Zelfstandig werken Extra instructie/differentiatie
LE S INHOUD
Denken
U kunt in deze les een instructiefilmpje inzetten. Introductie • Vraag de leerlingen of ze nog weten wat een zelfstandig naam woord en wat een lidwoord is. Ga naar het digibord en volg de stappen. Tik op ‘Introductie’ en doe de oefening. • Bespreek kort de leerdoelen met de leerlingen.
5
Doen
Instructie • Tik op ‘Instructie’ en doe de oefening. Laat de leerling die een goed antwoord geeft zijn antwoord uitleggen. 35 1
2
3
4 5
1 2
3 4 5
6 7
Terugkijken
5
Opdrachten werkschrift De leerlingen schrijven zelfstandige naamwoorden voor mensen, dieren en dingen in de tabel. Zo oefenen ze wat zelfstandige naamwoorden zijn. De leerlingen geven aan of een woord in enkelvoud of meervoud staat. Ze maken een goede zin met het woord en laten op die manier zien dat ze begrijpen wat enkelvoud en meervoud is. De leerlingen schrijven de zelfstandige naamwoorden en de lid woorden bij de afbeelding. Het gaat om verkleinwoorden, enkel voud en meervoud. De leerlingen maken samenstellingen en kiezen het goede lidwoord. De leerlingen beantwoorden vragen over (verkleinwoorden) enkelvoud en meervoud. Ze maken zelf nieuwe samenstellingen en schrijven de goede lidwoorden erbij.
Introductie NT2 Laat leerlingen voorbeelden geven van zelfstandige naam woorden uit hun moedertaal. Heeft hun moedertaal ook lidwoorden? Opdracht 4 werkschrift Taalsterk Laat de leerling meer samen stellingen opschrijven in hun schrift. Hoeveel samenstellingen hebben ze bedacht?
Opdrachten maatschrift De leerlingen kleuren de zelfstandige naamwoorden voor mensen, dieren en dingen. De leerlingen herkennen enkelvoud en meervoud en geven dat aan door bij elk zelfstandig naamwoord een kruisje te zetten in het goede rijtje. De leerlingen herkennen de zelfstandige naamwoorden en de lidwoorden die erbij horen. De leerlingen beantwoorden vragen over lidwoorden bij meervoud, verkleinwoord enkelvoud en verkleinwoord meervoud. De leerlingen vullen het goede lidwoord in. Ze maken onderscheid tussen verkleinwoord enkelvoud en meervoud en zelfstandig naamwoord meervoud. De leerlingen lezen de woorden goed en kleuren alleen de vakjes met de samenstellingen. De leerlingen zoeken in hun leesboek drie zelfstandige naam woorden. Ze maken er een tekening van. Reflectie • Weten de leerlingen nu wat een zelfstandig naamwoord is? Weten ze wat een lidwoord is? Tik op ‘Reflectie’ en doe de oefening. • Laat een aantal leerlingen een zin bedenken met daarin een lidwoord en een zelfstandig naamwoord in enkelvoud, meervoud of een verkleinwoord. Schrijf de zinnen op het digibord. Laat een andere leerling de woorden benoemen.
21