Tijdschrift Groninger Kerken Juni 2023

Page 1

Het schrijntje van Warffum Verwarring over een doopvont

Groninger Kerken

Juni 2023

Krabbels in kerken

Nieuwe gezichten bij drie kerken

Binnenzijde: De kerk van Breede, ca. 1939 geschilderd door Ekke Kleima. Olieverf op doek, 60 x 50 cm. Collectie Stichting De Ploeg, bruikleen Groninger Museum, foto Marten de Leeuw. Voorzijde: Warffum vanuit het noorden. Detail van een pasteltekening door Lambertus Beckeringh, ca. 1756-1766. Collectie Groninger Museum, foto Marten de Leeuw.

Woord vooraf

kunnen wij er iets van ontwaren. Op ’t eerste gezigt zouden wij den dikken, stompen, met klimplanten begroeiden toren, die aan de dorpsstraat staat, voor de kerk zelve kunnen houden. Maar als wij

Aldus de Rotterdamse predikant Jacobus Craandijk, die voor zijn boek Wandelingen door Nederland met pen en potlood lopend heel het land doorkruiste en in de zomer van 1879 ook Zuidbroek aandeed. De door hem beschreven kerk is sinds april van dit jaar de jongste aanwinst van Groninger Kerken.

Veel lezers zullen – haast in het voetspoor van dominee Craandijk – de komende maanden op pad gaan in de provincie. Dit zomernummer van Groninger Kerken schenkt daarom aandacht aan de nieuwe uitbaters van drie bijzondere locaties die eigendom zijn van de stichting. De plekken zijn natuurlijk op zichzelf al bijzonder, bovendien kunt u er kennis maken met de wereldkeuken, van veganistisch tot haute cuisine. We hopen dat u gelegenheid vindt de horeca op deze nieuwe en al bestaande locaties te bezoeken.

Al wandelend schreef Zef Hemel dit keer onze column. Hij bekleedt de Abe Bonnemaleerstoel bij de Rijksuniversiteit Groningen en vertelde in zijn oratie begin dit jaar hoe hij al lopend onderzoek doet naar ontwikkelingen in het landschap op zoek naar een nieuwe oriëntatie.

Een artikel dat juist buitenlucht en zonlicht mijdt, besteedt aandacht aan krabbels op balken en balken in de verborgen ruimten van kerkgebouwen. Geen hedendaagse graffiti, maar juist tekens uit het verleden die Laura Ietswaart nader toelicht naar aanleiding van het onderzoek dat ze hiernaar verrichtte.

De Leidse middeleeuwen-specialist Elizabeth den Hartog laat haar licht schijnen op een klein reliekschrijn uit de kerk van Warffum dat een intrigerend voorbeeld is van de vele objecten die de middeleeuwse kerken in Groningen moeten hebben gesierd. Zij deed

verrassende ontdekkingen die de grote zeldzaamheid van dit kistje onderstrepen.

Onze orgelnestor uit Eenrum, Dirk Molenaar, houdt zich behalve met orgels ook veelvuldig bezig met de geschiedenis van de kerk in het dorp. De redactie vroeg hem naar de wonderlijke reisbewegingen van de eeuwenoude Eenrumer doopvont.

Tot slot vestigen we de aandacht op een bijzondere gift van schilder Henk Helmantel. Als zeer betrokken vrijwilliger bij de stichting, maar ook als liefhebber van de Groninger kerken schonk hij een schilderij om zo de restauratie van het orgel in de kerk van Harkstede te ondersteunen.

Misschien is het u opgevallen dat de namen in dit Woord vooraf bijna allemaal nieuw zijn. Wij zijn verheugd dat al deze auteurs naar aanleiding van hun onderzoek of hun passie voor de geschiedenis van onze kerken, bereid zijn gevonden de resultaten daarvan met onze donateurs te delen.

Wij wensen u veel plezier bij het lezen van dit zomernummer.

‘Van den weg zien wij van het gebouw zelf niet veel. Het kerkhof is hier door een hoogen muur afgesloten, en alleen door de stijlen van een der ijzeren hekken
het kerkhof betreden, dan zien wij welk een uitnemend fraai bouwgewrocht wij hier voor ons hebben’.
Kees van der Ploeg voorzitter redactie Patty Wageman directeur

Dit kwartaal in Groninger Kerken

Pagina 6

Eenschrijntjebijzonder Warffumuit

Pagina 20

voorSiepelsSchnitger

Pagina 31

Grote wijsheid in het verre Noorden

Pagina 15

Doopvont van Eenrum voor de tweede keer naar de Stad

Pagina 23

Krabbels in kerken

Pagina 34

Horeca op ‘heilige’ plekken

Pagina 43

Nieuws
De oostgevel van de kerk van Zuidbroek, in 1890 getekend door C.H. Peters. Collectie Groninger Archieven (1536-334).

Een bijzonder schrijntje uit Warffum

Van de vele objecten die de middeleeuwse kerken in Groningen moeten hebben gesierd, is door de Reformatie maar heel weinig overgebleven. Dankzij een gelukkig toeval zijn uit de kerk van Warffum wel enkele voorwerpen tot ons gekomen. Het oudste hiervan is een klein reliekschrijn. In onderstaand artikel belicht Elizabeth den Hartog verschillende aspecten van dit object. De verrassende bevindingen waartoe zij komt, onderstrepen de zeldzaamheid van het Warffumer reliekenkistje.

7
1. De middeleeuwse pastorie (‘weem’) en kerk van Warffum in 1930. Collectie Groninger Museum, foto P.B. Kramer (818-16667).

Herkomst

Tot het begin van de vorige eeuw bewaarde men in de pastorie van Warffum een reliekschrijntje, samen met een merkwaardig schild, een geweven antependium, een roodfluwelen kazuifel, stola en manipel, twee altaarkleden en de voet van een bronzen miskelk.1 Aangezien de priesterkleding afkomstig was van Wibrandus Georgij, de laatste pastoor van Warffum (†1612), die in 1595 met de Reformatie meeging en Warffums ‘eerste Gereformeerde leraar’ werd, ligt het voor de hand dat het schrijn afkomstig was uit de aan de heilige Fabianus en Sebastianus gewijde Warffumer kerk. 2

Sinds 1917 maakt het schrijntje deel uit van de collectie van het Groninger Museum. Vanwege het gehavende voorkomen is er weinig studie naar gedaan en bleef onopgemerkt dat het schrijntje ouder is dan gedacht en interessanter dan je op het eerste gezicht zou zeggen. Hoewel grotendeels van zijn versiering en inhoud ontdaan, is er op de houten kern namelijk voldoende materiaal achtergebleven om een idee te krijgen van de oorspronkelijke opzet, inhoud en betekenis. 3

Het schrijntje beschreven Het eikenhouten schrijntje heeft een huisvorm en staat op vier driedelige poten die de naar boven toe verjongende zuiltjes op de hoeken van het casco dragen. Inclusief deze pootjes is het schrijn 45,4 cm hoog, 28 cm breed, onderaan 73 cm lang en bovenaan 68,5 cm. Een ronde nokstaaf bekroont het geheel. In de gaten bovenaan zullen een kam of bergkristallen bollen zijn bevestigd.

Aan de onderkant zijn aan de twee korte zijden bogen uitgespaard (afb. 2a-b). Aan een kant is alle versiering verdwenen, maar aan de andere zijn de genoemde bogen met metaal bekleed met ertussenin metalen fittingen voor edelstenen (afb. 3). Boven de fittingen prijkt horizontaal een metalen strip met een ingekerfd lopend bladmotief. De rest van de versiering is ook hier verdwenen.

In tegenstelling tot de korte zijden zijn de onderkanten van de lange zijden recht en versierd met gebogen of driehoekige decoratieve elementen die afwisselen met fittingen voor edelstenen, waarvan er aan de ene kant drie en aan de andere kant vier bewaard zijn gebleven. Hierboven zit een metalen strip waarin een lopend bladmotief is gegraveerd. De rest van de versiering is verdwenen, maar de spijkers en spijkergaatjes van het afgenomen beslag geven de contouren aan van de verwijderde decoratie. Blijkbaar omlijstten aan elke zijde

8

zes ronde bogen apostelfiguren, aangezien zes van hen - Thomas, Mattheus, Bartholomeus, Johannes, Andreas en Petrus - op de nog aanwezige strip aan de bovenzijde van de onderbouw genoemd staan (afb. 4). Ongetwijfeld stonden de namen van de ontbrekende zes apostelen op de verdwenen strip aan de andere kant.

Onder de daknok staan aan de kant met de zes apostelennamen op een tweede strip Rafaël, cherubijnen, Michaël, Christus (‘IHS’), Gabriël, serafijnen en alle engelen genoemd. De overgebleven spijkers en spijkergaten laten zien dat zich hieronder vijf bogen bevonden: een grote middelste en twee kleinere aan weerszijden. Aan de andere zijde (waar de apostelstrip verloren is gegaan) betreft de opsomming op de dakstrip van links naar rechts zeven heiligen: Liudger, Fabianus en Sebastianus, Cosmas en Damianus, Stefanus en Nicomedes (afb. 5). Waarschijnlijk stonden zij onder de door de spijkers en spijkergaten aangeduide bogen eronder afgebeeld.

Aan de onderkant van het schrijn zit een rechthoekige uitsparing, die in de loop van de tijd groter is geworden en waarop een deksel gepast zal hebben. Vermoedelijk kon door deze opening de inhoud in en uit het schrijn worden genomen. Het oorspronkelijke gat was klein, wat impliceert dat het schrijn geen al te grote zaken bevatte.

2 a-b. De zijgevels van het schrijn. Collectie Groninger Museum, foto’s Heinz Aebi. 3. Detail van de ‘hangende’ boogjes op de zijgevel van het schrijn. Collectie Groninger Museum, foto Heinz Aebi.
9
‘Vanwege het gehavende voorkomen is er weinig studie naar gedaan’

4. Lange zijde van het schrijn met op de tekststrip in de nok de namen van Christus – via de gebruikelijke Latijnse afkorting IHS voor Jezus – en de engelen in ‘vernis brun’. Op de lagere tekststrip staan de namen van zes van de apostelen. Collectie Groninger Museum, foto Heinz Aebi.

5. Lange zijde van het schrijn met op de tekststrip in de nok de namen Liudger, Fabianus en Sebastianus, Cosmas en Damianus, Stefanus en Nicomedes. Collectie Groninger Museum, foto Heinz Aebi.

6. Detail van de nok van het Warffumer schrijn dat laat zien dat de strip met heiligennamen langer is dan het casco van het schrijn. Collectie Groninger Museum, foto Heinz Aebi.

