Op niveau
3 vmbo-b
Leerwerkboek A
Aline van der Kolk
Anneke Luijendijk
Geertje Plug
Jante Rittersma
1 vmbo-bk vmbo-kgt vmbo-gt/havo havo/vwo vwo
2 vmbo-bk vmbo-kgt vmbo-gt/(h) havo/(vwo) vwo
3 vmbo-b vmbo-k vmbo-gt havo vwo
4 vmbo-b vmbo-k vmbo-gt
Bureauredactie
MR Taal
Vormgeving
Studio Michelangela
Over ThiemeMeulenhoff
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt slimme flexibele leeroplossingen met een persoonlijke aanpak. Voor elk niveau en elke manier van leren. Want niemand is hetzelfde.
We combineren onze kennis van content, leerontwerp en technologie, met onze energie voor vernieuwing. Om met en voor onderwijsprofessionals grenzen te verleggen. Zo zijn we samen de motor voor verandering in het primair, voortgezet en beroepsonderwijs.
Samen leren vernieuwen.
www.thiememeulenhoff.nl
ISBN 978 90 0623829 7
LRNline 1.1
© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2025
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën,
Omslagfotografie
Studio Kluif
Opmaak
Crius Group
opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichtingpro.nl).
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Deze uitgave is volledig CO2neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
Zo werk je met Op niveau
Structuur
hoofdstuk inhoud
thema Aan de hand van een thema werk je aan je taalvaardigheid. Je gaat aan de slag met het geven, beoordelen en interpreteren van informatie. Je leest, beluistert en schrijft teksten en je oefent met het voeren van gesprekken en met presenteren. Tegelijkertijd werk je aan persoonlijke vaardigheden zoals bronnen kritisch lezen, en je mening vormen over wat je leest. Daarnaast vergroot je je woordenschat met schooltaalwoorden, themawoorden en woorden uit de teksten.
fictie In deze hoofdstukken gaat het over de kracht van het verhaal. Je maakt kennis met verschillende verhalen, je leest en vertelt verhalen en je luistert ernaar. Je leert praten, schrijven en presenteren over de verhalen die je leest en je leert hoe je zelf verhalen kunt schrijven.
taalverzorging grammatica Je leert met welke woordsoorten en zinsdelen zinnen kunnen worden opgebouwd, zodat je dit in teksten op de juiste manier kunt toepassen.
spelling Je oefent de regels van spelling en leestekens, zodat je deze in teksten op de juiste manier toepast.
formuleren Je leert zinnen logisch en goed op te bouwen, zodat je in teksten of gesprekken correcte zinnen kunt formuleren.
taalbewustzijn Je leert meer over taalgebruik, taalvarianten en woordvorming, zodat je meer inzicht krijgt in het verschijnsel taal.
• Formatieve evaluatie: De thematische hoofdstukken en fictiehoofdstukken werken toe naar een eindopdracht waarin je alles uit het hoofdstuk toepast. Deze hoofdstukken sluiten af met een terugblik waarin je terugkijkt op het hoofdstuk, jezelf beoordeelt en bepaalt wat je beter wilt doen.
• Zelftoets en dictee: In de hoofdstukken taalverzorging sluit je de onderdelen grammatica, spelling en formuleren af met een zelftoets. Bij spelling kun je ook oefenen met een dictee.
• Differentiatie: Wil je verder oefenen op jouw niveau? Online vind je extra oefeningen op verschillende niveaus bij de thematische hoofdstukken en de hoofdstukken taalverzorging.
Licentie
Alle opdrachten en theorie staan ook in de online leeromgeving. Daar kun je ook extra oefenmateriaal vinden, bijvoorbeeld van andere niveaus en andere leerjaren.
Taalvaardigheden
Lezen, luisteren, schrijven, spreken, fictie
Vakoverstijgende vaardigheden
Bijv. begrijpen, analyseren, interpreteren, discussiëren, samenvatten
Wij zijn taal
Taalkennis Spelling, grammatica, formuleren, woordenschat, taalbewustzijn
Ontwikkeling identiteit
Bijv. kitisch denken, sociaal-culturele vaardigheden, samenwerking, motivatie, bewustzijn van de kracht van taal
Leerstofoverzicht 3 vmbo-b
Sociale en culturele vaardigheden
1 Start: Introductie fictie
1 Grammatica Woordsoorten:
Herhaling:
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Werkwoord: persoonsvorm, werkwoordsvormen
Zinsdelen:
Herhaling:
Werkwoordelijk gezegde
Bouwplan van een zin
Lijdend voorwerp Zelftoets en differentiatie
2 Duik in verhalen
1) Mirjam Oldenhave, De levens van Lanya
2) Erna Sassen, Neem nooit een beste vriend
3) Angie Thomas, De roos uit het beton
Personen beschrijven
Leeservaring beschrijven
Leestips
3 Verhalen vertellen
Begin van een verhaal
Vertelperspectief
4 Over verhalen en gedichten
Derk Visser, Drama Queen
Verhalen
Figuurlijke taal
Stijlfiguren
5 Eindopdracht
Moodboard maken
2 Spelling Werkwoordspelling: Herhaling:
Persoonsvorm in de verleden tijd
Voltooid deelwoord
Leestekens:
Koppelteken
Spellingregels:
Herhaling:
Samenstellingen
Samenstellingen met een tussens Zelftoets, dictee en differentiatie
3 Formuleren
Herhaling:
Hoofdletters en leestekens
Publiek aanspreken
Verwijswoorden
Signaalwoorden Zelftoets en differentiatie
4 Taalbewustzijn
Afleidingen
Synoniemen
Terugblik
Kritisch denken
Informatievaardigheden
1 Start: Over taal Woordenschat en woordraadstrategieën (online)
2 Je eigen taal Groepsgesprek over meertaligheid
Tekstverbanden en signaalwoorden
Manieren van lezen
Schrijfdoelen en tekstsoorten
Kernzin en overige zinnen
1 Grammatica Woordsoorten: Herhaling:
Voorzetsel
Zinsdelen:
Meewerkend voorwerp
Wel of geen meewerkend voorwerp
Enkelvoudige en samengestelde zinnen Zelftoets en differentiatie
Probleemoplossend denken en handelen
Creatief denken
1 Start: Over toekomst Woordenschat en woordraadstrategieën (online)
3 Taalgevoelens Vraaggesprek houden
Vragen stellen
Informatie zoeken
Aantekeningen maken
Interview
4 Taal kun je leren Verslag schrijven
Onderwerp en deelonderwerp
Hoofdgedachte
Onderwerp verkennen
Verslag
5 Taal in jouw toekomstig leven
Verslag schrijven
Informatie beoordelen
2 Spelling Werkwoordspelling: Herhaling:
Persoonsvorm in de verleden tijd
Voltooid deelwoord
Leestekens:
Komma
Trema
Trema: iën of ieën
Spellingregels: Herhaling:
Meervoud Zelftoets, dictee en differentiatie
3 Formuleren
Signaalwoorden
Bronvermelding toevoegen
Formuleringsfouten: verkeerd (verwijs)woord, dan en als, dubbele ontkenning Zelftoets en differentiatie
4 Taalbewustzijn
Taalverandering
2 Jouw toekomst op school Skillspaspoort maken en motivatiekaart schrijven
Kernzin en overige zinnen
Hoofdzaken, bijzaken
Hoofdgedachte
Tekstverbanden en signaalwoorden
6 Eindopdracht
Verslag over lezen
Terugblik en differentiatie
3 Jouw toekomstige werk
Motivatiebrief schrijven en sollicitatiegesprek voeren
Motivatiebrief schrijven
Feedback geven en ontvangen
Sollicitatiegesprek
4 De toekomst om je heen Pitch houden
Presentatie geven
Publiek
Verbale en nonverbale communicatie
5 Toekomstdromen
Interview afnemen en zakelijk verslag schrijven
Interview
Verslag
6 Eindopdracht
Verslag en pitch over jezelf
Terugblik en differentiatie
Sociale en culturele vaardigheden
1 Start: Introductie fictie
1 Grammatica Woordsoorten:
Herhaling:
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Zinsdelen:
Bijwoordelijk bepaling
Hoofdzin en bijzin
Herhaling:
Enkelvoudige en samengestelde zinnen Zelftoets en differentiatie
2 Duik in verhalen
1) Jason Reynolds, Ghost
2) Marlies Allewijn, Na de klap
3) Marloes Morshuis, Semper Sol
Ruimte en sfeer
Genres
Leestips
3 Verhalen vertellen
Een verhaal vaart geven
Vertelvolgorde
Creatief schrijven
4 Over verhalen en poëzie
Murat Isik, Wees onzichtbaar
Proloog en epiloog
Vertelperspectief
Verteltempo
Motief en thema
Soorten rijm
5 Eindopdracht
Verhaal schrijven en vertellen
2 Spelling Spellingregels: Herhaling:
Bijvoeglijk naamwoord
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Leestekens:
Citaat
Werkwoordspelling:
Werkwoorden uit het Engels Zelftoets, dictee en differentiatie
3 Formuleren
Signaalwoorden
Wederkerend voornaamwoord
Herhaling:
Verwijswoorden Zelftoets en differentiatie
4 Taalbewustzijn
Meertaligheid
Homoniemen
Homofonen
Mediawijsheid
Zelfregulering
Samenwerken
1 Start: Over gezondheid Woordenschat en woordraadstrategieën (online)
2 Een gezond sociaal leven
Overtuigende tekst schrijven
Schrijfdoelen en tekstsoorten
Overtuigende tekst
Aantekeningen maken
Schrijfplan
3 Lekker in je vel Instructie schrijven
Hoofdzaken, bijzaken
Onderwerp, deelonderwerp
4 Een gezond lichaam Overtuigende brief schrijven
Tekstverbanden en signaalwoorden
Overtuigende tekst
Zakelijke brief of email
Schrijfplan
5 Ongezonde verleidingen Informerend artikel schrijven
Hoofdzaken, bijzaken
Informerende tekst
Schrijfplan
Spreekplan
Terugblik
6 Eindopdracht
Webpagina maken
Terugblik en differentiatie
1 Grammatica Woordsoorten:
Herhaling:
Alle woordsoorten
Zinsdelen:
Herhaling:
Alle zinsdelen
Hoofdzin en bijzin
Zelftoets en differentiatie
2 Spelling Spellingregels:
Lettergrepen
Afbreekstreepjes
Werkwoordspelling: Herhaling:
Werkwoordsvormen Zelftoets, dictee en differentiatie
Kritisch denken
Sociale en culturele vaardigheden
1 Start: Over cultuur Woordenschat en woordraadstrategieën (online)
Sociale en culturele vaardigheden
Creatief denken en handelen
1 Start: Introductie fictie
2 Nederlandse cultuur Reclame maken
Tekstverbanden en signaalwoorden
Reclametekst schrijven
Woorden met gevoelswaarde
2 Duik in verhalen 1) Maurits van Huijstee, Vreemdeling 2) Jeffrey Spalburg, Ik ben jullie meester 3) Mark Boode, Winnen van de wereld
Thema en moraal
Leestips
3 Formuleren
Signaalwoorden
Vaste voorzetsels
Herhaling:
Alle stijlregels Zelftoets en differentiatie
4 Taalbewustzijn
Kindertaal
3 Cultuurverschillen Ingezonden reactie schrijven
Feit en mening
Objectieve en subjectieve argumenten
Ingezonden reactie
Schrijfplan
4 Kunst en cultuur Discussiëren
Feit en mening
Objectieve en subjectieve argumenten
Stijlfiguren
Discussie
5 De betekenis van cultuur voor jou Presenteren
Tekst en beeld
Uitnodiging
Verbale en nonverbale communicatie
Spreekplan
6 Eindopdracht
3 Verhalen vertellen
Dialogen schrijven
Persoonlijke leesvoorkeur
4 Over verhalen en poëzie
Elin Meijnen, Vanavond bij de rivier
Recensie
Thema en moraal
5 Eindopdracht Protestposter maken
Culturele middag Terugblik
Terugblik en differentiatie
Symbolen
In de leerwerkboeken kom je de volgende symbolen tegen.
Ga naar de Op niveauwebsite of zoek iets op internet.
Je werkt aan de vaardigheid Lezen.
Je werkt aan de vaardigheid Kijken.
Je werkt aan de vaardigheid Luisteren.
Je werkt aan de vaardigheid Schrijven.
Je werkt aan de vaardigheid Spreken of Gesprekken.
Werk aan je persoonlijke ontwikkeling én aan Nederlands
Werk samen met een of meer klasgenoten.
Het boek geeft het niveau van het leesfragment aan.
Bij deze opdracht gebruik je strategieën van Woordenschat.
1 Verhalen over liefde
Inleiding
Liefde is voor iedereen belangrijk. Liefde is mooi, maar niet altijd gemakkelijk. Over liefde kun je veel vragen hebben: Wat is echte liefde?
Moet ik mijn hart volgen of moet ik verstandig zijn? Wat zijn mijn grenzen?
Hoe kan je van iemand houden als je zelf niet veel liefde krijgt? Verhalen over liefde kunnen je helpen om antwoorden te vinden op die vragen.
Laat je meenemen in een wereld van liefde!
Je leert:
1 praten over liefde, diversiteit en andere culturen;
2 je inleven in de gedachten en gevoelens van personen in verhalen;
3 uitleggen hoe realistisch een verhaal is;
4 relaties tussen personen beschrijven;
5 vertelperspectief benoemen;
6 je persoonlijke reactie op een verhaal verwerken in je eigen verhaal;
7 een verhaal schrijven met een goed begin;
8 figuurlijke taal herkennen en begrijpen;
9 stijlfiguren herkennen en benoemen.
1 Wat ga ik leren?
a Veel liedjes, films, games en verhalen gaan over liefde. Sommige verhalen laten eerlijk zien hoe het gaat in het leven. In andere verhalen is iedereen knap en succesvol, doen geliefden alles voor elkaar en loopt het goed af. Soms gaat het fout en eindigt het verhaal in haat en geweld.
Bekijk de leerdoelen van dit hoofdstuk.
Welke leerdoelen kunnen jou helpen om te zien welke verhalen eerlijk zijn over liefde?
Kies twee leerdoelen. 1 2
b Lees de inleiding.
Over welke vraag zou jij een liefdesverhaal willen schrijven?
1.1 Start
LEERDOELEN
• Je kijkt vooruit naar de dingen die je in dit hoofdstuk gaat leren.
2 Jouw ideeën over liefde
Mensen hebben allerlei ideeën over liefde.
Wat vind jij belangrijk als het gaat om liefde?
Kies drie ideeën.
□ In een relatie moet je laten merken dat je echt voor elkaar gaat.
□ Echte liefde betekent dat je je hele leven bij elkaar blijft.
□ Als je geen liefde meer voelt, stop je met een relatie.
□ Uiterlijk is belangrijk, maar of je goed bij elkaar past is nog belangrijker.
□ Als je echt van elkaar houdt, laat je elkaar vrij.
□ Relatieadvies van ouders moet je serieus nemen. Zo laat je liefde en respect zien.
□ Familie en cultuur zijn belangrijk, daar houd je rekening mee als je een partner kiest.
□ Het is belangrijk om samen afspraken te maken over je relatie.
□ Je laat je vrienden niet vallen als je een relatie krijgt.
3 Ideeën over liefde in muziek
a Luister en kijk naar deze liedjes:
1 Vlins, Stemgeluid
2 Guus Meeuwis, Nergens zonder jou
3 Tych, Te laat
Over welk idee gaan de liedjes?
Kies bij elk liedje een idee uit de lijst bij opdracht 2 of bedenk zelf een ander idee.
1 Stemgeluid:
2 Nergens zonder jou:
3 Te laat:
b Noteer de titels van twee andere liedjes over liefde die je mooi vindt.
Over welk idee gaan de liedjes?
Kies bij elk liedje een idee uit de lijst bij opdracht 2 of bedenk zelf een ander idee. 1 2
c Vergelijk de antwoorden van vraag a en b met een klasgenoot. Zijn jullie het eens over de ideeën in de liedjes?
1.2 Duik in verhalen
Je leert:
• praten over liefde, diversiteit en andere culturen;
LEERDOELEN
• je inleven in de gedachten en gevoelens van personen in verhalen;
• uitleggen hoe realistisch een verhaal is;
• relaties tussen personen beschrijven.
Lekker lezen
4 Een kort verhaal lezen (1)
Lees het verhaal De levens van Lanya
a Beeld het verhaal uit door drie scènes te tekenen.
• Verdeel het verhaal zelf in drie delen.
• Maak bij elk deel een tekening.
• Gebruik de afbeelding als voorbeeld voor het maken van je tekeningen.
• Teken de omgeving er op een eenvoudige manier bij, laat zien waar de personen staan of zitten.
• Je mag het verhaal ook uitbeelden op een andere manier: met afbeeldingen van internet, foto's die je zelf maakt of digitale tekeneningen.
• Sla de scènes op of maak er een foto van.
b Vergelijk jouw afbeeldingen bij vraag a met een klasgenoot.
Bespreek samen of de scènes passen bij het verhaal.
c Lanya vindt het logisch dat ze 'verkaasd' is. (regel 21)
Wat bedoelt ze daarmee?
d Vind jij het ook logisch dat Lanya verkaasd is?
Leg je antwoord uit.
e Lanya denkt dat haar vader liegt.
Wat denk jij?
Leg je antwoord uit.
f Stel je voor dat jou, een zus, vriendin of klasgenote hetzelfde overkomt als Lanya. Hoe zou je reageren?
g Lanya vertelt haar zusje Dawen wat er aan de hand is. Dawen denkt niet echt aan wat het voor Lanya betekent.
Naar wie zou jij in zo'n situatie toegaan?
D E LEVENS VAN LANYA
'Ze is te veel verwesterd, het wordt met de dag erger,' zei mijn vader. Hij stond in de keuken te bellen en had me niet horen thuiskomen.
Ik wist meteen dat het over mij ging.
Verwesterd, ja, wen er maar aan, dacht ik. Ik wilde meteen doorlopen naar boven, maar toen hoorde ik hem zeggen: 'We gaan iemand voor haar zoeken, ze moet hier echt zo snel mogelijk weg.'
Ik schrok me rot, dat snap je zeker wel.
Hij kwam met zijn telefoon de gang op, maar toen hij me zag, praatte hij gauw verder over andere dingen. 'En hoe gaat het met Ailan en met de kinderen? Alles goed?'
Te laat, ik had het al gehoord: ze gingen iemand voor me zoeken. En met die 'iemand' moest ik trouwen. Niet hier in Nederland, maar daar in Koerdistan.
Uithuwelijken, noemen Nederlanders dat. Weggeven, zeggen wij. Weet je hoe oud ik was? Veertien!
Ik wilde mijn school afmaken en daarna op kamers wonen met mijn vriendinnen. En in het weekend uitgaan. Ik wilde hier in Nederland blijven wonen en niet meer terug naar Irak. Ooit, ooit ging ik heus wel trouwen, maar niet nu al. Dus inderdaad, ik was verwesterd. Een Koerdische vrouw zegt niet: 'Ik wil dit en daarna wil ik dat.' Misschien denkt ze het wel, maar ze houdt het voor zichzelf.
Maar wat had mijn vader dan verwacht? Ik woonde pas een paar maanden weer bij mijn ouders. Hiervoor had ik zeven jaar in een Nederlands pleeggezin gewoond, dat was de helft van mijn leven! Natuurlijk was ik verkaasd, dat is toch logisch?
Mijn vader en moeder woonden die jaren in een AZC, daar zal ik later nog wel meer over vertellen. Of niet, want leuk is anders. Maar toen ze eindelijk een huis en een verblijfsvergunning kregen, kon alles weer normaal worden. De kinderen kwamen weer thuis wonen en die moesten ook weer normaal doen. Normaal, net als vroeger in Irak, maar dan hier in Nederland.
O ja, even voor de duidelijkheid: wij zijn Koerden en we komen uit Koerdistan. Dat ligt voor een deel in Irak, daarom zeg ik soms Irak en soms Koerdistan. Maar ik bedoel steeds hetzelfde, namelijk: het land waar wij vandaan komen.
Ik ging naar boven, misschien kon ik daar alleen zijn. Helaas, mijn zusje Dawen zat op haar bed met haar poppen te spelen.
'Wat is er met je, Lanya?' vroeg ze.
Wat zag ze dan? Ik huilde niet. Misschien was ik bleek.
'Ze gaan iemand voor me zoeken,' zei ik.
'Moet je naar Koerdistan?'
Ik ging naast haar zitten. 'Nee, dat kan niet. Ik zit toch nog op school!'
'Als jij weg bent, heb ik de kamer helemaal voor mij alleen.'
Ze keek verlekkerd om zich heen, alsof ze het alvast opnieuw aan het inrichten was.
'Maar ik ga nog lang niet weg,' zei ik.
Mis. Meteen diezelfde avond vertelden mijn ouders dat er iemand om mijn hand had gevraagd.
'Een heel goeie jongen,' zei mijn vader. 'Hij drinkt niet en hij heeft nog geen meisjes gehad. Hij heeft een mooie baan waar hij veel geld mee verdient. Op dit moment woont hij nog bij zijn moeder in Erbil, maar na de bruiloft koopt hij een eigen huis.' Hij staarde dromerig in de verte, hij hield nu al van zijn toekomstige schoonzoon. 'Echt een heel goeie jongen,' herhaalde hij.
Ik had het ineens ijskoud. 'Maar ik wil eerst mijn school afmaken.'
'Natuurlijk!' antwoordde mijn vader. Hij was het nog nooit zo met me eens geweest. 'We gaan alleen maar op vakantie naar Irak, dan kunnen jullie kennismaken, maar daarna mag je terug naar Nederland om je diploma te halen!'
Hij loog.
Uit: Mirjam Oldenhave, De levens van Lanya
5
Een kort verhaal lezen (2)
Lees het verhaal Neem nooit een beste vriend
a Joshua zegt: 'Lindsey keerde naar binnen'. (regel 16)
Leg in je eigen woorden uit wat Joshua hiermee bedoelt.
b Lindsey zegt tegen Joshua: 'Jij ziet mij.' (regel 85)
Wat bedoelt Lindsey hiermee?
c Hoe zou je willen dat anderen naar jou kijken?
Joshua is bevriend met Lindsey uit zijn klas. Hij is soms een beetje bang voor haar uitdagende gedrag en snapt niet waarom ze zo doet. Joshua kan goed tekenen. Lindsey wil graag dat hij haar tekent. Ze heeft kleren aangetrokken waar ze zich goed in voelt: een geruit huispak.
Maar er was toch nog een probleem.
Het poseren zelf.
Lindsey kan voor geen meter stilzitten. En ze voelde zich niet op haar gemak. Ze wisselde voortdurend van houding en vroeg de hele tijd of het goed was wat ze deed en dan moest ik zeggen dat het 'helemaal perfect' was, maar het werd steeds ongemakkelijker.
Misschien kon ze niet tegen stilte.
(Ik kan niet praten als ik teken.)
Na een half uur kreeg ik een idee. Ik vroeg haar of ze muziek wilde luisteren. Dan had ze iets te doen.
Dat wilde ze graag. Ze haalde onmiddellijk haar koptelefoon uit haar tas en zette die op haar hoofd. Dat was eigenlijk niet wat ik bedoelde maar aan de andere kant staat die koptelefoon haar fantastisch, en het grote voordeel was dat ze meteen dát kreeg wat ik zo prachtig aan haar vond bij het concert voor Dylans oma, ik weet er niet precies de woorden voor zonder meteen op een heelergoude lul te lijken, zoals mijn vader en die slappe zak van een Leo.
Ze keerde naar binnen
Dat zijn de woorden.
Misschien heb ik een ouwelullenziel. (Dat zegt Leo altijd over mijn moeder: Ze heeft een oude ziel. En daar moet mijn moeder dan blij mee zijn, geloof ik. Oud betekent in Leo's waanwereld hetzelfde als wijs.)
Ze keerde dus naar binnen, Lindsey. En ik was meteen ontroerd. Ook een ouwelullenwoord, maar zo was het nu eenmaal. Lindsey met haar grote bek. In haar houthakkerspyjama. Met die koptelefoon op haar hoofd en die supervette hairextensions. Zachtjes wiegend op haar muziek.
Ik denk dat…
ik denk…
ik vond haar gewoon lief op dat moment. Echt.
Ze zat in kleermakerszit op de grond met haar gezicht naar het raam, of naar de grond, of naar haar handen. Zo nu en dan veranderde ze voorzichtig van houding. Ze ging op haar buik liggen met haar hoofd steunend op haar handen zoals Kaat soms een boek leest in de tuin, en op haar zij met haar hoofd op haar uitgestrekte arm; op haar rug met haar armen onder haar hoofd en haar benen opgetrokken, alles heel rustig en relaxed.
Ik maakte de ene schets na de andere terwijl ik meeluisterde naar de muziek uit haar koptelefoon, lekker zacht; ik hou niet van harde muziek tenzij ik compleet hyper met een hele groep tegelijk op en neer kan springen en de longen uit mijn lijf kan schreeuwen, dus dit was prettig. Een of andere Amerikaanse rapper op een gedempte beat. 5 10 15 20 25
Ik schetste haar zittend, liggen, met houtskool en met potlood, snelle lijnen en korte impressies, alles heel gemakkelijk en vanzelfsprekend.
Ik voelde me voor het eerst in tijden niet alleen.
En het deed me denken aan een eeuw geleden. Toen er iemand anders was bij wie ik me niet alleen voelde.
Maar dat deed geen pijn nu, die herinnering.
Ook voor het eerst.
Lindsey had in tegenstelling tot mij wél pijn.
We waren ongeveer een uur zo, apart van elkaar, samen aan het werk toen ik opeens tranen over haar wangen zag lopen. Ik schrok me rot. Wat was er aan de hand? Wat deed ik verkeerd? En wat moet je zeggen tegen een huilend meisje???
'Lindsey, zullen we stoppen?' vroeg ik.
Ze kon niet eens meer praten.
Maar ik dacht dat ze me niet verstond.
Ik liep naar haar toe en tikte zachtjes op haar schouder.
Ze schudde van nee, dat we niet hoefde te stoppen, maar ze zette wel haar koptelefoon af.
'Waarom huil je?' vroeg ik. Nogal dom. Maar dat zou ik bij Kato ook gedaan hebben. Denk ik.
Het duurde een tijd voordat Lindsey antwoord kon geven.
Ik bood haar mijn flesje water aan. En de rol wcpapier die ik altijd gebruik bij het aquarelleren.
Ook nogal dom, dat wcpapier.
En toen vroeg ik het nog maar een keer. Wat er aan de hand was.
Ze wilde er eigenlijk niet over praten volgens mij.
Maar ze stond ook niet op en ze liep niet weg.
'Waarom moet je huilen, Lindsey?'
Na een hele tijd zei ze:
'Niemand kijkt zo naar mij…'
Daar schrok ik weer heel erg van. En ik stamelde: 'Hoe kijk ik dan?' Waarmee ik bedoelde: Wat doe ik verkeerd? Dat ik je zo verdrietig maak?
