemand anders in de buurt en als hij niet snel ingrijpt, zal het kind verdrinken. Zijn nieuwe schoenen zullen dan wel rijp zijn voor de vuilnisbak, zijn mooie pak zal vuil worden en hij zal te laat komen op zijn werk. Wat moet hij doen?
Dat kind redden natuurlijk! Een leven redden is toch belangrijker dan een paar schoenen of een duur pak? Uiteraard hebt u gelijk. Maar als we het daarover eens zijn, waarom geven we dan geld uit aan dingen die we niet echt nodig hebben, terwijl met dat geld levens kunnen worden gered, vraagt Singer zich in zijn boek The life you can save af.
Elk jaar sterven miljoenen kinderen als gevolg van armoede door honger of relatief makkelijk te behandelen ziektes. Het geld dat we uitgeven aan etentjes, café lattes of kleren die we niet echt nodig hebben, zouden we kunnen doneren aan organisaties die in ontwikkelingslanden levens redden. Doen we dat niet, dan verschillen we niet van de
man die een kind laat verdrinken uit angst voor een nat pak. Dat de mensen die onze hulp nodig hebben zich ver weg bevinden, is volgens Singer in moreel opzicht niet relevant. In beide gevallen sterven mensen als gevolg van een keuze voor iets dat veel minder belangrijk is.
Er is volgens Singer iets fundamenteel verkeerd met de manier waarop we denken over geld schenken aan goede doelen. We zien het als iets bewonderenswaardigs, niet als iets dat we zouden moeten doen, omdat het verkeerd is om niet te helpen als je die mogelijkheid hebt.
Hoeveel zouden we dan moeten weggeven? Hoeveel u ook geeft, er zullen altijd mensen overblijven die uw geld meer nodig hebben dan uzelf. Wie de redenering van Singer tot in het extreme doortrekt, geeft tot hij nog net iets beter af is dan de mensen die hij wil helpen. ‘Maar erg weinig mensen zijn heiligen’, nuanceert Singer. Hij situeert zichzelf ergens halverwege op de ethische meetschaal, geeft zelf een derde van zijn inkomen weg, en wil dat opdrijven tot de helft. Volgens de populaire ethicus is één procent van ons inkomen het minimum en mag dat percentage een stuk hoger liggen voor wie meer verdient.
Bent u ervan overtuigd dat u meer zou moeten doen, dan is het de vraag hoe dat het best kan. Die vraag stellen we ons te weinig. Wie geld geeft aan een goed doel, laat zich vaak leiden door emotie. Vraag mensen geld te storten om het leven van één kind te redden, en ze zijn bereid meer te geven dan wanneer hen wordt gevraagd te doneren om honderd kinderen te helpen, blijkt uit onderzoek. Herkenbaarheid en nabijheid doen ons in de buidel tasten, cijfers en statistieken doen dat niet. Sterker nog, te veel informatie doet ons net minder geven.
Daarom pleit Singer in zijn jongste boek voor ‘effectief altruïsme’. De effectieve altruïst baseert zich net wel op cijfers en rationele argumenten om te beslissen hoe hij het grootste verschil kan maken en laat leed veraf even zwaar doorwegen als miserie dichter bij huis. Doneer je aan een organisatie die blindengeleidehonden opleidt of red je honderden mensen in een ontwikkelingsland van blindheid door hetzelfde bedrag te schenken aan een organisatie die de oogziekte trauchoom behandelt? Vanuit die optiek is de hulp die we bieden aan vluchtelingen die hier arriveren, hoewel op zichzelf positief, misschien niet de beste keuze, zegt Singer. ‘De mensen die de Europese Unie bereiken hebben het moeilijk, maar ze zijn wellicht veel beter af dan de mensen die in extreme armoede in ontwikkelingslanden leven. Wie geld wil geven, doet dat beter aan organisaties die die mensen helpen.’
Bron: De Standaard

1→ Wat moet je in de situatie met het verdrinkende kind doen volgens Singer?
2→ Waarom is je laten leiden door emotie niet altijd de beste oplossing?
Een ander antwoord op de vraag of je mensen in armoede moet helpen, komt van de filosoof
Peter Singer. Volgens hem hebben mensen wel degelijk een morele plicht om anderen in armoede te helpen, maar binnen bepaalde grenzen. Hij stelt dat je verplicht bent om hulp te bieden zolang de kost voor jezelf niet te groot is.
De morele regel van Singer
Singer formuleert dat als een eenvoudige regel: het is je morele plicht om ernstige schade te voorkomen als je dat kunt doen zonder grote offers van jezelf te vragen. Met andere woorden: je hoeft niet alles op te geven om armoede te bestrijden. Als je bijvoorbeeld al je geld zou weggeven, zou je niet meer in staat zijn om voor jezelf of je gezin te zorgen en dat is een te hoge kost. Maar als je elke maand een deel van je inkomsten doneert, kun je wél helpen zonder dat het je levensstandaard ernstig aantast.
Persoonlijke verantwoordelijkheid
Een belangrijk punt in Singers filosofie is dat je niet moet kijken naar wat anderen doen. Jij bent verantwoordelijk voor jouw eigen handelingen, ongeacht hoe anderen handelen. Zelfs als er andere mensen zijn die ook zouden kunnen helpen, ontslaat dat jou niet van je morele plicht. Als jij ziet dat iemand hulp nodig heeft en je kunt die hulp bieden zonder grote schade aan jezelf, dan ben je volgens Singer verplicht om te helpen.
Hij benadrukt dat solidariteit en hulp niet optioneel zijn, maar een morele verplichting, zolang het je eigen leven niet disproportioneel belast.
Zijn theorie stelt de vraag: hoeveel zijn we bereid te geven om het lijden van anderen te verminderen?
Er bestaat een morele plicht om zware schade te voorkomen als de kost voor jezelf niet te groot is.

h Denk terug aan het scenario met de vijver. Zou je volgens Singer je nieuwe schoenen moeten opofferen om het kind te helpen?
i Speelt afstand een rol in je morele waarden? Maakt het uit hoe ver vandaan iemand die in nood is zich van je bevindt? Waarom wel/niet?
2 De leerlingen zijn gedoemd.
a Stel dat je met de klas een bootreis maakt en dat de boot kapseist. De helft van de leerlingen kan net op tijd in een reddingssloep kruipen. De sloep zit vol. De andere leerlingen liggen in het water. Misschien kunnen er nog één of twee leerlingen bij, maar dan zou de sloep ook kunnen kapseizen. Als alle leerlingen aan boord klimmen, zinkt de sloep zeker.
1→ Wat doe je als je een leerling bent die al in de sloep zit? Laat je er nog andere leerlingen bij?
Waarom wel/niet?
2→ Wat doe je als je een leerling bent die nog in het water ligt? Zou je het leven van de leerlingen in de sloep riskeren zodat jij nog mee kunt? Waarom wel/niet?

De filosoof Garret Hardin (1915 -2003) is het fundamenteel oneens met Peter Singer over de vraag of je armoede moet bestrijden door hulp te bieden. Hardin stelt dat het antwoord op de vraag of je geld moet geven om kinderarmoede te verhelpen simpelweg nee is.
Volgens Hardin wijst armoede erop dat een land niet in staat is om zijn bevolking te onderhouden. Hij stelt dat hulp bieden aan mensen in armoede het probleem juist verergert in plaats van oplost. Als een bevolking groeit zonder dat er genoeg middelen zijn om iedereen te onderhouden, zal het probleem alleen maar groter worden. Hardin stelt dat het stopzetten van hulp leidt tot een daling van de populatie, totdat het aantal mensen binnen de draagkracht van het land past. Hoewel dat betekent dat sommige mensen zullen sterven, is het volgens hem op lange termijn de meest duurzame oplossing.
Grenzen aan groei
Hardin benadrukt dat de wereld beperkingen heeft. De aarde kan geen onbeperkt aantal mensen ondersteunen, net zoals de natuurlijke grondstoffen van de planeet niet oneindig zijn. Hij bekritiseert de neiging om te denken dat er een ongelimiteerd potentieel is, bijvoorbeeld in bevolkingsgroei of hulpverlening. Volgens Hardin is dat niet realistisch en leidt het tot onhoudbare situaties.
Geen hulp is soms de beste hulp.

b Denk terug aan het scenario uit a met de reddingssloep. Wat zou Hardin doen?
c Sluit jij je meer aan bij Singers visie of bij die van Hardin? Verdeel de klas in twee kampen. Eén kamp bereidt zoveel mogelijk argumenten voor om de visie van Singer te ondersteunen. Het andere kamp bereidt zoveel mogelijk argumenten voor om de visie van Hardin te ondersteunen. Voer daarna een discussie tussen de twee groepen met als centrale vraag: Is er een morele plicht om kinderen in extreme armoede te helpen. Zijn er voorwaarden?
3 LEVEN IN DE NATUURSTAAT
Schaf je het best alle regels af?
Over het algemeen is er vrede in de maatschappij. Er leven miljoenen mensen met verschillende achtergronden, doelen en karakters samen. Dat lukt grotendeels zonder problemen. Maar hoe komt dat? Wat is er hiervoor nodig?
1 Een bos vol naakte mensen
a Beeld je een wereld in waar er nog geen steden of dorpen zijn, geen wetten, geen kleren, geen regels, geen winkels en geen technologieën. Je hebt totale vrijheid, er is niemand die zegt wat jij moet doen. Alles wat je maar wilt, mag je doen.
1→ Hoe voelt de totale vrijheid voor jou?
2→ Wat zou je doen met die vrijheid?
3→ Terwijl je op een dag naakt door het bos wandelt, hoor je plots geluiden. Voor het eerst zie je andere mensen. Hoe reageer je?
4→ De andere mensen doen ook wat ze willen, zonder regels. Ze zien je en beslissen om je een rammeling te geven en al je eten te stelen. Hoe voel je je?
5→ Wat heb je in overvloed in dit scenario?
6→ Wat kom je tekort in dit scenario?

