Inhoud
Deel I Wetgevend en institutioneel kader 17
Hoofdstuk 1 Enkele mijlpalen in de geschiedenis van het bank- en beurswezen 19
1 De oudheid 21
2 De middeleeuwen 21 2.1 Het bankwezen 21 2.2 Het beurswezen 22 3 De renaissance 22 4 De moderne tijden 23 5 En de toekomst? 23
Hoofdstuk 2 De bank binnen het financiële landschap 25
1 De rol van de banken in de economie 27 1.1 Basisactiviteiten 27 1.2 Marktverruimende activiteiten 28
2 Oprichtingsvoorwaarden voor een kredietinstelling 29
3 Belangrijkste evoluties in de Belgische bankreglementering 30 3.1 Voor 1935 30 3.2 Splitsing van de gemengde banken 31 3.3 De huidige Bankenwet 31 3.4 Hoe ver staat het met de EU-bankenwet? 32
4 Belangrijkste evoluties in de Europese bankreglementering 32 4.1 Inleiding 32 4.2 Enige vergunning 33 4.3 Home country control (HCC) 33
5 De interbankenmarkt 34
Hoofdstuk 3 Belangrijkste spelers op de financiële markten in België 37
1 Tendenzen op de financiële markten 39
2 Banken 39
2.1 Depositobanken 39
2.2 Effectenbanken 44
2.3 Zakenbanken en private equity 44 2.4 Private banking 45
3 Institutionele beleggers 45
3.1 De holding of portefeuillemaatschappij 46 3.2 De verzekeringsmaatschappijen 47 3.3 De pensioenfondsen 48
3.4 De Instellingen voor Collectieve Beleggingen (ICB) 49 4 Beursvennootschappen en beleggingsadviseurs 50 5 Financieel planner 51 6 Betalingsinstellingen 51 7 Fintech en schaduwbankieren 52
Hoofdstuk 4 De controlerende instellingen: naar een verscherpte controle 55
1 De kredietcrisis 57
1.1 Ontstaan van de kredietcrisis 57
1.2 Impact van de kredietcrisis op de financiële wereld 57
1.2.1 Voor de aandelenbeurzen 57
1.2.2 Voor de Verenigde Staten 58
1.2.3 Voor België 58 1.2.4 Voor de belegger 58
2 De ‘overheidsschuldencrisis’ in de eurozone: oorzaken en gevolgen 59 3 COVID-19 en de coronacrisis 61
4 Instellingen die richtlijnen uitvaardigen en controle uitoefenen 62
4.1 De Federale Overheidsdienst Financiën 62
4.2 Het Twin Peaks-model 63
4.2.1 De Nationale Bank van België (NBB) en de Europese Centrale Bank (ECB) 63
4.2.2 De Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) 67
4.3 Beschermingsmaatregelen 69
4.3.1 MiFID 69
4.3.2 Het Garantiefonds 72
4.3.3 Cel voor Financiële Informatieverwerking 73
4.3.4 De Federale Overheidsdienst Economie 74
4.4 Beroepsverenigingen 75
4.4.1 Febelfin 75
4.4.2 Assuralia 75
4.4.3 Ombudsfin 76
4.5 Internationale instellingen 76
4.5.1 Europese Centrale Bank 76
4.5.2 Bazelcomité 76
4.5.3 Bank voor Internationale Betalingen (BIB) 76
4.5.4 Europese Investeringsbank 77
4.6 Een verscherpt toezicht op de financiële instellingen 77 4.7 Naar een Europees toezichtsniveau 84
4.7.1 Supranationaal macroprudentieel beleid 84 4.7.2 Naar een nieuw Europees microprudentieel toezichtskader 85
4.7.3 Europese stresstest 88 4.7.4 Het Europees stabilisatiemechanisme en het Europese monetair noodfonds 89
Deel II Belangrijkste financiële instrumenten voor particulieren en ondernemingen 91
Hoofdstuk 5 Betalingstechnieken 93
