Tijdschrift Groninger Kerken Maart 2023

Page 1

Groninger Kerken

Maart 2023

De middeleeuwse kerk van Garsthuizen Zwijgend Goud in de Akerk Tijd snoepen voor de barok Verhalen van Frisia

Woord vooraf

Voor u ligt de eerste aflevering van de nieuwe jaargang, met een afwisselende inhoud die, naar we hopen, de toon zet voor de volgende nummers.

Tonko Ufkes gaat in op de geschiedenis van de kerk van Garsthuizen – het enige kerkgebouw van de Stichting dat zo bouwvallig was dat het uiteindelijk niet behouden kon blijven. Zijn relaas is ook te lezen als een prelude op de plannen die in de maak zijn voor de nog herkenbare plaats van de kerk.

Wanneer een kerkgebouw door een plaatselijke gemeente wordt overgedragen, gaat ook de inventaris mee over. Daaronder vallen ook allerlei roerende goederen. In de Akerk is nu een tentoonstelling te zien met een veelheid van objecten uit ons kerkenbezit, van middeleeuwse glasscherven via zandlopers tot hedendaags avondmaalsvaatwerk van keramiek. Inge Basteleur, educatief medewerker van de Stichting, gaat in op dit bijzondere bezit en licht de gemaakte selectie toe.

Eind vorig jaar verscheen Barok in Groningen , geschreven door Freek Veldman en Lieke Veldman-Planten. Het boek is de neerslag van bijna een halve eeuw onderzoek naar deze bloeiperiode voor Groningen. Tjitske Zuiderbaan had met Freerk Veldman, die velen van onze lezers zullen kennen door zijn bijdragen aan ons tijdschrift, een uitgebreid gesprek over deze monumentale publicatie, waarin ook veel orgels, kansels en herenbanken uit onze kerkgebouwen worden besproken. Er is nu waarschijnlijk geen gewest in Nederland waar het rijke kunstbezit uit deze periode zo gedetailleerd in kaart is gebracht als Groningen.

De Universiteitsbibliotheek in Groningen bezit een grote hoeveelheid geschreven en gedrukt materiaal dat afkomstig is uit Groninger kloosters en kerken of daarop betrekking heeft. Adrie van der Laan, conservator van de afdeling Bijzondere Collecties, licht het project Verhalen van Frisia toe, waarmee dit materiaal digitaal wordt verbonden met de plaats waar het is ontstaan of waar het is gebruikt. Het is een originele manier om de bibliotheekschatten, die tot nu toe alleen in de studiezaal konden worden geraadpleegd, voor een breder publiek te ontsluiten.

De afgelopen twee jaar is de bestuursstructuur van de Stichting herzien. De positie van de directeur is versterkt, het bestuur is een raad van toezicht geworden. Ook de naamgeving is veranderd: de ‘Stichting Oude Groninger Kerken’ heet nu kortweg ‘Groninger Kerken’, zoals het tijdschrift al sinds de eerste jaargang veertig jaar geleden wordt genoemd. Ook de opzet van de redactie is gewijzigd. We werken met een kernredactie, die direct verantwoordelijk is voor elke kwartaalaflevering. Daarnaast hebben we nu een redactieraad. Daarin zijn niet alleen de aandachtsgebieden geschiedenis en kunstgeschiedenis vertegenwoordigd, van waaruit het werk van de Stichting vanaf het begin is ondersteund, maar ook andere aandachtsvelden, waarmee de Stichting in een veranderende sociaal-culturele omgeving haar voordeel doet: religiewetenschap, archeologie, landschaps- en literatuurgeschiedenis. Via de redactieraad – de namen van de leden vindt u in het colofon – hopen we nieuwe ontwikkelingen in het onderzoek op de voet te volgen met onze artikelen. Hoe belangrijk onderzoek voor het werk van de Stichting is, wordt benadrukt in de column in deze aflevering.

We vertrouwen erop dat in al deze veranderingen de oorspronkelijke doelstelling van de Stichting voor onze donateurs nog even actueel is als een halve eeuw geleden.

Kees van der Ploeg voorzitter redactie Patty Wageman directeur Het interieur van de kerk van Bierum omstreeks 1910, met in het koor een 18e-eeuwse houten kaarsenkroon. Collectie Groninger Archieven, foto P.B. Kramer.

Dit kwartaal in Groninger Kerken

Pagina 6

Puzzelstukjes van papier, gips en steen

Pagina 14

Zwijgend Goud in de Akerk

Pagina 29

Het belang van onderzoek

Pagina 33

Pagina 40

Verhalen van Frisia

Tijd

voorsnoepen de barok

Kroonluchter uit 1837 in de kerk van Oosterwijtwerd. Foto Omke Oudeman.

Puzzelstukjes van papier, gips en steen

De verdwenen middeleeuwse

kerk van Garsthuizen

Uit archeologisch onderzoek voorafgaand aan de afbraak in 2015 bleek dat de negentiende-eeuwse kerk opgetrokken was op de oude fundering van haar dertiende-eeuwse voorganger. Wel was de middeleeuwse kerk aanmerkelijk groter geweest. De buitenmaat van de lengte was zo’n 32 meter, dus haast 10 meter langer dan de nu nog aanwezige bakstenen contouren van de negentiende-eeuwse kerk.1 De op het terrein gedane vondsten werpen daarom slechts fragmentarisch licht op het uiterlijk van dat gebouw. Met behulp van een handvol puzzelstukjes van papier, gips en steen kan hier een completer beeld van de kerk worden geschetst.

Smal of stomp?

Van de middeleeuwse kerk van Garsthuizen is slecht één min of meer gedetailleerde tekening bekend, een

afbeelding van het gebouw ‘in opstand’ op een kaart uit 1824 van de landerijen van boerderij de Karshof in Startenhuizen, onder de klokslag van Garsthuizen. De vervaardiger van deze kaart tekende de zuidkant van het bakstenen gebouw. De ingang van de kerk zat onder de smalle toren en in de zuidmuur zijn vier grote ramen en twee kleinere vensters te zien. De laatste waren mogelijk lage vensters, die zicht boden op een altaar in het koor. Ook beeldde de tekenaar twee dichtgezette toegangen af. In de jaren 1839-1851 verschenen de veertien delen van het Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, samengesteld door A.J. van der Aa, een nog altijd informatief standaardwerk over alle Nederlandse steden, dorpen, waterwegen enzovoort. Natuurlijk putte Van der Aa hiervoor uit algemeen bekende gegevens, maar het blijft aardig om te lezen wat juist hij schrijft over de kerk van Garsthuizen:

Midden in het dorp Garsthuizen ligt het oude kerkhof waarop tot 2015 een inmiddels afgebroken kerk stond: slechts een lage rij bakstenen van de muren bleef staan. In de jaren voor de afbraak stond de kerk al een tijdlang op instorten. Geregeld vielen stenen en dakpannen naar beneden. Eigenlijk is dat vreemd, want het kerkgebouw was nog niet eens zo oud, nog geen honderdvijftig jaar. Het was de opvolger van de middeleeuwse kerk die op dezelfde plek stond en die in 1871 gesloopt werd.

7
Tonko Ufkes De contouren van de in 2015 afgebroken 19e-eeuwse kerk van Garsthuizen. De golfplaten dekken de in kerkvloer aanwezige grafzerken af. Foto Tonko Ufkes.

‘Aan het westeinde der kerk, waaraan men nog wel enkele duifstenen ziet, staat een stompe toren. De torenklok van 1455 is met de beelden der 12 Apostelen en met een randschrift versierd.’ 2

In tegenspraak met de tekening van 1824, had de kerk volgens Van der Aa dus een stompe toren. We laten deze kwestie voor wat die is. Wat nadere aandacht verdient, is dat in de beschrijving de echo lijkt door te klinken van een oudere geschreven bron: een verslag van de schoolmeester van Garsthuizen uit 1828.

Het rapport van de schoolmeester

In de zomer van 1828 kregen alle Groninger dorpsschoolmeesters het verzoek om een zeventien vragende tellende ‘aardrijkskundige’ enquête in te vullen. De door hen gegeven antwoorden leveren een schat aan informatie op over het gesproken Gronings, het landschap, de natuurlijke omstandigheden en wat niet al. Gelukk ig werden ook de kerken niet vergeten, want vraag 3 van de enquête luidde:

‘Is er ook dufsteen of duifsteen aan uwe kerk, en hoe groot zyn die steenen? Is er ook een opschrift op uwe torenklok of zyn er ook opschriften op uwe torenklokken? en zoo ja; hoe luiden die?’ 3

In Garsthuizen belandde de vragenlijst bij Tonnis Klaassen Land. Hij was daar net begonnen als schoolmeester. Land was op 11 juli 1810 in het vlakbij gelegen Eenum geboren. Als jonge man van achtt ien jaar onderwees deze boerenzoon dus al de dorpsjeugd. Op zijn twintigste trouwde hij met Zwaantje Westing, de 33-jarige weduwe van zijn voorganger.4 De derde vraag van de enquête beantwoordde hij op deze manier:

‘Men heeft by voormalige reparatien aan onze kerk soms dufsteen ontdekt en ééne enkele ziet men er nog, welke eens zoo groot is als de andere steenen. Onze torenklok heeft twee randschriften. Bovenom leest men: Anno 1455 Maria ik hete de Ghershuser leten mi gheten.

Waarschuwingsbord aan de kerk in 2007. Foto archief Groninger Kerken.

De middeleeuwse kerk van Garsthuizen op een kaart uit 1824. Collectie Groninger Archieven (818-4143).

Ontwerptekening voor een nieuwe school in Garsthuizen, circa 1820. Het schoolvertrek zat onder één dak met de kosterij. Collectie Groninger Archieven (817-3497).