VIP
Thomas Hobbes (1588-1679) was een Engelse filosoof. Hij wordt beschouwd als een van de stichters van de moderne politieke filosofie. De sociale contracttheorie uit zijn werk Leviathan was erg invloedrijk. Hobbes hield zich ook bezig met onder meer geschiedenis, geometrie, fysica, theologie en ethiek.
b Lees de tekst uit Leviathan van Thomas Hobbes. Beantwoord daarna de vragen.

De natuur heeft alle mensen in gelijke mate met lichamelijke en geestelijke vermogens bedeeld; soms komt het weliswaar voor dat iemand duidelijker sterker van lichaam of sneller van geest is dan anderen, maar alles bij elkaar genomen is het verschil tussen mensen onderling toch niet zo aanzienlijk dat iemand op grond daarvan enig voorrecht kan opeisen waarop een ander niet evengoed aanspraak kan maken. Want als het om lichaamskracht gaat, is de zwakste altijd nog sterk genoeg om de sterkste te doden, hetzij door heimelijke listen en lagen, hetzij door samen te spannen met anderen die in hetzelfde gevaar verkeren als hij.
En in geestelijke vermogens zijn mensen mijns inziens nog meer aan elkaar gelijk dan in kracht. Want voorzichtigheid is niets anders dan ervaring; en de hoeveelheid ervaring die iemand op een bepaald gebied verwerft, is bij gelijke aandacht en gelijke tijd voor iedereen even groot. Dat deze gelijkheid misschien niet algemeen aanvaard wordt, komt omdat bijna iedereen een ijdele voorstelling heeft van zijn eigen wijsheid. Bijna iedereen denkt dat hij hiermee veel rijker is begiftigd dan de grote massa, dat wil zeggen dan ieder ander behalve hijzelf en enkele anderen, met wie hij instemt omdat zij beroemd zijn of omdat zij dezelfde mening hebben als hij. Want zo is de menselijke natuur: ook al erkent iemand dat anderen geestiger, welbespraakter of geleerder zijn, dan nog zal hij nauwelijks geloven dat velen net zo wijs zijn als hij. Iedereen ziet nu eenmaal zijn eigen verstand van dichtbij, en dat van anderen op een afstand. Dat bewijst echter eerder dat mensen in dit opzicht gelijk aan elkaar zijn dan ongelijk. Doorgaans bestaat er immers geen duidelijker teken dat iets gelijkmatig is verdeeld dan dat iedereen met zijn deel tevreden is.
Uit het feit dat wij gelijke mogelijkheden hebben, volgt dat wij gelijke hoop kunnen koesteren om onze doeleinden te verwezenlijken. Daarom worden twee mensen elkaars vijanden, als zij dezelfde zaak begeren waarvan zij niet beiden tegelijk kunnen genieten; en om hun doel te bereiken (in de eerste plaats hun lijfsbehoud, maar soms ook alleen hun genoegen) trachten zij elkaar te vernietigen of te onderwerpen. En zo lang een agressor niet meer te vrezen heeft dan de macht van één enkel ander mens, kan iemand dan ook verwachten, zodra hij plant, zaait, bouwt of een gunstige plek in bezit neemt, dat er anderen zullen komen die zich hebben opgemaakt om hem met vereende krachten te verdrijven, en hem niet alleen te beroven van de vruchten van zijn arbeid, maar ook van zijn leven of vrijheid. En voor de agressor dreigt hetzelfde gevaar van nog weer anderen.
Bron: Leviathan, Thomas Hobbes
1→ Waarom zijn mensen gelijk aan elkaar volgens Hobbes?
2→ Hoe denken mensen over hun eigen wijsheid?
3→ Hoe komt dat?
4→ Wat zegt de gelijkheid over de doelen van mensen?
5→ Waar leidt dat toe volgens Hobbes?
Thomas Hobbes beschrijft de natuurstaat als een hypothetische situatie waarin er geen regels of afspraken zijn. Het is een pre-maatschappelijke toestand waarin voortdurende onzekerheid en angst heersen. Volgens Hobbes is het leven in de natuurstaat eenzaam, arm, vuil, gemeen en kort.
Gelijkheid en conflict Hobbes stelt dat mensen over het algemeen gelijk zijn aan elkaar. En omdat mensen gelijk zijn, hebben ze vaak ook gelijklopende doelen. Wanneer meerdere mensen hetzelfde doel nastreven, kan er dus conflict ontstaan, vooral wanneer de middelen om dat doel te bereiken beperkt zijn.
Bijvoorbeeld: als er maar één voedselbron is en meerdere mensen die willen, leidt dat tot strijd.
Gebrek aan zekerheid
In de natuurstaat is er geen overeenkomst tussen mensen over hoe ze zich moeten gedragen. Dat gebrek aan regels en afspraken zorgt ervoor dat niemand kan vertrouwen op de ander. Daardoor is er geen enkele zekerheid of veiligheid. Zonder een georganiseerde samenleving is er volgens Hobbes enkel chaos en geweld.
2 Op een onbewoond eiland
De natuurstaat is een pre-maatschappelijke toestand van voortdurende onzekerheid en angst.

a De klas heeft geen geluk als het op bootreizen aankomt: jullie vertrekken op schoolreis met een schip, maar komen in een storm terecht. Het schip kapseist. Jullie spoelen aan op een onbewoond eiland. Hulp inroepen is onmogelijk, wat betekent dat jullie nog lange tijd op het eiland zullen vastzitten. Jullie beslissen om het eiland een naam te geven. Bepaal samen welke naam het wordt. Op welke manier laat je de naamgeving eerlijk verlopen?
Naam van het eiland:

b Er is één slaapplaats die beter is dan alle andere. Het is een grot met veel zonlicht waar het lekker warm is en waar je goed beschermd zit. Net wanneer jij die slaapplaats ontdekt, komen er ook andere leerlingen aan. In de grot is maar net genoeg plaats voor één persoon. Er ontstaat een discussie over wie de slaapplaats krijgt. Hoe beslissen jullie aan wie ze wordt toegewezen?
c Nadat jullie met veel moeite wat voedsel konden verzamelen, ontdekken jullie dat er iemand met een deel van het voedsel is gaan lopen. Laten jullie het hierbij of gaan jullie op zoek naar de schuldige? Waarom? Heeft die persoon eigenlijk wel iets fout gedaan?


d ’s Avonds bij het kampvuur ontstaat een woordenwisseling. Eén leerling beledigt een andere. De volgende dag slaat de ruziezoekende leerling ook nog eens aan het roddelen en verspreidt valse geruchten over de andere. Zou je het hierbij laten? Waarom wel/niet?

e Na een tijdje ontdekken jullie dat er nog een ander groepje mensen op het eiland woont. Niet veel later komen jullie elkaar tegen in het midden van het eiland en er ontstaat een conflict omdat er niet genoeg eten is voor beide groepen. Hoe lossen jullie dat op?

