Tijdschrift Groninger Kerken December 2022

Page 1

December

Groninger Kerken
haarvlecht
Middeleeuws glas-in-lood
kerk
A Restauratie Overschild
2022 De
van Loppersum
De
aan de

Woord vooraf

Bij terugblikken, passend bij het einde van het jaar, springen veranderingen misschien eerder in het oog dan wat hetzelfde bleef. Vaak worden kerken gezien als een constante in een dynamische omgeving. Het kalenderblad van december 1917, hiernaast afgebeeld, illustreert dat treffend. De omgeving van de remonstrantse kerk, de thuisbasis van Groninger Kerken, veranderde in ruim een eeuw tijd haast onherkenbaar. Maar ook de kerk ging met haar tijd mee, maar daarvoor is beter kijken nodig.

Met artikelen over zowel een constante, vertrouwde basis én over vernieuwing wordt de jaargang 2022 van Groninger Kerken afgesloten. De nieuwe opzet en opmaak waarmee we vorig jaar zijn begonnen, is dit jaar verder verfijnd. Daarbij is ook rekening gehouden met kritische opmerkingen en suggesties van onze lezers. Hoewel we zelf blij zijn met de veranderingen, blijven we natuurlijk graag uw reacties ontvangen.

Het afgelopen jaar zochten we ook inhoudelijk naar verbreding, zonder daarbij het onderzoek zelf los te laten. Een mooi voorbeeld daarvan in dit nummer is de bijdrage van Martin Hillenga die beschrijft hoe een eigenaardig object – in dit geval een haarvlecht in de kerk van Loppersum – aanleiding kan zijn voor legendevorming. Als voorbeeld van vernieuwend onderzoek brengt archeologe Margreet Wieske, ontvanger van het eerste Titus Stipendium, verslag uit van haar studie naar middeleeuws gebrandschilderd glas. Door de breekbaarheid van het materiaal en als gevolg van de tand des tijds – in dit geval de Reformatie – bleef hiervan in het Noorden nauwelijks iets bewaard in de kerken zelf, in de bodem des te meer.

Tjitske Zuiderbaan interviewde twee vrijwill igers van het eerste uur, Reint Wobbes en Paul Burm. Zij waren vanaf de oprichting in 1969 in verschillende functies bij de stichting betrokken. In de kerkhovencommissie gaat historische interesse samen met deskundigheid aangaande natuur en landschap. Mede door hun pionierswerk werd in de loop van de afgelopen halve eeuw het ‘groene’ element steeds belangrijker bij het behoud van onze monumentale kerken.

Oud-gemeentearchivaris Jan van den Broek laat zijn licht schijnen over de soms verwarrende naamgeving van de tweede middeleeuwse kerk in de stad, ‘Onze Lieve Vrouw ter A’, die we weer gewoon ‘Akerk’ kunnen noemen. Dan komt de zoveel bescheidener maar zeker ook charmante kerk van Overschild aan de orde. Het komend jaar worden daarvoor plannen voor zowel behoud als een passende herbestemming in uitvoering genomen. In het interview dat Marjan Brouwers met bouwkundige Jur Bekooy had, wordt dit omvangrijke project toegelicht. Dit kerkgebouw is daarom ook geselecteerd voor de komende Actie Kerkbehoud – zie de advertentie op het achteromslag.

Ten slotte beschrijft Tekla Slangen hoe, op weg naar de kerstdagen, een project over lichtjesfeesten in verschillende religies dat in de Schoolkerk in Garmerwolde voor leerlingen van de basisschool met groot succes werd opgezet.

Graag wensen we u fijne feestdagen en een gezond 2023. We hopen dat u ook dit nummer van Groninger Kerken met genoegen zult lezen.

directeur

Kees van der Ploeg voorzi�er redactie Patt y Wageman Gezicht op de remonstrantse kerk vanuit de Herepoortenmolendrift. Tekening voor een kalender uit 1917 door F. van Wolde. Collectie Groninger Archieven (1536-3610).

Dit kwartaal in Groninger Kerken

Pagina 6

IJdel- en vroomheid vervlochten

Pagina 14

Beglazingsgeschiedenis van laatmiddeleeuwse Groninger kerken en kloosters

Pagina 23

Oases in de cultuurwoestijn

Pagina 29

Over de kerk aan de A en haar naam

Pagina 33

Dorpskerk Overschild

Pagina 40 Licht in het donker

Uitzicht uit een raam van de kerk van Wittewierum. Foto Duncan Wijting.

IJdel- en vroomheid vervlochten

De haarlok in de kerk van Loppersum

Aan de noordwand van het koor van de Petrus en Pauluskerk van Loppersum hangt in een klein

kastje een groot mysterie. De verbleekte en rafelige haarlok, enkele decimeters lang, zette in de loop der tijd heel wat pennen in beweging, zonder overigens het raadsel over de herkomst ook maar een centimeter dichterbij te brengen.

De eerste maal dat een geschreven bron melding maakt van de lok is in 1828. De schoolmeester van Loppersum, Fokko Bonno Wildeman, schrijft in antwoord op een enquête rondgezonden door de Provinciale Commissie van Onderwijs, waarin geïnformeerd wordt naar ‘plaatselyke byzonderheden’, zoals ‘oudheden, merkwaardigheden’:

‘Nog vindt men in de kerk eene groote kist, met zwaar yzer beslagen, en zeker reeds zeer oud, mede een bosje haar, zeggende de overlevering, dat hetzelve afkomstig is van eene Jufvrouw, welke gezegd zou hebben, dat het niet jammer was, dat haar ligchaam verrotte, maar wel, dat haar schoon haar moest verrotten, en dat by die gelegenheid het haar aldaar is opgehangen.’ 1

Iets meer bijzonderheden meldt tien jaar later een anonieme auteur als ‘bladvull ing’ in de Groninger Volks-Almanak:

‘hetzelve was voor eenige jaren nog eene gave haarvlecht. Deze vlecht heeft daar sedert onheugelijke jaren gehangen, en wordt gezegd afkomstig te zijn van eene freule van Munster, die zich bejammerde, dat hare schone haren met het ligchaam aan de vergankelijkheid zouden zijn onderworpen en dus begeerde, dat deze vlecht na haren dood in de kerk opgehangen en zoo bewaard zoude blijven.’ 2

Deze ‘freule van Munster’ moeten we zoeken in de bewoningsgeschiedenis van de borg Ten Ham (ook wel Duirsum) bij Loppersum. 3 Bawina Heemster († 1540) was gehuwd met Roelof van Munster. Hun gelijknamige zoon huwde Maria van Selbach († 1576). De grafzerken van Bawina en haar schoondochter bevinden zich nog steeds in de Lopster kerk.4 Zou het feit dat twee van de vrouwen in de allegorische voorstell ing op Maria’s zerk het haar in een vlecht dragen de aanleiding zijn geweest om juist haar onderwerp te maken van de mythe?

7
Het kastje met de haarlok aan de noordwand van het koor van de Petrus en Pauluskerk. Foto Duncan Wijting.

Hoe dan ook, de anonieme schrijver signaleert dat de vlecht al in zijn tijd onderhevig was aan slijtage. Latere bronnen melden dat bezoekers er geregeld stukjes vanaf knipten, zodat op een gegeven moment besloten werd het object hoog aan de kerkmuur te hangen in houten kastje met aan de voorzijde een glasplaat. Van een vlecht kan inmiddels niet meer gesproken worden, eerder van een haarstreng.

Trotsche schoone

De overlevering die begin negentiende eeuw circuleerde, vormde de inspiratiebron voor een nogal wijdlopig gedicht van Tjeert Raven (1799-1869), kostschoolhouder te Appingedam. Hij publiceerde zijn lyrische uitspatting in de Groninger Volks-Almanak voor 1846.5 Van de maar liefst 21 strofen geeft de hierna volgende selectie een aardige indruk van de verhaallijn en het gezwollen pathos:

Wat blinde hoogmoed al kan brouwen, Hoe zinloos hoog die somtijds vaart, Dat is in Loppersum te aanschouwen, Dat houdt men daar getrouw bewaard.

Dat hangt daar hoog in ’s Heeren tempel, (Gewijd aan boete en needrigheid,) Bij het betreden van den drempel, Voor ieders oog ten toon gespreid.

Dáár leefde ze eens, de trotsche schoone, Die slechts haar eigen schoon aanbad; Die menig rijk- en braafmans zone Vergeefs tot haar aanbidder had.

Dan ach! wat meest haar kommer baarde, En ‘t harte stemde in wee en rouw, Was ‘t uitzigt, dat, ô jammer! de aarde Dien hairschat eens verslinden zou.

“Dat vrij de grafworm mij verslinde,” Roept ze in de bangste wanhoop uit, “Mijn stof tot vroeger stof ontbinde, Zij slechts mijn hairschat nooit zijn buit!”

“Gij, vrienden aan mijn stervenssponde! Gij zijt het, wien ‘k dien schat vertrouw Och! dat men na mijn dood in ‘t ronde Dien steeds als een reliek aanschouw!”

Toen zonk haar ligchaam in de groeve, Waar al, wat stof is, moet vergaan; En van haar schoonheid bleef die droeve, Verdorde hairvlecht slechts bestaan.

Aan het slot van het gedicht komt natuurlijk naar negentiende-eeuwse trant een zedenles om de hoek kijken:

Gij, die, in ‘t bloeijen uwer jaren o Maagdlijn! boogt op lok of leest, Denk, dat die vlok vermolmde hairen Een zusterkroone eens is geweest.

9
Het koor van de kerk van Loppersum. De haarlok hangt tegenwoordig in de nis rechts van de toegangsdeur naar de Mariakapel (links op de opname). Foto Duncan Wijting.