7. Een van de Merovingische strips met ruiterfiguren. Collectie Groninger Museum, foto Heinz Aebi.

10

Wijzigingen

Of de houten kern van het Warffumer schrijntje de originele is, valt zonder technisch onderzoek niet te bepalen. In ieder geval was het oorspronkelijke schrijntje langer. Blijkens een half spijkergat aan de linkerkant van de apostelstrip en aan de rechterkant van de Christus- en engelenstrip zijn deze strips ingekort. Daarbij is de distributie van de spijkers en spijkergaatjes aan laatstgenoemde kant merkwaardig omdat er aan de ene kant naast de bogen zo’n 4 cm over is en aan de andere kant niets. De dakstrip met de heiligennamen is compleet, maar wel ongeveer een centimeter te lang voor de huidige drager. De L van Liudger en de S van Nicomedis verdwijnen om de hoek (afb. 6). De schrijn was bovenaan dus zeker een centimeter langer. Omdat de twaalf apostelen een coherente groep vormen die nooit met extra figuren werd uitgebreid, lijkt er echter niet al te veel te ontbreken, misschien niet meer dan 4 cm. Het schrijn was dus naar verhouding klein.

Verder wekken de pootjes de indruk later te zijn toegevoegd. Ze doen sterk denken aan het dertiendeof veertiende-eeuws houten schrijntje uit de kerk van Bangstede (Ostfriesisches Landesmuseum, Emden). Dit eenvoudige schrijntje heeft aan drie kanten dezelfde hangende boogjes als in Warffum, wat suggereert dat ze in Warffum wellicht niet tot de originele opzet behoren. Dat er in later tijd met de pootjes en onderzijde van het schrijntje is geknoeid, blijkt wel uit de ongevoelige manier waarop er lelijk verknipt en lukraak over elkaar heen beslag tegen de bolvormige onderdelen van de pootjes is gehamerd. Het gaat hier onder meer om zevende-eeuwse Merovingische ruiterfiguren (afb. 7), twaalfde-eeuws sierbeslag en veertiende-eeuwse op dunne metalen plaatjes gestanste siermedaillons (afb. 8a-c).

Datering van het schrijntje

Het gros van het beslag op het schrijntje dateert uit de twaalfde of vroege dertiende eeuw, wat past bij de vorm van het object. De meeste nog resterende huisschrijnen zijn namelijk van die periode. In het Maasgebied gelden de twee gevels van het Hadelinusschrijn van Visé als de oudste relicten van dit type schrijn; ze zouden nog uit de elfde eeuw dateren. De lange zijden zijn van 1130/1140. Het oudst bewaarde Rijnlandse reliekschrijn is de St. Victorschrijn uit Xanten van circa 1129/1150. Het schrijntype bereikte in de dertiende eeuw met het Keulse Driekoningenschrijn en de schrijnen in de Akense Dom een hoogtepunt. Dat het huisschrijn nadien zeldzamer werd, hangt samen met het ontstaan van nieuwe types reliekhouder: de monstrans en het ostensorium, die de relieken in bergkristallen houders vatten zodat ze zichtbaar waren, zonder ze uit de houder te hoeven halen.4

De strips met namen van heiligen in ‘vernis brun’ –een techniek waarbij een dunne laag lijnzaadolie wordt ingebrand die vervolgens van graveringen wordt voorzien – vernauwen deze datering tot de late twaalfde of dertiende eeuw, omdat deze techniek vooral in deze periode toepassing vond.5 Daarbij wijzen het gebruikte lettertype met de karakteristieke vermenging van kapitalen en uncialen en de gevarieerde vormen eveneens op

8. De 14e-eeuwse toevoegingen aan het schrijn, a. Medaillon met tronende heerser b. Oordelende Christus geflankeerd door Maria en Johannes
11
c. Medaillon met schild en dubbelkoppige adelaar. Collectie Groninger Museum, foto’s Heinz Aebi.

een datering in de late twaalfde eeuw. Ook de zakelijke inscripties, die slechts aanduiden welke heilige, apostel of engel was uitgebeeld, is typerend voor schrijnen die vanaf de late twaalfde eeuw werden vervaardigd. 6 Dat geldt ook voor het sierbeslag met rankende takken met sierlijk krullende uiteinden, omgeven door een parelrand (afb. 9a-c). Het is lastig hiervoor parallellen te vinden in Munster, Keulen en de Rijn- en Maasvalleien, maar opvallenderwijs zijn er wel overeenkomsten met de in 1911 in een beerput langs de Oude Ebbingestraat in Groningen gevonden resten van de jongere van twee reliekschrijnen, vermoedelijk afkomstig uit de Sint-Walburgkerk (afb. 10) 7 Al lijkt het Groningse bladwerk iets verder geëvolueerd dan dat te Warffum, toch zijn de parallellen dusdanig dat het heel wel om werk uit hetzelfde atelier kan gaan. Afgaande op het lettertype van de inscripties dateert het jongere Groninger schrijn rond 1200-1220, terwijl die in Warffum eerder late twaalfde eeuw is.

De betekenis van het schrijn

Het ligt voor de hand dat de teksten op het schrijntje informatie gaven over de inhoud ervan en dat er dus relieken in geborgen waren van de zeven heiligen die op het dak vermeld staan.

De meest links heilige van de reeks was de missionaris Liudger. Van hem waren buiten de abdij van Werden, waar hij begraven lag, nauwelijks relieken voorhanden. Die ontbraken zelfs in de Dom van Munster die nota bene door Liudger was gesticht. Blijkbaar waren de monniken niet geneigd te delen. Het ligt dus niet voor de hand dat men in Warffum over een substantieel onderdeel van deze heilige beschikte, hoogstens zal men een contactreliek hebben bezeten. Mogelijk werd hij slechts genoemd omdat hij de patroonheilige was van het diocees Munster waar Warffum onder ressorteerde. 8

De volgende twee heiligen waren de Romeinse martelaren Fabianus en Sebastianus, de patroonheiligen van de kerk. Hun relieken werden pas in de Karolingische tijd uit de catacomben gehaald en verspreid. In de negende eeuw beschikte men in Fulda en de Munsterkerk van Essen over relieken van deze heiligen.9 Tot zoverre is de keus voor de op het schrijn afgebeelde heiligen dus goed te begrijpen. Lastiger te verklaren is evenwel het voorkomen van het heiligenpaar Cosmas en Damianus, twee derdeeeuwse Syrische martelaren die sinds de vijfde eeuw vooral in Constantinopel verering genoten. In de zesde eeuw namen de Byzantijnen Italië in en introduceerden hun cultus in plaatsen als Rome en Ravenna.10 Van hieruit zouden in de loop van de tijd relieken van het tweetal hun weg naar noordelijker streken vinden. In de negende eeuw al waren er relieken van hen in het munster in Aken, de abdij van Prüm, de kathedraal van Hildesheim en de Munsterkerk in Essen, die zelfs aan het tweetal was gewijd. Vanuit hieruit vonden relieken van Cosmas en Damianus verdere verbreiding.11 De volgende heilige op het Warffumer schrijn was Stefanus, de eerste martelaar. Zijn graf in Jeruzalem werd in 417 teruggevonden en al in de vijfde eeuw waren er relieken van hem in Constantinopel, waar ze een

12
9 a-c. Beslag met rankwerk. Collectie Groninger Museum, foto’s Heinz Aebi. 10. Beslag met rankwerk van het jongere schrijn waarvan de fragmenten in 1911 gevonden werden in de Oude Ebbingestraat in Groningen. Collectie Groninger Museum, foto Heinz Aebi.

belangrijke rol speelden in het keizerlijke kroningsritueel (‘Stephanos’ betekent in het Grieks ‘kroon’) en bewaard werden in een speciale kapel in het keizerlijk paleis.12 Vanwege de keizerlijke connotaties kon Stefanus ook bij de Karolingers op verering rekenen. Tijdens de kroningsceremonie in de Akense Munsterkerk plaatste men relieken van Stefanus in de troon.13 Nicomedes, de laatste naam op het schrijntje, is een enigszins obscure Romeinse heilige die benoorden de Alpen alleen in het Westfaalse Borghorst verering genoot.

Nu zal het schrijntje uit Warffum geen hele botten of andere substantiële resten van de genoemde, zeer gewilde heiligen hebben bevat; hoogstens botsplinters. Door de overblijfselen van de belangrijkste heiligen in kleine stukken te verdelen en te verspreiden gaf men uitdrukking aan het universele karakter van de Kerk. In de tiende-eeuwse Vita van Aartsbisschop Bruno van Keulen († 965) staat dat hij ‘de lichamen en relieken van heiligen van alle hoeken van de aarde samenbracht alsmede allerhande heilige voorwerpen, zodat hij Christus’ volgelingen van meer bemiddelaars voorzag. Door hen te vereren, zou de roem van de Heer naar vele volkeren worden gebracht, ver weg en dichtbij’.14 Vermoedelijk schonk de bisschop van Munster, onder wie de kerk te Warffum ressorteerde, de relieken ten behoeve van de kerkwijding en de herkerstening van het gebied na de Vikingaanvallen.

13
‘Blijkbaar waren de monniken niet geneigd te delen.’

Dat het schrijn geen substantiële relieken herbergde, bevestigt zowel het kleine formaat als het gegeven dat de inscripties een hele reeks heiligen noemen. Hoewel de meeste schrijnen relieken van diverse heiligen bevatten, was het ongewoon deze allemaal op het exterieur te vermelden. Meestal lag de nadruk op een enkele heilige, naar wie het schrijn werd vernoemd, een keuze die doorgaans was ingegeven door de aanwezigheid van het corpus of een substantiële reliek van deze persoon. Het noemen van zeven heiligen op het schrijntje suggereert dus dat we te maken hebben met een verzamelschrijn die de universele boodschap van de kerk bekrachtigde.15 De decoratie onderschreef de betekenis van de relieken in het kader van de heilsgeschiedenis. De edelstenen die ooit de fittingen sierden, symboliseerden de hemelse stad waarin de heiligen vanwege hun geloofsijver en missiewerk waren opgenomen. Het apostelcollege onderaan vormde het fundament van het door hun uitgedragen geloof, dat verdere verbreiding kende door de martelaren, en door heiligen als Liudger, die onder meer in de omgeving van Warffum zijn missioneringsarbeid had verricht. Door hun voorbeeld te volgen, hadden ook de inwoners van Warffum uitzicht op het eeuwige leven.

Noten

1 R.G. Rijkens, ‘Verhandelingen over het Warffumerklooster, alsmede Warffum zelf’, Almanak ter bevordering van Kennis en Goeden Smaak 1835, 21-50. Nu Groninger Museum inv. Nr. 0000.3197, bruikleen Kerkvoogdij Nederlands Hervormde Gemeente, Warffum.

2 Het patrocinium blijkt uit StA Aurich, Dep. 4 III a Nr. 2, 86v-87 (25-2-1457): ‘den hilligen patronen Sancti Fabiani ende Sancti Sebastianu, des karspilskercke tho Warphum’.

3 Dit artikel is een verkorte versie van E. den Hartog, ‘A Symbol of the Universal Church. The Twelfth-Century Reliquary Shrine from Warffum (Groningen)’, The Medieval Low Countries 8 (2021) 133-172.