1 Giraal en chartaal geld 95 2 Cash betalen 96 2.1 Cash betalen kost geld 96 2.2 Cash betalingen beperkt tot 3 000 EUR 96 2.3 Bitcoin 97 3 De prepaidkaart 99 4 De zichtrekening 99 4.1 Definitie 99 4.2 SEPA (Single Euro Payments Area) 99 4.3 Kenmerken 102
4.3.1 Titularis en volmachtdrager 102 4.3.2 Het rekeningnummer 102 4.4 Transacties met een zichtrekening 103
4.4.1 Stortingen en geldopnamen 103 4.4.2 De valutadatum 103 4.4.3 Het rekeninguittreksel 104 4.5 De kosten en opbrengsten 105
5 De debetkaart 107
5.1 Definitie 107
5.2 Betalingsinstellingen 107
5.3 Klassiek betalen via de debetkaart 107
5.4 Contactloos betalen 108
6 Mobiel betalen 109
6.1 Technologie 109 6.2 Initiatieven 109 6.3 De rol van de banken 109
7 Online betalen 111
8 De overschrijving 112
8.1 Definitie 112 8.2 Werking 112
8.3 De memodatum of gewenste uitvoeringsdatum in de toekomst 113 8.4 De overschrijving met gestructureerde mededeling (OGM) 113 8.5 Instantbetalingen 114
9 Bijzondere overschrijvingen 114
9.1 De doorlopende opdracht 114 9.1.1 Definitie 114 9.1.2 Werking 114 9.2 Automatische overschrijving van gedomicilieerde facturen 114 9.2.1 Definitie 114 9.2.2 Werking 114
10 De cheque 116
10.1 Definitie 116 10.2 Werking 116 10.3 De bankcheque 116 10.3.1 Definitie 116 10.3.2 Werking 116
Hoofdstuk
6 Sparen voor particulieren
117
1 Spaarrekening 120
1.1 Definitie 120 1.2 Werking 120
1.2.1 Valutadatum 120
1.2.2 Rentetarieven 120
1.2.2.1 Basisrente 120
1.2.2.2 Getrouwheidspremie 120
1.2.3 Uitbetaling 120
1.3 Voordelen 121
1.4 Nadelen 121
1.5 Online spaarrekeningen en prijsbrekers 121
2 Termijnrekeningen 123
2.1 Definitie 123 2.2 Werking 123
2.2.1 Rekeningen met vaste termijn 123
2.2.2 Rekeningen met opzeggingstermijn 123
3 De kasbon 123
3.1 Definitie 123 3.2 Werking 123 3.3 De kosten 124
4 Kapitalisatiebon 124
4.1 Definitie 124 4.2 Werking 124
5 Schatkistcertificaten 125
5.1 Definitie 125 5.2 Werking 125 5.3 Het houderschap van schatkistcertificaten 127
6 De verzekeringsbon 127
6.1 Definitie 127 6.2 Kenmerken 128
7 Staatsbons 128
Hoofdstuk 7 Kredieten aan particulieren 131
1 De kredietkaart 133
1.1 Definitie 133 1.2 Werking 133
2 Kredietlijn op de zichtrekening 136
2.1 Definitie 136 2.2 Werking 136
3 Consumentenkrediet 136
3.1 Definitie 136 3.2 Soorten 137
3.2.1 Verkoop op afbetaling 137
3.2.2 Lening op afbetaling = krediet op afbetaling 137 3.2.3 Kredietopeningen 137 3.3 Bescherming van de consument 138 3.3.1 De reclame 138
3.3.2 Leuren met kredietovereenkomsten 138
3.3.3 Het onderzoek van je kredietaanvraag 138
3.3.4 Het sluiten van de overeenkomst 138
3.3.5 De bedenktijd 139
3.3.6 De bescherming van het privéleven 139 3.3.7 Controle 139
3.4 De afbetaling van het consumentenkrediet 139
4 Hypothecaire leningen 142
4.1 Definitie 142 4.2 De aflossingsvormen 142
4.2.1 Woonkrediet terugbetaalbaar via constante mensualiteiten (maandelijkse vaste afbetalingen) 142 4.2.2 Woonkrediet terugbetaalbaar via vaste kapitaalaflossingen 143
4.2.3 Vergelijking tussen beide aflossingsvormen 143 4.2.4 Accordeonlening 143 4.3 De kosten en voorwaarden 144 4.4 Vervroegde aflossing van hypothecaire leningen 145 4.5 Herfinanciering van hypothecaire leningen 145 4.6 De woonbonus in het Vlaams Gewest 146 4.7 Voorbeelden van woonkredieten 149