f Lees de onderstaande tekst uit Leviathan van Thomas Hobbes.
In de menselijke natuur vinden we drie hoofdoorzaken van onenigheid. Ten eerste, de wedijver (concurrentie); ten tweede, het wantrouwen; ten derde, de trots.
De eerste van de drie maakt dat mensen elkaar aanvallen om winst te behalen; de tweede, om veilig te kunnen leven; de derde, om hun reputatie hoog te houden. In het eerste geval gebruikt iemand geweld om zich meester te maken van andermans persoon, vrouw, kinderen en vee; in het tweede, om deze zaken te verdedigen; en in het derde, naar aanleiding van kleinigheden, zoals een woord, een glimlach, een verschil van mening, en alle andere tekenen van geringschatting, hetzij direct gericht tegen zijn persoon, hetzij indirect tegen zijn verwanten, zijn vrienden, zijn land, zijn beroep of zijn naam.
Uit het voorgaande blijkt duidelijk dat mensen, gedurende de tijd dat zij niet onder een gemeenschappelijke macht leven die alle ontzag afdwingt, in een toestand verkeren die we oorlog noemen, en wel een oorlog van allen tegen allen.
In deze toestand is er geen plaats voor doelgerichte arbeid, want het is niet zeker dat deze resultaat zal hebben; er is ook geen landbouw; geen scheepvaart, en geen gebruik van goederen die over zee kunnen worden aangevoerd, geen architectuur; geen werktuigbouw om dingen te verplaatsen en te verwijderen die veel kracht vergen; geen kennis van het aardoppervlak; geen tijdrekening; geen beeldende kunst; geen letterkunde: geen maatschappelijk leven: en, wat het ergste is, een voortdurende angst voor, en dreiging van een gewelddadige dood. Het menselijk bestaan is er eenzaam, armoedig, afstotelijk, beestachtig en kort.
Uit deze oorlog van allen tegen allen volgt dat ook niets onrechtvaardig kan zijn. De begrippen goed en kwaad, recht en onrecht, zijn hier niet op hun plaats. Waar geen gemeenschappelijke macht is, bestaat geen wet. En waar geen wet is, bestaat geen onrecht. In oorlogstijd zijn kracht en list de twee kardinale deugden. Recht en onrecht zijn geen eigenschappen van lichaam of geest. Als dat zo was, zouden we ze ook moeten aantreffen bij iemand die alleen op de wereld is, net als zintuigen en hartstochten. Het zijn eigenschappen die betrekking hebben op mensen in de samenleving, en niet in afzondering. Uit deze toestand volgt verder dat er geen bezit of eigendom bestaat, geen duidelijk onderscheiden mijn en dijn; maar dat alles wat iemand krijgen kan van hem is, zo lang als hij het weet te behouden.
Bron: Leviathan, Thomas Hobbes
1→ Welke drie hoofdzaken leiden tot onenigheid volgens Hobbes?
2→ Hoe noemt Hobbes de natuurtoestand?
3→ Welke nadelen heeft deze oorlog voor de mensen?
4→ Waarom is er geen sprake van goed en kwaad in de natuurtoestand?
Thomas Hobbes identificeert drie hoofdoorzaken van onenigheid in de menselijke natuur: wedijver, wantrouwen en trots. Die leiden in de natuurstaat tot voortdurende conflicten en onzekerheid.
De drie hoofdzaken van onenigheid
1 Wedijver: mensen strijden om dezelfde middelen zoals voedsel, grond of macht. Die concurrentiestrijd ontstaat omdat middelen beperkt zijn.
2 Wantrouwen: in de natuurstaat is het moeilijk om anderen te vertrouwen. Niets houdt iemand tegen om plotseling geweld te gebruiken, zoals een mes in de rug steken.
3 Trots: de menselijke trots zorgt ervoor dat beledigingen of oneerlijkheid kunnen escaleren tot een conflict. Mensen voelen zich gekrenkt en willen hun eer verdedigen.
Zelfbehoud
Hobbes stelt dat de mens volledig wordt gedreven door de wil tot zelfbehoud. In de natuurstaat heeft iedereen het recht om alles te doen wat nodig is om zichzelf in leven te houden. Dat noemt hij het recht van de natuur of natuurlijke vrijheden.
Hobbes geeft een eenvoudige definitie van goed en kwaad: —Goed is alles wat bijdraagt aan het zelfbehoud, zoals vreugde en liefde. —Kwaad is alles wat het zelfbehoud bedreigt, zoals verdriet en haat.
Een oorlog van allen tegen allen
Hobbes beschrijft de natuurstaat als een ‘oorlog van allen tegen allen’. Het is een chaotische toestand waarin iedereen in conflict is met elkaar om te overleven. Hoewel er volledige vrijheid is, ontbreekt de veiligheid en zekerheid die nodig is voor een vreedzaam leven. Die visie benadrukt waarom Hobbes een sterke overheid noodzakelijk acht: alleen door regels en afspraken kan de mens uit die gevaarlijke toestand ontsnappen en een stabiele samenleving opbouwen.
In de natuur mag je alles doen wat bijdraagt tot het zelfbehoud.

g Jullie zijn nog altijd gestrand op het eiland. Omdat er veel gestolen en gevochten wordt onderling en tussen de twee groepen, beslissen jullie om enkele basisafspraken te maken zodat het leven toch iets veiliger wordt. Welke regels zou jij willen implementeren?

1→ Deel met de klas je regels. Probeer onderling tot een overeenkomst te komen over welke regels er ingevoerd moeten worden en welke niet.
2→ Wat maakt een regel tot een goede regel voor iedereen?
3→ Spreek af wat er moet gebeuren als iemand zich niet aan de regels houdt.
4→ Moet er een leider komen die ervoor zorgt dat de regels gevolgd worden en overtredingen bestraft?
h Lees de onderstaande tekst uit Leviathan van Thomas Hobbes.
Aangezien de mens in een toestand verkeert die een oorlog is van allen tegen allen, waarbij iedereen zich laat leiden door zijn eigen rede, en er niets is dat iemand niet als middel tegen zijn vijanden kan gebruiken om zijn leven te behouden, volgt hieruit dat in deze toestand iedereen recht op alles heeft, zelfs op andermans lichaam. En zo lang dit natuurlijke recht van iedereen op alles blijft bestaan, kan niemand er zeker van zijn dat hij de tijd zal volmaken die de natuur gewoonlijk aan de mens als levensduur toestaat. [...]
Als iemand zijn recht op iets neerlegt, doet hij afstand van de vrijheid die hij heeft om te verhinderen dat een ander zijn recht daarop uitoefent. Want iemand die van zijn recht afziet of het laat voorbijgaan, geeft de ander niet een recht dat hij tevoren niet had; er is immers niets waarop iedereen niet al van nature recht heeft. Hij doet alleen een stap opzij, zodat de ander zijn oorspronkelijke recht kan uitoefenen zonder daarbij door hem gehinderd te worden; zij het niet zonder hinder van derden. Het voordeel dat iemand heeft als een ander van zijn recht afstand doet, is dus niet meer dan een overeenkomstige vermindering van de beletselen bij het uitoefenen van zijn eigen oorspronkelijke recht.
Men legt zijn recht terzijde door het zonder meer op te geven, of door het aan een ander over te dragen. We spreken van zonder meer OPGEVEN, als het iemand niet uitmaakt wie er voordeel van heeft. En van OVERDRAGEN, als iemand de voordelen daarvan voor één of meer personen in het bijzonder bestemd heeft. [...]
Wie zijn recht overdraagt of opgeeft, doet dat altijd ofwel in de verwachting dat een ander op zijn beurt een recht aan hem zal overdragen, ofwel omdat hij daarmee een ander goed hoopt te verwerven. Het is immers een vrijwillige handeling, en het object van ieders vrijwillige handelingen is iets goeds voor zichzelf
[...]
De reden en het doel waarom men ertoe overgaat een recht op te geven of over te dragen, is tenslotte niets anders dan het behoud van iemands persoon, zowel van zijn leven als van de middelen die nodig zijn om te zorgen dat het niet ondraaglijk wordt. Het wederzijds overdragen van een recht, noemen we het sluiten van een contract of verdrag. Bron: Leviathan, Thomas Hobbes
1→ Waarop heeft iedereen recht in de natuurtoestand?
2→ Wat betekent dat iemand zijn recht op iets neerlegt?
3→ Wat is het verschil tussen recht opgeven en recht overdragen?
Thomas Hobbes stelt dat mensen in de natuurtoestand via hun verstand tot het inzicht komen dat het voordelig is om in vrede met anderen te leven. Om dat te bereiken moeten ze enkele van hun natuurlijke vrijheden opgeven en een soort contract vormen. Dat contract noemt Hobbes het sociaal contract. Het sociaal contract vormt de basis van de staat of samenleving.
Het sociaal contract als impliciet akkoord
Volgens Hobbes is het sociaal contract een impliciet contract. Dat betekent dat je door geboren te worden of te verhuizen naar een samenleving automatisch instemt met de wetten en regels van die samenleving. Het contract is erop gericht dat mensen die het volgen beter af zijn dan wanneer ze in de natuurtoestand zouden blijven waar chaos en onzekerheid heersen.
Hoewel sommige regels in een samenleving nadelig kunnen lijken, is het doel van het sociaal contract dat het leven in het algemeen veiliger en beter wordt voor iedereen. Zo sluit een sociaal contract bijvoorbeeld praktijken uit die mensen ernstig uitbuiten, zoals slavernij.
Afstand doen van volledige vrijheid
Door het sociaal contract doen mensen vrijwillig afstand van een deel van hun vrijheid. Ze zijn niet langer volledig vrij om zichzelf te regeren of alleen hun eigen belangen na te streven. In ruil daarvoor krijgen ze de zekerheid van wetten en bescherming tegen chaos en geweld.
Hobbes benadrukt dat een samenleving een heerser of centrale macht nodig heeft om erop toe te zien dat het sociaal contract wordt nageleefd. Zonder een heerser die gezag heeft, zouden mensen het contract kunnen verbreken en terugvallen in de onveiligheid van de natuurtoestand.
3 Regels, regels en nog eens regels
a Welke voordelen kun je bedenken die een samenleving met regels biedt?
b Zijn er regels die jij graag zou willen implementeren in de samenleving die nu niet van kracht zijn? Zo ja, welke?
c Zijn er regels die nu van kracht zijn maar waar je het niet mee eens bent?
d Wanneer heb jij toegestemd om te leven volgens de regels van de samenleving?