Niet overtuigend

In het interbellum, het tijdvak tussen beide wereldoorlogen, � akkerde de belangstell ing voor de Lopster haarvlecht weer op als onderdeel van hernieuwde interesse in Groninger volkscultuur. Het maandblad Groningen publiceerde in 1919 de tekst van Ravens gedicht opnieuw – overigens zonder vermelding van de auteursnaam, maar wel met de kwalificatie ‘draaimolenpoëzie’ – , Kornelis ter Laan nam een deel ervan op in zijn bundeling Groninger overleveringen (1930) en een anonymus dichtte er in 1931 in het Gronings over in het tijdschrift Het Noorden in Woord en Beeld 6

Meindert ten Broek, dominee in Westeremden, had weinig op met deze ‘fantasie der Prulpoëten’ – zoals hij het noemde. In een tweetal bijdragen voor de Groningsche volksalmanak ging hij in op de historische achtergronden van de Lopster haarlok.7 In een artikel uit 1934 vermoedde hij in het curiosum nog een reliek van Sint-Catharina, die bij het altaar voor deze heilige in de kerk gehoord kon hebben. Zes jaar later opperde hij de mogelijkheid dat de haren afkomstig waren van een zekere jongedame Teta, die na het overlijden van haar man en zoontje intrad in het klooster Bloemhof en daarvoor haar haren moest afscheren – een gebeurtenis beschreven in de kloosterkroniek van Bloemhof. De vlecht zou toen ‘ter inwijding’ bij het Catharina-altaar zijn gehangen. Heel overtui-

gend zijn Ten Broeks verhandelingen niet, onder andere vanwege (het is hier niet de plek om daar heel uitgebreid op in te gaan) onjuiste aannames wat betreft de bouwgeschiedenis van de kerk en de datering van het betreffende onderdeel van de Wittewierumer kroniek. 8

Bovenal: de correlatie die Ten Broek veronderstelt is discutabel. Omdat er in het heden een vlecht aanwezig is, moet een historische gebeurtenis of situatie die aanwezigheid verklaren, overigens zonder dat de contemporaine bronnen de vlecht expliciet noemen. Het altaar voor Catharina in de kerk van Loppersum is een gegeven, die van een reliek wordt verondersteld; van het afk nippen van de haren van Teta verhaalt de kloosterkroniek, maar wat er vervolgens mee gebeurde is door Ten Broek zonder bewijsgronden ingevuld. Het bronnenmateriaal is daarvoor te schaars of incompleet, ook wat betreft de periode na de middeleeuwen. Zo liet de jezuïetenpater Franciscus Mijleman, vermomd als veekoopman, zich in 1642 rondleiden door de koster. Hij zag daarbij, ‘met verheugen in ’t hert’, in de gewelven van de Mariakapel nog ‘verscheijden Historiën, als geboorte, groeteniss, Hemelvaert, etc. van de selve Maeget antijckes geschildert.’ In de sacristie stond nog ‘in sijn geheel een altaer, blauwsarck, op pilaren’ – over al dan niet aanwezige relieken rept Mijleman in zijn verslag niet.9

10
↑ Detail van de grafzerk van Maria van Selbach († 1576): een allegorische voorstelling van de deugden geloof, hoop en liefde. Foto Martin Hillenga. ← De Petrus en Pauluskerk omstreeks 1900, gezien uit het zuidoosten. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. → Houtsnede door Nico Bulder in het boek Groninger overleveringen (1930) van K. ter Laan.

Eigenlijk weten we op basis van primair bronmateriaal niets over de haarvlecht vóór het tweede kwart van de negentiende eeuw. Een mededeling als ‘sedert onheugelijke jaren’ is ten eerste betrekkelijk. Niet zelden slaan kwalificaties als deze op een periode van niet meer dan een paar generaties. In elk geval is zo’n mededeling niet voldoende om meer dan drie eeuwen te overbruggen. Een datering in de middeleeuwen is daarom discutabel, net zoals goed beschouwd de aanname dat het hier vrouwenharen betreft. Desalniettemin duikt her en der de bewering op dat de Lopster haarlok met waarschijnlijkheid een reliek is. Wahrheit en Dichtung wisselen onderling nogal eens van plek.

Een aardige parallel doemt op in de vorm van nog een ‘beroemde’ haarvlecht, omstreeks 1770 gevonden bij een verbouwing van het Binnenhof, waar zich de Hofkapel met de grafstedes van de graven van Holland bevond. De vlecht raakte eerst in particulier bezit en belandde uiteindelijk als ‘haarvlecht van Jacoba van Beieren’ in het Rijksmuseum. Maar het is allerminst zeker dat het object ook daadwerkelijk uit het graf van de vijftiende-eeuwse gravin afkomstig is. De opgravers gingen aan het eind van de achttiende eeuw nogal willekeurig te werk, een graf van Jacoba was niet eens met zekerheid te identificeren. Een tekening uit die tijd laat bovendien zien dat de vlecht waarschijnlijk zelfs onderdeel was van een pruik. Desondanks nam een historische vereniging in 2019 het initiatief om het lichaam van de gravin in de kerk van Sint-Maartensdijk op Tholen te herbegraven – de bijzetting in de Hofkapel was indertijd tegen haar wens. Om haar stoffelijke resten in de fundamenten van de Hofkapel te lokaliseren, zou de vlecht gebruikt kunnen worden voor een ‘DNA-match’…10

Volgens de legende…

Over de herkomst en ouderdom van de haarvlecht van Loppersum is dus niets zinnigs te zeggen. Tot die conclusie kwam A.J. van der Aa al in 1846 in zijn Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden 11 Hij schrijft: ‘Aan eene der zuiderpilaren hangt eene streng menschenhaar, zijnde dof en roschkleurig, waarvan een en ander verhaald wordt, doch waarvan de oorsprong niet met zekerheid bekend is.’

Nu zit er maar één ding op als een mysterie niet opgelost kan worden: het nog groter maken. Om nogmaals Van der Aa aan te halen: ‘In deze kerk zoude, volgens de legende, een Christusbeeld van massief goud begraven zijn, waarvan de juiste plaats niet bekend is.’

Noten

1 Groninger Archieven, toegang 890 Districtschoolopzieners op het lager onderwijs, (1803) 1812 – 1857, inv.nr. 10.16 Schoolmeesterrapport Loppersum. Zie voor de achtergronden van deze enquête en de verslagen: P.Th.F.M. Boekholt en J. van der Kooi (red.), Spiegel van Groningen. Over de schoolmeesterrapporten van 1828 (Assen/Groningen 1996). Overigens is de genoemde ijzeren kist ook nog steeds aanwezig in de kerk.

2 ‘Bladvulling’, Groninger Volks-Almanak voor 1839 (Groningen 1838) 88.

3 W.J. Formsma, R.A. Luitjens-Dijkveld Stol en A. Pathuis, De Ommelander borgen en steenhuizen (2de druk, Assen/Maastricht 1987) 223-227.

4 A. Pathuis, Groninger gedenkwaardigheden. Teksten, wapens en huismerken van 1298-1814 (Assen/Amsterdam 1977) nrs. 400 en 403.

5 T. Raven Hzn., ‘De haarvlok in de kerk te Loppersum’, Groninger Volks-Almanak voor 1846 (Groningen 1845) 140-143.

6 Groningen. Geïllustreerd maandblad voor geschiedenis, volkstaal, kunst, industrie en landbouw van Stad en Lande 2 (1919) nr. 4, 80-81; K. ter Laan, Groninger Overleveringen I (Zutphen 1930) 149-150; Het Noorden in Woord en Beeld 7 (1931-1932) nr. 28.

7 M. ten Broek, ‘Sicko tho Ozingeweer’, Groningsche volksalmanak voor het jaar 1934 (Groningen 1933) 1-86; M. ten Broek, ‘Van twee kapellen’, Groningsche volksalmanak voor het jaar 1940 (Groningen 1939) 1-56.

8 Zie hierover verder: H.P.H. Jansen en A. Janse (ed.), Kroniek van het klooster Bloemhof te Wittewierum (Hilversum 1991); M.D. Ozinga, De Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst, dl. VI, De provincie Groningen, eerste stuk: Oost-Groningen (’s-Gravenhage 1940) 81.

9 A. Pathuis, ‘Het handschrift “Ommelands eer” van Pater Franciscus Mijleman S.J., missionaris der Ommelanden, 1639-1667’, in: Archief voor de Geschiedenis van de Katholieke Kerk in Nederland 7 (1965) 1-110.

10 Els Kloek (red.), Verzameld verleden. Veertig gedenkwaardige momenten en figuren uit de vaderlandse geschiedenis (Hilversum 2004) 30-33; Diederik Smit, ‘Graven in de hofkapel. Afbraak en behoud op het Haagse Binnenhof’, Groniek nr. 192 (2011) 203-213; Sanne Frequin, ‘Een vlecht, een graf en een lichaam’, https://wetenschap.nu/jacoba-van-beieren-eenvlecht-een-graf-en-een-lichaam.

Gezien 10 november 2022.

11 A.J. van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden. Zevende deel L M (Gorinchem 1846) 441.

Over de auteurs Martin Hillenga is historicus en eindredacteur van Groninger Kerken

12 13
De vermeende haarvlecht van Jacoba van Beieren, omstreeks 1770 gevonden in de Hofkapel in Den Haag. Collectie Rijksmuseum. Gedicht over de haarvlecht in het ‘Fivelingo-nummer’ van het tijdschrift Het Noorden in Woord en Beeld, 1931. Het is (nog) niet bekend wie schuil gaat achter de initialen J.D. Collectie Groninger Archieven (2437-5279).