We zaten daar maar, Lindsey met haar handen voor haar gezicht terwijl de tranen al maar tussen haar vingers door bleven druppen. en ik ik
er kwamen helemaal geen gedachten ook geen paniek trouwens het was alleen heel treurig en stil.
Ik durfde haar niet aan te raken, want dat had ik nog nooit gedaan dus ik wachtte maar gewoon af tot er iets zou komen.
Na lange tijd zwijgend naast elkaar zitten, zei ze, nog steeds met die tranen: 'Jij ziet mij.'
Ik snapte het niet.
En eigenlijk moest ik toen zelf ook huilen, al wist ik niet waarom. Het klonk zo treurig, jij ziet mij…
'Maar Lindsey, wat is er dan zo erg?' vroeg ik toen ze eindelijk een beetje gekalmeerd was.
Ze probeerde het uit te leggen.
Ze huilde
omdat ze nu pas voelde hoe pijnlijk het is hoe anderen naar haar kijken.
'Hoe kijken die dan?' vroeg ik.
'Ze kijken alleen maar naar mijn borsten. Of naar mijn kont. Zelfs…' nu begon ze weer heel hard te huilen, 'zelfs als ik gewoon met ze praat…' Ja.
Dat was me wel eens opgevallen op school. Maar ik begreep er nog steeds helemaal niks van. Lindsey!
Die niet anders doet dan jongens uitdagen.
Die zelf zo vaak seksueel overschrijdend bezig is.
Vlak voor de toetsweek nog, toen ze haar geschiedeniscijfer omhoog ging 'praten'. Praten met je tieten zeker! dacht ik toen. Een fokking kwartier duurde het. Ik zat erbij en keek ernaar. De hele klas trouwens. Lekker hoor Lindsey. Fijn voor je dat je al die dingen hebt waarmee je je cijfers omhoog kan praten. Borsten, billen, blote buik. Maar mag het in je eigen tijd?!
Hoezo moest ze nu opeens huilen om hoe jongens naar haar keken?
Maar ik zag heus wel dat ze er echt heel verdrietig om was.
Ik had best haar hand willen vasthouden. Of over haar rug willen aaien.
Maar ja.
Ik ben ook zo'n jongen!!!
En dat is dus ook een reden waarom ik bang was voor Lindsey. Dat ik net zo'n lul ben als al die anderen.
Want ik kijk óók naar haar op die manier die haar pijn doet!
6 Luisteren naar een kort verhaal
Luister naar het verhaal De roos uit het beton
a Is dit een liefdesverhaal?
Leg je mening uit.
b Welke vragen heb je over hoe het verhaal verdergaat?
Noteer minimaal twee vragen.
D E ROOS UIT HET BETON
Maverick woont in New York en is een 'kleine homie' in de King Lords, de gang in zijn buurt. Lisa is zijn vriendin en King zijn beste vriend. Dre en Shawn zijn wat ouder en 'grote homies' in de bende. Dre is met Keisha, ze hebben samen een dochtertje, Andreanna van drie. Maverick en King hebben net een basketbalwedstrijd verloren van Dre en Shawn.
Heb je het over de straat, dan heb je het over regels.
Niemand heeft ze opgeschreven en ze staan niet in een boek. Je leert ze vanzelf, vanaf het moment dat je van je moeder in je eentje naar buiten mag. Het is net zoiets als ademen; je leert het zonder dat iemand zegt hoe je het moet doen.
Maar áls er een boek zou zijn, dan zou er één hoofdstuk in staan dat alleen maar over basketbal gaat, en de belangrijkste regel zou bovenaan staan, in grote, vette letters:
Laat je niet inmaken als er een leuk meisje zit te kijken, en al helemaal niet als ze jouw meisje is.
Maar dat is wel wat er gebeurt. Ik laat me inmaken terwijl Lisa zit te kijken.
'Het is oké, Maverick,' roept ze vanaf de picknicktafel. 'Dit gaat jullie lukken!'
King loopt het park uit en ik ga naar Lisa.
Ze zoent me en daardoor vergeet ik alles.
Zo gaat het altijd met Lisa. Vanaf het begin. In de derde zag ik haar bij een basketbalwedstrijd.
Ze deed een layup en ik schreeuwde: 'Cóól, kleine!' Ze keek mijn kant op, met die waanzinnige bruine ogen van d'r en ze glimlachte. En toen kon ik niet anders: ik moest met haar praten. Ze gaf me een kans en vanaf dat moment zijn we samen.
Maar ik heb iets ontzettend doms gedaan. En als ik daaraan denk, houd ik op met zoenen.
'Is er iets?' vraagt ze.
Ik speel met haar braids. 'Nee, niks. Ik baal omdat ik heb verloren terwijl jij zat te kijken.'
'Papa heeft gewonnen!' zegt Andreanna.
'Natuurlijk moet ze voor haar vader juichen,' zegt Dre als hij naar ons toe komt lopen. Hij pakt Andreanna op en laat haar als een vliegtuig door de lucht zweven. Niemand kan haar zo aan het lachen maken als hij.
'Gaan jullie vanavond allemaal naar het feest?' vraagt Lisa.
Shawn geeft een feest, zoals elk jaar aan het eind van de zomer.
'Je weet toch dat Dre niet gaat,' zegt Keisha.
'Echt niet. Wij gaan vanavond lol trappen, toch, kleine?' Hij geeft Andreanna een zoen op haar wang.
'Hé, man. Het is vrijdagavond,' zeg ik. 'Dan blijf je toch niet thuis?'
Oké, laat maar. Dre gaat tegenwoordig nergens meer naartoe. Hij is heel erg veranderd sinds Andreanna er is. Hij gaat niet meer uit en hangt niet meer rond. Volgens mij zou hij geen King Lord meer zijn als dat zou kunnen.
Maar een King Lord ben je voor de rest van je leven, tenzij je dood bent of zo goed als dood.
'Ik ben waar ik wil zijn,' zegt hij, en hij lacht naar Andreanna. Dan kijkt hij naar mij. 'Weet je zeker dat jij gaat?'
Ik wend mijn blik af en kijk naar Lisa. 'Ik laat me door niks tegenhouden. School begint binnenkort weer, dus vanavond wil ik uit.'
Lisa slaat haar armen om mijn nek. 'Precies. Moet je je voorstellen, over een jaar gaan we studeren en dan gaan we naar elk feest dat er is.'
'Zeker weten. En vanavond? Iedereen zal naar je kijken als je dit omdoet.'
Ik haal de ketting uit mijn zak. De hanger bestaat uit scheve letters die het woord 'Maverick' vormen. Hij is van echt goud en heeft kleine diamantjes langs de randen. Ik heb hem vorige week in de mall laten maken.
'Oh my God!' Lisa pakt hem aan en houdt haar adem even in. 'Hij is prachtig!'
'Oké, Mav,' zegt Keisha. 'Je hebt nogal wat over voor je meisje.'
'Ja. Dat weet je toch?'
'Die ketting is niet goedkoop,' zegt Dre. 'Hoe kom je aan dat geld?'
Dre weet niet dat ik samen met King nog iets anders verkoop dan zijn wiet, en dat wil ik zo houden. Het heeft lang genoeg geduurd voordat hij me eindelijk liet hosselen. Ik heb hem moeten overhalen. En ook al dealt hij zelf, hij zei steeds: 'Doe wat ik zeg en niet wat ik doe.' Ik zei tegen hem dat ik mijn moeder moest helpen, en uiteindelijk gaf hij toe. Hij laat me net genoeg wiet verkopen om een of twee rekeningen te betalen, meer niet. Als hij erachter komt waar King en ik mee bezig zijn, dan ben ik er geweest.
'Ik heb allerlei klusjes gedaan in de buurt, zoals ik altijd doe,' lieg ik. 'Net zo lang gespaard tot ik genoeg had.'
'Ik vind 'm geweldig,' zegt Lisa. Zij weet wel wat ik doe. En ze weet als geen ander hoe ze van onderwerp moet veranderen. 'Dank je wel.'
'Alles voor jou, liefje.' Ik zoen haar weer.
Uit: Angie Thomas, De roos uit het beton
7 Een kort verhaal lezen (3)
Lees het verhaal De roos uit het beton
a Maverick, Dre en Lisa doen allemaal iets voor degene van wie ze houden.
Noteer bij alle drie de personen wat ze doen.
1 Maverick:
2 Dre:
3 Lisa:
b Maverick liegt tegen Dre, maar hij is ook tegen Lisa niet helemaal eerlijk. Neem de zin over waardoor je dat weet.
c Gebruik de theorie Personen beschrijven
Hoe is de relatie tussen Maverick en Lisa?
Personen beschrijven
Als je een persoon uit een verhaal beschrijft, let je op:
THEORIE
• het uiterlijk van de persoon (bijvoorbeeld: lichaam, gezicht, haar, kleding). Soms wordt er veel over gezegd, soms maar heel weinig.
• de karaktereigenschappen die je ontdekt door te letten op wat iemand doet, zegt en denkt (bijvoorbeeld: aardig, behulpzaam, opvliegend, eigenwijs, angstig)
• belangrijke kenmerken (bijvoorbeeld: leeftijd, gezondheid, arm of rijk).
• de relaties met anderen. Een relatie kan goed zijn, maar ook moeilijk of ingewikkeld, met ruzies, problemen en geheimen.
Bij het beschrijven van een persoon geef je vooral feiten weer. Daarnaast kun je ook je mening geven over een persoon. Je legt uit of je iemand wel of niet aardig vindt en je geeft je oordeel over zijn of haar daden, keuzes of meningen.
d Welk advies zou je Maverick geven?
e Maverick geeft Lisa een heel duur cadeau. Wat vind je daarvan?
8 Verhalen vergelijken
Gebruik de verhalen De levens van Lanya, Neem nooit een beste vriend en De roos uit het beton
a Kijk nog eens naar de ideeën over liefde in opdracht 3.
Kies bij elk verhaal het idee dat je er het beste bij vindt passen.
1 Bij De levens van Lanya past het idee:
2 Bij Neem nooit een beste vriend past het idee:
3 Bij De roos uit het beton past het idee:
b In alle verhalen komt iemand voor die (misschien) niet helemaal eerlijk is.
Noteer bij elk verhaal wie dat is en waar die persoon niet eerlijk over is.
1 De levens van Lanya:
2 Neem nooit een beste vriend:
3 De roos uit het beton:
c Welk verhaal gaat voor jou het meest over echte liefde?
Leg je antwoord uit.
d Denk na over jouw leeservaring in dit hoofdstuk.
Gebruik de theorie Leeservaring beschrijven
Kies telkens een van de drie verhalen die je gelezen hebt en vul de zin aan.
1 Het verhaal
maakt me het meest nieuwsgierig, want
2 Het verhaal
past het best bij mij, want
3 Het verhaal
raakt me het meest, want
THEORIE
Leeservaring beschrijven
Als je een verhaal leest, doet dat iets met je. Het verhaal raakt je bijvoorbeeld, je kunt goed meeleven met de hoofdpersoon of juist niet. Of je vindt het verhaal goed uitgewerkt of juist niet. Dit is je leeservaring
Beoordelingswoorden helpen je jouw leeservaring onder woorden te brengen. Je legt je keuze uit door argumenten of voorbeelden te geven bij de beoordelingswoorden.
'Wat de hoofdpersoon in dit verhaal meemaakt raakt me, want hij verliest de liefde van zijn leven en dat lijkt me heel erg.'
'Dit verhaal vind ik ongeloofwaardig, omdat de hoofdpersoon veel grote problemen heeft die wel heel makkelijk worden opgelost.'
Beoordelingswoorden kunnen verschillende dingen zeggen:
• Wat het verhaal met je doet.
Bijvoorbeeld: spannend, saai, griezelig, verwarrend, raakt me, grappig.
• Hoe realistisch je een verhaal vindt.
Bijvoorbeeld: herkenbaar, leerzaam, slecht uitgewerkt, realistisch, ongeloofwaardig.
9
Gedichten lezen
Lees de gedichten Soms kijk ik, Blijf en Hoe diep
a Zeg in je eigen woorden waar het gedicht Soms kijk ik over gaat.
b Het gedicht Soms kijk ik zegt 'stap ik in' en 'laat je me instappen'.
Wat zegt dit over hoe je elkaar echt kunt leren kennen?
c Bekijk je antwoord op de vorige vraag.
Kun jij op die manier naar iemand kijken?
Noteer twee dingen die je dan doet.
d Wat maakt het laatste woord van het gedicht Soms kijk ik duidelijk?
e Wat bedoelt Naomi in het gedicht Blijf met 'door mensen heen kijken'?
f Wat is echte liefde volgens het gedicht Hoe diep?
HOE DIEP
Er komt een dag dat ik besluit: geen schaamte om mijn kleren uit, jouw handen toelaat op mij huid, al weet ik nog niet wie jij bent.
Voorlopig schaam ik mij nog door.
Twee blote lijven vind ik goor, omdat ik nog bij niemand hoor die 't mijne al van buiten kent.
Hoe diep gaat liefde, is de vraag.
Hoe ver voorbij de randen?
Tot in mijn ingewanden?
Tot hart en lymfeklieren?
Tot botten, pezen, spieren?
Hou jij ook van mijn nieren?
Of gaat de liefde toch misschien alleen tot wat het oog kan zien?
Stel dat ik door een ongeval mijn lichaam niet meer voelen zal, aai jij dat lichaam dan nog wel?
Of stopt de liefde bliksemsnel?
Hoe diep gaat liefde, is de vraag.
Hoe ver voorbij de randen?
Tot in mijn ingewanden?
Tot hart en lymfeklieren?
Tot botten, pezen, spieren?
Hou jij ook van mijn nieren?
Of gaat het om de schone schijn: dit vel dat ik probeer te zijn?
Stel dat ik door een ongeluk mijn been verlies en loop met kruk, kus jij die kruk dan of dat been?
Of stopt de liefde dan meteen?
Ted van Lieshout
Ervaringen uitwisselen
10 Verhalen en gedichten bespreken
Werk samen met twee klasgenoten of doe de opdracht klassikaal.
Gebruik de verhalen De levens van Lanya, Neem nooit een beste vriend en De roos uit het beton en de gedichten Soms kijk ik, Blijf en Hoe diep
Bespreek de verhalen en gedichten.
Je kunt deze vragen gebruiken:
1 De hoofdpersonen in de verhalen zijn Lanya, Joshua en Maverick. In wie kun je je het beste inleven? Waarom?
2 Welk verhaal komt op jou het meest echt over? Waardoor komt dat?
3 Bepaal je helemaal zelf met wie je een liefdesrelatie begint? Wie heeft daar nog meer iets over te zeggen?
4 Waar schaamt Joshua zich voor? Vind je dat terecht?
5 Welk gedicht past het beste bij wat Joshua meemaakt?
6 Maverick zegt: 'Alles voor jou, liefje.' Hoe kun je laten zien dat je écht om iemand geeft?
7 Wat zou jouw advies zijn over eerlijkheid in relaties?
Leestips
Wil je meer verhalen lezen over liefde? Bekijk deze tips.
Mijke Pelgrim, Dwarsloper
Tessel is helemaal klaar met school. Ze loopt weg en gaat mee met een groep klimaatscholieren die naar Brussel gaat lopen. Zelf heeft ze zich nog nooit druk gemaakt over het klimaat, maar dat houdt haar niet tegen. Tijdens het lopen leert ze Simon kennen, de leider van de klimaatmars. Ze begint hem steeds interessanter te vinden. Maar ze is niet helemaal eerlijk geweest.
Merel van Groningen, En plotseling ben je van hem Merel ontmoet via een vriendin de zesentwintigjarige Mike. De bijzondere vriendschap die ze met hem opbouwt, helpt haar de toestanden thuis te vergeten. Merel wordt verliefd en is in de wolken: eindelijk iemand die echt om haar geeft. Maar dan blijkt wie Mike echt is. In dit aangrijpende verhaal vertelt Merel hoe ze verstrikt raakte in het web van een loverboy.
Nadine Swagerman, Aan de andere kant van geluk Isa en Gwen hebben ieder hun eigen reden om hulp te zoeken. Isa rouwt om het verlies van haar broer Felix en bij Gwen thuis is de situatie onhoudbaar geworden door de scheiding van haar ouders. De meiden leren elkaar kennen tijdens groepstherapie en trekken al snel samen op. Ze vinden troost bij elkaar en er ontstaat een bijzondere band, die verdergaat dan vriendschap.
Jacqueline Woodson, Blijf zachtjes bij me
Jeremiah zit thuis goed in zijn vel. Maar nu gaat hij naar een chique middelbare school in Manhattan, waar zwarte tienerjongens nogal opvallen. Daarom is hij verbaasd als hij Ellie ontmoet. Zodra hun blikken elkaar kruisen weten ze dat ze bij elkaar horen – ondanks dat zij joods is en hij zwart. Waarom probeert de rest van de wereld hen dan uit elkaar te houden?
1.3 Verhalen vertellen
Je leert:
• praten over liefde, diversiteit en andere culturen;
LEERDOELEN
• je inleven in de gedachten en gevoelens van personen in verhalen;
• je persoonlijke reactie op een verhaal verwerken in je eigen verhaal;
• vertelperspectief benoemen;
• een verhaal schrijven met een goed begin.
Schrijven
11 Schrijven over Lanya
a Gebruik het verhaal De levens van Lanya. Je gaat een verhaal schrijven over een gesprek dat Lanya heeft. Lanya gaat de volgende dag naar school. Een goede vriendin of vriend ziet dat er iets aan de hand is. Lanya wil het eerst niet vertellen, maar als de vriend(in) doorvraagt, doet ze het wel.
Schrijf een verhaal over het gesprek dat Lanya heeft.
• Kies een van deze twee situaties:
1 De vriend(in) luistert goed, Lanya voelt zich beter doordat ze kan praten.
2 De vriend(in) luistert niet goed. Lanya voelt zich door het gesprek niet beter.
• Begin op een nieuwe regel als de andere persoon begint te praten.
• Je verhaal telt ongeveer 200 woorden.
b Lees de theorie Begin van een verhaal. Kijk nog eens naar het begin van jouw verhaal.
Verbeter het verhaal zo, dat je meteen 'in het verhaal zit'.
THEORIE
Begin van een verhaal
Als je een verhaal schrijft, is een inleiding meestal niet nodig. Je kunt gewoon beginnen met het verhaal, zonder eerst alles uit te leggen.
Begin dus niet zo:
Umut was een jongen van vijftien jaar met zwart haar en bruine ogen. Umut had vaak ruzie met zijn vader, omdat hij een bijbaantje wilde. Maar zijn vader was bang dat hij dan niet genoeg tijd meer zou hebben voor school.
Maar zo:
'Je begrijpt het gewoon niet!' schreeuwde Umut. 'Ik heb geld nodig!' Zijn vader haalde zijn schouders op. 'Dat zal best. Maar school is belangrijker dan dat baantje. Dus vergeet het maar.'
Met deze zinnen laat je zonder uitleg zien dat:
• het verhaal gaat over Umut en zijn vader.
• ze een vervelend gesprek hebben (Umut schreeuwt, vader haalt zijn schouders op).
• de ruzie gaat over geld en school.
De lezer vraagt zich af:
• Waarom heeft Umut geld nodig?
• Zal Umut uiteindelijk toch zijn zin krijgen?
• Hoe zit het tussen Umut en zijn vader, hebben ze vaker ruzie?
Als je het verhaal verder leest, krijg je als lezer meestal antwoorden op deze vragen.
12 Vertelperspectief
Lees de theorie Vertelperspectief. Gebruik de verhalen Neem nooit een beste vriend en De roos uit het beton
THEORIE
Vertelperspectief
Als je een verhaal leest, bekijk je alles vanuit een bepaalde persoon. Dit heet het vertelperspectief
• Ik-vertelperspectief – alles wordt verteld door een persoon in de ikvorm. Je zit als lezer als het ware 'in het hoofd' van deze ikpersoon.
• Hij-/zij-vertelperspectief – alles wordt verteld door een persoon in de hij of zijvorm. Je beleeft de gebeurtenissen door de ogen van de hij of zijfiguur die aanwezig is in alle scènes van het verhaal.
a Welk vertelperspectief hebben de verhalen?
Neem nooit een beste vriend: ik-vertelperspectief | hij-/zij-vertelperspectief
De roos uit het beton: ik-vertelperspectief | hij-/zij-vertelperspectief
b Gebruik het verhaal Neem nooit een beste vriend Herschrijf regel 8191 van het verhaal.
Gebruik het hij/zijvertelperspectief.
c Kijk terug naar het verhaal dat je schreef in bij opdracht 11.
Welk vertelperspectief heb je gebruikt?
Kijk ook of het vertelperspectief in het hele verhaal gelijk blijft. Verbeter zo nodig het verhaal.
13 Schrijven over Maverick of Lisa
a Gebruik het verhaal De roos uit het beton. Je gaat schrijven over wat er de volgende dag gebeurt.
Schrijf een kort verhaal over Maverick of over Lisa.
• Kies een van deze twee situaties:
3 Zou Lisa echt blij zijn met de dure ketting die Maverick voor haar gekocht heeft? De volgende dag ziet ze een vriendin. Schrijf een verhaal waarin Lisa vertelt over de ketting en wat ze er echt van vindt.
4 Zou Maverick echt trots zijn dat hij zo'n duur cadeau aan Lisa heeft gegeven? De volgende dag spreekt hij King. Schrijf een verhaal waarin Mav vertelt over de ketting en wat hij er echt van vindt.
• Je verhaal telt ongeveer 200 woorden.
• Gebruik het ikvertelperspectief.
b Wissel je verhaal uit met een klasgenoot.
Geef elkaar een tip om het begin van het verhaal nog beter te maken.
Gebruik de theorie Begin van een verhaal
c Gebruik de feedback en de tip van je klasgenoot om je verhaal te verbeteren.
d Hoe ging het schrijven van het verhaal?
• Ik kan me inleven in de gedachten en gevoelens van een ander.
• Ik laat in mijn verhaal zien wat de hoofdpersoon echt vindt.
• Het verhaal heeft een goed begin.
• Ik gebruik het ikvertelperspectief.
Vertellen
14 Verhalen spelen
Werk in een groep van drie.
a Bekijk jullie verhalen uit opdracht 11 en 13. Jullie gaan twee van de verhalen naspelen. Kies de twee beste verhalen.
b Verdeel in de groep de rollen: 1) Lanya – vriend(in) – verteller en/of 2) Lisa – vriendin – verteller en/of 3) Maverick – King – verteller.
Lees de verhalen voor.
1 Bepaal samen bij welke rol de zinnen in het verhaal horen.
2 Voeg nog zinnen toe, bijvoorbeeld voor de rol van verteller, als dat nodig is om het verhaal begrijpelijk te maken.
3 Markeer de zinnen van jouw eigen rol. Zinnetjes zoals 'Lanya zegt:' sla je over.
4 Lees het verhaal samen een keer hardop, ieder leest de zinnen van de eigen rol.
c Oefen het naspelen van de verhalen. Vertel zoveel mogelijk uit het hoofd. Gebruik zo nodig een klein spiekbriefje. Het gaat er niet om dat je de tekst zo precies mogelijk naspeelt, maar dat jullie je samen zo goed mogelijk inleven in wat de personen denken en voelen.
d Speel de verhalen voor de klas of in de groep na.
1.4
Over verhalen en gedichten
LEERDOELEN
Je leert:
• uitleggen hoe realistisch een verhaal is;
• je inleven in de gedachten en gevoelens van personen in verhalen;
• figuurlijke taal herkennen en begrijpen;
• stijlfiguren herkennen en benoemen.
Verhalen
15 Verhaal herkennen
Bekijk het fragment Goed eten is samen eten
a Wat voel je als je dit ziet?
b Met wie van de personen leef je het meest mee?
c Wat zie je?
Je kunt meer dan één antwoord kiezen.
□ Dit is een filmtrailer.
□ Dit is een verhaal.
□ Dit is reclame.
d Over welk bedrijf gaat het fragment?
Wat wordt er over dit bedrijf gezegd?
e Lees de theorie Verhalen
Waarom vertellen de makers van de film een verhaal in plaats van voordelen of eigenschappen van het bedrijf te laten zien?
THEORIE
Verhalen
Verhalen, of ze nu verzonnen of waargebeurd zijn, laten je dingen voelen en beleven. Verhalen raken je en kunnen je daardoor aanzetten tot actie. Deze eigenschap van verhalen wordt op veel plaatsen ingezet, bijvoorbeeld in het nieuws, in de politiek, in onderwijs en in reclame.
Een verhaal heeft deze kenmerken:
• Er zijn personages met wie je kunt meeleven.
• Er is een aanleiding die iets in beweging brengt: een probleem moet worden opgelost of een doel moet worden bereikt.
• Er is een volgorde van gebeurtenissen, met oorzaak en gevolg, een begin en een eind.
16 Inleven in een verhaal
a Lees het verhaal Drama Queen
Welke zinnen in het verhaal zorgen ervoor dat je met Angel kunt meeleven?
Neem minimaal twee zinnen over.
b Gebruik de theorie Meer of minder realistisch
Hoe realistisch vind je dit verhaal?
Zet een kruisje op de realismelijn.
helemaal niet realistisch een beetje realistisch heel realistisch
Leg je antwoord uit.
THEORIE
Meer of minder realistisch
Een verzonnen verhaal kan lijken op de werkelijkheid, dan is het realistisch. Gebeuren er dingen die ongeloofwaardig zijn of die in werkelijkheid niet mogelijk zijn, dan is het verhaal niet-realistisch. Hoe realistisch je een verhaal vindt, laat je zien door het ergens op de realismelijn te zetten.
helemaal niet realistisch een beetje realistisch heel realistisch
D RAMA QUEEN
Ik lig in het halfdonker op mijn bed, met alleen naast me een lampje aan. Ik staar naar het plafond. Mama komt mijn kamer binnen. 'Wat is het hier donker.'
'Waarom liet je die jongen binnen?'
'Hij kwam voor jou,' zegt ze.
'Die gast spoort niet. Weet je uit wat voor gezin hij komt?'
Ze haalt haar schouders op.
'Het is daar één grote horrorhuishouding.'
'Die Michael lijkt me anders best een aardige jongen.'
'Hij heeft mijn leven geterroriseerd. Maandenlang is het oorlog tussen ons geweest.'
'Maar die knul wordt ook ouder.' Mama gaat naast me op de rand van mijn bed zitten.
'Jordy en Dennis hebben nu verkering met Cindy en Jennifer. En Michael heeft nog niemand. Dat is de enige reden waarom hij hier voor de deur stond.'
'Als jongens eenmaal verkering krijgen worden ze vaak rustiger. Dan hoeven ze zichzelf niet meer zo te bewijzen.'
'Hoezo rustiger? Jordy en Dennis zijn vorige week opgepakt voor winkeldiefstal. Dat zijn de types waar Cindy en Jennifer mee omgaan. En Michael de Jong is net zo. Is dat soms wat je wil? Wil je dat ik die kant opga met mijn leven?'
'Nee, natuurlijk niet.'