‘Anno 1455 Maria ik hete de Ghershuser leten mi gheten.’
8

De luidklok uit 1455

De beschrijving van de middeleeuwse luidklok door schoolmeester Tonnis Land lijkt betrouwbaar. Sterker nog, de beschrijving sluit aan op de complete tekst op de klok zoals A. Pathuis die vermeldt in zijn naslagwerk Groninger gedenkwaardigheden 8 Helaas is niet bekend hoe de tekst op de klok verdeeld was, dus welke woorden op de boven- dan wel benedenrand aangebracht waren. Volgens Pathuis begon het opschrift met dezelfde woorden als meester Tonnis Land noteerde: ‘ANNO DNI

MCCCCLV. MARIA IK HETE, DE GHERSHUSER LETEN MI

GHETEN’. Een belangrijke mededeling in de aangebrachte tekst is de naam van de klokkengieter: ‘GHERT KLINGE

ME GHEGOTEN HAT’. Klinge goot ruim dertig klokken, vooral voor Noord-Duitse kerken. Vaak zijn de randen daarvan prachtig versierd en draagt de klok een duidelijke afbeelding van een heilige of van een bijbelse figuur.9 Zonder het letterlijke opschrift op de klok te noemen, komt de beschrijving in het schoolmeesterrapport een stukje in de goede richting. Het opschrift op de klok gaat volgens Pathuis verder met: ‘DEFUNCTOS PLANGO, VIVOS VOCO, FULGARA FRANGO. VOX MEA VOX VITE, VOCO AD SACRA, VENITE.’ In de vertaling van dr. H.A. Kamphuis is dit: ‘De overledenen beween ik luid (luid ik uit), de levenden roep ik, de bliksems breek ik (leid ik af). Mijn stem [is] de stem van het leven, ik roep op tot de eredienst, komt [allen].’

In Groninger gedenkwaardigheden worden geen afbeeldingen op klokken beschreven. Meester Land deed dat wel, maar was in zijn beschrijving niet compleet. Dat weten we omdat gipsafgietsels van de decoraties bewaard zijn gebleven. Hoogstwaarschijnlijk zijn deze vervaardigd door de fl amboyante boerenzoon Pieter Meekhoff Doornbosch (1870-1931) uit Baflo, in zijn omgeving bekend als ‘Pietmeneer’. Gedreven door historische belangstell ing doorkruiste hij in de jaren 1895-1905 de provincie om onder meer klokopschriften te documenteren. Dat deed hij eerst door afwrijfsels te maken met een tinnen lepel op papier, later maakte hij afdrukken met leem. Zijn collectie afgietsels belandde uiteindelijk in het Groninger Museum.10 Ze laten zien dat naast de genoemde apostelen de klok versierd was met beeltenissen van Sint-Pancratius – patroonheilige van de kerk van Garsthuizen – en Maria, de naamgeefster van de klok.11

Rond 1566

Voor Maria was in de kerk een altaar aanwezig. Dat weten we omdat de bewoners van de Dijkumborg in 1566 de Beeldenstorm in de kerk van Garsthuizen lieten razen. Snel daarna, in 1568, keerde het politieke en religieuze tij en besloten de beeldenstormers naar het buitenland te vluchten, naar Hinte bij Emden. Op basis van

← Afgietsels van afbeeldingen van Maria en de patroonheilige Sint-Pancratius op de kerkklok. Collectie Groninger Museum.

↓ Afgietsels van de beeltenissen van de apostelen op de kerkklok. Judas ontbreekt, maar Sint-Paulus completeert het geheel tot twaalf. Collectie Groninger Museum, foto’s Heinz Aebi en Arjan Verschoor.

g. Mattheüs h. Mattias i. Paulus a. Andreas b. Bartholomeüs c. Filippus j. Petrus k. Simon l. Thomas
11 10
d. Jakobus de Meerdere e. Jakobus de Mindere f. Johannes

getuigenverklaringen werd even later door pastoor Sitze Simmelis een indrukwekkende lijst opgesteld van de toen vernielde voorwerpen. Het kerkinterieur was volgens hem zowel mooi als kostbaar en zeker ‘ses off soeven hondert Embder gulden’ waard.12

De lijst begint met het hoogaltaar en vervolgt met: ‘op onse Lieve Frouwen Altaer een groet Sunte Annen beldt ende onser Lieve Vrouwen met het kindeken Jesu seer schoen, noch een groedt ende schoen Lieff Vrouwen beldt met het kindt Jesu.’ Daarnaast waren er altaren voor Sint-Margaretha en één voor Sint-Anthonis, diverse beelden van met name genoemde heiligen, twee crucifi xen, een paaskaars en liturgische gewaden. Dit alles hadden leden van de familie Van Starkenborh ‘en stucken slaghen ende verdorven.’

Dat de middeleeuwse kerk een rijke inrichting had, bleek eeuwen later opnieuw, want bij het recente archeologisch onderzoek werden bijvoorbeeld fragmenten gebrandschilderd glas gevonden.

Verstopte stenen

Onder het koor van de Garsthuizer kerk bevond zich –zowel in de middeleeuwse kerk als de opvolger daarvan –een grafkelder. De stenen in de vloer liggen er nog steeds, afgedekt met grote platen in afwachting van betere tijden.

Opvallend is de grafsteen van Rembt ten Ham en zijn vrouw Anna Bertha van Ewsum.13 Rembt werd in 1622 geboren op de Dijkumborg bij Garsthuizen en hij overleed in 1672.14 Tussen die beide jaartallen zit een heel leven, met alles wat daarbij hoort aan vreugde en verdriet. Daarover is veel te vertellen, want zeker voor een zeventiende-eeuwse Groninger is er voldoende over hem te vinden. Sterker nog, hij zou de hoofdfiguur

kunnen zijn van een grote historische roman. Een korte schets laat hier iets zien van deze boeiende man naar aanleiding van een grafzerk.

Het meest opmerkelijke aan de steen van Rembt ten Ham is dat er over hem niets opstaat: geboorte- en ster�aar ontbreken. De gegevens van zijn vrouw Anna Bertha van Ewsum zijn wel vermeld: 17 november 1633 geboren, 18 mei 1651 getrouwd, 1 maart 1661 overleden. Het ontbreken van gegevens op de grafsteen van Rembt vertelt óók een verhaal: hij is niet in de kerk van Garsthuizen begraven.

Het gezin van Rembt en Anna Bertha woonde afwisselend op de Dijkumborg en in de stad Groningen. Dat blijkt ook uit de dopen van hun kinderen. Ze kregen samen negen kinderen, waarvan drie in leven bleven. De laatsten werden in Groningen gedoopt: Christoffer in 1654, Rembt in 1655 en Harmen in 1657. In het doopboek staat steeds vermeld waar het gezin toen woonde; in 1654 en 1655 was dat in de Pelsterstraat en in 1657 in de Guldenstraat. De gegevens van Anna Bertha van Ewsum op de grafsteen vertellen een stukje uit haar levensverhaal: want wat was ze nog jong! Nog geen twintig toen ze trouwde en pas begin dertig toen ze stierf. Van Rembt ten Ham bleven de nodige brieven bewaard, evenals een afbeelding. Omdat hij een hoge militaire rang bekleedde in het regiment van de Fries-Groninger stadhouder, was hij in 1664 aanwezig bij de uitvaartplechtigheid van de overleden stadhouder Willem Frederik. Hij staat afgebeeld op de tekening die is gemaakt van de rouwstoet. Ten Ham vocht in twee oorlogen, in 1665 en 1672, tegen de troepen van de bisschop van Munster. Tijdens de eerste Munsterse oorlog versloeg hij met een verrassingsaanval een

Zegel uit 1440 van Nicolaas, ‘cureet thoe Gershusen’, met afbeelding van Sint-Pancratius. Collectie Groninger Archieven. Grafzerk van Anna Bertha van Ewsum en Rembt ten Ham, gefotografeerd in 1994. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, foto A.J. van der Wal Grafzerken in de vloer voor de preekstoel, 2010. Links ligt de steen met de namen van Anna Bertha van Ewsum en Rembt ten Ham. Foto Omke Oudeman.
13
Rembt ten Ham (helemaal links) als deelnemer aan de begrafenisstoet van stadhouder Willem Frederik in Leeuwarden. Collectie Rijksmuseum.

bisschoppelijk leger bij Jipsinghuizen. In de nasleep van de tweede inval, net na het vertrek van het Munsterse leger dat voor de stad Groningen lag, werd hij in de schans Oudeschans ernstig ziek. Ten Ham overleed in november 1672 in de stad Groningen.15 Waarschijnlijk is zijn lichaam daarna naar Zuidhorn gebracht en is hij daar begraven, evenals zijn tweede vrouw Anna Catharina Kijff – het paar trouwde in 1667. Helaas is daar een grafsteen niet bekend.

In Garsthuizen is weinig dat herinnert aan Rembt ten Ham. De Dijkumborg, zijn geboortehuis, werd al in de zeventiende eeuw gesloopt.

Einde

In de jaren 1870-1871 besloten de kerkvoogden dat het steeds opnieuw repareren van het kerkgebouw niet meer loonde.16 Aan het Provinciaal College van Toezicht werd toestemming gevraagd voor afbraak. Die werd verleend op 1 mei 1871. Vijf dagen later hield dominee A.P.A. Boerma de laatste preek in de oude kerk. Hij koos daarvoor een tekst uit Prediker 3, 1-3:

‘Alles heeft eenen bestemden tijd en alle voornemen onder den hemel heeft zijn tijd. Er is een tijd om geboren te worden en een tijd om te sterven; een tijd om te planten en een tijd om het geplante uit te rukken. Een tijd om te doden en een tijd om te genezen, een tijd om af te breken en een tijd om te bouwen.’

De nieuwe kerk zou volgens berekening van de kerkvoogden goeddeels gefinancierd kunnen worden met de verkoop van afbraakmaterialen. De stenen van kerk en toren werden bijvoorbeeld gebruikt voor de aanleg van een verharde weg naar Stedum.

Ook de Mariaklok uit 1455 werd te gelde gemaakt omdat deze te zwaar zou zijn voor de nieuwe, kleinere toren. Becijferd was dat ‘oud klokmetaal, in stukken geslagen’ 45 tot 65 cent per kilo kon opleveren. De klok, met een gewicht van 1080 kilo, werd uiteindelijk intact voor 1100 gulden verkocht aan de firma Van Bergen in Heiligerlee. Die deed de luidklok weer over aan de kerk van Blijham, waar Meekhoff Doornbosch een kwart eeuw later zijn gipsafdrukken zal hebben gemaakt. Dat was overigens net op tijd, want in 1901 scheurde de klok bij het luiden waarna ze hergoten werd.

