Tijdschrift Groninger Kerken juni 2022

Page 1

Groninger Kerken Juni 2022

De Wüstung Lutjewolde

De kerktoren van Kloosterburen

Een moeizame restauratie

Vuur, aambeeld, hamer


Woord vooraf

Onze historische kerkgebouwen hebben altijd wel een raakvlak met de actualiteit en hedendaagse thema’s, hoe klein of groot de gebeurtenissen ook zijn. Dat bewijst ook deze aflevering van Groninger Kerken weer.

De afgelopen maanden werd het nieuws bepaald door de oorlog in Oekraïne. In de laatste aanwinst van de Stichting Oude Groninger, de kerk van Uitwierde, verhaalt een gedenkbord op de preekstoel van de vernieling van het vorige meubel in de nadagen van de Franse tijd. Een Frans garnizoen hield in 1813-1814 hardnekkig stand in de nabijgelegen vestingstad Delfzijl, zelfs tot meer dan anderhalve maand na de verbanning van keizer Napoleon naar Elba. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, toen de Duitsers alleen nog rond Delfzijl standhielden, werd de na het vertrek van de Fransen herbouwde Uitwierder kerk nogmaals getroffen door oorlogsgeweld en vervolgens opnieuw gerestaureerd. De vrijstaande kerktoren van Uitwierde een van de eerste bezittingen van de pas opgerichte Stichting Oude Groninger Kerken, evenals de kerk van Obergum. De restauratie van dat gebouw was een uiterst moeizame geschiedenis. Toen een oude buurvrouw het resultaat van de herstelwerkzaamheden onder ogen kreeg, was haar reactie Dit is mien kerk nait meer! Berend Raangs beschrijft de wonderlijke geschiedenis van verval en restauratie, die uiteindelijk wel leidde tot behoud van het gebouw.

Bord aan de preekstoel van de kerk van Uitwierde. Foto Duncan Wijting.

Een kerk die de tijd niet weerstond, is die van Lutjewolde. Van het dorp zelf bleef weinig meer over dan wat verspreide huizen en boerderijen. Voor een dergelijke geheel of gedeeltelijk verlaten nederzetting is in de wetenschap de aan het Duits ontleende benaming Wüstung in gebruik. Als oorzaak voor het wegtrekken van de bevolking wordt al te gauw gedacht aan epidemieën zoals de pest of oorlogsomstandigheden, maar in dit geval lijkt verarming als gevolg van water-

overlast en verwaarlozing van waterbeheer de reden van de neergang, zoals Remi van Schaïk laat zien. Justin Kroesen besteedt aandacht aan een bezitting van de Stichting die maar zelden in de schijnwerpers staat, de kerktoren van de hervormde kerk van Kloosterburen. Ook in het dorp zelf staat de toren haast letterlijk en figuurlijk in de schaduw van de grotere katholieke Sint-Willibrorduskerk. Opmerkelijk is het opschrift op de klok, waarin de schenker oproept om ook voor zijn vijanden te bidden – Hostibus orate pro vestris…. Vakmanschap staat centraal in het interview van Tjitske Zuiderbaan met de Warffumer smid Ron Caspers, die bij heel wat restauraties in de afgelopen jaren betrokken was. Aafje Bouwhuis, restaurator van muurschilderingen, schrijft over – in haar eigen woorden – ‘Sporen van mensen die de geschiedenis in stand proberen te houden en er misschien zelf ook een statement aan toe willen voegen.’ In haar column komen heel wat lijnen uit deze zomeraflevering van Groninger Kerken samen. Wij wensen u goede zomermaanden en veel leesplezier.

Kees van der Ploeg voorzitter redactie

Patty Wageman directeur


Dit kwartaal in Groninger Kerken

Pagina 6

De kerk van Lutjewolde Pagina 15

In de schaduw van de Romana Pagina 25

De moeizame restauratie in Obergum Pagina 28

Column Gekken en dwazen Pagina 34

Vuur, aambeeld, hamer Pagina 42 Een selectie hamers in de smidse van Ron Caspers in Warffum. Foto Duncan Wijting.

Nieuws


6

De teloorgang van de kerk van Lutjewolde Remi van Schaïk

Een noodopgraving in 2017 op de Schultingaweg ten zuidwesten van Sint Annen vlakbij de Eemshavenweg heeft middeleeuwse skeletten van daar begraven inwoners uit het nagenoeg verdwenen dorp Lutjewolde aan het licht gebracht. Daarnaast zijn op de website corpusroemeling.nl, die eind 2019 gelanceerd werd, alle beschikbare historische gegevens over de lotgevallen van de parochie Lutjewolde gepresenteerd. In hoeverre sluiten historische en archeologische bevindingen op elkaar aan en wat valt daaruit af te leiden?

1. Plaatsnaambord Lutjewolde aan het begin van de Schultingaweg ter hoogte van de plaats van de verdwenen kerk. Foto auteur.

Noodopgraving brengt graven aan het licht Een noodopgraving op 31 oktober en 1 november 2017 in verband met renovatie van een stukje Schultingaweg in de gemeente Ten Boer (sinds 2019 gemeente Groningen) heeft interessante vondsten opgeleverd (afb. 2). Ere wie ere toekomt: Kristin Bosma, toen werkzaam bij het archeologisch bureau RAAP, heeft daarvan nauwgezet verslag gedaan en in korter bestek uitermate leesbaar haar bevindingen gepubliceerd in het jaarboek Hervonden Stad 2019. Tijdens de archeologische begeleiding van die wegwerkzaamheden stuitten de archeologen op losse begravingen, die bij uitwerking van het onderzoek bleken deel uit te maken van een voormalig kerkhof.1 De vondsten betroffen in hoofdzaak skeletten van bewoners van het verdwenen dorp Lutjewolde die er tussen het

7


8

9

derde kwart van de twaalfde en de vroege vijftiende eeuw waren begraven (afb. 3). Westelijk van de weg werden in een kuil ook scherven van minimaal twee beroete kogelpotten en dierlijk botmateriaal uit de twaalfde-dertiende eeuw aangetroffen (afb. 4). Die vondsten wijzen op bewoning in de directe nabijheid. Bij deze opgraving werden zestien zwaargehavende graven blootgelegd; van een twaalftal bleek het mogelijk bruikbare 14C-dateringen te bepalen.2 Omdat er geen aanwijzingen waren voor kisten in de vorm van resten van hout of ijzeren nagels, werd vermoed dat de doden in een simpele kuil begraven waren.3 Aan de noord- en zuidzijde was het niet mogelijk de uiterste begrenzing van de graven vast te stellen en verder naar het westen bleek het bodemarchief verstoord. In oostelijke richting leken geen begravingen meer door te lopen. Bosma is echter nog een stap verdergegaan en heeft de plek waar de parochiekerk zou hebben gestaan, nader gelokaliseerd. Schoolmeester J.G. Rijkens uit Wehe wist in 1831 te vertellen dat ene Julle Koster (1781-1834) omwille van grondegalisatie omstreeks 1800 dertig à veertig wagenvrachten puin van zijn grond had afgevoerd. Daarbij waren fundamenten van een kerk met aan de zuidoostzijde een kuil vol mensenbotten tevoorschijn gekomen.4 In tegenstell ing tot de locatie aangegeven op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van 2014 (terreinnummer 5273) als het perceel waarop de

5 cm

2. Impressie van het ontgraven deel van de Schultingaweg tijdens de opgraving van 2017. Foto RAAP. 3. Graven S1 en S2, waarbij schedelresten zijn aangetroffen in het westelijke deel van het graf. Foto RAAP. 4. Vondsten uit de kuil in het westelijke cunet-deel (S20): twee randfragmenten en verschillende wandfragmenten van kogelpotaardewerk (links) en enkele fragmentjes dierlijk botmateriaal (rechts). Foto RAAP.

Noordlaren, de noordoosthoek van het schip tijdens de restauratie in 1976. Door de steigers heen is de verticale naad tussen de koorwand en het aansluitende muurwerk van het schip te zien. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, foto A.J. van der Wal.

kerk zou hebben gestaan, wijst Bosma dankzij de bij de noodopgraving gedane vondsten nu het perceel Schultingaweg 1 aan als plek van kerk en begraafplaats. Dat is een stuk – ongeveer vijfhonderd meter – zuidwestelijker dan tot nog toe gedacht (afb. 5). Terecht hanteert zij nog de voorzichtige formulering ‘is het zeer aannemelijk dat’.5 Uiteraard moeten archeoloog èn historicus een, al was het maar kleine slag om de arm houden en kan, zolang het bodemarchief daar niet bedreigd wordt, geen honderd procent zekerheid worden gegeven, toch zou ik er haast vergif op durven innemen dat ze met deze lokalisering gelijk heeft. Wat wisten we al over een kerk? In 1978 schreef Otto Roemeling over parochie-indeling en kerken in het centraal-Groningse Woldengebied.6 Daarin beargumenteerde hij dat Lutjewolde een jongere, in elk geval sinds het midden van de vijftiende eeuw bekende naam is voor Emederwolde, dat al voorkomt in goederenregisters van de abdij Werden uit circa 1000 en 1050.7 Het moet onderscheiden worden van Hemederwolde.8 In 2002 heb ik daarover nog een duit in het zakje gedaan.9 In 2013 verdedigde Roemeling zijn dissertatie over het parochiewezen in Noord-Nederland. Daarin kon hij gezien de geografische en thematische breedte van zijn onderzoek Lutjewolde uiteraard maar kort aandacht geven.10 Toch bood hij daar al bondig informatie die in

5. Uitsnede van de kadastrale minuut van rond 1830 ter hoogte van Lutjewolde, met daarop het huis, erf en tuin van Julle Koster (rood omcirkeld), het perceel dat als tuin in gebruik was en waar door hem puin en funderingsresten van de vermeende kapel en skeletresten werden aangetroffen (zwarte pijl), de locatie van de aangetroffen graven (ster) en de locatie die volgens de AMK de resten van de kapel van Lutjewolde herbergt (zwart omcirkeld). Kaart RAAP.