Misdaadpartners
a Jij en je medeleerling worden op het matje geroepen bij de directeur omdat jullie een toilet opgeblazen hebben met bommetjes. Jullie worden apart door de directeur overhoord. De directeur heeft niet genoeg bewijs om jullie te straffen, maar hij vindt wel bommetjes in jullie zakken en zag jullie op een plaats waar je niet mocht komen. Op basis daarvan kan hij jullie drie maanden strafstudie geven.
De directeur geeft jullie de keuze: als jij je medeleerling verraadt, moet je zelf geen strafstudie doen terwijl je medeleerling negen maanden krijgt. Hetzelfde geldt ook omgekeerd. Als jullie allebei de deal aanvaarden en elkaar verraden, krijgen jullie elk zes maanden strafstudie.
Leerling 2
Verraden
Zwijgen
Leerling 1Verraden 6 maanden6 maanden0 maanden9 maanden Zwijgen 9 maanden0 maanden3 maanden3 maanden
1→ Wat kies je? Noteer het antwoord zonder dat je medeleerling het kan lezen.
2→ Bespreek klassikaal de uitkomsten.
Good to know

The Dark Knight
In de film The Dark Knight van Christopher Nolan strijdt Batman tegen de Joker. Op een gegeven moment heeft de Joker de motoren van twee schepen stilgelegd. Op beide schepen zijn er bommen geplaatst. De passagiers krijgen de ontsteker voor elkaars bommen. Op het ene schip zit een gevangenentransport, op het andere schip zitten gewone burgers. Beide groepen krijgen de keuze: blaas het andere schip op en de eigen passagiers blijven leven. Als niemand drukt, worden beide schepen opgeblazen. Drukken ze allebei, dan sterft ook iedereen.
b De klas wordt verdeeld in twee groepen. Beeld je in dat je in het scenario uit de film zit. De ene groep zijn de gevangenen, de andere groep de gewone burgers. Beide groepen krijgen de ontsteker om het andere schip op te blazen. Beslis binnen de tijd wat jullie keuze is.
Soms moet je als individu een keuze maken tussen je eigenbelang en het belang van de samenleving of anderen. De speltheorie onderzoekt het gedrag van mensen in situaties waarin hun keuzes niet alleen van henzelf afhangen, maar ook van wat anderen beslissen. Belangrijke vragen binnen de speltheorie zijn:
—Zullen mensen samenwerken om het beste resultaat voor iedereen te bereiken?
—Of weegt het eigenbelang zwaarder en kiezen ze voor wat op korte termijn het beste is voor zichzelf?
Anonimiteit in de samenleving
In moderne samenlevingen met miljoenen inwoners speelt anonimiteit vaak een grote rol. De meeste mensen kennen slechts een klein deel van de bevolking persoonlijk. Die anonimiteit kan ertoe leiden dat mensen de regels niet naleven als ze denken dat niemand hen verantwoordelijk zal houden. Dat leidt ertoe dat mensen sneller geneigd zijn om te kiezen voor hun eigenbelang als ze denken `ermee weg' te komen.
Regels binnen een vriendengroep
Binnen kleinere groepen, zoals een vriendengroep, is er geen sprake van anonimiteit. Daar gelden impliciete regels zoals eerlijkheid en wederzijds respect. Het overtreden van die regels heeft vaak directe gevolgen, ook wel een sociale kost genoemd.
Een sociale kost is een negatief gevolg dat je ondervindt door je gedrag. Als je bijvoorbeeld je vrienden bedriegt of misleidt, kan dat ertoe leiden dat ze je niet meer vertrouwen of zelfs uit de groep zetten.
c Welke voorbeelden van een sociale kost kun je bedenken?
5 De gulden regel vind je terug zowel in het Westen als in het Oosten. Zoek op wat de gulden regel in het Westen is en wat de gulden regel in het Oosten is.
a Westen:
b Oosten:
c Bedenk een concreet voorbeeld voor de gulden regel.

Confucius (ca. 551-479 v.C.) was een invloedrijke Chinese filosoof, geboren in de stad Qufu. Zijn echte Chinese naam luidde Koeng Foe Tse. Confucius is de gelatiniseerde vorm van die naam. Vanaf jonge leeftijd richtte hij zijn huis in als een school. Hij staat voornamelijk bekend om zijn 499 uitspraken die bewaard zijn gebleven. Zijn filosofie noemt men het confucianisme en ze had een grote invloed op de geschiedenis en cultuur in het Oosten. Het confucianisme was een tijdlang de officiële ideologie van het Chinese Koninkrijk.
De filosofie van Confucius wordt het confucianisme genoemd. Het is een praktische filosofie die zich richt op de mens en zijn welzijn. Het confucianisme is vooral een ethiek, een manier om het welzijn van individuen en de samenleving te bevorderen.
De mens als collectief wezen
Confucius ziet de mens van nature als een collectief wezen. Het individu kan alleen groeien en op het juiste pad blijven door zijn rol binnen het gezin en de samenleving te vervullen. Relaties met anderen zijn de basis van persoonlijke en maatschappelijke ontwikkeling. Dat betekent dat harmonie in de samenleving afhangt van de bereidheid van mensen om hun verantwoordelijkheden binnen het collectief na te komen.
De rol van schaamte en fatsoen
Volgens Confucius is de beste manier om te regeren er een waarin mensen worden geleid door moraal en fatsoen in plaats van door dwang of straf. Als een regering mensen probeert te disciplineren door middel van strenge regels en straffen, zullen mensen zich vooral richten op het vermijden van straf. Ze zullen echter geen innerlijk gevoel van verantwoordelijkheid of schaamte ontwikkelen. Maar als een regering de nadruk legt op morele waarden en fatsoen, zal dat leiden tot een gevoel van schaamte bij mensen wanneer ze het verkeerde doen.
Schaamte betekent hier dat iemand zijn plichtsgevoel internaliseert. Mensen handelen dan juist omdat ze zich verantwoordelijk voelen en niet omdat ze bang zijn voor straf.
Moreel fatsoen is de kern van een goede samenleving.


Tweeduizend jaar later
a Bekijk het fragment over de confuciusscholen en beantwoord de vragen.
1→ Wat moeten de kinderen elke dag opzeggen?

2→ China ervaart een sterke invloed van het Westen. Waarvoor heeft het Westen vooral aandacht volgens Zhe Feng?
3→ Wat staat er centraal in een confuciusschool?
©VANIN
4→ Wat vind jij van de confuciusschool?
b Bekijk het fragment over Big Brother in China en beantwoord de vraag.
1→ Op welke manier herken je het confucianisme in het fragment?
4 SOCIALE CONSTRUCTIES
Mag je profiteren van anderen?
Een samenleving heeft er baat bij om volgens wetten en regels te leven. Wetten komen er voornamelijk om ervoor te zorgen dat alles eerlijk verloopt. Elk jaar komen er ook veel wetten bij. Je zou denken dat alles dan ook eerlijk verloopt zolang de wetten gevolgd worden. Toch spreekt men nog van onrechtvaardigheden en immoreel gedrag zonder dat er een wet overtreden wordt. Ben je vrij om te doen wat je wilt zolang je de wet volgt? Mag je bijvoorbeeld anderen uitbuiten ten voordele van jezelf als het wettelijk kan?
1 Eerlijk verdeeld
a De klas is intussen al lange tijd gestrand op het eiland. Jullie hebben een samenleving gecreëerd met enkele regels zodat iedereen zich veilig voelt en iets kan opbouwen. Een belangrijke waarde is eerlijkheid. Jullie willen dat alles vanaf nu eerlijk verloopt. Dat betekent dat iedereen een taak toegewezen krijgt. Hoe zou je eerlijk de rollen kunnen verdelen? Wat doe je met taken die niemand wil doen?
→ houthakkers
→ fruitverzamelaars
→ houtbewerkers
→ jagers
→ opruimers

b Ieder doet zijn deel en vervult de taken die hij of zij toegewezen kreeg. De jagers brengen vlees, de fruitverzamelaars brengen fruit, de houthakkers brengen hout, de houtbewerkers maken kommetjes om uit te eten en bekers om uit te drinken en de opruimers houden alles netjes. Al het eten wordt verdeeld. Maar de volgende dag komen de jagers terug met lege handen. Ze hadden pech en kwamen geen enkel dier tegen. Verdienen de jagers evenveel eten als degenen die hun taak succesvol uitvoerden?
c Een dag later komen de jagers alweer terug met lege handen. Dit keer hadden ze gewoon geen zin om te jagen en gingen ze zwemmen in de zee. Verdienen de jagers evenveel eten als degenen die hun taak succesvol uitvoerden?

d Nog een dag later is er onenigheid bij de houthakkers. Elke dag gaan ze hout hakken, waarna ze het hout naar het kamp slepen. In vergelijking met de andere leerlingen is hun job veruit het zwaarst. Verdienen ze dan niet wat extra eten omdat ze een zwaardere job hebben?
e Het seizoen verandert en er is nog maar weinig fruit te vinden op het eiland. De fruitverzamelaars hebben niets te doen en dat zal nog een tijdje zo blijven. De houthakkers vragen hen om te helpen, maar die zware arbeid zien de fruitverzamelaars niet zitten. Helpen jagen kunnen ze ook niet, want er zijn nu al niet genoeg dieren. Het kamp is steeds netjes opgeruimd waardoor ze ook die taak niet kunnen uitvoeren. Ook de houtbewerkers hebben geen werk voor de fruitverzamelaars. Dus genieten ze wekenlang van hun vakantie. Verdienen de fruitverzamelaars evenveel eten als de andere leerlingen die hun taak wel succesvol uitvoerden?
f Na een paar discussies en ruzies over de oneerlijke taakverdeling, beslissen jullie om vanaf nu aan ruilhandel te doen. Houthakkers kunnen hout ruilen, jagers vlees, fruitplukkers fruit, en houtbewerkers hun houten producten. Ideaal is dat niet. Welke nadelen heeft het systeem?


