Handleiding taal groep 4 blok 1

Page 15

Zelfstandig werken Extra instructie/differentiatie

LE S INHOUD

Introductie • Vraag de leerlingen wie er wel eens een uil heeft gezien, wat dat voor een vogel is (roofvogel, nachtvogel) en wat een uil eet. • Ga naar het digibord en volg de stappen. Tik op ‘Introductie’ en doe de oefening. • Bespreek de leerdoelen in het werk- en maatschrift.

Denken

5

Doen

Instructie • Lees samen de tekst De uil. Dit is een weettekst. Je kunt er iets van leren. Vraag waar je zo’n tekst kunt tegenkomen (in een schoolboek). Bespreek de schooltaalwoorden. • Bespreek hoe de opdrachten gemaakt moeten worden. Benadruk vooral opdracht 1. • Tik op ‘Instructie’ en bespreek wat je kunt doen als je in een tekst een moeilijk woord tegenkomt. Je kunt dan naar de afbeelding kijken, een stukje teruglezen, kijken of het woord in de tekst uitgelegd wordt of het woord in stukjes verdelen. 35 1

2 3

4

5

1

2 3 4 5

6

Terugkijken

5

Opdrachten werkschrift Deze opdracht gaat over de tekstsoort (weettekst) en de opbouw van een tekst. Benoem dat dit een schoolboektekst is. Die kom je vooral tegen in schoolboeken. Je kunt er iets van leren. De leerlingen semantiseren de schooltaalwoorden door ze te verbinden met hun betekenis. De leerlingen consolideren doelwoorden uit les 3 door ze te groeperen, te verbinden met afbeeldingen en door er een woordparaplu mee te maken. De leerlingen maken een puzzel met woorden uit les 3 en les 4. Om de antwoorden te vinden, moeten ze de woorden in de context van de gegeven zinnen herkennen. De leerlingen maken een woordtrap met een schooltaalwoord. Hiermee wordt duidelijk of ze de betekenis kennen.

Opdracht 1 Dyslexie Geef het printblad met de tekst De uil in een aangepast lettertype. Opdracht 4 werkschrift Taalsterk Geef de leerlingen de ingevulde puzzel en laat ze er zelf omschrijvingen bij bedenken. Coöperatieve werkvorm Opdracht 4 werkschrift Leerling 1 leest de zin die bij de puzzel staat. Leerling 2 geeft het antwoord. Pas als ze het eens zijn, schrijven ze ieder het woord in hun puzzel. Dan wisselen ze van rol.

Opdrachten maatschrift Deze opdracht gaat over de tekstsoort (weettekst) en de opbouw van een tekst. Door het beantwoorden van de vragen komen de leerlingen meer te weten over strategieën bij het lezen van een weettekst. De leerlingen verbinden de doelwoorden met de betekenis. De leerlingen semantiseren de schooltaalwoorden door ze aan afbeeldingen te koppelen. De leerlingen consolideren doelwoorden uit les 3 door ze te groeperen en te verbinden met afbeeldingen. De leerlingen lezen zinnen waarin doelwoorden uit les 3 en schooltaalwoorden zijn opgenomen. Ze geven aan of de beweringen waar zijn. Zo tonen ze of ze de betekenis van de woorden weten. De leerlingen maken een woordtrap met een schooltaalwoord. Hiermee wordt duidelijk of ze de betekenis kennen. Reflectie • Bespreek de leerdoelen met de leerlingen. Vraag of ze de tekst De uil begrepen hebben. Benoem dat de leerlingen dit soort teksten vaak in schoolboeken zullen tegenkomen. • Tik op ‘Reflectie’ en doe de oefening. Vraag wat je kan helpen om een weettekst te begrijpen. Je kunt kijken wat voor soort tekst het is, je kunt kijken naar de titel en je kunt proberen om achter de betekenis van moeilijke woorden te komen.

15


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
Handleiding taal groep 4 blok 1 by ThiemeMeulenhoff - Issuu