10

de door hem jarenlang aangelegde database veel gedetailleerder terug te vinden is. Na zijn overlijden in 2017 is die documentatie in oktober 2019 door Hans Mol en Gilles de Langen van de Fryske Akademy als corpusroemeling.nl online geplaatst.11 In 2002 dacht ik dat Lutjewolde een afsplitsing van de oerparochie Bedum was.12 Daarop moet ik nu terugkomen. Het zal als parochie, onder de oude naam Emederwolde, gezien de ontginningsrichting vanuit Stedum gesticht zijn, evenals Hemederwolde, Ste(d)erwolde en waarschijnlijk ook Ten Boer.13 Dat weerspiegelt zich ook in de oudste kerkelijke indeling. Binnen het dekenaat Loppersum, waarin de aan Sint Petrus en Paulus gewijde kerk van Loppersum als vroegnegende-eeuwse stichting de oudste is, zijn immers Godlinze, Stedum en Wierum te beschouwen als oudste dochterstichtingen. De Bedumer Sint-Walfriduskerk daarentegen, teruggaand tot de eerste helft van de elfde eeuw, is zeker de eerste dochter van de Sint-Hippolytuskerk van Middelstum en die was, met een waarschijnlijke stichting in de tiende eeuw, op haar beurt de vroegste dochter van de Sint-Petrus en Pauluskerk van Usquert, hoofdkerk van het gelijknamige dekenaat.14 De grens tussen de oerparochies Bedum en Stedum lijkt dus samen te vallen met die van de uit de Karolingische tijd daterende gouwen Hunsingo en Fivelgo, die we later in de dertiende eeuw als volledig uitgekristalliseerde ‘landschappen’ of landsgemeenten terugzien. De grens daartussen wordt nu nog grotendeels door het Kardingermaar gemarkeerd (afb. 6). Ook nam ik in 2002 aan dat in de tweede helft van de vijftiende eeuw de oorspronkelijke status van parochie – en daarmee ook kerk – was verloren gegaan, de kerk tot kapel gedegradeerd en de parochie bij Bedum ingelijfd. Die kapel was krachtens een besluit van Provinciale Staten van Stad en Lande van 14 november 1600 al op 12 januari 1601 op afbraak verkocht.15 Ook op dit punt biedt de documentatie van Roemeling een correctie: de transformatie van parochiekerk naar kapel blijkt zich volgens Romeinse archiefstukken anders te hebben voltrokken. Wat Vaticaanse archieven openbaren Roemeling was blijkens zijn proefschrift, maar gedetailleerder blijkens zijn documentatie op corpusroemeling.nl, al bekend met gegevens in suppliekenregisters die in het Vaticaans Archief te Rome berusten. Band IX van het Repertorium Germanicum was weliswaar in 2000 verschenen, maar Band X zou pas in 2018 van de persen rollen.16 Twee supplieken oftewel verzoekschriften aan de paus blijken een interessant licht op de zaak te werpen. In dat van 18 oktober 1468 refereren abdis en cisterciënzerinnenconvent van Klein Aduard (dit is het in 1340 gestichte Sint Annen) aan een besluit van de verkozen bisschop (elect) Hendrik van Münster, waardoor de roerende en onroerende goederen van de parochiekerk Luttekenwalde in hun bezit waren gekomen en de parochie was samengevoegd met die van Bedum. De Hendrik in kwestie is Hendrik III van Schwarzburg (1440-1496), die in 1465 tot bisschop van Münster was verkozen en op 20 juni 1466 als nieuwe herder gewijd. Zijn besluit moet

dus dateren uit 1465 of de eerste helft van 1466. Abdis en convent hebben het Vaticaan verzocht dit besluit te sanctioneren omdat het aangevochten werd. Pastoor Mello, kerkvoogden Ondolphus en Eppo Nitersum van Stedum en nog anderen waren zelfs zo ver gegaan de biechtvader van het convent met de dood te bedreigen. Klaarblijkelijk vond men in Stedum dat Lutjewolde tot hun territorium hoorde en dat Sint Annen daarop geen enkel recht had. Dat zou een indicatie zijn dat de kerk van Stedum feitelijk de moederkerk van Lutjewolde was. Kwestie is natuurlijk wat Rome op dat verzoek van Sint Annen beslist heeft (afb. 7). Een besluit als zodanig is niet gedocumenteerd, maar het verzoek is voorzien van de aantekening van de Curie ‘de committere’ (vast te leggen). Uit een tweede suppliek van 29 april 1477 worden we echter gewaar dat de ruzie met Stedum over de toewijzing aan Sint Annen en samenvoeging met Bedum niettemin nog ettelijke jaren doorgeëtterd heeft. Toen meldden hoofdelingen, patronen en parochianen van de kerk in Luttikenwolde dat die kerk al vele jaren leegstond en in vervallen staat verkeerde en dat de parochianen voor het ontvangen van de sacramenten naar de Sint-Walfriduskerk in Bedum waren uitgeweken, omdat de Stedumer kerk in de winter en door vaak hoge waterstand moeilijk bereikbaar was. Indien we onder de patronen abdis en convent van Sint Annen mogen verstaan – iets wat de beslissing van de elect van Münster in 1465/66 impliceerde – dan zou het verzoekschrift van 1468 althans op dat punt zijn ingewilligd. Stedum was het waarschijnlijk niet zozeer te doen geweest om de kerkgang, maar om het patronaat en dus beschikking over de parochiële bezittingen, die aan zijn neus voorbijgegaan waren. In 1477 zien de patronen met hoofdelingen en parochianen van hun rechten op de kerk af, maar wordt de parochie wel alsnog bij Bedum gevoegd. Ditmaal is het suppliek voorzien van de curiale aantekening ‘de confirmare’ (te bevestigen). Wel had de bisschop de stenen van de kerk intussen al aan abdis en convent van Sint Annen overgedragen. Feitelijk zal dus het bisschoppelijk besluit uit 1465/66 ondanks de Stedumer oppositie doorslaggevend zijn geweest. Het convent bleek bereid op de plaats van de vervallen kerk met de vrijgekomen stenen een kapel te bouwen, onder meer bestemd voor zielenmissen voor daar begraven bewoners. Het kan goed zijn dat die kapel slechts als kerkhofkapel gebruikt is en dat de bevolking voor reguliere kerkelijke diensten op de kerk van Bedum was aangewezen. Sint Annen zag van het patronaat af, maar Stedum verloor zijn claim op de patronaatsrechten, wat die nog waard waren (afb. 8). Uit dit laatste verzoekschrift valt af te leiden dat al in het derde kwart van de vijftiende eeuw met de afbraak van de oude parochiekerk was begonnen en dat met de verkoop van de kapel in 1601 niet de voormalige parochiekerk, maar de pas in het laatst van de vijftiende eeuw gebouwde kapel bedoeld is. Dit constaterende is het niet raar dat een parochielijst uit het midden of de tweede helft van de vijftiende eeuw nog wel de parochie noemt, maar geen inkomsten daaruit, en een lijst van 1506/09 nog wel de parochie,

6. D etail uit de gedrukte kaart van Theodorus Beckeringh 1781, teruggaand op zijn manuscriptkaart van 1767. Collectie Groninger Archieven (1536-6314).

maar geen priester.17 Klaarblijkelijk zijn lange tijd oude parochielijsten gebruikt, ook toen er formeel geen parochie meer was. Verder is er nog een taxatielijst voor een belasting uit 1498. Daarin worden wel de kloosters Sint Annen en Thesinge (inclusief Ten Boer) voor een fors bedrag aangeslagen voor hun bezittingen, maar wordt uit het hele gebied van deze kloosters, ‘hiet men Lutkewolde’, geen enkele priester genoemd.18

Lutjewolde als Wüstung? Groninger Kerken wijdde in 2011 een themanummer aan het verschijnsel ‘Verdwenen kerken’.19 Combinatie van archeologische en historische bevindingen maakt meer duidelijk over het proces van bewoningsachteruitgang in dit deel van Groningen. Van Duitse wetenschappers hebben we daarvoor in Nederland de term Wüstung overgenomen. Vaak wordt dat begrip geassocieerd met de late middeleeuwen, maar verlating van woonsteden op


12

13

het platteland of zelfs hele buurtschappen of kerkdorpen om welke reden dan ook – economische, militaire, klimatologische of ecologische – is niet tijdgebonden. Het kan gaan om algehele bevolkingsdaling, maar ook om migratie, dus verschuiving van bewoning van platteland naar stad of op het platteland naar agrarisch interessanter locaties. Afhankelijk van de omstandigheden kan dat ook nog van tijdelijke of permanente aard zijn. Op veranderingen in landschappelijke en sociaaleconomische omstandigheden heeft Renes in 1994 de aandacht gevestigd, omdat maar al te snel aan oorlogsverwoestingen of pestepidemieën gedacht wordt.20

Hier in het Woldengebied binnen de Wolddijk, maar ook net daarbuiten langs het Damsterdiep, zijn vormen van Wüstung aanwijsbaar.21 Zou verarming van de bevolking tot een leegloop van het gebied geleid hebben? Menigeen zal direct denken aan de Zwarte Dood uit het midden van de veertiende eeuw, waarvan we weten dat die onder de kloosterlingen van Aduard, Wittewierum en Rozenkamp bij Appingedam heeft huisgehouden. Of latere opflakkeringen daarvan, zoals in 1421 toen de abt van Aduard aan de pest overleed.22 Gegevens daarover zijn echter te weinig representatief om erop te varen. Feit is wel, dat tal van nederzettingen

7. Zegel van het klooster Sint Annen, hangend aan een oorkonde van 1406. Collectie Groninger Archieven, Toegang 696: Familiearchief Van Ewsum, inv.nr. 473). Foto Martin Hillenga.

8. De Sint-Bartholomeuskerk van Stedum. Foto Sjaak Kempe.

in de wat later ontgonnen veengebieden, daterend uit de tiende tot twaalfde eeuw, reeds in de loop van de vijftiende eeuw te kampen hadden met waterstaatkundige problemen, hoewel het vanwege de spaarzame bronnenoverlevering niet uit te sluiten is dat die problemen zich al eerder gemanifesteerd hebben.23 Teken daarvan is dat zelfstandige parochiekerken niet meer konden worden onderhouden en het loodje legden. Lutjewolde is er één van, maar hetzelfde geldt voor Oostbedumerwolde en Ellerhuizen in de oerparochie Bedum en voor Steerwolde, Hemederwolde en Heidenschap in de oerparochie Stedum (afb. 9). Al deze parochies lagen

binnen het territorium van de Acht Zijlvesten, niet zelf een zijlvest, maar een tot het midden van de vijftiende eeuw functionerend samenwerkingsverband van zijlvesten om zorg te dragen voor goede afwatering.24 Gezien de concentratie van deze gevallen in dit komgebied kan het niet anders dan dat veeninklinking en verwaarlozing van waterbeheer hoofdoorzaak van deze ontwikkeling zijn geweest en verdere verarming en leegloop daarvan het gevolg.25 Begraving in kuilen zonder dat er aanwijzingen zijn voor kisten, zoals in het opgravingsrapport in Lutjewolde geconstateerd, zou kunnen wijzen op structureel geringe rijkdom ter plaatse.26


14

15

Bij verdwijning van parochies zal het soms zijn gegaan om het volledig verdwijnen van nederzettingen, complete Wüstungen, maar vaker om gedeeltelijke, waarbij nederzettingen ingekrompen zijn tot enkele losse woonsteden. Lutjewolde lijkt van die laatste variant een treffend voorbeeld. Goed waterbeheer is in een agrarische gemeenschap geen luxe, maar de kosten moeten wel opwegen tegen de baten. Landbouwgrond zal in dit door bodemdaling gekenmerkte gebied te weinig renderend zijn geworden om het hoofd boven water te houden. De geruisloze verdwijning van de Acht Zijlvesten zou een indicatie kunnen zijn dat een groot deel van het laaggelegen veengebied met de toenmalige beschikbare geldmiddelen domweg niet meer te redden was.