Beglazingsgeschiedenis van laatmiddeleeuwse Groninger kerken en kloosters

Stipendium ‘Verlicht Verleden’
Wieske 14 15
Titus
Margreet
Archeologe Margreet Wieske, ontvanger van het eerste Titus Stipendium van Groninger Kerken, met op de lichtbak glasfragmenten voor haar onderzoek. Foto Duncan Wijting.

De late middeleeuwen zijn een bloeitijd voor de Groninger kerken. De circa honderdvijftig kerken en kloosters waren naar alle waarschijnlijkheid

voorzien van glas-in-lood-ramen. Deze, vaak beschilderde, ramen zijn een belangrijke bron voor ons begrip van de middeleeuwse verbeelding in Noord-Nederland. Margreet Wieske doet onderzoek naar dit tegenwoordig goeddeels uit het zicht verdwenen fenomeen.

Zij is de eerste ontvanger van het Titus Stipendium dat als doel heeft het cultureel erfgoed van Groninger Kerken te bestuderen en in brede kring onder de aandacht te brengen.

Vensterglas als medium van God en macht Vensters in kerken en kloosters droegen spirituele en politieke betekenissen, afh ankelijk van de locatie en het ontwerp van het paneel. Niet alleen hadden de kleuren en figuren (vaak bijbelse scènes) een esthetische en symbolische waarde binnen het christendom, meer fundamenteel symboliseerde het licht dat het doorschijnende glas passeerde de aanwezigheid van Christus.1

Middeleeuwse panelen hadden ook een politieke dimensie. Ze werden namelijk vaak gefi nancierd door een wereldlijk machthebber. Dit getuigt van een vorm van wederkerigheid: een vorst, gezagsdrager of lid van de lokale elite deed fi nanciële schenkingen voor het realiseren van een glas-in-lood-raam en in ruil daarvoor werd er gebeden voor zijn zielenheil. Hij had soms ook invloed op de locatie en het ontwerp van het paneel. Uit rekeningen van dergelijke schenkingen uit de vijftiende en zestiende eeuw is te zien hoe naast het bijbelse programma ook de schenker, zijn familie en het familiewapen werden afgebeeld op het paneel. 2

De doorschijnende eigenschap van glas, in combinatie met de rijke beeldspraak die via de ramen werd uitgedragen, maken de vensters een dankbaar onderwerp om te bestuderen.

Kennisstand van de Groninger ramen

De meeste kennis over laatmiddeleeuws vensterglas is gebaseerd op historische bronnen en kunsthistorisch onderzoek. Bij dat laatste ligt de focus veelal op nog op de oorspronkelijke plaats aanwezige ramen en op die in museale collecties. Vanwege dit kunsthistorische perspectief is de kennis over de beglazing van de kerken

en kloosters in Groningen beperkt. Er zijn simpelweg geen ramen in situ om te bestuderen en de museale collecties zijn gering. Een zeer substantiële dataset wordt echter over het hoofd gezien, namelijk het vensterglas dat is geborgen tijdens archeologisch onderzoek en restauratiewerkzaamheden. Om begrip te krijgen van de glas-in-lood-ramen in Groningen en de middeleeuwse beleving ervan, moet worden gekeken naar het bodemarchief.

Dat er geen ramen in de kerken zelf bewaard zijn gebleven, komt hoofdzakelijk omdat tijdens de Reformatie in de zestiende eeuw een groot deel van de katholieke materiële cultuur is vernietigd. Hierbij zijn ook glas-in-lood-ramen doelbewust kapotgeslagen, waarbij de scherven in de bodem terecht kwamen. 3 Aan het vensterglas afkomstig uit het bodemarchief wordt doorgaans weinig aandacht besteed tijdens onderzoek. Door de verwering van het glas worden de vondsten in het veld vaak niet herkend of op waarde geschat. In combinatie met een slechte conservering wordt slechts aan enkele glasscherven in een publicatie aandacht besteed.4

De kennis over de herkomst (productieplaats), de ouderdom en het uiterlijk van dit vroege vensterglas blijft hierdoor beperkt, met als gevolg dat een belangrijk deel van de religieuze geschiedenis van Groningen onbelicht blijft.

Het onderzoek

Met het Titus Stipendium ‘Verlicht Verleden’ wordt gepoogd dit kennisvacuüm aangaande de middeleeuwse beglazing van Groningen te vullen door de vondsten die zijn gedaan tijdens opgravingen of restauraties te

onderzoeken. Enerzijds is het doel de herkomst en de ouderdom van het glas te bepalen, anderzijds wordt gepoogd het aanzien van de panelen te reconstrueren en binnen een Europese context te plaatsen. Op dit moment zijn er twaalf kerken of kloosters die betrokken worden bij het onderzoek. Hopelijk worden gaandeweg meer collecties bekend die kunnen worden onderzocht.

Het te bestuderen glas is gefragmenteerd en vaak sterk verweerd. Het oppervlak van de glasfragmenten is meestal ruw en verkleurd, waardoor de eventueel aanwezige beschildering nog maar nauwelijks zichtbaar is. Hoewel de scherven hierdoor onbruikbaar lijken voor onderzoek, kan toch door een combinatie van

chemische en morfologische analyses een genuanceerd begrip ontstaan van het vensterglas.

Waar en wanneer is het glas geproduceerd? Voor de productie van een glas-in-lood-raam moet onderscheid gemaakt worden in een primaire en een secundaire productieplaats. De primaire productieplaats is waar van grondstoffen glasplaten worden gesmolten. Dit vindt in de late middeleeuwen vanwege de grote hoeveelheid benodigd hout met name plaats in beboste gebieden in Centraal en Noordwest-Europa.5 Voor de productie van een kilo glas is 250 kilo hout nodig. Het hout werd niet alleen verbrand om de smeltoven op

16 17
Overzicht van de kerken en kloosters in de provincie Groningen tussen 1100 en 1600. Verdwenen kerken zijn niet opgenomen in deze kaart. Kaart auteur (Qgis).

De oudste in situ overgeleverde glas-in-lood-ramen: figuren uit het Oude Testament in de Dom van Augsburg. Vanaf linksboven: Jona, Daniël, Mozes, koning David en Hosea. Foto’s Hans Bernhard / Wikimedia Commons.

temperatuur te houden, maar de as die van de verbranding overbleef, werd vanwege de hoge kaliumwaarden ook toegevoegd aan het glasmengsel om de smelttemperatuur te verlagen van 1700 naar 1200 graden Celsius. 6 Deze glasplaten werden vervolgens naar glaswerkplaatsen elders vervoerd. Daar werden de glazen beschilderd en gesneden tot een glas-in-lood-raam. Om de productieplaats en de ouderdom te bepalen, wordt gekeken naar de chemische compositie van het glas. De grondstoffen die gebruikt zijn voor de primaire productie van de glasplaten variëren namelijk, al naar gelang het moment en de locatie van de vervaardiging. Deze variatie is zichtbaar in de chemische samenstell ing. In dit onderzoek wordt door middel van röntgen�uorescentiespectrometrie (XRF) de samenstell ing van het glas

vastgesteld. In de veertiende en de vijft iende eeuw is in Europa sprake van een overgang van het woodash-type glas naar glas van een HLLK (High Lime Low Potassium)type.7 Door de grote vraag naar hout voor het woodashtype glas vindt namelijk op grote schaal ontbossing plaats. Vanaf de veertiende eeuw worden restricties opgelegd aan deze ontbossing. Mede hierdoor verandert de glasproductie. Het HLLK-glas heeft een lagere kaliumwaarde omdat minder as van hout beschikbaar is. Dit wordt in sommige gevallen gecompenseerd door een natriumrijke grondstof toe te voegen die de smelttemperatuur net als kalium verlaagt. 8 Dergelijke ontwikkelingen in de glasproductie zorgen ervoor dat de chemische samenstell ing behalve de herkomst ook de ouderdom kan onthullen.

Glasfragmenten in de jaren ’70 gevonden tijdens het opschonen van de grachten rondom het voormalige premonstratenzer vrouwenklooster Nijenklooster (ten zuiden van Krewerd). Foto auteur.

19
Verschillende stadia van de verwering van middeleeuws glas. Foto auteur.

Fragmenten met bladmotief afkomstig uit Groninger kerken en kloosters. Foto auteur.

De ouderdom van het vensterglas valt ook te bepalen door stilistische en andere uiterlijke eigenschappen van het glas: de kleur, de dikte, de verftechnieken en de manier waarop het glas is verweerd, wijzen alle op bepaalde productietechnieken die kenmerkend zijn voor een specifieke periode en plaats.

Iconografische kenmerken van het glas De belangrijkste stilistische factor bij laatmiddeleeuws vensterglas is de aanwezigheid van brandschildering. Voor contouren werd een dikke verf gebruikt die donkere, dikke lijnen op het glas gaf. Voor de schaduwen werd een dunnere verf gebruikt die meer nuances in de schildering gaf. Tot de veertiende eeuw werden glazen vrijwel exclusief met contourverf beschilderd. Het gaat om gestandaardiseerde patronen die worden aangetroffen in grote delen van Europa. Typerend is dat de achtergrond van de afbeelding gevuld werd met een gearceerd patroon. Eén zo’n gestandaardiseerde stijl heeft het (wijn)bladmotief als kenmerk, populair in de dertiende eeuw bij de cisterciënzer kloosters. Vanwege het soberheidsideaal van de orde, gold tot 1254 een actief verbod op het gebruik van kleur en figuren in de glas-in-lood-panelen.9 De cisterciënzer kloosters kenmerken zich dan ook door onbeschilderde ramen met symbolische patronen

Voorbeeld van een gestandaardiseerd brandschilderpatroon met wijnbladmotief afkomstig uit de kathedraal van Soissons, Frankrijk, 1270-1280. Uit: Jane Hayward, English and French medieval stained glass in the collection of the Metropolitan Museum of Art, dl. 1 (London/Turnhout 2003) 226.

