352
Perifere geleidingsbanen: Hoofd en hals
Geleidingsbanen
Fossa retromandibularis (A) De fossa retromandibularis wordt begrensd door de ramus mandibulae (1), de venter posterior van de m.digastricus en de tractus angularis fasciae cervicalis (2). In deze fossa ligt het diepe deel van de glandula parotidea. Na verwijdering van de oorspeekselklier wordt de n.facialis (3) zichtbaar. Deze komt uit het foramen stylomastoideum en verdeelt zich in takken. Als eerste tak buiten de schedel geeft hij de n.auricularis posterior (4) af, die de venter occipitalis van de m.occipitofrontalis met de r.occipitalis en de achterste oorspieren met de r.auricularis innerveert. Vervolgens verlaten de r.digastricus (5) en een r.stylohyoideus (6) de stam van de n.facialis, die zich daarna splitst in de plexus parotideus (7), gelegen tussen het oppervlakkige en het diepe parotideadeel. Deze plexus vormt ook slingers om de naburige vaten en zendt takken naar de mimische musculatuur, de rr.temporales (8), rr.zygomatici (9), rr.buccales (10) en de r.marginalis mandibulae (11). Bovendien ontspringt uit de plexus parotideus de r.colli n.facialis (12), die het platysma innerveert en met de n.transversus colli de ansa cervicalis ‘superficialis’ vormt. In de fossa retromandibularis ligt in de diepte de a.carotis externa (13), die zich splitst in a.maxillaris (14) en a.temporalis superficialis (15). De laatste geeft meestal als eerste tak de a.transversa faciei (16) af. Deze kan echter ook als directe tak uit de a.carotis externa (zie afb.) ontspringen. De a.carotis externa wordt begeleid door de v.retromandibularis (17), die gevormd wordt door de v.temporalis superficialis (18) en de vv.maxillares (19). Als de v.retromandibularis oppervlakkig verloopt, anastomoseert hij met de v.facialis (20). Hij zet zich voort in de v.jugularis externa (21). In dat geval heeft de a.carotis externa diepe begeleidende aders (22). Dorsaal van de v.retromandibularis loopt de a.auricularis posterior (23) naar boven. Bij de bovenrand van de fossa retromandibularis kruisen a. en v.temporalis superficialis de uit de fossa infratemporalis ko-
mende n.auriculotemporalis (24), die de huid van de achterste slaapstreek innerveert. 25. n.auricularis magnus, 26. ansa cervicalis ‘superficialis’, 27. ductus parotideus (afgesneden), 28. n.buccalis, 29. a.facialis, 30. m.masseter, 31. m.buccinator.