Conclusie De noodopgraving van 2017 in Lutjewolde, waaruit begravingen op het kerkhof tot begin vijftiende eeuw tevoorschijn kwamen, blijken chronologisch redelijk te sporen met de feitelijke teloorgang van de parochiekerk, zoals die uit Vaticaanse documenten van 1468 en 1477 naar voren komt. Uit die laatste documenten wordt duidelijk dat van een levende parochiegemeenschap geen sprake meer was en dat de kerk al geruime tijd niet meer onderhouden kon worden en tot een ruïne was vervallen. Als hoofdoorzaak moet tekortschietende waterbeheersing worden aangemerkt, die leidde tot verdere verarming en leegloop van het laaggelegen komgebied, waarin onder andere Lutjewolde gelegen was.

Noten 1

K.L.B. Bosma, Graven onder de weg. Plangebied Schultingaweg, Sint Annen (Lutjewolde), gemeente Ten Boer; archeologisch onderzoek: een opgraving (variant archeologische begeleiding) RAAPrapport 3516 (Weesp 2019) en Kristin Bosma, ‘Een kerkhof zonder kerk, of toch niet?’, Hervonden Stad 24 (2019) 112-119. Ik dank haar voor een waardevol commentaar op een eerdere versie van dit artikel.

2

Bosma, Graven, 17-18 met Tabel 2 en Fig. 8; Bosma, ‘Een kerkhof’, 114.

3

Bosma, ‘Een kerkhof’, 113.

4

Remi van Schaïk, ‘Binnen- en buitendijks: geschiedenis tot het einde van de achttiende eeuw’ in: Remi van Schaïk, Geurt Collenteur en Anne de Valk (red.), Onder vele torens. Een geschiedenis van de

Over de auteur Remi van Schaïk (remivanschaik@gmail.com) doceerde laatstelijk, tot aan zijn pensionering eind 2015, Middeleeuwse Geschiedenis en Handschriftenkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij publiceert vooral over de regionale geschiedenis van de noordelijke en oostelijke Nederlanden en was jarenlang redactielid van Groninger Kerken (1988-2005) en van het Historisch Jaarboek Groningen (1994-2017).

gemeente Bedum (Bedum 2002) 15-47, aldaar 39, verwijzend naar J.G. Rijkens, ‘Beknopte geschied- en oudheidkundige beschrijving van Bedum, St. Anna en Thesinge’, Almanak ter bevordering van kennis en goeden smaak, uitgegeven door het Departement Leens der Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen 4 (1831). 5

Bosma, Graven, 22-23 met Fig. 11; Bosma, ‘Een kerkhof’, 118.

6

O.D.J. Roemeling, ‘De “wolde” parochies tussen Ten Boer en Bedum’, Driemaandelijkse Bladen voor taal en volksleven in het oosten van Nederland 30 (1978) 55-74.

7

W.A. Ligtendag, De Wolden en het water. De landschaps- en waterstaatsontwikkeling in het lage land ten oosten van de stad Groningen vanaf de volle middeleeuwen tot ca. 1870 (Groningen 1995) 346-347.

8

Roemeling, ‘De “wolde” parochies’, 62-67.

9

Van Schaïk, ‘Binnen- en buitendijks’, 39.

10

O.D.J. Roemeling, Heiligen en Heren. Studies over het parochiewezen in het Noorden van Nederland vóór 1600 (Leeuwarden 2013), 134, 136, 141-142. De opmerking dat paus Paulus II in 1468 een suppliek uitvaardigde (p. 134), is evenwel onjuist; een suppliek wordt niet door een paus uitgevaardigd, maar wordt gericht aan een paus.

11

Hans Mol en Gilles de Langen, ‘Met heiligen en heren langs middeleeuwse parochiekerken’, Groninger Kerken 36:4 (2019) 87-101.

21

verdwenen nederzettingen in Groningen’, Paleo-Aktueel 18 (2006)

Lutjewolde (geraadpleegd 13 mei 2022).

125-132, samenvatting van haar ‘Wüstungen in het Groninger

12

Als noot 9.

Woudgebied. Een onderzoek naar (bijna) verdwenen nederzettingen

13

Ligtendag, De Wolden, 108-109.

uit de Late Middeleeuwen’ (masterscriptie MRS, RUG, 2006 onder

14

G.J. de Langen en J.A. Mol, ‘Church foundation and parish formation

begeleiding van prof.dr H.R. Reinders en mij); deze scriptie is mede benut voor de lokalisering van enkele kerken in afb. 9.

in the tenth and eleventh centuries. A planned development?’, The Medieval Low Countries 4 (2017) 1-55, aldaar 49, 54-55.

22

Roemeling, ‘De “wolde” parochies’, 64.

ca. 1350-1536’ in: M.G.J. Duijvendak e.a. (red.), Geschiedenis van

16

Repertorium Germanicum. Verzeichnis der in den päpstlichen

Groningen I (Zwolle 2008) 229-293, aldaar 237. Zie ook: Jaap

Registern und Kameralakten vorkommenden Personen, Kirchen

van Moolenbroek en J.A. Mol (red.), De abtenkroniek van Aduard.

vom Beginn des Schismas bis zur Reformation (verkort RG), Band

Studies, editie en vertaling (Hilversum 2010) 194, 276-279. 23

Research 36 (2021) 92-102, aldaar 97-98.

1464-1471, dl. 1: Text, bewerkt door Hubert Höing, Heiko Leerhoff en Michael Reimann (Tübingen 2000) nr. 4626; RG Band X, Verzeichnis

24

Ligtendag, De Wolden, 176-183.

der in den Registern und Kameralakten Sixtus' IV. [...] 1471-1484, dl.

25

Van Schaïk, ‘Binnen- en buitendijks’, 34. Zie kaart in Groninger

1,3: Text, bewerkt door Ulrich Schwarz e.a. (Tübingen 2018) nr. 7464.

Kerken 28 (2011) afl. 1, 2 met nr. 28: Lutjewolde/Emmerwolde.

Roemeling blijkt al voordat band X verscheen, gecorrespondeerd te

Jan Molema noemt in ‘Verdwenen kerken van veenontginnings-

hebben met bewerkers op het Duits Historisch Instituut in Rome, dat

nederzettingen’, 9-15, aldaar 10, enkel deze parochiekerken; Richard

de uitgave voorbereidde.

Paping, ‘Sociaal-economische factoren bij het verdwijnen van

17

Vgl. Van Schaïk, ‘Binnen- en buitendijks’, 34.

middeleeuwse plattelandskerken’, 16-24, aldaar 17-18, spreekt

18

R.H. Alma, ‘Schattingen en jaartax 1498-1516’, Gruoninga 46 (2001)

voor het lage land tussen Bedum en Ten Boer in algemene zin over inklinking van venige grond en gebrekkige waterafvoer.

166-193, aldaar 175-176.

+

Recent hierover: Hans Renes, ‘Medieval settlement research in the Netherlands in the early twenty-first century‘, Medieval Settlement

IX, Verzeichnis der in den Registern und Kameralakten Pauls II. [...]

Renée Nip, ‘Hoofdelingen en stedelingen, een wereld van verschil

15

und Orte des Deutschen Reiches, seiner Diözesen und Territorien

9. Kaart van het gebied binnen de Wolddijk met nog bestaande middeleeuwse , gelokaliseerde verdwenen parochiekerken ● en verdwenen, parochiekerken maar bij benadering gelokaliseerde parochiekerken ○, alsmede kloosters . Bron: http://hisgis.fa.knaw.nl (Groningen), kadastrale atlas 1832; bewerking Ruut Wegman.

M.E. van Kruining, ‘Wüstungen in het woudgebied: een studie naar

Zie: https://corpusroemeling.nl. Index s.v. Emederwolde resp.

26

Voor Steerwolde had J.W. Boersma, ‘De kerk van Stederwalde te

19

Groninger Kerken 28 (2011) afl. 1.

20

Algemeen, intussen wel wat gedateerd: Johannes Renes, ‘Wüstungs-

Thesingburen (gem. Ten Boer)’, Groningse volksalmanak (1974-75)

prozesse in den Niederlanden zwischen 1000 und 1800’, Siedlungs-

184-197, aldaar 187, ook begravingen in kuilen (of bakstenen

forschung. Archäologie-Geschichte-Geographie 12 (1994) 201-233.

keldertjes) zonder resten van kisten vastgesteld.


16

In de schaduw van de Romana De kerktoren van Kloosterburen Justin Kroesen

De skyline van Kloosterburen vanuit het zuiden. Foto Duncan Wijting.

17

Dat Kloosterburen een katholieke enclave is in een overwegend protestantse omgeving, is al uit de verte te zien aan het dorpssilhouet. De neogotische Sint-Willibrorduskerk van de beroemde architect Pierre Cuypers uit 1868 torent hoog boven de bebouwing uit. Op enige afstand is een tweede, lagere zadeldaktoren te zien. Dat dit het restant is van een veel oudere kerk, blijft voor de meeste bezoekers van Kloosterburen verborgen.


19

18

De Hoofdstraat in Kloosterburen omstreeks 1905, met prominent in beeld de katholieke Sint-Willibrorduskerk. Rechts daarvan is nog juist het zadeldak van de toren van de hervormde kerk zichtbaar. Collectie Groninger Archieven. De Nicolaaskerk gezien uit het noordwesten. Foto Duncan Wijting. De oostgevel van de Nicolaaskerk met driezijdig gesloten koor. Foto Duncan Wijting. Gevelsteen boven de toegang aan de oostkant. Foto Duncan Wijting.

Schuilkerken De dorpsnaam Kloosterburen verwijst naar de twee premonstratenzerkloosters die er in de middeleeuwen stonden, namelijk Oldeklooster (gesticht rond 1175) en Nijenklooster (gesticht in 1204). Na de Reformatie kwam de kerk van het Oldeklooster in handen van de protestanten. Anders dan in de meeste andere dorpen op het Hogeland werd het calvinisme in Kloosterburen maar door een minderheid van de dorpsbevolking omarmd; de meerderheid bleef trouw aan het rooms-katholicisme, hoewel dat na de Reductie van Groningen officieel verboden was. Zij moesten in het geheim ter communie gaan in zogenaamde schuilkerken. Ook stelden verschillende adellijke families die heimelijk katholiek waren gebleven hun privékapellen beschikbaar voor misvieringen door clandestien werkende priesters. Oude toren Misschien was het een poging om de katholieke Kloosterbuurders op andere gedachten te brengen dat de protestanten de oude kerk in de zeventiende eeuw afbraken en vervingen door voor die tijd moderne nieuwbouw. Wat hierbij bleef staan, is de zware onderbouw van


21

De door Geert van Wou in 1501 voor de stad-Groninger Akerk gegoten luidklok. Foto Duncan Wijting.

de middeleeuwse toren, die in 1658 een verhoging kreeg. Na de plaatsing van een smeedijzeren torenuurwerk, dat nog steeds functioneert, waren de protestanten weer helemaal ‘bij de tijd’. Toch wilde het calvinisme nog steeds geen wortelschieten in Kloosterburen, en in 1815 was de protestantse kerk zozeer vervallen dat deze instortte. De huidige hervormde kerk, een eenvoudig langwerpig gebouw met lisenen tussen de spitsboogvensters, dateert uit 1843. Tweede viool Tekenend voor de kerkelijke verhoudingen in het dorp is dat de katholieken kans hadden gezien om een jaar eerder, in 1842, een eigen kerk op te richten. Dit betrof een eenvoudige ‘Waterstaatskerk’, gebouwd onder toezicht van Rijkswaterstaat, die alweer een kwart eeuw later plaats moest maken voor de huidige, veel grotere neogotische kerk. Zo is aan de skyline van Kloosterburen goed af te lezen dat de protestanten er eeuwenlang de tweede viool hebben gespeeld. Uit de bewogen geschiedenis van hun kerk blijkt dat een plantje zonder wortels, dat bovendien in de schaduw staat, weinig kans heeft om tot bloei te komen. Sinds 1975 ontfermt de Stichting Oude Groninger Kerken zich over de toren van de hervormde kerk. De luidklok uit 1501, die hierin hangt, werd gegoten door de beroemde klokkengieter Gerard van Wou en behoorde oorspronkelijk toe aan de Akerk in de stad Groningen. Het opschrift vermeldt de naam van de schenker, een zekere Stefanus, die de lezer oproept om ook voor zijn vijanden te bidden (Hostibus orate pro vestris…). Of de protestanten van Kloosterburen steeds ook voor hun katholieke dorpsgenoten hebben gebeden (en andersom), valt te betwijfelen.

