22
Psychologie van de adolescentie
persoon in het verloop van de tijd voltrekken: de intra-individuele veranderingen. Daarnaast is men echter ook geïnteresseerd in verschillen die zich daarbij in het verloop van de ontwikkeling tussen onderscheiden individuen voordoen: de inter-individuele verschillen. Het longitudinaal onderzoek (een vergelijking van verschillende individuen met zichzelf op verschillende momenten van de levensloop door individuen te volgen over de tijd) is een belangrijke methode om verschillen die met de leeftijd samenhangen, op te sporen. Het ontwikkelingsproces wordt door verschillende factoren beïnvloed en is op te vatten als het resultaat van een langdurige wisselwerking (interactie) tussen aanleg en omgevingsfactoren: net zoals omgevingsfactoren de persoon zelf kunnen veranderen, kunnen persoonskenmerken leiden tot bepaalde veranderingen in de omgeving. In deze paragraaf bespreken we drie invalshoeken van een ontwikkelingspsychologische benadering van de adolescentieperiode.
1.4.1 De adolescentie als een karakteristieke ontwikkelingsperiode, met daaraan verbonden specifieke ontwikkelingstaken Een ontwikkelingspsychologisch gezichtspunt houdt in dat men zich onder andere richt op het bestuderen van intraindividuele veranderingen, dus veranderingen binnen de persoon. Vaak worden deze veranderingen opgevat als een opeenvolging van stadia of fasen. Het begrip fase veronderstelt dat er gedragswijzen en attituden zijn die typerend zijn voor een bepaald niveau van psychische ontwikkeling en dat deze karakteristieken ontstaan in de loop van een proces dat een vaste volgorde vertoont. Soms voegt men daar nog aan toe dat het karakteristieke functioneren in een bepaalde fase samenhangt met structurele veranderingen en met de structuur van het denken. Men veronderstelt daarbij meestal ook dat de overgangen tussen de fasen duidelijk waarneembaar zijn, bijvoorbeeld door tijdelijk toegenomen onevenwichtigheid. Als karakteristiek voor de fase van de adolescentie worden vooral gezien: • het vormen van een eigen identiteit en het bereiken van autonomie ten opzichte van de ouders; • de manieren van omgaan met bepaalde innerlijk beleefde conflicten (bijvoorbeeld in verband met ambivalente gevoelens ten opzichte van de ouders); • een bepaald niveau van cognitief functioneren (bijvoorbeeld wat betreft het denken over morele vraagstukken). Het denken over ontwikkeling in termen van opeenvolgende fasen is wat controversieel. Enerzijds blijft het een grote invloed uitoefenen op het denken over het verloop van de ontwikkeling en kan het nodig zijn een periode in de ontwikkeling met bepaalde kenmerken of bepaalde niveaus aan te duiden. Anderzijds hoeft het onderscheiden van deze niveaus echter niet te betekenen dat gedrag van individuen met eenzelfde ontwikkelingsniveau over de hele linie uniformiteit vertoont. Niet iedereen van dezelfde leeftijd zit in dezelfde fase en in een bepaalde fase zitten niet alleen individuen van dezelfde leeftijd. Over het algemeen is men het erover eens dat het zinvol is kwalitatief verschil-
14502_BW_HSAO_Boek.indb 22
21-06-13 12:35