4 A. Reinle, Die Ausstattung deutscher Kirchen im Mittelalter. Eine Einführung (Darmstadt 1988) 127; J. van Cauteren, ‘Relieken en reliekhouders’, in: A.M. Koldeweij en P.L.M. van Vlijmen, Schatkamers uit het Zuiden (Utrecht 1985) 16-18.

5 K.H. Usener, ‘Braunfirnis’, in Reallexikon zur Deutschen Kunstgeschichte II (1942) 1107-1110; J. Wolters, ‘Techniken und historische Merkmale des Braunfirnisses – eine Richtigstellung mit einem Gesamtkatalog historischer Braunfirnisarbeiten’, Jahrbuch des Römisch-Germanischen Zentralmuseums Mainz 51 (2010) 389-504, spec. 394-95.

6 K.G. Beuckers, Der Essener Marsusschrein. Untersuchungen zu einem verlorenen Hauptwerk der ottonischen Goldschmiedekunst. Quellen und Studien. Veröffentlichungen des Instituts für kirchengeschichtliche Forschung des Bistums Essen, Band 12 (Münster 2006) 36.

7 J.A. Feith, ‘De twaalfde-eeuwsche vondst te Groningen’, Bulletin van de Nederlandse Oudheidkundige Bond 4 (1911) 73-8; A.T. Smit, ‘De 12e eeuwse koperen beslagstukken in het Groninger Museum’, Groninger Kerken I (1971) 95-108; E. Knol e.a., Hel en hemel, de middeleeuwen en het Noorden (Groningen 2001) 104-108.

8 H. Börsting, ‘Das Leben des heiligen Liudger, sein Werk und seine Verehrung’, in: H. Börsting e.a., Sankt Liudger 809-1959. Gedenkschrift zum 1150. Todestag des Heiligen (Essen-Werden 1959) 13-49, spec. 40-42.

Over de auteur Dr. Elizabeth den Hartog is als universitair docent verbonden aan het Leiden University Centre for the Arts in Society. Zij is gespecialiseerd in middeleeuwse architectuur in samenhang met de beeldhouwkunst en inrichting van zowel kerken als kastelen. Momenteel is zij bezig met een uitgebreide studie naar de Nederlandse bouwinscripties van voor 1600.

De auteur dankt dr. Egge Knol van het Groninger Museum voor zijn geboden hulp.

9 Voor Fulda: J.E. Raaijmakers, Sacred Time, Sacred Space: History and Identity in the Monastery of Fulda (744-856) (dissertatie Universiteit van Amsterdam 2003) 167-169 en 172. Voor Essen: K. Bodarwé, ‘Roman martyrs and their veneration in Ottonian Saxony: the case of the sanctimoniales of Essen’, Early Medieval Europe 9 (2000) 345-365, spec. 363.

10 J. Harold, Saintly Doctors: The Early Iconography of SS. Cosmas and Damian in Italy (dissertatie University of Warwick 2007) 1-36.

11 H. Röckelein, Reliquientranslationen nach Sachsen im 9. Jahrhundert. Über Kommunikation, Mobilität und Öffentlichkeit im Frühmittelalter. Francia. Beihefte der Francia 48 (Stuttgart 2002) 88-91.

12 K.A. Morrow, ‘Ears and Eyes and Mouth and Heart … His Soul and his Senses’: The Visual St. Stephen Narrative as the Essence of Ecclesiastical Authority (dissertatie Florida State University 2007) 19-20; K.G. Holum en G. Vikan, ‘The Trier Ivory, Adventus ceremonial and the relics of St. Stephen’, Dumbarton Oaks Papers 31 (1979) 115133; J. Wortley, ‘The Trier Ivory Reconsidered’, Greek, Roman and Byzantine Studies 21 (1980) 381-394; I. Kalavrezou, ‘Helping hands for the Empire: Imperial Ceremonies and the Cult of Relics’, in: H. Maguire (red.), Byzantine Court Culture from 829 to 1204 (Washington D.C. 1997) 53-79.

13 M.M. Roblin, ‘Sur l’ancienneté du culte de S. Étienne’, Bulletin de la Société national des antiquaires de France, 1952-1953 (1955) 176-177; R. Bauerreiss, Stefanskult und frühe Bischofsstadt Veröffentlichungen der Bayerischen Benediktinerakademie 2 (München 1963); H. Appuhn, ‘Zum Thron Karls des Grossen’, Aachener Kunstblätter, 24-25 (1962-1963) 127-36, spec. 131-134.

14 A. Angenendt, Heilige und Reliquien. Die Geschichte ihres Kultes von frühen Christentum bis zur Gegenwart (München 1994) 159.

15 Beuckers, Marsusschrein (zie noot 6), 15.

14

Duizend jaar oude doopvont van Eenrum voor de tweede keer naar de Stad

De Eenrumer doopvont, versierd met elf rondboogspaarnissen en inspringende banden. De maten zijn: hoogte 89 cm, doorsnede 92 cm, diepte 45 cm. Gewicht circa 1400 kg. Oorspronkelijk hoorde bij het vont een houten of metalen deksel. Foto Dirk Molenaar.

Dirk Molenaar
15

De doopvont van de kerk van Eenrum was begin dit jaar vier maanden lang te bewonderen op de tentoonstelling ‘Zwijgend Goud’ in de Akerk. De Eenrumer vont – de alleroudste van Noord-Nederland en Oost-Friesland en een van de oudste van Nederland – was al eens eerder in zijn bestaan naar de Stad geweest: van 1891 tot begin 1966 stond hij in het Groninger Museum.

16

Herkomst

De elfde-eeuwse doopvont, van basalt, is afkomstig uit het Duitse Eifelgebied. Hier waren ooit vulkanen waarvan het uitgestoten materiaal later bouwstoffen opleverde: tufsteen voor kerkbouw en lavasteen (basalt) voor gebruiksvoorwerpen. Andernach was de uitvoerhaven aan de Rijn. Met de opkomst van de baksteen in Groningerland in de twaalfde eeuw, was tufsteen steeds minder nodig.

De vont van Eenrum verhuisde omstreeks 1250 van een kleinere tufstenen kerk naar de in twee opeenvolgende fasen gebouwde bakstenen kerk, waarbij de tufsteen werd hergebruikt voor de binnenmuren.

Door de eeuwen heen

Niet lang na de officiële overgang naar het protestante geloof in het Groningerland in 1594 zal de vont zijn functie hebben verloren en vervangen zijn door een

doopbekken. Pas in 1843 wordt de vont genoemd in het Aardrijkskundig Woordenboek van A.J. van der Aa, waar staat: ‘In den toren wordt nog eene zeer ruw bewerkte doopvont bewaard, welke een hooge oudheid kenmerkt.’

Een aantal jaren later werd opnieuw over de vont geschreven, in een publicatie van het Historisch Genootschap te Utrecht uit 1851, waar mr. F.N.M Eyck van Zuylichem schrijft: ‘In een timmermanswinkel ten noorden van het kerkhof vonden wij de doopvont vermeld in het Aardrijksk. Woordenboek’. Daar werd hij inmiddels gebruikt als kalkbak. In deze publicatie werd de vont duidelijk beschreven: ‘zij is zeer eenvoudig, cylindervormig, van Andernachsen lava gevormd en versierd met platte banden, in de middelste en breedste van welke eene rij platte rondbogige nissen is uitgehouwen. Zeker behoort zij tot de oudste en merkwaardigste vonten hier te lande en kan wel uit de 10de eeuw herkomstig zijn.’

Illustratie uit de Kronijk van het Historisch Genootschap gevestigd te Utrecht, jaargang 1858. Collectie Groninger Archieven (1536-3285).

Het Eenrumer doopvont (links) in het Museum van Oudheden, omstreeks 1930. Daarnaast, met de klok mee, de vonten van Toornwerd, Kantens en Dorkwerd. De vont van Kantens staat sinds 2006 weer daar in de kerk, die van Toornwerd verhuisde in 1966 naar de kerk van Bierum. Collectie Groninger Archieven (1785-6405).

17

In 1891 bleek het pas opgerichte Museum van Oudheden voor de Provincie Groningen belangstelling te hebben en werd de vont bevorderd tot museumstuk; de overdracht van de in bruikleen gegeven vont was op 21 december 1891.

Terug naar Eenrum

De Eenrumer kerk en toren werden gerestaureerd in de jaren 1951-1957. Hierna wilde de kerkelijke gemeente de vont graag terug. Maar dit ging niet zómaar. In het Groninger Museum stonden namelijk vier vonten: een oud hardstenen exemplaar en drie jongere van zandsteen. Doordat in de loop der jaren de inventarisnummers waren verdwenen, wist niemand meer welke vont van Eenrum was. De genoemde negentiende-eeuwse beschrijvingen van de Eenrumer vont waren bij het museum dus blijkbaar niet bekend. De kerkvoogden vonden een zandstenen vont mooier en het museum hield liever de oudere. In 1959 kwam een van de zandstenen vonten, in werkelijkheid die van Toornwerd, naar Eenrum. In 1965 echter gaf Eenrum aan dat het tóch de verkeerde was. Het museum wees op de oorspronkelijke bruikleenakte waarin duidelijk sprake was van een zandstenen vont en werkte niet mee.

Het is aan de naspeuringen van de Eenrumer R.A. Luitjens-Dijkveld Stol te danken dat de goede vont toch terugkwam. Naast drie bewijsplaatsen die zij aanvoerde, was een éxtra bewijs ietwat gênant voor het museum: ‘De Gids door het Museum van Oudheden in Groningen van 1892 spreekt trouwens ook van “een doopvont van graniet met eenvoudige boogversiering uit de kerk van Eenrum”.’ Op 1 februari 1966 kwam de vont terug; de andere (van Toornwerd dus) ging naar Bierum. Helaas schreef Luitjens-Dijkveld Stol in een boekje uit 1975 over de Eenrumer kerk en toren dat de doopvont van tufsteen is. Deze vergissing wordt nog regelmatig gedebiteerd en is hierdoor steeds een steen des aanstoots…

Wanneer de doopvont tegenwoordig spaarzaam gebruikt wordt waar die ooit voor is gemaakt, dan wordt de dopeling niet meer ondergedompeld. Het blijft bij een bodempje water voor besprenkeling.

Tot nu toe heeft geen enkele kunsthistoricus of liturgiewetenschapper zich gewaagd iets zinnigs te zeggen over een schijnbaar onbewerkt stuk aan de zijkant van de vont. Zou het een – later afgehakte – afbeelding van een haan kunnen zijn? Want dit dier staat symbool voor een nieuw begin (van de dopeling).

Noten

1 D.M.J. Molenaar, ‘De kerk in Eenrum’, in: dezelfde (eindred.), Eenrum (Eenrum 1999) 63-98, daar 73-74.

2 F.N.M. Eyck tot Zuylichem, ‘Kort overzigt van den bouwtrant der middeleeuwsche kerken in Friesland en Groningen’, Kronijk van het Historisch Genootschap gevestigd te Utrecht 7 (1851) 23-49, daar 37.