De moeizame restauratie van de kerk in Obergum Berend Raangs

Over de auteur Prof. Justin Kroesen is sinds 2016 hoogleraar cultuurgeschiedenis aan de Universiteit van Bergen (Noorwegen). Daarvoor werkte hij jarenlang aan de Rijksuniversiteit Groningen en was hij op vele manieren betrokken bij het werk van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Literatuur E.O. van der Werff, Katholieken in de Marne sinds 1594. In en rond de parochies Wehe den Hoorn en Kloosterburen (Bedum 2009). Groninger Kerken 33 (2016) nr. 1. Themanummer ‘Katholieke schuilkerken’. S. van Geuns en A. Rots, ‘Het laat-middeleeuwse gelui van de Der Aa-kerk in Groningen’, Groninger Kerken 14 (1997) 127-131.

De kerk van Obergum gezien uit het zuiden. Foto Omke Oudeman.


22

In 1971 werd de kerk van Obergum na restauratie opnieuw in gebruik genomen, niet door de toenmalige hervormde gemeente van Obergum, maar door de in 1969 opgerichte Stichting Oude Groninger Kerken, die deze kerk als haar eerste object kort tevoren had verworven. Hoe dit kerkgebouw tot een ruïne verwerd en daarna door een ingrijpende restauratie toch kon worden behouden, wordt in deze bijdrage uiteengezet. Bouwgeschiedenis Aangenomen wordt dat de kerk in het begin van de dertiende eeuw is gebouwd met aan de westzijde een vrijstaande klokkentoren.1 Het schip was aanvankelijk voorzien van koepelgewelven. Van dit schip resteren twee traveeën, maar hoe het er aan de oostzijde heeft uitgezien, is onbekend: door het aanbrengen van een grafkelder over de volle breedte gingen de funderingsresten van de afsluiting van het romaanse schip geheel verloren. De eerste wijziging aan de kerk betrof een verbinding tussen het schip en de losstaande klokkentoren. Waarschijnlijk leek deze oorspronkelijk meer op een stenen klokkenstoel met op de hoeken smalle lisenen, die nog zichtbaar zijn op de aansluiting van het noordelijke tussenlid en ter weerzijden van de spitsboogopening in de oostgevel. Bij deze gelegenheid zal de toren ook zijn verhoogd en is de begane grond van een gewelf voorzien. In het tussenlid zelf kwam een rond gewelf dat aansloot op de koepelgewelven van het schip. Uiteindelijk kreeg de kerk haar huidige gedaante in het midden van de vijftiende eeuw door een uitbreiding naar het oosten van twee extra traveeën met een driezijdige koorsluiting. Merkwaardig is dat deze extensie geheel is opgetrokken uit baksteen afkomstig van afbraak. De herkomst is onduidelijk omdat het om een behoorlijke hoeveelheid stenen gaat, die niet alleen van het bestaande gebouw afkomstig kan zijn geweest. Omdat de uitbreiding geen overwelving kreeg, zijn de gewelven van het romaanse schip en dat van het tussenlid verwijderd. Er kwam nu een vlakke balkenzoldering. In deze vorm bleef de kerk goeddeels ongewijzigd, hoewel enkele grote onderhoudsklussen werden uitgevoerd, vooral aan de toren. Op een onbekend moment kreeg de gehele westgevel een beklamping met kloostersteen. Een vernieuwing van de zuidgevel met

kleinere baksteen is onder de dakvoet met ankers gedateerd als 1706. De toreningang is blijkens het jaartal in 1790 aangebracht. De oudste nog bestaande inventarisstukken dateren uit het einde van de achttiende eeuw. In 1840 kreeg het koor van de kerk nieuwe banken.

Ankers met datering aan de zuidgevel van de toren. Foto Berend Raangs.

Latere wijzigingen In 1844 werden zulke omvangrijke werkzaamheden uitgevoerd dat de kerk niet voor de wekelijkse eredienst kon worden gebruikt. Het is aannemelijk dat toen de kapconstructie in zijn geheel is vervangen door een nieuwe sporenkap. Hierbij is ook de oude balkenzoldering uit de vijftiende eeuw verwijderd en vervangen door ijzeren trekstangen. Hierboven werd een houten tongewelf voorzien van stucwerk met kooflijsten aangebracht. Door deze ingreep kreeg het interieur een ruimer karakter. Behalve dat de noordelijke koorvensters werden dichtgemetseld, veranderde aan de buitenzijde niets. Het interieur met de preekstoel uit 1780, het Sichtermangestoelte en de kerkbanken bleef gehandhaafd. In het begin van de twintigste eeuw kreeg de zuidgevel van het schip gotiserende vensters, naar het voorbeeld van die in het koor. Waarschijnlijk hingen deze ingrepen samen met de aanschaf in 1905 van het orgel, waarvoor al een galerij was opgesteld. Voordien waren de halve spitsboogvensters boven de galerij nog niet aanwezig, maar zaten hier resten van de romaanse vensters.2 Vervolgens gebeurde jarenlang vrijwel niets meer aan het kerkgebouw. Wel werd de bepleistering van het tongewelf verwijderd waarna de naden tussen de planken werden afgetimmerd. Achterstallig onderhoud en verval Rond 1960 werd het duidelijk dat een restauratie dringend noodzakelijk was. De kerkvoogdij moest hiervoor op grond van de toen geldende kerkorde de

Sluitsteen boven de toreningang. Foto Duncan Wijting.


Links: De kerk gezien vanuit het noorden, omstreeks 1900. De gevel van het schip heeft nog geen ingehakte gotische vensters. Het rechter rondboogvenster is nog het originele romaanse exemplaar. Het venster ernaast is aan de linker zijde verruimd. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De kerk gezien uit het noordoosten, 1941. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Rechts: Het interieur gezien naar het westen in 1941. De ramen hebben verduisteringsvoorzieningen in verband met de oorlogsomstandigheden. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Het interieur gezien naar het oosten in 1941. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Het interieur van de kerk in 1964. Het interieur en de vloeren zijn weggebroken, de wanden zijn van pleisterwerk ontdaan. Na de ontmanteling stagneerde de restauratie voor jaren. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, foto A.J. van der Wal.

Bouw- en restauratiecommissie van de Nederlandse Hervormde Kerk inschakelen. Dit gebeurde bij brief van 7 augustus 1962, met de mededeling dat vooral het interieur herstel behoefde. Dit was alleen mogelijk met een forse overheidssubsidie. Verder vroeg de kerkvoogdij of het wenselijk was ook het Rijksbureau voor Monumentenzorg in te schakelen en of het raadzaam was ‘onder leiding van een goede plaatselijke architect rustig met de niet erg ingrijpende plannen verder te gaan’. Bijna per omgaande antwoordde de commissie zich ter plaatse op de hoogte te zullen stellen. In november 1961 liet ze weten dat de Rijksdienst voor de Monumentenzorg van oordeel was dat de werkzaamheden behoorden tot het gebruikelijke onderhoud. Wel beval de commissie aan deze werkzaamheden na overleg met Monumentenzorg te laten uitvoeren onder leiding van architect K.G. Olsmeijer te Winsum. In februari 1964 bezocht namens Monumentenzorg de heer Van Iperen het kerkgebouw, waarna men liet weten dat alleen de kerk van Winsum in aanmerking kwam voor restauratie. Door bemiddeling van de Bouw- en restauratiecommissie werd, nadat op 13 maart nogmaals een bezoek aan de kerk was gebracht, dit standpunt herzien en adviseerde men Olsmeijer een restauratieplan voor Obergum te laten maken.3


De toren omstreeks 1970. De slechte staat van het dak maakte het ingroeien van vlierstruiken mogelijk. Vlierpitten belandden in de kap door de ontlasting van vogels die op het torendak vlierbessen aten. Foto archief SOGK.

Voorbereidingen 1964-1969 Klaas Gerrit Olsmeijer (1912-1991) richtte als beginnend architect een bureau in Winsum op. Als inwoner had hij hier veel maatschappelijke contacten. Hij was kerkelijk meelevend lidmaat van de hervormde gemeente van Obergum. In Winsum was hij betrokken geweest bij het vooroorlogse uitbreidingsplan Winsum-zuidwest, waarvoor hij een aantal woonhuizen had ontworpen. Hij voelde zich aanvankelijk aangetrokken tot het traditionalisme van de Delftse School, maar nadat hij zijn bureau in Groningen had gevestigd, kregen zijn ontwerpen een eigen moderne stijl. Voor de hervormde gemeente van Eenrum ontwierp hij een nieuwe pastorie en in de jaren zestig van de vorige eeuw paste hij enkele kerkinterieurs aan. Hierbij speelde de hang naar liturgische vernieuwingen een rol. Rond 1962 was hij ook een van de initiatiefnemers van de verplaatsing van het vormingscentrum van de classis Winsum uit Breede naar Obergum. Hiervoor werd het kerkelijk gebouw Immanuel van de hervormde gemeente Obergum onder zijn leiding compleet verbouwd. In dezelfde tijd was Olsmeijer betrokken bij de restauratie van de hervormde kerk van Hellum. Omdat het streven van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg erop was gericht met particuliere architecten restauraties uit te voeren, lag het kennelijk voor de hand dat Olsmeijer ook voor het herstel van de kerk van Obergum werd aanbevolen, ook al bestond bij de Rijksdienst ontevredenheid over de wijze waarop hij omging met de bouwhistorische waarden van de kerk van Hellum.4 Nadat het Provinciaal College van Toezicht van de kerkprovincie Groningen de architectenkeuze had goedgekeurd en de kerkvoogdij aan Olsmeijer de opdracht had verstrekt een restauratieplan voor de kerk te maken, ging deze zeer voortvarend te werk. Toen de kerkvoogdij in juni 1964 de Bouw- en restauratiecommissie op de hoogte stelde van de voortgang, antwoordde deze: ‘De heer Olsmeijer weet gelukk ig van aanpakken. Wij kunnen U dan ook alleen maar aanraden om hem daar geen belemmeringen in de weg te leggen, maar hem zoveel mogelijk zijn gang te laten gaan. Hij is als architect uw vertrouwensman; vertrouwt u hem dan ook. Prachtig, dat er allemaal aanwijzingen over de oorspronkelijke vorm van de kerk voor de dag komen.’

