Interview met Peter van Dijk, orgeldeskundige en adviseur bij de bouw van het Van Vulpen-orgel in de Grote Zaal. Een vast orgel in de Grote Zaal, eindelijk. Dat heeft lang geduurd. Inderdaad, om preciezer te zijn, 40 jaar. Er waren dan ook veel hobbels te nemen. Allereerst de plaats van het orgel. Daarover is veel gediscussieerd. In relatie daarmee waren de omvang van het orgel en het stilistische uitgangspunt belangrijke issues. En ten slotte waren natuurlijk de financiële (on)mogelijkheden een bepalende factor. Al tijdens de bouw van Muziekcentrum Vredenburg, in 1977, werd er een actie gestart voor de bouw van een vast concertorgel in de Grote Zaal. Daartoe werd o.a. een LP uitgebracht waarop Utrechtse organisten Utrechtse orgels bespelen, o.a. Domorganist Stoffel van Viegen, Gert Oost en Piet van der Steen. Op de achterkant lezen we de tekst: ‘Bij de bouw van het Utrechtse Muziekcentrum is wel de ruimte voor een orgel gereserveerd maar de bouw van een dergelijk instrument is niet in de gemeentelijke plannen opgenomen. Het initiatief en de gelden voor de realisatie moeten uit de burgerij zelf komen. Daartoe is de Stichting ‘Orgel Comité Muziekcentrum Utrecht (OCMU) in het leven geroepen. (…) Hoe moet het orgel in het Muziekcentrum gaan klinken, hoe groot moet het zijn, hoe zal het eruit komen te zien? (…) Het comité denkt aan een orgel van ca. 35 à 40 stemmen, verdeeld over drie klavieren en pedaal. Het moet geschikt zijn voor koorbegeleidingen en goed samensmelten met de klank van het symfonieorkest. Dit klankideaal werd vooral bereikt aan het eind van de negentiende eeuw, toen het orgel veelal werd gezien als een groot symfonieorkest, bespeeld door één man, een ideaal dat leidde tot grote symfonische werken voor orgel of voor orgel en orkest.’ - Het orgel dat er nu komt, lijkt daar bepaald niet op. Vanwaar die omslag in de plannen? Feitelijk was er geen ruimte gereserveerd voor een groot concertorgel. Wel is er veel gediscussieerd over het plaatsen van een dergelijk groot orgel in vak F. Het opofferen van dat bezoekersvak voor een orgel zou echter een onaanvaardbare recettederving tot gevolg hebben. Bovendien was er, ondanks de diverse acties, bij lange na niet voldoende geld opgehaald voor een dergelijk omvangrijk project. Wel zijn oriënterende contacten gelegd met een paar orgelmakers en zijn enkele bestaande te koop aangeboden 19e-eeuwse orgels de revue gepasseerd. Een daarvan werd in 1984 door het gekocht. Dit tweeklaviers-orgel met 18 registers was in 1842 door de Utrechtse orgelmakers Bätz gebouwd voor de Gotische Zaal van het Haagse paleis van Koning Willem II, maar inmiddels na diverse omzwervingen in verminkte vorm beland in een Haarlemse kerk. Plaatsing ervan, na restauratie, in Muziekcentrum Vredenburg stuitte echter op onoverkomelijke bezwaren, niet alleen wat de plaats betreft, maar ook vanwege de neogotische vormgeving. Gelukkig kon het instrument tegen gunstige voorwaarden worden doorverkocht aan het ministerie van WVC en keerde het terug op zijn oorspronkelijke locatie, thans in gebruik bij de Raad van State. Vervolgens werd het lange tijd stil aan het OCMU-front. In 2012 werd het orgel-initiatief echter nieuw leven ingeblazen met het aantreden van een nieuw OCMU-bestuur, bestaande uit de heren Maarten van Ditmarsch (voorzitter), Henk Bijlsma (secretaris) en Bram van der Wees (penningmeester). Dit nieuwe bestuur, met René Swane en Peter van Dijk als respectievelijk juridisch en orgelkundig adviseur, zette actief in op het doen plaatsen van een vast orgel in Hertzbergers Grote Zaal. Vanwege de plaatsruimte en de beschikbare financiën moest het idee van een groot concertorgel worden opgegeven en werd ingezet op een bescheiden orgel, in eerste instantie geschikt voor koor- en ensemble-begeleiding, alsmede voor orgelsoli.