3 R.A. Luitjens-Dijkveld Stol, De kerk en toren te Eenrum (Groningen 1975) 11-15.

Over de auteur Dirk Molenaar (Idsegahuizum (Fr.), 1947) studeerde, na een opleiding tot onderwijzer in Appingedam, orgel en kerkmuziek aan het Stedelijk Conservatorium te Arnhem. Sinds 1979 is hij organist te Eenrum (met Den Andel en Westernieland) en sinds 1992 tevens een van de twee organisten van de Petruskerk te Leens. Hij was intensief betrokken bij de zesdelige orgelinventarisatie Het Groninger Orgelbezit van Adorp tot Zijldijk. Molenaar is redactielid bij het maandblad De Orgelvriend , heeft diverse publicaties op zijn naam staan en schrijft autobiografische verhalen. Hij maakt bij Groninger Kerken deel uit van de activiteitencommissie, orgelcommissie en uurwerken- en luidklokkencommissie.

18
‘Doordat in de loop der jaren de inventarisnummers waren verdwenen, wist niemand meer welke vont van Eenrum was.’

Ansichtkaart uitgegeven na de restauratie van de Eenrumer kerk, met links naast het middenpad de ‘foute’ doopvont van Toornwerd. Collectie Groninger Archieven (1986-10715).

De doopvont van Eenrum arriveert in februari 2023 in de stad-Groninger Akerk voor de expositie ‘Zwijgend goud’. Foto Inge Basteleur.

Siepels voor Schnitger

Drie vragen aan Henk Helmantel

Groninger Kerken werd onlangs verrast door een genereus gebaar: schilder Henk

Helmantel uit Westeremden stelde ten bate van de restauratie van het Schnitgerorgel in de kerk van Harkstede een door hem vervaardigd stilleven van uien (‘siepels’ in het Gronings) beschikbaar. Liesbeth van Es, conservator van het Museum Helmantel, stelde hem drie vragen over deze schenking.

Liesbeth van Es Henk Helmantel in zijn atelier in De Weem, de herbouwde middeleeuwse pastorie van Westeremden. Foto Duncan Wijting.
21

Orgels en uien, hoe zit dat?

‘Een paar jaar geleden werd ik benaderd door Hans Fidom, betrokken bij het Orgelpark in Amsterdam en hoogleraar orgelkunde aan de Vrije Universiteit. Of ik wist dat het Schnitgerorgel van de kerk van Harkstede werd gerestaureerd. En dat er geld nodig was voor de restauratie. Maar hij kwam niet voor het geld, voegde hij daar meteen aan toe. Ik had het natuurlijk meteen door en inderdaad, de aap kwam al snel uit de mouw: ik werd gevraagd om iets te schilderen. Dat heb ik al eerder gedaan voor het orgels van de Lutherse kerk in Stad en de Petrus en Pauluskerk in Loppersum.’

Hoe belangrijk zijn de orgels in Groningen voor jou? ‘Je mag wel zeggen dat ik een beetje getrouwd ben met de vroege orgels van Groningen. Ze zijn van een bijzonder niveau, hebben een prachtige klank en ook vaak een fraaie orgelkast. Ik ging op bezoek in Harkstede en kreeg daar uitleg van Bernhardt Edskes. Het is een bijzondere combinatie van kerk, orgel en restauratie. De kerk en het Schnitgerorgel die in de zeventiende eeuw zijn gebouwd op initiatief van Henric Piccardt, het orgel dat door Marten Eertman in de twintigste eeuw is gebouwd en dan nu het plan om de orgels te scheiden zodat ze beide tot hun recht komen – ik was onder de indruk van het verhaal van Edskes. Dus besloot ik om aan de vraag gehoor te geven. Ik was niet van plan om een schilderij te maken dat specifiek bedoeld was voor de restauratie. Nee, ik zou gewoon gaan schilderen zoals ik altijd doe. Toen het stilleven met de uien klaar was, vond ik het in aanmerking komen voor deze gift.’

Wat is er zo bijzonder aan deze uien?

Over de auteur Liesbeth van Es studeerde harp, muziektherapie (ArtEZ) en theologie/religiewetenschappen (RuG). Ze werkt momenteel als conservator bij Museum Helmantel en het Ikonenmuseum Kampen.

Heeft u altijd al een échte

‘Toen ik een keer op de fiets zat richting Loppersum zag ik deze uien staan in een veld. Ik vond ze prachtig en heb, met goedvinden van de eigenaar, een emmertje uit de klei getrokken. Ik heb wat met uien, het is echt een streekproduct van Groningen en ze zijn heel interessant om te schilderen. Ik vind de structuur, het loof, de schilletjes die bijna doorzichtig zijn en prachtig van kleur zo mooi in combinatie met het groene glazuur van het achttiendeeeuwse vergiet uit de kelder van De Weem. Het is een schilderij waar ik helemaal achter sta en dat ik ook zelf had kunnen houden. Maar ik schenk het met plezier aan de stichting en ik hoop dat het veel opbrengt.’

Helmantel aan uw muur willen hebben, dan is daar nu het moment! Met uw aankoop

levert u bovendien een

wezenlijke bijdrage aan de orgelrestauratie in Harkstede.

Het orgel (1696) in Harkstede is het enige instrument dat Arp Schnitger ontwierp voor een kerk die nog gebouwd moest worden. Ook is dit het enige instrument van de beroemde orgelbouwer in Noord-Europa dat nog niet is gerestaureerd. Het orgelfront is nog geheel in originele staat, inclusief alle frontpijpen, en geldt als een van de fraaiste en meest karakteristieke fronten van alle kleine Schnitgerorgels.

Belangstellenden voor het stilleven kunnen contact opnemen met Patty Wageman, directeur van Groninger Kerken, via info@groningerkerken.nl. Zij informeert u ook graag over condities en de biedprocedure. De richtprijs van het schilderij bedraagt minimaal € 25.000,-

22

Krabbels in kerken

Historische graffiti in Groninger kerkgebouwen

Laura Ietswaart
23
De Sebastiaankerk in Bierum, een van de op graffiti onderzochte kerken. Foto Duncan Wijting.

Groninger Kerken hecht veel belang aan onderzoek naar uiteenlopende aspecten van het cultureel erfgoed dat de kerk als begin- of eindpunt heeft. Laura Ietswaart, student geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen, bezocht in 2020-2021 voor haar onderzoeksstage achttien kerken in de provincie om daar de graffiti te inventariseren, een fenomeen waarvoor tot voor kort maar weinig aandacht voor was. In deze bijdrage doet zij verslag van haar bevindingen.

24

Bij een kerkbezoek kijken we vooral naar de hoge ramen, lopen we door het schip en het koor en gaat de aandacht uit naar bijzondere elementen in het interieur zoals orgels en grafzerken. Maar juist de ‘achterkamertjes’, ruimten waar je veelal niet komt, of zelfs niet eens mag komen, hebben iets aanlokkelijks. In deze doorgaans verborgen gedeeltes van de kerk zijn sporen te vinden van bezoekers door de jaren heen. Ze lieten er, bijvoorbeeld bij het beklimmen van de torentrap of tijdens een wandeling over de gewelven, hun namen achter, maar ook berichten en jaartallen als aandenken aan hun bezoek.

Deze ‘graffiti’ geven ons een unieke kijk in het verleden van de kerk. Naar aanleiding van de graffititekeningen die zijn gevonden in de kerk van Tinallinge, werd besloten om in meer kerken graffiti te inventariseren en onderzoeken. Vrijwilliger en historica Anja Groenveld-Smit zette het onderwerp al eerder bij Groninger Kerken op de kaart.1 In bijna elke kerk is wel iets te vinden.

Onderzoek naar historische graffiti

Het woord ‘graffiti’ is afkomstig van het Italiaanse woord graffiare , oftewel ‘krassen’. 2 In kerken zien we graffiti dan ook terug in de vorm van gekraste en getekende namen, jaartallen, berichten, initialen, symbolen en tekeningen.

Bij moderne graffiti in de openbare ruimte, zoals schilderingen onder bruggen of langs de kant van de weg, gebruiken we, overeenkomstig het gebruik in de Engelstalige wereld, het woord graffiti voor zowel het enkelvoud als meervoud. In het onderzoek naar historische graffiti duidt dit woord echter het meervoud aan. Eén gekraste naam in een kerkbank noemen we een graffito, terwijl meerdere gekraste namen graffiti zijn. Hierbij wordt dus de Italiaanse grammatica toegepast, hetgeen sinds het begin van historisch onderzoek naar graffiti gebruikelijk is.

Dit onderzoek kwam op in de negentiende eeuw, na de ontdekking van talloze inscripties in Pompeï. Deze graffiti werden lange tijd slechts gezien als ongeoorloofde krabbels. 3 Veel academici beschouwden ze als tekens zonder veel historische waarde, sporen nagelaten door kinderen die zich ooit baldadig amuseerden. Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw wordt graffiti opnieuw bestudeerd. De Duitse archeoloog en filoloog Martin Langner publiceerde het eerste systematische onderzoek naar motieven en stijlen.4

In de afgelopen jaren neemt de interesse in historische graffiti steeds verder toe. Het studiegebied breidde zich daarbij uit van alleen de oudheid naar alle tijden. In Groot-Brittannië is bijvoorbeeld de Norfolk

25
Telmerken in de dakconstructie van de Bierumer kerk, met de letters N en Z toegevoegd aan de Romeinse cijfers. Foto’s Duncan Wijting.

Graffiti Survey opgezet om graffiti in kerken in dit Oost-Engelse graafschap te inventariseren. Volgens Matthew Champion, projectleider van de organisatie, werd in het verleden veel betekenis gehecht aan inscripties en tekeningen in kerken. Graffiti waren volgens hem gebeden, herdenkingstekens en berichten over wensen en angsten van kerkbezoekers. Veel graffiti in de kerken van Norfolk zijn nooit verwijderd, hetgeen volgens Champion impliceert dat deze vorm van inscripties in de middeleeuwen geaccepteerd en getolereerd werd.5

De Duitse historicus Detlev Kraack hanteerde een andere aanpak door zijn aandacht niet op een specifieke regio of locatie te richten. Hij onderzocht kerken langs de pelgrimsroutes naar Santiago de Compostela en Jeruzalem waarin reizigers graffiti achterlieten. Pelgrimages waren niet zonder gevaren en met deze graffiti lieten de reizigers dankgebeden achter voor de goede voortgang van hun tocht en als een blijvend bewijs van de routes die zij namen. 6

Elke soort graffiti had een bepaalde functie en deze kon verschillen per ruimte waarin de graffiti werd geplaatst. Hoewel in de kerken van bijvoorbeeld de Norfolk-regio nog veel graffiti te vinden zijn in koor en schip, is dit in Groningen niet het geval. Deze ruimten zijn voor het grootste deel gestuukt en de onderlig-

gende muren zijn niet meer zichtbaar. Groninger graffiti zijn daardoor met name te vinden in torens, op orgelgalerijen en op de balken van dakconstructies, kortom plekken waar de alledaagse bezoeker veelal niet komt. Hierdoor heeft deze graffiti voor sommigen de connotatie van ondeugend of ongehoorzaam.