'Dat ik aan lager wal raak en ergens onder een brug terechtkom? Of in de goot?'
'Hou op.'
'Het is vreselijk. Ik ben dood.'
'Waar slaat dat nu weer op?'
'Als jij de deur niet had opengedaan, had ik verder gekund met mijn leven. Dan had ik een toekomst gehad. Die kan ik nu wel vergeten.'
'Hoezo?'
'De hele klas verklaart me dood omdat ik Michael de Jong ons huis uit heb gezet. Mijn leven is over.'
'Stel je niet aan, Angel.'
'Cindy en Jennifer gaan iedereen tegen me opzetten. Ze gaan roddels over me verspreiden. Dat ik met hem in de fietsenstalling heb gestaan, dat ik zwanger van hem ben geworden. Zulk soort dingen. En dat ik daarom niks meer met hem te maken wil hebben.'
'Ik dacht dat je je voor hem zo mooi had opgemaakt. Vind je het gek dat een jongen verliefd op je wordt?'
'Hij is helemaal niet verliefd op me. En ik niet op hem. Ik walg van die jongen. Hij wil gewoon een meisje omdat zijn vrienden er ook een hebben.'
'Waarom word je zo ontzettend kwaad? Als je geen verkering met hem wil, dan is dat toch duidelijk? Wat is daar erg aan? Hij vindt wel een ander. Je doet alsof de wereld vergaat.'
Mama heeft makkelijk praten. Bij haar vergaat de wereld een paar keer per jaar. Als ze weer eens door een liefde van haar leven aan de kant is gezet.
'Ik wil het niet,' zeg ik. 'En toch gebeurt het.'
'Wat?'
'Ruziemaken. Jij zegt dat jij met iedereen ruziemaakt. Maar ik doe het ook.'
'Je moet eerst tot tien tellen als je voelt dat je kwaad wordt,' zegt mama. 'Ik had vroeger een shirt waarop stond From zero to bitch in three seconds.'
'En niemand wil een bitch die niet tot tien kan tellen.'
'Ik had vroeger heel vaak ruzie met je opa…'
'Mama, je weet niet half hoe erg het is. Ik ben het minst populaire meisje van onze hele school. En dan reken ik de aso's mee.'
'Nu overdrijf je.'
'De lerares Nederlands wil mij het liefst achter het behang plakken en die vent van wiskunde noemde mij een flipperkast. Hij dreigde me op mijn stoel vast te binden als ik nog een keer zou opstaan om naar de wc te gaan. Toen riep ik dat hij kon doodvallen en gooide ik een geodriehoek naar zijn hoofd. Ik maak met iedereen ruzie en ik maak alles kapot.'
'Dat is niet zo.'
'Ik ken een meisje dat verliefd is op een ander meisje.'
Mama kijkt me aan, maar ik durf niet terug te kijken. 'Wie dan?'
'Ik kan geen naam noemen.'
'Hoe ziet ze eruit?' vraagt mama.
'Normaal. Net als andere meisjes.'
'Je maakt me nieuwsgierig.'
'Wat ik zei, ik kan geen naam noemen.'
'Dat hoeft ook niet.'
'Ze kwam dat andere meisje vorig jaar tegen bij de speelplaats.'
'En?'
'Niks bijzonders. Ze zaten op de schommels en kletsten over school en de eekhoorn die met uitsterven werd bedreigd. Op een gegeven moment moesten ze vluchten voor jongens met vuurwerk en ze verborgen zich in de berging van een flat.'
'En toen?'
'Daar zag ze hoe leuk dat meisje was. Maar het voelde ook raar. Niet normaal.' Ik blijf naar het plafond staren en heb meteen al spijt van wat ik zeg. Mama kijkt me nog steeds aan en wacht op wat ik verder ga vertellen.
Ik wou dat ik door de grond kon zakken. Maar wensen komen hier niet uit. Dit plafond met zijn vochtplekken is geen sterrenhemel. In deze kamer vallen geen sterren, dus zak ik niet door de grond. Haar ogen blijven op mij gericht, daarom draai ik me om ga met mijn rug naar haar toe liggen.
Ik zoek woorden, iets wat ik nooit hoef te doen, maar ik wil nu geen domme dingen zeggen. 'Na oud en nieuw verhuisde dat andere meisje. Ze was opeens verdwenen. Maar deze week kwamen ze elkaar tegen. Ze spraken af in de haven.'
'En toen klikte het weer,' vult mama aan.
'Ze had zichzelf nog nooit opgemaakt en gezworen dat ook nooit te doen. Maar nu stond ze uren voor de spiegel om zich mooi te maken. Met lippenstift, rouge en mascara. Op het eind leek ze net een ordinaire slet.'
'Dat viel wel mee, denk ik. De eerste keer dat ík me opmaakte was pas een ramp. Ik zag eruit als een horrorclown.'
'Nu denkt ze ongeveer honderd uur per dag aan dat meisje. Ze hoort steeds haar stem en ziet haar overal lopen. Toen de bel ging, hoopte ze dat zij voor de deur stond. Maar het bleek Michael de Jong te zijn.'
Mama kruipt tegen me aan en trekt haar knieën op. Zo kom ik in de holte van haar schoot te liggen. Door het licht van mijn bedlamp zie ik de schaduw van haar hand op de muur. Vlak boven mijn hoofd. Het is niet de hand van een horrorclown die mij boos aan de haren trekt omdat ik domme dingen zeg. Het is een hand die mij aait. Ik nestel me dieper in haar schoot.
'Is het normaal dat een meisje de hele dag aan een ander meisje denkt?' vraag ik.
'Nee,' zegt mama.
'Waarom niet?'
'Dat is het speciale van verliefd zijn.'
'Hoezo?'
'Moet je al die vreselijke mensen zien in onze wijk. Ik erger me dood aan die zombies. Ze zitten thuis op de bank of han gen rond in het winkelcentrum. Ze slenteren met hun hond over het veldje en vallen 's avonds voor de tv in slaap. Dat is "normaal". Maar als je verliefd bent, wil je huppelen. Je zingt en danst. Je hebt vlinders in je buik en denkt honderd uur per dag aan jouw grote liefde. Waarom dacht je dat ik zo graag verliefd ben? Als de bel gaat, hoop je dat zij het is. Maar als het Michael de Jong blijkt te zijn, stort je wereld in. En als ze wél voor je neus staat, begin je te blozen, krijg je klamme handen, knikkende knieën en hartkloppingen. Toch?'
'Zo ongeveer.'
'Dat is niet normaal, Angel. Dat is iets heel speciaals. Daar moet je blij mee zijn.'
Uit: Derk Visser, Drama Queen
17 Personen en hun relaties
Gebruik het verhaal Drama Queen
Gebruik de theorie Personen beschrijven
a Welke eigenschappen en kenmerken van Angel kom je te weten?
b Angel vertelt: 'Ik ken een meisje…' (regel 57)
Waarom doet Angel alsof het over iemand anders gaat terwijl ze over zichzelf vertelt?
c Op wie is Angel nu eigenlijk vooral boos?
Leg je antwoord uit.
d Hoe is de relatie tussen Angel en haar moeder?
Leg je antwoord uit.
e Hoe goed kun jij met Angel meevoelen?
Waardoor komt dat?
f Angels moeder vindt dat je blij moet zijn als je verliefd bent, omdat dat iets heel speciaals is. Ben jij het met haar eens?
Leg je antwoord uit.
g Hoe zou je je (beter) in kunnen leven in de gedachten en gevoelens van een ander?
Noem minimaal twee dingen die je zou willen leren.
18 Figuurlijke taal en stijlfiguren
Gebruik het verhaal Drama Queen. Gebruik de theorie Figuurlijke taal en Stijlfiguren
THEORIE
Figuurlijke taal
Schrijvers en sprekers maken hun teksten vaak mooier met figuurlijke taal
Figuurlijke taal betekent: spreken in beelden. Wat je zegt of schrijft bedoel je niet letterlijk, maar figuurlijk. Je ziet dan in beelden voor je wat je leest of hoort. Veel uitdrukkingen zijn figuurlijke taal.
In figuurlijke taal worden vaak twee dingen die op elkaar lijken op een bijzondere manier met elkaar vergeleken. Dit noem je een vergelijking
Mijn stem klonk alsof hij door een papierversnipperaar was gehaald. (Veronica Rossi, Riders)
THEORIE
Stijlfiguren
Schrijvers en sprekers maken hun teksten vaak mooier door iets op een bijzondere manier te zeggen. Ze maken gebruik van stijlfiguren
Stijlfiguren kun je tegenkomen in verhalen, films, reclames, speeches en artikelen. Ze kunnen je tekst versterken of levendiger maken.
Enkele stijlfiguren zijn:
stijlfiguur uitleg
herhaling Je herhaalt woorden of zinnen of je zegt meerdere keren hetzelfde, maar telkens net iets anders.
opsomming Je zet een aantal dingen op een rij of noemt ze na elkaar op.
tegenstelling Je zet dingen tegenover elkaar, waardoor de verschillen opvallen.
overdrijving Je maakt iets erger of groter dan het in werkelijkheid is.
ironie Je beschrijft iets op een beetje spottende manier, die niet kwetsend bedoeld is. Vaak zeg je het tegengestelde van wat er bedoeld wordt.
a Neem uit het verhaal twee vergelijkingen over.
voorbeelden
Ik ga nooit, nooit, nooit bij jou wonen, nog in geen duizend jaar!
'Dit werkstuk heeft ons bloed, zweet en tranen gekost.'
'Het brood is oud, maar m'n schoenen zijn vers.' [Uit: De Jeugd van Tegenwoordig, ’t Gaat te fur]
'Als mijn ouders me betrappen, krijg ik tachtig jaar huisarrest!'
'Wat een lieverdje ben jij!'
b In de zinnen staat figuurlijk taalgebruik. Noteer de betekenis van de zinnen.
1 Maandenlang is het oorlog tussen ons geweest. (regel 9)
2 Dat ik … ergens onder een brug terechtkom? (regel 19)
3 Je doet alsof de wereld vergaat. (regel 3738)
4 De lerares Nederlands wil mij het liefst achter het behang plakken. (regel 51)
5 Die vent van wiskunde noemde mij een flipperkast. (regel 5152)
6 Ik wou dat ik door de grond kon zakken. (regel 77)
c Figuurlijke taal kom je niet alleen in verhalen tegen. Noem twee andere soorten teksten waar vaak figuurlijke taal in wordt gebruikt. Wat vind je van het gebruik van figuurlijke taal?
d De schrijver van het verhaal gebruikt vaak overdrijving. Noteer drie voorbeelden.
1.5 Eindopdracht
LEERDOELEN
• Je past toe wat je in dit hoofdstuk hebt geleerd.
Moodboard maken
Inleiding
Je leest een boek over liefde en maakt daar een moodboard bij. Bekijk eerst het beoordelingsmodel.
Beoordelingsmodel
Houd bij het maken van het moodboard rekening met deze punten:
Inhoud van het moodboard
1 Bij de afbeeldingen staan korte zinnen die het verhaal duidelijk samenvatten.
2 De afbeeldingen en zinnen laten zien hoe de liefde tussen de personen verloopt.
3 Het moodboard laat zien hoe de sfeer in het verhaal is of hoe de sfeer verandert.
4 Op het moodboard staat een belangrijk idee of een les uit het verhaal over liefde.
5 Op het moodboard staan de titel en auteur van het boek.
Vorm van het moodboard
1 Op het moodboard staan minimaal tien afbeeldingen van voorwerpen of plaatsen uit het verhaal.
2 Het moodboard ziet er verzorgd uit.
Boek lezen
Kies een boek waarin liefde een van de thema's is. Het mag gaan om romantische liefde, maar ook om liefde tussen vrienden, broers en zussen of (groot)ouders en kinderen. Het kan goed aflopen met de liefde, maar het kan ook verkeerd gaan. Lees het boek.
• Maak tijdens het lezen aantekeningen: welke voorwerpen of plekken horen bij de liefde tussen de personen? Deze voorwerpen of plekken gebruik je straks bij het maken van je moodboard. Schrijf in ieder geval tien dingen op. Schrijf kort op wat er gebeurt. Noteer ook de paginanummers.
• Denk ook na over een belangrijk idee of een les die je door dit verhaal leert over liefde.
Moodboard voorbereiden
Gebruik je aantekeningen. Kies tien voorwerpen of plekken.
• De voorwerpen of plekken laten zien hoe de liefde tussen de personen verloopt, doordat ze horen bij belangrijke gebeurtenissen.
• Denk na over de goede volgorde.
• Denk na over de sfeer. De sfeer kan veranderen, bijvoorbeeld van fijn naar verdrietig en aan het einde weer fijn.
Afbeeldingen zoeken
Zoek of teken een afbeelding bij elk voorwerp en elke plek.
Kijk of de afbeelding past bij de sfeer in het verhaal.
Moodboard maken
Verwerk alle afbeeldingen tot een (digitaal) moodboard.
• Het moodboard laat zien hoe het gaat met de liefde tussen de personen en hoe de sfeer in het verhaal is.
• Schrijf bij de afbeeldingen in enkele zinnen welke gebeurtenis erbij hoort.
• Noem in de zinnen ook de namen van de hoofdpersonen.
• Schrijf op het moodboard een belangrijk idee of een les over liefde uit het verhaal.
• Schrijf de titel en auteur van het boek op het moodboard, met een afbeelding van het omslag.
Voorbeeld: Bij het verhaal over Maverick en Lisa kies je als afbeelding een basketbalring en je schrijft erbij: Maverick wordt verliefd op Lisa tijdens een basketbalwedstrijd. Daarna een afbeelding van een gouden ketting, waarbij je schrijft: Mav koopt een dure ketting voor Lisa. Maar hoe kwam hij aan het geld?
Moodboard presenteren
Laat je moodboard zien aan drie klasgenoten.
Bespreek samen de vragen.
• Hoe komt de sfeer in het verhaal op je over door het moodboard?
• Zou jij dit liefdesverhaal willen lezen?
Eindopdracht evalueren
a Hoe ging de eindopdracht?
• Ik kan ideeën over liefde en relaties verwerken in een moodboard
• Mijn moodboard geeft een goede indruk van het verhaal dat ik gelezen heb.
• Ik kan me inleven in de gedachten en gevoelens van de personen in een verhaal.
• Ik beschrijf belangrijke gebeurtenissen duidelijk en kort.
• Mijn moodboard laat de sfeer in het verhaal zien.
• Mijn moodboard ziet er verzorgd uit.
b Je hebt een boek gelezen over liefde. Wat heb je van het verhaal geleerd over liefde?
c Zou je vaker een liefdesverhaal willen lezen? Waarom wel of niet?
1.6 Terugblik
• Je kijkt terug op je werk.
Wat
neem ik mee?
LEERDOELEN
a In dit hoofdstuk heb je meegeleefd met mensen in verhalen. Je hebt ontdekt dat dat verhalen anders maakt dan feitelijke teksten; verhalen doen iets met je. Je hebt geleerd hoe je het vertelperspectief moet toepassen in een verhaal.
Kijk nu terug op het hoofdstuk.
Heb je de leerdoelen van dit hoofdstuk bereikt?
• Ik kan praten over liefde, diversiteit en andere culturen.
• Ik kan me inleven in de gedachten en gevoelens van personen in verhalen.
• Ik kan uitleggen hoe realistisch een verhaal is.
• Ik kan relaties tussen personen beschrijven.
• Ik kan het vertelperspectief benoemen.
• Ik kan mijn persoonlijke reactie op een verhaal verwerken in een eigen verhaal.
• Ik kan een verhaal schrijven met een goed begin.
• Ik kan figuurlijke taal herkennen en begrijpen.
• Ik kan stijlfiguren herkennen en benoemen.
b Door het lezen van liefdesverhalen kun je nadenken over je eigen keuzes in liefde en relaties.
Aan welk verhaal uit dit hoofdstuk heb je het meest gehad?
Leg je keuze uit.
c 'Verhalen schrijven is fijn, want je kunt er je gevoelens in kwijt.'
Ben je het met deze stelling eens?
Leg je antwoord uit.
2 Taalverzorging 1
Inleiding
Bij taalverzorging ontdek je van alles over taal. In dit hoofdstuk leer je met welke woordsoorten en zinsdelen je zinnen kunt opbouwen, zodat je dit op de juiste manier in een tekst kunt toepassen. Om je boodschap zo goed mogelijk te kunnen overbrengen, oefen je met de regels van spelling en het formuleren van goede zinnen. Ook kom je meer te weten over woordvorming en leer je over de verschillende betekenissen van woorden.
2.1 Grammatica
Je leert:
• deze woordsoorten herkennen en benoemen (herhaling):
• het werkwoord tegenwoordige tijd en verleden tijd;
• het zelfstandig naamwoord;
• het lidwoord;
• het bijvoeglijk naamwoord.
• deze zinsdelen herkennen en benoemen (herhaling):
• de persoonsvorm;
• het werkwoordelijk gezegde;
• het onderwerp;
• het lijdend voorwerp.
LEERDOELEN
• een bouwplan van een zin herkennen en gebruiken (herhaling).
Lidwoorden en zelfstandige naamwoorden
1 Lidwoorden gebruiken
Vul het goede lidwoord in (de of het).
1 kettinkje
2 stiften
3 skateboard
4 hondenstrand
5 deurbel
6 zusjes
7 paadje
8 duidelijkheid
2 Lidwoorden en zelfstandige naamwoorden herkennen
Markeer en benoem de zelfstandige naamwoorden en lidwoorden in de zinnen. Geef de zelfstandige naamwoorden en de lidwoorden ieder een eigen kleur.
1 Gisteren gingen Jos en Prince naar een kapper in de Rechtestraat.
2 Kan Samantha in het weekend oppassen op haar neefjes?
3 Er ontstond grote verwarring toen de trein niet stopte bij het station.
4 Sinds het ongeluk met haar scooter heeft Zofia een pijnlijke schouder
5 De politicus kreeg na zijn toespraak applaus van het publiek.
6 Neem je bij de supermarkt gember en een zak sinaasappels voor oma mee?
3 Zelfstandige naamwoorden herkennen
Lees de tekst Horizon Forbidden West grote winnaar bij Dutch game awards Markeer alle zelfstandige naamwoorden.
De schuingedrukte woorden hoef je niet te markeren.
HORIZON FORBIDDEN WEST GROTE WINNAAR BIJ DUTCH GAME AWARDS
Horizon Forbidden West heeft donderdagavond bij de Dutch Game Awards de meeste prijzen gewonnen. Het avonturenspel van de Nederlandse studio Guerrilla won onder meer de prijs voor beste game.
De jury 'glimt van trots' dat het spel in hartje Amsterdam is ontwikkeld. 'Dit zet Nederland op de kaart van de wereldwijde game-industrie.'
In het spel probeer je als het personage Aloy te overleven in een wereld waar robotdinosaurussen ronddwalen.
4 Zelfstandige naamwoorden maken
Lees de tekst Horizon Forbidden West grote winnaar bij Dutch game awards nog een keer.
Bij opdracht 3 heb je de zelfstandige naamwoorden uit de tekst gemarkeerd. Kies acht zelfstandige naamwoorden en noteer deze woorden in de tabel.
• Vul voor elk woord het enkelvoud, meervoud en verkleinwoord in.
• Zet het juiste lidwoord erbij. Eén voorbeeld staat al in de tabel.
enkelvoud meervoud verkleinwoord
wereld
werelden
Bijvoeglijke
naamwoorden
5 Bijvoeglijke naamwoorden herkennen
Lees de theorie Bijvoeglijk naamwoord
Markeer de bijvoeglijke naamwoorden in de zin.
1 Haar witte muren worden vandaag lichtblauw geverfd.
2 Wil je de laatste bus pakken, of liever een eerder tijdstip?
3 Wat zullen we op de eerste vakantiedag gaan doen?
4 Heb jij de nieuwste aflevering van die spannende serie gezien?
5 Het water is koud, maar wel lekker.
6 Voor zijn twintigste verjaardag werd hij verrast met een gezellige picknick.
THEORIE
Bijvoeglijk naamwoord
Bijvoeglijke naamwoorden (bnw) geven kenmerken of eigenschappen van een zelfstandig naamwoord. Met bijvoeglijke naamwoorden geef je meer informatie en maak je een tekst boeiender.
Ik heb het spannende boek in een keer uitgelezen.
In de volgende zinnen zie je dat het bijvoeglijk naamwoord niet altijd voor een zelfstandig naamwoord staat. Het kan dus ook op andere plaatsen in de zin staan.
1 Het boek is spannend
2 Spannend is het boek.
6 Bijvoeglijke naamwoorden maken
Lees de theorie Bijvoeglijk naamwoord
Herschrijf de zinnen.
• Zet het bijvoeglijk naamwoord voor het zelfstandig naamwoord.
• Bekijk eerst het voorbeeld.
1 De salsa is pittig. de pittige salsa
2 De soep is zelfgemaakt.
3 Het boek is erg dik.
4 Het tempo is goed.
5 De kleur is anders.
6 Het armbandje was zelfgemaakt.
7 De docent was te laat.
Werkwoorden
7 Tegenwoordige en verleden tijd
Geef aan of de zinnen in de tegenwoordige of de verleden tijd staan.
tegenwoordige tijd verleden tijd
1 Gisteren vierden we oma's verjaardag.
2 Mijn vader koopt elk weekend milkshakes voor ons.
3 Kom, dan rijden we naar de bouwmarkt voor de kortingsactie.
4 Had jij je vandaag ook aangemeld voor extra voetbaltraining?
5 Isa was zo zenuwachtig voor die presentatie.
8 Persoonsvorm vinden
Lees de theorie Persoonsvorm
Gebruik de tijdproef om de persoonsvorm te vinden.
• Noteer de zinnen in een andere tijd.
• Noteer de persoonsvorm (pv).
TIP
Let op: sommige werkwoorden kun je splitsen, bijvoorbeeld: opschrijven. Indy schrijft iets op Allebei de delen, schrijf en op, horen bij het werkwoord en dus bij de persoonsvorm.
1 Kun jij helpen met de voorbereidingen?
tijdproef = pv =
2 De docent legde de opdracht uit na de pauze.
tijdproef = pv =
3 Ze staat voor de training altijd vroeg op.
tijdproef =
pv =
4 Syed werd vernoemd naar zijn oom.
tijdproef =
pv =
5 De deur gaf geen centimeter mee.
tijdproef =
pv =
6 Vivian stelde voor om morgen te bellen.
tijdproef =
pv =
7 Hebben jullie nog andere recepten kunnen vinden?
tijdproef =
pv =
8 Ik ga kaartjes kopen voor het concert van Troye Sivan.
tijdproef =
pv =
Persoonsvorm
THEORIE
In iedere zin staat een persoonsvorm (pv). De persoonsvorm is het werkwoord dat verandert als je de zin in een andere tijd zet.
Staat er één werkwoord in de zin, dan is dat de persoonsvorm (pv)
Bram luistert naar muziek.
Als er meer werkwoorden in de zin staan, dan kun je de persoonsvorm vinden door de zin in een andere tijd te zetten. Dit noem je de tijdproef. Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.
Ik wil bij Jos logeren. → Ik wilde bij Jos logeren.
9 Werkwoordsvormen herkennen
Lees de theorie Werkwoordsvormen
Benoem de dikgedrukte werkwoordsvormen.
Kies uit: persoonsvorm (pv), het hele werkwoord (ww) of voltooid deelwoord (vdw)
1 Waarom staat die hond daar zo te blaffen? pv | ww | vdw
2 Ongelofelijk dat we zomaar vrij hebben gekregen pv | ww | vdw
3 Ze was gezellig aan het vertellen over haar vakantie. pv | ww | vdw
4 Niemand durfde hem te onderbreken pv | ww | vdw
5 Ik word niet vaak boos, maar dit was de druppel. pv | ww | vdw
6 Heb je aan alles gedacht? pv | ww | vdw
7 Ben je op tijd voor de repetitie? pv | ww | vdw
8 Heb jij die koffie al geprobeerd? pv | ww | vdw
Werkwoordsvormen
THEORIE
Werkwoorden zijn de belangrijkste onderdelen van een zin. Ze vertellen je wat iemand doet of wat er gebeurt.
Het werkwoord (ww) kan verschillende vormen hebben: persoonsvorm, hele werkwoord en voltooid deelwoord.
1 Ali belt zijn vriend. (belt = persoonsvorm)
2 Ali zal morgen zijn vriend bellen. (bellen = hele werkwoord)
3 Ali heeft zijn vriend gebeld. (gebeld = voltooid deelwoord)
Zinsdelen
10 Persoonsvorm en werkwoordelijk gezegde
Lees de theorie Werkwoordelijk gezegde
Noteer de persoonsvorm (pv) en het werkwoordelijk gezegde (wwg).
1 Mijn haar is echt te lang geworden!
pv = wwg =
2 Zoekt Savannah deze stapel boeken uit?
pv = wwg =
3 We gaan morgen aan het werk voor die opdracht.
pv = wwg =
4 Armand moest overstappen op een andere trein.
pv =
wwg =
5 Door de harde wind begon ze gevaarlijk te slingeren met haar fiets.
pv = wwg =
6 Wanneer maak je je presentatie af?
pv = wwg =
Werkwoordelijk gezegde
THEORIE
Het werkwoordelijk gezegde (wwg) bestaat uit de persoonsvorm en de andere werkwoorden in de zin.
1 Suzan zit aan haar bureau. (wwg = zit)
2 Sanne heeft een voldoende gehaald voor haar proefwerk. (wwg = heeft gehaald)
3 Hij moet Engelse woordjes leren. (wwg = moet leren)
11 Zinsdelen herkennen
Lees de tekst.
(1) Het water in de binnenstad van Den Bosch wordt ook wel de Binnendieze genoemd. (2) Tot eind jaren zestig werd de Binnendieze gebruikt als open riool. (3) Er moesten rattenvangers worden ingezet tegen het ongedierte. (4) De gemeente wilde de grachten dempen, (5) maar hier begonnen de Bosschenaren tegen te protesteren. (6) In de binnenstad worden nu concerten en rondvaarten georganiseerd.
Ontleed de zinnen.
• Noteer de persoonsvorm (pv).
• Noteer het werkwoordelijk gezegde (wwg).
• Noteer het onderwerp (ond).
1 pv = wwg = ond =
2 pv = wwg = ond =
3 pv = wwg = ond =
4 pv = wwg =
ond =
5 pv = wwg = ond =
6 pv = wwg = ond =
12 Basiszinnen maken
Lees de theorie Bouwplan van een zin
Bouwplan van een zin
THEORIE
Het bouwplan van een zin geeft aan uit hoeveel zinsdelen een zin bestaat. Je bouwt een zin door zinsdelen met informatie toe te voegen.
Bij sommige werkwoorden weet je dat je bepaalde zinsdelen moet toevoegen en andere zinsdelen mag toevoegen. Dit heeft te maken met de betekenis van het werkwoord. wassen wie? wat?
ander zinsdeel ander zinsdeel ander zinsdeel
De basiszin van het werkwoord 'wassen' bestaat uit drie delen. Bij het werkwoord 'wassen' stel je altijd twee vragen:
1 Wie wast?
2 Wat wast de persoon?
Wie/wat doet dit? Wat gebeurt er? Wat (is nodig)? Waarmee? Wanneer? Waar?