De afbraak van de vervallen 19e-eeuwse kerk in 2015. Foto archief Groninger Kerken. Het terrein van de voormalige Dijkumborg bij Garsthuizen in 1920. De borg is omstreeks 1670 afgebroken. Het afbraakmateriaal is opnieuw gebruikt voor de bouw van Nittersum in Stedum. Het borgterrein is in de jaren zeventig van de vorige eeuw geëgaliseerd. Collectie Groninger Archieven, foto W.F. Pastoor (818-4100).
14

De verkoop mocht dan voldoende hebben opgeleverd, de kosten van de herbouw vielen tegen. De kerkvoogdij zag zich in 1872 geconfronteerd met een tekort van 2800 gulden en was genoodzaakt enkele onroerende goederen te verkopen. Een ongelukkige start van het nieuwe gebouw. Van het interieur van de oude kerk kreeg alleen de preekstoel een plek in de nieuwe. Deze viel na verloop van tijd van de wand, zodat ook dit laatste aandenken verloren ging.

Wat bleef van de middeleeuwse kerk van Gasthuizen zijn enkele puzzelstukjes van papier, gips en steen. In het dorp zelf is helemaal niets dat aan de verdwenen kerk herinnert. Grootschalige uitbreiding ligt niet in het verschiet, hoewel straatnamen als Pancratiusstraat, Mariastraat of Twaalf Apostelenweg er niet zouden misstaan. Of wat eigenlijk nog veel beter zou zijn: een tastbare verwijzing naar deze kerk op het terrein van het oude kerkhof, midden in het dorp.

Over de auteur

Tonko Ufkes (1958) studeerde geschiedenis en publiceert geregeld over historische onderwerpen maar veel vaker schrijft hij verhalen, gedichten en liedteksten in het Gronings. In 2015 verscheen bij Groninger Kerken zijn boekje Gouden eeuw in brons. Klokkengieters en luidklokken in het zeventiende-eeuwse Groningerland .

Noten

1 J.B. Hielkema en T.J. ten Anscher, Archeologisch onderzoek NH kerk te Garsthuizen. RAAP-RAPPORT 3123 (Weesp 2016).

2 A.J. van der Aa, Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, deel 4, (Gorkum 1843) 443.

3 Deze enquêtevraag staat in: P.Th.F.M. Boekholt en J. van der Kooi (red.), Spiegel van Groningen. Over de schoolmeesterrapporten van 1828 (Assen 1996) 4. De schoolmeesterrapporten worden bewaard bij de Groninger Archieven. Ze staan tevens in kopie op de studiezaal en gedigitaliseerd online.

4 Tonnis Klaassens Land werd op latere leeftijd burgemeester van Onstwedde en Vlagtwedde. Veel van de genealogische gegevens zijn gevonden via de website www.allegroningers.nl.

5 Zie noot 1.

6 W. Duinkerken, Sinds de reductie in Stad en Lande van Groningen, deel 2 (Bedum 1992) 333.

7 J. Bottema, Naar school in de Ommelanden. Scholen, schoolmeesters en hun onderwijs in de Groninger Ommelanden ca. 1500-1795 (Bedum 1999) 196.

8 A. Pathuis, Groninger Gedenkwaardigheden, teksten, wapens en huismerken van 1298-1814 (Assen/Amsterdam 1977) nr. 322. Door dr. H.A Kamphuis is het gehele opschrift in modern Nederlands vertaald: ‘In het jaar des Heren 1455. Maria heet ik, de Garsthuizers lieten mij gieten. De overledenen beween ik luid (luid ik uit), de levenden roep ik, de bliksems breek ik (leid ik af). Mijn stem [is] de stem van het leven, ik roep op tot de eredienst, komt [allen]. Ghert Klinge heeft (had) mij gegoten, God geve zijn ziel raad. Ebbe Sluchtinghe, Renre [Renze?] Gherdes, Luppe Ypens, de geroepene (helper?, priester?, pastoor?) in de[ze] kerk. O Koning in [Uw] glorie (der glorie) kom met vrede.’ Varianten zijn aangegeven tussen ronde haken en duidelijk Nederlandstalige invoegingen met vierkante haken.

9 Barbara Hellwig-Plate, Gherd Klinghe. Ein norddeutscher Erzgießer des 15. Jahrhunderts (Hildesheim 1967).

10 A. Pathuis, ‘Groninger torenklokken I’, Publicatieband Stichting Oude Groninger Kerken (1977) nr. 17, 119-150, aldaar 121-123; Jelle Hagen, ‘“Pietmeneer”: het leven en lijden van Pieter Hendrik Meekhoff Doornbosch (1870-1931), Stad & Lande 8 (1999) nr. 2, 8-13.

11 Corpus Roemeling: www.corpusroemeling.nl s.v. ‘Garsthuizen’. Over Pancratius: H.G. de Olde, ‘Sint-Pancratius in Godlinze’, Groninger Kerken 8 (1991) 5-11.

12 Een transcriptie van het register is te vinden in: M.C. Cannegieter: ‘De inventaris van de schade door de beeldenstorm (1566) in de kerk van Garsthuizen, 1571’, Groningse Volksalmanak (1970-1971), 59-60. Door H. Veldman wordt in zijn boek De beeldenstorm in Groningen (1990) naar Cannegieter verwezen.

13 Pathuis, Gedenkwaardigheden, nr. 1288.

14 A.J. Smith, ‘De eerste Bisschoppelijke Invasie’, Groningsche Volksalmanak (1903), 116-178. Voor aanvullende informatie zie W.J. Formsma, R.A. Luitjens-Dijkveld Stol en A. Pathuis, De Ommelander borgen en steenhuizen (Assen/Maastricht 1987) 128, 130, 533 en 541.

15 Tresoar, Toegang 7, Inv.nr. 120, een brief van Johan Meinardi op 14 nov. 1672 geschreven aan het Stadhouderlijk Hof (met een later potloodnummer 170). Brieven van Rembt ten Ham zijn in ditzelfde archief te vinden.

16 Zie over de afbraak van de kerk en de nieuwbouw: C.A. de Grootvan der Meulen (red.), Garsthuizen rond het Binhoes (Bedum 1996); Jeroen Hillenga, ‘Waarom de oude kerk van Garsthuizen moest verdwijnen’, Stad & Lande 18 (2009) nr. 2, 42-45. Verder: Groninger Archieven, Toegang 175, inv.nr. 58, 59 en 60; brieven van de kerkvoogden van Gasthuizen aan het College van Toezicht uit de jaren 1870, 1871 en 1872.

16
De kerk van Garsthuizen (1872), gefotografeerd in 1981. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, foto A.J. van der Wal.

Zwijgend Goud in de Akerk

Aard-, nagel- en wortelvast Kerkelijke objecten zijn onlosmakelijk verbonden met het gebouw waar ze dienstdeden of -doen. In overdrachtsaktes wordt, sinds de beginjaren, altijd opgenomen dat ook de roerende goederen mee overgaan naar de in 1969 opgerichte Stichting Oude Groninger Kerken. Een bijgesloten inventaris laat dan zien om welke goederen het gaat.

De bewoordingen in de aktes zijn soms dubbelzinnig over wat precies onder roerende goederen wordt verstaan. Alleen het meubilair, zoals banken, preekstoel en orgel? Of ook het avondmaalszilver? In de eerste akte, die van Obergum op 20 maart 1970, staat zelfs nog niet expliciet vermeld dat er ook roerende goederen overgedragen worden. Er is wel een inventarislijst bij de stukken. In de akte van Leegkerk, 15 oktober 1970, wordt in een aantekening verduidelijkt dat het om zowel roerende als onroerende goederen gaat.

De inventarisatie van roerende goederen werd in de begintijd van Groninger Kerken gedaan door Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland (SKKN). Die verzorgde deze belangrijke maar ook intensieve werkzaamheid in heel Nederland. Problematisch is dat daarbij niet vermeld werd wie op dat moment de eigenaar was van de objecten. Bij een overdracht aan Groninger Kerken worden alle in de inventaris genoemde goederen die bij de kerk horen, overgedragen, en de stichting wordt daarmee de eigenaar.

Een ingewikkelde situatie ontstond bij de kerk van Fransum. In 1978 kwam die in het bezit van de stichting, maar de kerk was eerder al door de kerkelijke gemeente overgedragen aan de Nederlandse Monumenten Organisatie.

Inge Basteleur
Veilig opgeborgen in een kluis, tentoongesteld in de ‘Zilverberg’ in het Groninger Museum, op de zolder van de koster – roerende goederen uit Groninger kerken zijn, behalve natuurlijk op hun oorspronkelijke verblijfplaats, overal te vinden. Een unieke selectie van deze objecten is in het voorjaar van 2023 bijeengebracht voor de tentoonstelling ‘Zwijgend Goud’ in de Akerk.
19 18
Inge Basteleur, een van de samenstellers van ‘Zwijgend Goud’, ontvangt in de Akerk de eerste objecten voor de tentoonstelling. Rechts op de voorgrond een wijzerplaat uit Oosterwijtwerd. Foto Duncan Wijting.

Bij die overdracht gingen de roerende goederen niet mee. De overname door Groninger Kerken vond dus plaats tussen twee monumentenorganisaties, en hierbij zijn de roerende goederen niet genoemd. Fransum is hiermee de enige uitzondering in het bezit van de stichting; alle andere 99 kerken zijn van kerkelijke gemeenten overgenomen.

Inventarisatie

Vóór het computertijdperk bestond de inventarisatie uit grote boekwerken. Toen de digitalisering opkwam, verliep dat proces in het begin lang niet altijd vlekkeloos. De eerste programma’s waren redelijk ingewikkeld en soms liep de hele zaak compleet vast.

Alle roerende goederen zijn inmiddels geregistreerd in een online database van museum Catharijneconvent in Utrecht. Deze Kerkencollectie Digitaal is met een account toegankelijk. Sommige objecten zijn opgenomen in de openbare site van Collectie Groningen.

Jarenlang is de controle van de inventaris van roerende goederen in de kerken gedaan door de vrijwillige Commissie Roerende Goederen. Nu wordt dit werk uitgevoerd door de lokale vrijwill igers of huurders van de kerk, aangestuurd door onze mediathecaris.

Elke kerk wordt eens in de vijf jaar gevraagd de rapportage te controleren. Is het object er nog, wat is de

conditie, waar in de kerk bevindt het zich, etc.? Door de inventaris periodiek te controleren, houdt Groninger Kerken goed zicht op de bijzondere roerende goederen.