Hoofdstuk 8 Kredieten aan ondernemingen 153
1 Kaskrediet, straight loan en voorschotten op factuur 155 1.1 Kaskrediet 155 1.2 Straight loan 156 1.3 Factuur als kredietinstrument 156
2 Factoring 156
2.1 Definitie 156 2.2 De kostprijs 157 2.2.1 Het factoringrecht of factorloon: de kostenfactor voor de dienstverlening vanwege de factor 157 2.2.2 De interesten 157 2.3 Services 157
2.3.1 Debiteurenadministratie 157 2.3.2 Debiteurenopvolging 158 2.3.3 100 % risicodekking 158 2.3.4 Financiering 158 2.4 Exportfactoring 158
3 Leasing 159
3.1 Financiële leasing 159
3.1.1 Mogelijkheden na de leaseperiode 160 3.1.2 Voordelen van financiële leasing 160
3.2 Operationele leasing (renting) 160
3.2.1 Mogelijkheden na de leaseperiode 161
3.2.2 Voordelen van operationele leasing (renting) 161
3.2.3 Gevolg 161 3.3 Sale and lease back/sale and rent back 161
Hoofdstuk 9 Obligaties
1 Kenmerken en risico’s 171
1.1 Kenmerken 171
1.1.1 Definitie 171
1.1.2 Uitgifte 172
1.1.2.1 Binnenlandse obligaties 173
1.1.2.2 Buitenlandse obligaties 173 1.1.2.3 Euro-obligaties (‘Eurobonds’) 173
1.1.3 Emissieprijs van een obligatie 178
1.1.4 Waarborgen ten voordele van de obligatiehouders 179
1.1.5 Looptijd en terugbetalingsprijs 179
1.2 Risico’s 180
1.2.1 De kwaliteit van de emittent of debiteurenrisico 180
1.2.2 De secundaire markt en het liquiditeitsrisico 184
1.2.3 Het renterisico 185
1.2.4 Beleggingsstrategie 187
1.2.5 Het wisselkoersrisico 188
2 Soorten
obligaties
189
2.1 Volgens de aard van de rentevergoeding 189
2.1.1 Obligaties met vaste rentevoet: de vastrentende obligaties 189
2.1.2 Obligaties met variabele rentevoet 189
2.1.3 Step-up- en scharnierleningen 189
2.1.4 Nulcouponobligaties 190
2.2 Hybride obligatieleningen 190
2.2.1 Converteerbare bedrijfsobligaties (‘Convertibles’) 190
2.2.2 Obligaties met warrant 191
2.2.3 Omgekeerd converteerbare ‘obligaties’ (‘reverse convertibles’) 192 2.3 Gestructureerde obligaties 193
Terugbetalingswijzen van obligaties 193 3.1 Obligaties met terugbetaling op eindvervaldag 193 3.2 Obligaties met mogelijke terugbetaling op een tussentijdse vervaldag 193 3.3 Obligaties met aflossingsplan 194 3.4 Terugkoop van obligaties op de beurs 194 4 Overheidsobligaties 194 4.1 Lineaire obligaties (OLO’s) 194 5 Rendement van een obligatie 200 5.1 Couponrendement 200 5.2 Koersrendement 201 5.3 Actuarieel rendement 201 5.4 Brutorente tegenover nettorente 202 5.5 Kosten en taksen in België op obligaties 203
3
Hoofdstuk 10 Aandelen 207
1 De vorm 209 1.1 Aandelen aan toonder 209 1.2 Aandelen op naam 210 2 Soorten aandelen 210 2.1 Volgestorte en niet-volgestorte aandelen 210 2.2 Preferente of bevoorrechte aandelen 211 2.3 Oprichtersaandelen 211 3 De creatie van nieuwe aandelen bij een beursgang 211 4 De creatie van bijkomende aandelen bij een kapitaalverhoging 214 5 Winstuitkering 216 5.1 Dividend 216 5.2 Een alternatieve vorm van winstuitkering: stockdividend en keuzedividend 216 6 Stock-split 217 7 Rechten van een aandeelhouder 218 8 Waardemeters voor aandelen 220 8.1 De koers 220 8.2 Dividendrendement 222 8.3 Koers-winstverhouding 223