Het vervallen exterieur van de kerk gezien uit het noordoosten, eind jaren ’60. Collectie Groninger Archieven, foto Persfotobureau D. van der Veen (3099-5698). De preekstoel gefotografeerd in 1941, met in de panelen de wapens Van Nijeveen, Sichterman en Vinkers. Het snijwerk met de laatste twee wapens is tijdens de periode van leegstand eind jaren ’60 door onverlaten ontvreemd, evenals de baretknop. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Een delegatie van de pas opgerichte Stichting Oude Groninger Kerken bezoekt begin 1970 de kerk van Obergum. Van links naar rechts: voorzitter B. Kristensen, K.J. Keuning (de duizendste donateur) en medeoprichter R. Steensma. Collectie Groninger Archieven, foto Persfotobureau D. van der Veen (2290-4421).

“De heer Olsmeijer weet gelukkig van aanpakken.”


28

Om inzicht te krijgen in de bouwhistorische ontwikkeling werden kerk en toren nauwkeurig ingemeten en werd de bestaande toestand in tekeningen vastgelegd. Tegelijkertijd werd het gehele interieur gesloopt, op de preekstoel en de achterzijde van de herenbank na, en als bouwafval afgevoerd. Dit gold ook voor de vloer van geometrische tegels die met een moker tot puin werd geslagen. Of dit nog niet genoeg was, moesten ook alle pleisterlagen op de binnenmuren het ontgelden, zonder dat men besefte dat deze dragers konden zijn van bijzondere afwerkingen met een veelheid aan historische informatie. Pas na al deze ingrepen voerde de Rijksdienst voor het Bodemonderzoek (R.O.B.) een opgraving uit. Het onderzoek leverde enkele ondergeschikte bouwhistorische gegevens op die op de opmetingstekeningen werden vastgelegd. De R.O.B. verwerkte de gegevens in een rapport.5 Waarvoor was deze tamelijk groteske aanpak nu eigenlijk nodig? In ieder geval kon het interieur niet meer worden teruggebracht – en wat tijdens het onderzoek al niet was verdwenen, viel in de volgende jaren tot aan het begin van de restauratie in 1970 alsnog aan vandalen ten prooi. De ruiten werden ingegooid, de gietijzeren kronen uit het einde van de negentiende eeuw vernield en waardevol snijwerk van de preekstoel verdween spoorloos. De Bouw- en restauratiecommissie deelde intussen mee dat, ondanks een positief advies, subsidiëring in 1964 niet mogelijk zou zijn maar wellicht in 1965 na de invoering van een nieuwe subsidieregeling. De architect moest echter wel doorgaan met de plannen om indiening in 1965 mogelijk te maken, maar toen dat gebeurd was, bleef het antwoord op de subsidieaanvraag uit. Olsmeijer vroeg daarop in april 1965 om opheldering en wees erop dat de kerk onbruikbaar was geworden. Het bleek echter dat een subcommissie ‘kerkindeling’ van de Bouw- en restauratiecommissie problemen met het restauratieplan had en nadere inlichtingen van de architect verlangde. Ondertussen waren de hervormde gemeenten van Obergum en Winsum gefuseerd, waardoor nog maar één kerkgebouw nodig was. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg bleek vervolgens niet met het ingediende restauratieplan in te stemmen en was bovendien ontstemd over de sloop van het interieur, zonder hiervan op de hoogte te zijn gesteld. Dit alles maakte de kans op restauratie uiterst problematisch. De Rijksdienst eiste dat het restauratieplan werd gebaseerd op de situatie van 1844. Reconstructie van het schip met koepelgewelven zou daarom niet worden toegestaan. Met tegenzin paste Olsmeijer zijn plan aan. De hervormde gemeente van Winsum-Obergum c.a. stelde in juni 1968 de Commissie Restauratie kerk te Obergum in. Op grond van cijfers uit 1965 was de restauratie begroot op 321.000 gulden. De in 1964 uitgevoerde werkzaamheden hadden 21.000 gulden gekost. Voor de restauratie van het kerkorgel was door Bakker en Timmenga een offerte uitgebracht, maar orgelmaker Mulder te Uithuizen kreeg bij de aanvang van de sloopwerkzaamheden in 1964 opdracht het orgel uit de kerk te verwijderen.

Uiteindelijk werd voor de uitvoering van het versoberde restauratieplan rijkssubsidie toegezegd, maar het overleg van de Commissie met de architect verliep zo onplezierig dat in de notulen werd opgemerkt geen vertrouwen meer in hem te hebben. De door Olsmeijer aangepaste begroting bedroeg 267.000 gulden, maar de commissie schatte de kosten op zeker 600.000 gulden, waaraan de kerkelijke gemeente 40.000 moest bijdragen. De commissie adviseerde het kerkbestuur niet zelf de restauratie ter hand te nemen maar hiervoor een stichting op te richten. In april 1969 bekeek de commissie welke vervolgstappen nodig zouden zijn. Ondertussen bleek door de voortschrijdende ontkerkelijking de draagkracht van kerkelijke gemeenten op het Groningse platteland zozeer te verslechteren dat naar verwachting veel historische dorpskerken hun functie voor de eredienst zouden verliezen. De Bouw- en restauratiecommissie van de Provinciale Kerkvoogdijcommissie in de kerkprovincie Groningen nam daarom het initiatief een stichting op te richten die kerken kon overnemen wanneer de plaatselijke kerkelijke gemeenten niet meer voor het onderhoud konden zorgen.6 De hervormde gemeente van WinsumObergum c.a. verzocht op 18 april 1969 de zojuist opgerichte Stichting Oude Groninger Kerken de kerk van Obergum over te nemen. In samenwerking met de Stichting werd verder gewerkt aan de voorbereiding van de restauratie. Hierbij kwam de positie van architect Olsmeijer opnieuw in het geding toen bleek dat het Algemeen Bestuur van de Stichting geen vertrouwen in hem had. Op aandringen van de hervormde gemeente werd zijn aanstelling toch gehandhaafd. Op 8 december 1969 viel het besluit de opdracht tot restauratie te verstrekken aan de laagste inschrijver, bouwbedrijf Schakel te Exmorra. Pas op 20 maart 1970 werd de kerk echter officieel overgedragen aan de Stichting, voor het symbolische bedrag van één gulden. De hervormde gemeente zou 40.000 gulden aan de restauratie bijdragen, maar daarvan was vanaf 1964 al 35.000 gulden aan voorbereidingskosten betaald. Restauratie Bij het begin van de restauratie werd een bouwcommissie samengesteld met vertegenwoordigers van de Stichting, de architect, de aannemer en twee leden die door de hervormde gemeente uit de plaatselijke bevolking waren aangezocht. Meteen ontstonden problemen met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg die aangedrongen had op een sobere, conserverende aanpak. Toen de volledige dakconstructie en het houten gewelf waren verdwenen en zou worden begonnen met het aanbrengen van een betonnen ringbalk over de muren, wees de Rijksdienst dit af omdat hiervoor geen enkele constructieve noodzaak bestond. Ook de beoogde beëindiging van de gevels met zwaar aangelegde rollagen en ‘zaagtanden’ vond geen instemming, maar die waren inmiddels al grotendeels aangebracht. Een verder probleem ontstond toen bleek dat Olsmeijer ondanks de pertinente afwijzing toch was begonnen met de sloop van de gotiserende ramen en in de noord-

Rollaag met dubbele zaagtandfries langs de dakrand, aangebracht tijdens de restauratie omstreeks 1970. Foto Duncan Wijting. Poortje met siermetselwerk in de zuidgevel. Het ingehakte venster, dat oorspronkelijk was voorzien van een houten roedenraam kreeg bij de restauratie een baksteen tracering zoals de gotische vensters van het koor. Foto Duncan Wijting. De aansluiting van toren en schip tijdens de restauratie omstreeks 1970. De kerkkap is verwijderd. In de gevel van de toren is de ingehakte sleuf te zien voor een overwelving van de ruimte. Foto Berend Raangs.


31

gevel al romaanse vensters had gereconstrueerd. Bovendien had de Rijksdienst de tekeningen van het aangepaste plan nog steeds niet goedgekeurd. In de bouwvergadering ontstond een heftige discussie over de vensters, waarbij besloten werd de latere vensters in de zuidgevel te handhaven. De al gereconstrueerde vensters in de noordgevel mochten blijven, mits deze werden dichtgemetseld en gepleisterd. Wrevel was er eveneens over de onnodige sloop van het middeleeuwse metselwerk van de zuidwesthoek tussen de toren en het schip, waardoor belangrijke bouwsporen waren uitgewist. De architect hield er eigenzinnige opvattingen op na die in strijd waren met de gangbare restauratiepraktijk. Zo had hij in de zuidgevel een poortje geopend om dit vervolgens naar eigen smaak met metselwerk in keperverband op te vullen. Voor de vulling van een dergelijk poortje in de noordgevel werd op een tumultueuze vergadering overeengekomen dit van een pleisterlaag te voorzien. Ook over de aanpak van de toren werd in de bouwvergaderingen enorm gesteggeld. Door de gevelbeklamping was het oorspronkelijke aanzien gewijzigd. Zo waren de vroegere hoeklisenen niet meer als zodanig zichtbaar. De architect wilde de beklampingen, die grotendeels uit kleiner formaat baksteen waren gemetseld, vervangen door nieuw te bakken kloostersteen.

Toen de vergadering op advies van de Rijksdienst besloot tot handhaving van de bestaande toestand, inclusief de ‘storende’ reparaties, was de architect sprakeloos. Hoe was het mogelijk ‘prutswerk’ van onbekwame lieden te handhaven! Om te laten zien dat het beter kon, stelde hij voor om in ieder geval het ‘verprutste’ venster in de westgevel op een vakbekwame wijze terug te brengen. Als voorbeeld diende een foto van de voorpagina van het vaktijdschift Bouw. De vergadering ging morrend met het voorstel akkoord, maar wees erop dat van het venster geen resten meer aanwezig waren die een dergelijke reconstructie konden rechtvaardigen. Tegen het einde van de restauratie vormde de beglazing van de vensters een groot probleem. De Rijksdienst wenste de aanwezige houten vensterharnassen te handhaven. Hoewel al besloten was de gereconstrueerde vensters in de noordgevel dicht te metselen, kwam de architect hierop terug met het argument dat vullingen met glas-in-loodpanelen tegen nagenoeg dezelfde kosten konden worden aangebracht. In eerste instantie weigerde de vergadering hierop in te gaan, maar de architect nam hiermee geen genoegen en schreef uit frustratie een gepeperde brief aan de Stichting, die zich toen toch maar bij de wens van de architect neerlegde – en daarmee inging tegen het standpunt van de Rijksdienst.