Materiële, emotionele en historische waarde Het is soms best lastig voor kerkelijke gemeenten om met de kerk ook roerende goederen over te dragen. Objecten die bij de liturgie werden gebruikt, avondmaalservies bijvoorbeeld, hebben naast een materiële vaak ook een grote emotionele waarde. Maar als ze niet gebruikt worden, brengt Groninger Kerken - vaak tot opluchting van de kerkbeheerders - deze objecten liever onder in het Groninger Museum of de Zilverkamer in Appingedam. Dat de waarde van de objecten niet altijd bekend is bij degenen die ze in bewaring hebben, blijkt uit een voorval in Zuidwolde. Hier werd na het overlijden van de kerkrentmeester een hele stapel ‘oud papier’ aan de kant van de weg gezet - inclusief bijbels en kerkarchieven. En dit was zeker niet de enige keer dat dit gebeurde. Mede door het niet onderkennen van de waarde, raakten ook objecten op drift. Deze worden dan soms op de gekste plekken teruggevonden, in een brandkast of juist bij iemand op zolder. Er wordt ons bijvoorbeeld ook weleens iets aangeboden van een zolder van een overleden opa.

Tekening uit 1918 van een koperen zandloperhouder aan de preekstoel van Midwolde. De dominee hield hiermee de lengte van de preek in de gaten. Toen zak- en polshorloges hun intree deden, maakten die zandlopers overbodig. Die in Midwolde bleef trouwens wel

Passage uit de overdrachtsakte van de kerk van Leegkerk, 1970. Collectie Groninger Kerken. Een stoof in de kerk van Westerwijtwerd. Met het verdwijnen van de stoven, als gevolg van de opkomst van de kachel als kerkverwarming, was het ook gedaan met de functie van stovenzetster. Foto Duncan Wijting.
21 20
bewaard. Collectie Groninger Archieven, tekening C.H. Peters (1536-1929).

Het kan ook zijn dat objecten die eerder onbelangrijk werden geacht, met het verstrijken van de tijd opeens wél interessant worden. Nieuwe generaties kijken er met andere ogen naar. Dergelijke objecten laten ons soms iets zien van de gang van zaken rondom de kerkgang en kerkdienst. Met het verdwijnen van gebruiken vervaagt op den duur ook de kennis daarover. Gewoontes en tradities veranderen door de jaren heen, en objecten zijn daarvan een tastbaar overblijfsel. Ze vertellen bijvoorbeeld het verhaal van verdwenen ‘beroepen’ zoals stovenzetster of hondenslager – waarover verderop meer. Ze hebben daarom een grote cultuurhistorische waarde.

Zwijgend Goud – drie objecten uitgelicht Sommige kerken zijn al vijft ig jaar geleden overgedragen aan de stichting. De lokale vrijwill igers zijn passanten, natuurlijkerwijs verdwijnt er door de jaren heen kennis. De tentoonstell ing ‘Zwijgend Goud’ biedt een kans om mensen bewust te maken van de rijkdom die in onze kerken te vinden is. Niet alleen in materiële zin, maar ook wat betreft de overvloed aan kennis en verhalen daar omheen. De collectie roerende goederen van Groninger Kerken vertelt het verhaal van acht eeuwen kerken in gebruik. We lichten er een aantal objecten uit.

Avondmaalsbeker uit Middelbert

Kerkbekers werden meestal gemaakt voor particulieren, en later pas geschonken of verkocht aan de kerk. Er stond dan ook vaak geen bijbelse voorstell ing op. Op deze beker uit Middelbert wél, en dat maakt hem bijzonder. Hij is in 1743 speciaal als avondmaalsbeker door de kerk gekocht. Deze beker met deksel is gemaakt door de vooraanstaande Groningse zilversmid Bernardus Blencke. Het is de enige van zijn hand bekende avondmaalsbeker, en daarmee een uniek stuk.

Op de rand staat in het Latijn gegraveerd dat deze beker van de kerk van Middelbert is. Op de onderrand staan de namen van predikant J. Brill en kerkvoogd H. Muntinghe. De bijbeltekst in het midden komt uit Hooglied 1: ‘Uwe Uitnemende liefde is beter dan Wijn’. De beker is opgenomen in de inventarislijst bij de overdrachtsakte van de kerk uit 1974. Een foto ervan, afkomstig van het toenmalige Liturgisch Instituut van de Rijksuniversiteit, staat afgebeeld in het restauratieverslag van vijf jaar later. In de daarbij gevoegde inventarislijst ontbreekt het object dan weer. Ondanks dit papieren spoor was de fysieke verblijfsplaats van de beker inmiddels kennelijk uit het zicht geraakt. Het pronkstuk kwam pas in 1994 tevoorschijn, na een – mislukte – inbraak in het verenigingsgebouwtje naast de kerk. De crimi-

nelen slaagden er niet in om de brandkast, die volgens de overlevering leeg zou zijn, te openen. Nadat het kerkbestuur specialistische hulp had ingeschakeld om de door de inbrekers ingezette klus te voltooien, kwam tot een ieders verrassing uit de kluis de beker tevoorschijn – evenals oude archivalia waaronder achtt iende-eeuwse kerkenraadsverslagen. De avondmaalsbeker is daarna alsnog aan het dagelijks bestuur van de Stichting Oude Groninger Kerken overhandigd.

Doopvont uit Eenrum

Tot de oudste roerende goederen behoren stenen doopvonten uit de middeleeuwen. Roerend is in dit verband overigens een groot woord, want ze zijn nauwelijks te verplaatsen.

De doop is één van de twee sacramenten die na de reformatie door de protestanten werden overgenomen, naast het avondmaal als voortzett ing van de katholieke eucharistie. De doopvont uit de kerk van Eenrum komt uit de periode 1000-1100: de oudste in de provincie Groningen, en een van de oudste van Nederland. Hij is gemaakt van basalt, een zware, vulkanische steensoort uit het Eifelgebied. De grote kuip is berekend op het onderdompelen van kinderen, maar ook volwassenen kunnen er gehurkt in gaan zitten.

‘Ondanks dit papieren spoor was de fysieke verblijfplaats van de beker inmiddels kennelijk uit het zicht geraakt.’
23 22
De avondmaalsbeker van Middelbert, met daarop wat onbeholpen gravures van Mozes met de tafelen der Wet, een knielende zondaar en Christus die zich tot de zondaar wendt. Foto’s Annemargreet Stigter.

Kom langs in de Akerk

De tentoonstelling Zwijgend Goud – Groninger kerkobjecten door de eeuwen heen is te zien van 18 februari tot 18 juni in de Akerk in Groningen.

Openingstijden

Dinsdag t/m zaterdag 10:00 — 17:00 uur

Zondag 12:00 — 17:00 uur

Toegangsprijzen tentoonstelling en kerk

Standaard € 4,50

Kinderen t/m 18 jaar Gratis

Het hondenzweepje naast de preekstoel van de kerk van Nieuw-Scheemda. Het gietijzeren busje zou bestemd zijn geweest voor giften aan de hondenslager. Foto’s Omke Oudeman.

Een bijzonder monumentaal object zou je denken, maar in de negentiende eeuw dacht men er in Eenrum anders over. De vont deed lange tijd dienst als kalkbak in een timmerschuur. In 1891 verhuisde de doopvont naar het Groninger Museum, maar dat retourneerde hem weer nadat de restauratie van de kerk in Eenrum in 1966 gereed was. 2

Hondenzweep uit Nieuw-Scheemda

Een ogenschijnlijk waardeloos object: een stok met een stukje leer eraan. De cultuurhistorische waarde is desalniettemin erg groot. In de middeleeuwen, maar ook later nog, had de kerk een openbaar karakter. De deur stond altijd open, en dat betekende soms ook ongenode gasten, zoals zwerfhonden. Kerken hadden daarom vaak een hondenslager in dienst. Met een zweepje joeg die de honden het gebouw uit.

Deze zweep is mogelijk tweehonderd jaar oud en komt uit Nieuw-Scheemda. In het kasboek van de kerk is te lezen dat in 1815 een nieuwe zweep voor de hondenslager aangeschaft werd voor elf stuivers. 3 Dit zweepje is een van de laatst bewaarde voorbeelden in Nederland. Overigens had de hondenslager, die ook wel stokman werd genoemd, nog meer taken, zoals het in het gareel houden van de jeugd tijdens de dienst.

Over de auteur

Inge Basteleur is projectleider bij Groninger Kerken. Ze is verantwoordelijk voor alles wat met educatie voor verschillende leeftijden te maken heeft, zoals het ontwikkelen van lesmateriaal en -programma’s, de coördinatie van de Schoolkerk en het organiseren van activiteiten.

Noten

1 A. Sevenster en Th. Vroom, ‘De Avondmaalsbeker van Middelbert’, Groninger Kerken 12 (1995) 69-72; Justin Kroesen, ‘Iconografie van de Groninger avondmaalsbeker in de zeventiende en achttiende eeuw’, Groninger Kerken 22 (2005) 97-104.

2 Regnerus Steensma, ‘“Dit vat heft geven...”. Middeleeuwse doopvonten in Groningen’, Groninger Kerken 23 (2006) 119-124.

3 Groninger Archieven, toegang 274, Hervormde gemeente Nieuw Scheemda, inv.nr. 6, Register van ontvangsten en uitgaven; Marco Blokhuis, De kerk als schatkamer. De keuze van Museum Catharijneconvent (Groningen 2014). Over de hondenslager in de kerk van Delfzijl zie een blog van Harry Perton: https://groninganus. wordpress.com/2014/03/16/de-taken-van-een-hondenslager/

De doopvont van Eenrum. Foto John Stoel.
25

Het belang van onderzoek

Een van de zaken die mij opvielen toen ik directeur werd bij Groninger Kerken, was de ruimte die er wordt gemaakt om onderzoek te doen naar sterk uiteenlopende aspecten van dit religieus cultureel erfgoed. Het gaat daarbij lang niet alleen over de architectuurgeschiedenis van de kerkgebouwen, het materiaaltechnisch onderzoek en de daaruit voortvloeiende restauraties die te maken hebben met instandhouding.

Ook al lijkt het voor de hand te liggen dat met de kennis van de gebouwen als vanzelf meer duidelijk wordt over het gebruik en de religieuze tradities die daarmee samenhangen, is dat toch vaak niet het geval. Juist daarom is ook het onderzoek naar de bredere samenhang waarin de kerken, de verhalen erover en de met de gebouwen verbonden kunstuitingen evenzeer belangrijk.