8.4 De return 224
8.5 Boekwaarde en intrinsieke waarde van een aandeel 224
9 Beleggingsoverwegingen voor de particuliere beleggers 225
9.1 Beleggingsstrategie naargelang de grootte van de bedrijven 225
9.1.1 Blue chips 225
9.1.2 Small caps 225 9.2 Beleggingsstrategie naargelang de sector 226
9.2.1 Cyclische aandelen 226
9.2.2 Rentegevoelige aandelen 226
9.2.3 Groeiaandelen 226
9.2.4 Defensieve aandelen 226
10 Fiscaliteit en kosten van aandelen 227
Hoofdstuk 11 Beleggingsfondsen 231
1 Kenmerken van beleggingsfondsen 233
1.1 Inleiding 233 1.2 Omschrijving 233 1.3 Inventariswaarde 233 1.4 Liquiditeit, kosten en taksen 234 1.5 Informatie voor de belegger 234
2 Aard en soorten beleggingsfondsen 235
2.1 Instellingen voor collectieve beleggingen 235
2.1.1 Beveks 235
2.1.2 Bevaks 236 2.2 Soorten beleggingsfondsen 236
2.2.1 Obligatiefondsen 236
2.2.2 Thesauriefondsen 237
2.2.3 Aandelenfondsen 237
2.2.4 Vastgoedfondsen: van vastgoedbevaks naar gereglementeerde vastgoedvennootschappen (GVV) 237
2.2.5 Gemengde fondsen 238
2.2.6 Dakfondsen of paraplufondsen 238 2.3 Fondsen met (gedeeltelijke) kapitaalbescherming 238 2.4 Klikfondsen 239 2.5 Duurzame fondsen 239
3 Prestaties van beleggingsfondsen 240
4 ‘Exchange traded funds’ (trackers) 241
5 Collectieve en individuele pensioenbeleggingen 242
5.1 Groepsverzekeringen en bedrijfspensioenfondsen 242
5.2 De derde pensioenpijler: individueel pensioensparen 243 5.2.1 Het wettelijk pensioensparen 243 5.2.2 Financieel langetermijnsparen 245
6 Beleggingsfondsen en fiscaliteit 246
Deel IV De beurs 247
Hoofdstuk 12 Werking van de beurs 249
1 Wat is een beurs? 251
2 Aandelenbeurzen en hun nut 251
3 Euronext 251
3.1 De bewogen geschiedenis van Euronext 251 3.2 Organisatie en controle van de beurs 254
4 De deelmarkten van de Brusselse beurs 255 4.1 De configuratie van de gereglementeerde Brusselse effectenbeurs 255 4.2 De configuratie van de niet-gereglementeerde markt op de Brusselse beurs 255 4.3 Criteria om op de continumarkt genoteerd te worden 257 4.4 Euronext verhandelingsuren 257 4.5 Beursorders op Euronext 258 4.6 Delisting 259
5 Buitenlandse beurzen 259
5.1 NYSE 259 5.2 Nasdaq 260
5.2.1 Wat is Nasdaq? 260 5.2.2 De werking van Nasdaq 260 5.2.3 Concurrentie tussen de beurzen 260 5.3 Andere Europese beurzen: fusies en samenwerkingen 261
6 Controle op de beurzen 262
6.1 De tussenpersonen en de Europese richtlijnen 262 6.2 Controle op Euronext Brussel 262 6.3 Controle op de andere Euronext-beurzen 263 6.4 Controle op de Amerikaanse beurs 263
Hoofdstuk 13 Beursindexen 265
1 Wat is het nut van een beursindex? 267
2 De samenstelling van een beursindex 267 3 Indexen van NYSE Euronext 267 3.1 Bel-20 267
3.2 De berekening van de Bel-20 270
3.3 Andere NYSE Euronext-indexen 273
4 Andere indexen 274
4.1 Europese indexen 274
4.2 Niet-Europese indexen 274
4.3 MSCI world-index 275
5 De bull en de bear markt 276
Bijlagen
277
1 Gevolgen van het GTM voor de bank inzake beslissingsprocessen onder haar toezicht 279
2 Europese architectuur van het prudentieel toezicht 280
3 Standard & Poor’s rating schema 281
Bibliografie 283
Register 287