Illustratie van het gebruik van contour- en schaduwtechnieken op gebrandschilderd glas. Uit: Carla Machado, Andreia Machado, Teresa Palomar en Márcia Vilarigues, ‘Grisaille in Historical Written Sources’, Journal of Glass Studies, 61 (2019), 73, fig. 2. Het afgebeelde fragment is overigens geen middeleeuws glas.

Schaduwverf Contourverf
A: Usquert B: Yesse (schaal 200%) B: Yesse
C: Ol Kerke, Midwolda E: Thesinge D: Martinikerk, Groningen
20

in het loodwerk of door ramen met gestandaardiseerde patronen zoals het wijnbladmotief.

Wanneer men zich eenmaal bewust is van dit patroon, valt het bladmotief snel te herkennen. In glasfragmenten uit het klooster Yesse (Essen, bij Haren), de stad-Groninger Martinikerk, de parochiekerk in Usquert, het klooster Thesinge en de verdwenen middeleeuwse kruiskerk (‘Ol Kerke’) van Midwolda is dit bladmotief tot nu toe herkend. Van deze reeks valt het klooster Yesse binnen de cisterciënzer orde die deze beglazingsstijl in Europa verspreidde. De fragmenten uit Yesse behoren tot het glastype woodash , dat kenmerkend is voor het vroege vensterglas van de twaalfde tot de veertiende eeuw.10 Voor de andere plaatsen waar het patroon is aangetroffen, valt het glas onder het latere type glas HLLK, daterend vanaf de veertiende eeuw. Dit geldt ook voor de scherven uit Usquert, die in 1991 op basis van stilistische eigenschappen in een artikel in dit tijdschrift door Janse in de dertiende eeuw werden gedateerd.11 Uit chemische analyse blijkt nu dus dat deze scherven op zijn vroegst dateren uit de late veertiende eeuw. Dat het wijnbladmotief in klooster Yesse eerder voorkomt dan op de andere plaatsen in Groningen betekent misschien dat de cisterciënzers ook in NoordNederland trendsetters waren voor deze specifieke stijl van het glas-in-lood.

Voortzetting onderzoek en een oproep

De hier beschreven bevindingen laten zien hoe dit onderzoek meer inzicht in de beglazingsgeschiedenis van de Groninger kerken en kloosters zal opleveren.

Vragen daarbij zijn: hoe zagen de ramen eruit en wie of wat bepaalde de stijl van de ramen; zijn er verschillen tussen kerken en kloosters of tussen de religieuze ordes waarbinnen de kloosters vielen, die wijzen op een eigen materiële cultuur?

Om een zo genuanceerd mogelijk beeld te krijgen van de vensters probeer ik in kaart te brengen van welke kerken en kloosters glas van deze periode is overgeleverd. Een gedeelte is beland in musea of in archeologische depots maar een ander deel is mogelijk niet zo ver van huis en ligt geborgen in stoffige doosjes op de zolders van de kerken of van geïnteresseerde omwonenden. Denkt u oud vensterglas te herkennen afkomstig uit een van de Groninger kerken? Ik betrek de vondsten graag in het onderzoek. Stuur een mail naar margreetwieske@ groningerkerken.nl met een omschrijving en eventueel een foto van het glas.

Oases in de cultuurwoestijn

Over de auteur

Margreet Wieske (1996) is dit jaar afgestudeerd als archeologe aan de Rijksuniversiteit Groningen. Tijdens haar studie verdiepte ze zich in de kloosterarcheologie van Noord-Nederland. Voor haar masterscriptie keek ze naar de beglazing van het voormalige klooster Yesse op basis van de glasscherven gevonden tijdens archeologisch veldwerk. Als eerste ontvanger van het Titus Stipendium van Groninger Kerken krijgt dit onderzoek naar het laatmiddeleeuws glasin-lood een vervolg op provinciale schaal.

Noten

1 Patrik Reuterswärd, ‘Windows of Divine Light’, Stockholm Studies in History of Art 35 (1986) 95.

2 Mario J.M. Damen, ‘Vorstelijke vensters: Glasraamschenkingen als instrument van devotie, memorie en representatie (1419-1519), Jaarboek voor Middeleeuwse Geschiedenis 8 (2005) 140-200, daar 164.

3 Bart Flikkema, Hille Coenders en de Reformatietijd. Een verwarrend eind aan het oude geloof in klooster Yesse te Essen Esser Miniatuurtje 8 (Haren 2017) 20.

4 Dirk Vanclooster, Alexander Lehouck en Jan Van Acker, ‘Archeologisch vensterglas in de collectie van het Abdijmuseum Ten Duinen’, Verloren Glans (2013) 5-16, daar 11.

5 L. W. Adlington, I.C. Freestone, J.J. Kunicki-Goldfinger, T. Ayers, H. Gilderdale Scott en A. Eavis, ‘Regional patterns in medieval European glass composition as a provenancing tool’, Journal of Archaeological Science 110 (2019) 2.

6 Karl Hans Wedepohl en Klaus Simon, ‘The chemical composition of medieval wood ash glass from Central Europe’, Chemie Der Erde –Geochemistry – Interdisciplinary Journal of Chemical problems of the Geosciences and Geoecology 70 (2010) 89-97, daar 90.

7 Adlington et al. (zie noot 5) 2019, 3.

8 Wedepohl en Simon, 2010, 90.

9 Helen Jackson Zakin, ‘French Cistercian Grisaille Glass’, Gesta 13 (1974) 17-28, daar 17.

10 Margreet Wieske, ‘Glazing of Yesse. Analyses of the medieval window glass from a former Cistercian nunnery (1215-1594 A.D.) in the northern Netherlands’, Masterscriptie, Rijksuniversiteit Groningen (2022) 48.

11 H. Janse, ‘Middeleeuws gebrandschilderd glas in Groninger kerken’, Groninger Kerken 8 (1991) 49-54, daar 53.

22
Tjitske Zuiderbaan
23
Paul Burm (links) en Reint Wobbes, vrijwilligers sinds 1969. Foto’s Duncan Wijting.

Een aantal vrijwilligers

zet zich al vanaf het eerste uur actief in voor Groninger Kerken. Inmiddels meer dan een halve eeuw zijn hun kennis en pragmatische aanpak pijlers onder het werk van de stichting: het behoud van monumentale kerken én hun omgeving. Twee van hen zijn Reint Wobbes en Paul Burm, beiden tegenwoordig lid van de kerkhovencommissie.

Reint leerde voor zeeman en keerde na een aantal jaren op zee de woelige baren de rug toe; hij wilde het onderwijs in. Zo liep het uiteindelijk niet, hoewel hij nu regelmatig les geeft en lezingen houdt. Hij kwam in de bouw terecht, haalde zijn betondiploma’s en hield zich bezig met staalconservering, betonschade en bouwfouten aan onder meer bruggen, hoogspanningsmasten en kerncentrales. Zijn belangstell ing voor kerken en het landschap waarvan ze deel uitmaken, is hem met de paplepel ingegoten. ‘Als jongetje vergezelde ik mijn vader op kerkentocht. Toen is dat zaadje al geplant. Kerken vertellen het verhaal van de samenleving die ze bouwde en gebruikte. Maar ook het landschap waarin ze staan, spreekt boekdelen.’

Onverstaanbaar

Paul Burm verhuisde voor zijn werk van Zeeuws-Vlaanderen naar Groningen. Hij vond er de laifde van zijn leven, trouwde met haar en vestigde zich defi nitief in Haren. Hij studeerde af in de technische kant van tuinen landschapsarchitectuur. Eenendertig jaar werkte hij bij de Gemeentelijke Plantsoenendienst in Groningen, waar hij zich bemoeide met de aanleg en het onderhoud van groen in de openbare ruimte. Toen hij zijn Groningse vrouw bekende dat hij de mensen hier soms niet kon verstaan, raadde zij hem aan zich aan te sluiten bij een club Grunnegers. De Stichting Oude Groninger Kerken was net opgericht en zocht vrijwill igers, een

Op het kerkhof van Wittewierum staan binnen de grafhekjes nogal wat bomen. Hier is de boom zelfs langzaam met het hekje vergroeid. Foto Duncan Wijting.
25 24
‘Kerken vertellen het verhaal van de samenleving die ze bouwde en gebruikte.’

uitgelezen kans om de taal te leren. ‘Daar heb ik nooit spijt van gehad. Ik ben begonnen met de registratie van donateurs. Dat gebeurde toen nog op kaartjes.’

Succesvolle commissies

De toenmalige bestuursleden Regnerus Steensma en Bjarne Kristensen richtten de excursiecommissie op. Het was de eerste in zijn soort. Zowel Reint als Paul namen hierin zitting. ‘Het liep meteen storm,’ herinnert Reint zich. ‘We gingen eens met tien bussen naar Ost-Friesland. Tien! We werden nagekeken. Alle kroegen in Greetsiel moesten we afhuren. Maar we gingen ook naar Keulen, Münster, Lübeck, Oost-Duitsland en Sint-Petersburg. De voltallige kroon van de Nederlandse Monumentenzorg ging wel eens mee op reis.’