Linksboven het door Olsmeijer geconstrueerde venster in de westgevel van de toren naar een voorbeeld uit het vaktijdschrift Bouw. De hoek links, door Olsmeijer gekwalificeerd als ‘prutswerk’, is gerepareerd met klinkerbaksteen. Onder de situatie voor de restauratie, gefotografeerd in 1941. Foto’s Duncan Wijting / Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Rechts een van de gereconstrueerde vensters in de noordgevel. De gotiserende ramen, aangebracht aan het begin van de 20e eeuw, moesten hiervoor wijken. De contouren daarvan zijn in het muurwerk nog zichtbaar. Foto Duncan Wijting.


32

33

Het was natuurlijk een geweldige prestatie om van een deerniswekkende bouwval weer een volwaardige kerk te hebben gemaakt. rchitect K.G. Olsmeijer in 1972. Collectie Groninger Archieven, A foto Persfotobureau D. van der Veen (3099-1673).

Het huidige interieur gezien naar het oosten. Tegen de oostwand staat het in 1770 gebouwde kabinetorgel. Foto Duncan Wijting.

Pas tegen het einde van de restauratie ontspande de sfeer. Daardoor konden veel werkzaamheden aan het interieur in een meer collegiale sfeer worden afgewikkeld. Zo werd unaniem het besluit genomen het balustradeorgel niet terug te plaatsen, overeenkomstig het advies uit 1965 van de Orgelcommisie van de Nederlandse Hervormde Kerk, die de aanschaf van een nieuw, kleiner orgel aanbeval. Na enig speurwerk bleek bij de orgelbouwers Bakker en Timmenga een kabinetorgel voorhanden dat rond 1770 was gebouwd door Hendrik Hermannus Hess en in 1940 door de orgelbouwers was verworven uit de doopsgezinde kerk te Terhorne (Fr.), waar het in 1907 door orgelbouwer Maarschalkerweerd was geplaatst.7 Het balustradeorgel werd daarop door de Stichting in 1974 verkocht aan de hervormde gemeente van Noordhorn. De ingebruikname van de kerk vond plaats op 25 juni 1971. Het was natuurlijk een geweldige prestatie om van een deerniswekkende bouwval weer een volwaardige kerk te hebben gemaakt. De belangstelling voor de gerestaureerde kerk was groot. De NOS maakte een reportage voor het Journaal en in het Duitse weekblad Hörzu verscheen een artikel over de Stichting Oude Groninger Kerken. In zijn overdrachtstoespraak kon Olsmeijer niet nalaten zijn frustraties te uiten, vooral dat aan zijn vakmanschap was getwijfeld, waardoor hij niet in de gelegenheid was gesteld al het ‘prutswerk’ aan de kerk te verbeteren.8 Bijna iedereen was trots op het bereikte resultaat, maar een bejaarde buurvrouw, die jaren het kerkgebouw niet meer van binnen had gezien, zei: Dit is mien kerk nait meer! Daarmee sloeg ze de spijker behoorlijk op de kop. Gebruik na de restauratie De eerste jaren na de ingebruikname werd de kerk voornamelijk gebruikt voor de erediensten van de hervormde gemeente. Dat gebeurde tot 1977 wekelijks omdat de kerk van Winsum in afwachting van de restauratie buiten gebruik was gesteld. De parochie van Wehe-Den Hoorn gebruikte de kerk elke zaterdagavond voor de katholieke inwoners van Winsum. Het gebouw werd ook gebruikt voor tentoonstellingen, concerten en huwelijksinzegeningen. Een bijzondere omstandigheid deed zich voor toen de Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt te Winsum aangaf de kerk te willen gebruiken. Hiertoe moest in overleg met de hervormde gemeente een gebruikersbepaling in het overdrachtscontract uit 1970 worden aangepast, waarna een langdurig gebruikscontract met dit kerkgenootschap kon worden gesloten. Hiervoor moest de kerk wel enigszins worden


34

35

Column

aangepast. De bij de restauratie verwijderde orgelgalerij werd opnieuw aangebracht. De spitsboogopening tussen de kerkruimte en de toren werd weer dichtgemetseld, zodat onder de toren een extra ruimte ontstond. Onder de galerij kwam een entree met werkkast en een toiletvoorziening, toegankelijk vanuit het tussenlid. In feite werd hiermee de vroegere situatie teruggebracht.

Over de auteur Berend Raangs is restauratiedeskundige en maakte in 1964 de afbraak van het interieur van de kerk in Obergum persoonlijk mee. In 1968-1969 was hij lid van de restauratiecommissie. Namens de plaatselijke commissie Obergum van de Stichting Oude Groninger Kerken was hij daarna samen met ir. A.Th. Dubbeling lid van de bouwcommissie. Na de ingebruikname was hij jarenlang secretaris-penningmeester van de plaatselijke commissie Obergum van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Noten 1

A.Th. Dubbeling en B. Raangs, ‘De N.H. kerk te Obergum’, Publicaties Stichting Oude Groninger kerken, no. 14 (1973) 169-182.

2

Vgl. Voorlopige lijst der Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst, dl. XI, De provincie Groningen (’s-Gravenhage 1933) 229-230. De beschrijving van de kerk aldaar is gebaseerd op de situatie omstreeks 1900. Bij de publicatie in 1933 waren aan de kerk inmiddels wijzingen uitgevoerd.

3

Alle correspondentie tussen de kerkvoogdij en de Bouw- en restauratiecommissie, waaruit in dit artikel is geput, bevindt zich in het archief van de Stichting Oude Groninger Kerken. Hier bevinden zich ook de notulen 1969-1970 van de Commissie restauratie kerk te Obergum en de verslagen van de bouwvergaderingen januari 1970 juni 1971, waarvan voor dit artikel gebruik is gemaakt.

4

6

was en die de aanleiding vormde voor de oprichting van de Stichting

Hellum’, in: Regnerus Steensma, Harry Boerema en Kees van der

Oude Groninger kerken zie: Eelco van Es, ‘Mens en staan. Vijftig jaar

Ploeg (red.), Kerkrestauraties in Groningen. Studies voor Harry de

Stichting Oude Groninger Kerken’, Groninger Kerken 36 (2019) 1-23, vooral 1-5.

Olde bij zijn afscheid als voorzitter van de Stichting Oude Groninger Kerken (Zutphen 2002) 143-150. 5

Voor de deplorabele staat van veel kerken die hiervan het gevolg

Vgl. Ada van Deijk, ‘De “schendende wijzigingen” aan de kerk van

7

Vgl. Ton van Eck en Jan Jongepier, Het Historische Orgel in

H. Halbertsma, ‘Obergum (gem. Winsum)’, Nieuws-Bulletin Konink-

Nederland, dl. 3, 1769-1790 (Amsterdam en Zeist 1999) 60-61;

lijke Oudheidkundige Bond, serie 6, jrg. 17 [=63] (1964), *293-*295.

Hans Fidom en Richard de Beer, Het Historische Orgel in Nederland, dl. 13, 1894-1901 (Amsterdam en Zeist 2008) 250-251.

De daar op grond van de hoeveelheid puin geopperde gedachte dat de kerk een dwarspand moet hebben gehad, vindt geen enkele steun in de overige vondsten en dient daarom te worden verworpen.

8

Toespraak architect K.G. Olsmeijer bij de overdracht, 25 juni 1971, archief Stichting Oude Groninger Kerken.

Gekken en dwazen schrijven hun namen op muren en glazen Aafje Bouwhuis

Het huidige interieur gezien naar het westen. Foto Duncan Wijting.


36

37

Vaak komen wij als restauratoren van muurschilderingen op plekken waar soms gedurende vijftig jaar niemand is geweest. Vanaf een steiger, dicht tegen een gewelf aan, staan we dan oog in oog met bijvoorbeeld een middeleeuwse gewelfschildering. Terwijl er met injectiespuiten vol kalk wordt gewerkt om het vervallen oppervlak te redden, valt onze blik soms op afwijkende zaken. Een jaartal, een tekst of een naam, dingen die niet direct iets vertellen over de datering of de maker van een schildering. Sporen van mensen die de geschiedenis in stand probeerden te houden. Of daaraan zelf een statement toevoegden.

Jaren geleden werkten wij in de gewelven van de Lebuïnuskerk in Deventer. Op een rustige witte kalklaag stond daar tussen de schilderingen in de zuidbeuk met potlood een tekst in het Esperanto geschreven: Tio estas ne por ni conpreneble. Tio estas la lingue por tuta mondo. Dat betekent zoiets als: ‘Dat is natuurlijk niet voor ons. Dat is de taal voor de hele wereld’. Esperanto is een kunstmatig gecreëerde taal, bedacht in 1887 met als doel om mensen uit verschillende culturen op een gelijkwaardige manier te laten communiceren. Welke wereldburger heeft deze tekst in het Esperanto in het gewelf geschreven en waarom? Meestal blijven deze vragen onbeantwoord. Heel toevallig dit keer niet. Zo aten wij op een gewone vrijdagmiddag een broodje in het café tegenover de kerk. We kwamen in gesprek met toeristen die vroegen of de kerk open was. Al pratende bleek dat ze de kerk bezochten omdat hun opa er had gewerkt tijdens de restauratieperiode van 1925 tot 1935. Op goed geluk vroegen wij: ‘Sprak hij misschien ook

Esperanto?’ ‘Euh, ja!’ De opa bleek fanatiek esperantist en correspondeerde in die tijd met een chinees uit Peking in het Esperanto. Grote kans dat we de schrijver van de potloodtekst hadden gevonden. Ging het altijd maar zo makkelijk. Ook in het gewelf van de Hippolytuskerk van Middelstum staat een merkwaardige tekst. Links naast Eva in het Paradijs staat in afwijkend rood ‘Allett oetteijt f’. Het handschrift correspondeert met dat van het jaartal 1612, in hetzelfde rood geschilderd in het tegenoverliggende gewelf. De tekst en het jaartal zijn vermoedelijk aangebracht tijdens herstelwerkzaamheden aan het gewelf en het bijwerken van de schilderingen, een kleine honderd jaar na hun ontstaan. Veel historici hebben zich al gebogen over de betekenis van de tekst. Is het een naam? Allert of Alleit? Is het een soort waarschuwing in het Fries? Als je wat schaaft aan de mogelijke vorm van de letters en bijvoorbeeld ‘Allert oer teijt’ vertaalt vanuit het Fries staat er ‘Alles over tijd’. Wilde degene die deze tekst

↑ Het gevonden flesje in handen van stukadoor Daniël Oudman. Foto Aafje Bouwhuis

← De zondeval. Gewelfschildering in de Hippolytuskerk van Middelstum. Foto Johan Vegter.

toevoegde zeggen dat de zondeval van alle tijden is? Dit zou best een logische opmerking bij deze voorstelling kunnen zijn. En dan was daar een flesje. December 2021, tijdens het werk in de gewelven van het schip in dezelfde Hippolytuskerk van Middelstum moest er onder een zware trekbalk op een moeilijk bereikbare plek gerepareerd worden. Tussen gruis en dikke lagen stof in een diepe spleet tussen twee gewelven voelden we een glad object. Het bleek een glazen flesje. Later begrepen we dat het qua vorm om een pelgrimsflesje moest gaan. Ook zou het niet meer dan een eeuw oud zijn. Zou het er beland zijn tijdens het restauratiewerk in 1917? Of in 1941? Toch niet in de jaren zeventig? Heeft er wijwater is gezeten? Probeerde een katholieke metselaar hier een brug te slaan tussen de twee grote geloven in deze nu protestantse kerk? Het zou wel mooi passen in dit verhaal over een ideologische wereldtaal en de zondeval die van alle tijden en religies is.