De vraag of het in het verleden was gepermitteerd of juist verboden om graffiti te plaatsen, is een lastige. Volgens Marianne Ritsema van Eck, die promoveerde op een onderzoek naar het gebruik van religieuze ruimten in de late middeleeuwen, kunnen we niet aannemen dat de aanwezigheid van graffiti betekent dat het op het moment van plaatsen was toegestaan of werd getolereerd. Om deze vraag goed te beantwoorden zijn meer geschreven bronnen nodig over gebruiken rondom graffiti in de kerken – die hebben we helaas niet wat Groningen aangaat.7

Groninger graffiti

Van de 101 gebouwen in het bezit van Groninger Kerken, zijn bij mijn inventarisatieproject achttien in detail onderzocht. 8 Uit dit onderzoek kwam naar voren dat graffiti meestal te vinden zijn op wat moeilijker bereikbare plekken. Om graffiti te vinden, moeten we wat meer trappen beklimmen en spinnenwebben uit de

26

↙ De trappen in de kerktoren van Bierum. Het luik rechtsboven geeft toegang tot de luidzolder. Vanaf daar voeren nog twee ladders naar de nok. Foto Duncan Wijting.

← De Sebastiaankerk met oorlogsschade in de zomer van 1945. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

↓ Een graffito in het trappenhuis van de toren in de Sebastiaankerk. Hier zijn de letters HIE met het jaartal 1757 in de bal gekerfd. Hieronder is nog een decoratief teken toegevoegd waar we een verdere betekenis niet van kennen. Foto Laura Ietswaart.

27

Een aantal met potlood geschreven berichten uit de 20 e eeuw. Deze zijn te vinden in de nok van de toren in de Sebastiaankerk, waar veel modernere graffiti staan. Foto Laura Ietswaart.

Graffiti op de standvink in de kerk van Leegkerk, waaronder enkele (incomplete) passertekeningen. Foto Harold Koopmans.

Inscriptie in een mogelijk 16e-eeuws deurtje voor een sacramentsnis in de Sint-Hippolytuskerk van Middelstum. Foto archief Groninger Kerken.

weg wuiven. Trappenhuizen van torens en balken van dakconstructies zijn twee plekken waar heel veel graffiti zijn gevonden. Vanuit deze inventarisatie is een zoekmethode opgesteld en een manier om de gevonden inscripties in te delen.

Er zijn drie categorieën waarbinnen graffiti geplaatst kunnen worden: constructiegraffiti, institutionele graffiti en bezoekersgraffiti.9 Deze onderverdeling is gebaseerd op de persoon die de graffiti heeft geplaatst. Constructiegraffiti zijn van de hand van mensen die hebben meegewerkt aan de bouw en inrichting van de kerk, institutionele graffiti zijn het werk van kerkelijke dienaren – zoals de pastoor, dominee of koster – en bezoekersgraffiti bestaat logischerwijs uit graffiti nagelaten door kerkgangers en passanten.

Om deze soorten graffiti toe te lichten, nemen we de Sebastiaankerk van Bierum onder de loep. Deze kerk kenmerkt zich niet alleen door unieke elementen als de grote steunbeer tegen de toren en een bijzondere overwelfde ruimte achter het orgel, maar ze is ook een prachtige casus om graffiti te onderzoeken. De gehele toren is namelijk volgekrast met inscripties. De balken van het trappenhuis zijn voor het overgrote deel voorzien van jaartallen en initialen. Als we verder naar boven klimmen, zien we dat in de nok van de toren initialen en achternamen met de datum van plaatsing in de balken zijn gekerfd of met krijt daarop geschreven. Veel van de balken in het trappenhuis zijn niet meer bereikbaar omdat de trappen tegenwoordig op een andere manier zijn geplaatst dan de ladders in het verleden. Dit heeft als gevolg dat de graffiti buiten ons bereik, zover we kunnen zien, niet zijn aangetast. Hierdoor is goed af te lezen hoe de tradities rondom graffiti in deze kerk zich hebben ontwikkeld van de zeventiende eeuw tot nu. Het bijzondere aan het ‘graffiticluster’ in deze toren, is dus dat een verloop van tijd is af te lezen van beneden naar boven. In het trappenhuis zijn oudere graffiti te vinden, waarvan de oudste in 1678 is geplaatst.

Boven aan de trap lijkt de graffiti door te gaan met jaartallen tot in de twintigste eeuw. In de nok van de toren zijn veel graffiti geschreven met krijt. Deze zijn allemaal afkomstig uit de twintigste eeuw, met een groot aantal graffiti – 22 stuks – geplaatst tussen 1945 en 1950. Dit zou te maken kunnen hebben met de reparatie van oorlogsschade aan de toren na de Tweede Wereldoorlog. Ook is een verschil in gewoonte of traditie te zien. De oudere graffiti van het trappenhuis bestaan uit initialen en jaartallen, bijvoorbeeld ‘JWI 1736’ of ‘TP 1678’. Hoewel de graffiti op de onbereikbare balken hoog in het trappenhuis nog niet in detail bestudeerd zijn, lijkt dit de algemene vorm die hier het meeste voorkomt. De graffiti in de nok van de toren zijn echter heel anders. Deze bestaan namelijk uit initialen met een achternaam en de precieze datum wanneer de persoon in kwestie de kerk bezocht. We lezen bijvoorbeeld ‘R. Bouma 8 aug: 1944’ en ‘J.W. Lanting 12 maart 1929’. Soms staat ook de herkomst van de bezoeker vermeld, zoals ‘H. Noordhof Bierum Jan 1949 Appingedam’ of ‘G. Knol ’t Zandt 22-10-1967’.

Het plaatsen van graffiti door een bezoeker kan gezien worden als een sociale activiteit, een optreden

als het ware. Bezoekers plaatsen graffiti in de vorm van een naam, het jaartal, een versje of soms een tekening. Over het algemeen doet men dit op plekken waar andere graffiteurs hen zijn voorgegaan. Hierdoor ontstaat een bepaalde interactie tussen deze mensen. In de Sebastiaankerk is duidelijk te zien dat door de tijd heen steeds nieuwe graffiti werden toegevoegd in reactie op de eerder geplaatste graffiti. Voorbeelden hiervan zijn ook te vinden in onder ander de – eveneens onderzochte –Sint-Ludgerkerk in Garnwerd. Daar zijn verschillende gedichten op de muren geschreven waarbij het duidelijk is de bedoeling is om andere bezoekers te amuseren. Twee rijmpjes in deze kerk luiden als volgt:

‘Een kerk op aarde word Geleerd Waar een geloof dat god vereert Al duegden pligt en eigen eer Stort zeker in den afgrond neer’

‘Grafschrift

Wonder boven wonder

Strijk je broek af En schijt hem op zijn Donder.’

Naast bezoekersgraffiti zijn in Bierum ook constructiegraffiti te vinden. Hier is duidelijk te zien hoe de plek in de kerk verbonden is met de daar aanwezige soort graffiti. Alle constructiegraffiti bevinden zich namelijk in de kapconstructie van de kerk, terwijl de bezoekersgraffiti te vinden zijn in het trappenhuis en de nok van de toren, evenals op de orgelgalerij. Op de balken van de dakconstructie zijn bijvoorbeeld telmerken te zien: Romeinse cijfers die in het hout werden gegrift om aan te geven waar ze bij de bouw geplaatst moesten worden. Per kerk werden telmerken op verschillende manieren toegepast.10 In de Sebastiaankerk zijn bijvoorbeeld de letters Z en N aan de cijfers toegevoegd om aan te geven welke balken aan de zuidelijke dan wel noordelijke kant van het dak geplaatst moesten worden.

Een ander vorm van door bouwmedewerkers nagelaten graffiti zijn ‘passertekeningen’: geometrische tekens gekerfd door middel van een passer, vaak in de vorm van meerdere cirkels die elkaar symmetrisch doorkruisen. Deze konden zowel dienen als een verkleinde versie van een schilderontwerp, als oefeningen in het gebruik van een passer of als tekeningen ter vermaak.12 In de kerk van Bierum zijn ze (nog) niet aangetroffen. In een aantal andere onderzochte kerken zijn ze voornamelijk hartvormig en half afgemaakt, wat erop wijst dat deze eerder een oefen- of amusementsfunctie hadden. In Leegkerk zijn cirkelvormen gekerfd in de standvink in het midden van de kerk. Deze kerk deed enige tijd dienst voor het geven van catechisatielessen, dus het zou kunnen dat de passertekeningen door kinderen zijn gemaakt. In de Sint-Hippolytuskerk van Middelstum zijn daarentegen passertekeningen te zien op één van de muren in de hal onder de toren, op te grote hoogte om door kinderen te zijn gemaakt.

De enige graffiticategorie die in de Sebastiaankerk ontbreekt, is die van constitutionele graffiti. Alleen in de kerk van Garmerwolde, de Sint-Hippolytuskerk van

29

Graffiti in het oude stookhok van de kerk van Garmerwolde. Aan de rechterkant zijn de datum, activiteit van de dag en opmerkingen over het weer genoteerd met daarnaast het aantal bezoekers. Ze dateren uit de jaren ’60: Bjarne Kristensen was er predikant van 1965-1969. Foto Peter de Kan.

Middelstum en in de Johanneskerk van Losdorp zijn die tot nu toe gevonden. In Garmerwolde heeft iemand, mogelijk de koster, in het voormalige stookhok wekelijkse bezoekersaantallen op de muren bijgehouden met daarbij korte beschrijvingen van het weer. In Middelstum hebben Harm en Anneke Bos, werkzaam in de kerk tussen 1990 en 2020, hun naam gemarkeerd als afscheid van hun tijd als kosters. Ten slotte is in de Johanneskerk van Losdorp een bijzonder opschrift gevonden op de achterkant van een houten paneel: ‘Pieter H. van Dijken Heeft dit paneel er uit genomen omdat zijn duimstok er was achter gevallen Den [onleesbaar] September 1870.’

Zet de zoektocht voort!