Monumentale bomen

Op verzoek van bouwkundige Jur Bekooy werd de kerkhovencommissie opgericht. Ook in deze commissie namen Reint en Paul plaats. Als boomspecialist zette Paul zijn expertise in. ‘In de stad Groningen heb ik veel excursies georganiseerd over bomen. Vaak werd me gevraagd: “Er wordt zo veel gekapt, blijven er nog wel bomen over?” Voor elke gekapte boom wordt weliswaar een nieuwe aangeplant, maar een monumentale boom is onvervangbaar. De nieuwe boom zou nooit de status monumentaal

krijgen. Dit komt door onze manier van leven en onze omgang met het groen, zowel in de achtertuin als in de openbare ruimte. Je moet of een heel grote tuin hebben, of je moet zo’n boom honderdvijftig jaar laten staan. Dat gebeurt bijna niet meer, terwijl volwassen bomen zo belangrijk zijn. Ze geven schaduw, vangen stof, houden wind tegen en produceren zuurstof.’

Verbeelding

Ook voor Reint was deelname aan de kerkhovencommissie als vanzelfsprekend. Samen met Harry de Olde, voormalig voorzitter van de Stichting Oude Groninger Kerken, had hij al een boekje over kerkhoven geschreven.

‘De kerkhovencommissie hield en houdt zich nog altijd bezig met een jaarlijkse schouw van de bomen, herstel van grafzerken, onderhoud en aanplant van het groen. En we analyseren kerkhoven die door de stichting worden overgenomen.’

‘Neem het kerkhof van Wittewierum, dat verkeerde destijds in ruïneuze staat. Vanwege de ligging buiten het dorp had niemand daar last van, dus wilden we dat karakter behouden. De kroniek van abt Emo, geen gewone man, vindt hier zijn oorsprong, waardoor de plek tot de verbeelding spreekt. En verder ligt hier een boerenfamilie begraven die is vermoord door de meid. Zij had een vrijer die niet door boers beugel kon, hetgeen

ze haar werkgevers niet in dank afnam. Ze deed rattengif door het eten en het echtpaar stierf een afgrijselijke dood.’ Reint wijst naar het vers op de grafsteen van de boerin: ‘Als ge een kruipend wormpje ziet / Overtrap of deer het niet / want hoe klein het wezen moog / God beschouwt het van omhoog’.

Even verderop bevindt zich misschien wel de meest gefotografeerde plek op het kerkhof. Paul kan zich nog herinneren dat de grafzerk waarvan het bijbehorende hek in de loop der jaren met een boomstam is vergroeid, recht overeind tegen die boom stond. ‘Dat hek is nog het logo geweest van de kerkhovencommissie.’

Tussen de graven op het kerkhof van Wittewierum staat een kunstwerk van Jan Kuipers. Een soort bronzen nest bestaande uit menselijke botten en schedels, dat het klooster Bloemhof uit 1213 gedenkt. Bij het zien van drie boompjes midden in het kunstwerk, brengen Reint en Paul meteen hun pragmatische aanpak in de praktijk. Met vereende krachten trekken ze het jonge hout uit de grond. ‘Dat moet wel, anders drukt die esdoorn dat hele beeld uit elkaar en is er over zestig jaar niets van over.’

Iepenliefde

Elk kerkhof vertelt zijn eigen verhalen. Volgens overlevering zou de abt Hathebrand van Feldwirth rond 1182 in Thesinge het Benedictijner (dubbel)klooster Germania

hebben gesticht. ‘De kerk die nu op die plek staat, ligt midden in het dorp aan het water, een deel van de voormalige kloostergracht. Schitterend!’, vindt Reint.

Toen Paul 25 jaar in dienst was bij de Gemeente Groningen, mocht hij een boom planten. Als locatie koos hij het kerkhof van Thesinge. Een iep moest het worden. Op de vestingwallen van Hulst, de geboorteplaats van Paul, stonden namelijk zeshonderd iepen, en hij verdiepte zich dertig jaar lang in de iepenziekte. Hij werd zelfs coördinator van de provincie Groningen voor het landelijk iepenberaad. ‘Maar ik moest het doen met een boom die al was uitgezocht. En deze wil maar niet groeien…’

Een kerkhof met een heel ander verhaal is dat van Heveskes. Het bestaat uit drie verdiepingen, ligt te midden van de zware industrie en is het enige kerkhof met een eigen spoorlijn. ‘Aan de ene kant van de kerk staat een rij hele oude lindes die zijn aangetast door vervuiling. Vanuit de wortel groeien ze wel weer aan. De leilindes die in de luwte van de kerk staan, zijn niet aangetast.’

Oude ansichtkaart

‘Kerkhoven zijn oases in onze cultuurwoestijn,’ meent Reint. ‘Wanneer bomen gerooid moeten worden, rijst altijd de vraag of er bomen voor terug moeten komen.

De kerk van Wittewierum dateert uit 1863-65 en is gebouwd op de fundamenten van de kloosterkerk van Bloemhof. Foto Duncan Wijting.
27 26
De kerk van Thesinge met het omgrachte kerkhof. Foto Duncan Wijting.

Vaak is het antwoord ja, want die bomen waren er immers altijd al, zo wil de gangbare opvatt ing. Zoals bij de kerk van Breede. Dan komt Jur Bekooy met een ansichtkaart van honderd jaar geleden, staat er geen enkele boom bij die kerk! Het landschap is altijd al wisselend geweest. Napoleon liet bomen planten langs wegen zodat de paard-en-wagens in de schaduw liepen. Boerderijen en borgen hadden van oudsher een bomensingel als windvang. Na de oorlog waren alle bomen opgestookt als brandhout en stond er geen boom meer overeind.’

Sociale cohesie

Gelukk ig hoeven Reint en Paul het werk van de kerkhovencommissie niet alleen uit te voeren. Ze hebben collega-deskundigen met een voorliefde voor het kerkhof als cultuurlandschap, en kennis van de streek en de historie; een aantal gravendeskundigen, �ora- en faunakenners, een specialist in grassen en mossen, en vanuit Groninger Kerken stuurt Miriam van der Waart het groenmanagement aan.

Kerkhoven zorgen voor sociale cohesie in dorpen. Zo ontstaat een samenleving van levenden en doden, zoals Reint dat ooit in Nieuw Guinea heeft gezien. ‘Het ministerie voor Landbouw, Natuur en Visserij verstrekte subsidies voor het opknappen van de kerkhoven, de gemeentes sprongen bij. Mensen van verschillende

achtergronden, die elkaar voordien niet spraken, werken nu samen aan “hun” kerkhof. Daar komen zelfs huwelijken uit voort! Maar het belangrijkste is dat mensen om niet iets doen voor de maatschappij en hun omgeving.’

Over de auteur Tjitske Zuiderbaan (tekstjes@outlook.com) was tot haar pensionering in juli 2021 werkzaam op het bureau van de Stichting Oude Groninger Kerken. Ze blijft bijdragen schrijven voor Groninger Kerken, in het bijzonder interviews en human interest-artikelen. Recent verscheen van haar hand Dij schri�, bli� Schrij versgraven in de provincie Groningen , een uitgave in de Kerkhovenreeks van de Stichting.

A

Over de kerk aan de en haar naam

28
De bronzen sculptuur met de titel ‘Philosophia Sapiente est Meditatio Mortis’ (De hoogste vorm van wijsheid is contemplatie van de dood) van de Groninger kunstenaar Jan Kuipers op het Wittewierumer kerkhof. Foto Duncan Wijting.
29

Voor de tweede kerk van de stad Groningen

zijn verschillende benamingen in gebruik: Der Aakerk en Akerk, met daarop weer variaties in het gebruik van koppeltekens. Maar wat is nu historisch én taalkundig juist? Jan van den Broek, oud-gemeentearchivaris en stadshistoricus, besteedde er in zijn proefschrift Groningen, een stad apart al aandacht aan, enigszins verstopt in het uitvoerige notenapparaat. Hier licht hij de kwestie uitvoeriger toe.

De oudste tekst over de Akerk in Groningen dateert van 1247. De rivier de A wordt daarin niet genoemd. In dit stuk deelt de Utrechtse bisschop Otto [III] van Holland mee, dat burgers van Groningen in het verleden een kapel hebben gebouwd en dat Otto [II] van Lippe, zijn voor-voorganger op de Utrechtse bisschopszetel, met de bouw daarvan had ingestemd. Otto II had de kapel bovendien tot parochiekerk verheven en haar alle rechten geschonken die daarbij horen. De kapel was gebouwd ter ere van God, de moeder Gods Maria, de heilige Nicolaas en alle heiligen.

In de akte van 1247 bevestigde bisschop Otto III de rechtshandeling van zijn naamgenoot, maar bepaalde in afwijking daarvan dat de pastoor van de nieuwe parochiekerk door de burgers van de westelijke stadswijken moest worden gekozen. Daarmee brak hij met de praktijk die in dit deel van het bisdom Utrecht gangbaar was. De Sint-Maartenskerk was de ‘moederkerk’ van alle andere kerken in dit gebied en alleen de pastoor van Sint Maarten had het recht om kandidaten voor de pastoorsfuncties in die kerken voor te dragen. Dat er voor de Akerk een andere, meer ‘democratische’ procedure werd verordonneerd, wijst op de toegenomen invloed van de Groningse burgerij ten koste van de Utrechtse hiërarchie. Dit past bij het beeld dat we van het dertiende-eeuwse Groningen hebben: in deze tijd groeit het zelfbewustzijn van de burgerij, ontstaan burgerlijke instituties en verliezen ook de Utrechtse prefect en zijn ridders hun machtsposities.