Daar komt nog bij dat in de loop der eeuwen het gebruik van deze kerken door religieuze en maatschappelijke ontwikkelingen drastisch is veranderd –en ook dat is een goede reden in het verleden verder te gaan graven. Tot slot laat onze multiculturele samenleving van vandaag zien dat de voorheen min of meer vanzelfsprekende kennis van ons erfgoed langzaamaan verdwijnt, en dat houdt een gevaar in voor de instandhouding van de kerkgebouwen.

De dreiging komt echter ook nog van een heel andere kant, namelijk door de klimaatverandering. De temperatuurstijging en de daarmee samenhangende toename van stortregens, alsook zeespiegelstijging en toenemende verzilting hebben grote gevolgen voor gebouwen en landschap.

Deze problematiek vraagt om onderzoek hoe we de kerken in samenhang met hun landschappelijke inbedding de komende honderd jaar kunnen beschermen. Het behoud van deze monumenten draagt in belangrijke mate bij aan het sociale cement van de samenleving. Ze zijn van belang voor ons dagelijks leven door hun vertrouwde verschijningsvormen en hun relatie met de omgeving, en vooral ook door de verhalen die ons met deze gebouwen verbinden en mede onze identiteit vormen. Ten slotte moet in het geval van Groningen veel onderzoek worden gedaan naar oplossingen om de gevolgen van de aardbevingsproblematiek op te vangen.

Voor Groninger Kerken is het verrichten van onderzoek door de eigen medewerkers of door derden om al deze redenen uitermate belangrijk. Tegelijk hechten we er grote waarde aan de resultaten van dit onderzoek met anderen te delen, in de eerste plaats onze donateurs. Op zichzelf stelt elk onderzoek slechts een klein aspect centraal – te denken valt hier aan de recente rapportage over gebrandschilderd glas uit de middeleeuwen, de bestudering van graffiti door de eeuwen heen of van

Patty Wageman
Column 26
William Blake, Newton, 1795-1805. Kleurenprent, inkt en aquarel op papier, 400 x 600 mm. Collectie Tate, Londen.

houtsnijwerk in onze kerken. Al die deelonderzoeken dragen bij aan begrip van het grotere verband en stimuleren de nieuwsgierigheid. Daardoor ontstaat ruimte om vragen te stellen of om je te verwonderen over ons eigen verleden en daarmee over onze eigen identiteit die natuurlijk ook zelf aan verandering onderhevig is.

Onderzoek en onderwijs zijn twee kanten van dezelfde munt, want door onderzoek te doen verbreed je je kennis en door kennis te delen neem je je omgeving mee. Wat we nu in de samenleving zien ontstaan, is een gebrek aan kennis met alle gevolgen van dien. Een gebrek dat wordt veroorzaakt door een tekort aan middelen en mankracht om die kennis te verwerven of door te geven. In onze maatschappij ligt de nadruk steeds meer op presteren onder tijdsdruk, op economisch rendement en op toekomstgericht denken. Onderzoek naar onze cultuur, onze geschiedenis en kunst betekent de tijd nemen, reflecteren, vragen stellen, je geest openzetten voor onverwachte vondsten, leren van het verleden om de toekomst te kunnen begrijpen en daar je voordeel mee te doen. En dat kost geld. Vanuit het Rijk is hiervoor steeds minder geld beschikbaar, in elk geval voor de ‘zachte’ wetenschap van kunst en geschiedenis als onderdeel van de geesteswetenschappen. Toen zij op 9 december van het vorige jaar de Huizingalezing in Leiden hield, gaf staatssecretaris van Cultuur en Media Gunay Uslu, die is opgeleid als cultuurhistoricus, aan hoe moeilijk het is in de politiek de aandacht te vestigen op de grote betekenis van de kunsten en het cultureel erfgoed voor een gezonde maatschappij. Het ontbreken van kennis bedreigt het voortbestaan van ons cultureel erfgoed, want juist door kennis verruim je de geest, creëer je de broodnodige dialoog en ontstaan er zo onverwachte mogelijkheden voor de toekomst.

Terug naar Groninger Kerken. Kijk bijvoorbeeld naar de Schoolkerk in Garmerwolde, waar dialoog en educatie hand in hand gaan, het kerkhof in Wittewierum met klimaatbestendige flora of de Akerk die kunst en actualiteit centraal stelt. Het zijn drie totaal verschillende benaderingen van wat een kerk kan zijn, gebaseerd op onderzoek waardoor kennis van het verleden met het heden wordt verbonden.

Omdat onderzoek van wezenlijk belang is voor ons als stichting, werken we samen met allerlei partijen zoals universiteiten, musea en scholen, en zijn we aangesloten bij veel netwerken zoals het Future for Religious Heritage, Europa Nostra, Network of Religious Heritage, het Grote Kerkenoverleg, de Vereniging Behoud Monumentale Kerken en de Federatie Instandhouding Monumenten. We zijn bovendien een regelmatige gesprekspartner voor de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Omgekeerd zijn we zelf een plek waar studenten stages kunnen lopen op zowel MBO- als HBO/WO- niveau. Deze samenwerkingsverbanden leiden tot bredere en perspectieven en ook tot een kritische houding ten opzichte van onszelf. Daaruit zijn initiatieven voortgekomen als het Titus Stipendium (ingesteld in 2021) en al eerder het Van Tuikwerd Fellowship (2014-2024). Daarom is het met het oog op de toekomst van ons erfgoed zo belangrijk te blijven investeren in een brede waaier aan onderzoek. Ons tijdschrift Groninger Kerken dient daarbij als platform voor publicatie en kennisdeling.

Tijd snoepen voor de barok

Interview met Freerk Veldman

Over de auteur

Patt y Wageman is kunsthistoricus en directeur van Groninger Kerken sinds 2020. Daarvoor was ze werkzaam in verschillende musea, waar ze zowel vele internationale tentoonstell ingen realiseerde als leidinggevende posities bekleedde.

Tjitske Zuiderbaan
29
Opzetstuk van de herenbank in de kerk van Marum met het gekroonde wapen van Ferdinand van In- en Kniphuisen, in 1695-1700 gesneden door Jan de Rijk. Foto Norma van der Horst.
28

Schoorsteenmantel (ca. 1701-1705) in de zaal van de Menkemaborg, ontworpen en gemaakt door Allert Meijer met beeldhouwwerk door Jan de Rijk. De schildering, ‘Bevrijding van Andromeda’, is van Hermannus Collenius. Foto Joop van Putten.

Al tijdens zijn studie aan de kunstacademie

merkte Freerk Veldman dat hij kunstgeschiedenis belangrijker vond dan het autonoom kunstenaarschap. Naast zijn werk als beheerder van de Menkemaborg besteedde hij bijna al zijn vrije tijd aan cultuurhistorisch onderzoek. Na zijn pensioen ordende Veldman zijn bevindingen. Samen met zijn vrouw, kunsthistorica Lieke VeldmanPlanten, stelde hij het onlangs verschenen boek Barok in Groningen 1650-1750 samen. Hierin neemt houtsnijwerk aan orgels, preekstoelen en herenbanken in Groninger kerken een belangrijke plaats in.

Pannenkoeken

Na de kunstacademie volgde Veldman gastcolleges kunstgeschiedenis. Hiervan werd hij zo enthousiast dat hij zich inschreef aan de universiteit. ‘Met gastprofessor �. Lunsingh Scheurleer, hoofdconservator van het Rijksmuseum, gingen we met alle vijf studenten op excursie naar de Menkemaborg in Uithuizen. Naderhand aten we pannenkoeken in het schathuis, gedeprimeerd over de verwaarloosde staat van de borg.’ In opdracht van de eigenaar, het Groninger Museum, mocht hij er stage lopen en Menkema weer presentabel maken. ‘Wanneer voordien het museum een expositie had, waarvoor voorwerpen uit de borg nodig waren, stuurden ze de conciërge, die naar eigen believen de lege plaats invulde.’

Kerktroep

Een paar maanden na aanvang van zijn stage wilde het museum in 1967 de stekker eruit trekken. Het onderhoud van de borg kostte te veel geld. De tuinen zouden worden omgeploegd zodat buurtbewoners volkstuintjes konden huren. In die tijd waren slechts twee historische bezienswaardigheden in de provincie toegankelijk voor publiek, de Menkemaborg en het Klooster Ter Apel, en daarom wilde de provincie de exploitatie van de borg overnemen. Er kwam een overgangs-

31
Bericht in het Nieuwsblad van het Noorden van 10 februari 1967.

bestuur en Veldmans stageperiode werd verlengd. ‘Ik was onder de indruk van het vakmanschap waarmee de schoorsteenmantels in de borg waren gemaakt en begon onderzoek te doen naar de makers. Rondleiders van de borg noemden de naam Maijer uit Ostfriesland.’ Rond die tijd kwam de bewoner van de naastgelegen boerderij vragen of Veldman belang had bij documenten van de kerkvoogdij van de hervormde kerk in Uithuizen. ‘Die lagen in dozen op zolder. Bij elke grote schoonmaak jammerde de boerin dat die troep van de kerk er nog lag. We besloten die ‘troep’ naar het Rijksarchief te brengen. In mijn rode lelijke eend. Niet lang daarna moesten de schokbrekers worden vervangen.’

Orgelbestekken

Tussen de documenten vond Veldman een interessant stuk over het orgel van Uithuizen. ‘Toen stuitte ik op de naam Allert Meijer. Weliswaar geen Maijer, maar het leek erop.’ Hij raadpleegde doop- en trouwboeken. Geen Meijer uit Uithuizen in die jaren. Op het bestek van het orgel van de Akerk trof hij dezelfde naam weer aan. Nu bestudeerde Veldman doop- en trouwboeken in de gemeente Groningen. ‘Meijer had zich op achttienjarige leeftijd ingeschreven als lid van de hervormde gemeente.’ Veldman verkende ter plekke de kerkinterieurs en Schnitger-orgels die Regnerus Steensma, die later een van de oprichters van de Stichting Oude Groninger Kerken zou

worden, had gefotografeerd, en zo leerde hij de hand van Allert Meijer herkennen. ‘Daarom schreef ik die schoorsteenmantels aan hem toe.’