Jessica wast haar handen
Jessica wast haar handen met zeep voor het eten in de keuken
Bij het werkwoord 'miauwen' is één vraag voldoende: Wie/wat miauwt? miauwen wie?
ander zinsdeel ander zinsdeel ander zinsdeel
De basiszin van het werkwoord 'miauwen' bestaat uit twee delen. Je kunt de zin langer maken door er delen aan toe te voegen.
Wie/wat doet dit?
Wat gebeurt er?
Wat (is nodig)?
De poes miauwt x
Hoe? Wanneer? Waar?
De poes miauwt x zachtjes elke morgen voor mijn deur
a Maak basiszinnen.
• Vul de zin aan met een passend zinsdeel.
• Zet een streepje als er geen zinsdeel nodig is voor een goede basiszin.
1 Tahir wast
2 Mijn buurjongen speelt
3 Mijn opa snoeit
4 De medewerker zoekt
5 Ferry vraagt
6 Britt kletst
b Kijk bij vraag a naar de zinnen waaraan je een zinsdeel hebt toegevoegd. Beantwoord de vragen.
1 Op welke vraag geeft het nieuwe zinsdeel antwoord?
2 Welk zinsdeel heb je toegevoegd?
13
Bouwplan maken
Lees de theorie Bouwplan van een zin
Vul het bouwplan van de zin in.
1 Amsterdamse inwoners hebben in 2020 een petitie ondertekend.
onderwerp
Wie/wat doet het?
werkwoordelijk gezegde Wat gebeurt er?
lijdend voorwerp Wie/wat (is nodig)? ander zinsdeel Wanneer?
2 Zij hebben een hekel aan het grote aantal toeristen in hun stad.
onderwerp
Wie/wat doet het?
werkwoordelijk gezegde Wat gebeurt er?
3 De gemeente voerde in 2023 een blowverbod in.
onderwerp
Wie/wat doet het?
werkwoordelijk gezegde Wat gebeurt er?
4 Buurtwoners hopen op snelle oplossingen.
onderwerp
Wie/wat doet het?
werkwoordelijk gezegde Wat gebeurt er?
lijdend voorwerp Wie/wat (is nodig)? ander zinsdeel Wanneer?
lijdend voorwerp Wie/wat (is nodig)? ander zinsdeel Wanneer?
lijdend voorwerp Wie/wat (is nodig)? ander zinsdeel Wanneer?
14 Lijdend voorwerp herkennen
Lees de theorie Lijdend voorwerp
Bepaal het lijdend voorwerp in de zinnen.
• Vul de vragen aan door het gezegde en het onderwerp in te vullen.
• Vul daarna het lijdend voorwerp in.
• Zet een streepje als er geen lijdend voorwerp in de zin staat.
• Bekijk eerst het voorbeeld.
1 Ik had gisteren mijn eerste boksles.
Wie of wat + had + ik? = mijn eerste boksles
2 Hij gebruikte zijn zaklamp om meer te kunnen zien.
Wie of wat + + ? =
3 België heeft de lekkerste friet.
Wie of wat + + ? = 4 Ciara slaapt het liefst met haar raam open.
Wie of wat + + ? = 5 Pluk je zo wat verse basilicum?
Wie of wat + + ? =
Lijdend voorwerp
THEORIE
Naast het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde kan er nog een ander zinsdeel in de zin staan: het lijdend voorwerp. Het lijdend voorwerp doet zelf niets. Het onderwerp doet iets met het lijdend voorwerp.
De journalist interviewde om vijf uur de voetballer Harmen en Cheyenne ruimden hun afval niet op.
Om het lijdend voorwerp te kunnen vinden, stel je deze vraag: Wie of wat + gezegde + onderwerp?
Vraag: Wie of wat interviewde de journalist?
Antwoord: de voetballer = lijdend voorwerp.
Vraag: Wie of wat ruimden Harmen en Cheyenne niet op?
Antwoord: hun afval = lijdend voorwerp.
De voetballer en hun afval doen zelf niets. Toch zijn ze nodig in de zin, want de werkwoorden interviewen en opruimen 'vragen' om iemand die dit doet en om een ander zinsdeel:
• Het werkwoord interviewen vraagt om iemand die de vragen stelt (=onderwerp) en om iemand die geïnterviewd wordt (=lijdend voorwerp).
• Het werkwoord opruimen vraagt om iemand die opruimt (=onderwerp) en om iets dat opgeruimd wordt (=lijdend voorwerp).
Wat gebeurt er? = werkwoordelijk gezegde
Wie doet dit? = onderwerp
Wie/wat is nodig om dit te doen? = lijdend voorwerp
15 Zinsdelen herkennen
Ontleed de zinnen.
• Noteer het werkwoordelijk gezegde (wwg).
• Noteer het onderwerp (ond).
• Noteer het lijdend voorwerp (lv).
• Zet een streepje als er geen lijdend voorwerp in de zin staat.
1 Beth had gezellige kaarsjes aangestoken.
wwg = ond =
lv =
2 Zullen we morgen de presentatie maken?
wwg = ond =
lv =
3 Door het slechte weer waren er veel bomen omgewaaid.
wwg = ond =
lv =
4 Volgende week speel ik een tenniswedstrijd met mijn zus.
wwg = ond =
lv =
ZELFTOETS
Testen hoe goed je dit onderdeel beheerst? Ga naar Op niveau online en maak de zelftoets.
VERDER OEFENEN?
Wil je verder oefenen op jouw niveau? Ga dan naar Op niveau online.
2.2 Spelling
Je leert:
LEERDOELEN
• de persoonsvorm spellen in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd (herhaling);
• het voltooid deelwoord spellen (herhaling);
• het koppelteken goed gebruiken;
• samenstellingen spellen (herhaling);
• de juiste keuze maken tussen aaneenschrijven of het koppelteken.
Werkwoordspelling
16 Tegenwoordige en verleden tijd
Lees de theorie Persoonsvorm in de verleden tijd
Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (tt) of de verleden tijd (vt).
1 Ik (fietsen - tt) over de dijk naar school.
2 (denken - vt) je echt dat je sterker bent dan je broer?
3 We (komen - vt) regelmatig op bezoek bij mijn opa.
4 Na de duidelijke uitleg (weten - vt) we wat we moesten doen.
5 Charmaine (verdienen - tt) wat extra's met haar bijbaan in het restaurant.
6 Ik (zijn - tt) blij dat onze mentor na haar ziekte weer aan het werk kan gaan.
THEORIE
Persoonsvorm in de verleden tijd
Bij klankveranderende werkwoorden schrijf je de verleden tijd zoals je die hoort: ik zwom, zij kocht, jullie gingen.
Bij klankvaste werkwoorden schrijf je: ikvorm + te(n) of de(n).
ik-vorm + te(n) of de(n) voorbeelden vissen vis + te(n) hij viste wij visten praten praat + te(n) jij praatte jullie praatten spelen speel + de(n) zij speelde wij speelden antwoorden antwoord + de(n) u antwoordde zij antwoordden
17 Voltooid deelwoord
Lees de theorie Voltooid deelwoord
Noteer het voltooid deelwoord.
1 Ze heeft heel erg (huilen) bij het concert.
2 Tijdens de muziekavond op school heeft hij een lied (zingen).
3 Mijn opa is gelukkig goed (herstellen) van zijn longontsteking.
4 Ik heb mijn buurvrouw (bedanken) met een doosje dadels.
5 Het heeft vannacht (stormen) en daardoor rijden er geen treinen.
6 De politie heeft (ontdekken) dat hij al jaren een wietkwekerij op zolder had.
7 Nadat ik me had (verdiepen) in de spelregels, vond ik het toch een interessante sport.
8 Mijn fietssleutel was (afbreken).
Voltooid deelwoord
THEORIE
Bij klankveranderende werkwoorden kun je meestal horen hoe je het voltooid deelwoord spelt.
eten → Ik heb een appel gegeten brengen → Hij heeft een boek gebracht
Klankvaste werkwoorden hebben een voltooid deelwoord dat eindigt op -t of -d. Soms kun je horen welke eindletter je moet schrijven in de verleden tijd. In het voltooid deelwoord schrijf je dezelfde letter die je hoort in de verleden tijd.
ik werkte → ik heb gewerkt ik baalde → ik heb gebaald
Kun je niet horen of je -t of -d moet schrijven?
Maak het voltooid deelwoord langer. Hoor je aan het eind een d of een t?
hele werkwoord langer maken voltooid deelwoord rijpen het gerijpte fruit het is gerijpt rimpelen de gerimpelde huid hij is gerimpeld
Leestekens
18 Koppelteken
Lees de theorie Koppelteken
Koppelteken
THEORIE
Samenstellingen schrijf je in het Nederlands aan elkaar (tuinstoel, schoolboek). Soms is niet meteen duidelijk welke letters bij elkaar horen. Zet dan een koppelteken () tussen de woorden. Daarmee voorkom je dat je het woord verkeerd leest of uitspreekt.
mini+jurk = minijurk (niet: minijruk) auto+ ongeluk = autoongeluk (niet: autoongeluk)
Als je het woord niet verkeerd kunt lezen, zet je geen koppelteken.
auto + alarm = autoalarm politie + agent = politieagent
a Kies de juiste spelling.
1 koffie-automaat | koffieautomaat
2 corona-epidemie | coronaepidemie
3 mode-industrie | modeindustrie
4 live-uitzending | liveuitzending
5 cadeau-idee | cadeauidee
6 lunch-afspraak | lunchafspraak
b Schrijf de woorden als een samenstelling aan elkaar vast. Gebruik waar nodig een koppelteken.
1 salsa + avond
2 na + apen
3 mee + eter
4 auto + onderdeel
5 race + auto
6 tosti + ijzer
c Verbeter onderstaande woorden zo nodig.
Zet een streepje als het woord niet verbeterd hoeft te worden.
1 astmaaanval
2 politieacademie
3 familieuitje
4 radiointerview
5 tostiapparaat
6 radiouitzending
Spellingregels
19 Samenstellingen begrijpen
a Vul het juiste woord in.
1 Een zaal waarin je kunt gymmen is een
2 Soep gemaakt met broccoli is
3 Krijt waarmee je op de stoep tekent is
b Een samenstelling maak je door twee of meer woorden samen te voegen.
Maak samenstellingen.
Noteer ook het lidwoord het of de
1 school + bord
2 boom + stronk
3 fiets + licht
4 deur + klink
20 Samenstellingen (-n of -en)
Lees de theorie Samenstellingen
a Noteer het meervoud van het zelfstandig naamwoord.
1 de speld de
2 het boek de
3 de kat de
4 het woord de
b Maak samenstellingen.
Noteer ook het lidwoord het of de
1 speld + prik
2 boek + week
3 kat + voer
4 woord + lijst
THEORIE
Samenstellingen
Soms schrijf je tussen de woorden van een samenstelling e of en. Welke tussenletters je schrijft, zie je in het schema hieronder.
Is het eerste deel een zelfstandig naamwoord?
Schrijf -e-:
• platteland
• huilebalk
Heeft het eerste deel (ook) een meervoud op -s?
Schrijf -en:
• spinnenweb
• pannenkoek
In de volgende gevallen schrijf je alleen een e-:
Schrijf -e-:
• groentesoep
• gedachtegang
• als het eerste deel het tweede deel versterkt: beregoed (= heel goed), apetrots (= heel trots);
• als er van het eerste deel maar één bestaat: zonnestraal, maneschijn;
• als het eerste deel geen meervoud heeft: rijstepap, roggebrood
21 Samenstellingen (-s en -n)
a Noteer beide meervouden van het zelfstandig naamwoord. Heeft een zelfstandig naamwoord maar één meervoud? Noteer dan één meervoud en een streepje.
1 de groente de groentes/ groenten
2 de boete de boetes/-
3 de asperge de
4 de seconde de
5 de bladzijde de
6 het horloge de
b Maak samenstellingen.
Noteer ook het lidwoord het of de
1 groente + burger de groenteburger
2 boete + bedrag
3 asperge + soep
4 seconde + wijzer
5 bladzijde + nummer
6 horloge + bandje
22 Samenstellingen (geen meervoud)
a Welke zelfstandige naamwoorden hebben geen meervoudsvorm?
□ de aarde
□ de boom
□ de rijst
b Maak samenstellingen.
□ de schelp
□ de tarwe
□ het blok
Noteer ook het lidwoord het of de
1 tarwe + brood
2 aarde + tint
3 boom + rij
4 blok + doos
5 schelp + zand
6 rijst + vlaai
23 Samenstellingen met een tussen -s
Gebruik de theorie Samenstellingen met een tussen -s Maak samenstellingen van de woorden.
• Schrijf e, en of s tussen de woorden.
• Zet het juiste lidwoord voor de samenstelling.
1 mening + verschil
2 gebed + huis
3 boek + plank
4 hond + hok
5 geluk + getal
6 ziek + huis
7 zon + brand
8 rood + kool
Samenstellingen met een tussen-s
Schrijf een s in een samenstelling als je die klank hoort.
THEORIE
Let op! Als het tweede woorddeel begint met een sisklank, kun je de klank niet horen.
Vervang het tweede woorddeel, zodat je hoort of je een tussens moet schrijven.
dorpskern, reddingsboot dus ook:
dorpsstraat, reddingsschip
ZELFTOETS
Testen hoe goed je dit onderdeel beheerst? Ga naar Op niveau online en maak de zelftoets.
VERDER OEFENEN?
Wil je verder oefenen op jouw niveau? Ga dan naar Op niveau online.
2.3 Formuleren
Je leert:
• hoofdletters en leestekens goed gebruiken (herhaling);
• formele en informele taal gebruiken (herhaling);
• verwijswoorden op de goede manier gebruiken (herhaling);
LEERDOELEN
• signaalwoorden voor opsomming en tegenstelling herkennen en gebruiken.
Schrijfregels
24 Hoofdletters en leestekens
Lees Schrijfregel 1: Gebruik hoofdletters en leestekens
THEORIE
Schrijfregel 1: Gebruik hoofdletters en leestekens
Gebruik hoofdletters en leestekens. Een tekst waarin hoofdletters en leestekens staan, is makkelijker te lezen.
Dit zijn de afspraken:
• Begin elke zin met een hoofdletter.
• Schrijf namen met hoofdletters.
• Zet achter een gewone zin een punt.
• Zet achter een vragende zin een vraagteken.
• Zet achter een uitroep een uitroepteken.
Gebruik nooit meer dan één vraagteken of uitroepteken. Eén is genoeg. Als je een uitroep extra nadruk wilt geven, doe dat dan met woorden.
• Volgens de weervrouw gaat het deze week 's nachts al vriezen.
• Heb je dat goed gehoord, Jalou?
• Hè, de winter begint wel erg vroeg!
a Lees de tekst. In elke zin staat een fout.
Ronaldo wil nieuw restaurant openen met ster Burak Özdemir
(1) Cristiano ronaldo wil opnieuw een restaurant openen. (2) deze keer slaat hij de handen ineen met de lachende chef Burak Özdemir. (3) Özdemir is heel populair op sociale media (4) De chef heeft al restaurants in Turkije de Verenigde Arabische Emiraten en Qatar.
b Herschrijf de volgende zinnen. Gebruik hoofdletters en de juiste leestekens.
1 Wat voor restaurant wordt er geopend
2 burak is een van de populairste mensen op Instagram!!
3 Speelt cristiano ronaldo het liefst linksbuiten
4 Hij is opgegroeid op madeira
25 Formeel en informeel
Lees Schrijfregel 4: Spreek je publiek op de goede manier aan
Zet deze berichten in de goede volgorde, van informeel (1) naar formeel (4).
▢ Geachte meneer Khan, bedankt voor uw uitnodiging. Ik zie u graag morgenmiddag om 15.00 uur. Met hartelijke groet, Pascalle van der Waard
▢ Hoi Romy, zullen we weer samen fietsen vanavond? Is 19.00 uur ok? Jack
▢ Hi! Eet je mee vanavond? Kus!
▢ Beste Ruth, vanwege een verzwikte enkel kan ik vandaag niet bij de training zijn. Groetjes, Rasheed
THEORIE
Schrijfregel 4: Spreek je publiek op de goede manier aan
Bij vrienden en bekenden hoef je niet zo na te denken over de woorden die je gebruikt. Je gebruikt dan informele taal
Bij volwassenen en onbekenden moet je wel goed nadenken. Je gebruikt woorden die passen bij het publiek en je blijft altijd beleefd. Je gebruikt dan formele taal
Verwijswoorden
26 Verwijswoorden herkennen
Lees Schrijfregel 8: Gebruik verwijswoorden op de goede manier Markeer de verwijswoorden.
Markeer met een andere kleur waar de verwijswoorden naar verwijzen.
1 Soraya mag kiezen wat we vandaag eten, want ze is jarig.
2 Ik heb het boek dat ik voor Engels moest lezen ingeleverd.
3 Mijn familie komt uit Wales, dus ze houden enorm van vis met patat.
4 'Weet je waar mijn oplader is?' 'Ligt die niet in de keuken?'
5 Volleybal was het enige onderdeel waaraan Braylon niet mee kon doen.
6 Robine weet waar de nieuwe kapper zit. Daar is ze pas nog geweest.
THEORIE
Schrijfregel 8: Gebruik verwijswoorden op de goede manier
Woorden als hier, deze, ze en hun zijn verwijswoorden. Verwijswoorden verwijzen naar iets wat al in de tekst is genoemd. Dat kan zijn:
• een woord;
• een groep woorden;
• een hele zin.
Verwijswoorden gebruik je om te voorkomen dat je een woord te vaak herhaalt. Bedenk tijdens het lezen en schrijven altijd waar een verwijswoord naar verwijst. Dat is nodig om de tekst goed te begrijpen.
verwijswoord verwijst naar voorbeeld
hij / zij / die, hem, zijn, deze, die dewoorden, enkelvoud
het, dit, dat hetwoord, enkelvoud
ze, zij, deze, die woorden in het meervoud
het, dit, dat, wat een hele zin of een deel van de zin
hier, daar, er een plaats
aan wie, voor wie, met wie personen
wat een overtreffende trap of het woord alles, iets, niets, veel, enige
Onze hond loopt mank, maar hij is ook al oud.
Het boek dat ik moet lezen, is veel te dik.
Komen jullie vrienden ook? Nee, die kunnen niet.
Natascha verft haar haar in alle kleuren van de regenboog Dit vindt Kyan heel stoer.
Morgen ga ik naar Praag. Ik ben daar nog nooit geweest.
De klasgenoot met wie ik had afgesproken, kon niet komen.
Het mooiste wat ik hoorde, was dit lied. Er is iets wat je nog moet weten.
27 Verwijswoorden kiezen
Kies het juiste verwijswoord.
1 De laatste aflevering was slecht. Dat | Deze | Die was echt tijdverspilling.
2 De jongen met die | hem | wie ik een blind date had, heeft niks van zich laten horen.
3 Ik vraag me af of dat | hen | zij ook in de rij staan.
4 Het gerecht dat | die | dit je laatst klaarmaakte, heb ik in één keer opgegeten.
28 Verwijswoorden gebruiken
Vul op de lege plekken de juiste verwijswoorden in.
Kies uit: dat — hem — het — ze — ze
1 Aram zoekt naar zijn sleutels, maar hier liggen niet.
2 'Volg jij Liese op Instagram?' 'Ja, maar post niet zo veel.'
3 Het park is pas aangelegd, maar wordt nu al goed bezocht.
4 Een luidruchtig feestje is prima, maar kan natuurlijk niet elke week.
5 De buurman is zo grappig; we nodigen altijd uit voor het avondeten.
6 Het leukste ik ooit heb gedaan is paragliden.
Signaalwoorden
29 Opsomming of tegenstelling?
Lees Schrijfregel 9: Gebruik passende signaalwoorden
Geef aan of er een opsomming of een tegenstelling in de zin staat. opsomming tegenstelling
1 In het weekend heb ik een baantje, maar doordeweeks heb ik daar geen tijd voor.
2 Ondanks zijn gekneusde teen, was hij bij gym aanwezig.
3 's Ochtends heb ik een heel ritueel: hamster voeren, tas inpakken, aankleden en ontbijten.
4 In deze boekbespreking hoor je alles over de hoofdpersoon, de problemen waar hij tegenaanloopt en welke oplossingen hij verzint.
5 Het regende behoorlijk. Toch vond ik het kamp heel leuk!
THEORIE
Schrijfregel 9: Gebruik passende signaalwoorden
Met een signaalwoord of een groepje signaalwoorden kun je laten zien wat zinnen, delen van zinnen of alinea's met elkaar te maken hebben. Signaalwoorden kunnen verschillende tekstverbanden aangeven.
tekstverband uitleg voorbeeld
opsomming Je noemt verschillende dingen achter elkaar.
tegenstelling Na een uitspraak beweer je meteen het tegengestelde.
ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, en, niet alleen ... maar ook, zowel ... als, ten eerste, ten tweede, vervolgens, ten slotte
Hardlopen heeft veel voordelen. Ten eerste is het een goedkope sport.
maar, daarentegen, echter, integendeel, aan de ene kant ... aan de andere kant, daar staat tegenover, terwijl, toch
Deze telefoon heeft een groter scherm, maar de foto's zijn minder goed.
30 Signaalwoorden herkennen
Markeer de signaalwoorden voor opsomming en tegenstelling.
Geef ze verschillende kleuren.
1 Deze snoepjes zijn heel lekker. Ook bevatten ze erg weinig suiker
2 Hoewel die film laat begint, mag ik gaan van mijn ouders.
3 Hij lijkt misschien aardig, maar in werkelijkheid is hij heel achterbaks.
4 Dit spel heb je zo uitgespeeld. Met dat andere ben je echter wel even bezig.
5 De band opende het concert met wat oudere nummers, vervolgens nummers van het nieuwe album, ten slotte hun grootste hit.
6 Aan de ene kant snap ik Nina wel, aan de andere kant vind ik dat de regels voor iedereen gelden.
ZELFTOETS
Testen hoe goed je dit onderdeel beheerst? Ga naar Op niveau online en maak de zelftoets.
VERDER OEFENEN?
Wil je verder oefenen op jouw niveau? Ga dan naar Op niveau online.
2.4 Taalbewustzijn
Je leert:
• voor en achtervoegsels gebruiken (herhaling);
• synoniemen herkennen.
Woordvorming
31 Achtervoegsels
Lees de theorie Afleidingen
LEERDOELEN
Maak een groep van vier. Elke groep krijgt van de docent een ander achtervoegsel, bijvoorbeeld: lijk, heid, ing of aar.
Bedenk zoveel mogelijk woorden met het achtervoegsel dat jullie hebben gekregen.
Verzamel de woorden van alle groepen. De groep die de meeste woorden heeft bedacht, heeft gewonnen.
THEORIE
Afleidingen
Je kunt een nieuw woord maken door aan een grondwoord een voorvoegsel of een achtervoegsel te koppelen. Zo'n woord noem je een afleiding. Het voor of achtervoegsel geven het nieuwe woord een andere betekenis. Een achtervoegsel kan bovendien de woordsoort van een woord veranderen. Soms verandert het grondwoord een beetje als je een afleiding vormt.
on + afhankelijk = niet afhankelijk probleem + loos = zonder problemen her + gebruiken = opnieuw gebruiken eten + baar (eetbaar) = geschikt om te eten
over + duidelijk = heel erg duidelijk acteren + ice (actrice) = vrouw die acteert als beroep
32 Voorvoegsel of achtervoegsel
Lees de theorie Afleidingen
Voeg een voor of achtervoegsel toe aan het grondwoord tussen haakjes.
1 De klantenservice is ook na 17.00 uur (bereiken).
2 Na de mislukte (ontvoeren) werden de criminelen opgepakt.
3 Voor de (duidelijk): we werken in tweetallen.
4 Door de bouwwerkzaamheden was de muziek nauwelijks (horen).
5 Ik ben verbaasd dat het zelf knippen van je haar je (lukken) is.
6 Deze pijnstiller is (oplossen) in water.
7 Het was behoorlijk (gevaar) om zonder helm te rijden.
8 Vorig jaar is de rivier ook al een keer (stromen).
Over taalgebruik
33 Synoniemen zoeken
Lees de theorie Synoniemen
Lees de tekst. In iedere zin staat een dikgedrukt woord.
Vul het synoniem in dat bij het dikgedruke woord past.
Kies uit: afgevallen — gevaar — lichamelijk — mogelijheden ziet — verandering — wandelen
(1) Mijn oom kreeg vorig jaar fysieke klachten, terwijl hij zich altijd prima voelde. (2) Zijn overgewicht was een risico: het werd een voor zijn gezondheid. (3) Sinds dat moment is er echt een omslag geweest en zie je dat hij wil. (4) Hij is al best wat maar wil doorgaan met lijnen tot hij een gezond gewicht heeft. (5) Het is of hij ineens weer , en perspectief heeft. (6) Hij gaat nu ook vaak , terwijl hij eerder niet eens een blokje om ging
THEORIE
Synoniemen
Synoniemen zijn woorden die (ongeveer) hetzelfde betekenen. Als je af en toe een synoniem gebruikt, wordt je tekst afwisselender en daardoor leuker om te lezen.
Mijn kleren waren doorweekt van de regen. Mijn broek was kletsnat en mijn trui kledder
34 Synoniemen bedenken
Lees de theorie Synoniemen
a Zoek de woorden bij elkaar die ongeveer dezelfde betekenis hebben.
maken • • kletsen
regelen • • ontvangen
volgen • • nalopen
ruziën • • organiseren
krijgen • • repareren
praten • • vechten
b Werk samen met een klasgenoot.
Bedenk samen vier woorden. Dit mogen werkwoorden zijn, maar ook zelfstandige naamwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
Noteer achter elk woord een synoniem.
woord synoniem zeggen praten
3 Taal
Inleiding
Je gebruikt taal al vanaf je geboorte. Welke taal je spreekt, is afhankelijk van de taal die je ouders spreken en de plaats waar je opgroeit. Taal verandert voortdurend: net zoals jij nieuwe woorden leert, groeit taal met de tijd mee. Je gebruikt taal om een boodschap over te brengen en duidelijk te maken wat jij wilt. Maar wat als je de taal niet begrijpt? Of als taal meerdere betekenissen heeft, waardoor je op het verkeerde been wordt gezet? Ontdek de verschillende kanten van taal.
Je leert:
1 informatie vinden, ordenen en structureren;
2 beoordelen of informatie bruikbaar en betrouwbaar is;
3 de hoofdpunten van fragmenten begrijpen;
4 relaties leggen tussen teksten en tussen tekst en beeld;
5 het onderwerp en de deelonderwerpen van een tekst en fragment bepalen;
6 tekstverbanden voor opsomming en tegenstelling herkennen en gebruiken;
7 kernzinnen in een tekst herkennen;
8 een tekst samenvatten;
9 informatie uit verschillende bronnen samenvoegen in een verslag of presentatie;
10 een tekst overzichtelijk opbouwen;
11 informatie verzamelen en verwerken via een vraaggesprek;
12 het doel van je gesprek duidelijk maken.