Patroonheiligen en A

De akte van 1247 maakt niet duidelijk hoe de tweede parochiekerk van Groningen precies moest heten. Er is een bron uit 1332 die de twee stadspastoors aanduidt als ‘rectores ecclesiarum Martini et Nycolai’ (‘de pastoors van de kerken van Martinus en Nicolaus’), maar dat is ook meteen de enige tekst waarin de Akerk ‘Sint Nicolaaskerk’ wordt genoemd. Vóór de verovering van Groningen door prins Maurits en graaf Willem Lodewijk en de daarop volgende Reformatie (1594) werd ze meestal aangeduid als ‘(kerk van) Onze Lieve Vrouw ter A’. Een heel enkele keer ontbreekt de vermelding van de A. De pastoor van de Akerk wordt dan aangeduid als ‘cureyt van onser Vrouwenkerke in Groninghen’ (1394). Het omgekeerde komt veel vaker voor: dan werd naam van de patroonheilige weggelaten en sprak men over de ‘kerkvoogden ter A’ of ‘rectoir [pastoor] ter A’.

Voor het taalgebruik was het dan ook van weinig betekenis dat de Reformatie een einde maakte aan de Mariaverering. Na 1594 wordt de tweede stadskerk consequent ‘Akerck’ genoemd. De vernoeming van de rivier in de naam van de kerk geeft niet alleen aan waar het gebouw stond, maar onderstreept ook de betekenis die de A voor het middeleeuwse Groningen had. In twaalfdeen dertiende-eeuwse bronnen wordt Groningen een rijke stad genoemd. Die reputatie zal vooral te danken zijn geweest aan de handelsvaart. De verbinding tussen Groningen en de zee werd gevormd door de benedenloop van de Drentsche Aa, die aan de westzijde langs de nederzetting Cruoninga stroomde en zich in de Paddepoel met de Hunze verenigde.

Ook het feit dat de oorspronkelijke kapel aan de A mede ter ere van Sint-Nicolaas was opgericht, wijst op het belang van de rivier en de zeevaart voor de inwoners van de twee westelijke ‘kluften’ van Groningen. Sint-Nicolaas is immers de patroonheilige van (onder vele anderen) de zeevaarders en anderen die hun kost op het water verdienen.

31
Tekening van de Akerk zoals ze vóór 1671 was, gemaakt door R. Usinck. Collectie Groninger Archieven (1536-3092).

Dorpskerk Overschild

Eerst herstellen, restaureren en versterken, dan appeltaart met slagroom

Tierelantijnen

Begin jaren tachtig van de vorige eeuw, na de voltooiing van de laatste grote restauratie van de Akerk, is de aanduiding ‘de Der Aa kerk’ in zwang gebracht. Op een andere plaats heb ik terloops aangegeven wat er mis is met deze nieuwe naam.1 De woordcombinatie ‘der Akerk’ komt weliswaar vaak in oude bronnen voor, maar de betekenis ervan is niet eenduidig. Ze kan ‘kerk van de A’ betekenen, maar ook ‘van de Akerk’. Het woordje ‘der’ – een verbogen vorm van het vrouwelijke lidwoord ‘die’ – kán dus onderdeel zijn van de naam van de kerk, maar dat is lang niet altijd het geval. Wanneer je ‘der Akerk’ in oude teksten tegenkomt, hangt het verbogen lidwoord vaak af van een voorzetsel (bijvoorbeeld ‘van’, ‘bij of ‘tot’ ) of van de functie die het woord ‘Akerk’ in de zin heeft. In dat geval is ‘der’ geen onderdeel van de naam. Als gevolg van deze meerduidigheid wordt de Akerk in geschreven teksten op verschillende manieren aangeduid. De versie met twee lidwoorden (‘de der Aa kerk’) hoort niet bij de vele varianten die ik heb gezien.

Je hoeft overigens geen taalkundige te zijn om aan te voelen dat de benaming ‘de Der Aa kerk’ niet deugt. Het is daarom goed dat de Stichting Oude Groninger Kerken onlangs stilletjes is teruggekeerd tot de oude en vertrouwde benaming ‘Akerk’. Gewoon, zonder tierelantijnen als een dubbele ‘aa’, ‘ae’ of een ‘c’ tussen de ‘r’ en de ‘k’. Voor de liefhebbers is ‘Onze Lieve Vrouwe ter A’ een historisch verantwoorde variant.

Over de auteur Jan van den Broek (’s-Hertogenbosch 1945) is na zijn studie klassieke talen te Nijmegen gedurende vijft ig jaar actief geweest als medewerker en later vrijwill iger bij het rijksarchief in de provincie Groningen, het gemeentearchief van Groningen en de Groninger Archieven. Als inventarisator en onderzoeker heeft hij zich vooral bezig gehouden met de schriftelijke bronnen van de Groninger geschiedenis uit de periode vóór 1600. Hij schreef diverse publicaties, waaronder het proefschrift Groningen, een stad apart. Over het verleden van een eigenzinnige stad (10001600). Deze tekst en vele andere studies – vooral over de landschapsgeschiedenis van Groningerland – zijn te vinden op de website www.vanlauwerstoteems.nl .

Noot

1 Jan van den Broek, Groningen, een stad apart. Over het verleden van een eigenzinnige stad (1000-1600) (Assen 2007) 362, noot 125.

Stadsgezicht van Groningen met ‘Unser Vrouen kerkck’ in Civitates orbis terrarum (1576-1577) van Georg Braun en Frans Hogenberg. Collectie Groninger Archieven (817-1985). Marjan Brouwers
33
De kerk gezien van de voorzijde. De hersteloperatie lag jarenlang stil, waardoor het gebouw inmiddels een haveloze indruk wekt. Foto Duncan Wijting.

Voorjaar, 2025. De dakruiter op de dorpskerk van Overschild glimt in het lentezonnetje. Het ijzerwerk van de drie neoclassicistische rondboogvensters en de houten balustrade staan strak in de verf.

In de theeschenkerij naast de kerk geurt de koffie en staan de eerste schoteltjes appelgebak met slagroom op de tafels. Dat is de droom van Jur Bekooy, bouwkundige bij Groninger Kerken. Maar zover is het nog niet: de kerk is hard toe aan onderhoud en restauratie en – als gevolg van de aardbevingen – schadeherstel en bouwkundige versterking.

Overschild is een jong dorp dat in de tweede helft van de negentiende eeuw is ontstaan in een afgelegen gebied op zachte, veenachtige grond. De kerk stamt uit 1880 en de consistorie aan de achterzijde is er in de jaren twintig aan toegevoegd. Bekooy: ‘Het adagium voor kerkgebouwen in die tijd was dat ze sober en doelmatig moesten zijn om in aanmerking te komen voor een bijdrage van de Koning. Ingenieurs van Rijkswaterstaat controleerden of een nieuwe kerk aan die eisen voldeed, vandaar de term Waterstaatskerken.’ Vergeleken met de vele middeleeuwse kerken in Groningen, met hun metersbrede muren en kloostermoppen, is de kerk in Overschild een lichtgewicht. Dat kan ook niet anders, want de ondergrond bestaat uit veen en ‘prut’, zoals Bekooy het noemt. ‘Een lichte kerk op slappe grond. Daarmee moet je met je regelmatige onderhoud rekening houden. Maar ja, Overschild ligt in het aardbevingsgebied en net als de meeste woningen hier heeft de kerk aanzienlijke bevingsschade opgelopen.’

Scheuren en gaten

Een bezoek aan Overschild leert dat de bouwkundige van Groninger Kerken niet overdrijft. Scheuren in muren en pleisterwerk, gaten in het tongewelf en een verzakte vloer laten zien dat de kerk in een bijna ruïneuze staat verkeert. Na de zware beving van 2012 bij Huizinge constateerde Bekooy de eerste scheuren in de kerk. ‘Onze kerken zijn best stevig. Een scheur meer of minder hoeft niet meteen verholpen

Boven: De achterzijde van de kerk, met de in de jaren ’20 aangebouwde consistorie. Foto Duncan Wijting. De entree van de kerk aan de Graauwedijk. Foto Duncan Wijting.
34
Onder: De geprojecteerde transparante aanbouw aan de achterc.q. zijkant van de kerk. Tekening Holstein restauratie architectuur.

te worden. Maar met scheuren gaat het net als met blauwe plekken. Als je vaak genoeg een klap krijgt op dezelfde plek, gaat dat behoorlijk pijn doen.’

Omdat de kerk een waardevol Rijksmonument is, schakelde Groninger Kerken in 2014 restauratiearchitect Holstein in om de bevingsschade op te nemen. Bekooy: ‘We hebben meteen gezegd dat we voor dit gebouw geen huisarts, maar een specialist wilden inschakelen. De architect constateerde inderdaad bevingsschade, maar gaf ook aan dat de kerk toe was aan restauratie. Daarom is besloten om het schadeherstel en de restauratie te combineren.’ En daar blijft het niet bij: de kerk moet ook bouwkundig worden versterkt. Bekooy: ‘Het doel van versterking is dat mensen veilig het gebouw kunnen verlaten als zich een aardbeving voordoet. Daarvoor zijn normen vastgesteld en daar voldoet deze kerk niet aan. Het gebouw is dus niet veilig en is daarom gesloten voor publiek.’