Kockvaer

In het bestek van de preekstoel van de Lutherse kerk in Groningen vond Veldman een opdracht aan de beeldhouwersknecht om ‘gesneden werk naar de kerk te brengen’. Meijer stond alleen bekend als schrijnwerker. Schrijnwerkers mochten eenvoudig snijwerk doen, maar voor driedimensionaal werk was het verplicht een beeldhouwer in te zetten. Ene Jan de Rijk bleek betaald te zijn voor snijwerk aan de preekstoel. ‘Vervolgens zocht ik in het archief naar Jan de Rijk. Hij bleek verbonden aan het Antoniegasthuis, dat bestemd was voor behoeftigen en mensen met een tic. Als dat mijn Jan de Rijk was, dan was er iets met hem aan de hand.’ Veldman ontdekte echter dat het gasthuis De Rijk wilde aanstellen als ‘kockvaer’, wat betekende dat hij de beheerder zou worden. In de Amsterdamse Archieven vond hij de huwelijksakte van Jan de Rijk en de weduwe van beeldhouwer Abraham van der Plasse. Met zijn nieuwe gezin verhuisde De Rijk naar Groningen, waar hij tot zijn dood aan een indrukwekkend oeuvre werkte. De overlijdensdatum kon Veldman

vaststellen door een aanschrijving voor het opruimen van de rotzooi voor het huis van ‘de weduwe De Rijk’ in 1723. Preekstoel en dooptuin in de Dionysiuskerk van Uithuizen (1713), een samenwerking tussen kistenmaker Anthony Verburgh en beeldsnijder Jan de Rijk. Foto Norma van der Horst. Banken voor drost (links) en kerkvoogden in de kerk van Zuidbroek, in 1709 vervaardigd door Allert Meijer (drostenbank) en Menke Mollaan (kerkvoogdenbank). Jan de Rijk maakte het beeldsnijwerk voor beide meubels. Foto Norma van der Horst.

Directeur

Veldman werd gevraagd of hij zijn stage wilde omzetten in een aanstell ing als conservator van de Menkemaborg. ‘Er werd een nieuwe stichting opgericht en van stagiair werd ik ineens directeur.’ Hoe druk hij het ook had met zijn nieuwe functie, het onderzoek naar de makers van de schoorsteenmantels ging door. Dat de schilderingen van Hermannus Collenius waren, werd al snel duidelijk. Deze verweesde zoon van zilversmid Pieter Douwes en Ietje Meinardi uit Kollum was genoemd naar zijn overgrootvader dominee Collenius. In het archief van Leeuwarden vond Veldman aanvankelijk niets. ‘Toen ik de boeken terugbracht naar de balie, bladerde ik nog snel even in een dik boek. Daar stond de naam Hermannus Collenius. Alsof het zo moest zijn.’ In het Amsterdams Archief trof Veldman een testament aan dat Collenius nodig had voor een reis naar Italië. Dat deze daar werkelijk was geweest, blijkt uit zijn deelname aan een commissie die Italiaanse schilderijen van de Keurvorst van Brandenburg moest beoordelen op echtheid. In deze commissie zat ook Johannes Vermeer. Collenius vestigde zich in Groningen. Hier werkte hij jarenlang aan muuren plafondschilderingen, portretten en historische voorstell ingen, tot hij in 1723 overleed.

Twee sterren

‘Ik snoepte tijd. Het onderzoek behoorde niet tot mijn taken. Mijn bestuur, afgezien van professor Bert Boekschoten, zag het belang er niet van in. Ik moest de borg runnen en inkomsten genereren. Speuren naar kunstenaars zag men als hobby.’ Maar Veldman kwam steeds meer onder de indruk van het werk van Allert Meijer en toen hij diens ontwerptekening vond voor de tuin van de Menkemaborg, besloot hij de ‘vernegentiende-eeuwste’ tuin terug te brengen naar dat ontwerp uit 1705. Dit werd hem niet in dank afgenomen. De tuin was in 1926 aangelegd door Copijn, een belangrijke tuinarchitect.

‘Ik zette door en op een regenachtige dag in november zag ik toevall ig mensen in de tuin lopen. Zij bleken van Monumentenzorg en bekeken of de tuin een Copijnmonument zou kunnen worden. Die was ik nou net aan het wegpoetsen! Ik nodigde ze binnen en liet de tekening van Meijer zien. Ze waren onder de indruk en gingen overstag.’

Wederom had hij het bestuur niet mee. Maar ook het dorp begon zich te roeren. ‘Een groot deel van de tuin moest opnieuw aangelegd. Het zag eruit als een omgeploegde akker en soms zonk de moed me in de schoenen.

Koorzijde van het opzetstuk van de herenbank in de Hippolytuskerk in Middelstum, gedateerd 1704 en gesneden door Jan de Rijk. Foto Diana Nieuwold kerkfotografie. Ontwerp van Allert Meijer voor de tuinen van Menkema, circa 1705. Collectie Groninger Archieven (817-2037).
35
De Menkemaborg met schathuis en tuinen. Foto collectie Menkemaborg.

Toch wist ik dat het goed kwam. Bij mijn afscheid is de tuin enorm geroemd, maar in het reconstructieproces stond ik vrijwel alleen. In de Groene reisgids van Michelin ontdekten we later dat de Menkemaborg twee sterren heeft. Dan weet je waarvoor je het hebt gedaan.’

Losse vondsten

Na zijn pensionering had Veldman eindelijk tijd om alle notities en artikelen te ordenen. Een consequent systeem had hij niet gehanteerd tijdens zijn onderzoek. Losse vondsten lagen verspreid door het hele huis. ‘Tien jaar geleden werd me gevraagd er een boek van te maken. Daar hebben Lieke en ik met tussenpozen aan gewerkt. Wanneer ik een hoofdstuk met bronverwerking klaar had, maakte Lieke er een verhaal van. Was ik in de tuin bezig, zat Lieke binnen achter de computer en dan ging het zo van: Freerk, Freerk! Waarom heb je dit zo

Blintvleugel van het orgel in de stad-Groninger Pelstergasthuiskerk, in 1693 gesneden door Jan de Rijk.

van der Horst.

geschreven? Ik kan het nergens terugvinden. Dan dook ik mijn archief weer in.’

Belangrijke toren

Een van de belangrijkste vondsten vindt hij het schilderwerk van de toren van de Akerk in Groningen. ‘Van de restaurator die in de jaren tachtig van de vorige eeuw kleuronderzoek aan de toren deed, hoorde ik dat alle natuurstenen elementen en al het hout geel waren geweest. De toenmalige opdrachtgever en de architect vonden dat te veel en gaven hem opdracht zich te beperken tot de torenspits. Ik heb een technisch tekenaar gevraagd om de gele toren te reconstrueren. Cultuurhistoricus Von der Dunk, die veel publiceerde over kerktorens, noemt de A-toren een van de belangrijkste van Nederland.’

Bovenbouw van de Akerktoren, gezien vanuit de Schoolholm. Volgens het ontwerp uit 1713 van stadsbouwmeester Allert Meijer waren alle natuurstenen onderdelen oorspronkelijk van een gele afwerking voorzien. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, foto A.J. van der Wal / Reconstructietekening Richard Bos, Leeuwarden.

Foto Norma

Verhalen van Frisia

Levenswerk

‘Wat ook onbekend is, is wie de Lutherse kerk in Groningen heeft ontworpen. Na de verwoestingen van 1672 was het oude gebouw onbruikbaar. Voor de nieuwbouw eiste het stadsbestuur een kerk die vanaf de straat op een woonhuis leek. Het ontwerp schrijf ik toe aan Allert Meijer.

Een andere belangrijke toeschrijving is het grafmonument in Stedum. Het beeldhouwwerk is van Rombout Verhulst, maar zijn handtekening ontbreekt. Ik schrijf de monumentale onderbouw toe aan Philip Vingboons die in die jaren de borg Nittersum aldaar bouwde. Verhulst was de onderaannemer. Vingboons was een van de drie grote bouwmeesters uit de zeventiende eeuw, naast Jacob van Campen en Pieter Post.’

Voor Lieke Veldman-Planten is het boek een klus die ze met overgave deed, maar die nu af is. Voor Freerk Veldman is het onderzoek zijn levenswerk.

Over de auteur Tjitske Zuiderbaan (tekstjes@outlook.com) was tot haar pensionering in 2021 werkzaam op het bureau van de Stichting Oude Groninger Kerken. Ze schrijft regelmatig interviews en human interestartikelen, onder meer voor Groninger Kerken en Terebinth; van dat laatste tijdschrift is ze ook redacteur. Recent verscheen van haar hand Dij schri�, bli�. Schrijversgraven in de provincie Groningen

Donateurskorting

Begunstigers van Groninger Kerken krijgen € 5,- korting op het boek Barok in Groningen Bestellen kan via de website van de uitgever, www.wbooks.com.

Vul bij het afrekenen in het veld ‘Kortingsbon/tegoedbon’ de code grkbr23 in. U ontvangt uw exemplaar dan zonder bijkomende verzendkosten thuis.

‘Voor Freerk Veldman is het onderzoek zijn levenswerk.’
Adrie van der Laan
Homepage van de website Verhalen van Frisia (frisia.rug.nl).
BAROK IN GRONINGEN 1650-1750 Freerk J. Veldman Lieke Veldman-Planten BAROK IN GRONINGEN 1650-1750 Freerk J. VeldmanLieke Veldman-Planten
39 38

De Universiteitsbibliotheek (UB) Groningen

heeft een nieuwe website gelanceerd.

Onder de naam Verhalen van Frisia bieden we een interactieve kaart die boeken uit onze

Bijzondere Collecties koppelt aan locaties in onze contreien op grond van vroegere bezitters of lezers. Onder die locaties nemen kloosters en kerken een voorname plaats in.