1 Wat ga ik leren?
a Bekijk de leerdoelen van dit hoofdstuk.
Welke doelen herken je van vorig jaar?
Kies er twee en noteer wat je er nog van weet.
b Bekijk de afbeeldingen.
Kies bij iedere situatie een passend leerdoel.
Leg ook uit waarom dat leerdoel volgens jou bij de situatie past.
A
B
C
3.1 Start
LEERDOELEN
• Je kijkt vooruit naar de dingen die je in dit hoofdstuk gaat leren.
2 Spelen met taal
a Werk samen met een klasgenoot.
Speel het spel: Wie kent de meeste woorden?
Voorbereiding
• Kies een categorie, zoals etenswaren of dieren.
• Kies een letter uit het alfabet, bijvoorbeeld a of l
• Zet een timer van een minuut.
Het spel zelf
• Zet de timer aan.
• Schrijf allebei zoveel mogelijk woorden op met de gekozen letter.
• Stop als de minuut om is en tel de woorden. Wie heeft de meeste woorden?
VOORBEELD
Selina en Gulia kiezen de categorie keuken. Ze nemen de letter b.
Selina schrijft in een minuut: bord, beker, bestek, braadpan, bakpan, borstel, broodplank.
Gulia schrijft: broodmes, beker, borden, blender, brood, boter, blad, bank, bak, blik.
Selina heeft zeven goede woorden, Gulia heeft er tien, maar bank is niet echt iets uit de keuken, dus negen goede woorden. Gulia heeft de meeste woorden.
b Speel dit spel met de hele groep of met een klasgenoot.
Speel het spel: Langste woord.
Voorbereiding
• Je docent schrijft een lang woord op het bord, bijvoorbeeld krokodillentranen
• Zet een timer van een minuut.
Het spel zelf
• Zet de timer aan.
• Schrijf zoveel mogelijk woorden op met de letters van dat woord.
• Stop als de minuut om is en tel de woorden.
• Wie heeft de meeste woorden? En wie heeft het langste woord?
Je docent schrijft op: krokodillentranen
VOORBEELD
Amir maakt daarmee de woorden: troon, dol, ken, kan, en, rok, kok, koor, dolk, tralie, kooi, kronkel, rollen, drollen. Hij heeft veertien woorden bedacht; zijn langste woord heeft zeven letters.
Keanu maakt de woorden: krokodillen, krokodil, tranen, trainen, rokken, donker, intro, trol, tanken, tank. Hij heeft tien woorden bedacht; zijn langste woord is elf letters.
3 (Ver)talen
Bekijk het fragment Gebruikt u woorden uit andere talen in het Nederlands?
a Welke verschillende talen worden genoemd?
b Noteer de talen die jij spreekt.
c Kies samen een woord, bijvoorbeeld appel of huiswerk Vertaal het woord in de talen die je bij vraag b hebt genoteerd.
d Je docent schrijft een zin op het bord, bijvoorbeeld: Ik ga van school naar huis. Vertaal de zin in de talen die je spreekt.
e Bekijk alle zinnen die in de klas vertaald zijn.
In hoeveel talen kunnen jullie de zin vertalen?
WOORDENSCHAT
Als je veel woorden kent, kun je beter zeggen wat je bedoelt, en kun je teksten beter begrijpen. In de paragraaf Woordenschat leer je de betekenis van woorden. Ook leer je wat je kunt doen als je een woord niet kent.
Ga naar Op niveau online en oefen je woordenschat.
3.2 Je eigen taal
Je leert:
• informatie vinden, ordenen en structureren;
• de hoofdpunten van fragmenten en teksten begrijpen;
• relaties leggen tussen teksten en tussen tekst en beeld;
LEERDOELEN
• tekstverbanden voor opsomming en tegenstelling herkennen en gebruiken;
• het onderwerp en de deelonderwerpen van een tekst en fragment bepalen;
• kernzinnen in een tekst herkennen.
Je eigen taal begrijpen
4 Straattaal begrijpen
In Nederland spreken de meeste mensen Nederlands. Toch begrijp je niet iedereen die in hetzelfde land woont. Dat komt doordat iedereen opgroeit met zijn eigen taal. Misschien spreekt je familie dialect, misschien kom je oorspronkelijk uit een ander land, misschien woon je in een buurt waar andere woorden gebruikt worden; ook de taal in Nederland kent vele varianten.
a Lees de tekst Hoe ontstaat straattaal? Denk na over straattaalwoorden die jij kent. Noteer drie straattaalwoorden.
Zet de betekenis erbij.
www.bnnvara.nl
HOE ONTSTAAT STRAATTAAL?
Straattaal is een belangrijk onderdeel geworden van de manier waarop jongeren met elkaar praten. Een heus dialect. Maar hoe ontstaat dat eigenlijk?
Straattaal is een taal ontstaan door woorden uit verschillende culturen en talen. Zo zitten er veel Arabische, ofwel Marokkaanse woorden in. Een voorbeeld daarvan is 'kifesh', dit betekent 'hoe'
in het Arabisch. Ook is een groot deel afkomstig uit het Surinaams. 'Fakka' is een veelgebruikt woord in de straattaal. Dit is een afkorting van 'fawaka', wat 'hoe gaat het?' betekent in het Surinaams. Vaak worden woorden dus ook afgekort of samengevoegd. Zo ontstaat er een compleet nieuwe taal.
Bron: www.bnnvara.nl
b Bekijk de tekst Fesa, duku en pata: 'Dat is sranantongo en geen straattaal'
Lees de titel, de kopjes en de inleiding. Bekijk de afbeelding.
Wat is de aanleiding voor het schrijven van dit krantenbericht?
◯ Dit weekend is het Keti Koti, de dag waarop het slavernijverleden wordt herdacht en de afschaffing van de slavernij wordt gevierd. Het Taalmuseum houdt daarom een tentoonstelling over Sranantongo.
◯ Fesa, mati, pata lijken woorden uit straattaal, maar eigenlijk komen ze uit de Surinaamse taal Sranantongo. Het wordt tijd dat mensen begrijpen dat veel straattaal oorspronkelijk uit het Sranantongo komt.
◯ Sranantongo komt voort uit het slavernijverleden uit Suriname. Het Taalmuseum houdt daarover een tentoonstelling.
c Lees de tekst Fesa, duku en pata: 'Dat is sranantongo en geen straattaal'
Kijk nog eens goed naar de tekst onder het kopje 'Niemand verstond elkaar'.
Wat is de belangrijkste informatie in deze alinea's?
◯ Niemand verstond elkaar, dus moest men met elkaar communiceren door simpele gebaren en woorden uit te wisselen.
◯ Sranan betekent Surinaamse, tongo betekent taal.
◯ Sranantongo is ontstaan doordat veel verschillende talen samenkwamen op de plantages.
d Lees de theorie Tekstverbanden en signaalwoorden
Markeer in alinea 4 de signaalwoorden die een opsomming aangeven.
Tekstverbanden en signaalwoorden
THEORIE
In een tekst zijn zinnen of alinea's met elkaar verbonden. Dit noem je een tekstverband Signaalwoorden geven aan wat zinnen of alinea’s met elkaar te maken hebben. Er zijn verschillende soorten tekstverbanden.
tekstverband uitleg
opsomming Je noemt verschillende dingen achter elkaar op.
tegenstelling Na een uitspraak beweer je meteen het tegengestelde.
e In alinea 4 staat ook een tegenstelling.
Noteer de tegenstelling
signaalwoorden + voorbeelden
ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, en, niet alleen ... maar ook, zowel ... als, ten eerste, ten tweede, vervolgens, ten slotte Hardlopen heeft veel voordelen. Ten eerste is het een goedkope sport.
maar, daarentegen, echter, integendeel, aan de ene kant ... aan de andere kant, daar staat tegenover, terwijl, toch
Deze telefoon heeft een groter scherm, maar de foto's zijn minder goed.
Noteer ook het signaalwoord waar je de tegenstelling aan herkent.
f Lees het slot van de tekst.
Noteer twee dingen die mensen over straattaal denken. Leg uit of je het ermee eens bent of niet.
g Lees de inleiding en het slot van de tekst nog eens. Wat willen het Taalmuseum en Muller bereiken?
www.rtlnieuws.nl
FESA, DUKU EN PATA: 'DAT IS SRANANTONGO EN GEEN STRAATTAAL'
Fesa, mati, pata: het zijn woorden die je misschien verstaat onder straattaal, maar eigenlijk komen ze uit de Surinaamse taal Sranantongo. En die komt voort uit het slavernijverleden. Dit weekend wordt met Keti Koti het slavernijverleden herdacht en gevierd dat de slavernij 150 jaar geleden daadwerkelijk werd afgeschaft. De perfecte gelegenheid voor het Taalmuseum om een tentoonstelling over Sranantongo te houden. "Het is goed als mensen begrijpen waar de taal vandaan komt."
Fesa is feest, mati is vriend en pata is schoen. En die woorden vinden hun wortels dus in het slavernijverleden. "Het begon allemaal met de Afrikanen die werden verhandeld aan de kust van West-Afrika", vertelt Fresco Sam-Sin, directeur van het Taalmuseum.
Niemand verstond elkaar
Daar kwamen veel verschillende Afrikaanse talen samen, met daarbovenop de talen van de Engelsen, Nederlanders en Portugezen. "Men moest met elkaar communiceren door simpele gebaren en woorden uit te wisselen." Niemand verstond elkaar namelijk, maar de tot slaaf gemaakten moesten wel praten met elkaar en de mensen boven zich. "Iedereen had een andere taalachtergrond."
Mensen hoorden op de plantages een taal en legden daar hun eigen taalsysteem overheen. "Zo werd de taal versimpeld tot het absoluut noodzakelijke en ontstond Sranantongo."
Sranan betekent Surinaamse, tongo betekent taal. Surinaamse taal dus.
Duku, boto en tata
Het is een taal met invloeden vanuit het Nederlands, Engels, Portugees en inheemse talen. Welke woorden uit welke taal zijn ontstaan, is moeilijk te zeggen. "Boto betekent bijvoorbeeld boot. Komt dit door het Nederlandse boot of het Engelse boat?"
Sommige woorden zijn echter wel te herleiden. Denk aan het woord tata, waarmee ook wel witte mensen worden bedoeld. Tata komt eigenlijk van ptata, wat aardappel betekent in het Sranantongo. Verder heb je ook het woord duku, waarmee men geld bedoelt. Duku betekent doek en vroeger werd er betaald met textiel. [...]
Geen straattaal
Vooral doordat het in veel liedjes voorkomt, denken mensen dat woorden uit het Sranantongo straattaal zijn. "Maar dat is niet zo", zegt One'sy Muller, radio-dj bij Sublime. "Het zijn daadwerkelijk bestaande en gebruikte woorden. Ik denk dat door de verwarring met straattaal mensen soms denken dat ze de taal niet serieus hoeven te nemen. Uiteraard mag iedereen Sranantongo spreken. Ik denk alleen wel dat het goed is als mensen weten dat het een taal is die net als elke andere respect verdient."
5 Een fragment met straattaal begrijpen
Bekijk het fragment van Douwe Egberts
a Bespreek samen de vragen.
1 Wat wordt er in het fragment verteld?
2 Waarom is het fragment grappig?
3 Waarom past het fragment bij Douwe Egberts?
4 Welke woorden herken je uit de tekst over het Sranantongo?
5 Welke straattaalwoorden herken je zelf?
b Bekijk de teksten Hoe ontstaat straattaal? en Fesa, duku en pata: 'Dat is Sranantongo en geen straattaal' nog eens.
Leg aan elkaar uit wat het fragment van Douwe Egberts te maken heeft met deze teksten.
6 Een onderzoek over dialect begrijpen
Gebruik de tekst Brabants dialect verdwijnt: 'Schaamte bij jongeren'
a Gebruik de theorie Manieren van lezen of bekijk de volledige theorie achter in het boek. Bekijk daarna de tekst.
Wat verwacht je te lezen in de tekst?
THEORIE
Manieren van lezen
Je leest thuis en op school verschillende teksten. Je kunt een tekst op verschillende manieren lezen. De manier die je kiest, hangt af van je leesdoel. Je moet bijvoorbeeld iets leren, je moet vragen over de tekst beantwoorden of je bent op zoek naar informatie. Vóór het lezen kun je je afvragen wat je al weet over het onderwerp.
In dit schema zie je bij welk leesdoel je een bepaalde manier van lezen gebruikt:
voor het lezen
• nadenken over de tekst.
• Wat weet je al over het onderwerp?
Wat is het leesdoel? Waarom ga je deze tekst lezen?
een eerste indruk krijgen van een tekst voorspellend lezen
gericht zoeken naar een antwoord in de tekst zoekend lezen
de hele tekst lezen om deze te begrijpen begrijpend lezen
na het lezen
• reflecteren op de tekst
• reflecteren op het lezen
• de informatie ver werken
de hele tekst kritisch lezen om deze te beoordelen kritisch lezen
b Lees de tekst nu helemaal.
Leg met behulp van de volgende vragen uit waar het nieuwsbericht over gaat.
1 Welke vraag wilde Arjen Versloot met zijn onderzoek beantwoorden?
2 Welke drie streektalen en dialecten heeft Arjen Versloot in ieder geval onderzocht?
3 Welke antwoorden heeft Arjen Versloot gevonden op zijn vraag? Noem er een.
c Lees de theorie Schrijfdoelen en tekstsoorten
Wat is het schrijfdoel van deze tekst?
Leg uit waaraan je dat ziet.
THEORIE
Schrijfdoelen en tekstsoorten
Een schrijver heeft een bedoeling met zijn tekst. Dit noem je het schrijfdoel
Bij elk schrijfdoel hoort een tekstsoort. Een tekstsoort herken je vaak aan de opmaak van de tekst.
schrijfdoel tekstsoort uitleg kenmerken voorbeelden informeren informerende tekst informatie geven tussenkopjes krantenbericht, tekst uit een schoolboek, informatieboek instructie geven instructietekst uitleg geven hoe je iets moet maken of doen lijst met benodigdheden, stappen en afbeeldingen recept, proefje, handleiding overhalen activerende tekst overhalen of zorgen dat iemand in actie komt om iets te doen of te kopen kopjes, afbeeldingen, kleuren reclame, advertentie, folder
overtuigen overtuigende tekst met redenen van een mening overtuigen pakkende titel, soms tussenkopjes, foto (van schrijver) ingezonden brief, recensie, meningtekst in krant, tijdschrift of online, column of weblog, discussie
d Zoek de woorden op in de tekst.
Verbind ze met de juiste betekenis.
standhouden (regel 4) •
geleidelijk (regel 16) •
de status (regel 26) •
• blijven bestaan ondanks dat iets tegenwerkt
• de plaats die het inneemt in de maatschappij
• iets wat niet zou mogen of waarover je niet mag spreken het taboe (regel 47) •
verbloemen (regel 58) •
e Lees de theorie Kernzin en overige zinnen
Lees alinea 3 en 4 nog een keer.
Markeer de kernzinnen in alinea 3 en 4.
Kernzin en overige zinnen
• langzaam maar zeker
• verbergen omdat het niet mooi is
THEORIE
Teksten zijn verdeeld in alinea's. In elke alinea staat een zin die vertelt waar de tekst over gaat. Dat is de belangrijkste zin. Deze zin noem je de kernzin. Vaak staat de kernzin vooraan of achteraan in de alinea. Lees je de eerste of de laatste zin, dan weet je dus waar de alinea over gaat.
Wil je snel de belangrijkste inhoud van een tekst weten, lees dan van elke alinea de eerste en de laatste zin.
De rest van een alinea bestaat uit voorbeelden van wat in de kernzin staat of een uitleg daarvan. Meestal zijn voorbeelden en uitleg minder belangrijk.
f Bekijk in alinea 3 en 4 de zinnen direct na de kernzin.
Volgt er een voorbeeld of een uitleg?
Leg uit waaraan je dat ziet 3.2
BRABANTS DIALECT VERDWIJNT: 'SCHAAMTE BIJ JONGEREN'
Sommige dialecten verdwijnen met rap tempo uit onze taal, blijkt uit onderzoek van de Universiteit van Amsterdam. Het Limburgs dialect houdt nog goed stand, maar het Brabants is een van de grootste dalers. Waarom overleeft het ene dialect wel, maar het andere niet?
Arjen Versloot, hoogleraar Germaanse taalkunde aan de Universiteit van Amsterdam, dook voor zijn onderzoek in streektalen en dialecten om er zo achter te komen hoe vaak die nog gebruikt worden. Daarin vielen hem verschillende dingen op. "Het Fries en Limburgs blijven overeind", vertelt hij aan EditieNL. "De andere streektalen worden sinds de jaren vijftig steeds minder gesproken. Dat gaat heel geleidelijk."
Moderniseren
Het Brabants dialect is volgens de hoogleraar een van de grootste dalers. Ook in België storten dialecten enorm in. "Dat komt door het moderniseren van de samenleving", zegt Versloot. "We zijn steeds meer in contact met mensen uit andere provincies en we bewegen ons steeds meer, waardoor je minder 'eilandjes' hebt. Dat in combinatie met het feit dat dialecten geen eigen status hebben, zorgt ervoor dat we steeds minder dialect spreken", legt hij uit. Dat de Friese
taal overeind blijft, komt doordat het die eigen status wél heeft. "Het wordt gezien als onze tweede taal en daardoor is het gebruik ervan natuurlijker." Bij het Brabants dialect is dat dus anders – al zijn er eigenlijk meerdere dialecten in Brabant. "Ze worden vaak onder één noemer gebruikt om te kunnen vergelijken met andere regio's", zegt Versloot. "En ze lijken wel op elkaar."
Schaamte
Toch merken lang niet alle Brabanders dat hun dialect minder wordt gesproken. Zoals cabaretier Steven Brunswijk, die zegt zelf nog vol trots Brabants te praten. "In Brabant wordt nog veel in dialect gesproken. Ik merk er niks van dat het verdwijnt", zegt hij tegen EditieNL. "Wel merk ik dat er een schaamte is onder jongeren om het te spreken." Dat komt omdat ze volgens hem bang zijn om als boer gezien te worden. "Het is voor hen een taboe om bijvoorbeeld in Amsterdam Brabants te praten. Ik heb ook een tijd gehad dat ik commentaar kreeg van mensen uit de Randstad. Die zeiden: praat eens normaal", zegt Brunswijk. Tegelijkertijd merkt Brunswijk dat veel jongeren hem juist in het Brabants aanspreken. "Ze vinden het dan wel weer stoer om Brabants te praten. Ik vind dat het taboe, je schamen voor je dialect, eraf moet", zegt de cabaretier. "Als je heel erg lang ergens woont, dan spreek je gewoon de taal van daar. Het is niet nodig om het te verbloemen. Spreek het gewoon."
Ambassadeur
Brunswijk hoopt dan ook dat het Brabants dialect niet helemaal verdwijnt. "Er is een hele lijst met hoe succesvol Brabants dialect is geweest. Zoals bij New Kids, maar ook bij Frank Lammers in Undercover. Het Brabants brengt zoveel", vindt hij. "De taal geeft aan: we zijn een provincie. Ik hoor ze nooit over Gelderland en de Gelderse taal, of Overijssel. Ik zou graag ambassadeur willen worden voor de Brabantse taal."
7
Een fragment over dialect begrijpen
Bekijk de volgende fragmenten: 1) Het Brabantse dialect dreigt te verdwijnen en 2) Zo klinkt het dialect van de Hoeksche Waard
a Beschrijf in één zin waar het eerste fragment over gaat.
b Welke informatie hoor je in beide fragmenten?
□ De Gijweek vraagt aandacht voor het dialect.
□ Doordat er veel nieuwe mensen in een streek komen wonen, verdwijnt het dialect.
□ Het dialect verdwijnt.
□ In het dialect komen typische woorden voor.
□ Je leert dialect van je ouders of grootouders.
□ Mensen die dialect spreken zijn daar trots op.
□ Oudere mensen spreken vaak nog dialect, jongere mensen steeds minder.
□ Taal hoort bij de regionale identiteit.
c Kies bij ieder woord het juiste dialect.
1 subiet
2 kappeluif
3 tegensporrelig
4 houdoe
5 akkederen
6 errepels
Brabants | Hoeksche Waards
Brabants | Hoeksche Waards
Brabants | Hoeksche Waards
Brabants | Hoeksche Waards
Brabants | Hoeksche Waards
Brabants | Hoeksche Waards
d Vergelijk de tekst Brabants dialect verdwijnt: 'Schaamte bij jongeren' met het fragment Het Brabantse dialect dreigt te verdwijnen
Noteer een overeenkomst tussen de tekst en het fragment.
e Welke aanvulling(en) geeft het fragment op de informatie uit de tekst?
□ Brabants dialect is heel succesvol.
□ Dialect hoort bij de identiteit van mensen: bij hoe ze zijn.
□ Dialecten verdwijnen geleidelijk.
□ Er zijn typische woorden in dialecten.
Je eigen taal gebruiken
8 Je eigen taal spreken: straattaal
Aan het spreken van straattaal, dialect en andere talen of taalvarianten zitten voor en nadelen.
Je onderzoekt welke.
Bekijk het fragment Nieuws in straattaal
a Dit fragment is al erg oud.
Leg uit waarom het toch nog steeds actueel is.
b Werk samen met een klasgenoot.
Vertel elkaar waar het nieuwsbericht over gaat.
• Maak daarvoor een woordenlijst van de belangrijkste woorden uit het fragment.
• Zoek de betekenis eventueel op in de bronnen van deze paragraaf of op www.straattaalwoordenboek.nl
c Bedenk samen een voor en een nadeel van nieuws in straattaal.
d Veel jongeren spreken onder elkaar een eigen jongerentaal met eigen woorden en uitdrukkingen.
Wanneer spreek jij jongerentaal en wanneer Standaardnederlands?
jongerentaal Standaardnederlands
• in socialemediaberichten
• in de klas tegen de leraar
• in de klas tegen je medeleerlingen
• op een feestje met je familie
• op een feestje met je vrienden
• in een winkel
• thuis tegen je ouders
e Vergelijk je antwoorden van de vorige vraag met die van een klasgenoot.
Bespreek de verschillen en overeenkomsten.
Zijn er meer overeenkomsten of meer verschillen? Leg uit hoe dat komt.
9
Je eigen taal spreken: dialect
Lees de tekst Beurtbalkjes om dialect te promoten: 'Hier kuj Drèents praoten'.
a Leg in je eigen woorden uit wat een 'beurtbalkje' is.
b Lees alinea 2 nog eens.
Waarom vindt Snoeijing het belangrijk dat het Drents niet verdwijnt?
c In alinea 3 staat: 'Naast de beurtbalkjes zijn er meerdere initiatieven die een dialect moeten promoten.' (regel 2526)
Welk initiatief wordt er als voorbeeld genoemd?
d Lees alinea 4 nog eens. Wanneer gebruiken mensen juist geen lokale taal?
e Wat denk jij: gaan mensen meer dialect spreken als het op de beurtbalkjes staat?
Leg je antwoord uit.
f Wat is volgens jou een voordeel en een nadeel van dialect spreken?
www.rtlnieuws.nl
BEURTBALKJES OM DIALECT TE PROMOTEN: 'HIER KUJ DRÈENTS PRAOTEN'
In verschillende Drentse supermarkten liggen momenteel speciale beurtbalkjes bij de kassa. De balkjes – die ervoor zorgen dat je niet de boodschappen van je voorganger afrekent – zijn bedrukt met Drentse zinnen. Zodat het Drents dialect niet verloren gaat.
Het initiatief komt van streektaalvereniging Huus van de Taol. De organisatie wil het gebruik van het Drents stimuleren. "Het is een actie met een
beetje een knipoog", zegt Renate Snoeijing van het Huus van de Taol tegen EditieNL.
Nedersaksisch
Het Nedersaksisch waar het Drents uit voort vloeit is een taal die al langer bestaat dan de Nederlandse taal. Juist om die historie is het volgens Snoeijing belangrijk om het dialect te promoten. "Het wordt onderling nog wel gesproken, en best veel mensen kunnen het ook verstaan en begrijpen. Maar er zijn nu veel meer
invloeden van andere talen dan de generatie van onze ouders. Toen was Drents echt de hoofdtaal en dat is nu minder."
Naast de beurtbalkjes zijn er meerdere initiatieven die een dialect moeten promoten. Zo staat er onder veel plaatsnaamborden de naam van de plaats in het dialect zoals hieronder te zien is.
Initiatieven als deze zijn er niet voor niks, denkt Hoogleraar Diversiteit Taal en Cultuur van de Tilburg University Jos Swanenberg. "Het is een natuurlijke ontwikkeling dat een dialect op een gegeven moment verdwijnt", zegt hij tegen
EditieNL. "Je ziet dat een lokale taal minder functioneel is geworden. Als het echt gaat om communicatie dan doen we dat over het
algemeen in het Nederlands. Het dialect staat flink onder druk."
Initiatieven als de Drentse beurtbalkjes kunnen het verdwijnen van het dialect iets vertragen.
10 Informatie verzamelen over dialect en straattaal
Kijk nog eens naar de teksten en fragmenten over dialect van deze paragraaf.
Teksten: Hoe ontstaat straattaal?, Fesa, duku en pata: 'Dat is sranantongo en geen straattaal', Brabants dialect verdwijnt: 'Schaamte bij jongeren' en Beurtbalkjes om dialect te promoten: 'Hier kuj Drèents praoten'
Fragmenten: 1) Douwe Egberts, 2) Het Brabantse dialect dreigt te verdwijnen, 3) Zo klinkt het dialect van de Hoeksche Waard en 4) Nieuws in straattaal
a Vul de tabel in met informatie uit die bronnen.
dialect
Wie spreekt het?
Wanneer spreekt men het?
Waar spreekt met het?
Waarom spreekt met het?
b Vul de tabel in met informatie uit die bronnen.
straattaal
Wie spreekt het?
Wanneer spreekt men het?
Waar komt straattaal vandaan?
Waarom is Sranantongo ontstaan?
11 Je eigen taal
In de vorige opdracht heb je informatie verzameld over straattaal en dialect. Er zijn nog meer talen die gesproken worden naast het Standaardnederlands. Je gaat in gesprek over het spreken van een andere taal.
a Iedereen spreekt minstens één taal.
Noteer de taal of talen die jij spreekt.
Vul de tabel in.
thuis
op school
met vrienden
met familie
b Kijk terug naar de voor en nadelen van straattaal (opdracht 8d) en dialect (opdracht 9f).
Welke voor en nadelen zijn er te bedenken bij de taal/talen die jij spreekt?