Passende doorbestemming

Tijdens de gesprekken met de restauratiearchitect kwam ook de doorbestemming van de kerk aan de orde. Bekooy: ‘Wij willen onze kerken in stand houden en er iets aan toevoegen. De essentie van doorbestemming is dat de kerk beschikbaar blijft voor een dorp en dat er nog steeds gerouwd, getrouwd en gekerkt kan worden. Daarnaast willen we het gebouw een maatschappelijk relevante, publieke functie geven, die past bij de omgeving. Kerkbehoud is duur en daarom zoeken we naar een passende vorm van exploitatie. Zo moet Overschild een rustpunt worden voor wandelaars en fietsers in onder andere het natuurgebied Roegwold. Zo’n bestemming moet je bekijken in relatie tot het dorp. We hebben stevige gesprekken gehad. Mensen houden van de rust en hebben al veel voor hun kiezen gehad. De busjes van aannemers die huizen versterken, slopen en nieuwbouwen rijden hier af en aan. Daarom hebben we in de loop van het proces gekozen voor een bescheidener, transparante aanbouw aan de zijkant van de kerk. Daar moet een

ontvangstruimte met theeschenkerij komen, inclusief een nieuwe entree die ook toegang tot het gebouw biedt voor mensen met een beperking. De huidige toegang tot de kerk is namelijk erg hoog met een lastige trap.’ Het restauratieplan, het ontwerp van de nieuwe uitbouw en de inrichting van de consistorie zijn gereed en Groninger Kerken heeft de benodigde vergunningen binnen. Ook is duidelijk wat er moet gebeuren om de aardbevingsschade te herstellen en het gebouw te versterken. Toch staat de kerk er in het najaar van 2022 nog haveloos bij. ‘We hebben vertraging opgelopen, onder andere doordat de versterkingsoperatie in 20182019 zogenaamd “on hold” is gezet. Nu scheelt het dat wij met onze historische kerkgebouwen in eeuwen denken, niet in jaren. We hebben geduld en denken sowieso goed na voor we een monument aanpakken.’

Inmiddels heeft de Nationaal Coördinator Groningen samen met constructeur en architect de versterkingsplannen nader uitgewerkt en zit er schot in de zaak. ‘Als er geen kink in de kabel komt, beginnen we in januari 2023 en kunnen we dit project in het voorjaar van 2025 afronden.’

Eerst aansterken, dan versterken Vooruitkijkend somt Bekooy op wat het bouwteam gaat doen. ‘Eerst wordt alle bevingsschade hersteld en voeren we de restauratie uit. We brengen bijvoorbeeld de dakruiter terug in de oorspronkelijke staat, dus met een bakstenen onderbouw en een zinken bekleding van de spits. De oorspronkelijke kleuren komen terug en de consistorie wordt in de stijl van de jaren twintig gerestaureerd. We maken er een vitaal, krachtig gebouw van. Pas daarna gaan we de kerk versterken. In feite laten we de patiënt aansterken, zodat hij de operatie goed kan doorstaan.’

Die versterking heeft nogal wat voeten in aarde. Zo zijn testen uitgevoerd om de stijfheid van de dunne bakstenen muren te berekenen. Op die manier kan het bouwteam de juiste versterkende maatregelen nemen.

37
‘Nu scheelt het dat wij met onze historische kerkgebouwen in eeuwen denken, niet in jaren.’
Boven: Decoratieve gietijzeren stijlen in de preekstoeltrap. Foto Duncan Wijting. Onder: In het sobere kerkgebouw is veelvuldig gebruik gemaakt van gietijzer, zowel functioneel als decoratief, zoals hier aan het zeskantige klankbord van de preekstoel. Foto Duncan Wijting.

Het meest spectaculair – voor leken in ieder geval – is de constructie van de nieuwe fundering onder de kerk. Daarvoor wordt de hele kerk van de oude fundering ‘doorgezaagd’ en tijdelijk een meter hoger geplaatst (‘gelift’) op een nieuwe fundering. Nieuwe palen in de grond zorgen samen met de nieuwe fundering voor stabiliteit. Dempers tussen fundering en muren moeten de kerk beschermen tegen trillingen in de ondergrond. Het is in Groningen voor het eerst dat deze methode met base isolation wordt gebruikt voor een kerk. Gelijktijdig begint het laatste deel van het project: de aanbouw en de verduurzaming.

Bekooy: ‘Waar Groninger Kerken de kans krijgt gaan we van het gas af. Ook in Overschild. We installeren een warmtepomp voor aardwarmte in de facilitaire ruimte in de consistorie en er komen zonnepanelen op het platte dak van de aanbouw. Verder onderzoeken we of we de warmte in de zomer onder de dakpannen kunnen opvangen en opslaan als energie om in de winter weer te gebruiken als verwarming.’

Appeltaart met slagroom

Als de werkzaamheden achter de rug zijn, gaat Groninger Kerken in gesprek met een exploitant voor de theeschenkerij. Bekooy:

‘Als de stofwolken letterlijk zijn opgetrokken verwacht ik dat we hier een bijzonder rustpunt hebben gecreëerd met een vitale, zorgvuldig gerestaureerde kerk en een aantrekkelijke locatie voor dorp en wandelaars en fietsers om te genieten van koffie of thee en uiteraard een lekker stuk appeltaart met slagroom.’

Over de auteur

Marjan Brouwers (Midwolde, 1963) woont en werkt in de stad Groningen. Ze schrijft interviews en columns, achtergrondartikelen en websiteteksten, brochures en jubileumboeken. Verder heeft ze een aantal romans en non-fictie boeken op haar naam staan, zoals Leegland in 2020 en Tussen de Dijken. Herinneringen aan het Ambonezenbosje in 2022.

38
De kerk van Overschild op een ansichtkaart van omstreeks 1920-1925. De kerk kreeg pas in 1926 een eigen predikant. Dat jaar werd links van de kerk een pastorie gebouwd. Collectie Groninger Archieven.

Licht in het donker

Wereldse lichtjesfeesten

Bij aankomst in de kerk is het buiten nog niet donker, maar in de kerk zijn de lampen gedimd en branden er overal kleine lichtjes en (elektrische) kaarsen. De sfeer zit erin! De kinderen nemen plaats op een kussen in de kring en kijken vol verwondering rond. Wat is de kerk groot en wat is er veel te zien. En wat is dat voor kandelaar met negen kaarsen?

Over de hele wereld worden kaarsen en andere lichtjes aangestoken wanneer het donker is. Op bijzondere dagen, tijdens (religieuze) feesten en vieringen, branden ze met een speciale reden. Ze zijn een symbool, zijn onderdeel van een belangrijk verhaal of zorgen voor de juiste sfeer. Feesten waarin licht een centrale rol speelt, worden ook wel lichtjesfeesten genoemd. Over dit thema praatten we met kinderen van groep 5 en 6 in november in de Schoolkerk van Garmerwolde. Schoolklassen uit de hele provincie Groningen kwamen voor het tijdelijke programma Feest! Licht en Donker naar de middeleeuwse kerk en losstaande toren.

Licht en donker

Nadat de kinderen de ruimte in zich hebben opgenomen, praten we met ze over licht, donker en feesten zoals Chanoeka, Divali en Kerstmis. Wat kan je niet doen als het donker is, vragen we aan de groep. Kan je tekenen? Fietsen? Gamen? En wat kan je prima als het donker is? Er gaan vingers omhoog: Slapen! Praten! Tv-kijken! En wat voor lampen en lichtjes heb je zelf thuis? Wanneer doe je die aan? Met hun verjaardag blazen veel kinderen kaarsjes uit op een taart, vertellen ze. Een van de kinderen vertelt dat ze in de kerk ook weleens een kaars aansteekt om haar opa en oma te herdenken.

41

In het midden van de kring staan speciale lichtjes die bij een religieus feest horen: een chanoekia , een diya en een verlichte kerstboom. De chanoekia is een kandelaar die wordt gebruikt tijdens het joodse feest Chanoeka. Tijdens de acht dagen van Chanoeka steken joodse families elke dag een kaars aan in deze kandelaar, gebruikmakend van een speciale negende kaars. Met Chanoeka vieren joden dat ze de grote tempel in Jeruzalem weer konden gebruiken voor hun geloof. De chanoekia verwijst naar het wonder dat de grote kandelaar in de tempel acht dagen bleef branden, al was er maar een heel klein beetje olie.

De diya is een aardenwerken kommetje gevuld met olie of geklaarde boter ( ghee) die tijdens Divali centraal staat. Dit hindoeïstische feest duurt een paar dagen en hiermee wordt de overwinning van het goede over het kwaad gevierd. Divali is een feest van bezinning,

het lichtje helpt daarbij. Mensen denken na over wat ze bereikt hebben dat jaar en wat ze nog willen doen.

Tijdens Divali staan huizen vol met diya’s en wordt er door gezinnen uitgebreid gegeten. De lichtjes lokken tevens de geluksgodin Lakshmi naar binnen, die het huis en het gezin beschermt.

De kerstboom wordt door mensen in huis gezet rond Kerstmis, een van oorsprong christelijk feest. De versierde kerstboom heeft een meervoudige oorsprong. De lampjes en kaarsen die worden aangestoken in deze tijd zorgen voor licht in de duisternis. Ze verwijzen tevens naar de centrale christelijke figuur Jezus, die zichzelf ‘licht voor de wereld’ noemde (Joh. 8:12). Het in huis halen van takken en hele naaldbomen zou al door de Germanen en Romeinen zijn gedaan, ze stonden symbool voor goddelijkheid en vruchtbaarheid.

Bijzondere betekenis

Met de kinderen praten we op een toegankelijke manier over deze speciale lichtjes en feesten. De boodschap, dat lichten een bijzondere betekenis kunnen hebben voor mensen, komt zeker over. Daarna is het tijd om zelf met lampen en lichtjes aan de slag te gaan. De kinderen speuren in de Feest!-tentoonstelling in de toren naar alle bijzondere lichtjes die er branden. Daarnaast gaan ze met papier en stiften aan de slag en maken een eigen lichtjeshouder om mee naar huis te nemen. Als ze daar thuis een kaarsje in aansteken, denken ze vast nog even terug aan hun bezoek aan de Schoolkerk in Garmerwolde.