Neem Rodolphus Kannegheter. Hij was als pastoor verbonden aan de Bartholomeuskerk in Noordlaren, die sinds 2021 eigendom is van Groninger Kerken.1 Zelf had ik nog nooit van Kannegheter gehoord. Een zoektocht in de online catalogus van de UB Groningen levert geen treffers op. Wel te vinden is zijn naam in de dissertatie van wijlen Jos Hermans, die als mediëvist en codicoloog (onderzoeker die zich vooral richt op de materiële aspecten van boeken) tussen 1975 en 2007 uitgebreid

onderzoek deed naar allerlei aspecten van boeken geproduceerd in Noord-Nederland tot 1600. 2 Zijn proefschrift gaat over boeken die te relateren zijn aan de Martinikerk in Groningen. Voor zijn onderzoek heeft Hermans honderden boeken in de UB Groningen in handen gehad en nauwkeurig beschreven. 3 Rodolphus Kannegheter vinden we terug bij de beschrijving van Hartmann Schedels Liber cronicarum gedrukt in 1493 in Neurenberg door Anton Koberger.4 De titelpagina van ons exem-

plaar is gefragmenteerd, maar bewaard is onder meer het gedeelte waarop iemand aan het begin van de zestiende eeuw in het Latijn heeft geschreven: ‘Uit het testament van meester Rodolphus Kannegheter aan de bibliotheek van de Sint-Maartenskerk in Groningen. Wie het gebruikt, moet getrouw bidden voor de ziel van de testateur.’ 5 Zonder deze aantekening zouden we niet weten dat dit boek ooit eigendom was van Rodolphus Kannegheter.

Tastbaar bewijs

Tegenwoordig wordt dit soort aantekeningen aangeduid met de term ‘tastbaar bewijs’ (material evidence). Het Europees Consortium van Onderzoeksbibliotheken heeft hiervoor een online database opgezet, waarin ook Kannegheters boek is beschreven. 6 Zo wordt het gemakkelijker om onderzoek te doen naar het lot van een boek, voordat het op z’n huidige bestemming belandde. Tastbaar bewijs als fenomeen is al decennia, zo niet eeuwen, bekend, maar als onderzoeksveld heeft het in de wetenschap juist in onze tijd veel aandacht gekregen. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek dat Sabrina Corbellini en haar collega’s doen rondom lieux de savoir, een begrip van de Franse classicus Christian Jacob. Corbellini omschrijft haar onderzoek naar lieux de savoir als de studie van plaatsen en ruimtes verbonden met de creatie en verspreiding van kennis, niet alleen aan de hand van fysieke plaatsen en ruimtes, maar ook van immate-

riële , zoals sociale praktijken en activiteiten in relatie tot voorwerpen, bijvoorbeeld denken, lezen, schrijven, preken, debatteren, delen en onthouden.7 Zo wordt een locatie een soort archief waarin meer dan één lieu de savoir kan worden ontdekt, geïnventariseerd en geanalyseerd. Deze benadering is nauw verwant met mapping, het reconstrueren en zichtbaar maken van verbanden tussen menselijke handelingen, plaatsen, praktijken, sociale interacties en voorwerpen in een bepaald gebied door ze letterlijk en figuurlijk in kaart te brengen. In Kannegheters geval is dan bijvoorbeeld ook van belang dat hij pastoor in Noordlaren en kalendebroeder in de stad Groningen was.

Onderzoek naar lieux de savoir is een belangrijke context voor onze nieuwe website Verhalen van Frisia (frisia. rug.nl). Op basis van tastbaar bewijs in boeken uit onze Bijzondere Collecties koppelen we die op een interactieve kaart aan locaties in Noord-Nederland of Noordwest-Duitsland. Aan de hand van zulke koppels (boek en plaats) vertellen we verhalen over de rijke culturele en intellectuele geschiedenis van dit hele gebied, dat ooit Frisia heette. In de middeleeuwen en ook daarna nog was dit vrij zelfstandige gebied een eenheid in sociaal, cultureel, economisch en politiek opzicht, ondanks de vele interne verschillen en vijandigheden. De bewoners van dit hele gebied noemden zich Friezen.

Titelpagina van Hartmann Schedels Liber cronicarum (1493) met de geciteerde inscriptie over Rodolphus Kannegheter. Collectie UB Groningen (INC 163).
41 40
Titelpagina met de inscriptie van Jacob Canter: "in signum benevolentiae hunc librum donat possessori jul. s.v. Aitzema den xvii Septembr. 1683" = ‘Als teken van vriendschap schenkt Jacob Canter dit boek in eigendom aan Jul. S. van Aitzema op 17 september 1683’. Collectie UB Groningen (INC 163).

Tegenwoordig is het opgedeeld in de Nederlandse provincies Groningen en Friesland en de Duitse regio Ostfriesland. 8 Aan de hand van onze eigen boeken brengt onze website in zekere zin de geschiedenis van het lezen en de overdracht van kennis en cultuur in middeleeuws en vroegmodern Frisia in kaart. Ook hopen we hiermee een historische sensatie op te wekken: als je onze website op een smartphone bezoekt, kun je dat doen op de plaats waar het boek in kwestie eeuwen geleden is geschreven of gelezen, bijvoorbeeld met de dertiende-eeuwse kroniek van Emo en Menko digitaal in handen op het terrein van het voormalig klooster Bloemhof, waar nu de negentiende-eeuwse kerk van Wittewierum staat. Zo word je je bewust van de historische gelaagdheid van zo’n plaats.

Tot 1614

In Verhalen van Frisia leggen we de nadruk op de periode tot 1614, toen in Groningen een academie werd gesticht met de Oost-Fries Ubbo Emmius als eerste rector. Het Friese Franeker had toen al een academie, sinds 1585. Beide universiteiten waren niet het begin, maar eerder het resultaat van het rijke culturele en intellectuele klimaat dat Frisia al zeker sinds de twaalfde eeuw kenmerkte. Hierop wijst ook de dichtheid van dorpen en kerken op wierden en terpen juist in dit gebied, zoals te zien op de kaart van Frisia in Abraham Ortelius’ beroemde wereld-

atlas Theatrum orbis terrarum (1571). Met Verhalen van Frisia willen we dit onderstrepen. Hierbij richten we ons op een breder publiek dan de academische gemeenschap. Onze verhalen belasten we dan ook niet met voetnoten en dergelijke, maar uiteraard zijn alle verhalen wetenschappelijk verantwoord en kunnen we op aanvraag altijd informatie over de gebruikte bronnen verstrekken.

Nieuw perspectief

Een bonus van Verhalen van Frisia is dat we hiermee onze boeken vanuit een nieuw perspectief ontsluiten. We openen als het ware een nieuw venster op onze collectie. Normaliter vind je onze boeken via de online catalogus. Je moet dus eerst weten dat wij bestaan en waar je onze catalogus kunt vinden. Bovendien zijn juist sporen van vroegere bezitters of lezers van oudsher slecht ontsloten in de online catalogus. (Dit geldt niet alleen voor de UB Groningen, maar nationaal en zelfs internationaal.) Deze zandbanken omzeilen we met onze interactieve kaart. Voor het gebruik hiervan heb je geen voorkennis nodig. Je laat je simpelweg leiden door je eigen geografische voorliefde. Dat gaat de meeste mensen gemakkelijk af, want de plaats waar je woont of geboren bent, laat vrijwel niemand koud. De rest wijst zich vanzelf. Ieder verhaal biedt ook de mogelijkheid om het boek waarom het verhaal draait, digitaal volledig te bekijken en om het fysieke origineel ter inzage aan te vragen in de UB Groningen.

De nu gelanceerde website bevat achttien verhalen over veertien boeken. Niet zelden heeft een boek namelijk diverse bezitters of lezers gehad die daarvan ook sporen hebben nagelaten. Zo’n boek is dan te koppelen aan diverse plaatsen. De genoemde wereldkroniek van Hartmann Schedel is hiervan een goed voorbeeld, want onze Rodolphus Kannegheter was ook verbonden aan de Martinikerk in Groningen en hij liet zijn dure boek na aan haar bibliotheek. In de zeventiende eeuw blijkt het boek in bezit van Jacob Canter, telg uit een vooraanstaand Gronings-Fries geslacht dat verschillende geleerden heeft voortgebracht. Vooralsnog is onbekend hoe hij aan het boek kwam, maar wel weten we dat hij het in 1683 schonk aan Julius Schelto van Aitzema, die vanaf 1688 zes keer burgemeester van Dokkum was. Dit boek heeft dus zeker op drie plaatsen in Frisia gefungeerd als bron van kennis. Van Aitzema overleed in 1714. In 1758 wordt deze wereldkroniek voor het eerst genoemd in de catalogus van de UB Groningen.

Uitbreiding

Het is ook onze bedoeling om via deze interactieve kaart boeken uit onze collecties te gaan koppelen aan bezit van andere erfgoedinstellingen in Noord-Nederland en Noordwest-Duitsland. Idealiter via het principe van linked open data , dat het voor potentiële gebruikers eenvoudig maakt om via één zoekopdracht resultaten

‘We openen als het ware een nieuw venster op onze collectie.’
↑ Houtdruk die de ondergang van Sodom en Gomorra verbeeldt; ook inkleuring is een vorm van tastbaar bewijs, omdat dit handmatig per exemplaar gebeurde. Collectie UB Groningen (INC 163, fol. 21r).
43 42
→ Kaart van West- en Oost-Frisia (resp. Groningen/Friesland en Ostfriesland) uit 1568 zoals opgenomen in Abraham Ortelius, Theatrum orbis terrarum (Antwerpen 1571). Collectie UB Groningen (uklu RG----10).

bij diverse instell ingen te vinden. Zo komt ieders bezit meer in context en samenhang beschikbaar. Voorlopig is dit nog een wensdroom, want veel materiaal bij erfgoedinstell ingen is überhaupt nog niet digitaal vindbaar en ook de ontsluiting van ons eigen bezit laat in dit opzicht nog te wensen over. Het hoeft ook niet allemaal op stel en sprong. De nu gelanceerde versie van Verhalen van Frisia is de beginversie. Het aantal verhalen breiden we in de komende maanden en jaren gestaag uit. We gaan ze zelf schrijven en hopen ook op bijdragen van anderen, bijvoorbeeld van studenten via colleges of stages, maar ook anderszins. Suggesties zijn van harte welkom, zolang tastbaar bewijs in een boek uit onze Bijzondere Collecties maar het uitgangspunt is.

Verhalen van Frisia is onderdeel van de doorlopende digitalisering van boeken en kaarten uit onze Bijzondere Collecties, die online voor iedereen in open access (gratis en vrij) beschikbaar zijn.9 Het is gefi nancierd door de Rijksuniversiteit Groningen in het kader van digitaliseringsproject Spotlight.