1 Noteer de taal/talen die je spreekt.
taal/talen:
2 Noteer een voor en een nadeel van de taal/talen die je spreekt naast het Nederlands.
voordeel:
nadeel:
12 In gesprek over het spreken van een andere taal
Vorm een groep met drie klasgenoten. Bespreek de voor en nadelen van het spreken van een andere taal naast het Nederlands.
a Vertel elkaar het voordeel en het nadeel dat je opschreef bij de opdracht 11b. Denk aan de gespreksregels:
• Kijk degene die aan het woord is aan.
• Luister naar elkaar en laat de ander uitpraten.
• Laat iedereen eerst vertellen. Ga dan in gesprek.
• Laat weten dat je het belangrijk vindt wat de ander zegt: stel vragen of reageer op wat de ander zegt.
b Kies samen het belangrijkste voordeel en het belangrijkste nadeel van het spreken van een andere taal naast het Nederlands.
voordeel:
nadeel:
c Hoe ging het gesprek?
• Ik kan informatie verzamelen en gebruiken bij het gesprek.
• Ik kan luisteren naar wat de ander zegt.
• Ik laat de ander uitpraten.
• Ik kan reageren op wat de ander zegt.
• Ik kan de hoofdpunten volgen in een gesprek.
3.3 Taalgevoelens
Je leert:
• informatie vinden, ordenen en structureren;
• beoordelen of informatie bruikbaar en betrouwbaar is;
• de hoofdpunten van fragmenten en teksten begrijpen;
• informatie verzamelen en verwerken via een vraaggesprek;
• het doel van je gesprek duidelijk maken.
Taalgevoel begrijpen
13 Verandering van taal begrijpen
LEERDOELEN
Je zult er misschien niet meteen aan denken, maar taal heeft ook met gevoel te maken. Taal kan je boos maken, maar ook tevreden, blij of verdrietig. Met taal kun je jezelf uitdrukken. In deze paragraaf onderzoek je de link tussen taal en gevoelens.
Lees de tekst Waarom een krabbeltje veel waard kan zijn.
a Waar gaat deze tekst over?
◯ Over de eerste Nederlandse tekst die ooit geschreven is.
◯ Over de geschiedenis van de Nederlandse taal.
◯ Over werkwoorden in de verleden tijd.
b In de tekst staat het eerste krabbeltje dat in het Nederlands opgeschreven is. Daarna lees je: 'Langzaam veranderde er wat in het eerste Nederlands.' (regel 21)
Beschrijf wat er vanaf dat moment veranderde in de Nederlandse taal.
Begin met een samenvattende zin. Beschrijf daarna de vier details die in de tekst genoemd worden.
c De schrijfster zegt: 'Je kunt er geen touw aan vastknopen.' (regel 41)
Leg uit waarom ze dit zegt.
Gebruik voorbeelden in je uitleg.
d Welke mening van de schrijfster over de Nederlandse taal herken je in de tekst?
Leg uit waar je dat aan ziet.
e Kijk nog eens naar het oudste Nederlandstalige krabbeltje. Welk gevoel krijgt de schrijfster van de tekst hierbij?
Leg je antwoord uit.
f Welk gevoel krijg jij bij het lezen van het oudste Nederlandstalige krabbeltje? Leg uit waarom.
WAAROM EEN KRABBELTJE VEEL WAARD KAN ZIJN
Het Nederlands dat tussen 700 en 1150 werd gesproken, noemen we nu Oudnederlands. De mensen uit die tijd zeiden natuurlijk niet dat ze Oudnederlands spraken, want toen was er nog niets ouds aan.
Alle boeken werden met de hand geschreven. Dat deden monniken. De meeste mensen hadden toen nog niet de kans om te leren lezen en schrijven.
De monniken gebruikten een vogelveer als pen. Ze sneden er een scherpe punt aan en doopten die in inkt. Toch was het misschien geen monnik, maar een vrouw, die het beroemdste oude krabbeltje in het Nederlands schreef omdat ze zo graag een gezinnetje wilde beginnen.
Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu uuat unbidan uue nu
Hier staat:
Alle vogels zijn nesten begonnen behalve ik en jij wat wachten we nu
Het lijkt wel een liefdesliedje. Een liedje over thu en hic, jij en ik, waar alle liefdesliedjes over gaan.
Er zijn nog meer zinnen uit het Oudnederlands bewaard gebleven, zinnen die ouder zijn dan dit krabbeltje, maar die zijn minder beroemd.
Langzaam veranderde er wat in het eerste Nederlands. De mensen zeiden niet meer gold maar goud, en niet meer old maar oud
In het Engels zeg je nog steeds gold en old maar in het Nederlands allang niet meer. Hoewel: soms kom je die verouderde ol nog ergens tegen, bijvoorbeeld op een restaurant dat De Olde Molen heet, of bewaard in een plaatsnaam: Oldenzaal
Er zijn nog meer letters verschoven. Woorden als kracht en lucht hadden in het Oudnederlands geen ch, maar een f.
Craft. Luft.
In het Duits hebben die woorden nog steeds een f, maar in het Nederlands allang niet meer.
Ook moest je duizend jaar geleden niet hebben zeggen, maar hebban
Nu zoudan de mensan raar kijkan als je zo tegan hen zou pratan.
En al heel vroeg bestonden er sterke werkwoorden in het Nederlands, al veranderden die wel eens.
Niman, nam is nemen, nam geworden. De verleden tijd is nog net zo als duizend jaar geleden.
40
Maar hij lachte was eerst hij loech. En hij vroeg was eerst hij vraagde
Soms heeft een werkwoord tegelijkertijd een sterke en een zwakke verleden tijd. Zuigen wordt zoog, maar stofzuigen wordt stofzuigde. En je kunt zeggen dat het waaide, maar ook dat het woei
We zitten er maar mee. Je kunt er geen touw aan vastknopen. Als lopen liep wordt, waarom wordt hopen dan niet hiep?
Uit: Joke van Leeuwen, Waarom een buitenboordmotor eenzaam is
14 Fragment over het Nederlands begrijpen
Bekijk het fragment Week van het Nederlands 2022
a In het fragment worden vragen gesteld aan Raf en Joost en zij geven daarop antwoord.
Noteer eerst de vragen in het schema.
Noteer dan wat jijzelf zou antwoorden. Kun je er niet op antwoorden, zet dan een streepje.
vragen je eigen antwoord
Beschrijf de ander in drie woorden.
b In het fragment wordt twee keer antwoord gegeven op een vraag die je niet ziet of hoort. Kies de vragen die gesteld kunnen zijn.
□ Hoe heet je?
□ Waar gaan jullie het over hebben in de Week van het Nederlands?
□ Waarom is er een Week van het Nederlands?
□ Wanneer is de Week van het Nederlands?
□ Wie ben je en wat doe je?
c Lees de theorie Vragen stellen. De vragen hieronder komen grotendeels uit het vraaggesprek met Joost en Raf. Zijn het open vragen, gesloten vragen of wordt er doorgevraagd?
Kies steeds het juiste antwoord.
Kijk bij twijfel naar je eigen antwoorden bij vraag a. open vraag gesloten vraag doorvraag
1 Wat is het mooiste woord in het Nederlands?
2 Waarom?
3 Hoe vond je het vak Nederlands op school?
4 Wat is jouw naam?
5 Wat vind je de mooiste uitdrukking in Nederland/ Vlaanderen?
6 Schoonheid? In de Nederlandse taal?
THEORIE
Vragen stellen
Er zijn verschillende soorten vragen die je kunt stellen als je informatie van een ander nodig hebt. Welke soort vraag je gebruikt, hangt af van wat je te weten wilt komen. Je kunt:
• open vragen stellen. Dit zijn vragen waarop je een uitgebreid antwoord wilt.
'Wat vind je van reizen met het openbaar vervoer?'
• gesloten vragen stellen. Dit zijn vragen waarop je een kort antwoord wilt (bijvoorbeel ja of nee).
'Ben je op de fiets gekomen?'
'Waar ga je naartoe?'
• doorvragen over een onderwerp. Je reageert dan met een nieuwe vraag op wat de ander net heeft geantwoord. Dit doe je om meer informatie te krijgen.
'Vertel daar eens iets meer over.'
'Waarom denk je dat?'
'Vind je het lastig om daarover te praten? Waarom?'
'Dat zeg je nou wel, maar ...'
d Welke vraag zou jij nog willen stellen aan Raf en Joost?
Noteer een open vraag.
Waardering van taal
Lees de tekst Mooiste-lelijkste woord. Bekijk het fragment Woord van het jaar 2022
a In de tekst lees je woorden die mensen lelijk of irritant vinden. Raf en Joost noemen een woord dat ze overbodig vinden.
Welk woord vind jij lelijk, irritant of overbodig?
Leg je keuze uit.
b Raf beschrijft Joost als 'quirky'.
Wat betekent dat woord?
Zoek eventueel de betekenis op en leg in je eigen woorden uit wat het betekent.
c De Taalunie is een organisatie die afspraken maakt over de Nederlandse taal.
Wat doet de Taalunie nog meer?
Noteer twee dingen.
d Het tweede deel van de tekst gaat over verandering van taal.
Hoe komt het dat taal verandert?
Gebruik ook je antwoorden bij vraag c.
◯ De Taalunie, waarin landen zitten uit alle delen van de wereld waar Nederlands wordt gesproken, verzint woorden en zet ze in de woordenlijst Nederlandse taal.
◯ Mensen gaan bepaalde woorden gebruiken in hun taal. Na een tijdje gebruiken steeds meer mensen die woorden en voegt de Taalunie ze toe aan de woordenlijst Nederlandse taal.
◯ Mensen verzinnen steeds weer nieuwe woorden en gebruiken oude woorden niet meer.
e Werk samen met een klasgenoot.
Wat vind jij van het woord van het jaar 2022?
Geef om de beurt je mening. Leg je mening uit met een argument.
MOOISTE – LELIJKSTE WOORD
Elk jaar worden er verkiezingen gehouden. Wat is het mooiste woord van het jaar? Welk woord is zo lelijk dat het nodig moet worden afgeschaft?
Er is wel iets vreemds aan de hand met het kiezen van die woorden. Het ene jaar wordt bijvoorbeeld 'selfie' gekozen als een van de opvallendste nieuwe woorden. Een paar jaar later staat 'selfie' ineens boven aan de lijst van de meest irritante woorden. Andere woorden of uitdrukkingen waar veel mensen een hekel aan hebben: chill – Wordt gebruikt als rustig, relaxed, maar eigenlijk betekent het: kil, koud. papadag – Papa's kunnen toch ook gewoon voor de kinderen zorgen? Daar hoeft toch geen dag naar worden genoemd? Er bestaat toch ook geen 'mamadag'? groentje – In plaats van groenten diervriendelijk vlees – Het slachten van dieren kan nooit vriendelijk zijn! me – In plaats van mijn. 'Dat heb ik niet gedaan, dat was me broer.'
Wat zijn jouw mooiste en lelijkste woorden? Volgens de lezers van het blad Onze Taal was een van de mooiste woorden ooit: 'desalniettemin'. Dat betekent zoveel als: 'dat daargelaten', 'desondanks', 'evenwel' of 'toch'. Ook plaatsnamen kunnen prachtig klinken. Neem het dorp HendrikIdoAmbacht. Daar wil toch iedereen wonen? Of verhuis je liever naar Doodstil? Dat ligt vlak bij Hongerige Wolf.
Waar gaat het met de taal naartoe?
De Nederlandse taal heeft een lange reis achter de rug. Hebben we nu enig idee waar het met onze taal naartoe gaat? Sommige mensen beweren dit: 'Alle dialecten gaan verdwijnen. Over een poosje spreken we allemaal een bekakt soort Nederlands'. Anderen beweren: 'Over een poosje spreekt iedereen Engels.' En het Nederlands dan? 'Dat verandert in een dode taal.' En weer anderen steken hun vinger waarschuwend in de lucht en zeggen: 'Als we het aan de jeugd overlaten, spreekt iedereen straks straattaal.' Daarmee komen we op een belangrijke vraag: wie bepaalt wat we spreken? Wie is de baas van de taal?
Samen de baas
De landen waarin het Nederlands een officiële taal is, hebben samen De Taalunie opgericht. In de Taalunie maken Nederland, Vlaanderen, Suriname, Curaçao, Aruba en SintMaarten afspraken over de Nederlandse taal. Samen houden ze een lijst bij met de meest gebruikte Nederlandse woorden. Die woordenlijst van zo'n honderdduizend woorden wordt afgedrukt in Het Groene Boekje, dat uit meer dan duizend bladzijden bestaat. Wil je weten hoe je een woord moet spellen: zoek het op in Het Groene Boekje
Wat zijn de regels van het spellen? Die regels veranderen af en toe. Niet elk jaar, dat zou heel lastig zijn. Sinds het ontstaan van het moderne Nederlands is de spelling ongeveer om de vijftig jaar vereenvoudigd en aangepast aan de tijd. Om de tien jaar voegt de Taalunie nieuwe woorden toe aan het Groene Boekje.
Uit: Arend van Dam, De bromvliegzwaan en andere verhalen over onze taal
16 Creatief met taal
Taal is niet alleen handig om een boodschap over te dragen, je kunt er soms ook om lachen.
Sommige mensen zijn erg creatief met taal. Werk samen met een klasgenoot. Bekijk en lees de vier voorbeelden van creatieve taal.
"Ik zat laatst te vissen. Het was Werelddierendag, dus ik deed een extra dikke pier aan de haak."
Herman Finkers (cabaretier)
a Bespreek de vier voorbeelden.
Bedenk per voorbeeld wat de grap is of wat het grappig maakt.
b Welke overeenkomsten zien jullie in de grappen?
c Welke verschillen zien jullie in de grappen?
d Bekijk grap 2 en 3. Wat is waar?
◯ Het is grappig omdat de woorden meerdere betekenissen hebben (homoniemen).
◯ Het is grappig omdat er verschillende woorden met dezelfde betekenis worden gebruikt (synoniemen).
◯ Het is grappig omdat je de zin niet letterlijk maar figuurlijk moet opvatten.
e Jullie lazen en bekeken verschillende soorten taalgrappen.
Welke grap(pen) vinden jullie het leukst?
Leg jullie antwoord(en) uit.
f Maak zelf een taalgrap in een van de talen die jullie spreken.
• Maak eventueel gebruik van de voorbeelden.
• Check bij een klasgenoot of je grap ook echt grappig is.
Taalgevoel onderzoeken
17
Informatie
over taal verzamelen
In deze paragraaf ben je meer te weten gekomen over verandering van taal, waardering van taal en taalgrappen. Je kiest nu een onderwerp dat je interessant vindt en gaat op onderzoek uit. Je houdt ook een vraaggesprek.
Bekijk de bronnen van deze paragraaf en van de vorige paragraaf nog een keer.
a Kies een van de onderwerpen die je graag verder wilt onderzoeken.
◯ verandering van taal
◯ gevoelens bij taal
◯ je eigen taal
b Je wilt informatie over je onderwerp verzamelen. Om goed informatie te kunnen zoeken, kun je voor jezelf bedenken op welke vraag je graag antwoord zou willen.
Kies een onderzoeksvraag.
□ Wat is er in 2022 veranderd in de Nederlandse taal?
□ Welke woorden zijn verdwenen uit het Nederlands?
□ Hoe komt het dat er steeds weer nieuwe woorden ontstaan?
□ Welke woorden vinden de meeste Nederlanders het mooist en waarom?
□ Waarom wordt er steeds minder dialect gesproken?
□ Wat maakt woordgrappen grappig?
c Lees de theorie Informatie zoeken en Aantekeningen maken
Zoek informatie die antwoord geeft op jouw onderzoeksvraag.
1 Zoek eerst in de bronnen van deze of de vorige paragraaf.
2 Zoek dan in de extra bronnen online. Doe dit maximaal tien minuten.
3 Maak aantekeningen.
Informatie zoeken
THEORIE
Op internet staat veel informatie. Om de informatie te vinden die jij nodig hebt, typ je zo precies mogelijk waar je naar op zoek bent.
• Zorg ervoor dat je je zoekwoorden goed spelt.
• Wil je informatie over Formule 1coureur Max Verstappen? Typ dan niet alleen Verstappen. Dan krijg je veel te veel zoekresultaten. Ook krijg je pagina's met informatie waarnaar je helemaal niet op zoek bent.
• Typ je Max Verstappen, dan krijg je al minder en betere zoekresultaten.
• Bij meerdere woorden kun je nog beter typen "Max Verstappen" (met dubbele aanhalingstekens). Dan zoek je precies op deze combinatie en krijg je nog betere zoekresultaten.
• Als je wilt weten of Max Verstappen weleens ergens reclame voor heeft gemaakt, typ dan "Max Verstappen" + reclame. Dan zie je precies die zoekresultaten.
THEORIE
Aantekeningen maken
Je maakt aantekeningen om te onthouden wat je leest, ziet of hoort. Bijvoorbeeld als je informatie krijgt van je docent tijdens de les of als je een werkstuk maakt.
Aantekeningen maken doe je zo:
d Noteer het antwoord op jouw onderzoeksvraag.
• Je antwoord is maximaal tien zinnen lang.
• Formuleer je antwoord in goede zinnen.
• Let erop dat je een duidelijk antwoord geeft op je vraag.
e Werk samen met een klasgenoot. Bekijk elkaars antwoord. Heeft je klasgenoot antwoord gegeven op de onderzoeksvraag? Geef elkaar een top en eventueel tips. Noteer hier de top en tips die jij kreeg van je klasgenoot.
18 Vraaggesprek voorbereiden
Als je antwoord wilt krijgen op een (onderzoeks)vraag kun je ook een interview of een enquête houden. Daarbij is het belangrijk om de juiste vragen te stellen. Lees de theorie Interview. Bekijk ook nog een keer de theorie Vragen stellen
THEORIE
Interview
Een interview is een vraaggesprek tussen iemand die vragen stelt (de interviewer) en iemand die de vragen beantwoordt (de geïnterviewde).
In een interview kun je verschillende vragen stellen. Je kunt vragen naar feiten of vragen naar iemands mening. Bedenk vooraf welke feiten of meningen je te weten wilt komen.
Gebruik de volgende tips als je iemand gaat interviewen:
Voor het interview:
• Bepaal wie je gaat interviewen.
• Bepaal je doel. Wat wil je weten van de geïnterviewde? Feiten of meningen?
• Maak een lijst met vragen die je wilt stellen. Houd rekening met het verschil in antwoorden op open en gesloten vragen.
• Controleer of je vragen kort en duidelijk zijn, zodat je ze niet hoeft uit te leggen.
• Zorg ervoor dat je de antwoorden kunt opnemen of gebruik pen en papier.
Tijdens het interview:
• Stel jezelf voor en vertel waar het interview over gaat.
• Stel één vraag tegelijk.
• Laat de geïnterviewde uitspreken en luister goed naar de antwoorden.
• Laat uit je verbale en nonverbale communicatie merken dat je goed luistert.
• Vraag door als je niet tevreden bent met het antwoord. Vraag bijvoorbeeld naar een reden, een voorbeeld of extra uitleg.
• Geef tussendoor een korte samenvatting of conclusie. Zo laat je merken dat je goed luistert en kun je controleren of je het goed hebt begrepen.
Na het interview:
• Bedank de geïnterviewde voor de medewerking.
a Bekijk het fragment Week van het Nederlands 2022 nog een keer.
Welke onderdelen van een interview herken je in het fragment?
□ De interviewer stelt zichzelf voor en vertelt waar het interview over gaat.
□ Er wordt één vraag tegelijk gesteld.
□ De geïnterviewde kan uitspreken en er wordt goed geluisterd naar de antwoorden.
□ Je kunt aan verbale en nonverbale communicatie van de interviewer merken dat deze goed luistert.
□ Er wordt doorgevraagd.
□ Er wordt tussendoor een korte samenvatting of conclusie gegeven.
b Je interviewt straks een klasgenoot over taal en gevoel. Bereid je interview voor. Bedenk vragen die passen bij je onderzoeksvraag.
Maak een lijst met zes vragen die je wilt stellen.
• Bedenk wat je van een klasgenoot wilt weten over dit onderwerp.
• Gebruik minstens twee vragen uit het fragment met Raf en Joost.
• Noteer twee open vragen, twee gesloten vragen en twee vragen waarmee je doorvraagt.
c Kies de onderdelen van een interview die jij zeker gaat gebruiken.
□ Ik stel mezelf voor.
□ Ik vertel waar het interview over gaat.
□ Ik laat zien dat ik luister.
□ Ik stel één vraag tegelijk.
□ Ik laat de geïnterviewde uitspreken.
□ Ik vraag door.
□ Ik vat tussendoor samen wat de geïnterviewde zegt.
d Lees de theorie Interview nog eens. Bekijk of je je goed hebt voorbereid.
Noteer hoe je het interview gaat afsluiten.
19 Vraaggesprek houden
In deze opdracht houd je het vraaggesprek dat je hebt voorbereid. Je maakt aantekeningen om de antwoorden te onthouden.
a Vraag voor je interview een klasgenoot die je nog niet zo goed kent. Ga met de klasgenoot op een rustige plek zitten.
Bereid het interview voor.
Leg je spullen klaar.
Neem de onderstaande punten nog eens door.
• Vertel waar het interview over gaat.
• Stel één vraag tegelijk.
• Laat de geïnterviewde uitspreken en luister goed naar de antwoorden.
• Laat uit je verbale en nonverbale communicatie merken dat je goed luistert.
• Vraag door als je niet tevreden bent met het antwoord. Vraag bijvoorbeeld naar een reden, een voorbeeld of extra uitleg.
• Geef tussendoor een korte samenvatting of conclusie. Zo laat je merken dat je goed luistert en kun je controleren of je het goed hebt begrepen.
b Houd het vraaggesprek.
Maak aantekeningen van de antwoorden.
c Wissel van rol: laat je klasgenoot jou interviewen.
d Verwerk de antwoorden van jullie interviews in het diagram.
1 Kies een cirkel en schrijf je naam erboven.
2 Bekijk eerst de vragen die in beide interviews voorkwamen.
3 Schrijf antwoorden die verschillen in de cirkel van de betreffende persoon. Doe dat in steekwoorden.
4 Schrijf antwoorden die overeenkomen in het overlappende deel van de cirkels. Doe dat in steekwoorden.
5 Doe hetzelfde met de andere vragen.
e Bekijk je eigen vragen en de antwoorden van je klasgenoot kritisch. Ben je te weten gekomen wat je wilde? Leg uit hoe dat komt.
f Denk terug aan het interview dat je hebt gehouden. Hoe is jouw interview gegaan?
• Ik heb in het begin van het interview verteld waar het over gaat.
• Ik heb verschillende soorten vragen gesteld.
• Ik ben bij het onderwerp gebleven.
• Ik heb de informatie gekregen die ik wilde.
• Ik heb de geïnterviewde bedankt aan het einde van het interview.
3.4 Taal kun je leren
Je leert:
• beoordelen of informatie bruikbaar en betrouwbaar is;
LEERDOELEN
• het onderwerp en de deelonderwerpen van een tekst en fragment bepalen;
• kernzinnen in een tekst herkennen;
• een tekst overzichtelijk opbouwen;
• informatie uit verschillende teksten samenvoegen in een verslag of presentatie;
• een tekst samenvatten.
Problemen met taal begrijpen
20 Laaggeletterdheid verkennen
Op school leer je lezen en schrijven. Voor de één is dat makkelijk, voor de ander kost dit meer moeite. Hoe komt het dat dit niet voor iedereen hetzelfde is? En wat kunnen we daaraan doen?
Je onderzoekt het in deze paragraaf.
Lees de tekst Hans leerde schrijven op zijn 53ste
a Op welke manier wordt deze tekst ingeleid?
◯ Er worden een of meer vragen gesteld.
◯ Er wordt een kort verhaaltje verteld.
◯ Het onderwerp wordt aangekondigd.
b Werk samen met een klasgenoot.
Leg aan elkaar uit wat de volgende uitdrukkingen betekenen en noteer jullie antwoord.
1 tot uiting komen (regel 2627)
2 ergens mee te koop lopen (regel 4748)
3 het ver schoppen (regel 5556)
4 de stoute schoenen aantrekken (regel 6869)
c Lees de theorie Onderwerp en deelonderwerp
Noteer het onderwerp van deze tekst.
Onderwerp en deelonderwerp
THEORIE
Een tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van een tekst. Je kunt het meestal in enkele woorden beschrijven. In een tekst worden vaak deelonderwerpen besproken. Daarin komt steeds een gedeelte van het onderwerp aan bod.
d In de tekst worden verschillende deelonderwerpen besproken. Noteer minstens twee deelonderwerpen.
e Lees alinea 2 en 3.
Markeer de tegenstelling in de tekst.
f Aan welk woord herken je de tegenstelling?
g Leg in je eigen woorden uit waarom laaggeletterd zijn een probleem is.
h In de tekst wordt ook een oplossing genoemd. Noteer welke oplossing dat is.
www.rtlnieuws.nl
HANS LEERDE SCHRIJVEN OP ZIJN 53STE: 'ZE ZEIDEN DAT IK DOM WAS'
Als de vrouw van Hans (nu 64) zijn dochter voorlas, ging hij naar de keuken. Alvast het eten klaarmaken, zei hij. In werkelijkheid vluchtte hij. "Het deed zeer. Ik kon mijn eigen dochter niet voorlezen. Even een uurtje met haar zitten en een boekje lezen. Dat heb ik haar nooit kunnen geven." Voor Hans voelde dat als een gemis in haar opvoeding, maar hij had geen keuze: Hans kon niet lezen en schrijven. "Af en toe doet dat nog steeds pijn."
Hans is niet de enige. In Nederland zijn naar schatting 2,5 miljoen mensen laaggeletterd. Dat betekent dat zij moeite hebben met lezen, schrijven en/of rekenen. Hun niveau ligt onder het streefniveau van kinderen aan het eind van de basisschool. Meer dan de helft heeft Nederlands als moedertaal.
Aantal laaggeletterden neemt toe Dat aantal blijft toenemen, zegt directeur van Stichting Lezen en Schrijven Geke van Velzen. En dat is problematisch, vertelt ze, omdat mensen tegen allerlei problemen aanlopen. "Je weg vinden in het ziekenhuis, een baan krijgen en behouden, financiële problemen. Dat zijn grote thema's waarop laaggeletterdheid tot uiting komt."
Toch zoeken veel mensen volgens haar geen hulp omdat ze zich schamen. Om het taboe te doorbreken, riep de stichting acht jaar geleden de taalheldenprijs in het leven: een prijs die wordt uitgereikt aan iemand die op latere leeftijd leerde lezen en schrijven. De prijs wordt woensdag uitgereikt door prinses Laurentien, die oprichter is van de stichting. Hans is samen met 34 anderen genomineerd.
Hans was op het moment dat hij zijn dochter had willen voorlezen een jaar of 25 en al 9 jaar aan het werk in de bouw. Op zijn 14de stopte hij met school. Lezen en schrijven kon hij nauwelijks. "Alleen in de vijfde klas was er een school-
© Stichting Lezen en Schrijven / Eelkje Colmjon
directeur die me een klein beetje leerde lezen en schrijven. Aap, noot, Mies." [...]
