7.1
De Verlichting Kenmerkend aspect
Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek en sociale verhoudingen.
bron 6
Minister Colbert stelt aan Lodewijk XIV nieuwe leden voor van de Académie des Sciences. Schilderij van Henri Testelin uit 1667.
De kern De Franse koning Lodewijk XIV ontvangt aan het hof te Versailles nieuwe leden van de Academie voor Wetenschap pen (bron 6). Hij en zijn opvolgers waren opgetogen over de nieuwe geografische en natuurwetenschappelijke ontdek kingen. Graag lieten zij zich daarover informeren. Van verlichtingsfilosofen die kritiek hadden op de standen maatschappij en op hun absolute macht moesten zij echter niets hebben. In de standenmaatschappij bezaten geestelijkheid en adel privileges, terwijl de burgers en boeren die twee standen door middel van belastingen onderhielden. De koning regeerde als absoluut vorst en was de hoogste rechter. John Locke en Jean-Jacques Rousseau vonden dat de sociale en bestuurlijke verhoudingen onevenwichtig waren. Beide filosofen waren tegenstander van het droit divin: de opvatting dat de macht van de koning van God afkomstig zou zijn. Volgens deze voorstanders van de volkssoevereiniteit hoorde de bestuursmacht bij het volk te liggen en moest de koning verantwoording aan het volk afleggen. Ook Montesquieu verwierp in zijn De l’Esprit des Lois het absolute koningschap. Het volk diende de wetgevende macht te bezitten met als
uitvoerende macht de koning en zijn ministers. De rechterlijke macht diende in handen te zijn van onafhankelijke rechters. Deze driedeling van de staatsmacht heet de trias politica. Perspectief Het waren Locke, Rousseau en Montesquieu die de revolutionairen aan het einde van de achttiende eeuw een alternatief boden voor het absolute koningschap. De Amerikaanse Onafhankelijkheidsstrijd, de Patriottenbeweging in de noordelijke Nederlanden en de Franse Revolutie komen voort uit de gedachten van volkssoevereiniteit en trias politica. De principes van volkssoevereiniteit en driedeling van de staatsmacht vormen de basis van de staatsinrichting van de huidige westerse democratieën, ook de Nederlandse.
Onderzoeksvraag
Welke kritiek hadden de verlichte denkers op de standenmaatschappij en het absolute koningschap?