2
Afsluiting
Leerdoelen 2.1 Je kunt uitleggen onder welke omstandigheden Nederland in 1814 een koninkrijk en een eenheidsstaat werd. Je weet hoe de gang van zaken is rond de troonopvolging. 2.2 Je kunt uitleggen dat de grondwet van 1815 veel macht gaf aan de koning en weinig aan het parlement. 2.3 Je kunt uitleggen waarom koning Willem I tegen de grondwet van 1840 was, maar deze toch moest accepteren. 2.4 Je kent de achtergronden van de totstandkoming van de grondwet van 1848. 2.5 Je kent de belangrijkste wijzigingen in de grondwet van 1848 en snapt waarom deze passen in de ontwikkeling naar een democratische rechtsstaat. 2.6 Je kunt uitleggen dat de grondwet van 1848 kenmerkend is voor een klassieke rechtsstaat.
Begrippen censuskiesrecht Het kiesrecht voor de vertegenwoordigende lichamen geldt alleen voor mannelijke kiezers die jaarlijks een bepaald bedrag aan belasting betalen. constitutionele monarchie Een monarchie, waarin de macht van de vorst beperkt wordt door de grondwet waarin de rechten van de vorst en het volk zijn vastgelegd. Koninklijk Besluit Een besluit van de regering (tot 1848 de koning) dat kan worden genomen zonder toestemming van het parlement. klassieke rechtsstaat De rechtsstaat waarin de klassieke grondrechten zijn opgenomen in de grondwet.
nachtwakersstaat Staat met zo weinig mogelijk overheidsbemoeienis. De staat heeft een beperkt aantal taken zoals het handhaven van de veiligheid door politie en leger en het handhaven van de rechtsorde. parlementair stelsel Regeringsstelsel waarbij het parlement beslist over het beleid. De ministers zijn bij het parlementaire stelsel verantwoording schuldig aan het parlement. Dat houdt in dat bij een conflict tussen ministers en het parlement, het laatste woord is aan het parlement en de ministers hun ontslag moeten aanbieden. proclamatie Openbare bekendmaking of afkondiging door de overheid. recht van amendement Recht van Kamerleden om wijzigingen of aanvullingen aan te brengen in wetsvoorstellen. recht van enquête Recht van Kamerleden om buiten de regering om een onderzoek in te stellen naar het handelen van de regering. Dit gebeurt op kosten van de staat. recht van initiatief Recht van Kamerleden om een wetsvoorstel in te dienen. recht van interpellatie Recht van Kamerleden om ministers ter verantwoording te roepen. Hiervoor is een Kamermeerderheid nodig en de minister(s) moet(en) verschijnen in het parlement.
Slotopdracht
Maak een kolommenschema van twee kolommen. Schrijf in de linkerkolom de namen van de twee koningen. Noteer in de rechterkolom beknopt wat er aan het einde van hun koningschap was veranderd met betrekking tot de democratische rechtsstaat.
Koning Willem I wordt ingehuldigd als soeverein vorst 1814 Grondwet 1815 door de samenvoeging van Nederland, België en Luxemburg 1815
1750
1800
1830 Belgische Opstand
1850
Grondwetswijziging 1840 Grondwet van 1848: invoering ministeriële verantwoordelijkheid 1848