Toch leren lezen
Dat duurde tot zijn 53ste. Want hoewel hij zich niet schaamde – vrienden en familie reageerden altijd positief en behulpzaam – liep hij er ook niet mee te koop. Het was zijn baas die hem
destijds op kantoor bij zich riep. In rapporten die hij als plaagdierenbestrijder schreef, stonden de nodige taalfouten, kreeg hij te horen. "Ap in plaats van aap. Eo in plaats van oe. Hij vroeg me of ik moeite had met lezen en schrijven, en of ik daar wat aan wilde doen."
Dat wilde Hans. Hij ging op les en schopte het zo ver dat hij voor een klas van 350 kinderen kon voorlezen, met een staande ovatie tot gevolg.
Inmiddels geeft Hans lezingen in bedrijven en scholen. "Ik wil kinderen waarschuwen. De volgende groep laaggeletterden staat alweer klaar. Als ik zie dat mensen 'ff' schrijven in plaats van 'even'.... Ze moeten eigenlijk hun telefoontje inleveren, naam erop, en niet meer gebruiken tijdens de lessen."
Hij is trots, zegt hij. "Dat ik mensen kan helpen."
En hij hoopt dat mensen hulp durven te vragen. "Stap naar voren. Vraag hulp. Mensen willen je heus helpen, maar je moet zelf de stoute schoenen aantrekken. Je hoeft je niet te schamen om te zeggen: 'Ik ben ook een soort Hans.'"
Bron: www.rtlnieuws.nl
21 Problemen met taal begrijpen
Bekijk de volgende fragmenten: 1) Wat is dyslexie? en 2) Andere mensen lezen veel sneller Werk samen met een klasgenoot.
a Vertel elkaar welke overeenkomsten de twee fragmenten hebben.
b Vertel elkaar welke verschillen de twee fragmenten hebben.
c Noteer in één zin wat dyslexie te maken kan hebben met laaggeletterdheid.
22 Problemen met taal verklaren
Lees de tekst: Juf Marieke en haar leerlingen zijn klaar met Franse leenwoorden.
a Wat is dit voor soort tekst?
◯ Het is een column waarin iemand zijn mening geeft over leenwoorden.
◯ Het is een nieuwsbericht over leenwoorden die lastig zijn.
◯ Het is een verhaal over een klas die leenwoorden vervelend vindt.
b Werk samen met een klasgenoot. Lees de theorie Hoofdgedachte
Bepaal de hoofdgedachte van de tekst.
Volg daarvoor de stappen uit de theorie.
1 Noteer het onderwerp van de tekst.
2 Noteer wat de schrijver van deze tekst vertelt over het onderwerp.
3 Vat de hoofdzaken over het onderwerp samen.
4 Beschrijf de hoofdgedachte in één complete zin.
THEORIE
Hoofdgedachte
De hoofdgedachte van een tekst is de kortst mogelijke samenvatting van een tekst. Als je het onderwerp en de hoofdzaken met elkaar verbindt, kun je de hoofdgedachte van een tekst meestal in één zin beschrijven.
De hoofdgedachte = het onderwerp + de hoofdzaken, beschreven in één zin.
Zo bepaal je de hoofdgedachte:
1 Schrijf het onderwerp van de tekst op.
2 Stel de vraag: Wat vertelt de schrijver van deze tekst over het onderwerp?
Zoek naar een aanwijzing in de titel, de inleiding of het slot.
3 Vat de hoofdzaken over het onderwerp samen.
4 Beschrijf de hoofdgedachte in één complete zin.
Let op: De hoofdgedachte is nooit een vraag.
c Bekijk nog een keer de fragmenten: 1) Wat is dyslexie? en 2) Andere mensen lezen veel sneller
Gebruik ook de teksten: Hans leerde schrijven op zijn 53ste en Juf Marieke en haar leerlingen zijn klaar met Franse leenwoorden.
Wat hebben de fragmenten en de teksten met elkaar te maken?
d Kijk naar bronnen bij de vorige vraag. Welke bron vind jij het betrouwbaarst als je meer te weten wilt komen over taalproblemen? Leg je antwoord uit.
www.degelderlander.nl
JUF MARIEKE EN HAAR LEERLINGEN ZIJN KLAAR
MET FRANSE LEENWOORDEN: 'WE WILLEN ZE GRAAG RETOURNEREN'
MARIEKE DOET PABO
De Nederlandse taal is niet de makkelijkste taal om te leren. Voor buitenlanders én basisschoolleerlingen. In het een-na-laatste jaar van de basisschool moeten ze zich nog echt de 'finesses' van de 'Nederlandse' spelling eigen maken.
Om te beginnen is daar onze werkwoordspelling. Om die te beheersen moet je veel oefenen en heel consequent een paar regels toepassen. Zonder dat laatste kom je namelijk nooit bij het goed geschreven antwoord. Want wat je hoort is zelden wat je schrijft.
En dan komt daar in groep zeven ook nog een hele zwik leenwoorden uit het Latijn, Frans en Engels bij, die ze moeten leren spellen. Dat begrip 'leenwoord'; daar heb ik wat moeite mee. Het suggereert namelijk dat je het kunt teruggeven.
Aquarium
Neem nou het woord aquarium, dat komt uit Latijn. Ik hoor akwaariejum maar ik schrijf totaal iets anders. Doe ze gewoon in een glazen vissenbak.
En: leuk dat het ooit usance was om Frans te spreken omdat het zo chique de friemel klinkt, maar ik zou die Fransozen maar wat graag hun leenwoorden teruggeven inclusief het woord retourneren, namens mijn groep 7-leerlingen.
Ben ik eerst in groep drie tijden bezig geweest om uit te leggen dat een o en een u samen als 'au of ou' klinken, wordt die ou in groep 7 ineens een oe. Dan ben je als juf echt even op je retour hoor.
12.000 Franse leenwoorden
Veel mensen klagen dat onze taal compleet is overspoeld door het Engels, maar wist u dat onze taal 12.000 Franse leenwoorden telt? Maar dat vinden we inmiddels zo normaal, dat we er niet eens meer bij stilstaan dat douche, trottoir en bureau gewoon puur Franse woorden zijn.
En ja, dat Engels komt er dan ook nog eens steeds meer bij. Want niemand is nog gewoon een afdelingshoofd van een hoofdkantoor, maar altijd een front office manager. Want dat klinkt natuurlijk veel belangrijker.
En echt hè? Meine Güte; halen ze in groep 7 EINDELIJK de ie en ei niet meer door elkaar, moeten ze het woord team leren. Dan schrijf je
ie dus ineens als ea. Dit alles moet ik ze dus allemaal leren in het kader van onze Neder -
landse spelling. Iets wat ik naturellement wél met heel veel joy en effort doe.
Bron: www.degelderlander.nl
23 Jongeren en lezen
Gebruik de tekst Is het erg dat jongeren minder boeken lezen?
a Bekijk de tekst.
Bespreek samen de volgende vragen.
1 Waar gaat de tekst over?
2 Wat weet je zelf al van het onderwerp?
3 Welke informatie zul je in de tekst tegenkomen, denk je?
4 Wat is de bron van de tekst?
b Lees de tekst nu helemaal.
Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
◯ Er wordt een programma voor jongeren ontwikkeld om meer te gaan lezen.
◯ Jongeren kijken liever naar Netflix dan dat ze een boek lezen.
◯ Jongeren moeten meer plezier gaan krijgen in lezen, want lezen is belangrijk en gebeurt te weinig.
c In de tekst zijn verschillende mensen aan het woord.
Vat samen wat elke persoon zegt.
Özcan 'Eus' Akyol:
Gerson Main: Kluun:
Gunay Uslu:
d Kijk nog eens naar je antwoorden op de vorige vraag. Lees de tekst nog eens vanaf alinea 5.
Kies de punten die jongeren kunnen motiveren om te lezen.
□ Bekende mensen kunnen met hun ervaringen jongeren uitdagen om te lezen.
□ Boekentips kunnen jongeren helpen een leuk boek te vinden.
□ Jongeren moeten elke dag vijf minuten lezen.
□ Jongeren moeten langer achter elkaar lezen, zodat ze echt in een boek kunnen duiken.
□ Jongeren moeten zelf kunnen kiezen wat ze lezen.
□ Op school moet de leraar jongeren verplichten om te lezen.
□ Volwassenen moeten bepalen wat jongeren lezen.
IS HET ERG DAT JONGEREN MINDER BOEKEN LEZEN?
'Ik merk dat leeshaat groeit. De weerzin is steeds groter.' Schrijver Özcan Akyol vertelt in de Boekenbal-uitzending van Khalid & Sophie dat Nederlandse jongeren minder lezen: er is sprake van ontlezing. Hoe erg is dat?
'De klus om jongeren aan het lezen te krijgen wordt steeds moeilijker', vertelt Özcan 'Eus'
Akyol. De schrijver legt op middelbare scholen uit waarom lezen zo belangrijk is en merkt daar dat er sprake is van ontlezing.
© Istock / PeopleImages
'Jongeren hebben duwtje in de rug nodig'
'Achteraf heb ik er spijt van dat ik niet meer heb gelezen', vertelt zanger Gerson Main in Na het Nieuws. Hij hield van lezen, tot het verplicht moest op de middelbare school. 'Ik denk dat veel jongeren daarom een duwtje in de rug nodig hebben. Geen dwang.’ Bijvoorbeeld met Booktok: een categorie op TikTok die jongeren aanspoort om te gaan lezen. Het aantal lezers
onder de 15- tot 24-jarigen steeg mede daardoor tijdens corona met zestien procent.
Toch maken veel mensen zich zorgen over het leesgedrag van jongeren: 42 procent van hen vindt het tijdverspilling en ze lezen gemiddeld slechts veertien minuten per dag. Drie boeken in een heel jaar is al veel, volgens Stichting Lezen. Hun behoeften worden vaak sneller vervuld door Netflix.
'Het lezen van boeken heeft mij wel echt tot een rijker mens gemaakt' 'Netflix is een soort kant-en-klaarmaaltijd', aldus schrijver Kluun, bekend van het boek Komt een vrouw bij de dokter. Hij vindt het jammer dat jongeren steeds minder lezen en spoort hen daarom met Booktoks aan om dat meer te gaan doen. 'Als je leest gaan je hersenen bedenken hoe die persoon en omgeving eruitziet. Dat is ook zo met luisterboeken.'
'Ik merk als ik een boek lees, hoe ik erin op kan gaan. Ik zie mezelf veranderen als ik een boek lees', vult zanger Gerson Main aan in Na het Nieuws. 'Als je een boek leest dan creëer je de hele wereld zelf. Terwijl wanneer je tv kijkt je alles geserveerd krijgt. Je hersenen gaan heel anders te werk. Je wordt creatiever.'
'Ik leefde heel afgezonderd in mijn eigen bubbel. Dankzij die boeken kwam ik in andere werelden terecht', aldus Eus. Hij raadt jongeren daarom
aan om minstens een half uur per dag te gaan 'diep lezen: zonder prikkels in het verhaal zitten, zodat je er helemaal in verdwijnt'.
'Het gaat erom dat je plezier hebt aan lezen'
'Lezen moet leuk zijn', vindt staatssecretaris voor Cultuur en Media Gunay Uslu in Op1. Ze ontwikkelt daarom samen met onderwijsminister Dennis Wiersma een programma om lezen te bevorderen. Scholen gaan hierin meer samenwerken met bibliotheken en leesconsulenten.
'Het gaat erom dat je plezier hebt aan lezen, want niets is leuker dan via een boek in hoofden van personages te kruipen en in een andere wereld te belanden.'
De verplichte literatuur op school, daar draait het volgens schrijver Kluun niet om. Hij vindt het vooral het allerbelangrijkst dát jongeren lezen. 'Daarna zien we wel weer verder.' [...]
24 Leesbevordering beoordelen
'De Weddenschap' is een programma om jongeren te motiveren om te lezen. Lees de tekst Kies je coach en lees mee. Bekijk ook de website www.deweddenschap.nl
a Op welke manier probeert De Weddenschap jongeren aan het lezen te krijgen?
Noem twee punten.
b Kijk naar de punten die je koos bij opdracht 23d. Welke drie punten vind je terug bij De Weddenschap?
c Denk je dat De Weddenschap jongeren motiveert om meer te gaan lezen?
Leg je antwoord uit.
d Word jij door De Weddenschap gemotiveerd om meer te gaan lezen? Leg je antwoord uit.
KIES JE COACH EN LEES MEE
De Weddenschap is een leesbevorderingscampagne voor leerlingen en docenten in het vmbo, praktijkonderwijs en mbo. Meedoen met de hele school kan natuurlijk ook. De deelnemers lezen drie boeken in zes maanden. Slaag je daarin, dan heb je de weddenschap gewonnen en maken docenten en leerlingen kans op prijzen en de landelijke schooltrofee.
Drie bekende Nederlanders staan model in de campagne als leescoach. Zij dagen, samen met docenten en bibliothecarissen, leerlingen uit om te gaan lezen. De leescoaches kiezen drie boeken en delen hun keuze in de startfilm en maken boekenvlogs. Elke leerling kiest drie passende boeken uit om binnen zes maanden te lezen. Om te helpen bij de keuze voor boeken geven leerlingen, docenten en leesprofessionals elkaar leestips en schrijven recensies. De uitdagers van dit schooljaar zijn Boaz, Sophie Straat en Wieger Hoogendorp.
Leescoaches:
40 45
Zanger
Deelnemers kiezen één van hen als leescoach. Na afloop ontvangen zij van hun leescoach een certificaat met daarop de covers van de gelezen boeken en een foto en handtekening van de leescoach. De belangrijkste leescoaches zijn natuurlijk de docenten. Tijdens het project maken zij boekentiplijsten en leuke opdrachten aan voor de leerlingen. Daarbij kan je kiezen voor bestaande en deze bewerken of geheel nieuwe maken. De campagne gaat van start op 1 november 2023 en wordt afgesloten op 30 april 2024.
Inclusief digitale toolkit met posters, contractborden en na afloop voor elke leerling een certificaat met de covers van de boeken, foto en handtekening van de leescoach en docent.
Deelname aan De Weddenschap is gratis.
Leescoach Boaz is zanger bij de populaire groep Goldband en won met zijn band verschillende prijzen zoals de mtv award.
"Ik kreeg met kerst altijd een boek van mijn vader. Lezen was voor mij altijd een manier om uit de realiteit te ontsnappen. Ik zocht altijd dikke boeken uit. Ik lees veel over de wereld. Het is net als met een film alleen maak je je personages zelf in je hoofd als je een boek leest.
Ik doe mee aan De Weddenschap omdat ik bang ben dat lezen anders vergeten wordt. Lezen geeft je nieuwe inzichten"
50 55
Zangeres
Leescoach Sophie Straat is zangeres en zingt een combinatie van levens- en protestliederen. "Als ik een nummer schrijf start ik eerst met het verhaal dat ik wil vertellen. Daarna volgt de muziek. Ik hou van verhalen en kan altijd inspiratie gebruiken bij het schrijven van mijn nummers. Ik ben dyslectisch, dat maakt het lezen soms lastig. Ik luister ook naar audioboeken.
Meedoen aan De Weddenschap? Laten we het gewoon doen, wordt leuk!"
Wieger Hoogendorp
Producer
Leescoach Wieger Hoogendorp is producer en muzikaal multitalent die artiesten als Caro Emerald, Goldband en Sophie Straat achter zijn naam heeft staan.
"Mijn vader hield van lezen en voorlezen. De liefde voor boeken heb ik van hem meegekregen. Ik ben een alleslezer, ik vind het leuk om mijn horizon te verbreden. Ik hou van historische boeken zoals boeken van Hilary Mantel. Ik doe mee aan De Weddenschap omdat ik het mooi vind om ook anderen enthousiast te maken voor een goed boek." 60 65
Bron: www.deweddenschap.nl
Problemen met taal beschrijven
25 Informatie verzamelen
Je hebt in de voorgaande opdrachten kennisgemaakt met problemen met taal. Je gaat je er nu meer in verdiepen. Lees de theorie Onderwerp verkennen
Onderwerp verkennen
Als je het onderwerp voor een tekst of presentatie hebt gekozen, dan ga je het onderwerp verkennen.
Je gaat na wat je allemaal over het onderwerp weet. Dit kun je op verschillende manieren doen:
• Beantwoord de 5W+1H-vragen bij het onderwerp.
• Maak een woordweb bij het onderwerp.
• Maak een overzicht van woordsoorten bij het onderwerp.
THEORIE
kranten tijdschriften
zelfstandige naamwoorden bij media bijvoeglijke naamwoorden bij media werkwoorden bij media
de krant, de radio, het tijdschrift, de televisie, het nieuws, de actualiteiten, de informatie, het artikel, de journalist, de presentator, de blog, het programma, de sociale media, de tweet
informatief, actueel, objectief, nieuwsgierig, communicatief, snelle, onafhankelijke
presenteren, schrijven, kijken, reageren, bloggen, delen, twitteren, communiceren, lezen, reageren
a Werk samen met een klasgenoot. Zorg voor minstens tien lege kaartjes. Bekijk de bronnen van deze paragraaf.
Noteer belangrijke woorden uit de bronnen op de kaartjes. Schrijf op elk kaartje één woord.
b In de theorie zie je een overzicht van woordsoorten. Neem drie A4'tjes. Schrijf op elk A4'tje een woordsoort: werkwoord – zelfstandig naamwoord – bijvoeglijk naamwoord.
Sorteer de kaartjes met woorden.
1 Geeft het woord een actie aan? Leg het kaartje bij de woordsoort Werkwoord. Bijvoorbeeld: lezen.
2 Is het de naam van een dier, ding of mens? Leg het kaartje bij de woordsoort Zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld: het boek.
3 Vertelt het woord iets over een zelfstandig naamwoord? Leg het kaartje bij de woordsoort Bijvoeglijk naamwoord. Bijvoorbeeld: gemakkelijk.
c Kies een van de taalproblemen uit de bronnen. Je gaat het taalprobleem straks beschrijven.
Bedenk vijf vragen bij het taalprobleem.
Begin elke vraag met een vraagwoord.
Taalprobleem:
1 Wie
2 Wat
3 Waarom
4 Hoe
5 Hoeveel
d Verzamel de antwoorden op jullie vragen.
• Gebruik daarvoor de bronnen uit deze paragraaf.
• Zet bij elk antwoord steeds de naam van de bron.
26
Verslag voorbereiden
Je gaat zo een verslag schrijven over een taalprobleem. Lees de theorie Verslag
THEORIE
Verslag
In een verslag geef je een beschrijving van een of meer gebeurtenissen, bijvoorbeeld je stage.
Er zijn twee soorten verslagen:
• Een zakelijk verslag. Hierin vertel je zo precies mogelijk wat er is gebeurd. Je noemt alleen feiten. Je eigen mening mag er niet in voorkomen. Een zakelijk verslag is dus een objectieve tekst.
• Een persoonlijk verslag. Hierin vertel je wat er is gebeurd en je geeft hierover je eigen mening. Een persoonlijk verslag is dus een subjectieve tekst.
a Bereid het schrijven van jouw verslag voor.
• Neem het Schrijfplan achter in het boek over.
• Gebruik het taalprobleem dat je koos bij opdracht 25c.
• Vul het eerste deel in.
• Bedenk zelf voor welk publiek je het verslag schrijft.
• Je verslag moet uit vijf alinea's bestaan: een inleiding, drie alinea's in het middenstuk en een slot.
b Gaan jullie een persoonlijk of zakelijk verslag schrijven?
Leg je antwoord uit.
c Bekijk de informatie die jullie verzameld hebben bij opdracht 25d kritisch.
Hebben jullie voldoende informatie gevonden om een compleet verslag te schrijven?
Zo niet, vul de informatie aan. Zoek eventueel online extra informatie op. Gebruik hiervoor niet meer dan vijftien minuten.
d Gebruik het schrijfplan.
Verdeel de gevonden informatie over drie alinea's in het middenstuk.
e Bedenk op welke manier jullie het verslag willen inleiden.
Schrijf dit bij Inleiding in het schrijfplan.
f Bedenk hoe jullie het verslag willen afronden.
Schrijf dit bij Slot in het schrijfplan.
27 Verslag schrijven
a Schrijf jullie verslag.
Maak gebruik van jullie schrijfplan. Let op deze punten:
• Zorg ervoor dat de opbouw van het verslag past bij het schrijfdoel Informeren
• Zorg dat het verband tussen de tekstdelen duidelijk is. Gebruik waar nodig signaalwoorden.
• Schrijf in de inleiding de hoofdgedachte van de tekst en kom daar in de aflsuiting op terug.
• Denk aan schrijfregel 11: Neem teksten nooit zomaar over. Schrijf de gevonden informatie dus niet letterlijk over, maar gebruik je eigen woorden.
• Maak een lijst van gebruikte bronnen aan het eind van het verslag.
b Wissel jullie verslag met een ander tweetal.
Bekijk elkaars verslag kritisch.
Let daarbij op de punten bij vraag a.
c Wissel de tips en tops uit.
Pas jullie verslag eventueel aan met behulp van de gekregen tips.
d Hoe is het schrijven van je verslag gegaan?
• Ik heb signaalwoorden voor tekstverbanden van opsomming en tegenstelling gebruikt.
• De hoofdgedachte is in de inleiding en afsluiting te herkennen.
• Ik heb informatie uit verschillende bronnen gebruikt.
• Het is duidelijk uit welke bronnen de informatie komt.
• Ik heb de gevonden informatie in mijn eigen woorden beschreven.
3.5 Taal in jouw toekomstig leven
LEERDOELEN
Je leert:
• informatie vinden, ordenen en structureren;
• beoordelen of informatie bruikbaar en betrouwbaar is;
• een tekst samenvatten;
• een tekst overzichtelijk opbouwen;
• informatie uit verschillende teksten samenvoegen in een verslag of presentatie.
Taal in de toekomst begrijpen
28 De invloed van taal
Je hebt al verschillende kanten van taal bekeken in dit hoofdstuk. In deze paragraaf ga je uitzoeken welke taal voor jouw toekomst belangrijk is en waarom dat zo is.
Bekijk het fragment De kracht van woorden. Werk samen met een klasgenoot.
a In het fragment zie je in het begin in het Engels staan: 'Ik ben blind, help me alsjeblieft.' Aan het einde vraagt de man: 'Wat heb je met mijn bord gedaan?' De vrouw zegt: 'Ik schreef hetzelfde, maar met andere woorden.' De vrouw veranderde de tekst in: Het is een prachtige dag en ik kan het niet zien.
Leg aan elkaar uit waarom mensen meer geld geven als ze lezen wat de vrouw schreef.
b De tekst waarmee het fragment afsluit is: Verander je woorden. Verander je wereld.
Leg deze tekst aan elkaar uit.
Maak gebruik van een voorbeeld uit je eigen leven.
29 Gebruikmaken van de invloed van taal
De manier waarop je communiceert, heeft invloed op hoe anderen jou zien. Dat weten bedrijven ook.
Lees de tekst Met straattaal proberen bedrijven jongeren naar hun vacatures te lokken
a Kijk nog eens naar het fragment De kracht van woorden
Wat heeft de tekst te maken met het fragment De kracht van woorden?
◯ Mensen reageren alleen op taal die ze herkennen. Je kunt dus het beste adverteren in taal die bij de mensen die je zoekt past, want anders begrijpen ze je niet.
◯ De taal die je gebruikt heeft invloed op de manier waarop een ander reageert. Dus als je mensen wilt laten reageren, kun je het beste taal gebruiken die hen aanspreekt.
◯ De tekst heeft helemaal niets te maken met het fragment.
b Zoek de woorden op in de tekst.
Verbind de woorden aan de juiste betekenis.
werven (regel 1)
recent (regel 7)
de beschikbare arbeidsplaats
duidelijk laten zien wie je bent laagdrempelig (regel 21) •
er iets mee te maken hebben de vacature (regel 36) •
gemakkelijk toegankelijk profileren (regel 65) •
kort geleden waarderen (regel 74) •
mensen zoeken om in dienst te nemen de bemoeienis (regel 82) • • op prijs stellen, respecteren
c Gebruik de theorie Kernzin en overige zinnen (paragraaf 2). Lees alinea 1 t/m 5. Welke zinnen zijn kernzinnen?
□ Om jongeren te werven wordt in vacatureteksten soms de taal aangepast. (regel 12)
□ "Jij wilt die doekoe verdienen voor die fissa's, patta' of die flexe waggie." (regel 45)
□ Geschreven door klantcontactcentrum Webhelp Nederland, dat werkt voor KPN. (regel 911)
□ Bij Indeed, de grootste vacaturesite van Nederland, zien ze het steeds vaker. Werkgevers die een bepaalde doelgroep proberen te bereiken en daarom hun vacatureteksten omgooien. (regel 1519)
□ Webhelp experimenteert zelfs met een 'emojivatie'. (regel 2021)
□ Een plaatje van een computer kan bijvoorbeeld betekenen dat iemand handig is met computers. (regel 2527)
□ "Door de krapte op de arbeidsmarkt is het moeilijker om personeel te vinden. En dus moeten werkgevers nieuwe dingen proberen om openstaande vacatures toch in te vullen." (regel 3034)
d Lees de rest van de tekst.
Noteer van alinea 6 t/m 10 zelf de kernzin. TIP
Vaak staat de kernzin aan het begin of aan het eind van de alinea.
• alinea 6:
• alinea 7:
• alinea 8:
• alinea 9:
• alinea 10:
e Je maakt een korte samenvatting van de tekst. Je gebruikt daarbij de hoofdgedachte en de belangrijkste zinnen van de tekst.
Kies de juiste hoofdgedachte van de tekst.
Let op: de hoofdgedachte gaat altijd over de héle tekst.
◯ Bedrijven gebruiken steeds vaker nieuwe manieren om jongeren over te halen om te solliciteren, omdat er veel vacatures open blijven staan.
◯ Het is niet handig dat er straattaal in vacatureteksten wordt gebruikt, omdat je die taal niet gebruikt om te zoeken in een zoekmachine.
◯ Zoeken naar jongeren die een baan zoeken gaat steeds gemakkelijker door het gebruiken van straattaal en emoji.
f De laatste alinea is het slot.
Op welke manier wordt de tekst afgesloten?
g Lees de door jou gekozen en geschreven zinnen bij vraag c en d achter elkaar. Lees ook de hoofdgedachte bij vraag e.
Noteer de inhoud van de tekst in je eigen woorden.
Gebruik ongeveer vijf zinnen.
MET STRAATTAAL PROBEREN BEDRIJVEN JONGEREN NAAR HUN VACATURES TE LOKKEN
Om jongeren te werven wordt in vacatureteksten soms de taal aangepast. Straattaal en Engelse termen zijn populair.
"Jij wilt die doekoe verdienen voor die fissa's, patta's of die flexe waggie." Het is geen zin uit een rapnummer van een paar jaar geleden, maar het komt uit een recente vacaturetekst voor de functie van 'belbaas' (callcentermedewerker) voor telecombedrijf KPN. Geschreven door klantcontactcentrum Webhelp Nederland, dat werkt voor KPN.