Er zijn talloze graffiti te vinden in de Groninger kerken. Momenteel kijkt Groninger Kerken naar mogelijkheden om deze nog goeddeels verborgen bron te inventariseren en ontsluiten. Het inventarisatieproject van 2020 biedt enkele handvatten voor kerkbezoekers om zelf op zoek te gaan. Zoals in de Sebastiaankerk zijn de meeste graffiti te vinden in kerktorens, op balken van dakconstructies en op orgelgalerijen. Hoewel in deze inventarisatie veel graffiti op deze plekken zijn gevonden, duiken ze ook soms op in andere hoeken van de kerk. De Sint-Hippolytuskerk in Middelstum staat bijvoorbeeld vol graffiti op allerlei verschillende plekken, zoals op een deurtje voor een sacramentsnis in het koor, op de muren van het trappenhuis en zelfs buiten bij de achterdeur. Zoeken naar graffiti is bovenal een ontzettend interessante speurtocht. Dus ga vooral op pad met een zaklamp en een camera, want onder het stof duiken prachtige sporen van kerkgangers uit het verleden op.

Noten

1 Anja Groeneveld-Smit, ‘Verborgen schatten. Kerken en historische graffiti’, Groninger Kerken 38 (2020) nr. 4, 110-113; Guus Frumau, ‘Zestiende-eeuwse graffiti in Tinallinge. Sporen van een bloedige periode uit de geschiedenis van de Ommelanden’, Groninger Kerken 28 (2013) nr.1, 6-10.

2 Polly Lohmann, ‘Historical graffiti: The state of the art’, Journal of early modern Studies 9 (2020) 37-57, daar 39.

3 Lohmann, ‘Historical graffiti’, 40.

4 Martin Langner, Antike Graffitizeichnungen. Motive, Gestaltung und Bedeutung. Palilia 11 (Wiesbaden 2001).

Over de auteur

Laura Ietswaart (’s-Gravenhage, 1997) is dit jaar afgestudeerd bij de master landschapsgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze specialiseerde zich in agrarische landschappen van de late middeleeuwen. Het onderzoek naar historische graffiti in de Groninger kerken was de afsluiting van haar bachelor geschiedenis aan de RUG in 2020. Momenteel woont ze in Gent waar ze bij Histories vzw stage loopt als medewerker beleidsondersteuning en events.

5 Mathew Champion, Medieval graffiti: The lost voices of England’s churches (Londen 2015).

6 Detlev Kraack, Monumentale Zeugnisse der spätmittelalterlichen Adelsreise: Inschriften und Graffiti des 14.-16. Jahrhunderts (Göttingen 1997).

7 Marianne Ritsema van Eck, ‘Graffiti in medieval and early modern religious spaces: Illicit or accepted practice?’, Tijdschrift voor Geschiedenis 131 (2018) nr. 1, 51-72, daar 54.

8 Het volledig onderzoek is te lezen in mijn bachelorscriptie ‘Krabbels in kerken. Graffiti in Ommelander kerken c. 1200 – c. 1900’ (2021). Een exemplaar is aanwezig in de mediatheek van Groninger Kerken.

9 Mark Gardiner, ‘Graffiti and their use in late medieval England’, in: Jan Klápšte en Petr Sommer (red.), Arts and crafts in medieval rural environment (Turnhout 2007) 265-276.

10 H. Janse, Houten kappen in Nederland 1000-1940 (Delft 1989).

11 Gardiner, ‘Graffiti and their use’ (zie noot 9), 269.

Grote inwijsheid het verre

Noorden Column
31

de deur was immers geopend. Er was niemand, alleen wij tweetjes. We waren komen aanlopen vanuit Baflo, en ik had ook de hele ochtend al gelopen en kwam uit Leens. In Baflo was mijn tweede wandelgast van die dag uit de trein gestapt. Tegenover het stationnetje hadden we samen wat geluncht. De mevrouw die ons bediende, was de laatste die we hadden gesproken. De tocht erna hadden we genoeg aan onszelf.

Elke week wandel ik drie dagen door Noord-Nederland, waarna ik telkens weer terugkeer naar Amsterdam. En na elke tien kilometer wissel ik van wandelgast. Met hem of haar voer ik dan een lang gesprek. En elke week pak ik opnieuw mijn rugzak in, waarbij ik bedenk wat ik mee zal nemen. Telkens probeer ik het aantal spullen te verminderen. Wat heeft een mens eigenlijk nodig? Niet veel: water, brood, droge kleren, tandenborstel, tandpasta, wandelschoenen, een smartphone en een kabeltje, en iemand om mee te praten. Dit wikken en wegen hoort bij mijn wandelmethode. Zo wil ik uitvinden wat een mens nu werkelijk nodig heeft.

Bruno Latour noemt dat verwekkingsvragen. Tegenover het productiesysteem stelt de Franse filosoof het verwekkingssysteem dat aardbewoners (mensen, dieren, planten, dingen) nodig hebben om te overleven. Onderscheidt het eerste mensen van hulpbronnen, het tweede stelt alle levensvormen op gelijke voet en beschouwt ze als bezielde wezens die met elkaar verstrengeld zijn en die elkaar nodig hebben; het gaat ervan uit dat we gehechtheden moeten cultiveren. Vragen als: wie heb ik nodig? Met wie ben ik bereid om samen te leven?, zullen we onszelf moeten stellen. Het gaat erom afstammingslijnen te herkennen die duurzaam zijn, en hoe we in die afstammingslijnen kunnen worden opgenomen. Het streven naar emancipatie moeten we vervangen door de hervonden deugden van de afhankelijkheid, ‘alsof er nooit een einde komt aan de reïncarnaties van de Geest.’ Want het productiesysteem voert ons naar de ondergang. Mijn wandelen is precies op afhankelijkheid gericht. Ik loop in het landschap, stel mij verwekkingsvragen en alles om mij heen blijkt bezield.

Ook het witte kerkje van Breede was bezield. Op het zwarte bord ter hoogte van het koor had iemand in wit krijt ‘welkom!’ geschreven. Aarzelend stapten we naar voren. Daar ontwaarde mijn wandelgast links een tafeltje met kartonnen bekertjes, theezakjes en soepbuiltjes. Alles stond netjes voor ons gereed. Op een vel papier stond geschreven dat we in het keukentje een waterkoker konden vinden en een waterkraan waarvan we mochten gebruikmaken. Er was ook een wc. Ons werd alleen gevraagd wat geld neer te leggen als vergoeding. Om onze dorst te lessen liepen we naar het keukentje en een voor een gebruikten we de wc. In een kerkbank dronken we onze hete thee en legden geld in het laadje. Er lagen boekjes waarin de geschiedenis van het kerkje was beschreven en waaruit we elkaar besloten voor te lezen. Een heerlijk gevoel bekroop ons. We vroegen ons hardop af waarom we dit nou zo bijzonder vonden. We verlieten het kerkje en vervolgden ons pad.

Is het dwaas, dat wandelen van kerk naar kerk, van dorp naar dorp? Tot aan het Nieuwe Klimaatregime leek het ongeloofwaardig, een softe bedoening, vergezocht. Maar inmiddels weet ik beter. Latour: ‘Inmiddels kunnen we bij wijze van spreken profiteren van de hulp van de ontketende agentia, die ons dwingen de definitie van wat een mens, een territorium, politiek, beschaving is opnieuw tegen het licht te houden.’ Door te lopen leer ik stap voor stap me te ontdoen van de heerschappij van de economisering en begin ik mijzelf en degene die met mij meeloopt allerlei verwekkingsvragen te stellen. En zo ontdekken we de grote wijsheid die in het uitgebreide netwerk van de oude kerken op terpen en wierden op de grens van land en wad in het mooie, verre Noorden blijkt te schuilen. Het is het begin van een gemeenschappelijke nieuwe oriëntatie.

32
Bij Breede liepen we zomaar het kerkje in,

Over de auteur Zef Hemel (1957) bekleedt sinds 2022 de Abe Bonnema leerstoel op de Rijksuniversiteit Groningen en de Technische Universiteit Delft. Daarvoor bezette hij tien jaar de Wibaut leerstoel voor Grootstedelijke vraagstukken aan de Universiteit van Amsterdam. Van 2004 tot 2014 maakte hij deel uit van de directie van de toenmalige Dienst Ruimtelijke Ordening van de gemeente Amsterdam. Hemel studeerde geografie en planologie aan de RUG en promoveerde in Amsterdam op de geschiedenis van het landschap van de IJsselmeerpolders (1994), waarvoor hij de Prof. Ter Veen jaarprijs ontving.

De kerk van Breede, waarschijnlijk gebouwd aan het begin van de 14e eeuw. Foto’s Zef Hemel. Bron Bruno Latour, Waar kunnen we landen? Politieke oriëntatie in het Nieuwe Klimaatregime (Amsterdam 2018).

Horeca op ‘heilige’ plekken

Tjitske Zuiderbaan

De kerk van Garmerwolde met rechts OSO bij de Kerk. Het duurzaam bijgebouw dient ook als ontvangstgebouw van de Schoolkerk; de zonnepanelen op het dak verwarmen een deel van de kerkvloer tijdens activiteiten. Foto Duncan Wijting.

35

‘Je kunt nog zulke mooie dingen bedenken qua architectuur, maar waar het echt om draait is lekkere koffie met appeltaart’, aldus Jur Bekooy, bouwkundige van Groninger Kerken. ‘Daarom laten we op een aantal locaties gebouwen als horecagelegenheid exploiteren.’ Zo kun je in Kiel-Windeweer aan fine dining doen en overnachten. Dat laatste kan ook in De Vijgenhof bij de Damster synagoge. De horeca bij of in de kerken van Pieterburen, Klein Wetsinge en Garmerwolde kreeg recent nieuwe exploitanten. De bevlogen uitbaters onderscheiden zich met hun aanbod – dat een stuk verder gaat dan appeltaart – en hun grote betrokkenheid bij de omgeving. We stellen ze hier graag aan u voor.

Door de ideale combinatie van gebouw en locatie is horeca als invulling bijna vanzelfsprekend in deze drie plaatsen. Tuincafé Bertje Jens van Nelske Elzer en Mark Morse (USA) in Pieterburen, is gevestigd in het zondagschoolgebouw uit 1888. Het ligt naast de vijftiende-eeuwse gotische Petruskerk en de botanische tuin Domies Toen, en tegenover het bezoekerscentrum van Het Groninger Landschap. Bovendien ligt het aan het Pieterpad, waarvan Bertje Jens en Toos Goorhuis-Tjalsma de bedenkers waren. De kerk is onderdeel van het Grootste Museum van Nederland en de plaatselijke commissie organiseert veel activiteiten in en rond de kerk.

De waterstaatskerk van Klein Wetsinge uit 1840 herbergt het Toeristische Informatie Punt Waddenland. De ligging aan wandel- en fietsroutes door het Reitdiepgebied werkt uitnodigend. Olaf de Bont zwaait hier de scepter. Vlak bij Groningen stad, in Garmerwolde, runnen Nicolette en Tyrone Misran van Keulen ‘OSO bij de kerk’ in het ontvangstgebouw op het kerkhof achter de Schoolkerk. Rustzoekers en architectuurliefhebbers uit de stad en omliggende dorpen weten het ietwat verstopte en in meerdere opzichten duurzame café al goed te vinden.