In gesprek Feesten en vieringen zijn een goede manier om kennis te maken met tradities en culturen van over de hele wereld

43 42
‘Iedereen viert feest, maar wat je viert en hoe je dat viert verschilt.’
Kinderen verwonderen zich over de nieuwe trap in de oude toren. Dit hadden ze niet verwacht. Foto Ronny Benjamins. Samen de kerk ontdekken en in gesprek over de bijzondere lichtjes. ‘Kijk eens om je heen. Wat zie je allemaal? Wat vind je bijzonder?’ en ‘Kijk eens op het kleed. Welk lichtje herken je?’ Foto Ronny Benjamins.

en erover in gesprek te gaan. Want iedereen viert feest, maar wat je viert en hoe je dat viert verschilt. De Schoolkerk in Garmerwolde is de plek voor educatie-activiteiten van Groninger Kerken. Daar leren kinderen en jongeren over ons bijzondere erfgoed en de achtergrond van allerlei seculiere en religieuze feesten. In de eeuwenoude toren naast de kerk is de tentoonstell ing Feest! In Oost en West ingericht. Deze is onderdeel van het landelijke museale project ‘Weet wat je viert’. Kinderen en volwassenen maken in de tentoonstell ing op interactieve manier kennis met feesten uit de islam en het christendom.

Over de auteur Tekla Slangen (slangen@groningerkerken.nl) is educatief medewerker bij Groninger Kerken. Ze ontvangt zowel klassen in de Schoolkerk in Garmerwolde als in de Akerk in Groningen en ontwikkelt nieuwe programma’s binnen de educatieafdeling. Een goede combinatie, voor iemand die religiewetenschappen studeerde en de Pabo deed.

Groninger Kerken

Jaargang 39, aflevering 4 – december 2022

Groninger Kerken is een uitgave van de Stichting Oude Groninger Kerken. Donateurs die jaarlijks minimaal € 25 betalen, ontvangen het magazine vier keer per jaar. Wilt u donateur worden? Neem dan contact met ons op of raadpleeg de website.

Kernredactie

drs. R.H. Alma

drs. I. Basteleur

R. Compaan

dr. C.P.J. van der Ploeg

drs. P. Wageman

Eindredactie

drs. M. Hillenga

Redactieraad

dr. C.P.J. van der Ploeg, voorzitter

drs. M. Hillenga, secretaris

drs. R.H. Alma

drs. A. van Deijk

dr. A.J.M. Irving

dr. A.B. Mulder-Bakker

J.F. Oldenhuis

Grafisch ontwerp

Jochem.studio

Drukwerk

MarneVeenstra, Groningen

Omslagfoto

Avondmaalsbeker uit 1772 van de Akerk. Bruikleen Stichting

Der Aa-kerk aan Groninger Museum, foto John Stoel.

Beschermheer van de stichting

mr. drs. F.J. Paas, Commissaris van de Koning in de provincie Groningen

Raad van toezicht

mr. R. Zwart, voorzitter

dr. E.A.M. Bulder, vice-voorzitter

ir. P.E. Bekkering

drs. C.J. Kool

drs. M. van Zanten

Advertenties

Voor meer informatie en tarieven over adverteren in ons tijdschrift kunt u contact opnemen met het secretariaat van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Contact- en redactieadres Groninger Kerken Coehoornsingel 14 9711 BS Groningen

050 – 312 35 69 info@groningerkerken.nl www.groningerkerken.nl

Organisatie voor Monumentenbehoud (POM).

Kerk open, kom binnen!

Veel van onze kerken hebben de deuren 'los' voor bezoekers. U bent van harte welkom. Kerk open, kom binnen! www.groningerkerken.nl

Professionele
ISSN 0169-3719
VERNIEUWEN
UW RESTAURATIE IN VERTROUWDE HANDEN
GEEFT ENERGIE BGDD.NL
Bolsward Dokkum | Groningen
44
Kinderen maken een eigen lichtje van karton. Er wordt geknipt, geponst en getekend. Sommigen gaven het lichtje cadeau aan hun oma, klasgenootje of hun kat. Foto Ronny Benjamins.
B O U W E N E N R E S T A U R E R E N ook aardbevingsschade kunnen wij vakkundig herstellen KK www.dijkstradegraaf.nl info@dijkstradegraaf.nl tel: 0511-408272 BOUWBEDRIJF DIJKSTRA DE GRAAF ENGWIERUM BOUWBEDRIJF DIJKSTRA BUTENDYKSWEI 9132 Tel: Fax: info@dijkstradegraaf.nlwww.dijkstradegraaf.nl Heerdweg 5 9981 TA Uithuizen | 0595 435 678 www.sietsemabouw.nl info@sietsemabouw.nl sietsemabouw Sietsema aannemersbedrijf MET LIEFDE EN PASSIE ONDERHOUDEN WIJ ONS ERFGOED Studio 212 Fahrenheit 212f.nl W W W K I J L S T R A B R O U W E R N L Adverteren in Groninger Kerken? Neem contact op met het secretariaat van de Groninger Kerken via 050 312 3569 of info@groningerkerken.nl
w a a r n e m e n h e r k e n n e n o n t w e r p e n r e a l i s e r e n & o p l e v e r e n b e h o u d e n Sebast aankerk e B erum HOLS TEIN restauratie architectuur www.holstein-restauratie.nl Groen in goede handen Industrieweg 33 9781 AC Bedum T (050) 301 25 00 E info@groenwerf.nl WWW.GROENWERF.NL Dàt is onze KRACHT Voeg en restauratiebedrijf Voor meer informatie mail ons: bouwserviceboonstra@hotmail.nl Noordveenkanaal Noordzijde 21 7831 AW Nieuw-Weerdinge 0591- 522258 Cuxhavenweg 3-2 9723 JK Groningen 050 2100 194 06 2688 8044 info@tomfeith.nl www.to mfeit h.nl De Stelling 5 9774 RB Adorp Tel. (050) 306 12 79 mob. 06 22 42 31 61 info@schoonmaakbedrijfzeeman.nl www.schoonmaakbedrijfzeeman.nl Schoonmaakbedrijf / Gevelonderhoud ZEEMAN v.o.f. Net dat beetje meer! O A.: - SCHOLEN, KANTOREN ETC - GLAZENWASSERIJ - TAPIJTREINIGING - KUNSTSTOF REINIGING - BETONREPARATIE - GEVELREINIGING - NEVELSTRALEN - GRAFFITI VERWIJDEREN - IMPREGNEREN(MUREN) - KUNSTSTOF VLOEREN - GIETVLOEREN - COATINGVLOEREN - ANDERE VLOEREN OP AANVRAAG Voor kompleteschoonmaakservice!
Rijksweg 167 9792 pd Ten Post t 050 301 05 50 info@menseruiter.nl Mense Ruiter Orgelmakers bv Timmer- en restauratiewerken | Interieur ontwerp en uitvoering | Deskundig in duurzaam (ver)bouwen GK_202012.indd 156 03-12-20 10:30 De Schilder, de beste vriend van je huis Schildersbedrijf W. Dijkema Noorderstraat 5 9989 AA Warffum telefoon (0595) 42 22 67 Ook leveren wij professionele verven, dubbele beglazing, voorzetramen en alle bijkomende schildersmaterialen handmatige belettering in natuursteen advies bij en uitvoering van eigen ontwerp en ideeën restauratiewerk 0595 492242 info @ deschreef.nl www.deschreef.nl GEDENKSTENEN | EERSTE STENEN | GEVELSTENEN | RELIËFS | GRAFMONUMENTEN NAAMBORDEN Al jaren vertrouwd partner van de SOGK vertrouw ons ook úw bouwwerk toe! H. Pot bouwbedrijf (ver)bouwen met overleg Onderhoud, verbouw, renovatie, nieuwbouw en alle materialen voor de doe-het-zelver Hoofdweg 25 9795 pa Woltersum (050) 302 15 55 www.bouwbedrijfpot.nl vertrouw ons ook úw bouwwerk toe!
www.carlavanderburg.nl www.kinderuitvaart-groningen.nl Sietsema aannemersbedrijf COMMUNICATION, ART & DESIGN www.212f.nl GK_202012.indd 157 03-12-20 10:30 De Schilder, de beste vriend van je huis Schildersbedrijf W. Dijkema Noorderstraat 5 9989 AA Warffum telefoon (0595) 42 22 67 Ook leveren wij professionele verven, dubbele beglazing, voorzetramen en alle bijkomende schildersmaterialen handmatige belettering in natuursteen advies bij en uitvoering van eigen ontwerp en ideeën restauratiewerk 0595 492242 info @ deschreef.nl www.deschreef.nl GEDENKSTENEN | EERSTE STENEN | GEVELSTENEN | RELIËFS | GRAFMONUMENTEN | NAAMBORDEN Al jaren vertrouwd partner van de SOGK vertrouw ons ook úw bouwwerk toe! H. Pot bouwbedrijf (ver)bouwen met overleg Onderhoud, verbouw, renovatie, nieuwbouw en alle materialen voor de doe-het-zelver vertrouw ons ook úw bouwwerk toe! Adverteren in Groninger Kerken? Neem contact op met het secretariaat van de Groninger Kerken via 050 312 3569 of info@groningerkerken.nl
Samen Zorgvuldig Passend

Actie Kerkbehoud

Gaten in het pleisterwerk, een verzakte vloer, rottend houtwerk. De vervallen dorpskerk van Overschild is toe aan een grondige restauratie.

Om dit te kunnen realiseren, vragen wij uw steun. Uw gift, groot of klein, is heel welkom.

Hoe u kunt bijdragen

U kunt uw bijdrage overmaken op rekeningnummer

NL97 INGB 0001 8151 81 ten name van Stichting

Oude Groninger Kerken o.v.v. Actie Kerkbehoud 2022.

groningerkerken.nl/actiekerkbehoud

Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.