g Jullie beraadslagen en beslissen om een puntensysteem in te voeren. Taken uitvoeren wordt vanaf nu beloond met punten. Eén iemand wordt benoemd tot winkelier. Hij zorgt ervoor dat iedereen de punten krijgt die hij of zij verdient. Naargelang de goederen of diensten die aangeboden worden, wordt er een verschillend aantal punten toegekend. De winkelier krijgt voor zijn diensten uiteraard ook punten. Elke persoon krijgt om te beginnen drie punten. De punten die je hebt verdiend kun je bij de winkelier gebruiken om goederen en diensten te kopen. Alle punten worden door de winkelier bijgehouden op een schrijfbord. Is dit een eerlijk systeem? Zijn er nadelen?

h Om het systeem eerlijker te maken, stappen jullie over op een variant van het puntensysteem. Er worden voor iedereen drie munten voorzien. Die munten stellen de punten voor. Op deze manier is het niet meer zo eenvoudig om vals te spelen met de punten omdat de hoeveelheid munten vaststaat. Wat zou je gebruiken om de munten te maken?

i Jullie ruilen dus goederen en diensten voor munten. De winkelier is de verantwoordelijke. Voor zijn diensten als winkelier wil hij of zij natuurlijk ook vergoed worden. Door de goederen of diensten goedkoper aan te kopen en ze duurder te verkopen, krijgt hij ook een inkomen. Is dit een goed en eerlijk systeem?
2 Geld
a Wat heb jij het liefst? Een persoonlijk cadeau of geld? Waarom?
b Lees het citaat van filosoof Karim Banamar. Wat bedoelt hij volgens jou?
‘Met geld geven we de wereld vorm. Met geld hebben we een wereld gecreëerd waarin we ons comfortabel voelen, waarin we zeker zijn, waarin we kunnen kiezen wat we met ons leven doen. Geld maakt dat mogelijk. Geld is een sociale technologie. Dat maakt het filosofisch interessant. Tegelijk heeft geld een donkere zijde: uitbuiten en milieuvervuiling, bijvoorbeeld.’
De Oudgriekse filosoof Aristoteles stelde dat geld aan drie belangrijke voorwaarden moet voldoen om goed te functioneren in een samenleving. Die voorwaarden bepalen wat geld geschikt maakt als middel voor handel en uitwisseling.
1 Geld als ruilmiddel: de eerste voorwaarde is dat geld een ruilmiddel moet zijn. Dat betekent dat het eenvoudig van persoon tot persoon moet kunnen worden overgedragen. Daarnaast moet het gemakkelijk hanteerbaar, op te slaan en te vervoeren zijn. Het gebruik van iets groots en onpraktisch, zoals olifanten als geld, zou bijvoorbeeld onhandig en inefficiënt zijn.
2 Geld als rekeneenheid: de tweede voorwaarde is dat geld moet functioneren als een rekeneenheid. Dat betekent dat het eenvoudig moet zijn om waarden te meten, te vergelijken en te verdelen.
3 Geld als waardeopslag: de derde voorwaarde is dat geld een waardeopslag moet zijn. Dat houdt in dat het zijn waarde over een langere periode behoudt en niet gemakkelijk verloren gaat of vernietigd wordt.
Geld moet een ruilmiddel, rekeneenheid en waardeopslag zijn.

c Aan welke voorwaarde van Aristoteles voldoen de onderstaande voorbeelden niet?
1→ Een samenleving gebruikt bloemen als geld.
2→ Een samenleving gebruikt zandkorrels als geld.
3→ Een samenleving gebruikt bakstenen als geld.
d Wat maakt geld waardevol?
e Iedereen krijgt een nieuwe identiteit, zonder te weten wat die identiteit is. Je kunt onder meer groot, klein, blank, gelovig, rijk, arm, werkloos, dakloos, arbeider, werkgever of politicus zijn. Noteer vijf regels voor een rechtvaardige samenleving zonder je identiteit te weten. Onthul daarna je nieuwe identiteit en bespreek de regels die je opschreef. Welke zouden goed zijn in jouw situatie en welke eerder nadelig? 1→ 2→ 3→ 4→ 5→
Geld is een sociale constructie, wat betekent dat het door de samenleving is gecreëerd en zijn waarde krijgt door collectieve afspraken. Mensen hebben samen afgesproken dat geld een bepaalde waarde heeft, maar die waarde komt niet voort uit de natuur. Ze is puur afhankelijk van vertrouwen en overeenstemming binnen de samenleving. In het geval van geld: als de samenleving zou beslissen dat de euro geen waarde meer heeft, zouden eurobiljetten en munten niets meer zijn dan stukjes papier en metaal.
Geld en kredietwaardigheid
Wil geld effectief functioneren, dan moet het kredietwaardig zijn. Dat betekent dat het gebaseerd is op een belofte die mensen voldoende geloofwaardig vinden. Zolang mensen geloven dat geld waarde heeft en dat het als ruilmiddel kan worden gebruikt, behoudt het zijn waarde. Zonder dat vertrouwen zou geld waardeloos zijn.
Overdraagbaarheid
Het geloof in de waarde van geld zorgt ervoor dat het overdraagbaar is. Mensen accepteren het als betaling in ruil voor goederen en diensten, omdat ze erop vertrouwen dat anderen het op hun beurt ook zullen accepteren. Dat maakt geld een effectief middel voor handel en uitwisseling binnen een samenleving.
f Wanneer is het onderstaande briefje kredietwaardig en overdraagbaar?



Dit biljet kun je bij de leerkracht filosofie omruilen tegen een lekkere chocoladetaart.
3 Rijke winkeliers
a Op het eiland gebruiken jullie intussen al een poosje het systeem met munten. Maar naarmate de tijd vordert, voelt het aan of je steeds minder en minder munten hebt. Iedereen heeft dat gevoel, behalve de winkelier. Hij heeft intussen het merendeel van de munten. De winst die hij maakte, zorgde ervoor dat hij rijker werd zonder er veel voor te moeten doen. Hij is immers de enige winkelier en alle handel gaat via hem. Sommige leerlingen zitten zelfs zonder munten ook al werkten ze hard. Is dat eerlijk?

b De winkelier vindt dat het eerlijk is en eigen aan het systeem. Bij de anderen groeit de irritatie en ze komen samen om een manier te bedenken zodat de winkelier niet langer al het geld bezit. Geweld is uit den boze en stelen lijkt ook niet rechtvaardig. Wat kun je doen als je denkt aan de kredietwaardigheid van geld?
©VANIN
c De andere groep die op het eiland zit, wil met jullie aan ruilhandel doen. Maar zij vinden jullie munten niet betrouwbaar. Die hebben geen waarde binnen hun eigen groep. Hetzelfde geldt ook omgekeerd. De munten van de andere groep hebben geen waarde voor jullie groep. Jullie komen overeen om de waarde van beide munten te koppelen aan iets dat zeldzaam is. De winkeliers van beide kampen spreken af dat het te allen tijde mogelijk is om bij hen de munten te ruilen voor het zeldzame goed. Om dat duidelijk te maken, vormen ze zich om tot bankiers. Waaraan zouden jullie het geld koppelen en waarom?

Good to know

Geld en goud
Om geld universeel te maken werd de waarde ervan vroeger gekoppeld aan goud. De banken slaan het goud op en de briefjes en munten die ze uitgeven zijn dan representatief voor het goud. In die tijd kon je op elk moment je geld binnenbrengen in de bank en het omruilen tegen een equivalente goudwaarde.
Het geld dat je nu gebruikt, is niet langer gekoppeld aan de waarde van goud. Het is ook niet meer mogelijk om in een bank je geld voor goud om te ruilen. Dat betekent eigenlijk dat men collectief de waarde van geld erkent zonder de noodzaak het te koppelen aan een externe waarde.
d In 2009 werd bitcoin op de wereld losgelaten. Bitcoin is een digitale munt die niet vervalsbaar is. In het begin kon je voor 1 euro duizenden bitcoins kopen. Maar die waarde is spectaculair gestegen de laatste jaren. In 2021 was 1 bitcoin al meer dan 50 000 euro waard. Waarom zou bitcoin zoveel waarde hebben? Zijn er ook gevaren?
4 Genoeg geld
a Maakt geld gelukkig volgens jou? Waarom wel/niet? Is dat hetzelfde voor iedereen?
b Bekijk het fragment uit Het Journaal en beantwoord de vragen.
1→ Vanaf welk bedrag per maand maakt meer geld niet gelukkiger?
2→ Wie maakt geld voornamelijk gelukkiger?
3→ Voor hoeveel procent bepaalt geld het geluk van de mens?