36

Tuincafé Bertje Jens van Nelske Elzer en Mark Morse, gevestigd in het voormalige catechisatielokaal naast de Petruskerk en Domies Toen in Pieterburen. Foto Duncan Wijting.

37

‘Drie eisen stelt Groninger Kerken

aan de exploitanten: ze moeten kwaliteit leveren, maatschappelijk betrokken zijn en de invulling moet passen bij het dorp

waarin ze zijn gevestigd’

38

Geen kerk met toekan

Wat levert het de stichting op om monumentale gebouwen te gebruiken voor horeca? ‘Dat de exploitanten een bescheiden economische bijdrage leveren aan de omgeving van een kerk,’ vindt Bekooy. ‘We ambiëren doorbestemming met een maatschappelijke component. Exploitanten kunnen als gastvrouw en gastheer iets toevoegen aan de koffie met appeltaart. Kerken met een toekan is niet waaraan we denken, dat is een ander soort horeca.’ Drie eisen stelt Groninger Kerken aan de exploitanten: ze moeten kwaliteit leveren, maatschappelijk betrokken zijn en de invulling moet passen bij het dorp waarin ze zijn gevestigd. ‘Onze exploitanten streven die betrokkenheid na.’ Basisingrediënten als melk, yoghurt, kaas en eieren halen ze bij boeren uit hun directe omgeving. Groente waar mogelijk bij de biologische kweker. En brood nemen ze af van de nieuwe generatie bakkers die het oude ambacht heeft opgepakt.

Betrokkenheid in de praktijk Nelske en Mark serveren maandelijkse (veganistische) maaltijden in hun tuincafé in Pieterburen, waarbij de lokale bewoners hen goed weten te vinden. Velen maken voor het eerst kennis met de vegan keuken en laten zich er aangenaam door verrassen. Met de plaatselijke commissie van de kerk en Het Groninger Landschap organiseren ze deze zomer een expositie van Koos van Bruggen, een kunstenaar uit het dorp. En elke vrijdag bakt dorpbewoonster Polly taarten voor het café.

In Klein Wetsinge verzorgt Olaf ook elke maand een vegan maaltijd samen met de topkok van vegan restaurant Achterwerk in Groningen. Hier zit je aan de gezamenlijke dis. Er werken vrijwilligsters uit het dorp en een buurjongen komt elk weekend helpen. Nicolette en Tyrone hebben een speelkamer ingericht. Mensen uit de buurt komen in OSO op adem terwijl de kinderen zichzelf vermaken. Het dorpshuis in Garmerwolde zocht de samenwerking met Nicolette en Tyrone en sindsdien verzorgen zij daar de catering op bijeenkomsten.

Tuincafé

Toeval speelde een grote rol bij de match tussen de exploitanten en hun locatie. Nelske had bijvoorbeeld plannen om ‘iets met horeca in haar achtertuin’ te doen. Horeca was vanzelfsprekend. Opa had een groothandel in horeca-artikelen. Moeder caterde voor onder meer FC Groningen en De Ringweg in de stad is het familierestaurant. Al vroeg deed Nelske ervaring op en de horeca kroop onder haar huid. Toen ze hoorde dat het theehuis naast Domies Toen beschikbaar kwam, nam ze zonder vooropgezet plan contact op met Groninger Kerken. Sinds juni 2022 runnen Mark en zij tuincafé Bertje Jens op organische wijze. Ze experimenteren om te kijken wat mensen lekker vinden en de menukaart wisselt dan ook wekelijks. Zich aan één concept verbinden, willen ze niet. Mark is amateurkok en fijnproever en hij blogt over eten. In het tuincafé wordt uitsluitend vegetarisch en vegan gekookt.

Liefde op het eerste gezicht

Als buurtsportcoach en jongerencoach gebruikte Olaf sport als middel om jongeren te helpen. Toen het MJD overging in een andere organisatie, kon hij óf bij het WIJ-team gaan werken, óf horecaondernemer worden. Ondernemer, graag! Vanaf zijn vijftiende werkte hij al als barman. Fanatiek ging hij vorig jaar op zoek naar een pand in het centrum van Groningen. Tegen de Akerk aan vond hij een leegstaande ruimte. Hij verzamelde moed en belde

Café afhuren voor high teas of privé evenementen: bertjejenscafe@gmail.com

Honden welkom. Gratis parkeren. Tuinterras.

Bertje Jens Pieterburen Vrijdag t/m zondag 11.00 – 17.00 uur
39
Volg @Bertje.Jens op Instagram.

Kerk Klein Wetsinge Donderdag t/m zondag

10.30 – 17.00 uur

Kerk afhuren: kerkkleinwetsinge@outlook.com

Expositie en concertmogelijkheden: kerkkleinwetsinge@outlook.com

Terras voor de kerk. Beperkte (gratis) parkeermogelijkheid.

met Groninger Kerken. Die ruimte was niet beschikbaar, maar er was wel een kerk in Klein Wetsinge waarvoor ze een beheerder zochten. Hij ging erheen en was op slag verliefd. Sinds de laatste week van januari 2023 is Olaf de uitbater en hij leert nog elke dag bij.

Thuis op het kerkhof

Oso is het Surinaamse woord voor huis. En dat is precies wat Nicolette en Tyrone beogen met ‘OSO bij de kerk’ in Garmerwolde. Een huis waarin iedereen zich welkom voelt. Ze runden het inspiratiecafé oorspronkelijk in de Groningse binnenstad. Toen ze net uit de opstartfase kwamen, brak corona uit. Zegen en vloek tegelijkertijd. Tijd voor bezinning, maar ook, wat nú? Ze reden langs Heveskes en zagen de kerk te midden van de industrie. Dat vonden ze zo surrealistisch dat ze meteen stopten om te kijken. Wat een mooie locatie! Tyrone’s familie heeft een Surinaams-Javaans afhaalrestaurant in Groningen, Warung Jawa. De bovenbuurman daarvan, toevalligerwijs de eindredacteur van Groninger Kerken , adviseerde contact met Patty Wageman op te nemen en dat deden ze. Helaas bleek de kerk van Heveskes niet geschikt voor permanente verhuur, maar ook nu was er de vraag om in gesprek te gaan. Dus bereidden ze een pitch voor. Nog voordat ze ermee klaar waren, pitchte de stichting Garmerwolde al.

Verhuur

De invulling die de horecaexploitanten geven aan hun onderneming vertoont overeenkomsten. Omdat ze ook andere werkzaamheden hebben, zijn alle beperkt open. Het is hun intentie om verantwoord en lokaal in te kopen, waar mogelijk biologisch. Op dagen dat ze niet open zijn voor aanloop, verhuren ze hun locatie voor vergaderingen, bruiloften, fotoshoots, videoclips en waar vraag naar is. De catering verzorgen ze zelf met huisgemaakte producten. Het contact met de omgeving vinden ze belangrijk.

Pav bhadji in Pieterburen

Ze onderscheiden zich door hun nevenactiviteiten en menu’s. Muzikant Mark en biologische bloementeler Nelske serveren boekweitpannenkoekjes en pav bhadji, Indiase curry met een broodje. ‘En leuke mocktails, een siroop van tien wortelsoorten en aparte ijstheetjes. Maar ook gewone dingen hoor, zoals quiche, tosti en suikerbrood.’ De kleinschaligheid spreekt hen aan en het persoonlijke contact met de gasten. ‘We willen graag een verrassende, warme en inspirerende plek zijn aan het einde van de wereld.’

Verbonden soep

Tijdens de lunch serveert Olaf vegetarische mosterdsoep met zongedroogde tomaatjes in plaats van spek, en sandwiches. De taarten maakt zijn moeder in haar Bakkerij Toos. In principe werkt hij met een vegetarisch menu, maar gasten die vlees willen, krijgen dat. Ook organiseert hij concerten, vanwege de goede akoestiek. Voor de maandelijks wisselende exposities verzorgt hij de opening. ‘Ik breng het liefst mensen bij elkaar in een gemêleerd gezelschap. Door samen aan tafel te zitten en laagdrempelig met elkaar in gesprek te komen leer je van elkaar en verbind je je.’

Koekjes op het kerkhof

Nicolette combineert de horeca met haar praktijk als life- en loopbaancoach en sinds kort ook met het pleegmoederschap. Ze deed de Hogere Hotelschool waarna ze HR-management studeerde.

40
De kerk van Klein Wetsinge, met uitzichtpunt over het Reitdiepdal, wordt sinds januari van dit jaar gerund door Olaf de Bont. Foto Duncan Wijting.

OSO bij de kerk Garmerwolde Zaterdag en zondag

10.00 – 18.00 uur

Café afhuren voor heisessies, workshops, vergaderingen: info@inspiratiecafe-oso.nl

Aparte speelruimte voor kinderen. Gratis parkeren voor de kerk. Terras bij het kerkhof.

Volg @inspiratiecafé_oso op Instagram.

Tyrone studeerde Technische Aardwetenschappen in Delft, maar de horeca heeft zijn hart. ‘We koken al vier generaties. Een van mijn eerste herinnering is dat ik voordat ik naar school ging eerst opa begroette in de Warung. Die geuren! We creëren huiselijkheid. Dan kom je los en voel je je als gast op je gemak.’ Op zaterdag en zondag zijn ze ook torenbewaarders voor bezoekers van de expositie ‘Feest! In Oost en West’ in de toren. Met mooi weer is het terras op het kerkhof geopend. ‘Gasten vinden dat in het begin een beetje gek, maar het went snel. Soms proosten mensen met oma of tante. Dan heffen ze het kopje of het glas in de richting van een graf.’

Over de auteur Tjitske Zuiderbaan (tekstjes@outlook.com) was tot haar pensionering in 2021 werkzaam op het bureau van de Stichting Oude Groninger Kerken. Ze schrijft regelmatig interviews en human interestartikelen, onder meer voor Groninger Kerken en Terebinth; van dat laatste tijdschrift is ze ook redacteur. Recent verscheen van haar hand Dij schrift, blift. Schrijversgraven in de provincie Groningen .

Nicolette en Tyrone Misran van Keulen van OSO bij de Kerk. Foto Duncan Wijting.

Overdracht kerk van Zuidbroek

Nieuws
De Petruskerk en vrijstaande toren gezien vanuit het noordwesten. Foto Duncan Wijting.

Op 14 april 2023 heeft de Protestantse Gemeente

Zuidbroek de Petruskerk overgedragen aan Groninger Kerken. Met deze overname heeft

Groninger Kerken 101 kerken, twee synagogen, 62 kerkhoven en negen (vrijstaande) torens in haar bezit. De Protestantse Gemeente huurt het gebouw terug, waardoor in het gebruik niets wijzigt.

De Zuidbroekster kruiskerk, gebouwd in de late dertiende eeuw, is een hoogtepunt van laatromaanse baksteenarchitectuur. Vooral in het Oldambt werd toen een reeks indrukwekkende kerken gebouwd, waarvan die in Zuidbroek een van de mooiste is.