Over de auteur Aafje Bouwhuis is restaurator muurschilderingen. Samen met Nanon Journée vormt zij Bouwhuis en Journée restauratoren, ofwel OUOU. Sinds 2006 werken zij als zelfstandigen samen aan de conservatie van muur- en gewelfschilderingen in diverse kerken, in Groningen onder andere in Garmerwolde, Krewerd, Bierum en Middelstum.


38

Vuur, aambeeld, hamer Tjitske Zuiderbaan

Het gezegde ‘Al smedende wordt men smid’ geldt zeker voor Ron Caspers. Al bijna veertig jaar werkt hij als smid, metaalrestaurator en beeldhouwer. De kwalificatie ‘ambachtskunstenaar’ vat deze in één persoon verenigde hoedanigheden wel aardig samen. Heel wat ijzerwerk uit Groninger kerken, of hun directe omgeving, verbleef inmiddels kortere of langere tijd in zijn smederij aan de Hoofdstraat in Warffum. Van windwijzers tot hekwerk en van kroonluchters tot kerksleutels. Sinds hij corona heeft gehad, is Ron Caspers (1960) om vijf uur ’s middags uitgeteld. Dat weerhoudt hem er niet van om de volgende dag weer vol vuur zijn oude smederij in Warffum te bestieren. Toch was het nooit zijn bedoeling om smid te worden. Na de middelbare school ging hij vervroegd in dienst en reisde hij met de blauwhelmen naar Libanon. Dat was zijn eigen keus. ‘Ik wilde iets beleven en me nuttig maken.’ Heel veel konden ze niet uithalen, toch heeft Ron het gevoel dat hij zijn diensttijd goed besteedde. Maar het was ook een bizarre tijd. ‘We zwommen in de Middellandse zee, terwijl we de granaten over ons hoofd hoorden suizen en ze zagen inslaan.’ Na de militaire dienst doorliep hij de Pedagogische Academie. Toen hij daar in 1984 vanaf kwam, was er geen werk in het onderwijs. De vader van zijn vriendin had een werkplaats in Groningen, waar hij wel terechtkon. ‘Hij was koperslager en restaurateur, en ik vond het hartstikke leuk. Opleidingen tot smid waren er destijds niet,

je moest de boeken er op naslaan en gewoon beginnen.’ En zo begon hij in 1985 zijn eigen bedrijf in Groningen in de werkplaats van schoonpapa. Unieke veerhamer Zijn eerste opdracht kwam van de Stichting Oude Groninger Kerken. ‘Ik mocht het koorhek van de Akerk restaureren en moest dingen bijmaken die ik nog nooit had gemaakt. Dus kocht ik boeken, zocht het uit en maakte een replica. Een stuk van het oorspronkelijke hek heb ik bewaard.’ Na acht jaar werd de werkplaats te klein en in Warffum kwam net een oude smederij te koop. ‘Toen ik de smederij zag, wist ik, dit is het gewoon. Ook om de sfeer.’ De smederij is in 1860 gebouwd. De oude vloer zit er nog in en ook de antieke elektromotor. Een unieke negentiende-eeuwse veerhamer om grote stukken onder te smeden is aangesloten op de oude motor door middel van een drijfriem. De luchthamer uit

Met een deel van het koorhek van de Akerk. De restauratie daarvan was een van de eerste opdrachten van Caspers. Foto Duncan Wijting.


41

circa 1940 werkt op een grote zuiger en heeft een slagkracht van 50 kilo. Die wordt voor torenspitsen en andere grote dingen gebruikt. Het juiste spoor En nu, 37 jaar verder, heeft Ron Caspers één man in vaste dienst en drie jongens die hij begeleidt. Zijn vriendin doet de boekhouding. Die jongens begeleidt hij vanuit het persoonsgebonden budget, en daar komen zijn opleiding aan de Pedagogische Academie, en een latere studie Agogiek, goed van pas. ‘Het werk is heel leuk en kost me veel tijd, want ik moet ze aan het werk houden, met opdrachten bezig zijn en opdrachten binnenhalen. De eerste jongen die ik begeleidde was Walid, een vluchteling uit Libanon. Hij heeft hier in de smederij zijn rust weer gevonden. Dit ambacht trekt een bepaald soort jongens (en een paar meisjes) aan. Het zijn jongens die van het pad af zijn en door het werk weer op het juiste spoor komen. Een aantal van hen heeft nu een eigen bedrijf. Ik vind het mooi dat ik een klein stukje heb bijgedragen aan hun succes.’ Twee vingers in de neus Rons werk rust op vier pijlers: kunst, vormgeving, begeleiding en restauratie. Restauratie vormt het leeuwendeel, maar juist van de variatie wordt hij enthousiast. ‘Mijn vriendin en ik hebben ook nog een galerie opgezet in Eenrum bij het Molenplein. Die moet gevuld worden met vrij werk van haar en mij. Dat vind ik ook leuk werk. Vooral het gemak waarmee je het na zoveel jaar doet, the professionality kicks in. Met twee vingers in de neus dingen doen waarmee je vroeger uren bezig was. De strijd die je hebt geleverd om je het materiaal en de techniek eigen te maken. Dat gaat altijd maar door. Ik kom nog steeds dingen tegen waarvan ik denk, oké, en nu?’ En dan duikt hij weer met zijn neus in de boeken.

Ron Caspers bij het hart van de smederij, het brandende smidsvuur. Smeulende vetkolen. Voorbeelden van brandmerken voor paarden van boerderijen in de omgeving, enkele generaties geleden in een deur in de smederij gekrast. Foto's Duncan Wijting.

Stempels verzamelen Ron verzamelt stempels (kwaliteitsmerken) in ijzer en doet aan herkomstonderzoek. Zijn stempelgekte gaat zelfs zo ver dat hij aan de jongens in zijn bedrijf een krat bier uitlooft als ze een stempel vinden. Het afgelopen jaar las hij voor dat onderzoek zo’n vijftig Zweedse boeken. ‘De Zweedse ijzerindustrie is in de zeventiende eeuw opgezet door onder meer Louis van Geer en de gebroeders Trip, kooplui uit Amsterdam. In Luik zat de ijzerindustrie van Europa, maar de Zuidelijke Nederlanden waren door de Spanjaarden veroverd en er was geen werk meer. De Geer bracht in dertig jaar tijd ongeveer zesduizend Walen naar Zweden om daar te werken. De Trips zaten met name in de kanonnenhandel. De schoorstenen van hun, nog bestaande, grachtenpand in Amsterdam zijn eigenlijk kanonnen. De smederijen stonden in Zweden aan een rivier en gebruikten een waterrad als oven- en smeedhameraandrijving. Dat leidde tot de snelle ontwikkeling van de ijzerindustrie. Vanuit de restauratie kom je in een wereld terecht waarmee je nog jaren vooruit kunt!’


42

43

Vette kolen In het vakgebied van de smid is in de loop der jaren niet veel veranderd qua materiaal en gereedschap. Vuur, aambeeld en hamer vormen nog altijd de basis. Wel wordt er bijvoorbeeld laser toegepast voor letters of teksten. Staal is het meest gebruikte materiaal. ‘Het staal is tegenwoordig veel harder dan het smeedijzer van vroeger. Zacht ijzer wordt nog wel gemaakt, maar is duurder. Bij een restauratie heb je wel eens een stuk nodig. Tegenwoordig komt alle ijzer gewalst uit de hoogovens en kun je het in alle gewenste vormen krijgen. Vroeger had je voor het maken van hekken twee smaken, vierkant en rond. Elke dag brandt het vuur, op smeedkolen. Als je er water over gooit, klonteren de vette kolen aan elkaar en vormen een oventje dat nog meer warmte afgeeft. IJzer smelt bij 1538 graden en aan de kleur van het vuur zie je de temperatuur. Gas gebruiken we voor het kleine werk, grote stukken moeten in het vuur. Het smeden zelf is gelijk gebleven. Dat vond ik vroeger het mooiste om te doen.’ Nu loopt hij het liefst door de werkplaats om te zien hoe de jongens het werk op een fantastische manier voor elkaar krijgen, terwijl hij aanwijzingen en uitleg geeft.

Vroeger had je voor het maken van hekken twee smaken, vierkant en rond.

Ethiek van de restauratie Voor de Stichting Oude Groninger Kerken restaureerde Ron Caspers torenspitsen, torenhanen, hekwerken. Hij deed herstelwerk en onderhoud. De kroonluchters van Niezijl die als bundeltjes op de zolder van de kerk lagen, restaureerde hij en zette ze weer op kleur. Voor de kerk van Visvliet maakte hij een sleutel in de vorm van een visje. Voor de kerk van Fransum een nieuwe torenspits en windvaantje. Een van zijn laatste opdrachten was het maken van de leuningen bij de kerk van Midwolde. Toch blijft het koorhek van de Akerk een van zijn meest bijzondere opdrachten. ‘Een hek uit de vijftiende eeuw als replica namaken is toch wel wat. Gelukkig is er nu zoveel aandacht voor veel ambachten dat er goede restauratieopleidingen zijn. En dan met name in de restauratie-ethiek, hoe ga je om met erfgoed, verslaglegging, hoe voorkom je sloop van historische plekken? De trend is dat gemeenten meewerken, en er worden landelijk weer veel restauratiesubsidies toegekend. Het gaat zeker de goede kant op.’ Over zijn opvolging maakt Ron zich geen zorgen. Hij heeft genoeg jongens opgeleid die het kunnen overnemen.

Over de auteur Tjitske Zuiderbaan (tekstjes@outlook.com) was tot haar pensionering in juli 2021 werkzaam op het bureau van de Stichting Oude Groninger Kerken. Ze blijft bijdragen schrijven voor Groninger Kerken, in het bijzonder interviews en human interest-artikelen. Recent verscheen van haar hand Dij schrift, blift. Schrijversgraven in de provincie Groningen, een uitgave in de Kerkhovenreeks van de Stichting.

Aan het werk met de 19e-eeuwse veerhamer. Op de achtergrond de ‘moderne’ luchthamer van omstreeks 1940, afkomstig uit de Junkers-vliegtuigfabriek in Aschersleben. Foto Duncan Wijting. Een van de vele windwijzers die door Caspers opnieuw werden verguld, is die van Uitwierde. De man te paard zou Jan Cornelis Bos voorstellen, de landbouwer uit Biessum die in 1839 de afbraak van de toren wist te voorkomen. Foto Duncan Wijting.