De straattaal in de tekst, doekoe (geld), fissa's (feestjes), patta's (schoenen) en waggie (auto) moet jongeren over de streep trekken om op de functie te reageren. Bij Indeed, de grootste vacaturesite van Nederland, zien ze het steeds vaker. Werkgevers die een bepaalde doelgroep proberen te bereiken en daarom hun vacatureteksten omgooien.
Webhelp experimenteert zelfs met een 'emojivatie'. Een laagdrempelige manier voor werkzoekenden om in contact te komen met recruiters. Via emoji's (digitale plaatjes) laten ze weten waar ze goed in zijn en wat ze zoeken in een nieuwe baan. Een plaatje van een computer kan bijvoorbeeld betekenen dat iemand handig is met computers.
Ze moeten wel, zegt Arjan Vissers van Indeed. Hij adviseert bedrijven over hoe ze het beste mensen kunnen werven. "Door de krapte op de
arbeidsmarkt is het moeilijker om personeel te vinden. En dus moeten werkgevers nieuwe dingen proberen om openstaande vacatures toch te in te vullen."
Straattaal is technisch niet handig
Een goede vacature verplaatst zich in de doelgroep en is tegelijkertijd goed vindbaar in de algoritmes van het internet, legt Vissers uit. "Het gebruik van straattaal spreekt een bepaalde doelgroep aan en doet iets met de uitstraling van het bedrijf. Maar een tekst met alleen maar straattaal is technisch gezien niet handig. Omdat algoritmes ervoor zorgen dat juist vacatures waarin woorden staan die werkzoekenden vaak gebruiken in zoekmachines, goed zichtbaar zijn."
Vissers: "Als je een baan zoekt, google je niet naar termen als 'fissa's'."
En dus zijn er woorden nodig die ervoor zorgen dat je een vacature snel te zien krijgt (zoektermen) en woorden die je vervolgens doen besluiten om te reageren (doelgroeptermen). Pure markering, geeft Vissers toe. En dat is een proces van vallen en opstaan. "Je ziet vaak dat bedrijven voor één vacature twee verschillende teksten maken en vervolgens kijken welke het beste werkt." [...]
Indeed ziet het gebruik van straattaal nu vaker, bij zowel grote als kleine bedrijven. Ook Engelse termen zijn in trek. Op dit moment neemt 'dataninja', een ander woord voor analist, aan populariteit toe. En bij ING werk je in een 'tribe' (stam) in plaats van in een team. Vissers: "We waarschuwen werkgevers wel, te veel nieuwe woorden en je hebt de kans dat je online onvindbaar wordt."
Profileren op inclusiviteit
Een andere trend die Vissers opvalt: steeds meer werkgevers die op zoek zijn naar jonge mensen profileren zich met hun inzet op diversiteit en inclusiviteit. "Anders dan vorige generaties vindt
vooral Generatie Z (jongeren geboren tussen 1995 en 2012, red.) het belangrijk dat bedrijven daarmee bezig zijn", zegt hij.
Hij adviseert werkgevers om intern te testen of een tekst door de doelgroep gewaardeerd wordt. "Je kunt jonge collega's om hun mening vragen", zegt hij. "Meet vervolgens wat wel en niet werkt door het aantal reacties bij te houden en sollicitanten om feedback te vragen."
30 Jouw taal in de toekomst
De functie van 'belbaas' is inmiddels ingevuld. Deze treedt in dienst bij Webhelp en wordt uitgeleend aan KPN. "De vacatureteksten zijn tot stand gekomen zonder bemoeienis van KPN en passen eigenlijk niet zo bij KPN", laat een woordvoerder van het Telecombedrijf weten.
Bron: www.trouw.nl
Je hebt gemerkt dat de manier waarop jij communiceert invloed heeft op het gedrag van de ander, en ook dat taal van een ander invloed heeft op jou. Daarom is het belangrijk dat je taal goed begrijpt. Wat vinden jongeren eigenlijk van taal en lezen?
Lees de tekst Leesvaardigheid jongeren in Nederland weer gedaald
a Lees de inleiding nog eens.
Op welke manier wordt de tekst ingeleid?
b In het PISAonderzoek worden de resultaten van Nederland vergeleken met die van veertien
EUlanden.
Wat kun je zeggen over de leesvaardigheid van Nederlandse jongeren?
◯ Nederlandse jongeren lezen beter dan jongeren uit andere Europese landen.
◯ Nederlandse jongeren lezen even goed als jongeren uit andere Europese landen.
◯ Nederlandse jongeren lezen minder goed dan jongeren uit andere Europese landen.
c Lees de meningen van de jongeren.
Met welke mening ben jij het helemaal eens?
Leg uit waarom.
d Met welke mening ben jij het helemaal niet eens?
Leg uit waarom.
e Je weet uit paragraaf 4 dat het lastig is te leven in de maatschappij als je laaggeletterd bent. Daarom zouden jongeren meer moeten lezen.
Beschrijf wat jij nodig hebt om meer te gaan lezen.
Bedenk het zelf en gebruik informatie uit de meningen in de tekst.
f In alinea 1 staat een tegenstelling.
Noteer de tegenstelling die in de tekst staat.
g Markeer in alinea 4 het signaalwoord dat de tegenstelling aangeeft.
h In de tekst staan enkele redenen waarom jongeren lezen: 'Ik vind Monica Geuze heel leuk, dus ik wil graag meer over haar te weten komen. [...] Andere jongeren lezen omdat ze even willen ontspannen, voor het slapen gaan of om lekker weg te dromen.' (regel 5055)
Wat is voor jou een reden om te lezen?
Geef elke reden een cijfer tussen de 1 en de 10 en leg uit waarom je dat cijfer geeft.
Lezen om meer te weten te komen over iemand die je bewondert: want
Lezen om te ontspannen: want
Lezen om weg te dromen: want
www.leesvaardigheid.nl
LEESVAARDIGHEID JONGEREN IN NEDERLAND WEER GEDAALD
Sinds 2000 wordt elke drie jaar onder andere de leesvaardigheid van 15-jarigen gemeten en internationaal vergeleken.
Dat gebeurt in het zogenaamde PISAonderzoek. Onderzoekers vergelijken de Nederlandse leerlingen met leerlingen uit de EU14: België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk en Zweden.
Een goede leesvaardigheid is belangrijk om met succes deel te nemen aan de maatschappij. Om bijvoorbeeld een baan te vinden of de betrouwbaarheid van informatie te kunnen beoordelen, moet je voldoende kunnen lezen en schrijven.
De uitslag van PISA-2022 laat zien dat de gemiddelde leesvaardigheidsscore lager is dan die van 2018 en ook lager is dat die van leeftijdsgenoten in andere landen uit de EU14. In de grafiek zie je dat deze daling al eerder is ingezet.
Doordat jongeren minder leesplezier hebben, lezen ze ook minder en daardoor gaat hun leesniveau omlaag. Uit een onderzoek door onderzoeksbureau Qrius in opdracht van Stichting Lezen blijkt dat de meeste jongeren lezen wel belangrijk vinden. Ongeveer een derde van de jongeren leest elke week een boek, maar de meeste jongeren lezen vooral op sociale media.
Gemiddelde toetsscores leesvaardigheid PISA-2003 t/m PISA-2022
Ongeveer de helft van de jongeren vindt boeken lezen niet leuk. Arran (14) zegt: "Een boek lezen kost me veel inspanning, ik moet me dan echt concentreren. Als ik thuiskom van school kijk ik liever een serie, dan kan ik even echt uitrusten." En Yara (15) mist het beeld bij lezen: “Ik vind het lastig om bij het lezen van een boek te bedenken hoe dat eruit ziet. Bij een film krijg je meteen een beeld, dan kan ik het verhaal veel beter volgen."
Een deel van de jongeren vindt het moeilijk om tijd te vinden om te lezen. Kobe (14) heeft zoveel tijd nodig voor zijn huiswerk, dat er nauwelijks tijd overblijft om iets leuks te doen. "Als ik klaar ben met mijn werk, dan kijk ik liever op mijn telefoon dan dat ik een boek lees." Ishaan (16) gaat liever gamen met zijn vrienden. "Bij lezen moet je stilzitten en je doet het alleen. Ik houd
31 Vaktaal moet je leren
niet van stilzitten en doe liever iets samen met mijn vrienden." Toch zijn er ook jongeren die best een boek willen lezen. Vooral boeken over bekende Nederlanders spreken jongeren aan. Jolisa (15): "Ik vind Monica Geuze heel leuk, dus ik wil graag meer over haar te weten komen. Ik lees alleen wat ik interessant vind, de rest sla ik over." Andere jongeren lezen omdat ze even willen ontspannen, voor het slapen gaan of om lekker weg te dromen.
Er zijn al langer zorgen over de achteruitgaande leesvaardigheid en het verminderde leesplezier van jongeren. Om dit tegen te gaan, zijn reeds diverse maatregelen genomen en programma's om lezen te motiveren ontwikkeld.
Bron:
Anneke Luijendijk
Bekijk het fragment Wat is jargon? Lees de theorie Aantekeningen maken (paragraaf 3). Maak aantekeningen van de informatie in het fragment.
a Vaktaal wordt ook wel vakjargon of jargon genoemd. Leg in je eigen woorden uit wat jargon betekent.
b Je hebt eind vorig jaar al een profiel gekozen voor de bovenbouw.
Welk profiel heb je gekozen?
□ Bouwen, wonen en interieur
□ Produceren, installeren en energie
□ Mobiliteit en transport
□ Media, vormgeving en ICT
□ Maritiem en techniek
□ Zorg en welzijn
□ Economie en ondernemen
□ Horeca, bakkerij en recreatie
□ Groen
□ Dienstverlening en producten
c Denk na over welk beroep je zou willen kiezen in de toekomst. Noteer het beroep in het midden van een A4'tje.
Maak een woordveld met woorden die bij dit beroep horen.
• Zoek eventueel op internet naar meer informatie als je weinig woorden weet.
• Doe dat maximaal vijf minuten.
d Werk samen met een klasgenoot. Bekijk om de beurt elkaars woordveld. Markeer de woorden die volgens jullie bij het jargon van het beroep horen. Check of jullie de woorden begrijpen.
e Bedenk een manier om de gevonden woorden te bewaren.
Vul de woorden aan in de komende lessen.
Taal in de toekomst gebruiken
32 Je eigen taalkennis uitbreiden
Bedrijven en werkgevers doen al meer aanpassingen om bij de taal van jongeren aan te sluiten.
Toch zul je veel moeten leren om in de toekomst een baan te krijgen en goed te kunnen werken. In dit hoofdstuk heb je veel gelezen over en geluisterd naar informatie over straat en streektaal, verandering van taal, taalproblemen en creatieve taal. Ook heb je nagedacht over vaktaal die bij jouw richting past. In deze paragraaf bereid je je voor op de taal die je nodig hebt in jouw toekomst.
a Denk na over jouw taalgebruik.
Vul het taalpaspoort in.
Taalpaspoort van:
a Mijn thuistaal:
b Andere talen die ik spreek:
c Taal die ik het liefst spreek:
d Taal die ik het best spreek:
e (Vak)taal die ik wil leren:
f Taal die ik nodig heb voor mijn toekomst:
g Mooiste woord:
h Woord dat bij mij past:
b Bekijk in je taalpaspoort de vakken e en f.
Noteer wat je nodig hebt om deze taal of talen te leren.
Maak een lijst. Denk bijvoorbeeld aan:
• Wie kan je helpen?
• Waar kun je de taal leren?
• Wat helpt om de taal beter te spreken?
• Welke ervaringen heb je nodig?
c Vergelijk je antwoorden met die van een klasgenoot. Vul je lijst eventueel aan.
d Maak een plan om deze taal te leren.
Vul de tabel in.
Beschrijf:
1 wat je precies wilt leren: wat is je doel?
2 waar je nu staat: wat kun je al?
3 in welke volgorde je deze taal wilt leren.
4 wat je gaat doen om deze taal te leren.
mijn toekomstige taalplan
Dit wil ik leren:
Dit kan ik al:
volgorde:
acties:
e Vergelijk je plan met dat van een klasgenoot. Pas het eventueel aan en bewaar het goed.
33 Een verslag voorbereiden
Op school, op je stage of op je werk kom je vaktaal tegen. Je gaat een verslag schrijven over het taalgebruik op een van deze plekken. Je gebruikt ook de bronnen uit dit hoofdstuk om meer informatie over het taalgebruik te geven.
Lees de theorie Verslag (paragraaf 4), Informatie zoeken (paragraaf 3) en Informatie beoordelen
Bekijk alvast waar je verslag aan moet voldoen bij opdracht 34b.
Informatie beoordelen
THEORIE
Niet alle informatie die je leest of hoort, is betrouwbaar. Als je informatie van internet haalt voor een tekst, gebruik dan alleen betrouwbare informatie. Om erachter te komen of de website en de informatie erop betrouwbaar zijn. Stel je jezelf de volgende vragen:
• Wie heeft de informatie op internet gezet?
• Weet de schrijver veel van het onderwerp af? Is de schrijver een deskundige?
• Kun je de inhoud controleren met behulp van andere bronnen?
• Wat is het doel van de informatie? Wil de schrijver je informeren, overtuigen of overhalen? Informerende teksten zijn het meest betrouwbaar.
• Is de informatie niet verouderd?
• Worden er weinig tot geen spel of taalfouten gemaakt?
a Gebruik een schrijfplan. Kies een onderwerp voor je verslag: een dag op je werk, een dag op je stage of een dag op school.
Vul het eerste deel van het schrijfplan in.
Je schrijft het verslag voor je medeleerlingen en docent. Het doel is informeren en ervaringen delen.
b Bereid de dag die je gaat volgen voor.
Maak aantekeningen tijdens of na de dag.
Let op die dag op de volgende punten:
• de taal die met jou wordt gesproken
• de taal die anderen met elkaar spreken
• de vaktaal die gebruikt wordt
• jouw gevoel tijdens momenten waarop je met anderen spreekt
• grappen die gemaakt worden
c Je hebt aantekeningen gemaakt van je dag op je werk, stage of op school.
Vul het middelste deel van het schrijfplan in.
Gebruik je aantekeningen om drie alinea's te vullen.
Houd ruimte over om later nog een vierde alinea te vullen.
d Je hebt in je schrijfplan jouw ervaringen met taal op school, je stage of je werk beschreven. Dit zijn onderwerpen waarover je in dit hoofdstuk meer te weten bent gekomen. Lees je schrijfplan door en bekijk welke informatie uit de bronnen van dit hoofdstuk je kunt toevoegen in het middelste deel van je schrijfplan.
Schrijf drie zoekvragen op.
VOORBEELD
Je hebt gepraat met iemand op school die een dialect spreekt. Je hebt jouw ervaring opgeschreven, maar wil nog toevoegen of iemand die dialect spreekt ook zonder dialect kan spreken. Je noteert dan de zoekvraag: Kan iemand die dialect spreekt ook zonder dialect spreken?
e Zoek de antwoorden op je vragen op.
• Maak aantekeningen.
• Gebruik eerst de bronnen uit het hoofdstuk.
• Vind je niet wat je zoekt, zoek dan verder op internet. Let op: gebruik daar niet meer dan vijftien minuten voor.
• Beoordeel je gevonden bronnen op betrouwbaarheid.
f Je hebt drie alinea's gevuld met je ervaringen en eventuele aanvulling uit de bronnen. Je voegt nog een vierde alinea toe. Bereid je vierde alinea voor.
Bedenk welke moeilijkheden jij op je werk/stage/school tegen zou komen als je niet goed kunt lezen en schrijven, dus als je laaggeletterd bent.
Noteer dit in je schrijfplan als vierde alinea van je middenstuk.
34 Een verslag schrijven
a Gebruik je schrijfplan uit opdracht 33. Schrijf een kladversie van je verslag.
Let op deze punten:
• Noem in de inleiding het onderwerp en de hoofdgedachte.
• Beschrijf in het middenstuk jouw dag op je werk/stage/school. Vertel je ervaringen en beschrijf je mening. Vul deze alinea's aan met de informatie die je vond met je zoekvragen.
• Noem in je vierde alinea over laaggeletterdheid alleen feiten.
• Begin of eindig elke alinea met een kernzin waarin je de hoofdzaak noemt. Geef extra informatie, uitleg of voorbeelden in de overige zinnen.
• Herhaal in het slot de hoofdgedachte.
• Gebruik formele taal (nette woorden).
• Denk aan de schrijfregels.
• Zet een korte, duidelijke titel boven je verslag.
• Zet je voor en achternaam onder je verslag.
• Noteer de bronnen waaruit je informatie komt.
• Zorg ervoor dat je verslag minimaal 200 woorden telt.
b Ruil je verslag met dat van een klasgenoot.
Lees het verslag van je klasgenoot en beantwoord de volgende vragen met ja of nee. ja nee
• Staat er een titel boven de tekst?
• Worden het onderwerp en de hoofdgedachte in de inleiding genoemd?
• Is de tekst verdeeld in goed zichtbare alinea's?
• Begint of eindigt elke alinea van het middenstuk met een kernzin waarin de hoofdzaak wordt genoemd?
• Wordt de hoofdgedachte in het slot herhaald?
• Heeft je klasgenoot zijn voor en achternaam onder zijn verslag gezet?
• Heeft je klasgenoot zich gehouden aan de schrijfregels?
• Is het taalgebruik formeel?
• Zijn de bronnen genoteerd?
• Bestaat het verslag uit minimaal 200 woorden?
c Geef aan welke informatie jij overbodig vindt in het verslag van je klasgenoot.
Doe dit door woorden of zinnen te markeren. Schrijf onder de tekst waarom je deze informatie niet belangrijk vindt.
d Geef het verslag terug.
Lees de antwoorden op de vragen bij vraag b. Verbeter je verslag. Houd rekening met de feedback van je klasgenoot.
e Beoordeel je eigen verslag.
Hoe is het schrijven van je verslag gegaan?
• De opbouw van de tekst past bij het schrijfdoel informeren
• Ik heb meningen en feiten beschreven.
• Ik ben elke alinea met een kernzin begonnen of geëindigd.
• Ik heb informatie uit verschillende bronnen toegevoegd.
• Het is duidelijk uit welke bronnen de informatie komt.
• Ik heb formele taal gebruikt en gelet op de schrijfregels.
3.6 Eindopdracht
LEERDOELEN
• Je past toe wat je in dit hoofdstuk hebt geleerd.
Verslag over lezen
Inleiding
Je hebt in dit hoofdstuk gelezen over de problemen van volwassen mensen die moeite hebben met lezen en schrijven. Je ontdekte ook hoe belangrijk het is voor jongeren om op voldoende niveau te kunnen lezen als ze van school gaan, zodat ze volwaardig mee kunnen doen in de maatschappij. Toch vinden veel jongeren lezen tijdverspilling en lezen vaak alleen omdat het moet. Hoe is het bij jou op school met lezen gesteld? Op welke manier kun je klasgenoten motiveren om meer te gaan lezen? In deze eindopdracht onderzoek je het lezen bij jou op school, schrijf je hierover een verslag en bedenk je een manier om lezen leuk te maken.
Lees de eindopdracht eerst helemaal, zodat je weet wat je moet doen. Bekijk ook alvast het beoordelingsmodel.
Beoordelingsmodel
Let bij het beoordelen van je verslag op deze punten:
• De opbouw van de tekst past bij het schrijfdoel informeren
• Ik ben elke alinea met een kernzin begonnen of geëindigd.
• Ik heb formele taal gebruikt en gelet op de schrijfregels.
• Ik heb signaalwoorden voor opsomming of tegenstelling gebruikt.
• In de inleiding is de hoofdgedachte van het verslag duidelijk.
Informatie verzamelen
a Om het onderwerp te onderzoeken, bedenk je eerst een aantal onderzoeksvragen. Noteer zes onderzoeksvragen.
• Bedenk twee vragen over het belang van lezen, twee over motivatie van jongeren om te lezen en twee over manieren om lezen te stimuleren.
• Maak van je tweede vraag steeds een doorvraag op je eerste vraag.
b Zoek antwoorden op je vragen.
• Zoek eerst in de bronnen van dit hoofdstuk.
• Kun je niet alle antwoorden vinden zoek dan verder op internet. Gebruik hiervoor niet meer dan 30 minuten.
• Maak aantekeningen van de antwoorden op je zoekvragen. Je kunt deze aantekeningen, verdeeld over drie alinea's, ook alvast in je schrijfplan noteren.
• Noteer bij je aantekeningen de bron waarin je de informatie vond.
Vraaggesprek houden
Om bij jou op school te onderzoeken of leerlingen lezen en wat hun mening over lezen is, houd je een vraaggesprek. Je kunt een mondeling interview houden met enkele leerlingen of een schriftelijke enquête maken voor een grotere groep leerlingen.
Noteer vier tot zes vragen.
Bedenk zowel open als gesloten vragen.
Enquête houden
Houd je een interview, sla deze vraag dan over.
Werk je vragen uit de vorige opdracht uit tot een enquêteformulier.
• Typ je vragen duidelijk en in goede zinnen.
• Geef na elke vraag ruimte om een antwoord te noteren.
• Geef eventueel keuzeantwoorden, zodat het voor jou gemakkelijker is om de antwoorden te verwerken.
• Zet erbij wie je bent, waarom je deze enquête houdt en wat je met de antwoorden gaat doen. Zet er ook bij hoe ze het ingevulde formulier weer aan jou terug kunnen geven.
• Zorg voor voldoende exemplaren van je enquêteformulier.
Interview houden
Houd je een enquête, sla deze vraag dan over.
Werk je vragen uit de vorige opdracht uit tot een voorbereiding voor je interview.
• Zet je vragen zo op een vel papier dat je er aantekeningen bij kunt maken.
• Bedenk hoe je je interview begint en afsluit.
• Bedenk welke mensen je gaat interviewen.
Vraaggesprek houden
Houd je enquête of interview.
Interview:
• Stel de vragen die je hebt gemaakt.
• Noteer de antwoorden van de ander goed leesbaar bij je vragen.
• Kijk hoe je de antwoorden kunt gebruiken in je verslag.
Enquête:
• Verzamel de ingevulde enquêteformulieren.
• Zoek naar overeenkomsten en verschillen. Kijk of je de resultaten kunt beschrijven als: meer dan de helft van de leerlingen..., of: enkele leerlingen vinden...
Schrijfplan maken
Gebruik je aantekeningen en de resulaten van de interviews of de enquête. Vul het schrijfplan in voor een verslag van vijf alinea's.
• Bedenk voor welk publiek jouw verslag bedoeld is.
• Gebruik een pakkende manier om je verslag in te leiden.
• Sluit je verslag af met een advies.
• Verdeel je informatie logisch over de alinea's.
Je verslag schrijven
a Schrijf je verslag in klad.
• Beschrijf in een pakkende inleiding het onderwerp en de hoofdgedachte.
• Verdeel het middenstuk in alinea’s. Behandel in elke alinea een ander deelonderwerp.
• Begin of eindig elke alinea van het middenstuk met een kernzin. Geef extra informatie of voorbeelden in de overige zinnen.
• Maak gebruik van signaalwoorden voor opsomming of tegenstelling.
• Herhaal in het slot de hoofdgedachte in andere woorden. Sluit af met een vraag.
• Je verslag moet bestaan uit minimaal 200 woorden.
• Denk aan de schrijfregels.
• Gebruik formele taal.
b Werk samen met een klasgenoot.
Lees elkaars verslag kritisch door en geef elkaar feedback. Let daarbij op de punten bij vraag a.
c Schrijf je verslag in het net.
d Bedenk een opvallende titel en plaats tussenkopjes.
Maak daarbij creatief gebruik van taal. Kijk eventueel naar de bronnen van opdracht 16.
e Voeg een illustratie, foto of emoji toe die bij jouw verslag past.
Je verslag evalueren
Hoe beoordeel je jouw verslag?
• De opbouw van de tekst past bij het doel informeren
• Ik ben elke alinea met een kernzin begonnen of geëindigd.
• Ik heb formele taal gebruikt en gelet op de schrijfregels.
• Ik heb signaalwoorden van tekstverbanden van opsomming of tegenstelling gebruikt.
• In de inleiding is de hoofdgedachte van het verslag duidelijk.
3.7 Terugblik
• Je kijkt terug op je werk.
Wat neem ik mee?
LEERDOELEN
In dit hoofdstuk heb je veel gelezen, gehoord en geleerd over taal. Je hebt hier extra informatie over opgezocht. Je hebt deze kennis toegepast in een vraaggesprek en hiervan een verslag geschreven.
Kijk nu terug op de leerdoelen van het hoofdstuk. Oefen daarna verder op je eigen niveau.
a Heb je de leerdoelen van dit hoofdstuk bereikt?
• Ik kan informatie vinden, ordenen en structureren.
• Ik kan beoordelen of informatie bruikbaar en betrouwbaar is.
• Ik kan de hoofdpunten van fragmenten begrijpen.
• Ik kan relaties leggen tussen teksten en tussen tekst en beeld.
• Ik kan het onderwerp en de deelonderwerpen van een tekst en fragment bepalen.
• Ik kan verbanden voor opsomming en tegenstelling herkennen en gebruiken.
• Ik kan kernzinnen in een tekst herkennen.
• Ik kan een tekst samenvatten.
• Ik kan een tekst overzichtelijk opbouwen.
• Ik kan informatie uit verschillende teksten samenvoegen in een verslag of presentatie.
• Ik kan informatie verzamelen en verwerken via een vraaggesprek. ◯
• Ik kan het doel van mijn gesprek duidelijk maken.
b Kies twee leerdoelen die je nu goed kunt
In welke opdrachten in dit hoofdstuk zie je dat je dit goed kunt?
Noem bij elk leerdoel een opdracht.
c Met welk leerdoel wil je verder oefenen?
Denk na hoe je dat zou kunnen doen.
VERDER OEFENEN?
Via Op niveau online kun je verder oefenen op jouw niveau. Kijk naar de smileys die je hebt gekozen en bepaal wat bij jou past:
Heb je vooral en gekozen? Doe dan de basisopdrachten. Heb je vooral en gekozen? Doe dan de plusopdrachten.
Wij zijn taal
We hebben letters in ons DNA en in onze chromosomen. Zelfs een bloedgroep met één of twee letters. Het hele alfabet zit in ons. Taal zit in ons. Zo kunnen we uitdrukken wie we zijn, wat we denken en wat we voelen. Bovendien helpt taal ons om contact met anderen te maken en de wereld te begrijpen. Met Op niveau ontdek je het plezier, de kracht en de duizend-en-een mogelijkheden van taal.
Elk mens wil zo goed mogelijk uit de verf komen. Jezelf ontwikkelen tot wie je bent. Taal is daarin onmisbaar. In deze lesmethode ontdek je stap voor stap hoe taal je belevingswereld vergroot. Daarom is Nederlands in Op niveau niet in losse delen geknipt – van taalkennis tot persoonlijke vaardigheden – maar zien we het als een stevig vlechtwerk, dat je zelf creëert. Zo ervaar je het nut en de noodzaak van de lesstof. Van a tot z. Want ook jij bent taal.