Spelling
2
Opdracht 7 T1
B
1 Vervoeg het werkwoord in de volgende zinnen als voltooid deelwoord. a Hoewel de leeuw … (temmen) is, kan hij nog steeds gevaarlijk zijn. b Na jarenlang ontkennen heeft de acteur nu toch zijn buitenechtelijke kind … (erkennen). c De muggenbult op mijn rug heeft wel twee dagen … (jeuken). d Marco heeft meteen … (douchen) nadat hij in het water was gevallen. e Die plantjes hebben goed … (gedijen) bij een warm en vochtig klimaat. f Tijdens de nachtelijke treinreis zag ik mijn gezicht … (weerspiegelen) in de ruiten. g Op ons balkon hebben we aan het eind van de middag heerlijk … (zonnebaden). h De voortdurende grapjes over zijn haar hebben Luuk … (krenken). i Ik heb een kwartier door de kamer … (ijsberen) voor ik wist wat me te doen stond. j Momenteel is Tess alleen nog maar … (focussen) op het overleven van de toetsweek. 2 Vergelijk je antwoorden met die van een klasgenoot. Hebben jullie dezelfde antwoorden? Opdracht 8
T2
B
1 Teken een schema met pijlen waarin je de regel van ’t kofschip voor het voltooid deelwoord uitlegt. Begin het schema met de infinitief. Een klasgenoot moet met behulp van jouw schema kunnen opzoeken of hij -t of -d moet schrijven. 2 Wissel je schema met dat van een klasgenoot. Kun je met het schema van je klasgenoot de werkwoorden uit opdracht 7 vervoegen? Bespreek samen de problemen die je eventueel tegenkomt. Opdracht 9
T1
I
Er is een derde manier om te bepalen of je een d of een t schrijft in de verleden tijd en in het voltooid deelwoord. In deze opdracht ga je die manier stap voor stap ontdekken. 1 Neem het schema op pagina 83 over. Schrijf in de eerste kolom de stam op van de gegeven werkwoorden. 2 Bepaal van de laatste klank van de stam of je je stem gebruikt als je hem uitspreekt. Dit doe je door twee vingers op je adamsappel te leggen. Als je nu ‘aaa’ zegt, voel je je adamsappel zachtjes trillen. Dat komt doordat je je stem gebruikt. Als je fluistert, gebruik je je stem niet en zal je adamsappel dus ook niet trillen. Spreek de laatste klank van de stam uit zoals hij klinkt in het werkwoord. Vul in de tweede kolom ‘ja’ of ‘nee’ in. 3 Schrijf in de laatste kolom het voltooid deelwoord op met behulp van ’t kofschip. 4 Wat valt je op als je kijkt naar de d’s en t’s in de voltooide deelwoorden en het gebruik van je stem? 5 Welke conclusie kun je daaruit trekken? 6 Test deze derde manier met de werkwoorden rappen, lunchen, gamen en pushen. Krijg je hetzelfde voltooid deelwoord als met de methode van ’t kofschip?
82
17405_ONO2_1vwo_compleet boek.indb 82
26/06/15 13:24