Karl Marx (1818-1883) was een Duitse filosoof en geschiedkundige. Hij studeerde recht en filosofie in Berlijn. Na zijn studies kwam Marx in de problemen door de kritische politieke teksten die hij schreef. Daardoor kreeg hij het financieel moeilijk en zijn vriend, Friedrich Engels, zorgde voor ondersteuning. De bekendste werken van Marx zijn Het communistisch manifest en Het kapitaal, waarin hij een analyse van en kritiek geeft op het kapitalisme.
Karl Marx stelt dat het onderliggende economische systeem, dat hij de productiewijze noemt, verantwoordelijk is voor het ontstaan van sociale klassen. De productiewijze bepaalt hoe de economie georganiseerd is en hoe mensen zich tot elkaar verhouden in een samenleving. Ze omvat twee belangrijke factoren:
De verhouding van de mens tot de natuur: dat verwijst naar hoe mensen grondstoffen gebruiken en wie die grondstoffen bezit. Denk bijvoorbeeld aan landbouwgrond, mijnen of andere natuurlijke hulpbronnen. De eigendom en toegang tot die middelen bepalen wie macht heeft in de economie.
De verhouding tussen mensen onderling: dat verwijst naar hoe mensen samenwerken of tegenover elkaar staan binnen het productieproces. Een voorbeeld daarvan is het verschil tussen mensen die producten zelf verkopen en mensen die werken tegen een vast loon.
Marx benadrukt dat de productiewijze in de loop van de geschiedenis voortdurend is veranderd. Volgens Marx leiden die opeenvolgende productiewijzen altijd tot een ongelijke verdeling van eigendom.
De productiewijze bepaalt de klassen.

c Sommige leerlingen op het eiland zijn hun wisselvallige inkomen beu. Ze vragen aan de winkelier/bankier of er een zekerder vorm van inkomen bestaat. De winkelier biedt aan om hen een dagelijks vast bedrag te betalen in ruil voor hun arbeid. Als er dan eens minder fruit groeit, krijgen die mensen nog altijd hetzelfde bedrag en is hun inkomen niet meer wisselvallig. In ruil daarvoor vraagt de winkelier dat ze de grond waarop het fruit groeit aan hem geven. Enkel de mensen die bij hem in zijn dienst zijn, mogen op die grond fruit plukken. Is dat een goed idee?
d Het loonmodel lijkt populair te worden op het eiland. Anderen volgen het voorbeeld van de winkelier/bankier. Ze claimen een stuk grond en bieden een vast loon in ruil voor arbeid op die grond aan. Maar al snel loopt het mis en er ontstaat ruzie over wie recht heeft op welk stuk grond. Hoe verdelen jullie op een eerlijke wijze de grond van het eiland? Wie heeft recht op wat?
e Het eiland lijkt schipbreuken aan te trekken en er stranden almaar meer nieuwe groepen op het eiland. De groeiende populatie betekent dat er ook veel meer behoeftes zijn die vervuld moeten worden. De grondbezitters nemen de nieuwe bewoners in dienst en laten hen werken in ruil voor loon. Dat blijkt erg winstgevend te zijn voor de grondbezitters. Maar onder de nieuwe bewoners van het eiland groeit de onrust. Zij hebben geen eigen stukje grond zoals jullie, de oorspronkelijke bewoners. Zouden de nieuwe inwoners van het eiland ook een stuk grond moeten krijgen? Zo ja, wie moet dan een deel grond afstaan?
5 De bourgeoisie en het proletariaat



a Lees de eerste tekst uit Het communistisch manifest van Karl Marx en beantwoord de vragen.
De geschiedenis van iedere maatschappij tot nu toe is de geschiedenis van de klassenstrijd. Vrije en slaaf, patriciër en plebejer, baron en lijfeigene, gildemeester en gezel, kortom onderdrukkers en onderdrukten stonden in voortdurende tegenstelling tot elkaar, voerden een onafgebroken, nu eens bedekte dan weer open strijd, een strijd die iedere keer eindigde met een revolutionaire omvorming van de gehele maatschappij of met de gemeenschappelijke ondergang van de strijdende klassen.
In de vroegere tijdperken van de geschiedenis vinden wij bijna overal een volledige verdeling van de maatschappij in verschillende standen, een veelvoudige trap van maatschappelijke rangen. In het oude Rome hebben wij patriciërs, ridders, plebejers, slaven; in de middeleeuwen leenheren, vazallen, gildemeesters, gezellen, lijfeigenen en bovendien in bijna ieder van deze klassen nog bijzondere rangschikkingen.
De uit de ondergang van de feodale maatschappij voortgekomen moderne burgerlijke maatschappij heeft de klassentegenstellingen niet opgeheven. Zij heeft slechts nieuwe klassen, nieuwe voorwaarden van onderdrukking, nieuwe vormen van strijd in de plaats van de oude gesteld.
Ons tijdvak, het tijdvak van de bourgeoisie, kenmerkt zich evenwel hierdoor dat het de klassentegenstellingen vereenvoudigd heeft. De gehele maatschappij splitst zich meer en meer in twee grote vijandelijke kampen, in twee grote lijnrecht tegenover elkaar staande klassen: bourgeoisie en proletariaat.
De ontdekking van Amerika, de omzeiling van Afrika, schiepen voor de opkomende bourgeoisie een nieuw terrein. De Oost-Indische en Chinese markt, de kolonisatie van Amerika, de ruilhandel met de koloniën, de vermeerdering van de ruilmiddelen en van de goederen in het algemeen, gaven aan de handel, aan de scheepvaart, aan de industrie een ongekende vlucht en daarmee aan het revolutionaire element in de vervallende feodale maatschappij een snelle ontwikkeling.
Het tot hiertoe heersende feodale bedrijf of gildebedrijf van de industrie was niet toereikend meer voor de met nieuwe markten aangroeiende behoefte. De manufactuur trad in zijn plaats. De gildemeesters werden verdrongen door de industriële middenstand; de verdeling van de arbeid tussen de verschillende corporaties verdween voor de verdeling van de arbeid in de afzonderlijke werkplaats zelf.
Maar steeds groeiden de markten aan, steeds steeg de behoefte. Ook de manufactuur was niet meer toereikend.
Daar revolutioneerden de stoom en de machinerieën de industriële productie. In de plaats van de manufactuur kwam de moderne grootindustrie, in de plaats van de industriële middenstand kwamen de industriële miljonairs, de chefs van gehele industriële legers, de moderne bourgeois.
De grootindustrie heeft de wereldmarkt gesticht, die de ontdekking van Amerika had voorbereid. De wereldmarkt heeft aan de handel, de scheepvaart, aan de verkeersmiddelen te land een onmetelijke ontwikkeling gegeven. Die heeft op haar beurt op de uitbreiding van de industrie ingewerkt, en in dezelfde mate waarin industrie, handel, scheepvaart, spoorwegen zich uitbreidden, in diezelfde mate ontwikkelde zich de bourgeoisie, vermeerderde zij haar kapitalen, drong zij al de uit de middeleeuwen overgeleverde klassen op de achtergrond.

We zien dus hoe de moderne bourgeoisie zelf het product is van een lange ontwikkelingsgang, van een reeks van veranderingen in de productiewijze en in de wijze van verkeer. De bourgeoisie heeft, waar zij tot de heerschappij is gekomen, alle feodale, aartsvaderlijke, idyllische verhoudingen vernield. Zij heeft de bontgeschakeerde feodale banden, die de mens aan de van nature boven hem geplaatste verbond, onbarmhartig verscheurd en geen andere band tussen mens en mens overgelaten dan het naakte eigenbelang, dan de gevoelloze ‘contante betaling’.
Bron: Het communistisch manifest, Karl Marx en Friedrich Engels
1→ Hoe noemt Marx de geschiedenis?
2→ Welke verdeling van klassen was er in de vroege geschiedenis?
3→ Welke verdeling van klassen was er in de middeleeuwen?
4→ Welke verdeling van klassen was er in de moderne maatschappij volgens Marx?
5→ Wat zorgde ervoor dat gildemeesters verdrongen werden door de industriële productie?
6→ Wie is de heersende klasse in de moderne maatschappij?
Karl Marx analyseerde de geschiedenis en zijn eigen tijd en concludeerde dat er altijd sprake is geweest van een klassenstrijd. Dat is een conflict tussen verschillende sociale klassen, waarbij de hogere klassen de lagere klassen domineren.
Van gilde tot industrie
De productiewijze was in vroegere tijden anders dan in de tijd van Marx. Als je iets nodig had, ging je vroeger vaak naar een gildemeester: een expert in een specifiek vakgebied zoals houtof metaalbewerking. Die gildemeesters produceerden met zorg en ambacht hun producten, maar konden slechts een beperkte hoeveelheid leveren.
Door de groeiende bevolking en de stijgende welvaart ontstond een grotere behoefte aan goederen. Gildemeesters konden niet voldoen aan de vraag. Dat leidde tot een nieuwe manier van produceren: de manufactuur. Daar werden producten gemaakt door meerdere arbeiders die elk een specifieke taak uitvoerden. Dat verhoogde de productiesnelheid, maar zelfs dat systeem kon niet voldoen aan de toenemende vraag.
Met de industriële revolutie kwam een revolutionaire verandering in de productiewijze. Door het gebruik van machines in fabrieken kon de productie enorm worden versneld. Dat maakte het mogelijk om veel meer goederen te produceren in minder tijd. Maar die ontwikkeling bracht ook nieuwe problemen met zich mee.
De opkomst van de bourgeoisie
De machines en fabrieken waren duur en konden alleen worden aangeschaft door mensen met voldoende kapitaal. Die kapitaalbezitters werden door Marx de bourgeoisie genoemd. De bourgeoisie was een nieuwe sociale klasse die de productiemiddelen bezat zoals fabrieken, machines en grondstoffen. Hun inkomen bestond voornamelijk uit de winst van commerciële en industriële ondernemingen en niet uit hun eigen arbeid. Omdat de bourgeoisie de productiemiddelen controleerde, kreeg die klasse de macht in de moderne samenleving. Volgens Marx was de bourgeoisie daardoor de heersende klasse van zijn tijd.
©VANIN
In de loop van de geschiedenis is er een klassenstrijd tussen de hogere en de mindere klassen.