44

Nieuws

Groninger Kerken Jaargang 39, aflevering 2 – juni 2022

ISSN 0169-3719

Groninger Kerken is een uitgave van de Stichting Oude Groninger Kerken. Donateurs die jaarlijks minimaal € 25 betalen, ontvangen het magazine vier keer per jaar. Wilt u donateur worden? Neem dan contact met ons op of raadpleeg de website.

Kernredactie drs. R.H. Alma drs. I. Basteleur R. Compaan dr. C.P.J. van der Ploeg drs. P. Wageman Eindredactie drs. M. Hillenga Redactieraad dr. C.P.J. van der Ploeg, voorzitter drs. M. Hillenga, secretaris drs. R.H. Alma drs. A. van Deijk dr. A.J.M. Irving dr. A.B. Mulder-Bakker J.F. Oldenhuis

Grafisch ontwerp Jochem.studio Drukwerk MarneVeenstra, Groningen Omslagfoto De kerk van Obergum vanuit het noordwesten. Foto Duncan Wijting. Beschermheer van de stichting mr.drs. F.J. Paas, Commissaris van de Koning in de provincie Groningen

Raad van toezicht drs. P.M. de Bruijne, voorzitter dr. E.A.M. Bulder, vice-voorzitter ir. P.E. Bekkering drs. C.J. Kool drs. M. van Zanten Advertenties Voor meer informatie en tarieven over adverteren in ons tijdschrift kunt u contact opnemen met het secretariaat van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Contact- en redactieadres Stichting Oude Groninger Kerken Coehoornsingel 14 9711 BS Groningen 050 – 312 35 69 info@groningerkerken.nl www.groningerkerken.nl

Professionele Organisatie voor Monumentenbehoud (POM).

Kerk open, kom binnen

De kerk van Uitwierde gezien uit het oosten. Foto Duncan Wijting.

Kerk Uitwierde overgedragen Op 1 april droeg de Protestantse Gemeente Delfzijl de voormalig hervormde kerk in Uitwierde over aan de Stichting Oude Groninger Kerken. De vrijstaande, dertiende-eeuwse toren ten westen van de kerk was al sinds 1971 eigendom van de Stichting. Het kerkgebouw dateert van 1839. De vorige kerk raakte zwaar beschadigd in 1814, toen een Frans garnizoen langdurig stand hield in de naburige vesting van Delfzijl. Ondanks herstel werd deze kerk uiteindelijk toch afgebroken. Een orkaan die in 1836 over Groningen trok, richtte opnieuw schade aan en was daarom de genadeslag.

De eenvoudige zaalkerk heeft een dubbele toegangsdeur met een neoclassicistische omlijsting. Aan weerszijden van de ingang zijn vroeg zeventiende-eeuwse grafzerken in de muur gemetseld van leden van de familie Wincken, bewoners van de borg Ringenum. Een zerk van Haro Wincken, gestorven in 1563, staat in de kerk. De stenen zijn afkomstig uit het voorgaande kerkgebouw, evenals de in 1815 vervaardigde preekstoel. Eind negentiende eeuw is het oorspronkelijke kuipmodel verbouwd tot de huidige platformkansel. Tijdens de gevechten om Delfzijl in april 1945 werd Uitwierde opnieuw

door oorlogsgeweld getroffen. Ook de kerk raakte daarbij beschadigd. Onder meer het door H.E. Freytag in 1858 geplaatste kabinetorgel ging verloren. Sinds 1975 is in de kerk weer een orgel aanwezig. Het instrument, in 1889 gebouwd door L. van Dam en Zonen, orgelfabrikant te Leeuwarden, is afkomstig uit Heveskes. Een plaatselijke commissie zal aan de slag gaan met het organiseren van activiteiten in en om de kerk. Met de overdracht van de kerk van Uitwierde bezit de Stichting Oude Groninger Kerken 99 kerken, 2 synagogen, 62 kerkhoven en 9 (vrijstaande) torens.

Adverteren in Groninger Kerken? Neem contact op met het secretariaat van de Stichting Oude Groninger Kerken via 050 312 3569 of info@groningerkerken.nl

KERK OPEN, KOM BINNEN Veel van onze kerken hebben de deuren Veel van onze kerken hebbenvan harte welkom. 'los' voor bezoekers. U bent de deuren ‘los’ voor bezoekers. Kerk open, kom binnen! U bent van harte welkom. Kerk open, kom binnen! www.groningerkerken.nl www.groningerkerken.nl


Sietsema aannemersbedrijf

10 dorpen | 10 kerken | 10 theatervoorstellingen van juni t/m oktober 2022

in MIDDELSTUM SPIJK WÂNSWERT B E E R TA GRIJPSKERK WESTEREMDEN TER APEL GARMERWOLDE OUDE PEKELA PEINS

Studio 212 Fahrenheit

MET LIEFDE EN PASSIE ONDERHOUDEN 212f.nl

WIJ ONS ERFGOED Heerdweg 5 | 9981 TA Uithuizen | 0595 435 678 www.sietsemabouw.nl | info@sietsemabouw.nl | sietsemabouw

@dekerkalspodium -

@veuraaltied - www.veuraaltied.nl

BOUWBEDRIJF DIJKSTRA DE GRAAF ENGWIERUM

B O U W E N E N R E S T A U R E R E N info@dijkstradegraaf.nl

www.dijkstradegraaf.nl

ook aardbevingsschade kunnen wij vakkundig herstellen

KIJLSTRA - BROUWER W W W.KIJLSTRABROUW ER.NL

KK

www.dijkstradegraaf.nl info@dijkstradegraaf.nl tel: 0511-408272

BO DI BU 91 Te Fa


w aar nemen

Schoonmaakbedrijf / Gevelonderhoud

ZEEMAN Net dat beetje meer!

Voeg en restauratiebedrijf

herk ennen

v.o.f.

De Stelling 5 9774 RB Adorp

ont w er pen realiseren HOLSTEIN restauratie architectuur

Tel. (050) 306 12 79 mob. 06 22 42 31 61

&

info@schoonmaakbedrijfzeeman.nl www.schoonmaakbedrijfzeeman.nl

www.holstein-restauratie.nl

Voor komplete onmaakservice! ho sc . .: OA

- SCHOLEN, KANTOREN ETC. - GLAZENWASSERIJ - TAPIJTREINIGING - KUNSTSTOF REINIGING - BETONREPARATIE - GEVELREINIGING - NEVELSTRALEN

Voor meer informatie mail ons: bouwserviceboonstra@hotmail.nl Noordveenkanaal Noordzijde 21 7831 AW Nieuw-Weerdinge 0591- 522258

- GRAFFITI VERWIJDEREN - IMPREGNEREN(MUREN) - KUNSTSTOF VLOEREN - GIETVLOEREN - COATINGVLOEREN - ANDERE VLOEREN OP AANVRAAG Sebastiaankerk te Bierum

Groen in goede handen

Dàt is onze KRACHT T

Industrieweg 33 9781 AC Bedum (050) 301 25 00 E info@groenwerf.nl WWW. GRO EN W ER F. N L

Cuxhavenweg 3-2

050 2100 194

info@tomfeith.nl

9723 JK Groningen

06 2688 8044

www.tomfeith.nl

opleveren

behouden


|

Timmer- en restauratiewerken

|

Interieur ontwerp en uitvoering

Deskundig in duurzaam (ver)bouwen

AdvLaurenshout_OGK_2013.indd 1

23-01-13 10:00

handmatige belettering in natuursteen advies bij en uitvoering van eigen ontwerp en ideeën restauratiewerk

0595 492242 info@deschreef.nl www.deschreef.nl GEDENKSTENEN

|

EERSTE STENEN

|

GEVELSTENEN

|

RELIËFS

|

GRAFMONUMENTEN

|

NAAMBORDEN

Schildersbedrijf W. Dijkema Noorderstraat 5 9989 AA Warffum telefoon (0595) 42 22 67 Ook leveren wij professionele verven, dubbele beglazing, voorzetramen en alle bijkomende schildersmaterialen

handmatige belettering in natuursteen advies bij en uitvoering van eigen ontwerp en ideeën

De Schilder, de beste vriend van je huis

restauratiewerk

T 050 318 66 36 www.carlavanderburg.nl 0595 492242 www.kinderuitvaart-groningen.nl

info@deschreef.nl www.deschreef.nl

Samen Zorgvuldig Passend GEDENKSTENEN

Sietsema aannemersbedrijf

Al jaren vertrouwd partner van de SOGK vertrouw ons ook úw bouw werk toe! bouwwerk

GK_202012.indd 156

03-12-20 10:30

|

EERSTE STENEN

|

GEVELSTENEN

|

Noorderstraat 5 telefoon (0595) 42 22 67 Ook leveren wij professionele verven, dubbele beglazing, voorzetramen en alle bijkomende schildersmaterialen

(ver)bouwen met overleg Onderhoud, verbouw, renovatie, nieuwbouw en alle materialen voor de doe-het-zelver

Al jaren vertrouwd partner van de SOGK vertrouw ons ook úw bouw werk toe! bouwwerk

Mense Ruiter Orgelmakers bv

H. Pot bouwbedrijf

Rijksweg 167

COMMUNICATION, ART & DESIGN www.212f.nl

9792 pd Ten Post

(ver)bouwen met overleg

t 050 301 05 50

Onderhoud, verbouw, renovatie, nieuwbouw en alle materialen voor de doe-het-zelver

info@menseruiter.nl

Hoofdweg 25 9795 pa Woltersum (050) 302 15 55 www.bouwbedrijfpot.nl GK_202012.indd 157

|

GRAFMONUMENTEN

|

NAAMBORDEN

Schildersbedrijf W. Dijkema 9989 AA Warffum

H. Pot bouwbedrijf

RELIËFS

03-12-20 10:30

De Schilder, de beste vriend van je huis

Adverteren in Groninger Kerken? Neem contact op met het secretariaat van de Stichting Oude Groninger Kerken via 050 312 3569 of info@groningerkerken.nl


Het groene goud rondom de Groninger Kerken Gouden Bomenfonds is onderdeel van Stichting Oude Groninger Kerken

Unieke pareltjes in het Groninger land, dat zijn de Groninger kerken met hun omringende kerkhoven. Hier zijn de bijzondere flora en fauna, de graven en de veelal monumentale bomen en boomgroepen van grote waarde. Helaas worden de kerkhoven bedreigd door bomenziektes en niet-inheemse plantensoorten. Zij tasten de biodiversiteit ernstig aan. Met het Gouden Bomenfonds herstelt de Stichting Oude Groninger Kerken de kwaliteit van het groen op de historische kerkhoven. Wil je meer weten of bijdragen aan onze inzet voor herstel en duurzaamheid, ga dan naar onze website en doe een gift.

groningerkerken.nl/goudenbomenfonds SOGK061_ADV_Gouden Bomenfonds_190x277.indd 1

22-02-21 14:36


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.