Over de auteur Adrie van der Laan (Winschoten 1965) is conservator Bijzondere Collecties in de UB Groningen. Als classicus en neolatinist promoveerde hij op een studie van het Latijn van twee ‘leden’ van de Aduarder kring, Rudolf Agricola en Antonius Liber. Zijn specialisme is het vroege humanisme in de noordelijke Nederlanden.

Groninger Kerken

Jaargang 40, aflevering 1 – Maart 2023

Groninger Kerken is een uitgave van de Stichting Oude Groninger Kerken. Donateurs die jaarlijks minimaal € 25 betalen, ontvangen het magazine vier keer per jaar. Wilt u donateur worden? Neem dan contact met ons op of raadpleeg de website.

Kernredactie

drs. R.H. Alma

drs. I. Basteleur

R. Compaan

dr. C.P.J. van der Ploeg

drs. P. Wageman

Eindredactie

drs. M. Hillenga

Redactieraad

prof.dr. S. Corbellini

drs. A. van Deijk

prof.dr. T.M. Eliëns

dr. A.J.M. Irving

dr. A.B. Mulder-Bakker

J.F. Oldenhuis

dr. S. van der Poel

Dr. M. Schepers

A.-E. de Winter

Grafisch ontwerp Jochem.studio

Drukwerk

MarneVeenstra, Groningen

Omslagfoto

Fragment uit een psalmenboek van het klooster Selwerd. Collectie Universiteitsbibliotheek

Groningen (HS 221).

Raad van toezicht

mr. R. Zwart, voorzitter

dr. E.A.M. Bulder, vice-voorzitter

ir. P.E. Bekkering

drs. C.J. Kool

ing. R. Steenbergen MRE

Beschermheer van de stichting

mr. drs. F.J. Paas, Commissaris van de Koning in de provincie Groningen

Advertenties

Voor meer informatie en tarieven over adverteren in ons tijdschrift kunt u contact opnemen met het secretariaat van Groninger Kerken.

Contact- en redactieadres Groninger Kerken

Coehoornsingel 14 9711 BS Groningen

050 – 312 35 69 info@groningerkerken.nl www.groningerkerken.nl

Noten

1 Zie ‘Bartholomeuskerk Noordlaren overgedragen’, Groninger Kerken 39 (2022) 44.

2 Zie bijv. Jos.M.M. Hermans, Boeken in Groningen voor 1600: studies rond de Librije van de Sint-Maarten (diss. Groningen 1987); id., Middeleeuwse handschriften uit Groningse kloosters (Groningen 1988); id., ‘Laatmiddeleeuwse boekcultuur in het Noorden: zoeken en vinden’, in: Jos.M.M. Hermans en Klaas van der Hoek (red.), Boeken in de late Middeleeuwen (Groningen 1994) 221-228; id., ‘Cistercienzer handschriften uit Groningen, waaronder een handschrift uit het Zuid-Groningse klooster Essen/Jesse (1474)’, in: D.E.H. de Boer, R.I.A. Nip en R.W.M. van Schaïk (red.), Het Noorden in het midden: opstellen over de geschiedenis van de Noord-Nederlandse gewesten in Middeleeuwen en Nieuwe Tijd (Assen 1998) 256-268.

3 Binnenkort is de volledige versie van Hermans’ dissertatie plus alle boekdossiers waarop hij zijn studie baseerde, vrij toegankelijk op de website van de UB Groningen.

4 A.G. Roos, Catalogus der incunabelen van de bibliotheek der Rijksuniversiteit Groningen (Groningen 1912) 74; Gesamtkatalog der Wiegendrucke, nr. M40784.

5 Het Latijn luidt: Ex testamento Magistri rodolphi kannegheter ad bibliotecam Ecclesie sancti martini in Groningen Vtentes eo orent fideliter pro anima testatoris

6 De website Material Evidence in Incunabula (https://data.cerl.org/ mei); voor de beschrijving van Kannegheters incunabel, zie <https://data.cerl.org/mei/02140290>.

7 Sabrina Corbellini en Margriet Hoogvliet, ‘Introduction: lieux de savoir and archéologie du savoir’, Le foucaldien 7 (2021) 1-10 (DOI: https://doi.org/10.16995/lefou.94).

8 Strikt genomen hoorde Drenthe nooit bij Frisia, maar in Verhalen van Frisia betrekken we deze provincie er wel bij.

9 Zie <https://facsimile.ub.rug.nl>.

Kerk open, kom binnen!

Professionele Organisatie voor Monumentenbehoud (POM).
ISSN 0169-3719
Veel van onze kerken hebben de deuren 'los' voor bezoekers. U bent van harte welkom. Kerk open, kom binnen! www.groningerkerken.nl
UW RESTAURATIE IN VERTROUWDE HANDEN
VERNIEUWEN GEEFT ENERGIE BGDD.NL Bolsward Dokkum | Groningen
44
Gedrukte kaart ingevoegd na fol. 299 waarop iemand met de hand 'groningen' heeft geschreven op het eiland (!) naast Frisia. Collectie UB Groningen (INC 163).
B O U W E N E N R E S T A U R E R E N ook aardbevingsschade kunnen wij vakkundig herstellen KK www.dijkstradegraaf.nl info@dijkstradegraaf.nl tel: 0511-408272 BOUWBEDRIJF DIJKSTRA DE GRAAF ENGWIERUM BOUWBEDRIJF DIJKSTRA BUTENDYKSWEI 9132 Tel: Fax: info@dijkstradegraaf.nlwww.dijkstradegraaf.nl Heerdweg 5 9981 TA Uithuizen | 0595 435 678 www.sietsemabouw.nl info@sietsemabouw.nl sietsemabouw Sietsema aannemersbedrijf MET LIEFDE EN PASSIE ONDERHOUDEN WIJ ONS ERFGOED Studio 212 Fahrenheit 212f.nl W W W K I J L S T R A B R O U W E R N L DE GROOT VUURSTEEN Restauratie van natuursteen & historisch beton Handgehakt letterwerk www.degrootvuursteen.nl 0654942339 VERANTWOORD RESTAUREREN VUUR STEEN
w a a r n e m e n h e r k e n n e n o n t w e r p e n r e a l i s e r e n & o p l e v e r e n b e h o u d e n Sebast aankerk e B erum HOLS TEIN restauratie architectuur www.holstein-restauratie.nl Groen in goede handen Industrieweg 33 9781 AC Bedum T (050) 301 25 00 E info@groenwerf.nl WWW.GROENWERF.NL Dàt is onze KRACHT Cuxhavenweg 3-2 9723 JK Groningen 050 2100 194 06 2688 8044 info@tomfeith.nl www.to mfeit h.nl De Stelling 5 9774 RB Adorp Tel. (050) 306 12 79 mob. 06 22 42 31 61 info@schoonmaakbedrijfzeeman.nl www.schoonmaakbedrijfzeeman.nl Schoonmaakbedrijf / Gevelonderhoud ZEEMAN v.o.f. Net dat beetje meer! O A.: - SCHOLEN, KANTOREN ETC - GLAZENWASSERIJ - TAPIJTREINIGING - KUNSTSTOF REINIGING - BETONREPARATIE - GEVELREINIGING - NEVELSTRALEN - GRAFFITI VERWIJDEREN - IMPREGNEREN(MUREN)
KUNSTSTOF VLOEREN
GIETVLOEREN
COATINGVLOEREN
ANDERE VLOEREN OP AANVRAAG Voor kompleteschoonmaakservice!
-
-
-
-
Rijksweg 167 9792 pd Ten Post t 050 301 05 50 info@menseruiter.nl Mense Ruiter Orgelmakers bv Timmer- en restauratiewerken | Interieur ontwerp en uitvoering | Deskundig in duurzaam (ver)bouwen GK_202012.indd 156 03-12-20 10:30 De Schilder, de beste vriend van je huis Schildersbedrijf W. Dijkema Noorderstraat 5 9989 AA Warffum telefoon (0595) 42 22 67 Ook leveren wij professionele verven, dubbele beglazing, voorzetramen en alle bijkomende schildersmaterialen handmatige belettering in natuursteen advies bij en uitvoering van eigen ontwerp en ideeën restauratiewerk 0595 492242 info @ deschreef.nl www.deschreef.nl GEDENKSTENEN | EERSTE STENEN | GEVELSTENEN | RELIËFS | GRAFMONUMENTEN NAAMBORDEN Al jaren vertrouwd partner van de SOGK vertrouw ons ook úw bouwwerk toe! H. Pot bouwbedrijf (ver)bouwen met overleg Onderhoud, verbouw, renovatie, nieuwbouw en alle materialen voor de doe-het-zelver Hoofdweg 25 9795 pa Woltersum (050) 302 15 55 www.bouwbedrijfpot.nl vertrouw ons ook úw bouwwerk toe!
www.kinderuitvaart-groningen.nl Sietsema aannemersbedrijf COMMUNICATION, ART & DESIGN www.212f.nl GK_202012.indd 157 03-12-20 10:30 De Schilder, de beste vriend van je huis Schildersbedrijf W. Dijkema Noorderstraat 5 9989 AA Warffum telefoon (0595) 42 22 67 Ook leveren wij professionele verven, dubbele beglazing, voorzetramen en alle bijkomende schildersmaterialen handmatige belettering in natuursteen advies bij en uitvoering van eigen ontwerp en ideeën restauratiewerk 0595 492242 info @ deschreef.nl www.deschreef.nl GEDENKSTENEN | EERSTE STENEN | GEVELSTENEN | RELIËFS | GRAFMONUMENTEN | NAAMBORDEN Al jaren vertrouwd partner van de SOGK vertrouw ons ook úw bouwwerk toe! H. Pot bouwbedrijf (ver)bouwen met overleg Onderhoud, verbouw, renovatie, nieuwbouw en alle materialen voor de doe-het-zelver vertrouw ons ook úw bouwwerk toe! Adverteren in Groninger Kerken? Neem contact op met het secretariaat van de Groninger Kerken via 050 312 3569 of info@groningerkerken.nl
Samen Zorgvuldig Passend www.carlavanderburg.nl

ZWIJGEND GOUD

kerkobjecten door de eeuwen heen info en tickets via akerk.nl 18 februari ------ 18 juni
Groninger
Stichting het Roodeof Burgerweeshuis
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.