b Lees het vervolg van Het communistisch manifest en beantwoord de vragen.
In dezelfde mate waarin de bourgeoisie, d.i. het kapitaal, zich ontwikkelt, in diezelfde mate ontwikkelt zich het proletariaat, de klasse van de moderne arbeiders, die slechts zolang leven als zij werk vinden, en die slechts zolang werk vinden, als hun werk het kapitaal vermeerdert. Deze arbeiders, die zich stuksgewijs moeten verkopen, zijn een waar, als ieder handelsartikel, en daardoor in dezelfde mate aan alle wisselvalligheden van de concurrentie, aan alle schommelingen van de markt blootgesteld.
De arbeid van de proletariërs heeft door de uitbreiding van de machinerie en de arbeidsverdeling elk zelfstandig karakter, en daarmee alle aantrekkelijkheid voor de arbeider verloren. Hij wordt niets dan een aanhangsel van de machine, van wie slechts de eenvoudigste, eentonigste, gemakkelijkst te leren handgrepen verlangd worden.
De kosten die de arbeider veroorzaakt, beperken zich dus bijna tot de levensmiddelen die hij tot zijn onderhoud en tot voortplanting van zijn ras nodig heeft. De prijs van een waar, dus ook van de arbeid, is evenwel gelijk aan haar productiekosten. In dezelfde mate waarmee het weerzinwekkende van de arbeid toeneemt, neemt dus het loon af. Meer nog, in dezelfde mate waarin machinerie en arbeidsverdeling toenemen, in diezelfde mate neemt ook de massa van de arbeid toe, hetzij door vermeerdering van de arbeidsuren, hetzij door vermeerdering van de in een gegeven tijd vereiste arbeid, versnelde loop van de machines enzovoort.
De moderne industrie heeft de kleine werkplaats van de patriarchale meester veranderd in de grote fabriek van de industriële kapitalist. Massa’s arbeiders, in de fabriek samengepakt, worden als soldaten georganiseerd. Zij worden als gewone soldaten van de industrie onder het opzicht van een volledige hiërarchie van onderofficieren en officieren gesteld. Zij zijn niet slechts knechten van de bourgeoisklasse, van de bourgeoisstaat, zij worden iedere dag en ieder uur geknecht

door de machine, door de opzichter, en voor alles door de enkele afzonderlijke fabricerende bourgeois zelf. Deze dwingelandij is des te kleingeestiger, hatelijker, verbitterender, hoe openlijker zij het winst maken als haar doel proclameert. Hoe minder vaardigheid en kracht de handenarbeid vordert, dat wil zeggen hoe meer de moderne industrie zich ontwikkelt, des te meer wordt de arbeid van mannen door die van vrouwen verdrongen. Onderscheid van geslacht en leeftijd geldt maatschappelijk niet meer voor de arbeidersklasse. Er bestaan nog slechts arbeidsinstrumenten, die naargelang van leeftijd en geslacht verschillende kosten met zich meebrengen.
Is de uitbuiting van de arbeider door de fabrikant zo ver afgelopen, dat hij zijn arbeidsloon in klinkende munt uitbetaald ontvangt, dan vallen de andere delen van de bourgeoisie op hem aan, de huiseigenaar, de winkelier, de pandjeshuisman enzovoort.
De tot nu toe bestaande kleine middenstand, de kleine industriëlen, kooplieden en renteniers, de handwerklieden en boeren, al deze klassen dalen af in het proletariaat, gedeeltelijk doordat hun klein kapitaal niet voldoende is voor het drijven van grootindustrie en ondergaat in de concurrentie met de grotere kapitalisten, gedeeltelijk doordat hun vaardigheid door nieuwe productiewijzen waardeloos wordt. Zo wordt het proletariaat uit alle klassen van de bevolking gerekruteerd. Bron: Het communistisch manifest, Karl Marx en Friedrich Engels
1→ Hoe noemt Marx de moderne arbeiders?
2→ Wat zegt Marx over het leven van het proletariaat?
3→ Wiens kapitaal vermeerdert het proletariaat?
4→ Wat zegt Marx over de arbeid van het proletariaat?
5→ Waarom verdwijnt de kleine middenstand volgens Marx?
In de moderne productiewijze ziet Karl Marx een voortdurende klassenstrijd tussen twee hoofdgroepen: de bourgeoisie en het proletariaat. Het proletariaat bestaat uit de arbeiders die in fabrieken werken in ruil voor loon. Volgens Marx verliezen die arbeiders in die positie hun zelfstandigheid en controle over hun eigen werk.
De positie van het proletariaat
In de moderne fabriek is een arbeider niet meer verantwoordelijk voor het maken van een volledig product, zoals vroeger bij een ambachtsman. In plaats daarvan voert hij een eentonige taak uit zoals het telkens opnieuw indraaien van een vijs in een stoel, de hele dag door. Die werkwijze maakt dat de arbeider geen eigenaar meer is van het product dat hij maakt. Hij heeft enkel zijn arbeid om te verkopen, omdat hij geen toegang heeft tot de productiemiddelen zoals machines of fabrieken.
Marx stelt dat fabrieksarbeiders vervangbaar worden, omdat de taken die zij uitvoeren vaak weinig complex zijn. Dat maakt hen minder waardevol in de ogen van hun werkgevers. Die werkgevers streven naar maximale winst en proberen de kosten zoveel mogelijk te verlagen. Dat leidt tot een verhoogde werkdruk en lagere lonen voor de arbeiders.
Een moderne vorm van slavernij Omdat arbeiders afhankelijk zijn van hun loon om te overleven, hebben zij weinig keuze. Zij moeten werken om te kunnen voorzien in basisbehoeften zoals voedsel, onderdak en kleding. Zonder inkomen kunnen zij niet overleven, wat hen in een zwakke onderhandelingspositie plaatst. Het is moeilijk om betere werkomstandigheden of hogere lonen te eisen wanneer je zo afhankelijk bent van je werkgever.
Volgens Marx is de situatie een moderne vorm van slavernij. Het proletariaat wordt gedwongen zijn arbeid te verkopen aan de bourgeoisie tegen een lage waarde, simpelweg om in leven te blijven. De bourgeoisie, die de productiemiddelen bezit, profiteert van de ongelijkheid door rijkdom en macht op te bouwen ten koste van de arbeidersklasse.
Kapitalisme is een moderne manier van slavernij.

c Er is sinds de tijd van Marx al veel veranderd. Zo heeft een werknemer nu meer rechten en vangnetten om op terug te vallen. Welke voorbeelden ken je hiervan?
d Bekijk het filmpje over Jeff Bezos en beantwoord de vragen.
1→ Welke kritiek op Bezos kwam aan bod?

2→ Welke kritiek zou Marx daarop kunnen geven?
3→ De superrijken worden steeds rijker. Maar is daar iets mis mee?
Good to know
Communisme en Marx
Marx staat bekend als centrale figuur in de geschiedenis van het communisme. Hij pleitte voor een eerlijkere verdeling van de productiemiddelen en in zijn Communistisch manifest staan enkele concrete zaken zoals het zwaarder belasten van de rijken en het streven naar een meer klasseloze staat zonder klassenstrijd. Maar een communistisch politiek model werkte Marx niet uit. Het communistisch model dat gebruikt werd in de geschiedenis door onder meer Stalin en Mao, is dus niet terug te herleiden naar een filosofie van Marx, die vaak ten onrechte met die regimes wordt geassocieerd.
6 Van wie is de aarde?
a Er wordt wel eens gezegd dat de aarde van de mensen is. Maar is dat ook zo? De meeste plekken op aarde hebben een eigenaar, en iemand krijgt bij zijn geboorte niet zomaar een stukje toegewezen. Later koop je misschien een huis en word je zelf eigenaar van een stukje aarde. Althans voor zover het land waarin je woont het toelaat.
1→ Wie bezit eigenlijk de aarde of delen ervan en waarom?
2→ Zou iedereen recht moeten hebben op een plekje aarde?
b Door de groeiende bevolking en de stijgende behoefte aan producten lijdt de natuur op onze planeet grote schade. Maar moet je daarom geven? Mag een eigenaar niet zelf beslissen wat hij of zij doet met zijn grond? Of is de natuur iets waar je gezamenlijk om moet geven?