Al sinds de negentiende eeuw wordt gesproken van ‘Petruskerk’, maar dat de kerk ooit gewijd was aan deze heilige – een van de apostelen en volgens de katholieke traditie de eerste paus – is hoogst onzeker. In elk geval ontbreken hiervoor historische bewijzen. Pastoorszegels uit de late zestiende eeuw dragen de beeltenis van Sint-Augustinus. Daarom is hoogstwaarschijnlijk deze kerkvader de werkelijke patroonheilige.

In het begin van de twintigste eeuw is de kerk ingrijpend gerestaureerd, waarbij de muren inwendig in twee fasen naar de gewoonte van die

tijd zijn ontpleisterd. Bij een later herstel is de oorspronkelijke afwerking met pleisterwerk grotendeels teruggebracht. Op de gewelven zijn van kort na de bouw geometrische patronen en bovenaan de koorgevel vechtende dieren bewaard gebleven. Uit de vijftiende eeuw stammen de bloemmotieven in de gewelfkruinen en een paar fragmenten van figurale voorstellingen in het koor. Het uitgebreide opschrift op het westelijke gewelf dateert de uitgebreide herstelwerkzaamheden op 1488.

In 1997 werd bij werkzaamheden onder de kerkvloer een verrassende vondst gedaan: het beschadigd zandstenen hoofd van Maria en een dito hoofd en torso van een gekruisigde Christus kwamen hier tevoorschijn. De beelden, te dateren omstreeks 1500 en gemaakt in een Westfaals atelier, maakten waarschijnlijk deel uit van een calvarie-

groep die stond opgesteld op het kerkhof. In de beginjaren van de Tachtigjarige Oorlog, toen Zuidbroek nogal eens door oorlogsgeweld werd getroffen, zullen de beelden zijn vernield. De fragmenten zijn tegenwoordig te zien in nissen in de kerk.

De rijke inrichting van de kerk stamt goeddeels uit de zeventiende en achttiende eeuw, toen het Oldambt een welvarende periode doormaakte. Een herenbank dateert van 1671 en op de grens van koor en schip staan de banken voor de kerkvoogden en de drost, de door de stad Groningen aangestelde bestuurder van het Oldambt. Deze zijn in 1709 ontworpen door de Groninger stadsbouwmeester Allert Meijer, het snijwerk is van de hand van Jan de Rijk. De deuren die onder een rijkversierde boog de toegang tot het koor afsluiten, zijn een wat latere toevoeging. Casper Struiwig maakte in 1736 de preekstoel. Het grote orgel met zijn strakke classicistische front is in 1793-1794 gebouwd door Frans Casper Schnitger en Hermann Heinrich Freytag.

Op enige afstand van de kerk staat een stompe toren uit dezelfde bouwtijd als het kerkgebouw, maar deze is in het bezit van de burgerlijke gemeente gebleven. Hierin hangen twee klokken uit 1603 en 1610. Voor twee van de vensters in de zuidgevel zitten tralies. Het gebouw deed namelijk geruime tijd dienst als huis van bewaring. Op de muren zijn nog steeds inscripties van te vinden van verdachten die door de veldwachter werden opgebracht.

44
Het interieur van de Petruskerk gezien naar het westen. Foto Duncan Wijting.

Groninger Kerken Jaargang 40, aflevering 2 – Juni 2023

Groninger Kerken is een uitgave van de Stichting Oude Groninger Kerken. Donateurs die jaarlijks minimaal € 25 betalen, ontvangen het magazine vier keer per jaar. Wilt u donateur worden? Neem dan contact met ons op of raadpleeg de website.

Kernredactie

drs. R.H. Alma

drs. I. Basteleur

R. Compaan

dr. C.P.J. van der Ploeg

drs. P. Wageman

Eindredactie

drs. M. Hillenga

Redactieraad

prof.dr. S. Corbellini

drs. A. van Deijk

prof.dr. T.M. Eliëns

dr. A.J.M. Irving

dr. A.B. Mulder-Bakker

J.F. Oldenhuis

dr. S. van der Poel

dr. M. Schepers

A.-E. de Winter

Grafisch ontwerp Jochem.studio

Drukwerk MarneVeenstra, Groningen

Raad van toezicht

mr. R.A.M. Zwart, voorzitter

dr. E.A.M. Bulder, vice-voorzitter

ir. P.E. Bekkering

drs. C.J. Kool

ing. R.K. Steenbergen MRE

Beschermheer van de stichting

mr. drs. F.J. Paas, Commissaris van de Koning in de provincie Groningen

Advertenties

Voor meer informatie en tarieven over adverteren in ons tijdschrift kunt u contact opnemen met het secretariaat van Groninger Kerken.

Contact- en redactieadres Groninger Kerken

Coehoornsingel 14 9711 BS Groningen

050 – 312 35 69 info@groningerkerken.nl www.groningerkerken.nl

Professionele Organisatie voor Monumentenbehoud (POM).
ISSN 0169-3719
VERNIEUWEN GEEFT ENERGIE BGDD.NL
UW RESTAURATIE IN VERTROUWDE HANDEN
Bolsward | Dokkum | Groningen Meer info via Akerk.nl Open van dinsdag t/m zondag
Heerdweg 5 | 9981 TA Uithuizen | 0595 435 678 www.sietsemabouw.nl | info@sietsemabouw.nl | sietsemabouw Sietsema aannemersbedrijf MET LIEFDE EN PASSIE ONDERHOUDEN WIJ ONS ERFGOED Studio 212 Fahrenheit 212f.nl W W W K I J L S T R A B R O U W E R N L Adverteren in Groninger Kerken? Neem contact op met het secretariaat van de Groninger Kerken via 050 312 3569 of info@groningerkerken.nl
B O U W E N E N R E S T A U R E R E N ook aardbevingsschade kunnen wij vakkundig herstellen KK www.dijkstradegraaf.nl info@dijkstradegraaf.nl tel: 0511-408272 BOUWBEDRIJF DIJKSTRA DE GRAAF ENGWIERUM BOUWBEDRIJF DIJKSTRA BUTENDYKSWEI 9132 Tel: Fax: info@dijkstradegraaf.nlwww.dijkstradegraaf.nl DE GROOT VUURSTEEN Restauratie van natuursteen & historisch beton Handgehakt letterwerk www.degrootvuursteen.nl 0654942339 AANDACHT VOOR ONTWERP VUUR STEEN
Groen in goede handen Industrieweg 33 9781 AC Bedum T (050) 301 25 00 E info@groenwerf.nl WWW.GROENWERF.NL Dàt is onze KRACHT Cuxhavenweg 3-2 9723 JK Groningen 050 2100 194 06 2688 8044 info@tomfeith.nl www.to mfeit h.nl

Schoonmaakbedrijf / Gevelonderhoud

ZEEMAN

Net dat beetje meer!

De Stelling 5

9774 RB Adorp

Tel. (050) 306 12 79 mob. 06 22 42 31 61

info@schoonmaakbedrijfzeeman.nl www.schoonmaakbedrijfzeeman.nl

Voor kompleteschoonmaakservice!

O A.:

- SCHOLEN, KANTOREN ETC

- GLAZENWASSERIJ

- TAPIJTREINIGING

- KUNSTSTOF REINIGING

- BETONREPARATIE

- GEVELREINIGING

- NEVELSTRALEN

- GRAFFITI VERWIJDEREN

- IMPREGNEREN(MUREN)

- KUNSTSTOF VLOEREN

- GIETVLOEREN

- COATINGVLOEREN

- ANDERE VLOEREN OP AANVRAAG

w a a r n e m e n h e r k e n n e n o n t w e r p e n r e a l i s e r e n & o p l e v e r e n b e h o u d e n
TEIN restauratie architectuur www.holstein-restauratie.nl
Sebastiaankerk te Bierum
HOLS
v.o.f.
Rijksweg 167 9792 pd Ten Post t 050 301 05 50 info@menseruiter.nl Mense Ruiter Orgelmakers bv Timmer- en restauratiewerken | Interieur ontwerp en uitvoering | Deskundig in duurzaam (ver)bouwen GK_202012.indd 156 03-12-20 10:30 De Schilder, de beste vriend van je huis Schildersbedrijf W. Dijkema Noorderstraat 5 9989 AA Warffum telefoon (0595) 42 22 67 Ook leveren wij professionele verven, dubbele beglazing, voorzetramen en alle bijkomende schildersmaterialen handmatige belettering in natuursteen advies bij en uitvoering van eigen ontwerp en ideeën restauratiewerk 0595 492242 info @ deschreef.nl www.deschreef.nl GEDENKSTENEN | EERSTE STENEN | GEVELSTENEN | RELIËFS | GRAFMONUMENTEN | NAAMBORDEN Al jaren vertrouwd partner van de SOGK vertrouw ons ook úw bouwwerk toe! H. Pot bouwbedrijf (ver)bouwen met overleg Onderhoud, verbouw, renovatie, nieuwbouw en alle materialen voor de doe-het-zelver Hoofdweg 25 9795 pa Woltersum (050) 302 15 55 www.bouwbedrijfpot.nl vertrouw ons ook úw bouwwerk toe!

Al jaren vertrouwd partner van de SOGK vertrouw ons ook úw bouwwerk toe!

vertrouw ons ook úw bouwwerk toe!

H. Pot bouwbedrijf

(ver)bouwen met overleg

W.

De Schilder, de beste vriend van je huis Schildersbedrijf
Dijkema Noorderstraat 5 9989 AA Warffum telefoon (0595) 42 22 67 Ook leveren wij professionele verven, dubbele beglazing, voorzetramen en alle bijkomende schildersmaterialen handmatige belettering in natuursteen advies bij en uitvoering van eigen ontwerp en ideeën restauratiewerk 0595 492242 info @ deschreef.nl www.deschreef.nl GEDENKSTENEN | EERSTE STENEN | GEVELSTENEN | RELIËFS | GRAFMONUMENTEN | NAAMBORDEN
Onderhoud, verbouw, renovatie, nieuwbouw en alle materialen voor de doe-het-zelver Adverteren in Groninger Kerken? Neem contact op met het secretariaat van de Groninger Kerken via 050 312 3569 of info@groningerkerken.nl

Het groene goud rondom de Groninger Kerken

Gouden Bomenfonds is onderdeel van Groninger Kerken

Unieke pareltjes in het Groninger land, dat zijn de Groninger kerken met hun omringende kerkhoven. Hier zijn de bijzondere flora en fauna, de graven en de veelal monumentale bomen en boomgroepen van grote waarde. Helaas worden de kerkhoven bedreigd door bomenziektes en niet-inheemse plantensoorten. Zij tasten de biodiversiteit ernstig aan. Met het Gouden Bomenfonds herstelt Groninger Kerken de kwaliteit van het groen op de historische kerkhoven. Wil je meer weten of bijdragen aan onze inzet voor herstel en duurzaamheid, ga dan naar onze website en doe een gift.

groningerkerken.nl/goudenbomenfonds

Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.