EUREKA!
“Op welke manier moet je rekening houden met anderen in een samenleving en waarom?”
Forum
Bereid in duo een presentatie voor. Jullie denken na over hoe een samenleving het best werkt. Schets een beeld van jullie visie en beargumenteer de keuzes die jullie maken. Denk onder meer na over de onderstaande vragen, maar je hoeft je er niet toe te beperken. Zorg dat je gebruikmaakt van argumenten om jullie antwoorden te ondersteunen. Teken als laatste ook een vlag voor jullie samenleving.
1 Hoe wordt alles verdeeld?
2 Wie heeft recht op wat?
3 Welke afspraken moeten er gelden?
4 Welk soort leiderschap is er en hoe wordt de leider gekozen of benoemd?
5 Hoe ga je om met conflict?
6 Hoe ga je om met het overtreden van afspraken?
7 Hoe zit de productiewijze in elkaar?
8 Hoe ga je om met armoede?
9 Wat is de naam van je samenleving?
Test jezelf
Ga naar om de vragen te beantwoorden.
1 Welke soort contracten zijn er?
2 Wat is het verschil tussen de onvoorwaardelijke visie en de voorwaardelijke visie op opvoeding van kinderen?
3 Met wat vergelijkt Jane English de relatie tussen ouders en kinderen?
4 Wanneer zou je mensen moeten helpen volgens Peter Singer?
5 Hoe kijkt Garret Hardin naar goede doelen?
6 Wat is de natuurstaat van Hobbes?
7 Wat zijn de drie hoofdzaken die tot onenigheid leiden volgens Hobbes?
8 Hoe gaan mensen uit de natuurstaat volgens Hobbes?
9 Wat is volgens Confucius de beste manier om te regeren en waarom?
10 Aan welke eigenschappen moet geld voldoen volgens Aristoteles?
11 Wat bedoelt Karl Marx met de productiewijze en hoe zorgt dat voor een klassenstrijd?
SYNTHESE
Expliciete en impliciete contracten
In het dagelijks leven maak je voortdurend afspraken, bewust of onbewust. In de filosofie wordt een onderscheid gemaakt tussen:
Expliciete contracten: duidelijke, formele afspraken (bv. schoolreglement, arbeidscontract).
Impliciete contracten: onuitgesproken verwachtingen (bv. wederzijds respect tussen vrienden).
Beide soorten contracten zorgen voor vertrouwen en duidelijkheid in hoe mensen met elkaar omgaan.
Ouderlijke zorg: on- of voorwaardelijk?
Ouders zorgen meestal voor hun kinderen. Maar moeten kinderen daarom iets terugdoen?
Drie visies:
Onvoorwaardelijke visie: ouders hebben levenslang recht op aandacht van hun kinderen.
Voorwaardelijke visie: dat recht hangt af van hoe goed ze hun kind verzorgd hebben.
Vriendschapsvisie (Jane English): kinderen zijn niets verschuldigd aan hun ouders. De ouders kozen voor het kind, niet omgekeerd. Liefde binnen een gezin moet onvoorwaardelijk zijn, net als in een vriendschap.
Moet je anderen helpen?
1 Hulp is optioneel
Je bent niet verplicht om mensen in armoede te helpen:
—Je bent niet verantwoordelijk voor hun situatie.
—Je hebt geen belofte gedaan.
—Hulp is een kwestie van mededogen, niet van plicht.
2 Peter Singer: morele plicht
Volgens Singer ben je wél moreel verplicht om te helpen:
—Als je ernstige schade kunt voorkomen zonder grote opoffering, móét je helpen.
—Het maakt niet uit wat anderen doen. Jij bent verantwoordelijk voor jouw daden.
—Hulp hoeft niet extreem te zijn: een deel van je inkomen geven is al waardevol.
3 Garret Hardin: hulp verergert het probleem
Hardin is het radicaal oneens met Singer:
—Hulp zorgt voor bevolkingsgroei in landen die al onvoldoende middelen hebben.
—De aarde heeft grenzen.
—Volgens hem is niet helpen soms beter voor de duurzaamheid op lange termijn, hoe hard dat ook klinkt.
Waarom hebben we afspraken nodig? (Thomas Hobbes)
Hobbes stelt dat mensen van nature uit zijn op hun eigen voordeel. In de natuurstaat (zonder afspraken of regels):
—Leeft iedereen in angst en wantrouwen.
—Is er strijd om voedsel, veiligheid, status.
—Is het leven 'eenzaam, arm, gemeen, en kort'.
Hobbes noemt drie oorzaken van conflict:
1 wedijver (om bezit)
2 wantrouwen (niemand kunnen vertrouwen)
3 trots (eer en status verdedigen)
Iedereen streeft zijn eigen zelfbehoud na. Goed is wat daaraan bijdraagt, kwaad is wat het bedreigt. De natuurtoestand is dan ook een oorlog van allen tegen allen.
Om uit de chaos te ontsnappen, sluiten mensen een sociaal contract. Ze geven een deel van hun vrijheid op in ruil voor veiligheid en orde. Dat contract is meestal impliciet: door te leven in een samenleving, aanvaard je de regels.
Een centrale macht (heerser of overheid) is nodig om het contract te doen naleven. Zonder gezag zou iedereen terugvallen in wantrouwen en geweld.
Speltheorie en sociale kost
Eigenbelang vs. samenwerking
De speltheorie onderzoekt situaties waarin mensen moeten kiezen tussen hun eigen belang en het belang van de groep. De centrale vragen zijn:
—Zullen mensen samenwerken?
—Of kiezen ze wat op korte termijn het beste is voor henzelf?
Anonieme samenleving vs. kleine groepen
In grote, anonieme samenlevingen denken mensen vaak dat ze 'ermee weg kunnen komen'. In kleine groepen zoals vriendenkringen gelden impliciete sociale regels. Wie die overtreedt, ondervindt een sociale kost: verlies van vertrouwen of uitsluiting.
Confucianisme: schaamte boven straf
Volgens Confucius is de mens een collectief wezen. Hij groeit pas echt door zijn rol in gezin en samenleving te vervullen. Relaties zijn de sleutel tot persoonlijke ontwikkeling en maatschappelijke harmonie.
Confucius pleit voor moraal en fatsoen als leidraad in plaats van strenge regels. Als mensen geleid worden door innerlijk plichtsgevoel en schaamte, handelen ze moreel omdat ze dat willen, niet uit angst voor straf.
Geld en economie
Aristoteles over geld
Volgens Aristoteles moet geld aan drie voorwaarden voldoen:
1 Ruilmiddel: handig en overdraagbaar.
2 Rekeneenheid: geschikt om waarden te meten en te vergelijken.
3 Waardeopslag: behoudt waarde doorheen de tijd.
Geld als sociale constructie
Geld heeft geen natuurlijke waarde. Het functioneert omdat mensen samen afspreken dat het waarde heeft: het is een sociale constructie Vertrouwen is essentieel. Zonder geloof in geld, verliest het al zijn waarde.
Karl Marx en sociale ongelijkheid
Volgens Marx bepaalt de productiewijze hoe de economie werkt, wie bezit heeft en hoe mensen samenwerken. Ze verandert doorheen de geschiedenis en zorgt telkens opnieuw voor ongelijke verdeling van macht en eigendom. Marx concludeerde daarom dat er altijd sprake is geweest van een klassenstrijd
In vroegere tijden maakte een ambachtsman een product van begin tot einde. Door de opkomst van de industrialisatie werden fabrieken belangrijk: machines versnelden het productieproces, maar creëerden ook ongelijkheid.
De bourgeoisie is de klasse die de productiemiddelen bezit (machines, fabrieken). Ze haalt haar rijkdom uit kapitaal en winst, niet uit arbeid. Deze klasse kreeg volgens Marx de macht over de samenleving.
De arbeidersklasse, of het proletariaat, werkt in fabrieken en verkoopt zijn arbeid in ruil voor loon. Ze hebben geen controle over wat ze maken, doen eentonige taken en zijn makkelijk vervangbaar. Hun afhankelijkheid van loon maakt hen kwetsbaar.
Omdat arbeiders hun arbeid móéten verkopen om te overleven, noemt Marx hun situatie een moderne vorm van slavernij. De bourgeoisie profiteert van de ongelijkheid en bouwt haar rijkdom op ten koste van de arbeiders.
Bordschema
Contracten expliciet
duidelijk afgesproken impliciet
stilzwijgende instemming
Schuld en ouders onvoorwaardelijk geen limieten voorwaardelijk gelimiteerd in relatie tot de opvoeding vriendschapsvisie geen schuld familie als vriendschap eigen keuze
Anderen helpen geen verplichting
Singer
Het is je morele plicht om zware schade te voorkomen als de kost voor jezelf niet te groot is. Hardin
Soms is het beter om niet te helpen.
Hobbes natuurstaat oorlog van allen tegen allen mens → zelfbehoud sociaal contract gedeeltelijke afstand van het recht om zichzelf te regeren
Confucius sociale kost van wangedrag schaamte internalisering van plichtsgevoel
Geld ruilmiddel rekeneenheid waardeopslag sociale constructie
Marx productiewijze
Wie bezit de grondstoffen?
Wat is de verhouding tussen mensen bij de productie? klassenstrijd bourgeoisie inkomen uit winst heersende klasse proletariaat inkomen uit loonarbeid moderne slavernij